Het vasteland bestaat uit de westrand van het Spaanse tafelland, dat gebied gaat in Portugal naar het westen toe in brede kustvlakten over. Hierdoor heeft het land een opvallend gevarieerd landschap, dat sterk afwijkt van Spanje, de rivier de Taag (Tejo) vormt de belangrijke scheidslijn in het landschap. Ongeveer de helft van het gebied ten noorden van de Taag ligt boven de 400 m.
Het land ten zuiden van de rivier bereikt op slechts zeer weinig plaatsen die hoogte. Het noorden is heuvelachtig en bergachtig en ligt gemiddeld op 500-800 m hoogte.
De hoogste toppen komen voor in de centrale Serra da Estrela, een van noordoost naar zuidwest lopende bergketen die tot een hoogte van bijna 2000 m reikt en uitloopt tot bij de monding van de Taag. Het hoogste punt van Portugal, de 2351 m hoge Ponta do Pico, ligt op het eiland Pico van de Azoren, een tot Portugal behorende eilandengroep in de Atlantische Oceaan. De vallei van de Taag is een vlak gebied.
De 800 km lange kustlijn is voor het grootste deel vlak en zanderig en vaak omzoomd met duinen die lagunes omsluiten. In de buurt van Lissabon met bij Cabo de Roca het meest westelijke punt van Europa en bij Cabo de São Vicente bevinden zich rotsachtige stukken.
De grootste rivieren de Minho, de Douro, de Taag en de Guadiana vinden hun oorsprong in Spanje.
De Mondego en de Sado zijn de voornaamste rivieren die geheel binnen de landsgrenzen stromen.