SAMENVATTINGEN Hier een korte samenvatting van het eerste hoofdstuk van de reader verschillende tijden blz.
7-14 SAMENVATTING filosofie van de tijd blz. 41-47 1. tijd is beweging
1.1 er moet steeds iemand (een bewustzijn) zijn, die niet alleen ziet wat er is, maar die ook kan vergelijken met dat wat er is (niet meer, nog niet). 1.2 de verschillende soorten tijd zijn aspecten van deze ene tijd: ordening van voortgang door het bewustzijn. 1.3 de relativiteit van de tijd: in het heelal moet deze constatering uitgaan van waarnemingen, die gebonden zijn aan lichtsnelheden.
2. opvattingen omtrent tijd 2.1 Tijd is subjectief/bewustzijn van een subject: de tijd is iets binnen de mens en bestaat onafhankelijk van tijdsinstrumenten. 2.2 Tijd is objectief Tijd is niet alleen beweging, maar gemeten beweging. Tijd is iets anders dan bewegende materie. relatief: door mechanische of elektronische meetinstrumenten (maar niet met constante snelheid. Tijd is absoluut, zegt Newton, maar dat is onmogelijk; tijd is relatief {Kant/Leibniz/Einstein}. 2.3 De tijd is een kenmerk van het menselijk bewustzijn (subjectief), maar ook een kenmerk van het wordend karakter van de werkelijkheid {Whitehead}. 2.4 Tijd is geen materie en dus onverwoestbaar. 2.5. Er is geen begin en einde aan de tijd. Er bestaat alleen gelijktijdigheid van alle gebeurtenissen. In ieder ogenblik ligt de gehele tijd besloten {David Bohm} De tijdscoördinaat is geen rechte lijn of cirkel, maar veeleer een in zichzelf terugdraaiende spiraal als symbool van een verloop (duur) zonder einde. 2.6 T.a.v. tijd zijn we toeschouwer en acteur; daarom kunnen we de tijd (kwalitatief en kwantitatief) niet goed begrijpen {Niels Bohr}. Daarom is er nog een onderscheid tussen verleden, heden en toekomst. Heden en toekomst bouwen voort op het fundament van het verleden.
3. het nu als scharnier van de tijd 3.1. tijd is verleden, heden en toekomst 3.2 verleden en toekomst bestaan (nog) niet; en het heden eigenlijk ook niet (papierdunne scheiding). 3.2. de tijden zijn niet gelijk aan de bewegingen van de hemellichamen; we meten de tijd in onze ziel (Augustinus). 3.3 vanuit het nu meet ik alle tijden. Nu heeft dikte (duur) {Bergson/Whitehead enz}. Nu is een stukje verleden en toekomst in één gegeven. 3.4. In het nu reiken we boven de tijd uit. Hoe zouden we anders besef hebben, dat de tijd voorbijgaat?
4 Gebeurtenissen bestaan al 4.1 Het nu is een verwisselbaar punt tussen twee onmeetbare lange zijden: verleden en toekomst. 4.2 het nu maakt ons mogelijk een onderscheid te maken tussen verleden, heden en toekomst. 4.3 zonder bepaalde activiteiten in de tijd (meestal biologisch) kunnen we de tijd niet waarnemen. Het krijgt pas betekenis door vergelijking met andere referentiepunten. 4.4 wat zich in de tijd voltrekt, wordt vaak met de tijd vereenzelvigd (in de loop van de tijd). 4.5 richting van de tijd: altijd voorwaarts? wat is voorwaarts, terugwaarts?
5. 2 aspecten van het nu 5.1. tijd is een relatie die de mens legt tussen heden, verleden en toekomst (beleving, herinnering, verwachting, idealen). 5.2 Nu is tijd en tegelijk meer dan tijd (Nunc Stans: het eeuwigdurende nu)
5.3. De mens bezit de waarneming van de tijd, omdat hij aangepast is aan een wereld waarin tijd als een in elkaar grijpende processen voorkomt. De mens is present met zijn eigen inbreng (historisch bewustzijn).
samenvatting blz. 52-59
1. de tijd is geen begrip zoals spel bijvoorbeeld (Wittgenstein). Er is slechts één tijd, maar deze heeft verschillende betekenissen.
