De levensduur van huiskatten komt ongeveer overeen met die van de andere katachtigen. Na tien jaar kan een kat als bejaard worden beschouwd. Katten sterven gemiddeld na veertien tot zestien jaar. De oudste Nederlandse kat werd 28 jaar oud[1]. De oudste kat ter wereld werd 38 jaar en 1 dag oud. In het algemeen zijn leeftijden moeilijk te controleren, omdat katten geen geboortebewijs hebben. Raskatten hebben dit wel, maar worden gemiddeld minder oud, ongeveer 10-13 jaar. Dit komt door aangeboren ziekten die bij raskatten vaker voorkomen ten gevolge van een hoge inteeltcoëfficiënt. Een soortgelijk beeld ziet men overigens ook bij rashonden.[2]
|
|
|
|
Het skelet van een kat bestaat uit 250 botten. Net als alle andere carnivoren (vleeseters) zijn katten toegerust om op prooien te jagen en ze te verslinden. Katten hebben een vrij ronde kop en een korte snuit, grote ogen, gevoelige snorharen bij de bek en scherpe omhoogstaande oren. Ze hebben korte brede kaken met sterke knipkiezen en scherpe snijtanden. Katten hebben in het totaal 30 tanden. In de bovenkaak hebben ze 6 snijtanden, 2 hoektanden, 6 voorkiezen en 2 kiezen. In de onderkaak hebben ze 6 snijtanden, 2 hoektanden, 4 voorkiezen en 2 kiezen. Hun kaak kan geen kauwbeweging maken, de kat verscheurt zijn voedsel en gebruikt het zeer sterke maagzuur om het voedsel te verteren. De tong is bedekt met een laag ruwe papillen die goed van pas komt bij de persoonlijke verzorging. De tong van de poes is ruwer dan die van de kater; zo kan ze haar jongen beter wassen.
Katten hebben vijf tenen aan beide voorpoten en vier tenen aan de achterpoten. De eerste teen bevindt zich wat hoger op de voorpoot dan de andere vier tenen. Deze eerste teen raakt tijdens het lopen de grond niet, maar wordt wel gebruikt bij de verzorging en bij het grijpen van een prooi. Aan de uiteinden van de tenen bevinden zich sterke, scherpe, gebogen klauwen. De nagels kunnen worden ingetrokken. Dit mechanisme is een onderscheidend kenmerk van de kattenfamilie Felidae. Door de nagels te scherpen aan een boom (in huis een krabplank of krabpaal) houdt een kat zijn nagels scherp. De zijkanten die uitgroeien komen dan los te zitten en worden met de tanden verwijderd waardoor de nagel op lengte blijft met een scherpe punt.
Een kat heeft een lange staart die hij gebruikt om in evenwicht te blijven en bij sociale communicatie. Het bewegingsstelsel is extreem soepel met een flexibele ruggengraat, waardoor katten erg lenig zijn. Katten kunnen zich bij een val zo keren dat ze op de poten terechtkomen. Om "op zijn pootjes terecht te komen" moet de kat wel de ruimte en tijd krijgen om zich te keren.
De meeste katten hebben een goed gezichtsvermogen en kunnen goed in het donker zien, doordat zij meer staafjes dan kegeltjes in hun ogen hebben. Hierdoor kunnen ze goed waarnemen in de schemer, maar bij volkomen duisternis zien ze niets. Hun vermogen kleuren te onderscheiden is daarentegen zwak, maar katten zijn niet kleurenblind.[3] Op de achterwand van het oog bevindt zich reflecterend weefsel (het tapetum lucidum), waardoor de ogen van een kat fonkelen in het donker. Het gezichtsveld van een kat bedraagt 285°, versus een mens 210°.[3] Deirissen hebben een verticale spleet als vorm. Elk oog wordt beschermd door een derde ooglid, ook wel knipvlies genoemd.
Katten kunnen uitstekend horen en zijn in staat frequenties tot 40 kHz of hoger waar te nemen. Ter vergelijking: een gemiddeld mens hoort frequenties tot 20 kHz. De oren kunnen 180° draaien. Hierdoor kunnen geluiden goed gelokaliseerd worden.
