De Chinese taal

De ontwikkeling van de geschiedkunde en vooruitgang van een cultuur is duidelijk gekoppeld aan het bestaan van een schrijfsysteem. Anders dan het schrift in de Westerse landen is het Chinese schrift niet gebaseerd op een alfabet, maar bestaat deze uit pictogrammen, grafische afbeeldingen die elk een bepaald begrip uitdrukken. Beginnend met primitieve afbeeldingen van concreten voorbeelden, zoals de zon, maan, boom, verschillende dieren, enz., werden deze later gecombineerd om ook niet-concrete, abstracte begrippen aan de duiden, zoals een vrouw + een kind voor het begrip goed, gezond; een boom met de zon voor oost, maan + zon voor helder, duidelijk, enz.
Gebaseerd op archeologische opgravingen aan het begin van de 20ste eeuw in de provincie Honan weten we dat een tamelijk goed ontwikkeld schrijfsysteem reeds 3000 jaar geleden, tijdens de Shang dynastie (14de tot 11de eeuw v.c.), bestond. De materialen waarop deze oude inscriptie werden gevonden omvatten de schouderbladen van ossen en schildpadschalen, vandaar de naam "schaal-been schrift". Deze materialen werden van 13 tot 11 eeuw v.c. gebruikt, hoofdzakelijk voor orakel doeleinden en historische aantekeningen.
Vanaf de 14de eeuw v.c. begon men ook met het aanbrengen van karakters op bronzen vaatwerk en wapens, aanvankelijk alleen de naam en symbool van de eigenaar, maar vanaf de 10de eeuw v.c. ook historische aantekeningen die voor de geschiedschrijving van grote waarde zijn. Het schrijven op bronzen vaatwerk werd tot de 1ste eeuw n.c. gebruikt. De stijl van de karakters verschilde van periode en plaats en de karakters werden "schrift op bronzen bellen en driepoten genoemd". De vroegste stijl was die van het "schaal-been schrift" en de laatste die van het "klein zegel schrift".
Gedurende de Qin-dynastie (255-206 v.c.) verschijnen de eerste karakters op steen met als hoogtepunt in 175 n.c. de gehele tekst van de boeken "het boek der geschiedenis", "het boek der liederen", "het boek ver veranderingen", "het boek der riten", "de lente en herfst annalen", "Gong yang's commentaar op de lente en herfst annalen" en "de gesprekken van confucius" die op enige tientallen steles waren gebeiteld en voor de keizerlijke academie in de hoofdstad Luoyang waren opgesteld, zodat deze teksten door eenieder kon worden gecopieerd.
Zowel het schrift op de orakelbeenderen als het brons konden nog geen boek worden genoemd en hoewel enkele steles boekteksten bevatten werden deze pas lang na de ontwikkeling van de handgeschreven boeken aangebracht.

Lattenboek2 Lattenboek1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De oudste Chinese boeken waren geschreven op bamboe strips of houten latjes. Het gebruik van bamboe en hout was populair vanaf de 8ste eeuw v.c. tot de uitvinding van het papier zelf. De strips kwamen voor in drie maten, 70, 35 en 20 cm. Deze bamboe of houten strips werden hoofdzakelijk voor officiele documenten, registers, notities, correspondentie en belangrijke filosofische werken gebruikt. Hierbij werd onderscheid gemaakt naar het aantal karakters, meer dan duizend op bamboe, daaronder op hout. De strips werden door middel van koorden van vlas, zijde of leer bijeengehouden. Ofschoon praktischer dan de beenderen en schalen uit voorgaande eeuwen waren zij duidelijk verre van ideaal en was het, ondanks het feit dat hout en bamboe in vele delen van China volop aanwezig, vanwege de moeite die nodig was om de bamboe latjes te vervaardigen en tot zulke boeken te maken, buiten bereik van het gewone volk. Vandaar dat veel getalenteerde (maar arme) studenten en geleerden gedroogde bladeren van bananenplanten als schrijfboek gebruikten of om het schrijven van Chinese karakters te oefenen. Vanwege de schaarse aan boeken maakte een geleerde uit die periode, als hij zo'n boek onder ogen greeg, eerst een copy op zichzelf of kleding waarna hij thuis het weer op het dan voorhande zijnde materiaal overschreef. Verteld wordt dat van sommige geleerden de muren en deuren van hun huis met tekst bedekt was. Bovendien was het vervoer van zulke boeken, getuige het volgende verhaal, niet direct eenvoudig. Gedurende de Chinese Strijdende staten periode meer dan twee duizend jaar geleden leefde ene Hui Shi (Minister-president van de Staat Liang) . Deze Hui Shi is bekend geworden vanwege zijn grote liefde voor boeken. Als hij op reis ging nam hij altijd zijn gehele bibliotheek mee, genoeg om vijf ossekaren te vullen. Deze praktijk lag aan de oorsprong van het Chinese gezegde: "kennis van vijf ossekarren", nog steeds in gebruik om de geleerdheid van iemand te roemen. In werkelijkheid zou deze hoeveelheid boeken heden ten dage slechts een enkele boekenplank vullen. Toen uiteindelijk het papier het voornaamste medium voor het geschreven woord werd, maakte dat niet alleen het vervoeren van boeken veel eenvoudiger, het had bovendien een enorme invloed op de ontwikkeling van zowel de Chinese als de Westerse beschaving.
In werkelijk werd in die oude tijden in zeer beperkte mate ook zijde als schrijfmateriaal gebruikt. Tot aan de 20ste eeuw werden de keizerlijke decreten dikwijls op gele zijde geschreven. Maar het gebruik van zijde was, door zijn buitensporige kosten, voorbehouden aan de elite.

In 221 v.c. werd China na meer dan 500 jaar van aanhoudende interne oorlogen onder de Eerste Qin keizer Shi Huang Ti weer verenigd. Om een herhaling van interne twisten die tot de val van de Westerlijk Zhou dynastie en verbrokkeling van het land hadden geleid te vermijden werd alle macht in de centrale regering gevestigd. Ofschoon de Qin keizer een passend alternatief voor de zware bamboe-latjes onder zijn heerschappij niet tot stand heeft kunnen brengen had hij wel succes in de eenmaking van de verschillende geschreven taalvormen van het feodale China. De betekenis van deze belangrijke bijdrage werd met de uitvinding van het maken van papier in de opvolgende Han dynastie zelfs nog versterkt.

De vier schatten van het studeervertrek Pagina 2