wat hieraan vooraf ging
Ongeveer 53 jaar na deze bar-en-boze tocht kreeg ik,door omstandigheden, de voor mij onbekende heer Popma aan de telefoon. Toen ik vroeg, waar hij woonde (ik had het niet verstaan), zei hij "Oosterzee", waarop ik reageerde met : "daar heb ik nog heel
warme herinneringen aan vanuit het laatste oorlogsjaar".
"O ja? Vertel eens?" was zijn reactie. "Ik ben nl een boek aan het schrijven over Oosterzee in de oorlogstijd en ik ben benieuwd of U iets hebt beleefd, wat ik nog niet weet".

We kwamen overeen dat ik de herinneringen aan mijn belevenissen vanaf Lemmer zou schrijven met daarin m'n vergeefse pogingen tot terugkeer naar Amsterdam en uiteindelijk na enige maanden mijn aankomst daar op 15 (?) Juni l945.
Nadat ik de kinderen in de met paarden bespannen wagens op weg naar St Nicolaasga had nagezwaaid (2 van onze 4 begeleiders gingen met hen mee, de 3e had familie in Lemmer en bleef daar), ging ik alleen, lopend, op weg naar Wolvega of Oranjewoud.
Welke van de twee het zou worden, was me tot dat ogenblik nog volkomen onbekend. In beide plaatsen woonde familie, die niets van mijn komst wist. Zou ik welkom zijn? Voor het eerst begon ik wat zenuwachtig te worden. 't Was niet mogelijk geweest ze dat op wat voor manier dan ook te vragen of ze er op voor te bereiden.
Enfin, 'k zou 't wel zien, 'k had inmiddels wel voor hetere vuren gestaan. 'k Kon in ieder geval m'n hulp aanbieden.
En verder was mijn opdracht, contact op te nemen met diverse postkantoren in Friesland en adressen te zoeken van meerdere pleegouders voor de hongerende kinderen in het westen.
M'n kiespijn, die me onderweg op de boot ook al zo geplaagd had, begon weer op te spelen. Ik had zelf van thuis aspirientjes mee en kreeg in de Lemmer van het Rode Kruis een vol doosje, omdat de mijne al zowat op waren. Ergens onderweg vroeg ik bij een boerderij wat water om ze in te nemen, ik mocht ook even gebruik maken van het toilet (de plee). En: als ik deze kant verder uit liep, kwam ik in Oosterzee en moest daar dan maar
verder vragen, waren de inlichtingen die ik kreeg (in het Fries uiteraard, dat ik wel verstond maar niet sprak.)
'k Had geen horloge, had de kaart van Friesland vergeten, richtingwijzers waren er sporadisch, net als in Holland zeker weggehaald, opdat de Duitsers de weg niet konden vinden (maar daardoor ook de honger-toeristen niet!), en de locale bevolking wist de weg met de ogen dicht). 'k Was zo intens moe, dat ik, al had ik het nog zo koud, de verleiding nauwelijks kon weerstaan, in de berm te gaan zitten en maar af te wachten wat er gebeurde. 

'k Hoorde een bekend geluid (hoor ik daar geen paardevoetjes, trippel, trappel, o zo zoetjes), nee, sinterklaas was het niet. Maar dit was minstens zo welkom! Zou de voerman op de bok me een lift willen geven? 'k Stak m'n hand op.
"Ho!!", hoorde ik hem roepen.
"Mag ik een eindje mee? Ik ben zo moe?"
"Waar moet U naar toe?"
"Zover mogelijk! Eerst naar Oosterzee en daarna weet ik het nog niet, Wolvega of Oranjewoud."
'k Klom op de bok en moest hem uitleggen, wat ik hier in deze uithoek van plan was in m'n eentje. M'n verhaal: met de 56 ondervoede kinderen uit Amsterdam 3 nachten in het ijs vast gezeten te hebben, maakte indruk, we waren inmiddels bij een melkfabriek en reden de oprit op. Och je, was mijn ritje nu al afgelopen? En 'k moest nog zo ver?.....
Maar de voerman zei: "Ge zult wel honger hebben, denk ik? Ga maar mee naar binnen, de vrouw zal het eten inmiddels wel klaar hebben"
Ik strompelde naar binnen, had het gevoel nauwelijks nog te kunnen staan.
"De vrouw van de man van de melkfabriek" was zo lief en harte-lijk dat ik moeite had m'n tranen in te houden.
