<Home> <Bo> <Yke> <Aanschaf Pup> <Gezondheid> <Geschiedenis> <Links>
Rasstandaard Goede Fokker Honden ziektes Erfelijke afwijkingen v/d Labrador
Opvoeding Training Voeding Chippen

 

Bekende hondenziektes en aandoeningen

Hondenziekte
Parvo
Kennelhoest
Hondsdolheid
De ziekte van Weil
Tekenziekte of Babesiose

Aandoeningen

Alergie
Epilepsie
Melkkliertumoren
Oorontstekingen
Patella luxatie
Tandsteen
Vettumoren
Voorhuidontstekingen

Hondenziekte Hondenziekte wordt ook wel 'distemper' of 'Ziekte van Carré' genoemd. Het wordt door een virus veroorzaakt en kan vele ziektesymptomen tot gevolg hebben. Het meest op de voorgrond treden verschijnselen van het centrale zenuwstelsel, braken en diarree, longontsteking en oog- en neusuitvloeiing. Een speciale vorm van de ziekte bestaat uit huidafwijkingen waarbij een sterke verhoorning optreedt van de voetzolen en de neusspiegel. De ziekte komt, mede door het ent-programma, nog maar weinig voor in Nederland. De eerste enting wordt gegeven op een leeftijd tussen de zes en acht weken. Het wordt herhaald na ca. vier weken. Indien op 12 weken voor het eerst wordt gevaccineerd, of nog later, dan dient de vaccinatie nog minimaal één keer herhaald te worden. Nu is het zo dat pups voordat zij geboren worden, uitgebreid in verbinding staan met het bloed van de moederhond. Als de moederhond goed, volgens schema, geënt was krijgen de pups dus afweercellen en stoffen mee van die moederhond. Op het moment dat de pups geënt worden kunnen de afweerstoffen, die ze van hun moeder meegekregen hebben, de entstof voor een deel verdrijven, waardoor de pup zelf minder antistoffen produceert. Daarom moeten pups dus vaker geënt worden om een volledige afweer te ontwikkelen. Tegen hondenziekte is er nog een andere mogelijkheid. Het mazelenvaccin voor mensen lijkt heel erg op het virus dat hondenziekte veroorzaakt. Wordt de pup hiermee geënt, dan kunnen de stoffen van de moeder dit niet verdrijven en bouwt de pup zelf de afweerstoffen op. Ook dit wordt wel gedaan in Nederland.

Parvo is een virus dat de darmvlokken massaal vernietigt. Hierdoor ontstaat een beeld van hele heftige diarree (spuitdiarree) met bloed. De honden kunnen ook ernstig braken, hebben vaak hele hoge koorts en door het enorme vochtverlies raken ze heel snel uitgedroogd. Sterfte treedt veelvuldig op. Geadviseerd wordt om te beginnen met enten op een leeftijd van zes tot acht weken en om de drie tot vier weken te herhalen tot de hond ongeveer vier maanden oud is.
Besmettelijke leverziekte De aard van de ziekte wordt in de naam al gegeven. Het is een aandoening aan de lever. Andere benamingen zijn 'HCC' (Hepatitis Contagiosa Canis) of 'Ziekte van Rubarth'. De symptomen bestaan uit een ernstig ziek dier met koorts, bloedingen, braken en oogontsteking. Tijdens het genezingsproces kan een zogenaamd 'blauw oog of melkglasoog' ontstaan, dat echter wel vaak weer verdwijnt. Enting van pups met HCC-vaccin vindt voor de eerste keer plaats op een leeftijd van zes weken en dient op 12 weken herhaald te worden. Jaarlijkse herenting wordt om praktische redenen (combinatievaccins) geadviseerd. De bescherming is meestal wel langer dan één jaar.

