Suske&Wiske Fansite  
 
 
 

Willy Vandersteen

Willebrord Jan Frans Maria Vandersteen werd op 15 februari 1913 geboren in de Antwerpse wijk De Seefhoek. Van jongsaf aan beschikte hij over een ruime mate aan fantasie. Op straat vertelde hij zijn vriendjes zelf verzonnen verhalen die hij vergezeld liet gaan van met stoepkrijt op de straat getekende afbeeldingen.

Op school kon Willy zijn aandacht niet echt bij de les houden. Na zijn tijd op de lagere school, hij volgde die in het St.-Eligiusinstituut in Antwerpen, schreef hij zich op dertienjarige leeftijd in voor een avondcursus beeldhouwen in de Antwerpse Academie voor Schone Kunsten. Overdag ging hij in de leer bij zijn vader, die als beeldhouwer en ornamenteur werkzaam was. In weer en wind moest Willy in die tijd op de steigers staan om daar zijn ambacht uit te oefenen.

In 1928 werd hij lid van de scoutsbeweging. Een organisatie waar hij zich in zijn verdere leven steeds mee verbonden zou blijven voelen. In 1988 leidde deze verbondenheid er zelfs nog toe dat hij een speciaal Suske en Wiske album maakte, De wervelende waterzak waarvan de opbrengst deels bestemd was voor speciale projecten van Scouting in Vlaanderen en Nederland.
In de jaren dertig veranderde de bouwstijl. De architectuur werd soberder en de behoefte aan ornamenteerders nam snel af. Om niet werkloos te worden nam Vandersteen in die periode veel verschillende baantjes aan.
Op een goede dag werd hij etaleur bij het warenhuis Innovation. Tijdens het inrichten van een etalage kreeg hij op een goede dag een Amerikaans tijdschrift in handen dat hij doorbladerde om te zien of hij er ideeen voor de inrichting uit kon opdoen. Of de etalage mooi is geworden vermeldt de geschiedenis niet maar wel bekend is dat het oog van Willy in dat tijdschrift viel op een artikel met de titel "Comics in your life". Door het lezen van dat artikel rijpte bij Vandersteen het plan om zelf ook striptekenaar te worden.
In het personeelsblad van het warenhuis tekende hij een van zijn eerste strips: Les péripéties de Kitti Inno.

De tweede wereldoorlog heeft een grote invloed gehad op de carrière van Vandersteen. Omdat de Amerikaanse strips, die tot dan toe in de kranten stonden, in de oorlogsjaren niet konden worden gepubliceerd werd in Europa gezocht naar talent van eigen bodem. Willy greep deze kans met beide handen aan.
In die oorlogsjaren zette hij de eerste stappen op weg naar een onafhankelijk bestaan als striptekenaar. Strips als De lollige avonturen van Pudifar, Thor de holbewoner, Sinbad de Zeerover en De avonturen van Piwo het houten paard zagen het levenslicht.

Aan het eind van de oorlog bedacht hij zijn beroemdste en meest succesvolle creatie: Suske en Wiske.
De eerste aflevering van deze strip stond in "De Nieuwe Standaard" van 30 maart 1945. Alleen, de titel luidde niet "Suske en Wiske" maar "De avonturen van Rikki en Wiske". De uitgever, aldus Vandersteen, had op eigen houtje de naam van Wiskes broer gewijzigd. (Met de publicatie van het eerste nummer van De Tuf tuf club is dit verhaal definitief naar het rijk der fabelen verwezen.) Omdat Vandersteen achteraf ook niet geheel gelukkig was met de figuur Rikki (die teveel op Kuifje leek en te oud was om als volwaardig tegenspeler van Wiske te fungeren) liet hij deze aan het begin van het volgende verhaal (Op het eiland Amoras) verdwijnen.
In dat tweede verhaal verschijnt de huidige Suske op het toneel. De ontmoeting tussen hem en Wiske zou het begin blijken te zijn van een van de langst lopende en meest populaire strip-series van Europa.
Een grote bijdrage aan het succes werd ook geleverd door de verschijning van Lambik, als stuntelende "loodgieter-detective" in het derde verhaal (De sprietatoom). Vandersteen heeft later wel gezegd dat veel elementen van zijn eigen karakter in terug te vinden zijn in de persoon van Lambik.
De vaste kern van de serie werd compleet toen de ijzersterke Jerom in het verhaal De dolle musketiers als geheim wapen zijn eerste opwachting maakte. Nadat hij, door toedoen van Wiske en vooral Schanulleke, tot vriend was gemaakt bleef hij als vaste speler in de serie optreden.

