Joop
Een vat
vol tegenstrijdigheden was hij, mijn vader. Een toegewijd predikant,
die zich bekommerde om de gemeenschap waar hij voor werkte.
Een geweldige leraar, met leerlingen die hem graag mochten en het 30
jaar later nog steeds over zijn lessen hadden. Lichamelijk niet sterk,
maar zeer produktief gedurende zijn hele leven. Hij combineerde
lesgeven, preken,
schrijven en de studie van Friese en doopsgezinde/mennonietische
geschiedenis. En reizen, als het zo uitkwam.
Hij leidde het leven van een zwerver in Zuid-Amerika, en een heel
gedisciplineerd leven nadien.
Niet geliefd bij iedereen binnen de Nederlandse doopsgezinde
broederschap, alom bekend en geliefd bij andere Mennonieten in
Duitsland, Zwitserland, Noord- en Zuid-Amerika.
Joop als jonge man
Johan Sjouke, zoals hij voluit heette, roepnaam Joop, werd geboren in
de herfst van 1910, in het hotel dat zijn ouders een jaar daarvoor
hadden laten bouwen. Zijn geboorte kwam zijn
moeder niet zo goed uit, die zelfs op de dag dat zij hem baarde nog
schijnt te hebben doorgewerkt.
In later jaren vertelde hij ons, dat hij aanvankelijk geen gewenst kind
was. Of dit nou de hele waarheid is of niet, het is zoals hij het
voelde, en dit gevoel heeft zijn gedrag zijn hele leven lang
beïnvloed.
Net als zijn broers en zuster hield hij veel van zijn moeder. Met een
zus die 4 jaar ouder was, en zijn 3 broers 6 en meer jaren oud, was hij
natuurlijk het kleine broertje, waarschijnlijk wel een beetje verwend.
Totdat 11 jaar nadien Bert werd geboren.
Hij was duidelijk een intelligent kind. Niet zo handig als zijn oudere
broers Klaas en Hennie. Veel dingen speelden zich
in
zijn hoofd af, in zijn gedachten. En in die gedachten leefde hij zijn
leven lang.
Hij was als kind graag alleen, maar deed ook wel mee aan diverse
buitenschoolse activiteiten. Was lid van de plaatselijke Emmer
voetbalclub, had ook meegedaan aan het oprichten ervan. Was vele
jaren bij de padvinderij. Ging op fietstochten samen met jongens uit
het dorp, om familie in Friesland te bezoeken, de geboorteprovincie van
zijn vader Sjouke.
Na de lagere school, hij moest toen ook al af en toe helpen in het
hotel(dat moesten ze allemaal), ging hij naar de H.B.S.(Hogere Burger
School), gevestigd in een
oud kloostergebouw in Ter Apel.
Hij maakte die school af met goede cijfers in 1928. De voor de hand
liggende volgende stap was de universiteit.
Het verhaal dat hij later vertelde, was dat hij vanaf kindsbeen af
theologie had willen studeren. Dit moge waar zijn, hij heeft ook een
tijdje Engelse taal en letterkunde uitgeprobeerd.
Omdat hij geen klassieke talen had geleerd, aangezien de school in Ter
Apel geen
Gymnasium was, studeerde hij eerst twee jaar Latijn en Grieks in
Groningen, waar hij toen ook woonde. Daarna pakte hij de studie
theologie op.
Zijn moeder was hervormd, zijn vader doopsgezind.
Joop
koos al vroeg voor het doopsgezindendom, en moest zodoende zijn studie
afmaken op het doopsgezind Seminarie in Amsterdam. Een persoon die erg
belangrijk voor hem was in die tijd was Professor Kühler. Hij
stortte zich ook wel in het studentenleven, niet zozeer om te feesten
en te zuipen alswel om te debatteren. Hij was een goeie debater, en
naar het schijnt heeft hij, door een aantal van zijn tegenstanders 'in
de hoek te praten' hiermee ook vijanden gemaakt. Later namen enkele van
hen wraak in de politieke constellatie van de jaren 40 en 50. De
collega predikant Leendert Knipscheer is hier het vermelden waard. Hij
drong er op aan, Joop's onderzoekspapieren over Mennonitische
geschiedenis door de papiervernietiger te gooien, toen Joop en zijn
gezin uit hun huis gezet waren in de roerige naoorlogse periode. Wraak
voor verloren debatten in eerdere jaren.
