Dag 3: Van Fontevraud naar Brissac
Woensdag 26-07-2006
Routeplan |
|
Fontevraud - Brézé Brézé - Saumur Saumur - Cunault Cunault - Brissac |
D162 - D93 D93 D751 D7 - D55 |
Lekker geslapen in de rust van de prieuré. Het ontbijtbuffet wordt opgediend in de kloostergang. De vriendelijke dienster knoopt onmiddellijk een gesprek aan als ze hoort dat we motorrijders zijn. Haar man heeft een Harley en niettegenstaande hij meer aandacht besteedt aan zijn motor dan aan zijn vrouw, is ze heel enthousiast. Vrouwen... Heeft Nietzsche dan toch gelijk?
Het is tijd voor een uitgebreid bezoek aan het abdijcomplex. Fontevraud is niet van de minste: koninklijke abdij, dubbelabdij voor mannen- en vrouwen en laatste rustplaats voor de Plantagenets. Ze werd gesticht in 1101 door Robert d'Abrissel. Van bij het begin was er een broeder- en zustergemeenschap. Uiteindelijk kwamen er vijf gemeenschappen: een voor adellijke nonnen (Ste Marie), voor monniken (St Jean), voor lekenzusters (Ste Marie-Madeleine), voor lepralijders (St Lazare) en voor andere zieken (St Benoît). Aan het hoofd stond een abdis, gekozen uit de weduwen onder de nonnen. De Plantagenets, en later de Bourbonkoningen van Frankrijk, begunstigden de abdij, die Abbaye royale wordt. Zij was het toevluchtsoord voor verstoten koninginnen en adellijke weduwen, maar ook een vergulde kooi voor dochters uit adellijke families waar men geen weg mee wist.
De indrukwekkendste gebouwen zijn de abdijkerk en de keuken van Ste Marie, maar ook de kloostergangen, de kapittelzaal, de refter en het dormitorium zijn een bezoek overwaard.
De Romaanse keuken uit de 12e eeuw valt op door haar spitse kegelvorm, gebouwd met stenen in de vorm van diamantkoppen, en de talloze schouwen. Het interieur is zeer functioneel: in elke hoek was rookafleiding mogelijk. De grote 12e-eeuwse abdijkerk is terug in haar oorspronkelijke staat hersteld. Het plafond van het middenschip bestaat uit een reeks koepels, i.p.v. gewelven (Angevijnse stijl). In het koor liggen de gisanten van vier Plantagenets: die van Hendrik II (1133-1189), koning van Engeland en hertog van Anjou, van zijn vrouw Eleonora, hertogin van Aquitanië (1122-1204), van hun zoon koning Richard Leeuwenhart (1157-1199) en hun schoondochter Isabella van Angoulême (1186-1246)
Eleonora van Aquitanië (Aliénor d'Aquitaine) heeft een cruciale rol gespeeld in de Frans-Engelse geschiedenis.
Als enig overblijvend kind was ze erfgename van het hertogdom Aquitanië (Poitou, Guyenne en Gascogne) en daardoor een interessante huwelijkskandidate, zeker voor de Franse kroonprins. Het Franse kroondomein, het gebied dat de koning rechtstreeks in bezit had, was toentertijd niet zo groot. In 1137 huwt ze de toekomstige koning Lodewijk VII (koning 1137-1180). De afspraak was dat Aquitanië pas na haar dood zou opgaan in het Franse koninkrijk. Maar de geschiedenis en Eleonora hebben er anders over beslist.
Eleonora en Lodewijk waren niet voor elkaar geschikt. Zij was een levendige dame die hield van dans en muziek van de troubadours, niet afkerig van avontuurtjes en zeer onafhankelijk. Lodewijk was een onzeker figuur die een groot deel van zijn tijd besteedde aan vasten en bidden. Niet het optimale huwelijk dus.
In 1147 trekt Lodewijk op kruistocht; in tegenstelling tot de gewoontes van die tijd gaat zijn vrouw mee op reis.