Een verdere ontwikkeling in de carrière van Vandersteen kwam tot stand toen Herge, de geestelijke vader van Kuifje, hem vroeg of hij verhalen wilde maken voor de Vlaamse editie van het weekblad Kuifje dat het op dat moment (1948) niet goed deed. Voorwaarde was wel dat`Vandersteen zijn tekenstijl, die door Hergé te volks werd gevonden, aanpaste aan de stijl van het blad.
De samenwerking tussen deze twee grootmeesters van het Europese beeldverhaal heeft geleid tot een aantal pareltjes uit het oeuvre van Vandersteen.
Hij tekende in totaal 8 Suske en Wiske verhalen voor Kuifje, die nu bekend staan als De Blauwe Reeks, en bovendien nog twee afleveringen van Tijl Uilenspiegel en vele pagina's van de gagstrip 't Prinske.
Hergé was zodanig onder de indruk van het werk van Vandersteen dat hij hem wel eens "de Brueghel van het beeldverhaal" heeft genoemd.

Naast de verhalen van Suske en Wiske heeft Vandersteen in deze beginperiode nog vele andere verhalen in de meest uiteenlopende genres getekend. Varierend van realistisch getekende SF-strips als Marscommando's op aarde tot karikaturaal opgezette reeksen als Het Plezante Cirkus en De Vrolijke Bengels.
Een serie die in dit overzicht zeker niet mag ontbreken is De familie Snoek. De belevenissen van dit gezin waren gedurende vele jaren zeer populair en vormen een goed voorbeeld van de zeer eigen humor van Vandersteen.

In 1951 ontstond een nieuwe succesvolle en langlopende reeks.
Samen met Karel Verschuere ontwierp Vandersteen de strip Bessy. Deze collie had eigenlijk Lassie moeten heten, inhakend op de destijds populaire films over dat dier. Omdat hij in dat geval echter te dicht bij de, voor een langlopende reeks te beperkte, scenario's van de Lassie-films moest aansluiten besloot Vandersteen om een andere naam te gebruiken.
De avonturen van de hond Bessy en zijn baasje Andy kenden een grote populariteit. Ook in Duitsland sloegen ze sterk aan. Dat buitenlandse succes zorgde er zelfs voor dat er in 1967 een speciale Bessy-studio werd opgericht. Deze studio leverde aan de lopende band verhalen af voor de Duitse markt, op een gegeven moment moest er elke week een verhaal afgeleverd worden.
Deze massaproduktie zorgde ervoor dat er in het Duits ongeveer duizend afleveringen van Bessy zijn verschenen. Voor de Nederlandstalige markt werden de beste verhalen vertaald en bewerkt. Het leeuwedeel van de verhalen is echter nooit in het Nederlands verschenen.

Willy Vandersteen heeft niet alleen bij Bessy gebruik gemaakt van een tekenstudio. Al vroeg kreeg hij behoefte aan medewerkers die hem werk uit handen namen. Omdat hij steeds weer nieuwe series en verhalen bedacht moest hij soms aan vier of meer produkties tegelijk werken. Dit was zelfs voor een harde werker als Vandersteen teveel gevraagd. Over het algemeen liet hij series, die hij zelf had bedacht en waarvan hij de eerste verhalen geheel zelf verzorgde, na enige tijd voor een groot deel over aan medewerkers. Dit gaf hem de gelegenheid om zich weer met andere projekten bezig te houden.
Reeds in 1959 zorgde deze gang van zaken voor de oprichting van Studio Vandersteen. Deze studio heeft vele talentrijke striptekenaars opgeleverd. Waarvan de meesten overigens nooit een grote naamsbekendheid hebben gekregen omdat ze steeds onder de naam van de meester aan hun reeksen werkten.

