Woensdag 07-08-2007
Routeplan |
|
Rixheim - Colmar Colmar - Riquewhir Riquewhir - Haut-Koenigsbourg Haut-Koenigsbourg - Châtenois |
A35 D418 - D10 - D3 D3 - D10 - D1b - D42 - D159 D159 - D35 |
Woensdagmorgen, 6:30. Het regent oude wijven. De Ballon d'Alsace wordt niks vandaag. Echt triestig. Dan maar van de nood een deugd maken: Mulhouse en Colmar.
Het ontbijt mag er wezen: fruitsap, yoghurt, verse croissants en brood, kaas, confituur en lekkere koffie. Dit maakt toch al iets goed. Maar het blijft gieten. Ik trek mijn regenpak aan. Johan vertrouwt op zijn gewone motorkledij: de verkoper stond garant voor de waterdichte kwaliteiten van de uitrusting. En hij heeft supermotorlaarzen.
Door de gutsende regen gaat het richting Mulhouse. De weg is gevaarlijk, de zichtbaarheid matig. Net voor de stad missen we een afrit en we zitten op de autoweg naar Colmar. De eerste afrit ligt op 9 km. We besluiten dan maar door te rijden naar Colmar. Zonder ongelukken bereiken we de stad en parkeren ons onder een paar bomen. En nu stopt het met regenen ... Mijn regenpak heeft het uitgehouden. De jas van Johan is blijkbaar niet zo deugdelijk als de verkoper beweerde, maar hij heeft droge voeten, dank zij de superlaarzen. Vanaf nu zal hij er ook mee slapen.
Aan de Place des Dominicains drinken we een paar koffie's om wat op temperatuur te komen. En daarna stappen we de dominicanenkerk binnen voor een bezoek aan het vermaarde retabel van Schongauer La vierge au buisson de roses. Fotograferen verboden, spijtig genoeg.
En dan naar het museum Unterlinden. Sinds mijn vorig bezoek, jaren geleden, is er veel veranderd. De zalen zijn opgefrist en de opstelling van de kunstwerken is aantrekkelijk. Ook de audiogids mag er zijn. Het wordt een aangenaam bezoek, met als hoogtepunt het retable d'Issenheim. van Grünewald. Het museum heeft niet alleen oude werken, maar er is ook een afdeling moderne kunst.
Na dit bezoek is het tijd voor een broodje en een wandeling door de stad. De oude wijken en de moderne stad wisselen elkaar af. Er is leven in Colmar.
Onder een dreigende hemel nemen we afscheid van het stadje en richten onze schreden naar Riquewihr.
Omdat we net voor Kaysersberg een afslag misten, bereiken we het plaatsje via een omweg. We vreesden weer eens voor 'onverharde wegen', maar het viel al bij al nogal mee. We kwamen wel aan de stad langs de noordelijke poort, de meeste toeristen komen langs het zuiden.
En of er toeristen waren... Brugge heeft er niks aan. Veel is er niet te zien in het stadje, maar alles is ongeveer zoals het er in de 16e eeuw uit zag. En toeristen hebben het voor nostalgie. Dit peperkoekenhuisjesgevoel wordt uitgebuit door de neringdoeners van het stadje: restaurants, souvenirwinkels, wijnhandels, geen vierkante meter blijft onbenut. We lopen wat door de straten en drinken een koffie in een restaurant aan de rue Charles de Gaulle. Veel is hier niet te beleven en we pakken onze biezen. Voor we vertrekken naar Haut-Koenigsbourg reserveren we telefonisch een kamer in Hôtel Dontenville, in Châtenois bij Sélestat. Het hotel staat in de Michelin aangeduid als Valeur sûre.
In mijn archieven vond ik nog een relict van een bezoek aan het stadje met de economieregenten van wat toen nog Sint-Thomas was. Deze foto kan ik de collega's niet onthouden. Hij dateert wel van 1987. Collega Karel De Raadt heeft ondertussen het tijdelijke voor het eeuwige gewisseld. Ondergetekende is twintig jaar ouder geworden.
De weg naar Haut-Koenigsbourg is gemaakt voor motoren: veel bochten maar een uitstekend wegdek. En parkeren is ook geen probleem: er is een plaats voor motoren, net voor de kasteelpoort. Automobilisten moeten wel iets langer lopen. Als je met de wagen komt, parkeer je beter beneden en doe je de laatste klim te voet, er is een aangenaam voetgangerspad en op 20 minuten ben je er. En geen parkeerstress.
