Dag 4: Van Brissac naar Bracieux
Donderdag 27-07-2006
Routeplan |
|
Brissac - Candes-Saint-Martin Candes-Saint-Martin - Azay-le-Rideau Azay-le-Rideau - Chenonceaux Chenonceaux - Cheverny Cheverny - Bracieux |
D55 - D751 - D952 - D229 - N152 - D947 D7 - D17 D17 - D45 - d176 D176 - D764 - D52 D102 |
Slecht geslapen, geen lucht, hitte, lawaai. 's Nachts moet het even geregend hebben, de motoren zijn nat. Het is nu ook wat frisser en er vallen nog een paar druppels, maar het is alweer over. Na een deugdelijk ontbijt op weg naar Azay-le-Rideau, deze keer terug in motorpak. Vandaag staan twee kanjers op het programma: Azay en Chenonceau.
In Gennes nemen we de rechteroever van de Loire. Het zicht vanop de dijkweg is prachtig, op de motor zit je hoog genoeg om over de muur te kijken.
Op de samenvloeiing van Loire en Vienne ligt Candes-Saint-Martin, het plaatsje waar Sint Martinus zou overleden zijn. De relikwieën zijn in Tours terechtgekomen, anders was Candes nu een grote stad en Tours een plattelandsdorpje. Het is anders verlopen, maar Candes heeft als toenmalig druk bedevaartsoord wel een mooie collegiale kerk uit de 12e eeuw. Het gewelf in Angevijnse stijl rust op slanke pilaren; de voorgevel is voorzien van rijke ornamenten. Achter de kerk loopt een steil pad naar een groots panorama op de Loire en de Vienne.
Azay-le-Rideau. Het is hier drukker dan aan de kleine kastelen. De meeste toeristen volgen trouw hun reisgids en bezoeken alleen de drie sterren. Azay is natuurlijk prachtig, maar Brissac of Brézé hebben zo hun eigen charme. We worden opgevangen door Christelle, de gids van dienst. Haar verhaal is aangenaam en boeiend. Het kasteel rijst als het ware op uit de Indre. Opmerkelijk is de statietrap met zijn loggia's naar Italiaans voorbeeld. De zalen zijn rijkelijk gemeubileerd en er hangen schitterende wandtapijten uit Antwerpen, Brussel en Doornik. Hoewel het geen koninklijk kasteel was, vind je toch overal de salamander, het symbool van François I. Hij schonk het gebouw in 1520 weg aan een van zijn wapenbroeders van de veldtocht naar Italië.
http://www.monum.fr/m_azay/indexa.dml?lang=fr
Na ons bezoek degusteren we een salade op een terrasje. De dienstertjes worden alsmaar jonger ...
Op weg naar Chenonceau wordt het weer warm. De parking is nog drukker dan in Azay, maar er zijn afzonderlijke plaatsen voor tweewielers. Op het voorplein heb je de indruk dat je op de koppen kan lopen, maar het bezoek verloopt tamelijk rustig, deze keer zonder gids, maar met een goede handleiding.
Dit liefelijk kasteel, gebouwd over de Cher, wordt het Château des Dames genoemd, omdat het meestal eigendom was van vrouwen, en niet de minste. De bouw werd geleid door Catherine Briçonnet, de vrouw van de schatbewaarder van Frans I. Omdat de man te diep in de schatkist had getast voor eigen rekening, werd het kasteel overgedragen aan de koning, die het als jachtslot gebruikte. De arme man kerel had alleen maar een optrekje in Chambord en kon nu al eens veranderen van woning. Hendrik II, zijn zoon, schonk Chenonceau aan zijn maîtresse, de mooie Diane de Poitiers. Deze dame schrok er niet voor terug om zich naakt, als Griekse godin te laten afbeelden, dit tot grote ergernis van de koningin, Catherina de Medici. Na de dood van Hendrik II nam ze wraak door Diane te verbannen naar Chaumont en zelf de honneurs waar te nemen. Ze kreeg de bijnaam Catharina de praalzieke omwille van haar grote sier: alles kon, gemaskerde bals, diners, vuurwerk tot zelfs een zeeslag op de Cher. Catharina gaf het kasteel door aan haar schoondochter Louise van Lotharingen, na de moord op Hendrik III, haar echtgenoot. De dame leefde er in rouw en zat bijna altijd in haar kamer die volledig met zwart bekleed is.
Henri II |
Diane de Poitiers |
Cathérine de Medici |
Louise de Lorraine |
We flaneren rustig door de verschillende zalen, met hun rijkelijke decoratie: veel schilderijen, wandtapijten, beschilderde caissonplafonds en aangepast meubilair. Indrukwekkend is de lange galerij over de Cher, die diende als danszaal en in de wereldoorlogen als hospitaal. Naar verluid zou de demarcatielijn tussen bezet en vrij gebied midden door de galerij gelopen hebben, en kon men langs die weg ontsnappen aan de Duitse bezetting.
Het is ongeveer 18u30, tijd voor een hotel. We moeten een paar keer bellen, het is hier blijkbaar drukker, maar we kunnen een kamer vastleggen in Hotel le Cygne in Bracieux, richting Chambord. Onderweg stoppen we even in Chevergny, voor een blik op het kasteel dat Hergé gebruikte als inspiratie voor Molensloot, het verblijf van Kapitein Haddock.
Het hotel in Bracieux lijkt een oude afspanning: de kamers liggen rond de binnenkoer, rustig en zeer ruim. En vanavond dineren we buiten in de tuin van het restaurant dat een straat verder ligt: een warme zalmsla, daarna lamsbrochette, kaas en vruchtensla met perensorbet. Onder de overkapping van de oude markthalle drinken we nog een cognacje om de dag af te sluiten.