Met behulp van zijn studio zijn er van Vandersteen in de loop der tijd vele series en losse verhalen verschenen. Enkele belangrijke voorbeelden daarvan zijn behalve de al eerder genoemde ook nog:

De Rode Ridder
Deze reeks begon in 1959 en verschijnt nog steeds. De hoofdfiguur was gebaseerd op de gelijknamige held uit de jeugdboeken van Leopold Vermeiren. Tegenwoordig wordt de serie geschreven en getekend door Karel Biddeloo die de verhalen een geheel eigen aanzicht heeft gegeven en SF elementen in deze Middeleeuwse strip heeft ingevoerd.
Karl May
Toen de rechten op de verhalen van Karl May in 1962 vrij kwamen vroeg de Standaard Uitgeverij aan Vandersteen of`hij daar ook een stripreeks van wilde maken. Aanvankelijk zag Willy er niet veel in maar doordat Karel Verschuere er wel oor naar had werd er uiteindelijk toch begonnen met deze serie. Tot 1985 zijn er 87 albums verschenen met de belevenissen van Winnetou en Old Shatterhand. Een aantal van de verhalen is echter identiek aan albums die in de Duitse Bessy-serie zijn verschenen. Met slechts een paar kleine wijzigingen werden deze verhalen in beide reeksen uitgebracht.
Jerom
Het optreden van Jerom in de Suske en Wiske-reeks, waarin hij voor het eerst op het toneel verschijnt in De dolle musketiers (1953), was een groot succes. De figuur van deze krachtpatser sloeg zelfs zo goed aan dat Vandersteen besloot om hem zijn eigen reeks te geven die in 1960 van start ging.
Net als met Bessy was gebeurd viel ook Jerom zeer goed in de smaak bij de Duitsers. Analoog aan wat er bij de collie was gebeurd leverde dit uiteindelijk een studio op die speciaal voor de Duitse markt in hoog tempo verhalen afleverden. Van 1965-1973 bracht Wastl, zoals Jerom in het Duits werd genoemd, vele avonturen tot een goed einde in zijn gedaante als gouden stuntman.
Ook net als bij Bessy werden de beste, of misschien is het beter om in dit geval te spreken van de "minst slechte" verhalen ook in het Nederlands in album uitgegeven.
Nadat de serie in Duitsland was gestopt onderging de reeks Jerom in Nederlandse uitvoering nog een paar keer een gedaantewisseling voordat in 1991 het laatste verhaal verscheen.
Biggles
Van deze avonturen- en spionagereeks die was gebaseerd op de boeken van W.E. Johns verschenen in de periode 1965-1970 21 verhalen. Het was een realistisch getekende serie waaraan een eind kwam toen Vandersteen het plan opvatte voor een alweer een nieuwe reeks: Safari.
Safari
De inspiratie voor deze jungle-reeks deed Vandersteen op tijdens een reis naar Afrika, eind jaren 60. Bovendien zijn de verhalen duidelijk gebaseerd op de destijds populaire tv-serie Daktari. De serie behoort evenals Biggles tot het realistische genre.
Van deze reis nam de schrijver ook een apenschedelfetisch mee. Dit souvenir speelt een rol in één van de verhalen, iets wat Vandersteen vaker deed. Ook in andere reeksen en verhalen komen voorwerpen voor die Vandersteen van zijn reizen meenam.
Bij het grote publiek sloegen de Safari-verhalen niet echt aan. Door dat gebrek aan succes zijn er niet echt veel albums van verschenen. In de periode 1969-1974 zijn er 24 verhalen gepubliceerd.

