<Home> <Bo> <Yke> <Aanschaf Pup> <Gezondheid> <Geschiedenis> <Links>
Rasstandaard Goede Fokker Honden ziektes Erfelijke afwijkingen v/d Labrador
Opvoeding Training Voeding Chippen

 

Opvoeding

Opvoeding
Het "lezen" van een pup
Rangorde
Afspraken
Hoe Leren Honden?
Neem de tijd
Zindelijkheid en de eerste nacht
Wandelen zonder trekken
De verdere opvoeding
Zit, down en plat

Opvoeding

De hond moet al op jonge leeftijd sociale vaardigheden aanleren. Gemiste kansen tijdens deze zogenaamde socialisatieperiode kunnen later niet meer ingehaald worden. Tot zo'n zeven weken moet een pup bij zijn moeder en zijn nestbroertjes en -zusjes blijven. In deze tijd leert de pup hoe hij zich als hond moet gedragen. Daarna kan het jonge hondje naar zijn nieuwe gezin, waar hij leert hoe hij zich moet gedragen tussen volwassenen, kinderen en andere huisdieren.
Stel de pup tijdens deze periode zoveel mogelijk bloot aan gewone dagelijkse gebeurtenissen zoals autorijden, de stofzuiger, de lagere school, de markt of het winkelcentrum. Doe dit wel met enig beleid: een traumatische ervaring in deze periode kan de rest van een hondenleven blijvend beïnvloeden.
De totale socialisatieperiode duurt tot de jonge hond ongeveer vier maanden oud is. Alle tijd en aandacht die u in deze periode aan het puppy besteedt, verdient u daarna dubbel en dwars terug.
Veel hondenboeken besteden uitgebreid aandacht aan gedrag en gehoorzaamheid en hoe u de socialisatieperiode optimaal kunt benutten.
Puppycursus Natuurlijk kunt u in een boek lezen hoe u een pup moet opvoeden, maar het is veel leuker om naar een puppycursus te gaan. Bovendien heeft dat een aantal voordelen. Zo kan uw hondje kennismaken met pups van andere rassen: een Bouvier-pup is nu eenmaal groter en lomper dan een Westie-pup. Op deze manier leren de honden met elkaar omgaan zonder dat er onbedoeld de brute kracht van volwassen honden aan te pas komt. Daarnaast kunt u op de puppycursus met andere eigenaren ervaringen uitwisselen. Bij de meeste regionale verenigingen kunt u voor zo'n cursus terecht. Op de cursus leert u hoe u spelenderwijs het jonge hondje een aantal basisvaardigheden kunt bijbrengen zoals zitten, liggen, komen, netjes meelopen zonder te trekken en tandjes laten zien. Bij sommige cursussen worden ook wel toestellen voor de behendigheid (een sprongetje, een ingekorte tunnel) gebruikt, zodat de hond daar later moeiteloos over en doorheen gaat. Ook voor pups geldt: jong geleerd is oud gedaan! Verder kunt u op de puppycursus alle vragen stellen die in de loop van de week bij u opkomen. Van dingen over de voeding, zindelijk maken, vernielzuchtig gedrag, alleen laten tot aan hoe lang de jonge hond per dag uitgelaten moet worden. Samen met de instructeur kunt u vroegtijdig gedrag onderkennen dat later tot problemen zou kunnen leiden en dit met zachte hand in goede banen leiden.