Kennelhoest De oorzaak van kennelhoest bestaat uit meerdere micro-organismen en daarom is het beter te spreken van het kennelhoestcomplex. De symptomen kenmerken zich door een zieke hond met koorts en een harde, droge hoest die weken lang kan aanhouden. Ook geven ze hierbij wel eens wat wittig slijm op. De drie belangrijkste veroorzakers zijn de Bordetella bronchiseptica bacterie, het para-influenza virus en een adenovirus. De infectiedruk, temperatuur en ventilatie spelen een grote rol in het ontstaan van de ziekte. Niet voor niets zijn de zomermaanden de periode waarin kennelhoest het meest wordt waargenomen. In deze vakantieperiode worden veel honden in pensions, asiels en kennels ondergebracht. Vaccinatie tegen kennelhoest wordt aanbevolen voor honden die een groter risico lopen op infectie (zoals werkhonden, of honden die naar een pension gaan). Enting dient plaats te vinden, minimaal 10 tot 14 dagen voordat de hond blootgesteld wordt aan het grotere risico (bijvoorbeeld opname in een pension). Er kan begonnen worden met vaccineren op een leeftijd van zes weken. Jaarlijkse of frequentere herhaling (afhankelijk van gebruikt vaccin en infectiemogelijkheden) is noodzakelijk om de immuniteit te onderhouden.

Hondsdolheid (ook wel Rabiës genoemd) wordt veroorzaakt door een virus dat via het speeksel (bijten) wordt overgebracht en specifiek het zenuwstelsel aantast. Het verspreidt zich langzaam via zenuwbanen vanuit een bijtwond naar de hersenen. Eenmaal daar aangekomen zullen gedragsveranderingen (vaak agressiviteit en angstreacties) op gaan treden. Opvallend is de watervrees wat wordt veroorzaakt door slikproblemen. De ziekte is altijd dodelijk en zeer gevaarlijk voor de mens. Bij tijdig ingrijpen na een bijtwond kan de ziekte bij de mens nog tot staan gebracht worden. De eerste vaccinatie wordt niet eerder gegeven dan op een leeftijd van 12 weken. Afhankelijk van de wettelijke eisen en de gebruikte entstof wordt de enting herhaald na één tot drie jaar. Bij pups is de enting doorgaans niet langer geldig dan drie maanden. Gezien het gevaarlijke karakter van de ziekte mag er nooit afgeweken worden van de wettelijke eisen van de landen die vaccinatie tegen hondsdolheid vereisen.

De ziekte van Weil of Leptospirose wordt in tegenstelling tot de andere ziektes, veroorzaakt door een bacterie. Bij besmette dieren ontstaan koorts, spierpijn en leverstoornissen (geelzucht). De bacteriën blijven soms maandenlang in de nieren aanwezig en worden steeds met de urine uitgescheiden. Hierdoor worden andere honden (snuffelen), of de mens (slechte hygiëne) weer geïnfecteerd. Vaccinatie van pups moet minstens tweemaal plaatsvinden, de eerste keer in het nest op een leeftijd van zes tot acht weken en de herhalingsenting op 12 weken leeftijd. Een derde enting wordt aanbevolen voor 'risico-dieren' (bijvoorbeeld jachthonden) op een leeftijd van 20 tot 24 weken. De jaarlijkse hervaccinatie dient kort voor de risicoperiode, die loopt van mei tot november, gegeven te worden.

Tekenziekte of Babesiose

Er is bij 10 honden sinds Maart 2004 in Nederland (regio Arnhem en Den Haag) Babesiose vastgesteld, waarvan er nu minstens 3 zijn overleden. Deze honden waren niet in het buitenland geweest en zijn dus in Nederland besmet.

De teek die nodig is voor de overdracht va de ziekte Dermacentor reticulatus komt inmiddels waarschijnlijk dus ook in Nederland voor en brengt bij een steek de bloedparasiet Babesia Canis over. Behandeling van zieke dieren is mogelijk, medicijnen zijn voorradigVaccinatie is mogelijk, voldoende vaccin is voor handen aldus de fabrikant.

- Feiten over de ziekte;

De tijd die verstrijkt tussen besmetting en ziekte bedraagt 1 dag tot 2 wekenDieren worden besmet door beten van besmette teken van de soorten Dermacentor Reticulatus of Rhipicephalus Sanguineus.Symptomen variëren afhankelijk van de vorm waarin de ziekte zich presenteert, van peracuut toto chronisch.

Peracuut: vooral jonge pups: plotse heel zieke pup met ernstige bloedarmoede en heel donkere (bruine) urine, gevolgd door zenuwsymptomen, shock en sterft binnen 1-2 dagen. Geen koorts, eerder ondertemperatuur.