Iedereen om de tafel, kinderen (?), de knecht (?), ik weet het na zoveel jaren absoluut niet meer, wou van alles weten, maar de vrouw zei: "nee, nu even niets meer aan haar vragen, ze is doodop en heeft in geen dagen gegeten. Vertellen kan straks wel".
Er werd een heuse inmaakpot met vlees uit de kelder gehaald, speciaal voor mij, begreep ik en ik kreeg een enorm stuk op mijn bord. Ik protesteerde, denkend aan de kinderen vannacht, maar de vrouw zei: "Eet nu maar rustig en goed kauwen, dan zal het wel goed gaan!" "Ja, dat zeiden we ook tegen de kinderen, niet zo vlug !! maar ze schrokten alles naar binnen wat voor hen klaargezet was. Die ene nacht in de school, was nog erger dan die 3 nachten op de boot!"
"Nou, je hebt dus gezien hoe het niet moet en ga nu maar lekker eten, 't is je van harte gegund, famke, je hebt het moeilijk genoeg gehad."
Na het "zaaalige" eten, waarbij ik af en toe mijn best moest doen om niet in slaap te vallen, voor het eerst sinds dagen in de warmte (ze hadden me bij de kachel neergezet), moest ik weer verder. De 'baas' zou me nog een eindje brengen op de wagen (waar ik ook heen ging, ik was er nog lang niet). Hij tekende op het tafelzeil zo'n beetje m'n route en raadde me aan overal en iedereen te vragen of dit de goede weg was naar... "ja, waar wilt
U nou naar toe? U zult nu toch wel een keuze moeten maken!"
"Och, laat ik het voorlopig op Wolvega houden", wie weet wat er onderweg nog gebeurt."
"Wees nou maar voorzichtig," zei z'n vrouw, "niet zo maar met een onbekende meerijden!"
"Nou, ik kende Uw man toch ook niet, en die bracht me toch zo maar naar luilekkerland!"
Na deze vrolijke noot in het gesprek kreeg ik een pakje brood mee voor onderweg en bedankte haar hartelijk voor het gul onthaal. Ik klom weer op de bok en haar man zei, van de gelegenheid gebruik te maken, om een boodschap in Echtenerbrug te doen. (Dat herinner ik me nu alleen nog met de kaart van Friesland erbij). Maar de naam Oosterzee heb ik altijd met een warm gevoel onthouden!
Bij mijn Oom en Tante in Wolvega werd ik hartelijk ontvangen,waar 't was me duidelijk dat ik daar niet lang kon blijven, omdat mijn Oom ernstig ziek was.
Ik herinner me de tandarts in Wolvega, die mijn kies heeft getrokken en er niets voor wou hebben.
Hoe ik daarvandaan in Oranjewoud ben gekomen weet ik niet meer precies. Ik heb ergens onderweg, als er vliegtuigen overkwamen, moeten schuilen in een van de talrijke zgn mangaten, die voor dit doel in de berm waren gegraven, m'n eerste kennismaking ermee.Ze
waren overal langs de drukkere wegen, op weg later naar Joure, Akkrum, Gorredijk en Jubbega zag ik ze ook en 'k wist inmiddels hoe ik er weer uit moest klimmen.
In Oranjewoud kwam ik bij mijn Oom en Tante Wijma ook op een zeer ongelegen moment, hun onderduikers waren net de dag tevoren weggehaald en de paniek was nog groot. Ik was blij met practische dingen te kunnen helpen. 
Via enkele postkantoren kreeg ik inmiddels adressen van aspi-rant pleegouders, maar 't had geen enkele zin die nog door te sturen naar Amsterdam: het kindertransport van mij was het laatste geweest. Het was niet mogelijk, zelfs onverantwoord, nog meer kinderen aan de gevaren van zo'n reis bloot te stellen.
Inmiddels had ik geprobeerd om, hoe dan ook, terug te gaan naar Amsterdam. Ik maakte me erg ongerust over m'n familie daar, paniek-geruchten deden de ronde: de Watergraafsmeer (waar mijn Moeder en broertje woonden) zou onder water staan, de dijken
waren doorgestoken. Ik moest naar huis, hoe dan ook!
En als je dat maar vaak genoeg hier en daar en overal vertelt,komt er vanzelf wel een oplossing. Een zeiljacht uit Blaricum zou regelmatig heen en weer varen naar de Lemmer (het ijs was al lang weg). Wat dat jacht heen en weer vervoerde, kon me niet schelen, 't was toch te proberen of ik er nog bij kon?
Als ik eenmaal in Blaricum was, kwam ik daarvandaan wel naar Amsterdam, desnoods lopend. Ik kreeg adressen waar ik voor inlichtingen moest zijn. Het jacht kon de volgende week weer terug zijn, dan moest ik me ergens in de Lemmer melden.
