HU BO BE
De StraVA in de oorlogsdagen van 1940

Onderstaande fragmenten zijn ontleend aan het in 1945 verschenen boekje van vlieger S.J. Postma, ingedeeld bij de Strategische Verkenners Afdeling op Bergen, en vliegend in de C-10/708. Postma noodlandde op de 10e mei met zijn C-10 in de buurt van Delft, maar wist na enige omzwervingen zijn basis Bergen weer te bereiken. Van daaruit nam hij deel aan een aanval op Duitse stellingen bij de Grebbeberg.

Na de oorlog werd Postma voor zijn verdiensten onderscheiden met de Bronzen Leeuw. Dit is na de Militaire Willemsorde de hoogste Nederlandse militaire onderscheiding.

De eerste opdracht (bombarderen vliegveld Waalhaven)

Een schok. De bus (de vliegers waren buiten het vliegveld gelegerd)stopt bijde bosrand. Daar staan onze toestellen, gedeeltelijk naar voren gerold uit hun opstelling. Blinkend, als nieuw, bij elk twee mecano's en een wachtpost. Doodstil, maar dan komt er bewing, motoren worden aangeslagen. Voor vrij.. contact!

camouflage onderkomen c-10 Bergen
Onderkomen van de C-10s aan rand vliegveld Bergen