Het "lezen" van een pup

Om te weten hoe een pup op een bepaalde omstandigheid reageert, moeten we eerst weten hoe een hond zich kan uiten. Dit kunnen we alleen leren door veel te kijken. Honden communiceren onderling hoofdzakelijk middels lichaamstaal. Een normale, ontspannen Labradorpup kijkt rustig om zich heen en staat of zit zonder enige spierspanning. De staart hangt achter langs de benen, maar wordt zeker niet tegen de achterpoten aangeklemd. De oren hangen langs het hoofd of de hond kijkt geïnteresseerd om zich heen. De pup zal niet piepen, blaffen of janken. Als de pup er zo uitziet onder nieuwe omstandigheden, dan is er niets aan de hand. Een pup die de nieuwe situatie angstig vindt, zal zich klein maken, de staart tussen de poten klemmen, de rug krommen, de oren in de nek leggen, een ‘lang’ gezicht maken en weg willen. Herstelt de pup zeer snel tot zijn normale ontspannen houding, dan is er weer niet veel aan de hand, maar blijft hij angstig, dan moet er worden opgelet dat de pup absoluut niet weer in een omgeving komt die hij niet aankan. Laat hem dan eerst aan minder drukke situaties wennen en probeer later of de hond er nu wel aan toe is. Een zeer zelfverzekerde pup zal zich groot maken, de staart hoog dragen en de oren naar voren doen.

Rangorde

Om in de toekomst een goed opgevoede hond te krijgen, moeten we weten hoe de hondachtigen in de natuur met elkaar omgaan. Laten we eens kijken hoe een roedel wolven samenleeft. Het leven in een roedel levert voor wolven een groot voordeel op. Ze kunnen samen bijvoorbeeld veel grotere prooidieren vangen dan wanneer ze alleen zijn. Ook de verzorging van de jongen gaat in een roedel veel beter. Door het instellen van een strikte rangorde wordt het mogelijk gemaakt om in een groep te leven. De taken zijn duidelijk verdeeld en worden direct uitgevoerd. Is de rangorde niet duidelijk, dan levert dit gevaar op voor de roedel. Er ontstaan vechtpartijen waardoor de dieren gewond kunnen aken. Gewonde dieren kunnen minder goed hun taken uitvoeren, dus de roedel komt in gevaar.

Binnen het gezin betekent dit dat de afspraken van het begin af aan duidelijk moeten zijn. Dit is niet zielig! Een hond die niet weet waar zijn plaats binnen de roedel is, heeft het altijd moeilijk. Een duidelijke roedelleider geeft vertrouwen. Vanaf het eerste moment moet er dus duidelijkheid aan de pup worden geboden over wat wel en wat niet mag.

Het instellen van de rangorde moet in de periode tot zestien weken plaatsvinden. De ‘volwassen’ gezinsleden moeten dominant zijn over de hond. Dit betekent zeker niet dat u moet schreeuwen, streng moet corrigeren of andere negatieve manieren van lezen moet toepassen. De ‘superhond’, die de baas ten opzichte van zijn pup moet zijn, is rustig, straalt zelfvertrouwen uit en is vriendelijk. Grenzen zijn duidelijk zonder hard te zijn. Door middel van het belonen van het gewenste gedrag en het zo veel mogelijk voorkomen van het ongewenste gedrag sturen we het hondje zo goed mogelijk. Ook de ‘rangordebevestigende handelingen’ kunnen we regelmatig uitvoeren zodat deze een vast patroon gaan vormen bij het omgaan met de hond.

Een aantal voorbeelden:

groter zijn: ga niet bij de pup op de grond liggen. De ranghogere is altijd groter dan ranglagere. Dit betekent dus ook dat de
pup niet op stoelen, banken of bedden hoort te zitten;

de richting bepalen: de ranghogere bepaalt waar we naartoe gaan. Loopt de pup op een kruispunt rechtdoor, dan gaat
de geleider dus naar rechts of links, want de ranghogere pepaalt welke kant we opgaan;

de hond verzorgen: het borstelen (ook van de poten), het kijken op de buik en in de oksels etcetera, is zeer
rangordebevestigend. Wanneer wij de buik van de hond willen bekijken, moet de hond leren om op
zijn zij te liggen. Dit is een zeer onderdanige positie;

