Het
verhaal
Dit is het verhaal van een gespleten familie
Ze groeiden allen op in Emmen, waar
Sjouke
Postma en
Janna Jans een hotel
runden. Hun drie oudste jongen werden geboren in Meppel, de andere drie
werden geboren nadat ze naar Emmen waren verhuisd. Sjouke was van
oorsprong een Fries, hij kwam uit een klein gehucht 'Zwarte Haan', hoog
in het Noorden. 4 huizen, een kroeg en een boerderij pal achter de
waddenzeedijk.
Zijn vader Jacob Jacobs Postma stierf jong op 38-jarige leeftijd. Zijn
weduwe Frouwkje Postma-Polstra en haar kleine jongens Jacob(1875) en
Sjouke(1874) en Klaas(1880)bleven achter met heel weinig middelen van
bestaan.
Een paar jaar later vond zijn moeder een andere man, die zijn leven wel
met haar wilde delen, maar op een voorwaarde: de jongens moesten
vertrekken.
Aangezien de arme vrouw geen inkomen had, werd de afspraak gemaakt. De
jongens Sjouke en Jacob gingen naar hun grootmoeder in Leeuwarden. Oma
stierf een paar jaar later, en de jongens gingen uit elkaar. Zijn broer
Jacob bleef in Friesland, Sjouke ging werken in hotels in Steenwijk,
later in Meppel. Geen school meer, alleen werken, werken.
Hier kwam hij de liefde van zijn leven tegen, Janna Jans van
Ruinerwold, kind uit een eenvoudige boerenfamilie. Van mijn vader weet
ik dat Sjouke als jongeman een keer of wat te veel dronk, maar hier
snel van genezen werd door de strenge Janna. Hij was geheelonthouder de
rest van zijn leven.
Twee kinderen stierven bij de geboorte.
Jacob
kwam ter wereld in 1901, toen
Hennie,
toen
Klaas. Allen geboren in Meppel.
Sjouke kreeg de kans het hotel van een zekere Meijer in
Emmen te runnen. Dus verhuisden ze, maar werkten nog veel in dienst van
een ander. Het vierde kind kwam, het eerste en enige meisje,
Frouwkje.
Maar Sjouke en Janna wilden hun eigen zaak hebben. Dus, met weinig of
geen geld, maar een hoop lef en ondernemerschap, lieten ze hun eigen
hotel bouwen, vlak bij de net gebouwde spoorweg en het nieuwe station
in Emmen.
De eerste jaren waren zwaar. Vooral Janna werkte hard, 's
morgens de eerste op, de laatste die 's avonds ging slapen. Sjouke was
meer een
man van ideeën, deed de boeken, en groeide meer en meer uit tot
een publiek figuur in Emmen.
Hij zat voor de Vrijheidsbond - de liberalen - in de gemeenteraad, en
later was hij ook al een vertegenwoordigde voor de drie noordelijke
provincies in Den Haag.
In 1910 werd hun vijfde kind geboren, mijn vader Johan
Sjouke, roepnaam
Joop.
Ze moesten hard werken, en alle kinderen moesten helpen in het hotel.
Maar het leven was goed en de zaken liepen. Tot de Eerste Wereldoorlog
in 1914. Een van de twee grootste stomme conflicten in deze eeuw, naast
zovele andere oorlogen. Nederland slaagde erin neutraal te blijven,
vele Belgen vluchtten naar Nederland, omdat ze niet een zinloze dood
wilden sterven in de "Killing fields" van Vlaanderen en Noord-Frankrijk.
Ze kwamen ook zover als Emmen, velen van hen verbleven in Hotel Postma.
Het zullen wel niet zulke best betalende klanten geweest zijn, maar
werden hartelijk verwelkomd door Sjouke en Janna. Om hen te eren voor
hun hulp, ontvingen ze een oorkonde, een "Mobilisatiekruis", waarvan u
rechts hiernaast een afbeelding ziet.
Vier jaar later was deze ramp voorbij. Om dit te vieren werd er een
Vredeskastanjeboom geplant in
de achtertuin.
Het leven ging door, zaken ook. In 1922 werd hun zesde(of achtste, als
je de twee doodgeboren kinderen meetelt) geboren. Weer een jongen,
Albert, roepnaam
Bert. Op dat moment
hadden de drie oudste jongens het ouderlijk nest al verlaten., Jacob en
Hennie waren gaan varen en Klaas studeerde voor architect in het Westen
van het land.
Frouwkje had veel muzikaal talent. Ze kon goed pianospelen,
speelde ook vele jaren orgel in de Hervormde Kerk en werd pianolerares.
Ze bleef haar hele leven ongehuwd.
Joop was waarschijnlijk de intelligentste van allen, niet erg technisch
of artistiek begaafd zoals enkele van zijn broers.
Bert, de Benjamin van de familie, was ook erg slim, en maakte het zijn
moeder met zijn levendigheid best wel lastig af en toe.
Er werd overeengekomen, dat Jacob, de oudste, het hotel over zou nemen.
Hij had vele jaren de catering op zee lijnen gedaan, maar wilde zich nu
op de vaste wal vestigen met de liefde van zijn leven, Frieda.
In 1932 werd begonnen met de bouw van de "Kolhoop" , een huis ontworpen
door zoon Klaas, als woning voor zijn ouders naast het hotel.
Uiteindelijk kwam alles goed met dit huis, maar een tijdlang zag het
daar niet naar uit. Zie:
Kolhoop.
Op dat moment waren al vier kinderen de deur uit: Jacob woonde in het
hotel ernaast, na vele jaren overzee. Hennie werd leraar, en vertrok
met zijn vrouw en eerstgeborene naar
Oost-Indië,
een plaats waar hij zijn hele leven een zwak voor zou blijven houden.