De snorharen hebben een functie bij het instinctief doorbijten van de ruggengraat van de prooi. Katten zien op korte afstand niet scherp en vertrouwen daarom op hun uiterst gevoelige snorharen en de lange haren boven de ogen wanneer zij een prooi hanteren. Katten zonder snorharen kunnen de "coup de grâce" (het doden van de prooi) moeilijk uitvoeren. Katten hebben ook snorharen achter op hun voorpoten [4].
De haren in de vacht zijn afzonderlijk verbonden met een mechanoreceptor. Hierdoor kan informatie over de omgeving naar de hersenen worden gestuurd. De meeste katten vinden het daardoor ook prettig om aangehaald en geaaid te worden.[3]
Een kattenneus bevat ongeveer 20 miljoen geurcellen, vier keer zo veel als bij een mens. De neus is vooral afgestemd op stikstof, omdat deze stof zich in rottend voedsel bevindt. Hierdoor is de kat ook goed in staat om voedsel te beoordelen op eetbaarheid.[3] Katten zijn van nature geen aaseters. Het reukvermogen van katten is niet zo goed ontwikkeld als dat van honden.
Een kat heeft ongeveer 500 smaakpapillen, terwijl een mens er ruim 9000 heeft.[3] Katten laten zich dan ook voornamelijk leiden doorgeuren. Katten kunnen zout, zuur en bitter van elkaar onderscheiden, maar hebben geen voorkeur voor zoet.[5]
Katten zijn erg beweeglijk: ze kunnen snel korte afstanden afleggen en het zijn goede klimmers. In tegenstelling tot honden, hebben katten een beperkt uithoudingsvermogen. Katten houden meestal niet van water, maar kunnen wel goed zwemmen. Ze jagen op hun prooi door ze geruisloos te besluipen. Als de kat dicht genoeg genaderd is, bespringt hij de prooi en vangt hij het dier met zijn scherpe tanden en klauwen. De neiging om langdurig met de gewonde prooi te spelen wordt bij alle katachtigen waargenomen, ook bij de gedomesticeerde kat. Het is een middel om de prooi onschadelijk te maken zonder zelf verwondingen op te lopen als deze zich door bijten verdedigt.
Naast het jagen kunnen katten ook erg luieren. Ze houden ervan om lekker in de zon te zitten of op een warme ondergrond te gaan slapen. Dit is ook nodig, omdat die tijd de kat de mogelijkheid geeft om de relatief grote en voedzame prooi te verteren. De gemiddelde kat slaapt of luiert tweemaal zo veel als een mens, 16 tot 18 uur, en is dus het overgrote deel van de dag niet wakker.[6]
Net als leeuwen en tijgers likken ze zichzelf schoon met hun tong; vaak doen ze dit voor het slapen gaan, of na het wakker worden. De instinctieve verzorging van de vacht met tanden, speeksel met enzymen en vet uit een klier boven de staart vergt ongeveer twee uur per dag. Hierdoor slikt de kat veel losse haren in. Deze verlaten gewoonlijk via het darmkanaal het lichaam. Als de kat echter te veel haren in korte tijd binnenkrijgt, kan er een haarbal ontstaan die wordt uitgebraakt.[3] Dit kan worden voorkomen door de kat goed te borstelen, speciale anti-haarbalsnoepjes te voeren, kattengras te geven of door de kat een beetje vette vis te voederen (zoals tonijn). Langharige katten hebben overigens meer last van haarballen dan kortharige. Als een kat vergeefse pogingen doet om een haarbal uit te braken, kan er sprake zijn van verstopping. Dit kan levensbedreigend zijn.
De gedomesticeerde kat is een sociaal flexibele soort.[7] In een omgeving met verspreide voedselbronnen en lage populatiedichtheid leven katten solitair of in kleine groepjes van nauw verwante vrouwtjes. De grotere, niet-overlappende territoria van katers beslaan twee of meer van de kleinere territoria van de vrouwtjes.[8] [9] [10] [11] [12] [13] [14] In een stedelijke omgeving of bij boerderijen zijn de voedselbronnen meer gecentraliseerd, wat leidt tot het vormen van groepen met een hoge dichtheid bestaande uit meerdere mannetjes en meerdere vrouwtjes met kleinere, overlappende home-ranges en een promiscue paarsysteem.[15] [16] [17] [18] [7] [19] [13] [14] Afhankelijk van de beschikbaarheid van voedselbronnen, zijn katten dus solitaire of sociale dieren. Indien ze de mogelijkheid hebben, zullen vrouwtjes familiegroepen vormen. Hun dochters blijven bij hen en krijgen op hun beurt kittens, zodat een matriarchale groep ontstaat. Zonen verlaten de groep wanneer ze geslachtsrijp worden.