de geleider gaat voorop naar buiten. Veel honden sleuren de baas het huis uit om te kijken wat er in de buitenwereld zoal te doen is. De geleider rent er dan, al zuchtend en vaak ook tierend, achteraan. Door de hond van het begin af aan te leren dat eerst de mensen en dan de hond naar buiten gaan, kunnen de mensen het tempo bepalen en, indien nodig, ook nog tijdig reageren op hetgeen er buiten te zien valt;

het winnen van spelletjes. Vaak wordt een hond aangeschaft om samen te kunnen spelen. Natuurlijk is dat leuk, maar er zijn wel enige regels. De eigenaar begint en eindigt het spel, hij bepaalt wat er gespeeld wordt en hoe ‘hard’ het eraan toe mag gaan. De eigenaar wint in ieder geval het laatste spelletje, maar hoe zelfverzekerder de pup, hoe meer spelletjes de eigenaar wint.

U stelt dus duidelijke grenzen. Worden deze overschreden, dan treedt de roedelleider direct en duidelijk op. In de roedel doen honden dit ook bij elkaar en dus moeten wij mensen dit net zo doen bij onze huisgenoot. Doen we dit niet, dan regelt de schattige pup binnen de kortste keren het huishouden.

Afspraken

Als het goed is, zijn er binnen het gezin afspraken gemaakt zowel over regels die voor de hond gelden als over regels die er voor de verschillende gezinsleden gelden. Mag de hond wel of niet op de bank? Wie mag met de hond naar buiten en waar naartoe? Welk commando wordt waarvoor gebruikt? Natuurlijk zijn er nog veel meer onderwerpen waar u afspraken over kunt maken. Maak een duidelijke lijst die goed zichtbaar wordt opgehangen, zodat iedereen gemakkelijk zijn geheugen kan opfrissen. De afspraken moeten ook worden aangepast aan de pup. Hebben we te doen met een zeer zelfverzekerde pup die al trekkend zijn route bepaalt en graag zelfstandig op pad gaat, dan moeten alle regeltjes omtrent het verlaten van het huis, waar hij wel en niet mag plassen, het aangeven van de route, enzovoort strikter worden gehandhaafd dan bij een onzekere pup. Loopt de onzekere pup eindelijk een keer een stukje voor ons uit om ergens een plasje te doen, dan moeten we dit eerder stimuleren dan afremmen.

Hoe Leren Honden?

Om de pup te kunnen opvoeden en trainen moeten we enige kennis hebben van de manier waarop honden leren. Een hond leert onder andere door ‘trial and error’ ofwel ‘vallen en opstaan’. Stoot hij zich een keer aan de hete kachel, dan zal hij de volgende keer wel uitkijken. Maar dit werkt ook andersom: gaat de koelkast open als de hond er met een poot tegenaan slaat en vindt hij dan een stuk worst, dan zal hij dit gedrag herhalen. Volgens hetzelfde principe werkt het zeuren om geaaid te worden. Als we de hond iedere keer aaien als hij ons met de neus aanstoot, zal hij dit steeds vaker doen. Echter: negeren we het aanstoten, dan zal dit gedrag dat wordt genegeerd of bestraft, zal zich steeds minder vaak voordoen.

De moderne opvoeding- en trainingsmethoden gaan ervan uit dat het ongewenste gedrag zo veel mogelijk wordt voorkomen. Door de pup zodanig te begeleiden dat hij niet in de fout kan gaan, creëren we een situatie die optimaal is om het gewenste gedrag te belonen, wat tot gevolg heeft dat de hond precies weet wat we van hem verlangen. Wees wel: het is veel leuker om te belonen dan om te straffen, want straffen is enorm moeilijk. Een straf moet altijd direct volgen op het delict en moet ook nog aangepast zijn aan de hond. Is de straf te zacht en was hetgeen de hond deed erg leuk, dan zal hij toch weer hetzelfde uithalen. Was de straf te hard, dan wordt de hond alleen maar angstig en schieten we ons doel helemaal voorbij. Daarbij komt nog dat we meestal zelf het ongewenste gedrag hadden kunnen voorkomen!