Op de universiteit, vernam hij over het vreselijke lot van de
Mennonieten in de Sovjet-Unie, tijdens het onmenselijke regime van Stalin.
Een van van de afschuwelijke schurken in deze eeuw.
Joop was van mening, dat iets tegen deze catastrofe ondernomen moest
worden. Naar zijn idee zou hierbij een sterk Duitsland zeer zinvol
kunnen zijn(waar toevallig net Hitler staatshoofd was). Klinkt als de
duivel met Beëlzebub uitdrijven.
Gedurende deze periode hielp hij ook het leven redden van een Duitse
Joodse arts genaamd Wolf. Diens huis was beschadigd in the
Kristallnacht
in 1938. Wolf wilde het land uit vluchten.
Zijn zoon was al in Nederland en kon hen helpen door te reizen naar de
VS.
Maar: 1.De Nederlandse autoriteiten stuurden bij de grens alle Joodse
vluchtelingen weg, terug de Nazi-terreur in. 2. Ze hadden geld nodig
voor de boot.
Joop hielp hen de grens overgaan in een auto, en ging toen per trein
terug Duitsland in om de door de Wolfs verstopte juwelen te halen, om
de reis naar de
VS te kunnen betalen. Op de terugweg was hij natuurlijk
doodsbenauwd, de douane zou per slot van rekening de juwelen in zijn
zakken kunnen vinden.
Bij de grensovergang, wist hij plotseling wat hij moest zeggen tegen de
douane. "Hebt u iets aan te geven?", vroeg de man. "Ja", antwoordde
mijn vader, "ik heb de zakken vol diamanten". De waarheid. De man tikte
met zijn wijsvinger tegen zijn voorhoofd en liep door.
Op die wijze zijn de levens van dokter Wolf en zijn vrouw gespaard.
Hij wilde afstuderen op het onderwerp Mennonitische geschiedenis. Dus
kreeg hij, door connecties, de kans om naar kasteel Oliwa te gaan,
vlakbij Gdansk(Danzig) in wat nu Polen is, maar toen Duits was en bezet
door de Nazi's. Het stomste wat je kon doen, naar mijn idee. Hij bleef
er 3 maanden, en deed er onderzoek.
Terug in Nederland, hij was al
predikant, werd hij ziek. Heel, heel erg ziek. Het bleek tuberculose te
zijn. Hij ging naar Davos
in Zwitserland, om te herstellen.
Voor velen die daar naar toe gingen, betekende dit het einde. Pakweg 2
van 3 herstelden nooit en stierven daar.
Dat was ook Joop's voorland. Maar, in de nacht dat hij meer dan 40
graden koorts had, en iedereen dacht dat hij erin zou blijven, gaf men
hem een medicament. Met geen naam. Alleen een nummer. Wie weet,
misschien helpt het........ Het was een antibioticum en Joop
genas volledig. Hij was lichamelijk nooit sterk, maar zeer
gedisciplineerd, een matig eter, dronk helemaal geen alcohol, rookte
niet(na zijn tbc-periode was hij erg anti-roken), ging vroeg naar bed
en stond op tijd op. Hij haalde de leeftijd van 84 met slechts
anderhalve long.
Op de leeftijd van 33, kwam hij mijn moeder tegen, die hij al van
daarvoor kende, en trouwde haar. Ze was tien jaar jonger. Aangezien hij
als dominee niet aan de bak kon komen, nam hij de - naar mijn mening -
zeer onverstandige beslissing om als provinciaal ambtenaar in Assen te
gaan werken, dus tijdens de Duitse bezetting. Hij nam ook gedurende een
aantal weken het ambt van burgemeester van de stad Meppel op zich(de
stad waar zijn drie oudste broers Jacob,
Hennie en Klaas geboren waren), naar zijn eigen
zeggen omdat ze niemand anders konden vinden. Ook hier, een superstomme
beslissing naar mijn opvatting. Hiermee committeerde hij zich volledig
aan de bezettingsmacht. Hij en zijn vrouw kregen
twee dochterjes, mijn twee oudste zusters.
De geallieerden bevrijdden ons land. Dit betekende geen
vrijheid voor Joop.
Hij had wat radiopropaganda gedaan, hij had als ambtenaar gewerkt in
dienst van de bezetters, het burgemeesterschap, allemaal tamelijk
belastende zaken.
Hij werd gearresteerd, maar weer vrijgelaten, hangende de procedure.
