Voor het weergeven van de inhoud op deze pagina is een nieuwe versie van Adobe Flash Player vereist.

Adobe Flash Player ophalen

 

Na deze gebeurtenis begon men zich te beraden, ieder voor zich vroeg zich af wat nu te doen. Sommigen besloten te vertrekken, ofwel om terug te keren naar vanwaar zij gekomen waren, ofwel om hun geluk elders te beproeven. Maar de reis was voor de meesten onder hen zo ver geweest dat verreweg de meerderheid besloot te blijven. En zo was een stad spontaan bezig in een razend tempo te ontstaan. Zij die als eersten kwamen hadden al grote stenen huizen gepland en afgebakend, funderingen waren reeds gelegd, hier en daar verrezen al de hoge muren. Iedere nieuwe aankomer zocht een goede plaats en bouwde daar een huis en oefende daar ter broodwinning zijn kunnen uit.
Tijdens dit drukke werken werd er veel gesproken en gedacht over het raadsel van het kasteel, vele onderzoekers en gelukzoekers bestudeerden het kasteel van alle kanten. Er waren er die de hoogte en dikte van de muren trachtten te berekenen, er waren er die in groepen voor de muren gingen zitten en probeerden zich door meditatie en gebed een weg naar binnen te banen. Sommigen van hen waren gevaarlijke gekken, zij zweepten grote groepen mensen op, zij zeiden dat zij hier moesten sterven om aan de andere zijde van de muren te verrijzen maar nog geen boodschap kwam er van de muren tot ons. Zeer velen pakten het echter anders aan, zij groeven als mollen kleine gangen onder de grond, zij probeerden onder de muren door te graven, maar nog gene heeft daarmee enig resultaat bereikt. Anderen weer zeiden dat op een bepaald tijdstip de poorten vanzelf zouden verschijnen, de mensen moesten alleen hopen en goed leven door slechte zaken te laten, dan zouden de poorten zich vanzelf openen. Allen stierven middelmatig bedeeld of arm.

Nu was er ook een snel groeiende groep die bestond uit mensen die zeiden dat er niets achter de muren was, dat er geen schat was, dat wat men voor de muren aanzag geen muren waren, maar dat het slechts door toevallige grillen der natuur gevormde bergen waren. Zij zeiden dat de mensen die in de schat geloofden slachtoffers waren van zweverige dwazen, dat deze verhalen verzinsels waren, dat zij die er in geloofden werden bedrogen.
Alleen zij die niet geloofden dat er een schat achter de muren lag stierven enigermate gelukkig, zij waren de mensen die goed voor zichzelf konden zorgen, zij bedeelden zichzelf goed, waren vaker rijk dan arm, zij vonden zichzelf dan ook het meest verstandig.
Zij konden het niet laten om mensen die wel geloofden in het verhaal van de schat op andere gedachten te brengen. Zij schreven vele waarschuwende verhalen over wat zij noemden 'het grote bedrog.' Door dit zogenaamde praktische verstand werden zij het meest welvarend in de inmiddels groot uitgegroeide stad, hun stemming was uiteindelijk de meest dominante, zij klonk zoals de meerderheid immer klinkt. En de meerderheid geloofde na enige tijd ook wat deze mensen verkondigden. O, zij werd getekend door een verbazingwekkende argeloosheid gecombineerd met een ziekelijke bemoeizucht, zij waren onuitstaanbaar. Deze mensen werden kleurloos, dik en zwak, door hun successen in het verleden en nu, hoogmoedig bovendien. Zij bedachten een orde van leven om het kasteel, uit hen werden de handels-koningen geboren die de orde regelden en bestuurden. Die orde liet nagenoeg geen ruimte over voor wel-gelovers, want hen werd geen leefruimte meer geboden.
Ook ik, die tussen hen leefde, kreeg het moeilijk, in het begin had ik welstand gekend, maar in deze dagen had geen nog een thuis om naar te schrijven, kinderen hadden hier hun ouders begraven en werden inmiddels zelf ook bijna begraven, hun thuis was hier, zij waren mensen van hier, de mensen van rond de berg. En na een poos leerde men ook nog een soort van taal schrijven, zij schreven niet zoals de dichters schreven, zij hadden een taal voor het dagelijks gebruik uitgevonden, zij hadden een handvat zonder werktuig eraan. Maar zo werd ik langzaam armer en armer, mijn huishouden kromp met de dag, geen werk was er meer voor mij te doen. En met dat beeld voor ogen zat ik 's nachts in de volle maan peinzend naar de muur van het kasteel te kijken.