Goede vormen van belonen zijn: voer, positief sociaal contact (aaien, vriendelijk toespreken) en spel. Dat een vriendelijke stem en een aai een beloning zijn, moet worden aangeleerd door bijvoorbeeld na het woordje ‘braaf’ de eerste keren direct een brokje te geven. Straffen doen we door middel van stemgeluid, door de hond te laten schrikken en, indien nodig, door een slipketting met riem te gebruiken. De betekenis van het woordje ‘foei’ zal de hond ook moeten leren door het woord te koppelen aan een onaangenaam gebeuren, bijvoorbeeld een schrikreactie. Wat zeker nooit mag gebeuren, is het in het nekvel grijpen van de hond en schudden, want dit doen wolven alleen als ze een prooi doden. ‘Vrijwillig’ leren is een kwestie van kijken naar de hond. Gaat hij uit zichzelf zitten en zeggen we, terwijl hij dat doet, ‘zit’ en geven we direct daarna een beloning, dan leert de hond! Dit soort momenten doen zich vele malen per dag voor en zijn ideaal om te gebruiken. Is er al een hond in het gezin, dan zal dit ook invloed hebben op de opvoeding van de nieuwe pup. Is de oudere hond rustig in de auto, dan geeft hij het goede voorbeeld aan de pup. Zou de oudere hond echter blaffen naar iedere fietser die passeert, dan zal de jonge hond dit misschien ook gaan doen. Neem de pup veel alleen mee om hem een zelfstandige, op de baas gerichte hond te laten worden.

Neem de tijd

Het goed opvoeden van een pup betekent dus dat er enorm veel tijd moet worden geïnvesteerd. Het kijken naar het gedrag, het voorkomen van het ongewenste gedrag en het stimuleren van het gewenste gedrag plus de socialiseren, nemen enorm veel tijd in beslag. Als we goed willen opvoeden, betekent dit dat we de pup steeds om ons heen moeten hebben om te zien wat hij aan het doen is.

Dit is natuurlijk onmogelijk. Een goede oplossing om even de handen vrij te hebben, is een kamerkenneltje of een oude kinderbox. Let er goed op dat het kopje van de pup niet tussen de spijlen door kan of vlecht gaas tussen de spijlen door. Voor een box geldt dat een deksel al gauw nodig is, omdat hij er anders uitspringt. Zet de box of kennel op een rustige plaats waar hij niet in de loop staat, maar waar we wel naar de pup kunnen kijken en waarvandaan de pup uitzicht heeft op hetgeen zich afspeelt. Om de pup te laten wennen, geven we zijn eten in het kenneltje. Als daar ook nog het commando ‘plaats’ of ‘plaatsje’ aan wordt gekoppeld, zal de pup snel snappen wat we bedoelen. Iedere keer dat de pup ergens gaat liggen slapen, brengen we hem naar zijn eigen plaatsje en laten hem daar rustig liggen tot hij weer wakker wordt. De ‘opvoeder’ heeft even vrij om andere dingen te doen, eventuele kinderen weten dat ze hem niet mogen storen en de hond kan geen stoute dingen doen of zich verwonden. Zodra hij wakker wordt, tillen we hem gauw naar buiten om een plasje te doen.

