|
Onderwerpen
rond
Wij
werken nog aan deze site over Doornenburg. Wij hopen u de komende maanden
alle informatie hier aan te kunnen bieden. Voor op en aan merkingen
stuur uw reactie naar ondestaand mail adres.
|
|
|
De oorsprong van kasteel de Doornenburg is in duisternis gehuld. Toch is bekend dat er al in de 9e eeuw gesproken werdt over "Villa Doronburc", en wel bij een schenking door een zekere Walto van de helft van een boerderij uit het dorp aan de abdij van Lauersham. Uit het tweede deel van de naam '-burc' blijkt dat er toen al een versterking moet zijn geweest. De naam is sprekend: hij duidt aan dat de versterking, waarschijnlijk een aarden verhoging met daaromheen een wal of palissade, omringd is geweest door doornstruiken. Doornenburg = burcht van de persoon Doro ('Doronburc'). Hier zou doorn voorkomen als eigennaam (Bron: v. Berkel) In 1046 wordt Dorinburc vermeld onder de goederen waaruit de kerk van Gendt, die ook toebehoorde aan de abdij van Lorsch, inkomsten trok. Al zijn over deze vroeger vermelding in de abdij van Lorsch de meningen verdeeld 'Nog nooit is een van deze 130 namen van Lorsch uit de Batua in Nederland aangewezen, en al helemaal nooit in de Betuwe!! En toch blijven de Nederlandse historici de Betuwe als de klassieke Batua beschouwen. De Batua is als geen ander historisch landschap zo overvloedig met namen-materiaal gedokumenteerd' "bron Delahaye" Meer informatie over de oorkonden uit het Klooster van Lorsch (Lorscher Codex). Pas in de dertiende eeuw komen er meer vermeldingen. Zo werden in 1255 de tienden uit Dornenburg door graaf Otto van Gelre aan het klooster 's-Gravendal bij Goch geschonken. De eerste keer dat een 'heer van de Doornenburg' wordt genoemd is op 1 mei 1295. Toen kwamen de cijnzen in de parochie Darenborch door aankoop in het bezit van dominus wilhelmus miles de darenborgh, heer Willem, ridder van Doornenburg. Hoe het toenmalige huis er uitgezien heeft, is niet meer te achterhalen. De oudste delen van het huidige huis, aangetroffen in de hoofdburcht, dateren uit de veertiende eeuw. We spreken dan over de achterste of zuidelijke helft van de hoofdburcht, die oorspronkelijk slechts bestond uit een onderkeldert zaalgebouw zonder verdieping met een ommuurd voorplein. Uit nog uit die tijd daterend en heden nog bestaand muurwerk blijkt, dat het gebouw was afgewerkt met een dunne rode pleisterlaag. In de vijftiende eeuw is het voorplein successievelijk in twee etappes volgebouwd en zijn de verschillende geledingen steeds verhoogd, tot in de zestiende eeuw de bovenste verdieping van het noordwestelijk bouwlid ontstond. Daarmee verkreeg het kasteel in hoofdzaak zijn huidige blokvormige aanzien. Wellicht in samenhang met de tamelijk ingrijpende moderniseringen in het interieur, die rond 1660 onder andere met het aanbrengen van sierstukplafonds en een nieuwe gebeeldhouwde schouw plaatsvonden, zijn toen ook de vensters en de ingang aan het exterieur vergroot. Uiteindelijk leverde dat, zeker na de vernieuwing van sommige vensters in de achttiende eeuw, een tamelijk chaotisch beeld op. Het aanbrengen van een vereenvoudigd schilddak met pannen en de afbraak van de torenspitsen in de eerste helft van de negentiende eeuw hebben ertoe geleid dat de Doornenburg aan het eind van die eeuw een weliswaar romantische, maar desondanks desolate aanblik bood. De voorburcht dateert in haar huidige vorm uit de vijftiende eeuw; de kapel is waarschijnlijk een zestiende-eeuwse toevoeging, terwijl de dienstgebouwen en de boerderij oorspronkelijk uit de zeventiende en achttiende eeuw stammen. De veel oudere bebouwing in de zuidoosthoek en een poortgebouwtje ter plaatse van de brug naar de hoofdburcht waren vóór 1732 al verdwenen. Een van de vroegste voorstellingen waarop kasteel de Doornenburg te voorkomt, stamt uit 1875 gemaakt door de Duiste kunst schilder Carl Hilgers, die leefde van 1818 tot 1890. In de loop van de negentiende eeuw werden ook de dienstgebouwen, die mettertijd als boerderij waren gaan functioneren, ingrijpend vernieuwd en witgepleisterd, wat tevens gepaard ging met een verlaging met één verdieping. Op vallend is dat het kasteel met toebehoren sinds de vroegste bekende eigenaar, Willem van Doornenburg, die zich naar zijn andere bezittingen ook Willem van Doornick noemde, tot het jaar 1936 steeds door erfopvolging in andere handen is overgegaan. In dat jaar kocht dr. J.H. van Heek (1873-1957), telg uit een welgesteld Oost-Nederlands geslacht van textielfabrikanten, de Doornenburg van de laatste eigenaar, A.E.C.C. baron van der Heijden, en schonk haar aan de kort daarvoor door hem opgerichte Stichting tot Behoud van den Doornenburg. Wordt vervolgt........... |
|
|
|