Van veel series tekende Vandersteen slechts de eerste verhalen en beperkte hij zich later tot het aanleveren van scenario's voordat hij ze geheel uit handen gaf. Zijn meest succesvolle creatie Suske en Wiske bleef hij echter door de jaren heen grotendeels zelf in handen houden. Welliswaar zorgden studiomedewerkers op een gegeven moment voor de uitwerking van de verhalen maar de scenario's en basisschetsen voor de tekeningen bleven van zijn hand komen.

 

Dit veranderde pas in 1972. In dat jaar begon Vandersteen met de reeks Robert en Bertrand, een idee waar hij al lang mee rond liep. Omdat hij al zijn energie in dat nieuwe projekt wilde stoppen gaf hij de verantwoordelijkheid voor Suske en Wiske vanaf dat jaar over aan zijn naaste medewerker Paul geerts. Deze had in de voorafgaande jaren al bewezen dat hij deze taak goed aankon en heeft nu nog steeds de geesteskinderen van Willy Vandersteen onder zijn hoede.

In 1985 startte Vandersteen met zijn laatste serie. Deze speelde zich af in de 16e eeuw, een tijdperk waar hij altijd zeer veel bewondering voor heeft gehad. De titel van deze reeks is De Geuzen. Het eerste verhaal De zeven jagers werd nog gevolgd door 9 andere delen voordat Vandersteen op 28 augustus 1990 kwam te overlijden. Op zijn eigen verzoek is deze serie na zijn dood niet door een studiomedewerker overgenomen.


Paul Geerts

De opvolger van Willy Vandersteen als tekenaar/schrijver van Suske en Wiske is op 16 mei 1937 geboren in Turnhout.
Vanaf zijn jeugd treedt hij al in de voetsporen van zijn voorganger. De overeenkomsten in beider levens zijn opmerkelijk.
Zo gaat hij naar dezelfde lagere school als Vandersteen en is hij net als hem lid van de jeugdbeweging in Vlaanderen. Waar Willy echter altijd bij Scouting heeft gezeten stapt Paul na een jaar over naar de Chiro-jeugd.
Later volgt hij lessen aan dezelfde kunstacademie waar zijn leermeester in de banken heeft gezeten. Bovendien is ook Paul Geerts enige tijd werkzaam als etaleur bij het warenhuis Innovation in Antwerpen.

In de tijd dat hij lid was van de Chiro-jeugd tekende Geerts al regelmatig tekeningen voor diverse bladen die die vereniging uitgaf. Het zijn voornamelijk op zichzelf staande illustraties en korte strips.
In deze tijd heeft hij echter ook een verhaal van 34 pagina's gemaakt De verdwenen Smirrel. Dit verhaal is, na publikatie in zowel de jongens- als meisjes-bladen van de Chiro ook verschenen in De Gazet van Antwerpen.

Op 1 mei 1967, hij was toen werkzaam als retoucheur bij een drukkerij, trok hij de stoute schoenen aan en trok aan de bel van Willy Vandersteen. Een map vol voorbeelden van zijn werk werd door Vandersteen doorgenomen. Het werk stond hem wel aan maar hij bood Paul niet direct aan om voor hem te komen werken.
Paul Geerts had zijn zinnen echter gezet op een baan als striptekenaar en hij bleef Vandersteen in de periode na dat eerste bezoek bestoken met telefoontjes en bezoeken.
Uiteindelijk leidde dit ertoe dat hij, als proef, wat tekeningen in inkt mocht zetten. Toen dat goed ging kreeg hij een scenario voorgelegd dat hij geheel uit moest werken tot een stripverhaal. Het resultaat van dit alles was dat Paul Geerts een contract kreeg aangeboden.

In januari 1968 begon hij bij Studio Vandersteen. In deze eerste periode werkte hij vooral aan de produktie van de Jerom-verhalen voor Duitsland. Die serie was daar erg populair, elke week moest er een nieuwe aflevering verschijnen, er moest dan ook hard worden doorgewerkt door de medewerkers aan die strip. Aanvankelijk werkte Paul Geerts voornamelijk als inkter. Na enige tijd begon hij echter ook scenario's te leveren waardoor zijn invloed op de reeks groter werd.