Zindelijkheid en de eerste nacht

Zodra de pup in zijn nieuwe huis aankomt, zal de zindelijkheidstraining beginnen. Hoe schoner het bij de fokker was en hoe preciezer het nieuwe gezin met de pup omgaat, hoe sneller deze klus is geklaard. De maatschappij waarin wij leven, zal pas dan tevreden zijn als we de hond zich allen door laten ontlasten waar geen kinderen spelen, waar het straatbeeld niet wordt ontsierd en waar niemand er aanstoot aan kan nemen. Een kleine pup moet vaak plassen: na ieder slaapje, na iedere maaltijd en na iedere vorm van opwinding! Dit is dus vele malen op een dag. Als u de beschikking heeft over een tuin, dan is het handig om een klein honden-w.c.’tje aan te leggen. Een afgezet stukje (door middel van een paar latten) met wat zand erin doet al wonderen. Zodra de pup een plas moet doen, dragen we hem naar het w.c.’tje. Op het moment dat het hondje een plas doet, geven we het commando dat hebben gekozen voor het doen van een plas. Vervolgens belonen we de pup met een knuffel of een brokje, waarbij we de lekkernij pas tevoorschijn halen als het plasje is gedaan, want anders zal hij te veel afgeleid zijn. Al gauw zal de pup het commando gaan koppelen aan het doen van een plas en door het geven van de beloning zal dit gedrag zich gaan herhalen. Door binnen gebruik te maken van het kamerkenneltje zal de pup veel minder gauw een vergissing begaan omdat honden van nature niet hun eigen nest bevuilen.

De eerste nacht breekt aan. De pup wordt laat op de avond nog even op het w.c.’tje gezet en direct daarna naar zijn slaapplaats gebracht. Een hond is een roedeldier en dus is isoleren van een pup niet natuurlijk. Geef hem de kansom rustig aan zijn nieuwe roedelgenoten te wennen en vertrouwen te krijgen door hem mee te nemen naar de slaapkamer. Een ander groot voordeel hiervan is dat u direct kunt reageren als de pup midden in de nacht een plasje moet doen. Het kenneltje kan naast het bed van een gezinslid staan of u kunt een grote, hoge, kartonnen doos gebruiken. Als u een lap uit het nest bij de fokker heeft meegekregen, kunt u die nu bij de pup leggen. In het begin zal het hondje misschien wat zeuren, maar negeren of een kort en ferm ‘foei’, gecombineerd met een tik tegen de zijkant van de kennel, is vaak al voldoende. Wordt de pup na een paar uur wakker, ga dan direct naar buiten, ook al is het drie uur ’s nachts. Laat het hondje een plas doen en zet hem daarna direct terug in zijn ‘bed’ totdat het tijd is om op te staan. Al spoedig zullen de nachten langer voor u worden. Ook duurt het niet lang of het kenneltje kan naar de gang en later naar de definitieve slaapplaats verhuizen. Het is een fabeltje dat honden die mee zijn geweest naar de slaapkamer, nooit meer alleen zouden kunnen slapen!

Wandelen zonder trekken

Al snel gaan we met de pup de straat op, dus moeten er een passende halsband en lijn komen. Een gladde halsband van leer of nylon (webbing) met een lijn van ongeveer 1.20 tot 1.50 meter lang zijn het meest geschikt. De pup kan de halsband aanhouden tijdens het loslopen. Dit is van groot belang, want als we het hondje opeens willen vastpakken, is het niet nodig om in zijn vel te grijpen en is hij permanent voorzien van uw adres en telefoonnummer. De halsband dient dus als handvat. De halsband mag niet over de kop afgedaan kunnen worden want dit heeft een inventieve pup snel door en dat kan in een panieksituatie fataal zijn. Ook het gevaar tijdens spelen is groter als een halsband te ruim zit.

Een lijn moet de hond zoveel ruimte geven dat er niet bij iedere beweging spanning op komt te staan. Een te lange lijn komt snel om de pootjes te zitten en is onhandig om mee om te gaan. De automatische uitrollijn zijn alleen geschikt onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld in een wandelgebied waar honden niet onaangelijnd mogen lopen. Zeker ongeschikt is deze lijn voor het lopen over de stoep, want loop de hond zes meter voor ons uit, dan kan hij ook zes meter naar links of rechts de straat op. Het jachttouwtje is niet geschikt tijdens de opvoeding van de pup. Als het touwtje wordt afgedaan is de pup ‘bloot’ en hebben we dus geen ‘handvat’ meer. Ook sluiten veel jachttouwtjes niet goed om de nek waardoor ze snel over de kop heen kunnen schieten. Een slipketting is een correctiemiddel dat pas mag worden aangeschaft als daar een duidelijke reden voor is. Voor een opgroeiende pup is dit zeker geen geschikte halsband. Koop een halsband nooit op de groei en vervang het materiaal zodra het nodig is, want uw zorgvuldig uitgezochte en opgevoede hand is het waard!