DokterWolf schreef een brief vanuit America ten gunste van hem, waarin
hij vertelde wat Joop voor hen had gedaan. Overigens, ook verwijzende
naar sommige zonderlinge opvattingen('odd views') van de heer Postma,
uitgaande van politieke concepten meer ingegeven door religieuze
uitgangspunten dan door fundamentele levenswijsheden('political
concepts more induced by religious conceptions than necessities of
life'). Nogmaals zeer tegenstrijdig allemaal.
Wat daarna kwam voelde als een mes in de rug voor Joop: men wilde hem
het recht ontzeggen om gedurende 10 jaar het ambt van predikant uit te
oefenen. Dat was het moment dat hij besloot te vluchten.
Het jonge gezin woonde al op een gammele woonboot, nadat ze uit hun
huis in Assen gezet waren, en Joop ontvluchtte het land, zijn vrouw en
twee kinderen achterlatend. Hij zag hen 3 jaar lang niet terug, alleen
maar brieven.
Hij ging naar Gronau, pal over de grens, naar een kamp
voor Mennonitische vluchtelingen, die uit Pruisen verdreven waren.
Net als zijn jongere broer Bert,
slaagde hij erin papieren te krijgen van een soldaat die aan het
Oostfront was gesneuveld,
met de hulp van een mennonitische textiel-industrieel uit Gronau.
De identiteit die hij aannam was die van: Heinz Wiebe.
Later vertrok hij naar kamp Backnang, en vandaaruit met een boot vol
Mennonieten naar Zuid-Amerika, de Charlton Monarch. Ze waren bijna
verdronken onderweg, het was een drijvend wrak.
Het kamp in Gronau
De naam Wiebe paste hij later in zijn leven nog eens toe, hij gaf hem
zijn zoon als voornaam. Dat ben
ik.
Het identiteitsbewijs van Heinz Wiebe
Het
is een mooie Friese naam, maar met wat ik nu weet, kan ik het niet
helpen dat ik er soms gemengde gevoelens over heb.
Uiteindelijk, in Paraguay, nadat hij eerst wat rondgezworven had,
onthulde hij zijn ware identiteit tegenover de leiding van het
Mennonite Central Committe, die hem geholpen hadden Europa te verlaten.
Die voelden zich natuurlijk misbruikt in hun goede vertrouwen en waren
boos. Later in zijn leven, werd hij weer zeer bevriend met hen. (Dit
staat beschreven in het boek "Up
from the Rubble", van Peter & Elfriede Dyck).
Zijn vrouw Anneke, hoewel succesvol als direkteur van een
meisjesinternaat in Amsterdam, besloot zich weer bij hem te voegen in
Paraguay.
Wat haar gemotiveerd heeft om haar goede betrekking ter verlaten en hem
achterna gaan naar het oerwoud, ik verbaas me er nog over. Zal wel
liefde
geweest zijn.
Maar goed, het is een van de redenen dat ik er überhaupt ben
gekomen, dus ok.
Het gezin herenigde zich in Paraguay. Joop werkte als
predikant en leraar in de Mennonietenkolonies.
Ze oefenden het boerenbedrijf wat uit, net als alle anderen daar.
Een derde dochter, Sietske, werd geboren in de kolonie Volendam.
Vandaaruit gingen ze naar Parana, Brazilië. Ze woonden in
Zuid-Amerika tot 1957.
Joop werkte ook van tijd tot tijd in Uruguay in de Mennonietenkolonies
daar.
Sinds kort heeft mijn zuster Janna Frouwkje
Postma haar levensverhaal online gezet, en zij vertelt daarin ook
uitvoerig over deze tijd op een nieuwe website: www.openarchief.nl.
De tien jaren van 'preekverbod' in Nederland waren bijna voorbij, toen
hij besloot naar Nederland terug te keren.
Dus Joop ging terug en gaf zichzelf aan. Ze hielden hem enige weken
vast, toen kreeg hij gratie van Koningin Juliana. De oorlog was al weer
12
jaar geleden, men had andere prioriteiten dan het vasthouden van een
dominee die gecollaboreerd had. Klein zaakje.
Hoewel veel doopsgezinden gecollaboreerd hebben met de nazi-bezetters,
maakten sommigen hem het erg lastig. Niet in Warns, Friesland. Het
verleden werd besproken met de kerkeraad en men liet het achter zich.
Joop promoveerde zelfs in 1958, waarvoor hij naar Marburg in Duitsland ging.