Al deze activiteiten bleven niet onopgemerkt door Willy Vandersteen. Deze vroeg Geerts om ook aan de Suske en Wiske reeks te komen werken. Paul greep dat aanbod met beide handen aan en zodoende begon hij, na twee jaar bij Studio Vandersteen te hebben gewerkt, aan deze nieuwe uitdaging in zijn carrière.
Net als bij Jerom begon hij ook hier met het inkten van de potloodtekeningen, die in dit geval natuurlijk werden geleverd door Willy Vandersteen. Zijn werk beviel goed en al vrij snel wees Vandersteen hem aan als zijn opvolger als tekenaar van de belangrijkste reeks uit zijn oeuvre.
De gekke gokker is het eerste verhaal dat geheel van de hand van Paul Geerts is. In de jaren die daarop volgden ontwikkelde hij steeds meer een eigen stijl, die overigens zo goed aansloot bij wat zijn voorganger had gedaan dat het grote publiek de overgang naar een nieuwe tekenaar niet eens heeft gemerkt.
Paul Geerts zorgde ervoor dat de reeks een iets meer realistische inslag kreeg waarbij de sprookjesachtige elementen, die zo karakteristiek zijn voor veel Suske en Wiske-verhalen, zeker niet uit het oog werden verloren.

Zoals te verwachten viel bij een produktie van vier albums per jaar zijn niet alle albums die van de persen rolden sinds Geerts de leiding over heeft genomen van een even hoog niveau. Hij heeft veel kritiek te verduren gekregen over het feit dat de albums niet meer de sfeer van vroeger zouden uitstralen en de verhalen te steriel zouden zijn. Over het algemeen kan echter worden geconstateerd dat de verhalen, naarmate hij meer thuisraakte in de serie, steeds beter werden. De verkoopcijfers hebben onder alle`kritiek overigens nooit te lijden gehad. Sinds Paul Geerts Suske en Wiske onderzijn hoede heeft genomen is de populariteit van de reeks alleen maar gestegen. De oplage van elk nieuw album bedraagt tegenwoordig ongeveer 400.000 exemplaren.

Enkele hoogtepunten uit het werk van Paul zijn: De raap van Rubens, Angst op de Amsterdam, De rinoramp, De parel in de lotusbloem en zeer zeker ook De 7 schaken.
Een verhaal waar hij zelf minder over te spreken is is De natte Navajo. Na het voltooien van dit avontuur vond hij het zo slecht dat hij de uitgeverij adviseerde om het niet in album uit te geven. De Standaard deed dat echter toch. Waarna de kritieken, tot grote verbazing van Paul, het verhaal loofden als "eindelijk weer een leuke Suske en Wiske" en "een echte Vandersteen". (Willy Vandersteen had het verhaal op dat moment overigens zelfs nog niet eens gelezen.)

Hoewel Paul Geerts dus al vanaf 1972 de eindverantwoordelijkheid draagt voor Suske en Wiske is zijn naam pas veel later onder ogen van het grote publiek gekomen. Vanaf het album De krachtige krans (1989) heeft hij eindelijk de erkenning gekregen die hij verdient met de vermelding van zijn naam als tekenaar/scenarist op het titelblad.

Paul Geerts verwerkt veel persoonlijke ervaringen in zijn verhalen. Zo vormen reizen die hij over de hele wereld heeft gemaakt vaak het uitgangspunt voor een nieuw, spannend avontuur.
Het verhaal Robotkop, dat in 1996 in album zal verschijnen, is gebaseerd op een operatie die Geerts heeft ondergaan. Bij die operatie werd een hersentumor verwijderd. In het verhaal overkomt Lambik hetzelfde. Deze raakt daarbij schijndood en komt in het hiernamaals allerlei bekenden uit eerdere avonturen tegen.