Acuut : Bij dieren die nooit eerder besmet zijn geweest (Nederlandse honden die op vakantie, of nu zelfs in Nederland voor 't eerst besmet worden): Na enkele dagen van slecht eten en sloomheid volgt koorts, braken, bloedarmoede en soms roodbruine urine en geelzucht.

Chronisch: Vooral in streken waar de ziekte normaal voorkomt en dieren dus al enige afweer hebben opgebouwd: vage klachten zoals wisselende eetlust, soms koorts, vermageren en lichte bloedarmoede.

Subklinisch: na infectie met een minder agressieve vorm of na herstel van de acute vorm kan een hond drager blijven van de parasiet, gedurende 2 of meer jaren kan bij een verminderde afweer weer een milde vorm van de ziekte ontstaan.

- Diagnose;

Is te stellen aan de symptomen, het aantonen van de parasiet in verse bloeduitstrijkjes of middels het aantonen van antistoffen in het bloed (alleen 1-3 wkn na besmetting).

Behandeling

Er zijn effectieve geneesmiddelen maar deze zijn officieel niet geregistreerd voor gebruik bij de hond en hebben soms ook wel wat bijwerkingen. Oppassen voor overdosering en soms gaan niet alle parasieten dood.

Preventie

Zorg dat honden niet gebeten worden door teken. Frontline® (vooral spray) en tekenbanden zijn geschikt.

Vaccinatie

Is mogelijk met Pirodog®, 2 x vaccineren met 3-6 weken tussen beide vaccinaties. Het vaccin biedt wisselende bescherming tegen Babesia Canis (de vorm waar het in Nederland om gaat). Een infectie verloopt na enting minder heftig en biedt de hond een betere overlevingskans.


zie ook: http://www.dierensupermarkt.nl/

Aandoeningen

Alergie Allergieën of overgevoeligheids reacties zijn een belangrijke oorzaak van jeuk en huidklachten bij honden. De verschijnselen variëren van af en toe een beetje jeuk tot onophoudelijk bijten, likken en krabben, soms tot bloedens toe.
De problemen worden veroorzaakt doordat de hond overgevoelig is voor bepaalde stoffen in zijn omgeving. Het best valt dit te vergelijken met hooikoorts bij de mens, ook hier is sprake van een allergische reactie op huisstof, graszaad en dergelijke. Bij honden blijken huisstof, huisstofmijten, mens- en katte-huidschilfers het meest vaak de boosdoener. Ook voedsel kan allergieën opwekken. Dit is echter voor maar een klein deel van de overgevoeligheidsreakties verantwoordelijk.
Als een hond in contact komt met een stof die niet in zijn lichaam thuishoort, reageert hij hierop met een afweer reactie. Er is dus sprake van een soort paniekreactie van het lichaam op een betrekkelijk onschuldige stof. Waarom dit gebeurd is nog niet helemaal duidelijk, maar de gevolgen zijn duidelijk zichtbaar: jeuk!
Het meest opvallende verschijnsel is natuurlijk jeuk. Terwijl dieren met vlooien vaak alleen jeuk hebben bij hun staart en op hun rug, zie je bij een allergie vooral jeuk aan kop, oorschelpen, poten en buik. De dieren likken en knagen aan hun poten en tussen hun tenen, schuren met de kop over de grond en krabben aan buik en oren. De huid kleurt door de voortdurende irritatie zwart en er zitten soms kleine puistjes op, die later openbarsten en kleine korstjes vormen.
De meeste honden met jeuk hebben geen allergie. De belangrijkste oorzaak voor jeuk blijft vlooien. Ook luizen, teken, vachtmijten en schimmels kunnen huidklachten geven. Bovendien bestaan er ziekten van de huid zelf. Om vast te stellen of een dier allergisch is, is het dus van belang eerst alle andere oorzaken voor de huidproblemen uit te sluiten. Om een voedingsallergie uit te sluiten kunnen we het dier gedurende zes weken dieetvoeding laten eten. Is er verbetering dan is het een voedselallergie waarschijnlijk. Hiernaast kunnen we bij honden, net zoals bij mensen, een allergie test doen. We scheren dan een stukje huid kaal en spuiten hier een aantal stoffen in, waarvan bekend is dat ze vaak problemen geven. Na 20 minuten kunnen we de test aflezen. In sommige gevallen is het nodig de test na 48 uur nog een keer af te lezen. Op deze wijze zien we niet alleen of een dier allergisch is, maar ook waarvoor.
Er verschillende manieren om een allergie te behandelen. Met medicijnen is het goed mogelijk om de klachten de kop in te drukken. Dit zal meestal niet tot blijvende genezing leiden. De hond zal dus levenslang regelmatig medicijnen nodig hebben.
Een tweede manier van behandelen is desensibiliseren. Eerst moet er achter gekomen worden wat precies de allergie veroorzaakt, dus wordt er een allergie test gedaan. Vervolgens wordt de hond gedurende enkele maanden ingespoten met een toenemende dosis van de stof die de problemen veroorzaakt. Soms moet de therapie ook langdurig worden voortgezet. Op deze wijze hopen we het lichaam aan de stof te laten wennen, waardoor na verloop van tijd de allergie afneemt. Er is hierbij ongeveer 80% kans op succes, maar hier moet wel bij opgemerkt worden dat als we niets doen er bij sommige honden spontane verbetering optreedt. Slaagt deze methode dan is het dier meestal voor lange tijd van zijn probleem verlost. Soms is het nodig om de behandeling op een later tijdstip te herhalen.
Heeft het dier een voedselallergie dan is het zaak een soort voer te kiezen waarbij de klachten wegblijven. De simpelste oplossing is levenslang speciaal dieetvoer te geven.
Uit het feit dat bepaalde rassen duidelijk meer problemen hebben mogen we aannemen dat het in zekere mate erfelijk bepaald is. Inmiddels is ook gebleken dat sommigen lijnen binnen een ras meer problemen hebben. Het is raadzaam terughoudend te zijn met fokken met allergische dieren.

