Dit is les 20 benoemde ankers

avontuur Geluksvogel Het oerwoud

Op avontuur
door Eugenie Janssen

Het was zondag, en alle dieren in het water hadden vrij. Niemand was buiten zijn huis. De dolfijnenkinderen wouden buiten spelen. Maar mochten niet, van hun moeder. Samen bedachten ze een plannetje om toch buiten te komen. Ze zouden, als hun moeder boodschappen ging doen, naar buiten glippen. Dan zou hun moeder niets merken en later pas erachter komen dat ze weg waren. Maar dan zou het al te laat zijn. Toen moeder boodschapen ging doen, glipte Dolfie en Flipper stiekem naar buiten. Ze zwommen zo snel ze konden zo ver mogelijk weg. Toen ze een heel stuk weg waren, deden ze weer rustig aan. Ze wilden op onderzoek gaan. Maar even later zei Dolfie: moeten we niet terug gaan, het kan gevaarlijk zijn. Maar Flipper wilde niet naar huis. Dus ging Dolfie maar met Flipper mee.

Maar opeens kwam er een grote schaduw over hen heen. Het was een. orka!! Die eten dolfijnen, zei Flipper. We moeten snel weg, voordat ie bij ons is! Zo snel als ze konden zwommen ze de kant van hun huis op. Maar de orka was zo snel, dat haalde ze nooit. Snel verstopte ze zich in een scheepswrak. Gelukkig, dat had de orka niet gezien. Maar, ze waren wel heel erg geschrokken en Dolfie wilde weer naar huis. Maar Flipper luisterde niet en zwom weer de richting waar ze vandaan kwamen in. Straks komen we nog een orka tegen! riep Dolfie. Maar Flipper zwom gewoon door. Snel zwom Dolfie achter Flipper aan. Even later hoorde ze een stel dolfijnen die op de vlucht waren. Ze besloten te gaan kijken wat er aan de hand was. Ze zagen een groot net, waar een van de dolfijnen in vast zat. Snel zwommen ze naar het net en beten het door, zodat de dolfijn vrij was. De dolfijn bedankte hen en zwom weer weg.

In de verte zag Flipper iets aankomen. Was dat niet een andere dolfijn? Het was hun moeder! Snel Dolfie! Riep Flipper, we moeten naar huis, anders wordt mama kwaad! Zo snel ze konden zwommen ze naar hun huis. Maar hun moeder was hun net voor. En kwaad dat ze was! Maar Dolfie en Flipper lieten zich niet op hun kop zitten. Ze zouden de volgende dag weer ontsnappen en zorgen dat ze een weg gingen die hun moeder niet ging.

De volgende dag moest hun moeder naar het werk. Maar ze had een oppas geregeld! En wie het was, was nog het ergste. Het was mevrouw Karen. Ze was oppas en de strengste van allemaal. Als je 5 minuten later in bed lag dan afgesproken, had je al straf. Maar toen mevrouw Karen niet oplette, konden ze naar de deur sluipen. Maar er was geen beweging in de deur te krijgen. De deur zat op slot! Maar er stond een raam op een kier. Dat was geluk hebben zeg. Zo snel ze konden glipte ze door het raam naar buiten. Snel zwommen ze naar hun vriendinnetje, Sarah. Het was de beste vriendin van Flipper en gewoon een goede vriendin van Dolfie. Ze was altijd heel aardig en je kon er goed mee praten. Ze vertelde Sarah hun verhaal en vroegen of ze mee ging. Dat wilde Sarah wel en samen gingen ze weer op pad. Maar daar was een grote haai. Snel zwommen ze naar huis, maar de haai was te snel. Hij raakte met zijn scherpe tanden de huid van Dolfie. Het deed ontzettende pijn, maar ze huilde niet. Zo snel als ze konden zwommen ze naar huis en gingen door het raam naar buiten. Gelukkig, de haai waren ze kwijt. Snel zwom Sarah naar huis. En Flipper verzorgde Dolfie met haar gewonde kant. Maar een ding wisten ze zeker: zomaar weg gaan zouden ze nooit meer doen!!

Terug naar boven

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Hoe de vogel een geluksvogel werd
door Judith Teune

Een vogel vloog in de lucht. Hij heette Pietje. Pietje had een vriend, die vriend was oud. Hij was een geluksvogel. Pietje wilde ook een geluksvogel worden. En daarom ging hij naar zijn vriendje toe, om te vragen hoe je dat kan worden. Het was een best eind naar zijn vriendje toe. Die vriend heette Lars. Toen hij bij de boom aangekomen was, zat Lars in het topje van de boom. Hij zat te lezen in het mensenboekje, want hij wilde graag weten wat voor een mens het was die hij gezien had. Toen zag Lars opeens zijn vriend Pietje. Lars, vroeg Pietje? Mag ik je wat vragen? Ja hoor, zei Lars. Hoe word je eigenlijk een geluksvogel, want dat wil ik ook graag worden. Toen begon Lars te vertellen dat je dat niet zomaar kan worden. Want zijn vader wilde ook graag een geluksvogel worden, maar hij werd dat niet. Toen ging Pietje daar nog een taartje eten, want Lars was gister jarig geweest. En toen ging Pietje weer naar huis.