Klaas werkte als
bouwkundig ingenieur en architect in Utrecht met zijn vrouw Dora. Deze
broers hadden alle drie kinderen.
Joop ging theologie studeren, eerst in Groningen aan de universiteit,
later in Amsterdam. Hij werd later
doopsgezinde
dominee.
Alleen Frouwkje en Bert bleven bij hun ouders in de Kolhoop.
Het opkomende Nationaal-Socialisme wierp zijn onheilspellende schaduw
vooruit over Europa. Jacob
sympathiseerde met hun ideeën. zag de economische groei en het
gegroeide zelfvertrouwen in het oosten. Hennie was ver weg in
Azië, maar sympathiseerde totaal niet. Klaas was fel tegen.
Joop vernam tijdens zijn studie over de vreselijke manier waarop Stalin
zijn mede doopsgezinden behandelde in de Sovjet-Unie en zag in Hitler
een
goed tegenwicht hiertegen. Klinkt als de duivel met Beëlzebub
uitdrijven.
Hij nam ook de mogelijkheid aan, al in oorlogstijd, om naar het gebied
rond Danzig te gaan voor onderzoek, met hulp van de plaatselijke Duitse
autoriteiten. Een grote stommiteit, naar mijn overtuiging.
Oorlog en oorlogsgebeurtenissen dreven voorgoed een wig tussen de
familieverhoudingen. Triest maar waar.
Toen Duitse troepen Nederland in denderden, zoals ze overal elders in
Europa deden, was Jacob plaatselijk leidend figuur in de Nederlande
Nationaal Socialistische Beweging, werden Hennie en zijn familie door
de Jappen in kampen opgesloten, de bondgenoten van de nazis in
Azië, en richtte Klaas een verzetsgroep op en werd enkele jaren
later gedood door de Duitsers.
Joop, die nu doopsgezind predikant was, werd heel erg ziek, en lag op
sterven. Hij was in Davos in Zwitserland om te herstellen van
Tuberculose. Toen allen dachten dat hij de nacht niet meer zou halen,
gaf men hem. als laatste redmiddel, een medicijn met niets anders dan
een nummer. Het bleek een antibioticum te zijn en tot ieders verbazing
overleefde hij. Hij kwam terug naar Nederland, in oorlogstijd, kon
geen betrekking als predikant krijgen en werkte als gemeenteambtenaar -
voor de bezetters. Een opportunistische opstelling was hem eigen, en
hij had nu ook een vrouw en twee kinderen om voor te zorgen.
Frouwkje bleef bij haar ouders.
Bert
eerst ook, maar meldde zich later aan voor de Waffen SS, en kwam nooit
meer terug naar Nederland.
Sjouke stierf op 4 mei 1943, zowel wegens een zwakke gezondheid als ook
van verdriet om dat meerdere van zijn kinderen met de nazi's
sympathiseerden.
Gelukkig heeft hij niet meer mee hoeven maken dat zijn andere zoon
Klaas gedood werd door deze zelfde nazi's op 29 februari 1944.
In mei 1945, toen de bevrijding kwam, was de situatie als volgt:
Jacob en zijn vrouw waren gevangengezet als collaborateurs.
Hennie had vreselijke jaren overleefd in het jappenkamp in Indië,
evenals zijn vrouw en kinderen
Klaas was dood, gefusilleerd door de nazi's
Joop werd gezocht voor collaboratie, ging er na een tijdje vandoor, en
liet zijn vrouw kinderen zonder enige middelen van bestaan achter.
Frouwkje werd kort vastgezet, vooral vanwege haar broers denk ik.
Moeder Janna werd ook gearresteerd. De twee vrouwen werden vrij snel
vrijgelaten, ze hadden ook niet veel op hun kerfstok.
Bert kwam kortstondig naar Nederland om zijn moeder op te zoeken, werd
gezocht door de autoriteiten, als voormalig soldaat bij de Waffen SS en
vluchtte.
En opa Sjouke was een paar jaar daarvoor al gestorven.
In deze emotioneel failliete familie leek het nooit meer mogelijk
elkaar te mogen of elkaar niet zo te zien zitten op een normale manier.
Zoals het geval is in een normale familie.
Altijd zat er die oorlog tussen, met al zijn trauma's, leed, haat en
verdriet.
Het verdriet van het dakloze meisje,
uit het huis van haar grootmoeder getrapt samen met haar kleine
babybroertje, en geen enkele plaats waar ze naar toe kon gaan, omdat
iedereen opgepakt was wegens collaboratie.
Het verdriet van het tienermeisje,
die had zullen feesten en van het leven genieten, maar in plaats
daarvan in een Japans concentratiekamp terecht kwam.
Het verdriet van het jochie van zeven,
wiens vader werd doodgeschoten en achterbleef met een door verdriet
geslagen moeder, broer en zuster.
Het verdriet van een zuster die
hield
van al haar broers, ongeachte welke politieke keus ze maakten in de
oorlogsjaren, en hierdoor innerlijk verscheurd werd.
Het verdriet van een moeder en haar twee
hele
jonge dochters, die moest sappelen op een wrakke woonschuit met
praktisch geen middelen van bestaan nadat haar echtgenoot er vandoor
was gegaan.
Het verdriet van een jonge man die zelf al
vader was,
die op een en dezelfde dag zijn enige broer verloor en te horen kreeg
dat de identiteit van zijn vader een leugen was.
En dat is, wat mij betreft, waar dit allemaal over gaat.
Terug naar het hotel
Naar het familieportret