In mijn gepeins zat ik er al lang naar te kijken, maar ineens waakte ik met een schok op, ik zag dat door het schaduwspel van de heldere maan duidelijk een trap
uitgetekend was omhoog langs de reusachtige hoge muur. maanZij was zo verborgen dat ik haar fijne contouren nauwelijks waar kon nemen, ik kon haar maar een klein stukje met mijn ogen volgen. Gelijk rende ik naar de plek waar ik haar begin vermoedde en inderdaad vond ik er houvast voor mijn handen en voeten, maar omdat de maan al naar haar slaapoord zakte en de trap weer onzichtbaar werd besloot ik de klim pas de volgende nacht aan te vangen. Onrustig probeerde ik in de dag wat te slapen, en zo gauw de maan zichtbaar werd begon ik mijn klim naar het onbekende boven.
Ik probeerde rustig maar toch snel te klauteren wat ook maar al te goed lukte, het ging zo spoedig dat ik verdacht begon te raken op vallen en verdedigings-listen. Ik kwam zo hoog dat de horizon met mij scheen te stijgen, en na een nog langere tijd kwam ik via de mist in het rijk van de wolken, hier werd de trap plotseling breder en toegankelijker, hier waren ineens wonderschone versieringen aangebracht, het was hier zo vredig dat in mij een hevige drang opwelde om hier op een ruime traptrede de zonsopgang te aanschouwen. Volkomen onzichtbaar voor beneden door het wolkendek dat de hoogste hoogte van het kasteel altijd omsluierde. De wereld boven de wolken was hemels, onuitsprekelijk waren de stralen van de zon die werkelijk over de wolken schenen te zingen, een gevoel van grootsheid vervulde mij via gelukzaligheid tot een roes, en in die roes leek het mij plots of ik in deze wolken zwemmen kon, zweven door deze hemelzee zou mijn geluk vervolmaken.

Met de grootste wilsinspanning sleepte ik mij weg uit deze gedachte verder naar boven over een steeds weelderiger wordende trap die nu onderbroken werd door ruime prachtig begroeide terrassen die wel kleine beeldentuinen geleken, en zo kwam ik via steeds meer terrassen tenslotte boven op de muur waar de grootste verrassing op mij wachtte, vanaf de terrassen was het niet zichtbaar, maar nu was het of ik een havenstad zag: er waren grote terrassen als kades, schitterende pilaar-galerijen, straten die steil omhoog slingerden tussen de rijke gebouwen door, het leek of dit een stad was die tegen de bergen was gebouwd, zo kwam men geleidelijk tot op het hoogste punt van de muur. Hier waren veel ruime en langgerekte parken die als een groene boulevard, toen ik daar door die parken liep vergat ik alles, even besefte ik niet meer waar ik was of wat ik deed, liep zo voort, at van de bomen en van de grond, viel met een voldaan gevoel in een diepe en lange slaap. Ik droomde van intense vrijheid en licht. Na in de ochtend een ontbijt van vruchten en honing genuttigd te hebben liep ik aan de andere kant het park af, grote brede lanen voerden door de meest majestueuze stad die ik ooit heb gezien naar beneden een complex van paleizen, pleinen en meren, alles versierd met doordachte doolhoven, binnen. Vanaf hierboven bekeek ik dit alles in een lange stilte, de stad leek een reusachtige kom met als hart een heuvel waarop het grootste en letterlijk schitterendste paleis was gebouwd dat een gouden middelpunt vormde in een ivoor-witte zee van gebouwen en paleizen, nooit had ik zoiets gezien. Maar geen mensen, nergens een levende ziel te bespeuren, geen geluid of beweging, zelfs de vogels kwamen niet zo hoog.
Alles was stil op wind, water en planten na, overal waren planten. In de stad zelf had men vele tuinen aangelegd, de mensen die hier hebben geleefd moeten zeker zeer veel van de tuiniers-kunsten hebben gehouden. Tijdens mijn zwerftocht naar beneden kwam ik de tekenen van strijd tegen, sommige huizen waren vernield, en hoe dichter ik bij het complex van pleinen, meren, en paleizen kwam, hoe meer verwoesting en skeletten ik zag, de lijken lagen in zulke houdingen dat duidelijk was welke verschrikkelijke drama's zich hadden voltrokken, ik was hierover zeer verbaasd, gezien de verbluffende schoonheid van de stad binnen de kasteelmuren. Als vanzelf moest ik aan een oude waarheid denken, een waarheid die de rede aangeeft van veel soortgelijk verval namelijk dat het mooiste goud vaak het grootste kwaad uit de mens naar boven roept, waarschijnlijk was de stad hieraan ten gronde gegaan. Zonder het te merken was ik in het hart van de stad beland, ik beklom de heuvel naar het grote paleis, al tijdens het bestijgen van de heuvel raakte ik zeer onder de indruk, al in de stad en in de paleizen rond de heuvel dacht ik nooit wat mooiers op aarde gezien te hebben, maar de mozaïeken getekend op haar muren waren van zo een diepte dat ik bij het zien ervan mijn verstand bijna verloor, ik kreeg koorts van opwinding toen ik het paleis binnentrad, drie dagen lag ik ijlend daar in de eerste zaal voor ik mijzelf hervond, dit juweel was zo verbijsterend mooi dat ik bij mijn ontdekkingstocht erdoor telkens door flauwtes en aanvallen van waanzin bevangen werd.