Vaak heeft de fokker het hondje al aan een halsbandje laten wennen, maar is dit niet het geval dan kan het bandje net voor een prettig moment om worden gedaan, bijvoorbeeld vlak voor het eten. Leidt het hondje nog een tijdje af en hij zal er al gauw geen aandacht meer aan besteden. Doe het halsbandje in het begin nog af als de pup in het kenneltje gaat of buiten beeld raakt.

Pas als de pup gewend is aan het bandje, kan er wat lichte druk op worden gezet terwijl hij op schoot zit. Dit is een goede overgang voordat de lijn aan de halsband wordt gedaan. Gaat de lijn voor het eerst aan het bandje, dan moet dit met de grootste zorg worden gedaan. Een rustige omgeving en de nodige tijd helpen hierbij. Zorg dat er zo min mogelijk spanning op de lijn komt en wen eraan niet zelf te willen voelen dat de hond aan de andere kant zit. Dit heeft namelijk tot gevolg dat de hond eraan went dat er continu spanning op de lijn en halsband staat, net als wanneer er getrokken wordt. Gewenning treedt op bij baas en hond en soms heeft de baas niet door dat de hond trekt. Loopt de pup opeens voor ons uit en gaat hij al trekkend naar iets toe, dan verandert de baas direct van richting, ook l volgt de hond wel de goede route. Is het hondje zeer zelfverzekerd dan zegt u helemaal niets, maar is het hondje niet zo zeker van zichzelf dan geeft u eerst een klein waarschuwing. Loopt de hond aan d rechterkant, ga dan naar links, anders valt u over de lijn. Loopt de pup weer met een losse lijn mee, dan kunnen we de route vervolgen. Ook hier geldt weer: hoe duidelijker de baas de roedelleider is, hoe minder er getrokken zal worden, want trekken is meestal dominant gedrag.

De verdere opvoeding

De optimale periode voor de hond om te leren, loopt ongeveer zestien weken, dus er is veel werk aan de winkel. Natuurlijk kunnen we de hond later ook nog veel leren, maar nu gaat alles gemakkelijk en kan een basis voor later gelegd worden. Iedere eigenaar zal een ander doel hebben met zijn hond en dus de accenten tijdens de opvoeding wat verschillend leggen. Een aantal regels geldt echter voor iedere hond. In het begin kunt u opvoedings- en trainingsoefeningen het beste in een rustige omgeving doen, bijvoorbeeld binnen of in de tuin. Hoe meer drukte, hoe moeilijker het voor zowel de baas als hond is om op elkaar te letten. Oefen alleen met een goed humeur en een uitgeruste pup!