In de tijd dat Vandersteen Suske en Wiske nog tekende liet hij zichzelf wel eens figureren in de verhalen. Paul Geerts heeft die traditie voortgezet. Hij duikt voor het eerst op, als een verlegen tekenaar, in De gladde glipper. Verder komt hij ook nog voor in De Belhamel bende. Het meest prominent is hij echter aanwezig in het jubileum-verhaal De 7 schaken. In dat verhaal vervult hij de rol van "geheimzinnige gemaskerde" die in zoveel Suske en Wiske verhalen voorkomt. In deze vermomming zorgt hij dat Suske, Wiske en hun vrienden een avontuur beleven in het Antwerpen van de jaren '20, samen`met Willy Vandersteen. Zijn eigen identiteit wordt pas onthuld op het allerlaatste plaatje van het verhaal. Waardoor overigens voor het eerst in vele jaren het avontuur niet wordt afgesloten met een knipoog van Wiske.

Paul Geerts heeft vele jaren met plezier en grote inzet aan Suske en Wiske gewerkt. In Versus no. 53, verschenen in april 2001, schreef hij echter in zijn column dat ook voor hem de jaren beginnen te tellen. De vermoeidheid treft hem steeds eerder en hij kan niet meer zo lang doorwerken als eerst het geval was. Met het oog op die gezondheidstoestand doet Paul een stapje terug bij Suske en Wiske. In overleg met alle betrokkenen is afgesproken dat de hoofdverantwoordelijkheid voor de reeks voortaan bij Marc Verhaegen komt te liggen. Paul Geerts zal voortaan vooral als helper en raadgever voor Marc optreden.
Tijdens de fanclubdag van De Fameuze Fanclub op 22 april 2001 vertelde Paul voor het eerst aan het publiek dat hij stopt met het werken aan de reguliere Suske en Wiske-verhalen en dat het estafettestokje wordt overgedragen aan Marc. Een jaar later droeg de oude meester het potlood tijdens de 15e fanclubdag officieel over aan zijn opvolger.

Op het moment dat Paul Geerts zijn column in Versus no. 53 schreef wist hij waarschijnlijk nog niet dat de uitgever verdergaande plannen had met Suske en Wiske. Nog voordat de Versus waarin zijn stukje stond bij de leden van de Fameuze Fanclub op de mat lag werd in de media aangekondigd dat de cartoonist Erik Meynen door Studio Vandersteen was aangetrokken om Suske en Wiske verder te moderniseren.
Paul Geerts was niet blij met deze ontwikkeling. In een reactie in de Telegraaf zei hij: "Het is onverstandig zo ingrijpend te sleutelen aan de twee striphelden, die in het geheugen van iedere lezer zijn opgeslagen. Misschien dat je er 10.000 nieuwe lezers mee aanspreekt, maar voor hetzelfde geld verlies je er 10.000 oude. Ik hoor nu al reacties dat Suske en Wiske niet meer dezelfde zijn".

In 2002 werd Paul Geerts 65 jaar en met ingang van 1 juni van dat jaar gaat hij officieel met pensioen. Hoewel hij nu niet meer actief betrokken is bij de dagelijkse productie van de Suske en Wiske-strips verdwijnt hij niet in de anonimiteit. Op beurzen zal hij nog regelmatig te vinden zijn achter de signeertafel. Verder zal hij veel tijd besteden aan schilderen, zijn favoriete hobby. In 2001 exposeerde hij voor het eerst werk van zijn hand in de buurt van Zeebrugge, een gebeurtenis die in 2002 een vervolg zal krijgen.

Eind 2002 kreeg Geerts te horen dat hij, op voordracht van het bestuur van De Fameuze Fanclub, was benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. De onderscheiding werd op 16 december 2002 in Utrecht aan hem overhandigd.
Drie jaar later, in september 2005, verscheen een biografie van de peetvader van Suske & Wiske, geschreven door Theo Vaessen.

Marc Verhaegen

Marc Verhaegen zag voor het eerst het levenslicht op 5 april 1957 in Mortsel, een plaats in de buurt van Kontich waar hij de eerste jaren van zijn leven heeft gewoond.