Maar ik was er wel, maar het jacht kwam niet meer terug,'t was door vliegtuigen in de grond geboord, duitse? engelse? geen idee. in ieder geval was ik de dans ontsprongen.
Een tweede mogelijkheid deed zich heel ergens anders voor. Weer via een postkantoor kwam ik te weten, dat er (hoewel er sinds de spoorwegstaking in September l944 geen treinen meer reden - dacht ik) , toch nog wel eens een trein naar het westen ging, met duits personeel of nederlanders die voor de Duitsers werkten. Er werd me verteld dat ik op een bepaalde dag in Dalfsen (geloof ik) moest zijn en ik kon vanuit Wolvega (?) daarheen gebracht worden. Wat een aardige, behulpzame mensen ontmoette ik toch overal. Maar toen ik me op het juiste tijdstip in Wolvega meldde (lopend vanuit Oranjewoud) had de enige!!) postauto een niet te verhelpen panne.
'k Hoorde overigens een paar dagen later dat de bewuste trein op de Veluwe zwaar beschoten was en er waren nogal wat slachtoffers gevallen.
'k Scheen niet weg te mogen en gaf het op, liep en liftte om beurten, als er toevallig wat reed, terug naar Oranjewoud,waar ze blij waren me weer te zien, ze waren best ongerust geweest.
Half April werd Friesland bevrijd door de Canadezen. Al lang hoorden we kanongebulder in de verte en mitrailleurvuur steeds dichterbij.
Toen ik een keer een boodschap in de Knype moest doen, hoorde ik kogels rondom mij in de bomen inslaan. Hu! Wat griezelig! Men zei, er werd gevochten in de buurt van Mildam. De Schoterlandsche Compagnonsvaart moest ik met een roeibootje oversteken om bij de bakker aan de overkant te komen, de bruggen waren daar opgeblazen.
Oom en Tante hadden sinds September l944 nog andere inwoners, een jong echtpaar uit Arnhem, daarvandaan geevacueerd na het bombardement op Arnhem. Overal in de buurt waren veel Arnhemmers en Nijmegenaren ingekwartierd, tijdens en na de bombardementen en beschietingen naar het Noorden gevlucht.
Maar inmiddels woonden wij in bevrijd gebied en veel van de Canadezen die in hun kampement in het Oranjewoud overnachtten en daar ook aten, kwamen overdag bij ons en vele andere inwoners thuis koffie drinken en namen vaak wat lekkers (en sigaretten) mee, wat we in geen tijden geproefd hadden. En zo had ieder z'n eigen Canadezen. Wij hadden heel aardige en met een van hen heb ik later nog een paar jaar gecorrespondeerd. Deze heeft bij ons een enorm avontuur beleefd wat ik nooit vergeten heb en hij vast en zeker ook niet.
Oom Frans had in Oranjewoud nog niet zo lang een echt watercloset, aangesloten op het riolenstelsel. En daar het water schaars werd, hadden we van 'hogerhand' het bevel gekregen de w.c. niet meer via de stortbak door te spoelen, maar met een plens water uit een emmer. Oom Frans had e.e.a.'gesloopt' en in plaats van de closetpot, er een uit vroeger tijden stammende originele koperen poepton geplaatst, de waterleidingbuis vanaf de stortbak verwijderd en het kettinkje waar je aan moest trekken eraf gehaald. (het fijne weet ik er niet meer van). Een emmer water stond constant in de w.c. en wie hem leeggemaakt had moest zorgen dat hij er gevuld weer terug kwam. We waren inmiddels allemaal al lang aan dat mechanisme gewend en het functionneerde prima. Tot we de Canadezen over de vloer kregen. Tante Janke, het Engels niet machtig, legde met handen en voeten uit, wat de bedoeling van de emmer was. Zolang ze niet meer dan een plas deden, ging alles goed. Tot we een keer een enorme herrie hoorden uit de bijkeuken, waar de w.c. was.
We hadden net onze 3 Canadezen op bezoek, 1 was de kamer uit en de andere 2 gingen op het geschreeuw af., waarna we een ontzettend gelach en gebrul hoorden. Wij werden nieuwsgierig en gingen ook kijken. De w.c. deur stond open, de grond was drijfnat en dat niet alleen maar die ene Canadees stond daar als een verzopen kan, ietwat ongelukkig een soort Amerikaans uit te stoten, waar niets van begrepen. Tante vroeg hem 2, 3 keer  wat hij in vredesnaam gedaan had, hoe hij zo nat kwam. Maar we konden alleen maar meelachen en begrepen er niets van.
