|
Bekende
hondenziektes en aandoeningen Hondenziekte Hondenziekte wordt ook wel 'distemper' of 'Ziekte van Carré' genoemd. Het wordt door een virus veroorzaakt en kan vele ziektesymptomen tot gevolg hebben. Het meest op de voorgrond treden verschijnselen van het centrale zenuwstelsel, braken en diarree, longontsteking en oog- en neusuitvloeiing. Een speciale vorm van de ziekte bestaat uit huidafwijkingen waarbij een sterke verhoorning optreedt van de voetzolen en de neusspiegel. De ziekte komt, mede door het ent-programma, nog maar weinig voor in Nederland. De eerste enting wordt gegeven op een leeftijd tussen de zes en acht weken. Het wordt herhaald na ca. vier weken. Indien op 12 weken voor het eerst wordt gevaccineerd, of nog later, dan dient de vaccinatie nog minimaal één keer herhaald te worden. Nu is het zo dat pups voordat zij geboren worden, uitgebreid in verbinding staan met het bloed van de moederhond. Als de moederhond goed, volgens schema, geënt was krijgen de pups dus afweercellen en stoffen mee van die moederhond. Op het moment dat de pups geënt worden kunnen de afweerstoffen, die ze van hun moeder meegekregen hebben, de entstof voor een deel verdrijven, waardoor de pup zelf minder antistoffen produceert. Daarom moeten pups dus vaker geënt worden om een volledige afweer te ontwikkelen. Tegen hondenziekte is er nog een andere mogelijkheid. Het mazelenvaccin voor mensen lijkt heel erg op het virus dat hondenziekte veroorzaakt. Wordt de pup hiermee geënt, dan kunnen de stoffen van de moeder dit niet verdrijven en bouwt de pup zelf de afweerstoffen op. Ook dit wordt wel gedaan in Nederland.
Parvo is een virus
dat de darmvlokken massaal vernietigt. Hierdoor ontstaat een beeld van
hele heftige diarree (spuitdiarree) met bloed. De honden kunnen ook ernstig
braken, hebben vaak hele hoge koorts en door het enorme vochtverlies raken
ze heel snel uitgedroogd. Sterfte treedt veelvuldig op. Geadviseerd wordt
om te beginnen met enten op een leeftijd van zes tot acht weken en om
de drie tot vier weken te herhalen tot de hond ongeveer vier maanden oud
is.
Kennelhoest De oorzaak van kennelhoest bestaat uit meerdere micro-organismen en daarom is het beter te spreken van het kennelhoestcomplex. De symptomen kenmerken zich door een zieke hond met koorts en een harde, droge hoest die weken lang kan aanhouden. Ook geven ze hierbij wel eens wat wittig slijm op. De drie belangrijkste veroorzakers zijn de Bordetella bronchiseptica bacterie, het para-influenza virus en een adenovirus. De infectiedruk, temperatuur en ventilatie spelen een grote rol in het ontstaan van de ziekte. Niet voor niets zijn de zomermaanden de periode waarin kennelhoest het meest wordt waargenomen. In deze vakantieperiode worden veel honden in pensions, asiels en kennels ondergebracht. Vaccinatie tegen kennelhoest wordt aanbevolen voor honden die een groter risico lopen op infectie (zoals werkhonden, of honden die naar een pension gaan). Enting dient plaats te vinden, minimaal 10 tot 14 dagen voordat de hond blootgesteld wordt aan het grotere risico (bijvoorbeeld opname in een pension). Er kan begonnen worden met vaccineren op een leeftijd van zes weken. Jaarlijkse of frequentere herhaling (afhankelijk van gebruikt vaccin en infectiemogelijkheden) is noodzakelijk om de immuniteit te onderhouden.