2.tijd is afhankelijk van het beeld dat men van de werkelijkheid heeft. 2.1 Men kan de werkelijkheid zien als een wereld van dingen, zoals koeien, sterren mensen enz 2.1.1 Aan de dingen ligt ten grondslag 2.1.2 getallen (Pythagoras) 2.1.3 vier elementen 2.1.4 een wereld van atomen (Demokritos) 2.1.5 Aristoteles: 2.1.5.1 een ding heeft vele eigenschappen, maar het ding (substantie) kan niet aan iets anders worden toegeschreven 2.1.5.2. alles wat is, is substantie 2.1.5.3 geen dingen (substantie) dus geen werkelijkheid.
2.2. Men kan de werkelijkheid zien als een wereld van feiten 2.2.1 echte werkelijkheid is datgene wat eens en voor altijd gebeurd is. Het is de inhoud van ware beweringen; Cogito, ergo sum van Descartes: gaat niet over 2 substanties, maar over een onveranderlijke bewering
2.3. men kan de werkelijkheid zien als een wereld van gebeurtenissen 2.3.1 de gebeurtenissen staan centraal. In tegenstelling tot de wereld van dingen en feiten staat in deze wereld de tijd centraal
2.4 de tijd en de wereld van de dingen (substantie) 2.4.1. Aristoteles: de dingen kunnen veranderen. Dit in tegenstelling met Parmenides, Pythagoras en Plato) 2.4.2 in de werkelijkheid dient met men de dynamis (vermogen) rekening te houden 2.4.3 iedere verandering komt tot stand via de dynamis 2.4.4 verandering en tijd hangen nauw met elkaar samen. Alles wat verandert, verandert in tijd 2.4.5 maar tijd en verandering zijn niet hetzelfde. 2.4.6 tijd is het getal van de verandering 2.4.7 de meest voor de hand liggende verandering is de plaatselijke beweging: tijd en beweging hebben alles met elkaar te maken; de ene ruimtelijke beweging wordt met de andere (bijv. het heelal als standaard) vergeleken: uitgedrukt in getal = tijd 2.4.8 standaard dient uniform te zijn, maar hoe kan dat? 2.4.9 Newton beroept zich op God als standaard; anderen zien de tijd als een circulair begrip 2.4.10 tijd is dus een tijdlijn (spoorlijn) het probleem van het nu wordt door Aristoteles ruimtelijk opgelost. 2.4.11 Augustinus verwerpt deze zienswijze er is geen ruimtelijke maar psychologische tijd. Tijd is eigenlijk niet meetbaar. De eigenlijke tijdmaat ligt in onszelf.
2.5 de tijd en de wereld van de feiten 2.5.1 verschil tussen een wereld van dingen en feiten in verband met de tijd: - we gebruiken hier het beeld van een bloem in de versnelde opnametechniek; de eerste versie zegt, dat de bloem letterlijk voor onze ogen verandert (de wereld bestaat dus uit veranderende dingen; Aristoteles) in de tweede versie is geen sprake van verandering in de bloem, we zien een opeenvolging van plaatjes die ieder van elkaar verschillen en de indruk geven dat de bloem verandert ( de wereld bestaat uit feiten; kaartenbak).
2.5.2 ieder ding is als het ware een soort kaartenbak, waarin de geschiedenis van het ding in kaart is gebracht. 2.5.3 Tijd en ruimte zijn ordeningsprincipes van de feiten waaruit de wereld bestaat.
2.6 de tijdsarmoede van dingen en feiten 2.6.1 de tijd wordt aan de duur der dingen gekoppeld. Niet de tijd duurt, maar de substanties. Wat doet de tijd dan? 2.6.2 De tijd bestaat echt, maar men weet niet wat de tijd inhoudt, omdat de wereld bestaat uit durende substanties en niet uit veranderende substanties; tijd ( en ruimte) bestaat niet, we drukken onze kennis uit in relaties van tijd. 2.6.3 Kant: tijd en ruimte zijn structuren van het verstand 2.6.4 Hegel: Tijd is een beeld van de eeuwigheid van de onveranderlijke idee (Plato)
|
welkom * reader * toevoegingen * forum * links * email * zinzoeken in een bodemloze put |