De
Labrador Retriever komt van oorsprong uit de Canadese streken Labrador
en Newfoundland.
Een beschrijving van deze honden, die in 1822 aanwezig waren in deze streken,
is terug te vinden in de door de reiziger W.E. Cormach geschreven stukken,
die de honden die hij hier zag lopen "kleine waterhonden" noemde.
In die periode kwam het handelsverkeer op tussen Engeland en de Canadese
streken. Hierdoor kwamen de eerste honden uit St. John (Newfoundland)
naar de havenplaatsen in het Engelse graafschap. Er werden verschillende
benamingen gebruikt voor deze honden, te weten "Newfoundlander, Lesser
Newfoundlander en St. Johnshond".
Wanneer de naam Labrador precies werd gebruikt in plaats van St. Johnshond
is niet precies bekend, maar het moet in het begin van de negentiende
eeuw zijn geweest want in 1839 nam de hertog van Buccleuch zijn Labrador
"Moss" en Lord Home zijn hond "Drake" mee op hun jacht.
Zij noemden toen hun honden al Labradors.
Het verhaal gaat dat de tweede Graaf van Malmesbury (1778-1841) een "Labrador"
op een vissersboot zag en meteen regelde dat handelaren er een aantal
voor hem meebrachten vanuit Newfoundland. De Hertog was zo onder de indruk
van deze honden en hun apporteertalent dat hij besloot zijn fokkerij zich
geheel te wijden aan de ontwikkeling en instandhouding van dit ras.
Zijn opvolger, de derde Graaf van Malmesbury (1807-1889) zette dit voort.
Helaas werden al snel anderen zich bewust van dit ras, die weinig aandacht
gaven aan het zuiver houden van het ras. Echter bleef de Malmesbury-lijn
gedurende vele jaren raszuiver. Vol overgave probeerden de adellijke families
het ras te verbeteren. In die tijd werden er veel kruisingen gemaakt met
naar alle waarschijnlijkheid de Pointer, Setter, Harrier en ook met "het
apporteertalent van die tijd" de Flatcoat Retriever. De hertog van
Buccleuch, de graaf van Malmesbury en Sir Richard Graham hadden intussen
gerenommeerde kennels opgebouwd. Zij maakten in die periode voor het eerst
nauwkeurige aantekeningen van de fokresultaten en probeerden zo zuiver
mogelijk, dus zonder kruisingen, te fokken.
Aan het einde van de 19e eeuw werd het importeren van honden uit Newfoundland
en Labrador beëindigd. Door twee wetten was het niet meer mogelijk
honden uit deze streken te halen, namelijk de quarantainewet die de import
van alle zoogdieren naar Engeland verbood en een belastingdecreet omtrent
teven uit Newfoundland, zodat fokkers alle geboren teefjes doodden. Eigenlijk
was dit heel goed voor het Labrador-ras, omdat fokkers in Engeland nu
wel raszuiver moesten gaan fokken met hun eigen honden.
In 1903 werd de Labrador Retriever door de Engelse Kennel Club erkend,
maar toen bestond er nog geen officiële rasstandaard. Gelukkig waren
de liefhebbers toen in hoofdzaak geïnteresseerd in de jachteigenschappen
van de hond en konden zij volgens eigen inzichten hun fokkerij voortzetten.
Aan hen hebben wij de veelzijdige hond die wij tegenwoordig kennen als
de Labrador Retriever te danken.
Na onderzoek blijkt dat al in 1860 de eerste Labrador op een tentoonstelling
te zien was. Maar zij droegen weinig bij tot het succes op de tentoonstellingen.
Voor hen was er maar één ding belangrijk en dat was het
apporteervermogen. Om deze kwaliteiten met andere honden te meten begonnen
de liefhebbers voor het eerst in 1880 Retrieverwedstrijden te houden.
Deze steeds sterker wordende competitie noodzaakte de fokkers zich meer
te verdiepen in het verbeteren van de waardevolle eigenschappen van hun
honden.Deze gezonde competitie vormde de sterke basis voor de goede werkeigenschappen
die we nu in onze honden terugvinden. Meer feiten en data over de geschiedenis
van de Labrador Retriever