Na die tijd, leidde hij een zeer produktief leven als predikant, werkte
als leraar Duits op verschillende scholen in Friesland.
Hij deed zaken in en voor de gemeenschap, b.v.:
- Hij was actief betrokken bij succesvolle actie om de plaatselijke
spoorlijn te behouden. Men ging met twaalf - levende - koeien naar de
Tweede Kamer in Den Haag.
- Hij hielp een zorgcentrum voor bejaarden oprichten, de "Janke
Tromp Hoeve", gefinancierd met het legaat van een man die
oorspronkelijk uit Warns kwam.
- Hij was betrokken bij een plan voor een plaatselijk scheepswerf(voor
recreatieboten)
Joop was altijd heel goed in het
enthousiasmeren van anderen voor bepaalde plannen. Zijn praktische
vaardigheden waren beperkt. Dat kon men beter aan anderen overlaten.
In 1959 werd zijn zoon Wiebe geboren in Warns. Daar was ik, klaar om
het leven onder ogen te zien.
Zoals hiervoor al vermeld, was de naam geen toeval, aangezien Joop
onder dezelfde
naam als achternaam geleefd had.
In 1963, ik denk weer vanuit een zekere onrust, naam Joop het ambt
van predikant aan van de mennonitische gemeenten in Sembach
en Enkenbach in
Duitsland. We bleven er vier jaar. Dankzij die korte periode spreek ik
ook vandaag nog vloeiend Duits.
In 1964 stierf zijn moeder Janna.
In 1967 gingen ze terug. Naar Warns.
Tot zijn pensionering('emeritaat' heet dat bij dominee's)in 1975 bleef
Joop er als predikant.
Daarna verhuisden ze naar Appelscha, een dorp in het zuidoosten van
Friesland. Hij leidde nog steeds een actief leven, volgde studies,
preekte en hield lezingen in Nederland zowel als in het buitenland, en
leidde zelfs tijdelijk de doopsgezinde gemeente van Wolvega, en die van
Giethoorn, beide bij hen in de
buurt.
In 1986 beleefden Joop en zijn vrouw een groot verdriet. Dochter
Sietske stierf, nog maar 34 jaar oud. Ze had problemen met haar man,
liep weg en verdween een paar dagen voor Kerstmis.
Op oudejaarsavond 1986 werd haar levenloze lichaam uit het kanaal in
Harlingen gehaald, een paar honderd meter bij haar woning vandaan. Ze
is verdronken, dat is alles wat we weten, door eigen toedoen of per
ongeluk.
Het was vreselijk voor mijn ouders. Ze waren gebroken.
Ze werd in januari 1987 op de begraafplaats in Harlingen ter aarde
besteld. Op haar
graf bloeit nu een grote prachtige rozenstruik.
Op de steen op haar graf staat slechts de tekst "liefste
Sietske". Geen geboortedatum, geen sterfdatum.
Het is al een flinke tijd geleden, maar ik zal deze bijzondere zuster
nimmer vergeten, geboren in het oerwoud in Paraguay.
Ik hield ook van haar, liefste Sietske.
Mijn ouders raapten de brokstukken bijeen, dat is wat je doet als een
ramp je getroffen heeft.
Joop bleef actief, als voorheen. Enige jaren lang.
Tot zijn geest hem verliet.
De eerste tekenen van Alzheimer manifesteerden zich rond 1990. Dit was
voor hemzelf de rotste tijd, hij had door wat er met hem aan de hand
was.
Later werd het meer een probleem voor zijn omgeving, vooral voor mijn
moeder
die zo dapper de zorg voor deze nu zo kwetsbare oude man op zich nam.
De dementie maakte van hem in zekere zin een veel milder en
zachtaardiger mens.
Na verscheidene zware jaren, waarin de twee toch ook veel mooie
momenten hadden, stierf hij op 24 juni 1995, in de namiddag.
Het was een hele warme zomer.
Zo
herinner ik me hem het liefst: De pronte prediker.
De tekst op zijn grafsteen
luidt: "Kracht in Zwakheid".
Dit verwijst naar een bijbelvers: 2 Corinthiërs 12:9-10
Het klopt, hij had vele zwakheden, lichamelijke zowel als geestelijke.
Maar liet ook grote kracht zien van tijd tot tijd.
Tegenstrijdig maar waar.
Terug naar het hotel
Naar het familieportret