Epilepsie Epilepsie kan worden onderverdeeld in: Primaire of idiopathische epilepsie: aanvallen zonder aantoonbare oorzaak Secundaire of symptomatische epilepsie: aanvallen worden veroorzaakt door een onderliggend probleem. Bij epilepsie is er sprake van een stoornis in de functie van de hersencellen, wat zich uit in epileptische aanvallen. Zo'n aanval kan sterk in duur en sterkte variëren. Een epileptische aanval kan men onderscheiden in: Petit mal: Een milde toevalsvorm, waarbij een starende blik opvalt, de hond schud met een poot of geeft een pijngil. De aanval duurt meestal slechts een paar seconden tot een minuut. Grand mal: Deze vorm van aanvallen komt het meeste voor, hierbij valt de hond om, waarbij vaak oncontroleerbare spiertrekkingen, met defecatie, urineren en kwijlen optreedt. Ook bizar gedrag als rondjes rennen en onzichtbare objecten aanvallen komt voor. Tijdens zo'n aanval is de hond zich onbewust van zijn omgeving en de toeval duurt vaak enkele minuten. Status epilepticus: Dit is de zwaarste aanvalsvorm en kan enkele uren duren. Zo'n ernstige aanval kan een dodelijke afloop hebben door schade aan organen.

Mogelijke oorzaken van epileptische aanvallen zijn o.a.:

primaire epilepsie: geen aantoonbare oorzaak
een infectie

trauma

tumor

vergiftiging

voedselallergie

metabole ziekte (suikerziekte, lever- of nierinsufficientie)


Een aanval moet altijd serieus genomen worden, omdat de kans op stikken aanwezig is. Zorg ook altijd dat de hond zichzelf niet kan verwonden tijdens een aanval. Zeker als de hond meerdere aanvallen binnen 24 uur heeft, dient men z.s.m. naar een dierenarts te gaan. Een compleet fysiek en neurologisch onderzoek is meestal noodzakelijk om een mogelijke oorzaak van de epileptische aanvallen op te sporen. Bloedonderzoek is hierbij vaak onmisbaar. Andere diagnostische testen zijn analyse van het ruggemergvloeistof om encephalitis (hersenvliesontsteking) uit te sluiten en een röntgenfoto, EEG (electroencephalogram) of CT-scan maken kan noodzakelijk zijn om bijvoorbeeld een tumor te detecteren. Als een andere aandoening dan epilepsie de oorzaak is van de aanvallen, dient de onderliggende ziekte uiteraard behandeld te worden. Vaak blijkt verandering van voeding een groot effect te hebben op het voorkomen/verminderen van epileptische aanvallen. Meestal worden anti-convulsiemiddelen gebruikt om de aanvallen te controleren. Veelal is dit Fenobarbital, bij ernstige epilepsie soms Diazepam (valium). Negatieve bijwerkingen hierbij kunnen zijn desoriëntatie, overgewicht en leverschade. Er wordt derhalve de juiste dosis voor de hond uitgezocht om bijwerkingen zoveel mogelijk te beperken. Houdt er rekening mee dat behandeling met deze middelen vaak voor de rest van het leven geldt, omdat aanvallen anders nog vaker en sterker kunnen terugkeren. Ter ondersteuning kan Tranquicur gegeven worden, om de hond iets rustiger te laten zijn.