In Antiochië komt het tot een conflict tussen de echtgenoten. De leider van het plaatselijk garnizoen is Robert de Poitiers, oom van Eleonora, een charmante persoonlijkheid met een groot strategisch inzicht. Hij stelt voor eerst Odessa te heroveren vooraleer naar Jeruzalem op te rukken. De koning wil echter zo snel mogelijk naar Jeruzalem, op bedevaart naar het heilig graf. Eleonora, die inziet dat Robert gelijk heeft en bovendien niet ongevoelig is voor de charmes van haar jonge oom, kiest partij tegen de koning. Lodewijk zet door, het leger trekt naar Jeruzalem maar mislukt. Dit leidt tot de definitieve breuk tussen Eleonora en de koning. Terug in Frankrijk wordt de echtscheiding uitgesproken op basis van consanguïniteit (1152). Een paar maanden later huwt Eleonora met de 10 jaar jongere Hendrik Plantagenet, het tegenbeeld van Lodewijk: jong, sterk, blond en vooral machtig. Hij is troonopvolger in Engeland, toekomstig hertog van Normandië en van Anjou. Als hij in 1154 zijn vader opvolgt als Hendrik II (1154-1189), is het ganse westen van Frankrijk, mede door de bezittingen van Eleonora, in Engelse handen. De macht van de Franse koning komt sterk onder druk te staan.
Veel geluk kent Eleonora niet in haar tweede huwelijk: haar man neemt het niet zo nauw met de echtelijke trouw en heeft een rits bastaardkinderen. Zij verlaat hem en keert terug naar Poitiers, van waaruit ze haar zonen Richard en John opzet tegen hun vader. Hendrik II laat haar opsluiten in de gevangenis van Chambord, later in Salisbury. Pas bij de dood van Hendrik in 1189, na 15 jaar komt ze vrij. In 1202, op tachtigjarige leeftijd, sterft ze in de abdij van Fontevraud, waar ze zich teruggetrokken had.
Meer in Régine Pernoud, Aliénor d'Aquitaine, Livre de Poche, 1983
En nu weer op weg. Het is nog altijd even heet. Als ik mijn motor parkeer zakt de poot in de tarmac. We laten het motorpak vandaag weer in de koffer.
Brézé. Het sierlijke kasteel ligt midden de wijngaarden. Het is uniek door zijn diepe slotgracht, die met 18 m de diepste van Europa zou zijn, en de onderaardse gangen met een trogloditische burcht, woningen, wijnkelders, een bakkerij, stallen, enz. Een introverte, mompelende, nasaal sprekende gids leidt ons rond in het renaissancekasteel en vertelt hier en daar zijn onverstaanbaar verhaal. Ook hier zijn alle kamers nog bemeubeld. Het onderaardse gedeelte is een verrassing. De burcht werd rond 1140 gegraven om van het kasteel een onneembare vesting te maken. Een lange belegering was geen probleem, aangezien alles aanwezig was om te overleven. Men gebruikte zelfs de warmte van de bakoven voor de kweek van zijderupsen. Detail: het was er nu heerlijk fris!
http://www.chateaudebreze.com/index.html
In de zinderende hitte rijden we naar Saumur. Het is 14 uur als we er aankomen. Nergens kunnen we nog middagmalen. Is dit een samenzwering van de restauranthouders? We moeten ons tevreden stellen met een broodje en een frisse pint. Als je naar Saumur komt, wees op tijd. De stad ligt schilderachtig langs de Loire, maar het kasteel is nog steeds gesloten sinds de instorting van een vestingmuur in 2002 en we houden het hier dan ook vlug voor bekeken.
Op weg naar Brissac komen we voorbij in Cunault, het dorp met de indrukwekkende bedevaartskerk. Van buitenaf heel onopvallend, maar eens je de massieve toegangspoort hebt geopend, sta je verbaasd van de omvang en de hoogte van het schip. De bedevaartskerk moest immers voldoende plaats bieden aan de pelgrims die op 8 september het feest van Maria-Geboorte kwamen meevieren. De kerk maakte deel uit van een benedictijnenpriorij, en is in de traditie van de andere grote benedictijnenkerken gebouwd. Meer dan 200 kapitelen versieren de pilaren, de meeste zijn spijtig genoeg niet met het blote hoog te bewonderen. Er zijn ook nog een paar fresco's, o.a. van Sint Kristoffel.