Hondsdolheid (ook wel Rabiës genoemd) wordt veroorzaakt door een virus dat via het speeksel (bijten) wordt overgebracht en specifiek het zenuwstelsel aantast. Het verspreidt zich langzaam via zenuwbanen vanuit een bijtwond naar de hersenen. Eenmaal daar aangekomen zullen gedragsveranderingen (vaak agressiviteit en angstreacties) op gaan treden. Opvallend is de watervrees wat wordt veroorzaakt door slikproblemen. De ziekte is altijd dodelijk en zeer gevaarlijk voor de mens. Bij tijdig ingrijpen na een bijtwond kan de ziekte bij de mens nog tot staan gebracht worden. De eerste vaccinatie wordt niet eerder gegeven dan op een leeftijd van 12 weken. Afhankelijk van de wettelijke eisen en de gebruikte entstof wordt de enting herhaald na één tot drie jaar. Bij pups is de enting doorgaans niet langer geldig dan drie maanden. Gezien het gevaarlijke karakter van de ziekte mag er nooit afgeweken worden van de wettelijke eisen van de landen die vaccinatie tegen hondsdolheid vereisen.
De ziekte van Weil of Leptospirose wordt in tegenstelling tot de andere ziektes, veroorzaakt door een bacterie. Bij besmette dieren ontstaan koorts, spierpijn en leverstoornissen (geelzucht). De bacteriën blijven soms maandenlang in de nieren aanwezig en worden steeds met de urine uitgescheiden. Hierdoor worden andere honden (snuffelen), of de mens (slechte hygiëne) weer geïnfecteerd. Vaccinatie van pups moet minstens tweemaal plaatsvinden, de eerste keer in het nest op een leeftijd van zes tot acht weken en de herhalingsenting op 12 weken leeftijd. Een derde enting wordt aanbevolen voor 'risico-dieren' (bijvoorbeeld jachthonden) op een leeftijd van 20 tot 24 weken. De jaarlijkse hervaccinatie dient kort voor de risicoperiode, die loopt van mei tot november, gegeven te worden.
Er is bij 10 honden sinds Maart 2004 in Nederland (regio Arnhem en Den Haag) Babesiose vastgesteld, waarvan er nu minstens 3 zijn overleden. Deze honden waren niet in het buitenland geweest en zijn dus in Nederland besmet. De teek die nodig is voor de overdracht va de ziekte Dermacentor reticulatus komt inmiddels waarschijnlijk dus ook in Nederland voor en brengt bij een steek de bloedparasiet Babesia Canis over. Behandeling van zieke dieren is mogelijk, medicijnen zijn voorradigVaccinatie is mogelijk, voldoende vaccin is voor handen aldus de fabrikant. - Feiten over de ziekte; De tijd die verstrijkt tussen besmetting en ziekte bedraagt 1 dag tot 2 wekenDieren worden besmet door beten van besmette teken van de soorten Dermacentor Reticulatus of Rhipicephalus Sanguineus.Symptomen variëren afhankelijk van de vorm waarin de ziekte zich presenteert, van peracuut toto chronisch. Peracuut: vooral jonge pups: plotse heel zieke pup met ernstige bloedarmoede en heel donkere (bruine) urine, gevolgd door zenuwsymptomen, shock en sterft binnen 1-2 dagen. Geen koorts, eerder ondertemperatuur. Acuut : Bij dieren die nooit eerder besmet zijn geweest (Nederlandse honden die op vakantie, of nu zelfs in Nederland voor 't eerst besmet worden): Na enkele dagen van slecht eten en sloomheid volgt koorts, braken, bloedarmoede en soms roodbruine urine en geelzucht. Chronisch: Vooral in streken waar de ziekte normaal voorkomt en dieren dus al enige afweer hebben opgebouwd: vage klachten zoals wisselende eetlust, soms koorts, vermageren en lichte bloedarmoede. Subklinisch: na infectie met een minder agressieve vorm of na herstel van de acute vorm kan een hond drager blijven van de parasiet, gedurende 2 of meer jaren kan bij een verminderde afweer weer een milde vorm van de ziekte ontstaan. - Diagnose; Is te stellen aan de symptomen, het aantonen van de parasiet in verse bloeduitstrijkjes of middels het aantonen van antistoffen in het bloed (alleen 1-3 wkn na besmetting). Behandeling Er zijn effectieve geneesmiddelen maar deze zijn officieel niet geregistreerd voor gebruik bij de hond en hebben soms ook wel wat bijwerkingen. Oppassen voor overdosering en soms gaan niet alle parasieten dood. Preventie Zorg dat honden niet gebeten worden door teken. Frontline® (vooral spray) en tekenbanden zijn geschikt. Vaccinatie Is mogelijk met Pirodog®, 2 x vaccineren met 3-6 weken tussen beide vaccinaties. Het vaccin biedt wisselende bescherming tegen Babesia Canis (de vorm waar het in Nederland om gaat). Een infectie verloopt na enting minder heftig en biedt de hond een betere overlevingskans.