Melkkliertumoren of Melkkliergezwellen


zijn de meest voorkomende gezwellen bij de hond. Ze kunnen zowel goed- als kwaadaardig zijn. Bij de teef voelen we knobbels onder de buik in de buurt van de tepels. De aandoening komt bijna alleen bij de teef voor. De dieren zijn gemiddeld 10 jaar als de gezwellen ontdekt worden. Meestal zijn de teven niet gesteriliseerd. Teven die rond de eerste loopsheid gesteriliseerd zijn lopen het minste risico op deze gezwellen. De oorzaak is, zoals bij ieder gezwel, een ontsporing van de normale celgroei. De groei van de cellen wordt door het lichaam strak in de hand gehouden. Er mogen er niet te veel of te weinig zijn. Bij gezwellen gaat de groei ongeremd door met alle gevolgen van dien. Hormonen spelen een belangrijke rol bij melkkliergezwellen. Daarom komen er bij gesteriliseerde teven (dan zijn de hormonen producerende eierstokken verwijderd) veel minder gezwellen voor. Het is niet zo moeilijk om vast te stellen of een dier gezwellen in de melkklieren heeft. Onder de buik, in de buurt van de tepels, zijn dan onderhuidse knobbels voelbaar. Het is helaas aan de buitenkant niet te zien of een knobbel goed- of kwaadaardig is. Een extra probleem is dat melkkliergezwellen goedaardig kunnen beginnen maar later toch kwaadaardig kunnen worden. Bij honden is ongeveer 50% van de melkkliergezwellen goedaardig. Bij het onderzoek letten we op grootte, plaats, aantal, verplaatsbaarheid, en of de lymfeknopen ook gezwollen zijn. Het is mogelijk om door het wegnemen van een stukje weefsel vast te stellen om wat voor soort gezwel het gaat. Nadeel is dat het gezwel zelf blijft zitten zodat vaak een tweede operatie nodig is. Bovendien weten we dat een goedaardig gezwel later toch nog kwaadaardig kan worden. Reden voor ons om in de meeste gevallen al het afwijkende weefsel weg te nemen. Daarnaast kunnen we lymfeklieren en longen op eventuele uitzaaiingen controleren. Dit kan door een stukje weefsel uit de lymfeklieren met een naald weg te nemen en microscopisch te onderzoeken. De longen kunnen door middel van röntgenfoto's worden beoordeeld. Helaas is het niet altijd mogelijk om vast te stellen dat er uitzaaiingen zijn. In een vroeg stadium zijn ze zo klein dat we ze op dat moment niet kunnen opsporen.
Als er geen uitzaaiingen te vinden zijn dan is behandeling altijd zinvol. Zeker bij kwaadaardige gezwellen geldt dat hoe eerder ze weggehaald worden des te groter de kans op genezing is. Als er al uitzaaiingen zijn is genezing niet meer mogelijk. Het is wel mogelijk om de hond na de operatie met medicijnen te behandelen om zo het leven van de hond te verbeteren en eventueel te verlengen (afhankelijk van het soort gezwel gemiddeld een jaar). In tegenstelling tot mensen worden honden niet misselijk en krijgen ze geen haaruitval. Het is een fabeltje dat gezwellen harder gaan groeien als er aan geopereerd wordt en dat je ze daarom beter kunt laten zitten. Bij de operatie worden de tumoren met omringend weefsel ruim weggenomen om zeker te zijn dat al het afwijkende weefsel verwijderd wordt. Soms zullen we proberen om een complete melklijst met bijbehorende lymfeknopen te verwijderen. Dit betekent dat we alle melkklieren aan een kant wegnemen. Op deze wijze voorkomen we dat we weefsel laten zitten waar ook weer gezwellen in kunnen ontstaan.