Zijn eerste schreden op het gebied van de strip zette hij in de jaren tachtig toen hij een opleiding volgde aan het "St. Lucas", een school voor grafische sierkunsten te Brussel-Schaarbeek. Tijdens die studie tekende hij diverse undergroundstrips, waar hij tegenwoordig overigens niet meer zo erg tevreden over is. Een verhaal uit die periode dat nog wel zijn goedkeuring kan wegdragen is Cycloman, een strip over de wielrennerij.
Bij het tekenen van die undergroundstrips maakte Marc gebruik van het Pseudoniem (Stan) Marver. Onder die naam zijn, naast Cycloman, ook een aantal verhalen verschenen over een figuur met de naam "Fil Marver". (De ongrijpbare Fil Marver, Blikschade, The one and only Fil Marver)

Op het "St. Lucas" koos Marc voor de specialisatie animatiefilm. Na het behalen van zijn diploma ging hij ook aan het werk als animator. Hij werkt mee aan aan verschillende projekten, waaronder het programma De Wonderwinkel van de BRT en korte animatiefilmpjes voor Sesamstraat.
In 1987 was hij werkzaam bij "Pen Films" te Gent waar hij animatiewerk verrichtte voor de film Les mondes englouties voor het Parijse bedrijf "France Animation". Hoewel die geen klachten hadden over het werk besloten zij toch om de produktie van die film naar Frankrijk te verplaatsen.
Aangezien Marc toch al eens wat anders wilde doen was hij blij toen hij rond die`tijd van een vriend te horen kreeg dat de Standaard Uitgeverij op zoek was naar een tekenaar voor een supplement-reeks van Boes. De testen die hij voor die reeks moest doen werden goed beoordeeld en zodoende kon hij beginnen als tekenaar bij die reeks.
Omdat hij als animator al gewend was aan het werken in diverse, uiteenlopende, tekenstijlen kon hij zich vrij eenvoudig aanpassen aan de manier van werken die voor Boes vereist was.

Na een paar albums staakte de Standaard Uitgeverij de publikatie van Boes. Een nieuwe opdracht voor Marc liet echter niet lang op zich wachten. Marck Meul (de schrijver van o.a. Robert en Bertrand) benaderde hem met het verzoek om een kort Suske en Wiske-verhaal te tekenen. Dit verhaaltje zou uiteindelijk worden opgenomen als een soort proloog bij een heruitgave van De schat van Beersel voor de Kredietbank. Om goed aan te sluiten bij de rest van het album moest dit verhaaltje worden uitgevoerd in de stijl die in de Blauwe reeks gebruikt werd.

Het inleidende verhaal bij De schat van Beersel kwam ook Paul Geerts en Willy Vandersteen onder ogen. Zij waardeerden het werk zozeer dat Paul op een goede dag naar Marc belde met de vraag of hij er voor voelde om aan Suske en Wiske mee te werken. Daar hoefde Marc niet lang over na te denken en daarom begon hij in 1988 zijn bijdrage te leveren aan deze serie.

In tegenstelling tot de eerste jaren van Paul Geerts bij Suske en Wiske begon Marc niet met het inkten van de tekeningen. Hij kreeg de taak om de blauwe tekeningen van Paul om te zetten in gedetailleerd uitgewerkte potloodtekeningen.
Het exacte begin van de medewerking van Marc aan Suske en Wiske is bekend. Vanaf strook 179/180 van De speelgoedspiegel is hij begonnen met tekenen.

Het eerste, korte, verhaal dat Marc geheel van een blanco vel af heeft getekend, gebaseerd op een eigen scenario is Bosspel. Dit avontuur stond in het Suske en Wiske familiestripboek van 1989.
In de lange verhalen kreeg hij langzamerhand meer invloed. Ideeën van hem zijn verwerkt in verhalen zoals De mysterieuze mijn en Het wondere Wolfje. Het eerste verhaal waarvoor Marc het basisidee heeft geleverd is De goalgetter.
Hoewel Marc steeds zelfstandiger te werk kon gaan bleef de invloed van Paul Geerts, zeker in deze beginperiode, sterk aanwezig. Als Marc een verhaal schreef zorgde Paul nog voor de dialogen en grappen omdat het enige tijd duurt voordat een schrijver/tekenaar geheel onder de knie heeft hoe de figuren met elkaar omgaan.