Nu is er leven gekomen in de zojuist nog starre kisten. Trillend staan ze in de zon, als racepaarden snuivend en trillend, ingehouden, tot het startsein zal klinken. Er komt iemand aanhollen: starten! de order is telefonisch doorgekomen. Een aanzwellend gebrom, een wolk van opvliegende grassprietjes en takjes: het eerste toestel verlaat zijn schuilplaats en begint zijn tocht over de weg, die naar het vliegveld leidt. Weer een stofwolk, daar gaat no.2 en zo vertrekt het ene toestel na het andere.
Ik zie nog armgezwaai van mecano's, van mandschappen en burgers die uit de ramen van hun huizen hangen. Dan heb ik al mijn aandacht nodig, om het toestel op de weg te houden en veilig naar het veld te taxiën. Dit eerste begin van de tocht is zeer spannend: worden we nu, hulpeloos voortrollend op de smalle landweg, door vijandelijke toestellen opgemerkt, dan zijn we onze kisten kwijt. Er gebeurt echter niets en het speurend oog van mijn waarnmer kan geen stipje in de lucht ontdekken.
Op het betonnen platform is een weg voor ons gebaand door honderden glasscherven, brokken steen, gebogen stukken ijzer, bomtrechters. Gaten waar we beslist over heen moeten zijn gedicht. Even zoekt mijn oog een startbaan tussen de vele trechters, een teken van mijn waarnemer, gas vol open, daar gaan wij!
Steeds sneller schiet de groene grasmat onder mij door, af en toe plotseling onderbroken door een gapende, zwarte wonde, een bomtrechter. Dan liggen de weilanden rustig onder mij, we vliegen. Ik minder toerental, wat rust gevend aan de motor, die zo juist het toestel met de 400 kg bommenlast van de aarde heeft losgetrokken.
Duinen..Egmond.
Boven dit dorpje draaien we rondjes tot alle vijf toestellen zijn verzameld.
Nu vliegen ze naast elkaar, de 707, 708, 714, 706 en 709; de escadrille-commandant steekt zijn hand omhoog: wij klimmen.
De zee ligt vlak, branding is haast niet te bespeuren, de kustlijn is tot voorbij Scheveningen te volgen. ...
Achthonderd meter wijst mijn hoogtemeter aan, duizend, nog stijgen we. Nu ligt links van mij het Noordzekanaal, onder mij Ijmuiden; 1500 meter, we zitten op de afgesproken hoogte. Zuidelijker komend, beginnen we de eerste afwijkingen te bespeuren; grote zwarte rookwolken, opstijgend in de omgeving van Den Haag, trekken over het land. Haast niet te onderscheiden zien we diep onder ons talrijke toestellen vliegen. Hoofdzaak is echter, dat wij niet opgemerkt worden. Dan wordt onze aandacht getrokken door een eigenaardig tafereel. Het lijkt wel of de gehele bevolking uit de omgeving van Wassenaar, de was heeft uitgehangen. Het zijn honderden parachutes, die in de duinen en op het strand liggen. Rustig vliegen we door, steeds meer het doel bnaderend; daar is de Nieuwe Maas, nog even. Waalhaven is reeds te onderscheiden .. het terrein is bezaaid met grijze toestellen.
Daar gaat de vuist van de waarnemer van het commando-toestel omhoog; hij gaat op en neer, alsof hij wil zeggen: mannen we zijn er, nu is de beurt aan ons; straks gaat de vuist naar beneden, ten teken dat de bommen moeten worden afgegooid, 2000 kg... Het zijn seconden van intense spanning, dan, toch nog onverwachts, verdwijnt de vuist. Ik zie de gele bommen van de veleugels losgaan, ze vallen, ... , mijn ogen volgen de bommen die in de diepte verdwijnen. Plotseling stijgen, in een deel van het veld, grote vlammen op, gevolgd door zwarte rookwolken. De bommen zijn midden in een grijze massa toestellen neergekomen, ze hebben doel getroffen.
We maken een bocht om beter de vernietigende uitwerking te kunnen zien.. ,maar we moeten terug..terug naar ons veld, waar misschien een andere opdracht klaar ligt.
We zwenken, keren Rotterdam de rug toe en verdwijnen in duikvlucht, om, laag over de weilanden heen, naar Bergen terug te keren.
...
Dan zie ik plotseling hoog boven ons escadrilles Messerschmitt's. Enkele maken zich uit het verband los en duiken pijlsnel naar beneden: we zijn ontdekt!
Ik zet mijn toestel steeds meer op zijn neus, geef steeds meer gas en met een geweldige snelheid duiken we omlaag, een luchtgevecht beginnen met onze verkenners tegen een zestal jagers is wel wat te optimistisch.
Te laat! we zijn reeds ingehaald. Plotseling schiet een vurige straal uit de neus van een Messerschmitt, welke de kist van de escadrillecommdant treft; onmiddellijk daarna verlaat een grijszwarte sliert de staart van z'n toestel, hij is getroffen, verloren.
Even krijg ik een onbehaaglijk gevoel, dat echter onmiddellijk onderdrukt wordt wanneer mijn blik afdwaalt naar de op mij afstormende aarde. Al mijn aandacht heb ik nu nodig om bijtijds het toestel op te trekken.
Een scherp venijning knetteren: witte punten, ... , schieten langs de romp van mijn kist en verdwijnen in de mijn instrumentenbord. Een trap tegen mijn voetenstuur, de bundel ligt links van mij. Meteen schiet ok mijn achtervolger voorbij, trekt op, en verdwijnt.
Een knal, een groot gat verschijnt in mijn rechtervleugel, waarvan het triplex begint los te scheuren.
Er zit weer een jager achter me.
De grond nadert steeds meer.
Een geweldig stortbad van benzine en olie, mijn tanks zijn geraakt.
Toch doorduiken flitst het door mijn brein, ik kan het verder doorzetten dan mijn tegenstander, die mij straks met zijn overmachtige snelheid zal passeren, de grond induiken of nu, op dit zelfde ogenblik, moet optrekken.
...
De kogelregen heeft opgehouden, maar nu zie ik tussen de verblindende stroom benzinedruppeltjes door, de grond vlak bij me. Ik haal mijn stuurknuppel naar achteren, stukken triplex vliegen van de vleugel, de neus van mijn toestel richt zich op.
Rakelings scheer ik over de weilanden.
Mijn motot begint te sputteren, ik zal de kist hier neer moeten zetten, doorvliegen is ten enenmale uitgesloten, trouwens op dat ogenblik houdt hij er geheel mee op.
Met een hand de benzinestroom afwerend, die mijn bril treft, tracht ik uit de kleine weilandjes een op te sporen welke voor een landing geschikt is.
Daken, die ik ontwijk, een paar kisten van ons escadrille, die laag over de huizen verdwijnen, een flits van een toren. Delft, een grote boog, slippen, een sloot, de wielen raken de grond, afremmen, het toestel staat.
Het geruis van benzine, neerstromend in het gras, is het enige wat de stilte verbreekt.


De gecrashte C-X van Postma en waarnemer Landman.

In een Oldsmobiel bereiken Postma en zijn waarnemer in de avondschemering Bergen.
Daar hoorden ze dat twee deelnemers aan de aanval zwaargewond in het ziekenhuis waren opgenomen. Een andere liep een schampschot aan de hiel op en kon verder deelnemen aan de strijd.
Op 13 mei neemt Postma deel aan een luchtaanval op de Grebbeberg



Verwante pagina's

De Strategische verkennings Afdeling
De C-X verkenner
Aanval op de Grebbeberg