Oorontstekingen Oorontstekingen zijn een veel voorkomend probleem bij honden. De honden schudden met hun kop, krabben aan hun oor en piepen soms van de pijn. De uitwendige gehoorgang kan vies en rood zijn maar ook het oor zelf (de inwendige gehoorgang) is meestal vies, rood, warm en stinkt vaak. In de meeste gevallen is er dus sprake van een ontsteking van de gehoorgang. Af en toe zien we bij onze huisdieren middenoorontstekingen. Het risico van het vele schudden en krabben is een bloedoor. U ziet een enorme zwelling van de oorschelp, die door de dierenarts behandeld of geopereerd moet worden 10 dagen na het ontstaan; dit in verband met de periode van genezing van het bloedvat in de oorschelp. Wordt dit oor niet op de juiste wijze behandeld, dan ontstaat een zeer pijnlijk schrompeloor. Alle honden kunnen een oorontsteking krijgen. Bij honden is het wel zo dat bepaalde rassen hier meer last van hebben dan andere. Bij honden, die veel buiten komen, is de oormijt een belangrijke oorzaak voor oorontstekingen. Het zijn kleine witte spinachtige insecten die leven van oorsmeer. Ze veroorzaken jeuk en zijn zo klein dat ze met het blote oog moeilijk zijn waar te nemen. Ze kunnen ook hevige jeuk aan kop en hals veroorzaken, die soms zelfs na bestrijding van de mijten nog enkele weken aanhoudt. Hiernaast zijn verschillende soorten bacteriën en gisten die ook graag in de gehoorgang leven en daar voor problemen zorgen (warm, vochtig en voedsel) Een oorontsteking laat zich eenvoudig vaststellen. Het dier flappert met zijn oren of krabt eraan en piept soms van de pijn en heeft dan vaak ook zijn kop scheef. De binnenkant van de oorschelp is rood en vies. Bovendien kan het zeer onaangenaam ruiken en het oor kan 'lopen'.
Bij een middenoorontsteking kan het evenwichtsorgaan aangetast worden; dan zijn de klachten ernstiger. Het dier loopt vaker met de kop scheef en kan evenwichtsstoornissen krijgen en loopt dan vaak kringetjes of valt zelfs om. Bij ieder dier met een oorontsteking is goed onderzoek van belang. De dierenarts zal moeten kijken of er sprake is van een besmetting met oormijt en/of een infectie door bacteriën en/of schimmels van de gehoorgang of dat er iets anders aan de hand is. Soms is aanvullend onderzoek nodig. Hierbij kunnen we denken aan een uitstrijkje of een kweek van het oorsmeer, maar ook aan röntgenfoto's van de schedel. Bij een oormijtinfectie kunt u met oorzalf met een insecticide erin, goede resultaten boeken. Bij infecties met bacteriën of gisten zijn antibiotica of anti-schimmelhoudende zalven nodig. Is de gehoorgang erg vies, dan spoelen we eerst - onder een lichte verdoving - de oren uit. Eventueel kunnen we bij dieren die veel last hebben pijnstillers of jeukonderdrukkende tabletten meegeven om de pijn en de jeuk te verlichten. Bij een middenoorontsteking is een (langdurige) behandeling met antibiotica noodzakelijk. Dieren met steeds terugkerende of chronische ontstekingen kunnen een dichtgewoekerde gehoorgang krijgen. Op gezwellen en vreemde voorwerpen moet gecontroleerd worden, want door zo'n afsluiting of een beschadiging van het trommelvlies kunnen ze meer of minder doof zijn. Deze woekeringen zijn operatief te verwijderen. Daarbij leggen we een gedeelte van de uitwendige gehoorgang open om ruimte te krijgen waardoor er ook meer ventilatie in het oor komt, zodat de ontstekingen drastisch verminderen. Deze operatie passen we ook toe bij chronische oorontstekingen. De gehele gehoorgang verwijderen we alleen in uiterste noodzaak als laatste redmiddel bij hopeloze gevallen. De hond wordt dan helaas doof.