Maar toen kwam Oom Frans binnen, die de situatie in een oog-wenk door had.
Hij had het kettinkje destijds gesloopt en daarna kon je de w.c. alleen nog maar doortrekken aan de stang, waar het aan vast had gezeten. Maar hij had vergeten de stortbak leeg te laten lopen, wel was de hoofdkraan dicht (dus het kon niet nog eens gebeuren),
maar nu had John de hele inhoud over zich heen gekregen! Tante gaf hem een handdoek, hij kreeg een overhemd van Oom Frans en ze zou haar best doen, dat van hem morgen droog te hebben. "But I'll never, never relieve nature here any more!" lachte hij (ik vermoed tenminste dat hij iets dergelijks zei, maar beslist in minder nette bewoordingen.)
We praatten nog wat na over het poep-ton-systeem (met mij als tolk!!!...). Daar de riolering steeds overliep, had Oom Frans die closetpot weggezet en de oude koperen er voor in de plaats. Als die vol was, zette hij hem samen met de Arnhemse evacue op een kruiwagen en zo reden ze hem naar een boer verderop, die Oom als dank voor de mest daar dan weer aardappels voor gaf (gespecialiseerde ruilhandel dus).
Echt vacantie had ik inmiddels beslist niet. Toen ik daar zo onverwacht kwam en tante Janke zei dat ik mocht blijven, stelde ik overigens zelf voor dat ik dan een 'volwaardige' werkkracht wilde zijn.
En er was voldoende werk, want er gebeurde steeds iets anders en soms zou je de moed er bij verliezen!
Voor tante en ik het huis weer een beetje op orde hadden!
Toen het Joodse echtpaar dat maandenlang bij hen ondergedoken had gezeten, een dag voor ik kwam, na een enorme huiszoeking was gevonden en meegenomen, was het zo'n erbarmelijke keet! ! Alles stond op z'n kop, kasten waren leeggehaald, bedden overhoop, ma-trassen doorgestoken, laden ondersteboven gekeerd, ontzettend!
Oom zei later dat ik als een engel uit de hemel was gevallen, ik had op geen beter moment kunnen komen!! De moeilijkheid was alleen dat ik niet wist, waar ik alles moest laten, zodat tante later wel eens wat kwijt was, wat ik verkeerd had opgeborgen.
En toen hoorden we een groote wonder, waar Tante, evenals Oom hevig geemotioneerd over waren. Want, wat was er gebeurd? Op weg naar de gevangenis in Leeuwarden, was de Duitse wagen, waarin de onderduikers zaten, aangehouden door een andere Duitse auto, waarin hoge Duitse officieren zaten, die met veel geschreeuw en scherpe commando's de gevangenen overnamen en de  beide andere inzittenden van die auto het bevel gaven naar een plaats ergens in Gaasterland te gaan, waar een of andere komman-dant hen nodig had voor een haastklus, waar zij uitermate geschikt voor waren. De beide officieren zouden de gevangenen wel naar Leeuwarden brengen en die moesten in hun auto overstappen. En de 2 SD-ers werden precies de andere kant uitgestuurd! De 2 hoge officieren, die van de inval in Oranjewoud op de hoogte waren en van de onderduikers wisten, bleken B.S.ers te zijn in Duitse uniformen. Alles was in scene gezet en de onderduikers werden niet naar de gevangenis, maar naar het ziekenhuis gebracht. Daar was men op de hoogte van de komst van de nieuwe patienten. 't Is mij niet allemaal verteld en na al die jaren ben ik ook wel wat vergeten, maar het schenen belangrijke mensen te zijn zowel in het zakelijk als in het sociale vlak. Zo onopvallend mogelijk werden ze op brancards het ziekenhuis binnen gereden en na een zgn intake-gesprek kwamen ze elk op een andere zaal te liggen. Het bleek dat de Moeder van Mevrouw al een poosje met hartklachten in het ziekenhuis lag, vanuit een ander onderduikadres hierheen gebracht. Ze waren het alle drie eens met het voorstel van de ziekenhuisdirectie hen elk op een andere zaal te leggen, dat leek het veiligste. Dit gebeurde ruim anderhalve maand voor Friesland was bevrijd.