Als we na onze pelgrimstocht de enige dorpskroeg willen bezoeken, is het weerom pech: de deur is gesloten. We wenden ons ten einde raad tot het syndicat d'initiative waar een lieftallige juffrouw spontaan onze dorstige keel laaft met een beker spuitwater. De werken van barmhartigheid worden nog steeds beoefend daar in Cunault.
Dromend van grote flessen spuitwater en reuzenvaten bier puffen we verder naar Brissac, het eindpunt van deze dag. Hier hebben we meer geluk: er zijn cafés open. Op een terrasje drinken we een biertje en een liter Badoit. En wonder boven wonder: het begint schuchter te regenen. Oh hemelse zaligheid, we blijven gewoon op het terras zitten om te genieten van de koele druppels. Maar het is maar een klein vlaagje. We boeken ondertussen onze kamer in hotel le Castel, dat gelegen is vlak naast, jaja...
We bezoeken het kasteel met de laatste shift, we zijn met zijn vieren. De gids is très sympa, hij is niet te stoppen. En het kasteel mag er ook zijn: zeer imposant met zijn 5 tot 6 verdiepingen, half middeleeuws, half Lodewijk XIII-stijl. Het is alsof het tussen de middeleeuwse donjons ingebouwd is. De voorvader van de huidige eigenaars Charles de Cossé, was een van de leiders van de katholieke liga gedurende de godsdienstoorlogen. Omdat hij Hendrik IV ('Paris vaut bien une messe') de toegang tot Parijs verschafte, kreeg hij de titel van hertog van Brissac. Hij bouwde het kasteel in zijn huidige toestand. Het lijkt op een half afgewerkt nieuw kasteel temidden van een half afgebroken oud gebouw.
De verzameling in het kasteel omvat prachtige wandtapijten, heel wat schilderijen en meubilair. Het pronkstuk is het theater waar privé-opvoeringen doorgingen voor de hertogelijke familie.
In Brissac verzoende Maria de Medici zich met haar zoon Lodewijk XIII (koning 1610-1643) in 1620. De kamer waar het gebeurde is nog in haar originele toestand.
Maria de Medici (1573-1641) werd koningin van Frankrijk door haar huwelijk met Hendrik IV (1589-1610). Pas na de moord op haar echtgenoot begint haar politieke rol: ze wordt regentes voor haar minderjarige zoon Lodewijk XIII. Op aanraden van de door haar benoemde eerste minister Concini trekt ze de Spaanse kaart: Lodewijk huwt de Spaanse infante Anna van Oostenrijk, en haar dochter Elisabeth trouwt met de Filips IV van Spanje. Als ze na de meerderjarigheid van de koning (1614) nog steeds blijft intrigeren, komt het tot een breuk: de koning laat Concini vermoorden en zijn moeder opsluiten in Blois (1617). Maria kan echter ontsnappen en zet de hoge adel aan tot revolte. De adellijke coalitie wordt door de koning verslagen in 1620 in de slag van Ponts-de-Cé. Richelieu, de eerste minister van Lodewijk XIII slaagt erin beide partijen te verzoenen in Brissac. Maar de verstandhouding duurt niet lang: in 1630 wordt Maria naar Compiègne verbannen, maar ze vlucht naar Brussel, dan naar Engeland en Duitsland waar ze sterft in 1641.
http://www.chateau-brissac.fr/
Bij het buitengaan hebben we nog een discrete ontmoeting met markies en de markiezin de Cossé, de kinderen van de huidige hertog. Aangezien ze gehaast zijn, is er geen tijd voor een grondige babbel. We gaan dan maar over tot het proeven van de wijn van het kasteeldomein, die ons niet echt kan bekoren.
Le Castel heeft geen restaurant, maar de baas raadt ons le Clémenceau aan. Geen slechte keuze: een vriendelijke dienster, een baas die iets van wijn kent, een redelijk menu maar een schitterende wijnkaart. We nuttigen een salade sarladienne, een boeuf tartare en daarna nouga-ijs. De witte Anjou die ons door de baas wordt aanbevolen, smaakt hemels.
De hitte blijft hangen, we drinken nog een pint na een korte wandeling. Het wordt een warme nacht.