Thuisgekomen ging hij direct aan de gang. Hij zocht een land op in het reisvogelboekje, hij vond Goudaland. Toen hij dat had gevonden, stond er dat het niet zo ver vandaan ongeveer zijn huis was. Want er stond dat het ongeveer een uur bij zijn huis vandaan was. Dus pakte hij zijn rugzakje en stopte hij daar zijn spullen in. Toen hij daarmee klaar was ging hij op pad. Het leek voor hem wel een kwartiertje. Maar toch was het een uur. Toen hij daar mee klaar was, zag hij opeens een bekend gezicht Toen wist hij opeens wie het was. Het was Lars. Wat doe jij hier, vroeg Pietje aan Lars. Lars zei: jij zei dat je een geluksvogel wilde worden, en toen ik daarmee begon dacht ik ook dat in Goudaland veel goud was. Dat staat wel in de reisvogelboek, maar dat is niet waar. Pietje dacht; ja dan laat ik me zeker door Lars het begin van de geluksvogel verpesten. Dat wil ik niet. Ik ga mooi in de bergen naar goud zoeken. Hij zei tegen Lars, je vindt overal goud zei mijn andere vriend. Dus ga ik hier toch in de bergen zoeken naar goud. Nou jij bent dus een eigenwijs vogeltje. Maar toch ga ik zoeken, zei Pietje tegen Lars. Hij nam een schep mee en een emmer. Ook al ben ik eigenwijs dacht Pietje, het is hier best wel leuk. Maar Pietje was toch zo weer thuis en boven in de bergen.

Toen hij boven was, schrok hij wel dat het zo hoog was. Maar toch ging hij graven. Maar het probleem was dat je niet kon graven. Het was daar ijskoud en de berg was keihard. Dat is een probleem, dacht hij. Daarom ging hij een stukje verder naar beneden. Maar daar wilde het ook al niet. Toen zag hij dat het een rubberen schep was. Daarom ging hij weer naar beneden naar zijn huurhuisje en zocht daar naar een harde schep. Maar dan was er weer een probleem en dat was dat er geen harde schep was. Toen ging hij naar een ander vogelhuurhuisje en vroeg of hij een harde schep had. Gelukkig had hij dat. Dus ging hij weer naar boven naar de bergen. Maar er lag geen goud. Toen ging Pietje maar weer naar huis. Ik vind het wel jammer. Toen hij thuis was deed hij de deur open. Hij schrok, want wat zag hij daar; er lag een beetje goud op zijn tafel. Hij kon het haast niet geloven, maar het was wel waar. Toen ging hij hakken in de grond en daar vond hij ook een beetje goud. En als hij ergens zocht dan vond hij goud. Wat een geluk dacht Pietje. Dat ging zo door tot hij dood ging. en het goud, dat was voor zijn familie.

Terug naar boven

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Het oerwoud
door .. Koskamp

In het oerwoud Tjatjatja woont een leeuw die Tja heet. In het woud wonen erg veel dieren van allerlei soorten zelfs: kippen wandelende takken, vossen, tijgers, giraffen en nog veel meer. Midden in het bos woont de leeuw Tja. Daar gaat niemand ooit heen.

Op een dag is alle voedsel op: de klimop voor de wandelende takken en nog veel meer. Ze moeten naar het midden van het bos, maar dat durft niemand. Dan zet Kaatje de kip 'als we allemaal samen gaan kan ons niets gebeuren'. Dus dat deden ze. Ze liepen allemaal achter Kaatje aan. Toen ze aangekwamen waren lag Tja rustig in een soort troon van eten. De kip zei stoer: Leeuw Tja, je voelt je een stoere leeuw, maar dat ben je niet. Waarom niet? vroeg de leeuw, niemand is ooit bij mij geweest dus iedereen is bang voor mij. Niet waar, zeij Kaatje, wij zijn er allemaal, dus wij zijn niet bang voor jou, en we willen nu eten van jou. Maar dat gaat zo snel nog niet, jullie moeten het eerst lief vragen. Oké, dus Kaatje zei: Lieve Tja wij hebben geen eten, en willen graag wat van jou lenen, dan kunnen we ook vrienden worden. Oké zij de leeuw. We zijn nu vrienden voor altijd.

terug naar boven