Nicht Kato zou komen spelen;
Alles was al kant en klaar,
Thee-serviezen, poppen, wiegen,
Lagen netjes bij elkaêr.
Tafellaken en servet,
Alles was er! Wat een pret!
Maar toen ik zoo zat te wachten
Werd er aan de deur geklopt.
‘Ha,’ dacht ik, ‘daar zal zij wezen;
‘Zeker heeft ze mij gefopt,
En komt zij, in plaats van voor
Voor een keer eens achter door!’
‘Binnen!’ riep ik, ‘kom maar binnen!’
'K zag de deur nu opengaan,
En eene oude, eerwaarde dame
Kwam toen langzaam op mij aan.
‘Goeden avond kind!’ sprak zij;
‘Wacht gij soms al lang op mij?’
‘Neen, ik wacht op u niet, juffrouw!
Ik wacht op mijn' Nicht Kato,
Die komt hier van avond spelen,’
Zeide ik, en toen riep zij: ‘O!
‘Maar ik blijf toch ook maar hier.
Ik houd dol veel van pleizier!’ -
Heusch, ik meende al bang te worden,
Toen ze alweer opnieuw riep: ‘O!’
Ik keek op, en.... was dat schrikken!
De oude juffrouw was Kato.
Zij had, ja, 't was maar een weet,
Zich als oude vrouw verkleed.
Maar de schrik was spoedig over,
En wij hadden dubbel pret,
Tot de klok van negen bromde:
‘Hoort eens, kind'ren, nu naar bed!’
Nichtje werd naar huis gebracht
En ik droomde heel den nacht.