Iedere hond moet komen als hij geroepen wordt! Is dit niet het geval, dan kan de hond niet veilig loslopen. Vele malen per dag gevoerd en dus kunnen we aan deze oefening gedaan kan worden. De pup wordt vier keer per dag gevoerd en dus kunnen we aan deze momenten het commando ‘hier’ koppelen terwijl we met de voerbak in de hand achteruit lopen. Is de hond dichtbij, dan zetten we de bak voor hem neer. Een ander moment: het ene gezinslid houdt de pup even vast terwijl het andere gezinslid met een snoepje of speeltje op afstand op de grond gaat zitten of hurkt. Uitnodigend wordt het hondje geroepen en direct beloond als hij dichtbij is. Op dit moment kan ook worden geoefend om de pup van onderaf een kort moment aan de halsband te houden terwijl hij de beloning krijgt, want anders leert de hond om de beloning op te halen en direct weer te vertrekken. Ondertussen pakt het andere gezinslid ook een beloning en roep het hondje weer terug. Een leuk, leerzaam spel en plezier voor drie. Buiten mag de hond alleen worden geroepen als de kans groot is dat hij ook komt, anders leert de hond dat hij op het commando’hier’ rustig nog even door kan gaan met spelen en doordat u het commando herhaalt, weet hij ook dat u nog in de buurt bent. Let de hond niet op, dan is het veel beter om stil achter een struik of boom te gaan staan, zodat de baas de hond wel ziet, maar de hond zich plotseling zal afvagen waar zijn steun en toeverlaat is gebleven. Komt de hond uiteindelijk toch, dan staat u niets anders te doen dan uitbundig belonen! Oefen het komen op bevel ook regelmatig door aangelijnd met hem achteruit te lopen met een brokje of speeltje in beide handen, tegen het lichaam aan. De hond kan op deze manier niet in de fout gaan. Zorg ervoor dat de lijn niet te lang is zodat deze niet om de poten van de hond kan komen en houd uw handen laag, om te voorkomen dat de hond gaat springen. Tijdens het achteruit lopen geeft u het commando ‘hier’ en als de hond dicht bij u is, wordt hij beloond. Het commando kan ook vervangen worden door een fluitsignaal. De fluit is over een grote afstand te horen. De oefeningen zijn hetzelfde.

Zitten, down en plat

Tijdens het aanleren van een nieuwe positie geven we het commando pas op het moment dat de hond de positie inneemt. Zouden we eerst het commando geven, vervolgens enige tijd hannesen om de hond in gewenste positie te krijgen en daarna belonen, dan weet de hond niet meer dat hij beloond wordt voor het opvolgen van het commando. De oefeningen ‘zit’, ‘down’ en ‘plat’ brengen rustin de hond, zijn rangordebevestigend en in het dagelijks leven te gebruiken. Daarnaast is het ook leuk om met de hond te oefenen.

Om de pup te leren zitten, nemen we een snoepje of speeltje in onze handen en brengen dat vanaf de neus van de hond iets naar boven. Op het moment dat de pup gaat zitten, geven we het commando zit en daarna de beloning. Loopt hij achteruit, dan voorkomen we dat door hem kort aangelijnd te houden. Na enige tijd kunnen we het commando geven en het gewenste gedrag belonen, maar we zullen de hulpmiddelen in de eerste weken steeds moeten gebruiken. Pas als de hond sneller gaat reageren, kunnen we ze steeds vaker weglaten.

Zit de hond bij de baas, dan kunt u als motivatie een brokje of speeltje voor zijn neus houden. Door dit recht naar beneden te brengen, zal de neus en dus het lichaam volgen. Zodra de pup ligt, geeft u het commando down en direct daarna de beloning. Met de positie ‘plat’ wordt bedoeld dat de hond op zijn zijkant gaat liggen. Deze positie is praktisch: we kunnen zo de buik controleren op vlooien, we kunnen gemakkelijk borstelen en in voorkomende gevallen kan de dierenarts de hond zo onderzoeken. Deze positie is echter ook zeer rangordebevestigend. Deze oefening moet altijd in een rustige omgeving worden geoefend, want als er andere honden omheen rennen, zal geen enkele hond graag in zo’n onderdanige positie gaan liggen. Dus als de pup thuis lekker aan uw voeten ligt, kunnen we hem rustig op zijn zij rollen en hieraan het woordje ‘plat’ koppelen. Dit gaat het gemakkelijkst als de hond al op een bil ligt. Wordt dan ook nog een hand onder de wang gelegd die op de grond ligt en wordt er onder het oor gekriebeld, dan ziet men de pup genieten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  • He, wat ben jij voor een dier?

 

  • Eerbied en ontzag voor de hogere in rang