1.3 Hypertext en de poststructuralisten
Het duurde ongeveer twintig jaar voordat iemand het lef had om deze stelling daadwerkelijk serieus te nemen. Theodor Holm Nelson zag in de opkomst en ontwikkeling van de digitale technologie, halverwege de jaren zestig van de vorige eeuw, een uitgelezen kans om de visie van Bush eindelijk handen en voeten te geven. Project Xanadu omvatte een elektronische databank waarbinnen tekstfragmenten via zogenaamde links aan elkaar werden gekoppeld op basis van een intuïtieve methode die veel verwantschap vertoont met het associatieve principe van de 'Memex'. Deze toepassing leidde tot een geheel nieuwe vorm van 'tekstverwerking' doordat de volgorde waarin de afzonderlijke eenheden tekst werden geschreven (en gelezen) niet langer op voorhand vastlag. Voor dit specifieke type tekst bedacht Nelson een nieuwe term: hypertext. "By hypertext I simply mean non-sequential writing", luidt Nelson's ogenschijnlijk eenvoudige definitie van de term die hij voor het eerst beschreef in Literary Machines en die vanaf dat moment bleef opduiken in talloze wetenschappelijke studies (Nelson, 1987, ¶1/17).
Eén van de meest toonaangevende werken is geschreven door hypertekst-expert George P. Landow en draagt de veelzeggende titel Hypertext: the convergence of contemporary critical theory and technology. In Hypertext benadrukt Landow de toepasbaarheid van het poststructuralistische gedachtegoed van denkers als Jacques Derrida, Michel Foucault en Roland Barthes voor de definiëring van de elektronische hypertekst. Met name het oeuvre van Barthes vormt een bijna onuitputtelijke bron van wat ik proto-hypertekstterminologie zou willen noemen. Het gaat hier om begrippen die Barthes gebruikte ter ondersteuning van zijn eigen taaltheorieën, maar die later door Landow c.s. zijn geïncorporeerd omdat ze wezenlijk bijdragen aan de conceptualisering van het fenomeen hypertekst. In S/Z bijvoorbeeld, een werk dat al in 1970 verscheen, beschrijft Barthes de "ideal text" als een hiërarchieloze en plurale tekst waarbinnen "the networks are many and interact, without any one of them being able to surpass the rest; this text is a galaxy of signifiers, not a structure of signifieds; it has no beginning; it is reversible; we gain access to it by several entrances, none of which can be authoritatively declared the main one; the codes it mobilizes extend as far as the eye can reach, they are indeterminable" (Barthes, 1974, pp. 5-6).
Inmiddels kan worden gesteld dat de vooruitziende blik van Barthes verder reikte dan men toentertijd voor mogelijk hield, want zijn ideaalbeeld van de grenzeloze tekst als een ongebreideld weefsel van gelijkwaardige netwerken wordt elke dag meer werkelijkheid door de onophoudelijke groei van het grootste hypertekstnetwerk ter wereld, oftewel het internet. Bekende termen als "link (liaison), web (toile), network (réseau), and interwoven (s´y tissent)" zijn voor het eerst met elkaar in verband gebracht door Franse poststructuralisten en worden tegenwoordig in één adem genoemd met computers en kilometers glasvezelkabel (Landow, 1992, p. 8). Toch is het concept van de hypertekst bepaald geen exclusieve uitvinding van computerprogrammeurs, wat blijkt uit het grote aantal niet-elektronische hyperteksten dat in de eeuwenlange periode voorafgaand aan het digitale tijdperk is gecreëerd door dichters en andere woordkunstenaars.
Geen Flash??? Ga naar www.macromedia.com en download de Flash Player.