Het indrukwekkende kasteel op de bergtop werd in de 12e eeuw door de Hohenstaufen gebouwd en Staufenberg gedoopt. Later komt het in handen van de Habsburgers, maar het wordt in 1633 vernietigd door Zweedse troepen tijdens de Dertigjarige oorlog.
De Dertigjarige oorlog (1618-1648) begon als een godsdienstoorlog tussen protestanten en katholieken in de Duitse gebieden. De Godsdienstvrede van Augsburg, die in 1555 in Duitsland was gesloten, had voorgescreven dat iedere vorst in zijn eigen land mocht bepalen wat de heersende godsdienst zou zijn (cuius regio, eius religio) . Het was een fragiel evenwicht dat door de minste aanleiding tot nieuwe conflicten leidde. In Bohemen hadden de protestanten in 1609 van de koning vrijwel volledige godsdienstvrijheid verkregen. Toen echter de vurig rooms-katholieke Ferdinand II koning van Bohemen werd, kwam de zaak op scherp te staan. Een verbod om lutherse kerken te bouwen maakte de protestanten opstandig. De Bohemers kozen toen hun eigen koning, namelijk Frederik V, de keurvorst van de Palts. Deze werd algemeen als de leider van de Duitse protestanten beschouwd. Maar de rooms-katholieke vorsten kwamen Ferdinand II te hulp en de oorlog was een feit. Vrij vlug ontaardde de godsdienstoorlog in een politiek conflict. De Spaanse trokken natuurlijk de katholieke kaart; Richelieu, de raadgever van de Franse koning Lodewijk XIII, koos uiteraard voor de protestantse partij, gewoon om de Habsbugers een hak te zetten. Hij kon de Zweden overhalen deel te nemen aan het conflict. De Zweedse koning wou zijn macht in het Oostzeegebied uitbreiden en maakte gretig gebruik van deze uitstekende gelegenheid. Uiteindelijk kwam er vrede in 1648. Duitsland verloor en Frankrijk en Zweden konden hun gebied uitbreiden. De Republiek der Nederlanden (Vrede van Münster - einde van de Tachtigjarige Oorlog) en Zwitserland maakten zich onafhankelijk van het Habsburgse rijk.
Na de oorlog bleven de ruines voor ongeveer twee eeuwen onaangeroerd. In 1862 wordt het kasteel geklasseerd en overgedragen aan de stad Sélestat. De stad heeft geen geld voor restauratie en 'schenkt' de vesting in 1899 aan keizer Willem II. De keizer is vereerd en heeft blijkbaar meer geld, want in 1900 begint de restauratie onder leiding van de Berlijnse architect Bodo Ebhardt. Tien jaar na het einde van de werken, in 1918, komt het kasteel in Frans bezit. De keizer heeft niet lang kunnen genieten van zijn optrekje..
Ebhardt heeft het kasteel gerestaureerd zoals het er zou uit gezien hebben aan de vooravond van de Dertigjarige Oorlog. Hij doet de nodige opzoekingen en probeert dikwijls waarheidsgetrouw te werken, maar soms gaat hij improviseren, bij gebrek aan bronnenmateriaal, of voegt elementen toe op vraag van de keizer of naar de smaak van de 19e-eeuwse romantische visie. Hoewel het werk van Ebhardt niet de volledige goedkeuring meedraagt, wordt het nu toch gunstiger beoordeeld dan pakweg 40 jaar geleden. Wat niet wil zeggen dat men het nu op dezelfde manier zou doen. De huidige trend staat zeer huiverig tegenover gissingen en fantasie. Er wordt alleen gerestaureerd als men zeker is van het origineel, de rest blijft ruïne.
De gids die ons begeleidt, een leuke jongedame, vertelt een boeiend verhaal waarin architectuur en geschiedenis een vloeiend geheel vormen. Niettegenstaande het hoge 'Canvas'-gehalte van haar uiteenzetting, hangt het publiek aan haar lippen.
http://www.haut-koenigsbourg.fr/fr
Châtenois is een klein gezellig stadje. Hôtel Dontenville is een meevaller. Het oude gebouw straalt charme en gezelligheid uit: dikke tapijten, warme kleuren en een gelagzaal in Duitse stijl. De kamers zijn netjes ingericht. De zaak wordt uitgebaat door een vriendelijk ouder koppel. Geen sprake van dat de motoren op de parking blijven, zo moeten absoluut in de garage gestald worden, een paar huizen verder. Eigenlijk is het restaurant dicht vandaag, maar de patron maakt ons een heerlijke quiche geserveerd met verse groenten. Daarna volgt nog een staaltje van de Elzasser patisserie. Na een korte wandeling kruipen we onder de wol. De weerberichten voorspellen niets goed.