Bij Tante thuis was ik nu ijverig bezig, de kamers, die ze hier zouden betrekken, schoon te maken en gezellig in te richten, opdat ze, zodra ze in staat waren te reizen, hierheen overgebracht konden worden. 'k Had er echt plezier in, kende ze wel niet, maar Tante had veel over ze verteld en mocht ze erg graag. Foto's van hun kinderen, die Tante had kunnen 'redden' bij de overval, (een dag voor ik kwam) zette ik hier en daar op een kast of tafeltje, met bloemen erbij zodra ik hoorde dat ze terug kwamen. 't Waren lieve, hartelijke mensen, die erkentelijk waren voor de moeite die ik gedaan had hun zo'n 'welkom thuis' te bereiden en dat ook toonden.
Intussen had ik het er zelf met 'onze' Canadezen over gehad, of ze eens aan hun luitenant, of wat de rang van hun 'baas' ook maar was, wilden vragen, of ik niet als 'passagier' mee mocht liften als ze binnenkort in hun tanks via de Afsluitdijk naar Holland gingen.
Er schijnt waarachtig nog in ernst over gesproken te zijn!
Oom had inmiddels al gezegd:"Ik weet niet, of ik er ook nog wat in te vertellen heb, maar van mij zou je geen toestemming krijgen voor dit gevaarlijke avontuur! Je verzint ook steeds wat anders,het ene is al gevaarlijker dan het andere."
Maar het ging ook inderdaad niet door! Een hoge piet, een majoor of zo, liet me bij zich roepen en veegde me daar de mantel uit!! Ik denk dat het maar goed was dat ik niet alles verstond, of liever gezegd: haast niets verstond, want dat was niet veel moois, naar z'n gezicht te oordelen.
Achteraf snap ik ook wel dat het een idiote vraag was en onverantwoord als hij daar op ingegaan zou zijn. Later bleek dat er bij de kop van de Afsluitdijk nog flink was gevochten met de Duitsers die de dijk nog bezet hielden.
Er gingen begin Mei geruchten dat de oorlog ook in het Westen nu wel gauw afgelopen zou zijn. Maar op het laatste ogenblik zagen de Duitsers nog kans de Wieringermeer geheel onder water te zetten en te verwoesten. Nog een geluk dat ze van de Afsluitdijk
afgebleven waren!!!
Op 5 Mei 's middags was er groot feest in het Centrum van Heerenveen, waar honderden mensen op af gekomen waren. Overal hingen vlaggen en wimpeltjes, waar ze 't zo gauw vandaan
gehaald hadden was me een raadsel, en er waren veel luidsprekers.
We hoorden eerst een toespraak van de burgemeester (als ik me 
goed herinner) en daarna werd er doorgeschakeld naar zojuist be-vrijd gebied, waar Koningin Wilhelmina een rede hield.

Wat ik nooit zal vergeten was het Wilhelmus, ook life uitge-zonden , dat door de hele menigte hier in Heerenveen, de meesten hevig geemotioneerd en huilend, werd meegezongen.
Zo langzamerhand vond ik dat het voor mij tijd werd nu eens over een normale manier van terugkeer naar Amsterdam na te denken.
Via de postkantoren van Heerenveen en Wolvega, had ik al een paar keer (ook toen het Westen nog bezet was), bericht gekregen dat met mijn familie in Amsterdam, naar omstandigheden alles goed was. Die verbindingen schenen kennelijk dus ook in oorlogsomstan-
digheden nog mogelijk te zijn. Maar nu was 't hele land bevrijd
dus niets en niemand kon me nog tegenhouden om zelf te gaan kijken hoe het thuis was.
Maar informatie leerde me, dat je nu werkelijk voor elk vervoer, waarheen dan ook,een vergunning nodig had. Een paar keer per week, als Tante me niet erg nodig had, ging ik dus 'op reis' en verzamelde alle 'pasjes' die ik krijgen kon.
Ik kreeg van het PTT-kt in Heerenveen een vergunning om met een postauto naar Leeuwarden te reizen. Daar kreeg ik een briefje met een oproep om mij niets in de weg te leggen opdat ik zo gauw mogelijk naar Amsterdam kon reizen om mijn werk als telegrafiste te hervatten.
En de week daarop haalde ik bij de PTT in Heerenveen weer een officieel gestempeld briefje dat ik naar Zwolle moest reizen (=dat was om papieren op te vragen) en weer terug naar Heeren-veen. "In verband met de terzake gegeven machtiging van de Dir. van het PTT-kt in Leeuwarden, bestaat er ook dezerzijds geen be-zwaar dat ze met een dienstauto reist".
In Zwolle kreeg ik weer andere papieren en ging toen weer terug om m'n bagage die voor een deel uit tarwe enz. bestond. bij elkaar te zoeken.
