Friesland: Het land van Elfstedentochten, wind en veel water.
Het is begin mei rond twee uur ’s middags, een prachtige, bijna windstille, zonnige dag. In Hurdegaryp is het een graad of 18. Korte broek en T-shirt smeken om uit de kast gehaald te worden. Twintig minuten later doen de dikke trui en de winterjas hetzelfde. De zon is weg, het is mistig, de noordwestenwind is matig en de thermometer staat 8 graden lager. Op hetzelfde moment worden in de Friese zuidoosthoek op 40 km zuidelijker - de terrasstoelen buitengezet.
In de hele noordelijke
helft van Friesland is zo’n plotseling invallende, kille zeewind elk jaar
een zeer ongewenste voorjaarsgast. Hij draagt bij aan een bonte verzameling
weersverschillen. Hoewel de provincie amper 5753 vierkante kilometer groot is,
kent ze veel microklimaten; de Waddeneilanden, De Friese Wouden, het merengebied,
de hele kuststrook, de beboste zuidoosthoek, het weidegebied in het westen.
Op de eilanden is het in de lente overdag veel koeler dan landinwaarts. Vanwege
het nog koude zeewater is er weinig convectie en wolkenvorming. De eilanden
behoren daardoor tot het zonnigste, en ook winderigste deel van Nederland. Wanneer
er echter van oorsprong warme en vochtige lucht wordt aangevoerd komen wolkenvelden
voor, waardoor het kil blijft.
Op het vasteland van Friesland zien we van west naar oost in het voorjaar vaak
in Harlingen de zon en langs de grens met Groningen en Drente hangt een gesloten
wolkendek. Door het grotendeels ontbreken van convectie - en dus van buien -
is het nabij de kust in het voorjaar en de vroege zomer duidelijk droger dan
in de rest van Friesland.
In de herfst is het ‘dampende’ water in onstabiele lucht juist een
perfecte voedingsbodem voor (onweers)buien, die eenmaal boven land aangekomen
langzaam uitsterven. Het is dan in de hele Friese kuststrook verreweg het natst.
In de zomer komen vanwege grotere convectie landinwaarts de zwaarste (onweers)buien
voor op de zandgronden van de Friese Wouden en in de zuidoosthoek.
Zelfs aan weerszijden van de Friese meren kunnen afhankelijk van de windrichting
wel temperatuurverschillen van wel vier graden voorkomen.
In het weidegebied is het weer sterk afhankelijk van de windrichting. In de
zomer warm bij aflandige wind, relatief koud als de wind vanaf zee of het IJsselmeer
komt. In de winter is dit andersom. Dan vriest het bij oostenwind in bijna heel
Friesland.
Bij een noordwestelijke aanvoer van onstabiele, polaire lucht met winterse buien
smelt de neerslag in de relatief warme kuststrook snel weg. Globaal zuidelijk
van de lijn Franeker-Leeuwarden-Buitenpost vormt zich echter wel vrij gemakkelijk
een sneeuwdek. ’s Nachts koelt het daar dan ook gemakkelijker af. Vliegbasis
Leeuwarden op de klei is een vreemde uitbijter. Het gebeurt vrij regelmatig,
dat daar lagere temperaturen worden gemeten dan op goed opgestelde pure plattelandstations
elders in Friesland. Weeramateurs zetten dan ook af en toe vraagtekens bij de
Leeuwarder waarden. Mogelijk staan de instrumenten er in een soort ‘frosthole’.
Als het invallen van de dooi gepaard gaat met een sterke zuidwestenwind krijgt
de IJsselmeerkust er ‘s winters een toeristische attractie bij. Het ijs
op de voormalige Zuiderzee breekt en schuift kruiend de wal op. In sommige jaren
vormen zich dan ’ijsbergen’ van wel zeven meter hoogte.
Tekst met toestemming van de auteur deels uit: Het
Weer Magazine.
Alle klimaatcijfers, ook in de tabellen hebben als bron het KNMI, De Bilt.
Terug
naar home.