Noord-Holland: typisch zeeklimaat
Het klimaat van Noord-Holland kent een aantal opvallende kenmerken, maar in grote lijnen heerst er een typisch zeeklimaat. Dat betekent gematigde temperaturen in de zomer en niet al te lage temperaturen in de winter. Maar komt de wind bijvoorbeeld uit het zuiden of het oosten, dan kan dat ook in Noord-Holland bijzonder warm of in de winter juist erg koud worden.
Temperatuur
In de duinvalleien, daar waar de duinen het breedst zijn, zoals bij Haarlem,
Bergen en Schoorl, kunnen tijdens rustige stralingsnachten soms heel lage temperaturen
worden gemeten. Tot in de voorzomer kan er nog nachtvorst voorkomen. In de zomer
overdag kunnen hier juist hoge temperaturen gemeten worden. Een ander gebied
met grotere temperatuurtegenstellingen is het meer landinwaarts gelegen en licht
heuvelachtige en bosrijke Gooi. Dit staat garant voor lage winterse minima en
in de zomer een groter aantal zomerse en tropische dagen dan elders in de provincie.
Bij een noordoostenwind scoort het KNMI-station Schiphol vaak hoge maximumtemperaturen
als gevolg van de bebouwing van Amsterdam.
Zon en
(zee)wind
In het voorjaar behoort de kop van Noord-Holland - binnen de Westfriese Omringdijk
Westfriesland genoemd - tot de zonnigste delen van het land. Bij een westen-
of noordwestenwind zien we boven het oosten van de provincie stapelwolken ontstaan
die boven het IJsselmeer of Markermeer weer oplossen.
Is er in het late voorjaar en de voorzomer weinig wind boven land, dan zien we nabij de kust in de middag een zeewind opsteken. Deze zeewind reikt vaak ongeveer tot de lijn Medemblik- Obdam-Zaanstreek. Langs het Markermeer zien we tijdens stabiel zomerweer in de middag soms een noordoostelijke “zeewind” opsteken. In het gebied tussen Den Oever en Enkhuizen kan dan in de middag dagenlang een vrij straffe noordoostenwind waaien.
Onweer
Noord-Holland is op onweersgebied een middenmoter. In september en oktober onweert
het ’s avonds en ’s nachts vaak aan de kust, wanneer onstabiele
lucht over het nog relatief warme zeewater strijkt. In de zomer onweert het
vooral boven het Gooi en rond Amsterdam. Zomerse dagen komen in Den Helder en
op Texel niet veel voor. Toch is het daar in de zomer goed toeven, omdat de
onweerskansen daar in de regel klein zijn en de zon vaker te zien is dan in
het binnenland.
Bijzonder
winterweer
In een arctische luchtstroming zien we vaak de meeste sneeuwbuien in Westfriesland.
De sneeuw blijft er doorgaans niet lang liggen. Ook neerslag, samenhangend met
fronten, bereikt de grond in de winter meestal als regen. Pas in het Gooi is
de kans op sneeuw veel groter.
Bij een dooi-inval “om de noord” hoeven we in Noord-Holland weinig spektakel te verwachten. Sneeuw brengen deze dooi-invallen hoogst zelden. Bij een bevroren ondergrond komt ijzel wat vaker voor. Interessant wordt het als een depressie ten zuiden van Noord-Holland trekt. Met name de kop van Noord-Holland profiteert dan van een betrekkelijk noordelijke ligging; het blijft er dan koud en er kan een flink pak sneeuw vallen.
Door het IJsselmeer en het Markermeer kan de winter soms bijzonder weer opleveren. Aan het begin van een vorstperiode wordt bij een oostenwind de vorst in het noorden en midden van de provincie getemperd. De wind komt dan over het IJsselmeer aangewaaid en zorgt ervoor dat het minder snel koud wordt. Wanneer de meren echter na enkele dagen vorst dichtgevroren zijn (dat kan soms heel snel gaan), dan krijgt het klimaat van Noord-Holland continentale trekjes. Zeker wanneer er op het ijs ook nog een sneeuwlaagje ligt. Duurt de vorstperiode langer, dan kan zich gemakkelijk een ijslaag van 10 tot soms meer dan 40 cm vormen. Dankzij de wind wordt het echter bijna nooit een vlakke ijsvloer.
Bij dooi kan het
wel een maand duren voordat alle ijs weer gesmolten is. Gedurende die tijd kan
zich boven en rond de smeltende ijsvlakten dagenlang hardnekkige mist handhaven,
die vaak een stukje het land op trekt. Bovendien kan het smeltende ijs gaan
kruien, en dan worden er soms metershoge ijsbergen gevormd. Bekende plekken
waar het ijs zich ophoopt zijn Uitdam, Marken, de Nek bij Schellinkhout, Wijdenes
en Oterleek. Het kruiend ijs kan grote schade toebrengen aan de oude zeedijken.