Aandoeningen Alergie
Allergieën of overgevoeligheids reacties zijn een belangrijke oorzaak
van jeuk en huidklachten bij honden. De verschijnselen variëren van
af en toe een beetje jeuk tot onophoudelijk bijten, likken en krabben,
soms tot bloedens toe.
Epilepsie Epilepsie
kan worden onderverdeeld in: Primaire of idiopathische
epilepsie: aanvallen zonder aantoonbare oorzaak
Secundaire of symptomatische epilepsie: aanvallen worden
veroorzaakt door een onderliggend probleem. Bij epilepsie is er sprake
van een stoornis in de functie van de hersencellen, wat zich uit in epileptische
aanvallen. Zo'n aanval kan sterk in duur en sterkte variëren. Een
epileptische aanval kan men onderscheiden in: Petit
mal: Een milde toevalsvorm, waarbij een starende blik opvalt, de
hond schud met een poot of geeft een pijngil. De aanval duurt meestal
slechts een paar seconden tot een minuut. Grand
mal: Deze vorm van aanvallen komt het meeste voor, hierbij valt
de hond om, waarbij vaak oncontroleerbare spiertrekkingen, met defecatie,
urineren en kwijlen optreedt. Ook bizar gedrag als rondjes rennen en onzichtbare
objecten aanvallen komt voor. Tijdens zo'n aanval is de hond zich onbewust
van zijn omgeving en de toeval duurt vaak enkele minuten. Status epilepticus:
Dit is de zwaarste aanvalsvorm en kan enkele uren duren. Zo'n ernstige
aanval kan een dodelijke afloop hebben door schade aan organen. trauma tumor vergiftiging voedselallergie
Melkkliertumoren of Melkkliergezwellen
Oorontstekingen
Oorontstekingen zijn een veel voorkomend probleem bij honden. De honden
schudden met hun kop, krabben aan hun oor en piepen soms van de pijn.
De uitwendige gehoorgang kan vies en rood zijn maar ook het oor zelf (de
inwendige gehoorgang) is meestal vies, rood, warm en stinkt vaak. In de
meeste gevallen is er dus sprake van een ontsteking van de gehoorgang.
Af en toe zien we bij onze huisdieren middenoorontstekingen. Het risico
van het vele schudden en krabben is een bloedoor. U ziet een enorme zwelling
van de oorschelp, die door de dierenarts behandeld of geopereerd moet
worden 10 dagen na het ontstaan; dit in verband met de periode van genezing
van het bloedvat in de oorschelp. Wordt dit oor niet op de juiste wijze
behandeld, dan ontstaat een zeer pijnlijk schrompeloor. Alle honden kunnen
een oorontsteking krijgen. Bij honden is het wel zo dat bepaalde rassen
hier meer last van hebben dan andere. Bij honden, die veel buiten komen,
is de oormijt een belangrijke oorzaak voor oorontstekingen. Het zijn kleine
witte spinachtige insecten die leven van oorsmeer. Ze veroorzaken jeuk
en zijn zo klein dat ze met het blote oog moeilijk zijn waar te nemen.
