Pesten bij kinderen
Pesten komt zowel op de basisschool als in het voortgezet onderwijs vaak voor. Meer dan een kwart van de scholieren pest af en toe. Een nieuwe vorm van pesten is digitaal pesten. In 2007 maakte 56 procent van de jongeren zich minstens één keer per maand schuldig aan een vorm van online pesten.
Het vóórkomen van pesten
(Bron: Nederlands Jeugd Instituut, 2014_B).
Pesten lijkt leeftijd- en seksegebonden. Vooral rond de leeftijd van 10 tot 14 jaar komt pesten veel voor. Jongens lijken vaker slachtoffers én daders van pesten dan meisjes. Zij krijgen bovendien meer te maken met direct fysiek en verbaal pesten. Meisjes zijn eerder het slachtoffer van sociale, relationele en indirecte vormen van pesten zoals uitsluiting en roddelen (Nederlands Jeugd Instituut, 2014_B).
Voor jongens verdubbelt het percentage dat vaak pest tussen het 12e en 13e jaar (van ruim 4 naar 9 procent), waarna het percentage nog iets stijgt tussen de 13 en 14 jaar en daarna relatief stabiel blijft. Bij meisjes blijft het percentage dat vaak pest redelijk stabiel tussen het 12e en 16e jaar (dit schommelt tussen de 2 en 5 procent).
Internationaal gezien pesten relatief weinig Nederlandse kinderen en jongeren hun leeftijdsgenoten 'vaak' op school. Ongeacht hun sekse of leeftijd, ligt het percentage Nederlandse jongeren dat de afgelopen maanden minimaal twee of drie keer ('vaak') iemand heeft gepest lager dan het HBSC-gemiddelde (Het HBSC-gemiddelde is het gemiddelde van meer dan veertig landen, waaronder vele Europese landen, de Verenigde Staten, Canada en Israël, waarin het onderzoek 'Health Behaviour in School-aged Children' (HBSC) plaatsvindt). Voor bijna alle HBSC-landen geldt dat het aandeel jongens dat vaak pest hoger is dat het aandeel meisjes. Dit geldt voor jongeren van alle leeftijdsgroepen. Dit gaat ook op voor Nederland.