Het speelveld
Het cricketveld is ovaalvormig en wordt afgebakend door een polsdik touw dat in het gras ligt. Verplichte afmetingen voor het veld zijn niet vastgesteld maar een doorsnede van ongeveer 140 meter is gebruikelijk. In principe dienen zich op het veld niet te veel obstakels te bevinden - één of twee bomen is geen bezwaar, maar deze worden zeker voor internationale wedstrijden vermeden.
In het midden van het veld is er geen gras, of heel kort gras in een rechthoek. Die zone heet de pitch. De afmeting van de pitch is 20,12 bij 3,05 meter. Aan de korte zijden van de pitch bevinden zich kniehoge houten constructies, die worden de wickets genoemd. Het geheel van wickets en pitch wordt de wicket genoemd. Het grootste deel van het spel speelt zich op en bij de wicket af. De wickets bestaan uit drie rechtopstaande paaltjes die met zodanige tussenruimte op een rijtje zijn gezet dat de bal er niet tussen door kan. De paaltjes heten stumps. De toppen van de stumps worden overbrugd door twee kleine houtjes die bails worden genoemd. De zo ontstane constructie is zo instabiel dat de bails al bij een geringe aanraking van het wicket op de grond vallen.
Op de pitch zijn enkele lijnen getrokken, die de creases genoemd worden. Ze geven aan waar de batter zich moet bevinden wil hij niet gestumped worden (zie verder), van waar de bowler de bal moet gooien en waartussen gelopen moet worden om runs te maken.