Een herinnering van Manny:
Natuurkundeles. De heer Kampen hield zeer van decorum, Cees Huizinga helemaal niet. Hij zat achterin de klas, hoewel hij niet tot de groep behoorde, om een proefwerk in te halen. Toen hij klaar was slofte hij naar voren, middenin een verhandeling over een moeilijke kwestie, kwakte zijn werk op Kampens bureau, slofte terug, hield voor de deur nog even halt, zei ’Moi’ en verliet het lokaal.
’WAT ZEI HIJ’. Het klonk als een kanonskogel door de klas. Kampen geloofde kennelijk zijn eigen oren niet, hoewel Cees toch duidelijk genoeg had gesproken.
Een ogenblik was het stil in de klas, toen zei de altijd zich zo onopvallend gedragende Johan Steenbergen: ’Hij zei: "Ik ga. Goedenmiddag, meneer" ’. Even onschuldig als altijd blikte hij Kampen trouwhartig aan. Ietwat verwilderd keek Kampen rond naar de onverschillige klas, keek nogmaals wantrouwend naar de er nog steeds trouwhartig uitziende Johan, zag er toen toch vanaf om uitgerekend hem van gezagsondermijnende acties te beschuldigen en vervolgde de les. Cees gered.