Psalmmeditatie
Waarom wij nu nog die oude Psalmen zingen...
[tekst uitgesproken op de psalmenvesper in de
Waalse Kerk, 19 mei 2009]
Wat hebben die Psalmen dan dat we ze na meer dan 2.500 jaar
nog steeds lezen, bidden en zingen; dat Marot ze bijna 500 jaar geleden ging
berijmen, dat ook nu nog om de paar jaar boekjes verschijnen met titels als
‘Psalmen voor nu’, overigens de beste garantie om morgen de Psalmen van gisteren
te zijn, maar dit geheel terzijde. Calvijn – het Psalmboek was ook zijn
favoriete bijbelboek – typeerde het Psalmboek als een anatomè
(dwarsdoorsnede, dissection) van alle delen van de ziel, omdat “daar
naar het leven geschilderd worden al die emoties waar mensen door geraakt
worden…”
Dat is mooi gezegd èn nog waar ook. En juist omdat je er echt
alle delen van de menselijke ziel in vindt, kom je er allerlei
tegenstrijdige dingen in tegen. In de psalmen vind je vertwijfeling en
verrukking, diepe pijn en uitbundige vreugde. er is opperste vroomheid èn
goddeloze opstandigheid. De een roept om wraak en een volgende smacht naar
vergeving, De een is de wanhoop nabij, de ander blaakt van het godsvertrouwen en
gaat prat op z’n eigen rechtvaardigheid. Het is dit wonderlijke amalgaam dat het
Psalmboek uniek maakt.
Je kunt er geen sluitende dogmatiek uit afleiden, laat staan
een ethiek. De Psalmen kloppen met geen enkele leer over het leven, en juist
daarom kloppen ze met het leven zelf. Zo tegenstijdig als het leven, zo met
zichzelf overhoop als de menselijke ziel, is het Psalter.En daarin schuilt dan
ook het geheim. De psalmen reiken mensen ‘woorden aan’ om daar uitdrukking aan
te geven, aan gevoelens van glorie èn verlorenheid. De psalmen geven je een kans
om onder woorden te brengen wat je als wezenlijk aanvoelt, maar waar je zelf
geen woorden voor hebt.
Zo zie ik voor mij die boer uit Overijssel, of de bakker in
Wassenaar, ambtenaar in Den Haag, en ik zie ‘m daar gaan op een zondagmiddag,
daarbuiten; hij maakt een ritje met z’n vrouw, en de zon schijnt en met al z’n
geuren, kleuren en klanken komt het leven op ‘m af; en de boer (of…) ervaart het
wel, hij ervaart dat het ‘goed is’; hij voelt het en hij wil het uiten, hij wil
‘danku’ zeggen. En dat moet gezegd worden, tegen ‘iemand’. Maar hoe doe je dat?
“Vrouw, zegt hij, zullen we hier eens stilstaan en een Psalm zingen. En ze
stoppen, stappen af en daar staan ze dan, in hun zondagse kleren in het
stralende middaglicht aan de kant van een doodstille weg en ze zingen: ‘Het
ruime hemelrond, vertelt met blijden mond, Gods eer en heerlijkheid…’ Ja,
waar gebeurd, u kunt het nalezen in een prachtig opstel van J.W. Schulte
Nordholt.* Dit is uiten èn innen van het geloof tegelijk.
De Psalmen reiken woorden aan om ‘Danku’ te zeggen, of om
‘Help’ te roepen, of om je pijn ‘uit te schreeuwen’, je ‘nood te klagen’. En dat
met een ‘bestemming’, want nooit in het wilde weg, want de woorden die
aangereikt worden hebben een adres, leggen een verbinding tussen de vreugde of
het gemis en ‘God’, die grote onbekende zonder wie de mens zijn eigen
levensaanvoelen haast niet op verwoorden kan. Of anders gezegd: Psalmwoorden
leren de mens om de ‘bal van zijn leven via de band van de eeuwigheid te
spelen’; Psalmen brengen de mens die in alle mogelijke en onmogelijke posities
terecht kan komen – that’s life – in gesprek met God; Psalmen brengen het
mens-zijn zo ter sprake dat onze ervaring van het leven op een golflengte
wordt gezet die het verbindt met meer dan ‘wat voor handen is’ alleen. Op zich
hebben de Psalmen dat trouwens gemeen met elke goede tekst, zeker met gedichten.
Het zijn dan ook gedichten.
Maar de Psalmen hebben nog twee dingen extra, die gedichten
niet per se hebben.
1. Je kunt ze zingen. Het zijn óók liederen. En zingen
doet de waarheid/betekenis van de woorden ‘als via een trechter in je ziel
druppelen’, aldus Calvijn met een verwijzing naar Plato. En het is waar. Als je
zingt spreken de woorden anders, niet perse verstandelijk duidelijker –
integendeel – maar hun betekenis verdicht zich en ze raken het gevoel.
2. Je kunt ze samen zingen. Samen zingen verbindt,
sticht gemeenschap met de medezangers en wat dan deze oeroude liederen
voor hebben op alle nieuwe, het sticht ook gemeenschap met al diegenen die voor
jou geleefd hebben, die voor jou deze woorden hebben gezegd, geroepen, gezongen,
in wie jij je herkennen kunt, die jou misschien hebben leren zingen.
Niet wij dragen dan het lied, maar het lied draagt ons.
Lieve mensen, het is van levensbelang om het in de
complexiteit van het leven, met z’n hoogten en diepten uit te houden, om geen
lijnen te schrappen, maar de lijnen verder door te trekken. De psalmen,
zo is mijn ervaring, helpen daarbij, want zij zetten ons stil (je moet er
even tijd voor nemen), ze zetten je in een bezield verband en zetten daarin
lijnen uit, die achter onze horizon nog doorlopen. Zodat wij ook de
lijnen kunnen doortrekken…, zelf kunnen doortrekken.
Daarom, zo meen ik, is het heilzaam Psalmen te zingen, de oude Psalmen te
blijven zingen. Het heeft de kracht van een ritueel, bijna sacramenteel, waarin
je het leven – in al z’n ondoorgrondelijkheid – viert.
Dick Wursten
* J.W. Schulte Nordholt, ‘Psalmen zingen’, in
Het woord brengt de waarheid te weeg, p. 35-43.
|