Patella luxatie Patella is de officiële naam voor de knieschijf. Een patellaluxatie betekent dus een verschoven knieschijf. Er zijn verschillende vormen van luxaties. De meest voorkomende is de luxatie naar mediaal, d.w.z. naar de binnenzijde. We zien dit vaak bij honden van de kleine rassen. De luxatie naar lateraal, waarbij de knieschijf aan de buitenzijde voelbaar is zien we soms bij de grote rassen, vaak in combinatie met een draaiing van het dijbeen. Deze laatste vorm is zeldzaam. Hierna zullen we het daarom alleen hebben over de luxatie naar mediaal.
De behandeling van dit knieprobleem verschilt dus van geval tot geval en is afhankelijk van de ernst van de aandoening. Erfelijkheid De aandoening is erfelijk. Het is daarom raadzaam niet te fokken met dieren met een duidelijke luxatie. De precieze wijze van overerving is niet bekend, maar zal waarschijnlijk op meerdere factoren berusten, net zoals b.v. bij heupdysplasie. Afgezien van een gericht fokprogramma is er geen manier om luxaties te voorkomen. Traplopen, springen en dergelijke hebben geen directe invloed op het ontstaan van een luxatie.

Tandsteen Tandsteen is de benaming voor de bruine aanslag die we op het gebit van onze dieren kunnen aantreffen. Het bestaat uit resten voedsel, zouten uit het speeksel en afgestorven bacteriën. Voor ons is het meest opvallende verschijnsel een onfrisse adem en een vies gebit. Tandsteen wordt gevormd op het glazuur van het gebit, vooral op de overgang van tand naar tandvlees. Het werkt zich als een wig onder het tandvlees. Bacteriën kunnen zich hierdoor onder het tandvlees nestelen. Het tandvlees raakt ontstoken en de wortels van tanden en kiezen komen bloot te liggen. Het gebit komt hierdoor los te zitten. Door deze ontsteking in de mondholte gaat uw dier onaangenaam ruiken uit zijn bek. Ondanks al deze narigheid hebben de dieren niet snel problemen met kauwen, tenzij ook de grote scheurkiezen aangetast zijn. Soms kunnen bacteriën die uit een ontstoken mond het lichaam binnen dringen elders klachten geven. Berucht hierbij zijn tussenwervelschijf, nier en hartklep ontstekingen. Ernstige gevallen verraden zich door een slechte adem. In een eerder stadium is het zaak het gebit te inspecteren. De enige manier van behandelen bestaat uit het verwijderen van het tandsteen. Bij onze huisdieren moet dit doorgaans onder sedatie gebeuren. Ze laten anders niet toe dat het hele gebit goed schoon wordt gemaakt. Het schoonmaken gebeurt met dezelfde instrumenten welke de tandarts gebruikt, daarnaast wordt er gebruik gemaakt van een trilapparaatje. Als het gebit goed schoon is wordt er beoordeeld of er eventueel elementen getrokken moeten worden. Ook wordt er bekeken of een antibioticakuur nodig is om de ontsteking van het tandvlees te genezen. Hard voer. Zacht voer bevordert de vorming van tandsteen. Het kauwen op hard voer gaat tandsteen juist tegen. Er zijn aanwijzingen dat met speciaal voer de vorming van tandsteen nog beter bestreden kan worden.