't Afscheid van Oom en Tante en allen die mij in deze maanden zo lief waren geworden was moeilijk van beide kanten. Bij mij over heerste toch enigszins de blijdschap terug naar huis te kunnen gaan.
Nog eens kijken of ik alle papieren bij me had en niets vergat... Zo, en dat was dat! Alles stond op papier! Maar nu de
uitvoering nog! 'k Werd door de dienstauto van Heerenveen 's mor-gens vroeg afgehaald, opdat ik niet met m'n bagage hoefde te sjouwen en naar Wolvega gebracht.

Daarvandaan kon ik overstappen op een postauto naar Zwolle, waar ik op 13 Juni in de middag aankwam. Nadat ik van mijn chauffeur afscheid had genomen (hij had me al diverse keren gereden), meldde ik me bij de Officiele Coordi-natie Commissie waar ik me moest laten inschrijven. 't Leek wel of opeens iedereen ging reizen: alle evacues, waar dan ook vandaan, wilden terug. Ouders van de honderden kinderen die naar het Noorden en het Oosten gebracht waren om niet in Holland van de honger om te komen, wilden hen nu gaan halen.
Enorme hoeveelheden krijgsgevangenen en mannen die naar Duitsland
gestuurd waren om voor de "Moffen" te werken, wilden naar huis, evenals kampbewoners uit concentratiekampen, sommigen onder de luizen en zweren, kapot en uitgemergeld.... 't was een grote chaos.
Degenen die uit Duitsland kwamen moesten eerst een geneeskundig onderzoek ondergaan, hadden soms dagenlang gelopen en werden tijdelijk in barakken opgenomen, om wat bij te komen van de ont-beringen. Men was ook bang voor evt besmettelijke ziekten, die ze mee zouden kunnen nemen.
Iedereen wilde verder, maar het grote beletsel tussen Oost en West was de rivier de IJssel, waar de bruggen geheel of gedeelte-lijk waren opgeblazen. En van onze kant af moest alles dat naar 't Westen ging via de brug bij Zwolle, die er niet meer was.
Door de Canadesche genie werd er inmiddels een ponton-brug gelegd.
Ik schrijf nu wel zo gemakkelijk waar ik me moest melden en me laten inschrijven, maar dat was nog niet zo eenvoudig. Naar volg-orde van aankomst (waar weet ik niet meer), kreeg je een papiertje met namen van scholen en het station. En je moest je vervoe-gen bij datgene wat voor je werd aangestreept. Dat was voor mij het station. waar al een enorme rij stond, en wat deden ze daar in die rij??? Een ding was duidelijk: wachten!!!
Maar er zat nauwelijks beweging in de rij. wat wilden ze van ons? Wat moesten we? Er gingen geruchten: zo meteen sluiten ze!! En dat bleek nog waar te zijn ook. "Zes uur !! We sluiten!!!" De rij achter me was minstens zo lang als hij voor me geweest was.
Er waren mensen die dekens of zo bij zich hadden, en op de per-rons gingen liggen, ik hoorde dat je in de stad gemakkelijk en goedkoop een slaapplaats kon krijgen. Een paar weken geleden had ik m'n laatste salaris, dat uit Amsterdam vandaan was gestuurd, in Heerenveen op 't postkantoor opgenomen.
Tante had nooit wat van m'n geld willen hebben omdat ik zo hard werkte en ze zo'n steun aan me had, zei ze, ik had er heel wat etenswaren voor gekocht, meest in de vorm van tarwe, waar ik een deel van aan Tante gegeven had en de rest meenam. (zouden ze nog steeds hongersnood hebben in Amsterdam? Niemand wist wat.)
Ik ging nu maar eens in de stad kijken of ik wat te eten vond en een bed kon bemachtigen.
Dat ging gemakkelijker dan ik had gedacht, op veel ramen hing een bordje: "bed vrij" of "slaapplaats te huur". M'n vrachtje werd zwaar en ik belde dus maar eens ergens aan, of er nog een bed voor me was?
'k Had, vermoed ik, de aardigste 'hospita' in heel Zwolle ge-troffen! Er waren nog een paar slapers en voor mij was er nog een opklapbed in de serre, plus 2 boterhammen en een kop soep voor f 5.--. 

Maar ze wilde wel m'n persoonsbewijs als borg hebben. Nou, dat was ik al gewend, voor van alles moest je tegenwoordig met dat onderpand voor de dag komen.
De boterhammen en de soep smaakten heerlijk. 'k Had wel e.e.a. van Tante meegekregen vanmorgen, maar had mezelf op rantsoen gesteld, wie weet hoe lang ik er mee moest doen?
