Onder koperblazers (ook wel brass genoemd) worden de bespelers van de zogenaamde koperblaasinstrumenten verstaan. Koperblaasinstrumenten onderscheiden zich van andere doordat de toon wordt gemaakt met de gespannen lippen in een kuipmondstuk.
In de wereld van de klassieke muziek wordt de groep wel aangeduid en aangesproken als het koper.
Hoewel de trompetten de hoogste instrumenten in deze groep zijn, worden in een partituur de hoorns altijd tussen de houtblazers en de koperblazers genoteerd (en derhalve onder de fagot en boven de trompet), omdat hun zeer boventoonrijke klank de beideinstrumentgroepen qua klank verbindt.
De meeste koperblaasinstrumenten zijn van messing gemaakt. De benaming betreft echter niet het materiaal waarvan het instrument is gemaakt, maar de wijze waarop de toon wordt gevormd. Bij een koperblazer is dat door lucht te blazen door de gespannen lippen van de bespeler, die tegen een mondstuk gehouden worden dat grofweg de vorm heeft van een trechter. Daarom valt de (grotendeels houten) serpent toch onder de koperinstrumenten. Voor een musicologisch verantwoorde indeling zie de Sachs-Hornbostelindeling waar ze onder trompetinstrumenten (412) gerangschikt worden.
Koperen blaasinstrumenten kunnen verder worden ingedeeld in 'zacht' en 'scherp' koper. Het 'zachte koper' heeft een zachtere, ronde klank. 'Scherp koper' heeft een scherpere, schellere klank. Het verschil in klank wordt veroorzaakt door een verschil in bouw van het instrument. Zachte koperen blaasinstrumenten bestaan uit een buis die steeds wijder wordt (conisch). Voorbeelden zijn de bugel, de eufonium en de tuba's.Scherpe koperen blaasinstrumenten bestaan uit een buis die tot aan de beker niet in diameter verandert (cilindrisch). Voorbeelden zijn de trombones en de trompetten. De hoorns en de en kornetten behoren tot een derde groep, die zowel cilindrische als conische buis bevat.