Vettumoren Vettumoren (of balanopostitis in vaktaal) is een veel voorkomend probleem bij reuen. Vetbulten komen veel voor. Het zijn tumoren die voornamelijk uit vet bestaan. Het zijn er vaak meerdere en je kunt ze op verschillend plaatsen tegenkomen. Ze zijn bijna altijd goedaardig. We vinden ze voornamelijk bij honden op oudere leeftijd. Meestal bevinden ze zich net onder de huid op de borstkas of buikwand. Soms zitten ze op de poten. In uitzonderlijke gevallen kunnen ze ook op andere plaatsen voorkomen zoals in de borstkas. Een tumor is een hoopje cellen die zich niet houden aan de normale regels voor de groei van cellen. Normale cellen groeien totdat ze een boodschap krijgen van het lichaam dat ze moeten stoppen. Tumorcellen luisteren niet naar deze boodschap en blijven maar doorgroeien en doorgroeien. Tumoren kunnen worden verdeeld in 2 groepen: De eerste groep zijn de goedaardige tumoren. Deze tumor groeit langzaam, blijft op een plaats zitten en beschadigd geen organen in zijn omgeving door er doorheen te groeien. De andere groep bestaat uit de kwaadaardige tumoren. Kwaadaardige tumoren vreten zich door het omringende weefsel heen. Doordat er kleine stukjes tumor kunnen loslaten verspreiden deze tumoren zich langzaam door het lichaam. Daar kunnen dan soms weer nieuwe tumoren uit groeien. Een kwaadaardige tumor noemen we kanker. Vettumoren zijn eigenlijk bijna altijd goedaardig. Hoewel ze soms op meerdere plaatsen tegelijk aanwezig zijn hoeven dus niet bang te zijn voor uitzaaiingen. Als een bult wordt onderzocht wordt er gelet op grootte, vorm, verplaatsbaarheid en stevigheid. Vaak wordt er daarna met een naald wat weefsel uit de knobbel gezogen om onder een microscoop te kijken of het inderdaad voornamelijk vet is. Indien er twijfel bestaat over het opgezogen materiaal, dan wordt het materiaal in overleg met de opgestuurd voor een second opinion door een cytoloog. Een cytoloog is iemand die gespecialiseerd is in het beoordelen van cellen. Hij zal dus met nog grotere betrouwbaarheid kunnen vaststellen of het een goedaardige vettumor betreft.
Omdat bijna alle vettumoren goedaardig zijn, wordt er meestal besloten om de vetbult met rust te laten. Er zijn echter enkele redenen om de bult toch te verwijderen. Als een van de onderstaande criteria bij de vetbult van de hond past dan moeten de bult toch verwijderd worden. Als de bult erg snel groeit. Als de bult, na een hele tijd dezelfde grootte te hebben gehad, opeens weer gaat groeien. Als de bult opeens duidelijk van vorm of hardheid verandert (bijvoorbeeld een mooie ronde bult wordt opeens knobbelig). Als de bult de hond belemmert in zijn bewegingen (bijvoorbeeld een grote bult in de oksel van de hond). Als de bult op een plaats zit waar het bijna onmogelijk wordt om hem te verwijderen als hij groeit (bijvoorbeeld een bultje op de voet). Als de hond er veel aan bijt, likt of schuurt waardoor de bult kan gaan bloeden of geïrriteerd raakt.

Voorhuidontstekingen Voorhuidontsteking (of balanopostitis in vaktaal) is een veel voorkomend probleem bij reuen. De reu verliest hierbij steeds enkele druppeltjes pus uit z'n geslachtsopening. De hond zelf heeft er nauwelijks hinder van, maar zijn omgeving vaak des te meer. De oorzaak is een infectie van de voorhuid. Dit treedt heel makkelijk op omdat de omstandigheden binnen de voorhuid ideaal zijn voor een kwaadwillende bacterie. Het is er warm, vochtig en ook aan voedsel in de vorm van urine is er geen gebrek. Voorhuidontsteking zien we bij geslachtsrijpe reuen van alle rassen en alle leeftijden. Bijna alle reuen hebben er af en toe last van, maar bij sommigen neemt het echt hinderlijke vormen aan. Het is niet moeilijk om vast te stellen of een reu een voorhuidontsteking heeft. Een blik op z'n geslachtsdeel is meestal voldoende om te weten hoe het ervoor staat. Bovendien verraadt de patiënt zich door een spoor van pusdruppeltjes achter te laten. De behandeling bestaat uit het bestrijden van de infectie. Dit kan door in de voorhuid desinfecterende vloeistof of zalf aan te brengen (de z.g. voorhuidcleaners) of door een penicilline kuur. Ook zijn er wat homeopatische middellen tegen. Als bijkomende behandeling kan de hond ook tijdelijk "chemisch gecastreerd" worden. Hiervoor krijgt hij een injectie met een hormoon dat de invloed van zijn eigen hormonen tijdelijk onderdrukt. Het vervelende is alleen dat na het stoppen van de behandeling de klachten vroeg of laat weer terugkeren. Als laatste mogelijkheid is er nog het castreren van de hond. Dit is in ruim 85 % van de gevallen voldoende om de kwaal definitief te verhelpen. In de overige 15 % worden de klachten meestal wel veel minder.


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  • Na een tekenbeet kun je besmet raken met de lymebacterie