Ze kunnen ook hevige jeuk aan kop en hals veroorzaken, die soms zelfs
na bestrijding van de mijten nog enkele weken aanhoudt. Hiernaast zijn
verschillende soorten bacteriën en gisten die ook graag in de gehoorgang
leven en daar voor problemen zorgen (warm, vochtig en voedsel) Een oorontsteking
laat zich eenvoudig vaststellen. Het dier flappert met zijn oren of krabt
eraan en piept soms van de pijn en heeft dan vaak ook zijn kop scheef.
De binnenkant van de oorschelp is rood en vies. Bovendien kan het zeer
onaangenaam ruiken en het oor kan 'lopen'.
Patella luxatie
Patella is de officiële naam voor de knieschijf. Een patellaluxatie
betekent dus een verschoven knieschijf. Er zijn verschillende vormen van
luxaties. De meest voorkomende is de luxatie naar mediaal, d.w.z. naar
de binnenzijde. We zien dit vaak bij honden van de kleine rassen. De luxatie
naar lateraal, waarbij de knieschijf aan de buitenzijde voelbaar is zien
we soms bij de grote rassen, vaak in combinatie met een draaiing van het
dijbeen. Deze laatste vorm is zeldzaam. Hierna zullen we het daarom alleen
hebben over de luxatie naar mediaal.
Tandsteen Tandsteen is de benaming voor de bruine aanslag die we op het gebit van onze dieren kunnen aantreffen. Het bestaat uit resten voedsel, zouten uit het speeksel en afgestorven bacteriën. Voor ons is het meest opvallende verschijnsel een onfrisse adem en een vies gebit. Tandsteen wordt gevormd op het glazuur van het gebit, vooral op de overgang van tand naar tandvlees. Het werkt zich als een wig onder het tandvlees. Bacteriën kunnen zich hierdoor onder het tandvlees nestelen. Het tandvlees raakt ontstoken en de wortels van tanden en kiezen komen bloot te liggen. Het gebit komt hierdoor los te zitten. Door deze ontsteking in de mondholte gaat uw dier onaangenaam ruiken uit zijn bek. Ondanks al deze narigheid hebben de dieren niet snel problemen met kauwen, tenzij ook de grote scheurkiezen aangetast zijn. Soms kunnen bacteriën die uit een ontstoken mond het lichaam binnen dringen elders klachten geven. Berucht hierbij zijn tussenwervelschijf, nier en hartklep ontstekingen. Ernstige gevallen verraden zich door een slechte adem. In een eerder stadium is het zaak het gebit te inspecteren. De enige manier van behandelen bestaat uit het verwijderen van het tandsteen. Bij onze huisdieren moet dit doorgaans onder sedatie gebeuren. Ze laten anders niet toe dat het hele gebit goed schoon wordt gemaakt. Het schoonmaken gebeurt met dezelfde instrumenten welke de tandarts gebruikt, daarnaast wordt er gebruik gemaakt van een trilapparaatje. Als het gebit goed schoon is wordt er beoordeeld of er eventueel elementen getrokken moeten worden. Ook wordt er bekeken of een antibioticakuur nodig is om de ontsteking van het tandvlees te genezen. Hard voer. Zacht voer bevordert de vorming van tandsteen. Het kauwen op hard voer gaat tandsteen juist tegen. Er zijn aanwijzingen dat met speciaal voer de vorming van tandsteen nog beter bestreden kan worden.
Vettumoren Vettumoren
(of balanopostitis in vaktaal) is een veel voorkomend probleem bij reuen.
Vetbulten komen veel voor. Het zijn tumoren die voornamelijk uit vet bestaan.
Het zijn er vaak meerdere en je kunt ze op verschillend plaatsen tegenkomen.