M'n gastvrouw gaf me een handdoek (wat een luxe!) en ik mocht me in de keuken even wassen.
Ze vermoedde dat ik wel vroeg naar bed zou willen? "Ja graag,want ik wil morgenochtend om een uur of 7 de deur uit. Kan dat? 't Bureau in het station gaat om 8 uur weer open".
Ik maakte even kennis met de andere slapers, 2 vriendinnen, die in de kamer achter de serre een bed hadden gekregen. Zij hadden hetzelfde plan, moesten naar een school, die om 8 uur open ging. 't Slapen was wat problematisch; vanuit de serre moest ik 's nachts naar de w.c., 'k zag tegen de expeditie op en probeerde weer in slaap te vallen wat niet lukte, dus voorzichtig tastend kwam ik m'n bed uit en sloop naar de deur van de serre. In de kamer daarachter was het aardedonker en 'k deed heel voorzichtig, maar schopte bij de eerste stap al tegen een stoel. 'k Schrok me naar want meteen schoot er een lichtstraal door de kamer in m'n ogen. "k Zal je even bijlichten" klonk een stem,"als je in de gang bent aan de overkant links 2e deur". "Je hebt 't hier al goed verkend", merkte ik op. "Dat had jij beter ook kunnen doen toen 't nog licht was, dan hoefde je ons niet wakker te maken. Ik doe de zaklantaarn nog wel even aan als je terugkomt, als 't niet te lang duurt tenminste."
't was pas 2 uur 'k kon nog lekker een poosje pitten. "Waar moet jij morgen naar toe?"
"Amsterdam. En jullie?" "Den Haag. Maar 't schijnt nog een hele toestand te zijn om over
de brug te komen. Als je geluk hebt kun je met Canadezen over de
Veluwe meerijden, hoorde ik van lotgenoten". "Nou, welterusten!"
"Ook zo!" En om half 7 werden we door onze gastvrouw gewekt met een kopje thee. 't Was al klaarlichte dag.
"Goed geslapen?" en ze schoof de gordijnen open. "O, wat een verrassing!" geeuwde ik, nog slaperig en knipperend tegen het zonlicht.
Och, jullie hebben 't allemaal zo zwaar, ik ben blij dat ik een steentje bij kan dragen. Vergeet straks je persoonsbewijs niet mee te nemen, voor je de deur uit gaat, 'k zal 't klaar leggen.
Hebben jullie nog wat te eten bij je, of wil je van mij nog een boterham?"
"Als 't kan graag! 'k Heb nog wel wat, maar weet niet wanneer ik weer wat te eten krijg"
"k Wil er wel voor betalen hoor! Als U alle slapers zo verwent, zullen ze wel graag bij U komen!" "Nou, als alles weer normaal is, komen jullie maar eens aan, als
je ooit in de buurt komt, maar dat zal nog wel even duren."
Toen we een poosje later belast en beladen weggingen, we nog even afscheid namen van onze gastvrouw en haar bedankten voor haar hartelijke verwennerij en de weg vroegen, bleek het dat mijn slaap-vriendinnen een andere kant uit moesten dan ik.
Mijn station was het dichtste bij, zij moesten nog een eind lopen. Tot mijn schrik stond en zat er bij het station al weer een enorme rij." Zijn jullie hier vannacht gebleven?" vroeg ik verschrikt. "Ja we zullen daar gek zijn! We hebben ergens een "een bed gehuurd! Wat je tegenwoordig al huren kan! En ze slaan ook overal een slaatje uit! Een tientje alleen voor een bed, en dan nog niet eens een kopje thee!" klonk het minachtend.
'k Bedacht even, zou ik vertellen over ons fantastisch adres? " Och, laat ook maar, ze vroegen me niets, anders , was het ook echt 'opscheppen', maar wij hadden het wel getroffen. 't Speet me, dat ik vergeten haar naam en adres te vragen , dan had ik, als ik ooit in Amsterdam kwam, haar een kaart kunnen sturen, als dat tenminste al mogelijk was.
Na uren wachten was ik dan toch eindelijk aan de beurt.
Er werd een officieel papiertje met "Militair Gezag" erop ingevuld, dat ik vergunning had om te reizen van Zwolle naar Amsterdam (hoe stond er niet bij, ha ha) en dat ik weer aan
het werk moest als telegrafiste. Verder werd ik nog op een lange lijst bijgeschreven, maar wie ooit uit al die hanepoten en mensenbenen wijs moest worden? 't Was absoluut onleesbaar, dus ook onbruikbaar volgens mij. Maar 't was me nu ook duidelijk, waarom alles zo lang duurde.
