|
|
![]() ![]() ![]() ![]()
|
Beza’s Juvenilia (1548)
Na de inleiding ook enkele gedichten met vertaling
Als je jong bent,
vrienden hebt, en geld genoeg, dan lacht he
Onderwijl had Beza
naam gemaakt als wereldse dichter in de stijl van Vergilius, Ovidius, Catullus
en Martialis.
Was wat hij schreef dan echt zo erg? Ach neen, de 16de eeuw was in erotische zaken en satire beslist vrijmoediger dan latere tijden. En eigenlijk kleurt Beza niet vaak buiten de lijntjes van het toenmalige fatsoen. Wat ons soms ranzig voorkomt (over een prostituée achternagezeten door een oude man) werd toen in beschaafde kringen heel gewoon gevonden. En veel van zijn puntdichten zijn gewoon echt goed gevonden, en ook de erotisch getinte zijn beslist niet allemaal grof (sommige zijn zelfs aandoenlijk bijv. als Beza schrijft over Candide als ze slaapt, of als de wind met haar haren speelt, of over de knoopjes die haar boezem toesluiten, om er maar enkele te noemen), hoewel Beza gemeend heeft ze allemaal te moeten schrappen. Ik vermoed toch ook wel met pijn in het hart, maar hij moest streng zijn. Om niet alleen maar over gedichten te schrijven, schrijf ik er hieronder enkele over. De eerste twee heeft Beza nooit geschrapt. Integendeel: hij heeft in de laatste editie (1597, in zijn 80ste levensjaar!) in de eerste nog kleine verbeteringen aangebracht èn bij de tweede meende hij een moreel oordeel in de titel te moeten opnemen.
87.
Over Spurinna (fictieve naam, in 1597 vervangen
door Toleno,
Tollendae cupidus Spurinna prolis Altae dum superat iugum Pyrenes, Divo porrigat ut preces Iacobo, Inde Alpes quoque praeterit nivosas, Petri ut limina visat atque Pauli: Et mox Hadriacum in sinum reflexus Laureti attonitus deam precatur: Inde per medii maris pericla Sacram perveniens ad usque Idumen, Sacratum Domini petit sepulchrum. Nec contentus adhuc, latrocinantum Arenas Arabum siticulosas Gibbo permeat insidens cameli, Sublimem properans ad usque Sinam, Et divae iuga sacra Catharinae. Quid profecerit hoc labore quaeris? Tres natos reperit domum reversus.
Omdat hij dolgraag kinderen wil, gaat Spurinna op bedevaart; hij bedwingt de toppen van de hoge Pyreneeën om tot St. Jacob te bidden; vandaar gaat het over de besneeuwde Alpen naar de Sint-Pieter en Paul; even later buigt hij af naar de Adriatische zee om vol ontzag Onze-Lieve-Vrouw van Loreto aan te roepen; vandaar over de Méditerannée vol gevaren naar Palestina om het Heilige Graf van de Heer te bezoeken. Maar nog is hij niet tevreden en doorkruist hij, op de bult van een kameel, de Arabische woestijn vol struikrovers, recht naar de verheven berg Sinai toe met zijn heilige top gewijd aan Sint Catharina. En wat, zo vraagt u, heeft deze inspanning hem nu opgeleverd? Welnu, bij thuiskomst trof hij drie kinderen aan.
96. Over een zeker iemand, voor Posthumus (in 1597 nieuwe titel: “Over mannen, die op zeer onbetamelijke wijze, zich gelijk een vrouw verzorgen”)
Cincinnatulus ille, cui undulati Propexique humeros gravant capilli, Qui tersa cute, blaesulaque voce, Qui paetis oculis, graduque molli, Et pictis simulat labris puellam, Heri, Posthume, nuptias parabat, Cum nequissimus omnium sacerdos, Urbanus tamen et facetus ille, Utra sponsus foret rogare coepit.
De krullebol met dat golvende haar tot op z’n schouders, die met z’n gladde huid en lispelende stem, met z’n lonkende ogen, elegante tred en lip-gloss wel een meisje lijkt, stond gisteren, Posthumus, op het punt om te trouwen; en weet je waar die ondeugende nietsnut van een priester (maar, grappig en gevat was hij wel!) mee begon? Met de vraag: ‘wie van u beide is eigenlijk de bruidegom?’