Ze zijn bijna altijd goedaardig. We vinden ze voornamelijk bij honden
op oudere leeftijd. Meestal bevinden ze zich net onder de huid op de borstkas
of buikwand. Soms zitten ze op de poten. In uitzonderlijke gevallen kunnen
ze ook op andere plaatsen voorkomen zoals in de borstkas. Een tumor is
een hoopje cellen die zich niet houden aan de normale regels voor de groei
van cellen. Normale cellen groeien totdat ze een boodschap krijgen van
het lichaam dat ze moeten stoppen. Tumorcellen luisteren niet naar deze
boodschap en blijven maar doorgroeien en doorgroeien. Tumoren kunnen worden
verdeeld in 2 groepen: De eerste groep zijn de goedaardige tumoren. Deze
tumor groeit langzaam, blijft op een plaats zitten en beschadigd geen
organen in zijn omgeving door er doorheen te groeien. De andere groep
bestaat uit de kwaadaardige tumoren. Kwaadaardige tumoren vreten zich
door het omringende weefsel heen. Doordat er kleine stukjes tumor kunnen
loslaten verspreiden deze tumoren zich langzaam door het lichaam. Daar
kunnen dan soms weer nieuwe tumoren uit groeien. Een kwaadaardige tumor
noemen we kanker. Vettumoren zijn eigenlijk bijna altijd goedaardig. Hoewel
ze soms op meerdere plaatsen tegelijk aanwezig zijn hoeven dus niet bang
te zijn voor uitzaaiingen. Als een bult wordt onderzocht wordt er gelet
op grootte, vorm, verplaatsbaarheid en stevigheid. Vaak wordt er daarna
met een naald wat weefsel uit de knobbel gezogen om onder een microscoop
te kijken of het inderdaad voornamelijk vet is. Indien er twijfel bestaat
over het opgezogen materiaal, dan wordt het materiaal in overleg met de
opgestuurd voor een second opinion door een cytoloog. Een cytoloog is
iemand die gespecialiseerd is in het beoordelen van cellen. Hij zal dus
met nog grotere betrouwbaarheid kunnen vaststellen of het een goedaardige
vettumor betreft.
Voorhuidontstekingen Voorhuidontsteking (of balanopostitis in vaktaal) is een veel voorkomend probleem bij reuen. De reu verliest hierbij steeds enkele druppeltjes pus uit z'n geslachtsopening. De hond zelf heeft er nauwelijks hinder van, maar zijn omgeving vaak des te meer. De oorzaak is een infectie van de voorhuid. Dit treedt heel makkelijk op omdat de omstandigheden binnen de voorhuid ideaal zijn voor een kwaadwillende bacterie. Het is er warm, vochtig en ook aan voedsel in de vorm van urine is er geen gebrek. Voorhuidontsteking zien we bij geslachtsrijpe reuen van alle rassen en alle leeftijden. Bijna alle reuen hebben er af en toe last van, maar bij sommigen neemt het echt hinderlijke vormen aan. Het is niet moeilijk om vast te stellen of een reu een voorhuidontsteking heeft. Een blik op z'n geslachtsdeel is meestal voldoende om te weten hoe het ervoor staat. Bovendien verraadt de patiënt zich door een spoor van pusdruppeltjes achter te laten. De behandeling bestaat uit het bestrijden van de infectie. Dit kan door in de voorhuid desinfecterende vloeistof of zalf aan te brengen (de z.g. voorhuidcleaners) of door een penicilline kuur. Ook zijn er wat homeopatische middellen tegen. Als bijkomende behandeling kan de hond ook tijdelijk "chemisch gecastreerd" worden. Hiervoor krijgt hij een injectie met een hormoon dat de invloed van zijn eigen hormonen tijdelijk onderdrukt. Het vervelende is alleen dat na het stoppen van de behandeling de klachten vroeg of laat weer terugkeren. Als laatste mogelijkheid is er nog het castreren van de hond. Dit is in ruim 85 % van de gevallen voldoende om de kwaal definitief te verhelpen. In de overige 15 % worden de klachten meestal wel veel minder.
|
|