Schaken
Een schaakpartij wordt ruwweg ingedeeld in drie fasen, de opening, het middenspel en het eindspel. Vanuit de beginpositie is een groot aantal reeksen van zetten en tegenzetten geanalyseerd waarvan bekend is of die uiteindelijk voordelig zijn voor wit, of voor zwart. Dit zijn de openingen. Na de opening, als de stukken ontwikkeld zijn, begint het middenspel, waarin de spelers proberen door het behalen van kleine voordelen de overmacht in het spel te krijgen. Het aantal zetmogelijkheden is hier zo groot dat er vooraf geen precieze analyses mogelijk zijn, alleen richtlijnen. In deze fase is de speler dus het meest op inzicht, creativiteit en intuïtie aangewezen. Als er over en weer veel stukken zijn geslagen loopt de koning minder gevaar en kan hij een actievere rol gaan spelen; daarmee is de fase van het eindspel aangebroken. Deze fase vereist kalm beraad en een vooruitziende blik, naast kennis van eindspel-analyses.