Toen was het nog een flink eind lopen naar de IJssel, 'k was inmiddels met al m'n tarwe-bagage al behoorlijk moe. Eigenlijk was die hoeveelheid niet berekend op zo'n lange wandeling, 'k had t.n.t. steeds gereden met dienstauto's en 'eigen chauffeur'!

En daar lag toen voor me de IJssel met een griezelig lange smalle brug erover, de reeds veel besproken ponton-brug, waar je
ook overheen kon rijden, getuige al die Canadese voertuigen voor me. Ik hoorde rondom me allerlei uitroepen van bewondering voor deze constructie en ik deed net als alle anderen: De Canadezen lief aankijken en smeken: "Mag ik mee?"
De een na de ander werd naar boven gehesen met bagage en al, tot ze van hun commandant te horen kregen: "No more! No more!"  We begrepen dat ze bang waren dat we er met z'n allen door zouden kunnen zakken. We moesten er weer af! Dat was een teleurstelling!!!
Maar 't werd anders georganiseerd: De legertrucks zonder ons reden de brug over, wij er lopend achteraan (wat was die brug lang!) en aan de overkant werd ik weer ergens opgehesen, aardig, ze hadden op ons gewacht!!
'k Hoorde later dat dit het enige vervoer was over de Veluwe, dat alle voetgangers met de legertrucks meemochten. Ook de onze was tjokvol!
De militairen hadden honger, ik ook, 'k had niets meer en ze boden me een stukje witbrood aan,dat we allen in zoveel jaren niet meer gezien of geproefd hadden.
Ze hadden plezier om onze verbazing en deelden gul uit. 'k Kan me niet meer herinneren of het wel of niet belegd was, maar 't leek wel een gebakje, zo lekker!!!
De Canadezen zetten handtekeningen, waar iedereen om bedelde, ze scheurden blaadjes uit een blocnote, ik had wel een stuk of 5 op mijn papiertje staan, met op verzoek, ook hun plaats van herkomst. 'k Heb het lijstje nog lang bewaard, een kwam er uit Montreal, weet ik nog.
't Was een gezellige rit over de Veluwe, maar van de route kan ik me niets herinneren, 'k had het veel te druk met praten, luisteren, eten en snoepen! Wat werden we verwend!
We vormden een zeer gemeleerde groep passagiers, er waren nog enkele Amsterdammers bij, die wel graag helemaal thuisgebracht wilden worden, (dat wilden we trouwens allemaal wel), maar dat ging natuurlijk niet, dat snapten we ook wel.
Onze 'weldoeners' hadden het overigens best gewild. Maar ze waren inmiddels bij hun kamp, dat met grote hekken omgeven was, ernaast stonden rijen legertrucks. Onze Canadezen zetten hun wagen erbij, hielpen ons uitstappen en reikten de bagage aan en een zoen was
natuurlijk wel het minste dat ze van ons wilden hebben!
'k Had geen flauw idee waar we ergens zaten, de een raadde in de buurt van Nijkerk, een ander zei: nee, veel zuidelijker! In ieder geval was het bosgebied. Met hulp van de zon en een kompas dat iemand te voorschijn haalde,konden we een stuk wijzer worden, zeiden een paar. Maar ik kan me absoluut niet herinneren waar we opeens als een groot wereldwonder een tram zagen rijden!! Bestond zoiets nog? Met een stuk of 5 stapten we even later in, waarheen weet ik ook niet meer. Ik ben er ook ergens weer uitgegaan en heb daarna nog een eind gelift met een vriendelijke man (in een auto!!!)
die mij meenam tot in Amsterdam, waar ik op de Middenweg uitstapte.
't Was nog 10 minuten lopen daarvandaan naar huis, hij had me ook wel thuis willen brengen, maar ik wilde het liefst het laat-ste stukje lopen, even wennen, kalmpjes aan, wat zou ik thuis aantreffen, ik kwam onverwacht, want ik had nergens gelegenheid gehad ze van mijn komst in kennis te stellen. 'k Had ook geen zin in een hele oploop voor de deur, als ik daar opeens uit een auto stapte.
Even aarzelend voor de deur, drukte ik ons eigen belletje: l lange en 2 korte. Gejuich van mijn Moeder, m'n broertje sprong met treden tegelijk de trap af en deed de deur open.
Ik was weer thuis!!!
Is het wonder dat we om middernacht nog niet uitverteld waren?