Op basis van het natuurlijke gedrag is het dus aan te raden meerdere verwante katten te houden als huisdieren, zeker wanneer de katten binnen worden gehouden en geen contact kunnen leggen met andere katten uit de buurt. [20]
Katten maken een laag zoemgeluid dat spinnen wordt genoemd. Het is een manier om allerlei gevoelens uit te drukken, van angst en pijn tot tevredenheid.[3] In de omgang met mensen is het meestal een teken dat ze tevreden zijn, soms dat ze hulp nodig hebben. Dit geluid wordt voortgebracht door trillingen van de stembanden.[5] Spinnen is een communicatiemiddel tussen kittens en moeders. Kittens kunnen spinnen als ze een week oud zijn.
Daarnaast kan een kat miauwen, mauwen, grommen, sissen, blazen, schreeuwen, piepen, klappertanden, kermen en trillen. Klik hier (info / uitleg) om spinnen en mauwen te horen.
Er zijn verschillende communicatieve signalen van katten die zij ook begrijpen wanneer ze door mensen gegeven worden. Communiceren met een kat zal de band met de kat wederzijds versterken. Enkele voorbeelden: [21]
Vrouwelijke katten of poezen zijn gemiddeld twee tot drie keer per jaar krols, maar dit is heel variabel: sommige poezen worden het hele jaar door om de twee weken krols, andere worden maar één keer per jaar krols. Dit komt het meest voor tussen januari en april, maar ook tussen juni en september. Doordat de hormonale cyclus afhankelijk is van het aantal uren daglicht, is een poes tussen oktober en december zelden krols. Katten die vaak binnen zijn in goed verlichte huizen, zullen toch het hele jaar door krols worden.[22] Een cyclus duurt ongeveer twee weken. Hierin is de poes echter maar twee tot vier dagen vruchtbaar. Zij zal in deze periode duidelijk kenbaar maken dat zij krols is door te roepen naar potentiële paringskandidaten. In deze periode kan een poes ook urine gaan sproeien. De kater kan deze roep beantwoorden, waarna ze van elkaar weten dat er van beide kanten goedkeuring is.
Bij de paring bijt de kater de poes in de nek en ejaculeert snel nadat zijn penis in de vagina zit. Het uiteinde van de penis is bedekt met weerhaakjes die de ovulatie stimuleren. Een poes en kater kunnen meermalen per dag paren. Een poes kan ook door meer dan één kater worden bevrucht. Een nest kittens kan ook van verschillende vaders zijn.[3]
Een poes is gemiddeld negen weken (65 dagen) zwanger. Na drie weken worden haar tepels rozerood, waarna het nog eens zes weken duurt voordat het dier bevalt. De gewichtstoename bedraagt gemiddeld een kilo.
De weeën beginnen ongeveer zes uur of meer voor de bevalling. De poes begint sneller adem te halen en gaat spinnen. De weeën nemen toe van ieder half uur tot elke vijftien seconden. Daarna komt de eerste kitten tevoorschijn. De poes zal daarna de navelstreng doorbijten en de kitten gaan likken om zodoende de ademhaling op gang te brengen. Het is van belang dat de kitten drinkt van decolostrum, de eerste melk.
Voor een poes die als huisdier wordt gehouden, kan twee weken voor het werpen een werpdoos worden neergezet. Na de bevalling kan de poes uit de doos, maar de kittens niet.
Een jong katje heet een kitten. Ongeveer 66% van de kittens komt ter wereld met de kop eerst. Bij de geboorte is een kitten doof en blind. Na ongeveer 10 dagen kan een kitten zien en na 17 dagen werkt het gehoor. Na vier tot vijf weken gaat een kitten over op vast voedsel. Dit is ook het moment waarop de moederpoes de kittens leert om gebruik te maken van de kattenbak. Toch blijven veel kittens zogen bij de moeder tot ze minstens een maand of 6 zijn, indien ze de kans krijgen.[23]
Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van een kitten weer.