Vermagerd, vuil en in lompen liep ik soms dagen gillend door de gangen te rennen, mijn haren stonden alle kanten op en mijn ogen waren als die van een wild dier. Door de uitputting kalmeerde ik uiteindelijk, de honger dreef mij in een van de paleistuinen waar ik mij te goed deed aan vruchten en honing, daarna reinigde ik mijzelf in een van de heldere beken die door deze rijke tuinen vloeiden, ik kleedde mij met nog zo goed als nieuwe kleding die ik uit het paleis nam, de rijkdom die ik zo al op het eerste gezicht zag was overweldigend, alle gebruiksvoorwerpen waren van het ene of het andere edelmetaal, vaak lagen bij de skeletten de meest waardevolle sieraden, zij moeten een rijk leven hebben gehad, ik vond in de handen van een in elkaar gekrulde dode de scepter, zijn laatste omhelzing.
Met een rokende lamp in mijn handen daalde ik af in de gewelven onder het kasteel, het bleek een waar labyrint te zijn, maar zoals vele dichters beschikte ik over de kennis van doolhoven en labyrinten, ik had de wetenschap om er in en uit te gaan bestudeerd in de boeken van de grote leraren, ik was nog lang niet in het hart doorgedrongen of ik vond al reusachtige schatten van goud, zilver en edelgesteente, zaal na zaal, de rijkdom scheen zich onmetelijk ver voort te zetten, er kwam geen einde aan deze heerlijke verblinding. Wapens, schilden, harnassen, allen van edele kwaliteit, sieraden schoner dan de gratie zelf, munt en baargoud, beeldhouwwerken, schilderwerken, en kasten met beschreven werk, dan een zaal verder vond ik een metalen hoofd dat kon spreken, maar het sprak geen zinnig woord tot mij, het lachte alleen maar, hier vond ik ook gouden, zilveren, en ijzeren ringen waar vreemde tekens in waren gegraveerd.
Van deze zaken scheen een grote macht uit te gaan, ik vermoedde dat het zeer waardevolle zaken waren, waar ik ook ging, overal de zelfde rijkdom, zo leken hier wel de rijkdommen van de wereld verzameld te zijn, oog en verstand zouden hier niet te kort komen, hier was de volmaakte rijkdom dat wist ik zeker. Ik nam uit deze schatten een flinke voorraad klein-goud en zocht mij de weg naar boven. Nu zwierf ik nog enige dagen zielsgelukkig door de stad binnen de kasteelmuren, en vanuit hier verbaasde het mij zeer dat de vele grote en kleine poorten van buiten af niet zichtbaar waren, want vanuit de binnenzijde waren ze duidelijk te zien. In de nacht opende ik een klein poortje en zo kon ik haar mechaniek bestuderen en al gauw was ik in staat naar binnen of naar buiten te gaan zoals het mij beliefde.
Rijk kwam ik weer in de stad die buiten de muren lag, lenig als een wezen van de nacht sloop ik mijn huis binnen, niemand wist van mijn avontuur, geen had mij gemist. Een tijd lang leefde ik een genoeglijk leven van de rijkdom die ik mee had genomen uit het paleis, genoot van alles wat de wereld te bieden had, dronk met de vele vrienden die ik nu bezat, werd 's nachts bemind door vele vrouwen die allen even jong en mooi waren. Elke zet die ik op de markten deed leverde mij fortuinen op, ik werd alsmaar rijker, de schat in het kasteel liet ik verder onaangeroerd.

 
<terug   verder>
 
   
Copyright "Benedant."