Sommige amoureuze gedichten zijn echter ook voor de toenmalige smaak ‘over the edge’. zijn amoureuze gedichten (m.n. in enkele van de ruim 20 gedichten gewijd aan Candide gewijd), bezondigde Beza zich echter soms wel aan smakeloze woordspelletjes. Als hij in een epigram bijv. een link legt tussen van cor (‘hart’) en corcula als koosnaam voor Candide (‘mijn hartje’, sweetheart) lijkt dit een leuke vondst, maar als hij dan zonder verpinken schrijft dat zij hem daarom liefkozend mentula noemt, suggererend dat dit dan wel een verkleinwoord van mens (‘geest’) zal zijn, gaat hij ook voor het gevoel van zijn tijdgenoten tamelijk ver, omdat de Latijns-kundige lezer wist dat mentula in werkelijkheid een obsceen woord is voor het mannelijk geslachtsorgaan: ranzig dus. Om echter niet met een negatieve noot te eindigen. Het gedicht waar Beza het hevigst op aangevallen is op dit punt volkomen onschuldig èn eigenlijk een prachtig gedicht. In dit gedicht celebreert hij … In het gedicht waar hij het hevigst op is aangevallen celebreert Beza hij de vriendschap tussen hem en Germain Audebert, een mede-student, zelf ook dichter, later een voornaam magistraat in Orléans. [zie ook artikel over Turijn]De vrienden communiceerden en wedijverden met elkaar in gedichten, de één nog mooier, spitser, gewaagder dan de ander. Dat Beza’s tegenstanders in dit gedicht een kans zagen om hem (en Audebert dus ook) van homosexuele betrekkingen te beschuldigen, zegt alles over de tijdgeest en/of ‘the eye of the beholder’. In het eerste deel van dit gedicht (epigram nr. 90, Theodorus Beza over zijn Candide en Audebert) heeft Beza beschreven hoe iedereen thuis zit: hij in Vézelay, z’n boezemvriend Audebert in Orléans, en z’n hartsvriendin Candide in Parijs. Wat talm je nog, Beza? Wat zit je nog in Vézelay? Op weg, maar… naar wie het eerst?
Sed utrum, rogo, praeferam duorum? Utrum invisere me decet priorem? An quenquam tibi, Candida, anteponam? An quenquam anteferam tibi, Audeberte? Quid si me in geminas secem ipse partes, Harum ut altera Candidam revisat, Currat altera versus Audebertum? At est Candida sic avara, novi, Ut totum cupiat tenere Bezam: Sic Bezae est cupidus sui Audebertus, Beza ut gestiat integro potiri: Amplector quoque sic et hunc et illam, Ut totus cupiam videre utrumque, Integrisque frui integer duobus. Praeferre attamen alterum necesse est. O duram nimium necessitatem! Sed postquam tamen alterum necesse est, Priores tibi defero, Audeberte: Quod si Candida forte conqueratur: Quid tum? basiolo tacebit imo.
Maar, zo vraag ik, wie van beide zie ik het liefst? Wie zal ik eerst met een bezoek vereren ? Hoe kan ik, Candide, iemand boven jou verkiezen? Of iemand boven jou, Audebert? Wat als ik me in tweeën zou snijden, zodat het ene deel Candide zou bezoeken en het andere naar Audebert zou snellen? Maar Candide is zo bezitterig, dat zij de hele Beza wil houden; en Audebert is zo gesteld op zijn Beza, dat hij hem zeker geheel voor zich wil hebben. En ik geef ook zoveel om hem èn haar, dat ik totaal begeer beide geheel te zien, en volkomen van alletwee volledig wil genieten. Maar ik moet er eentje kiezen. O, vreselijke harde noodzaak! Maar, als ik dan toch iemand moet kiezen, dan kies ik jou, Audebert; Wat als Candide haar beklag komt doen ? Ach, dan snoer ik met een kusje haar zo de mond.
Tenslotte: een lucide observatie van Pierre Bayle (17de eeuw), die opmerkt dat, indien Beza in het roomse kamp zou zijn gebleven en zich met zijn briljante geest tegen de protestantse leer zou hebben gekeerd, de protestanten hem ongetwijfeld op zijn Juvenilia zouden hebben aangevallen terwijl de papisten hem dan verdedigd zouden hebben.
2012, Dick Wursten [bewerking van mijn bijdrage aan het boek "Théodore de Bèze, zijn leven en werk"]
---
verschillende edities Poemata 1548, 1569, 1576 en 1597 Théodore de Bèze, brief aan Melchior Wolmar (1560), voorafgaand aan Confessio Christianae fidei id, brief aan Andreas Dudith (1569), voorwoord bij de 2de editie van de Poemata. Alexandre Machard, Les Juvenilia de Théodore de Bèze, texte Latin complet, avec la Traduction des épigrammes et des Epitaphes et des Recherches sur la Querelle des Juvenilia, Paris, 1879 Kirk M. Summers, A view from the Palatine, the Iuvenilia of Theodore de Beze; text, translation, and commentary, Tempe, Arizona, 2001 [Medieval and Renaissance Texts and Studies 237]
|
This site was last updated dinsdag, 07 januari 2014