Nadat hij al diverse korte verhalen voor de familiestripboeken geheel naar eigen scenario had getekend was De krakende Carcas het eerste lange avontuur waar Marc Verhaegen de gehele verantwoordelijkheid voor draagt.
Sindsdien heeft hij al diverse albums afgeleverd. Onder toeziend oog van Paul Geerts ontwikkelt hij zich steeds verder als tekenaar van Suske en Wiske.

Voor het Suske en Wiske weekblad begon Marc in 1996 met de reeks Calpako. Het eerste deel van die serie, Wiona, verscheen in de laatste 7 nummers van dat jaar, in 1998 gevolgd door episode 2: De Timucuabronnen.
Onder het pseudoniem Xao Pi maakte hij ook nog een aantal gags van de reeks Ted en Fred voor het Suske en Wiske weekblad.

Begin 2001 kondigde Paul Geerts in een column in Versus, het clubblad van De Fameuze Fanclub, aan dat Marc Verhaegen voortaan de eerste man was voor de Suske en Wiske-reeks. Paul Geerts zou alleen nog als helper en raadgever van Marc gaan fungeren. Het meeste werk, schrijven en tekenen van de verhalen, kwam echter bij Marc Verhaegen te liggen.
Tijdens de fanclubdag van De Fameuze Fanclub op 22 april 2001 werd Marc officieel aan het publiek voorgesteld als de nieuwe tekenaar/scenarist van Suske en Wiske. Aan het eind van dat jaar verscheen zijn naam voor het eerst in een album. Op de titelpagina van Se blote Belgwordt hij, naast Paul Geerts, vermeld als verantwoordelijke voor scenario en tekeningen.

Aan het hoofdtekenaarschap van Marc kwam 4 jaar later abrubt een einde. In februari 2005 werd besloten tot een reorganisatie bij Studio Vandersteen waarbij gewerkt zou gaan worden met een team van scenaristen en een team van tekenaars. Omdat Marc zich niet goed kon vinden in deze nieuwe structuur werd hij op staande voet ontslagen.
Het laatste verhaal dat nog volledig door Marc Verhaegen is gemaakt is De formidabele fantast, dat op 11 mei 2005 verscheen in de Rode reeks.


Na zijn ontslag bij Studio Vandersteen begon Marc met een nieuwe reeks: Senne en Sanne.
Het eerste verhaal, Rebecca R.van die strip werd voorgepubliceerd in de jeugdkrant Kidsweek en verscheen in december 2005 in album. In 2006 verscheen het tweede deel: Cordoba.

Naast zijn nieuwe serie werkt Marc ook nog aan andere projecten. Samen met Jan Kragt richte hij de stichting Eureducation op. Doelstelling van de Stichting is onder meer "Jongeren in Europa deelgenoot maken van elkaars cultuur en geschiedenis".
Ter gelegenheid van het Michiel de Ruyter-jaar, dat in 2007 wordt gevierd bewerkten Verhaegen en Kragt het leven van deze Hollandse zeeheld tot een stripverhaal.
Op 16 mei 2008 werd in Terneuzen de volgende strip van Eureducation gepresenteerd: De Vliegende Hollander : het VOC complot.

Tevens houd Marc Verhaegen sinds 2007 een Blog bij waarin hij vertelt over zijn werk.

Studio Vandersteen

De naam van Willy Vandersteen staat nog steeds prominent bovenaan de titelpagina en op het omslag van elk nieuw Suske en Wiske-album dat in de winkels ligt. Ook bij publicaties in kranten en weekbladen en bij andere produkten die zijn gebaseerd op zijn geesteskinderen wordt de naam Vandersteen nooit weggelaten. Hoewel hij is gestorven op 28-8-1990 blijft zijn naam op deze manier voortbestaan.

Onder de naam van Vandersteen heeft een groot aantal mensen gewerkt aan de strips die door hem zijn bedacht. Degenen die er voor zorgen dat Suske en Wiske nog steeds avonturen beleven.