Amstelveen acht eeuwen
500 na Christus
.
In de tijd dat nog niemand vermoedde dat het westen der lage landen een overbevolkte randstad
zou voortbrengen, stroomde de rivier de Amstel al door de moeraslanden naar de zeearm die later de Zuiderzee zou heten.
In dit Aeme-stelle leefde een bevolking van vissers en boeren, die onderhorig was aan de bisschop van Utrecht. In 1105 stelde deze bisschop een schout voor Aeme -stelle aan, die werd opgevolgd door Egbert van Aemstel, de stamvader van een later beroemd Hollands geslacht. Het kasteel van de Aemstels lag waarschijnlijk aan de rivier, en vlak daarnaast werd de eerste kerk gebouwd van Aemstelle. Rond deze gebouwen ontstond een soort dorpskerk, die later Ouderkerk ging heten. Vanaf de rivier begon men het veen te ontginnen.
De afgestoken grond werd tot turf verwerkt die men verkocht als brandstof. Tot in de twintigste
eeuw bleef dit turfsteken een belangrijke vorm van broodwinning.
In het veengebied ten westen van Ouderkerk ontstond, waarschijnlijk in het begin van de dertiende
eeuw, een veenwerkersgehucht, Amstelveen. Toen daar een kerk werd gesticht, begon de kernfunctie van het dorp Amstelveen. Het is niet bekend, wanneer die kerk werd
gebouwd. In elk geval werd hij voor het eerst genoemd in het register uit 1278, waarin de
ontvangsten voor een kruistocht werden genoteerd.
In diezelfde tijd moet men ook de streek Aemstelle hebben verdeeld in twee bestuursgebieden, Ouder -Amstel ten oosten van de rivier en Nieuwer -Amstel ten westen daarvan, met Amstelveen als centrum.
In het noorden van Nieuwer - Amstel ontwikkelde zich een vissersgehucht nabij een dam die omstreeks 1274 in de Amstel werd gelegd. Het gehucht groeide uit tot het stadje Amsteldam, dat door zijn ligging aan de Zuiderzee steeds belangrijker werd. Amsterdam kreeg in 1300 stadsrechten en ging in 1342 over tot de eerste annexatie van Nieuwer - Amstels grondgebied. De naam van de stad werd later Amsterdam. Het groeien van de stad legde de Amstelveners overigens geen windeieren, want zij hadden een vaste broodwinning door het leveren van de turf.
Het water van de Amstel stroomde het uitgediepte land binnen en zo ontstonden grote waterplassen. Daartussen liet men loopvelden in stand en het zijn die oude velden die nog altijd een deel van ons wegenbestand bepalen.
1500 na Christus
De veenmeren werden in de 18e eeuw drooggemalen en zo ontstonden de lager gelegen polders met hun ringvaarten, rechte polderwegen en voor de afwatering gegraven sloten. Soms treft met in Amstelveen plotseling een hoger gebied aan, waar een boer zijn land destijds niet heeft laten afgraven. Ook langs de Amstel liet men een strook grond onaangetast. Alle hoger gelegen gebieden in Amstelveen noemt men “bovenlanden”.
Op dit Bovenland iets ten noorden waar het stroompje de Waver in de Amstel stroomt konden de buurtschappen Nes en Zwaluwenbuurt uitgroeien tot Nes aan de Amstel.
In de 17e en 18e eeuw groeide de kern Amstelveen uit tot een eenvoudig maar vriendelijk en
welvarend dorpje met een aantal herbergen, winkels en ambachtelijke bedrijfjes. De meeste
dorpelingen verdienden de kost op de landerijen en veenderijen rondom. De landelijke rust bracht vele Amsterdammers naar hier. Zij kochten of huurden huizen of kamers in het dorp om van het buitenleven te genieten en het was in die tijd, dat de rijke kooplieden hun prachtige buitenplaatsen aan beide zijden van de Amstel bouwden.
De welvarende stad werd in de loop der eeuwen door heel wat krijgsbenden aangevallen, die zich dan legerden in Amstelveen en daar tot plundering en brandstichting overgingen
De gevoeligste slag aan het uiterlijk van het dorp werd echter niet door een oorlog toegebracht
maar door een enorme brand in 1792, die uitbrak in het hart van de bebouwing en een groot deel van het dorp verwoestte. Amstelveen werd vrij snel weer opgebouwd, maar had toch voorgoed zijn allure verloren.
|