Tijd | Omschrijving |
---|---|
1 week | ogen open, begin van focussen |
2 weken | kan kruipen maar nog niet op poten staan |
17 dagen | kan horen |
3 weken | begint te lopen |
4 weken | begint met vast voedsel |
6 weken | ogen beginnen definitieve kleur te ontwikkelen |
8 weken | heeft volledig melkgebit |
8 weken | jachttechniek wordt geoefend[3] |
8 weken | castratie mogelijk[24] |
9 weken | eerste vaccinatie panleukopenie en rhinotraceitis/calici |
13 weken | tweede vaccinatie |
18 weken | wisseling melkgebit naar blijvend gebit |
24 weken | standaardleeftijd castratie |
In de jeugd van de kat is er een periode, tussen de 12e en 60e dag, waarin katten open staan voor indrukken en lessen. Dezeinprentingsperiode is cruciaal voor het gedrag van de volwassen kat. Heeft de kat in deze tijd geen mensen gekend, dan zal deze moeilijk te socialiseren zijn.
Als een moederpoes de uitgekozen veilige nestplaats niet veilig genoeg vindt, kan ze de jongen zo nu en dan naar een andere plek brengen. Dit doet zij instinctief. Hierbij worden de jongen aan het nekvel gedragen. Een ook bij volwassen katten aanwezige reflex zorgt ervoor dat de dieren dan compleet ontspannen zijn.
Tegenwoordig worden de meeste kittens rond de 8 weken naar de nieuwe eigenaar gedaan. Wettelijk gezien mogen kittens vanaf 7 weken bij de moeder weg gehaald worden. Het is echter aan te raden de kittens veel langer bij de moeder te laten, zeker tot zij een week of 15 zijn. De kittens zijn tegen die tijd twee maal gevaccineerd en hun natuurlijke weerstand is voldoende opgebouwd. Bovendien bestaat er zo minder kans op latere gedragsproblemen: hoe vroeger kittens bij de moeder worden weggehaald, hoe minder stabiel hun persoonlijkheid is en hoe groter de kans op gedragsproblemen (agressie, angst, onzindelijkheid) op volwassen leeftijd (recent onderzoek, data nog niet gepubliceerd).
Sommige stoffen die voor mensen niet giftig zijn, kunnen schadelijk zijn voor katten:[3]
Een aantal inwendige en uitwendige parasieten kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid van de kat:
Behalve stamboomloze huiskatten is er ook een veertigtal gefokte kattenrassen. Er valt hierbij een indeling te maken naar herkomst. Sommige kattenrassen zijn originele fenotypen die een eigen uiterlijk hebben waarmee ze al eeuwen in een bepaald gebied voorkomen, anderen zijn ontwikkeld door kruisingen of ontstaan door mutaties. Elk ras heeft een specifiek uiterlijk en een eigen raskarakter. Iemand die zich als hobby met het fokken van raskatten bezighoudt registreert deze onder een eigen catterynaam bij een vereniging. Zie verder:lijst van kattenrassen.
Lapjeskatten kunnen vrijwel alleen vrouwelijk zijn. De tekening is genetisch bepaald doordat de twee hoofdkleuren van de kat, rood en zwart, (eumelaninen en feomelaninen) op de geslachtschromosomen zitten. Door een genetische afwijking (klinefelter syndroom) komt er soms een lapjeskater voor, maar die is meestal onvruchtbaar.
De oudste vondst van een gedomesticeerde kat is in een neolithisch graf in de buurt van Shillourokambos in Cyprus van circa 9500 jaar geleden. De katten die op dit eiland voorkwamen, waren per boot meegenomen vanuit Klein-Azië door immigranten die al katten als huisdier hadden. Op een gevonden kleitablet met een verhuisinventarisatie stond bij de levende have ook een kat vermeld. Zevenduizend jaar geleden begonnen kleine wilde katten in Klein-Azië zich rondom graanopslagplaatsen op te houden vanwege de aanwezigheid van kleine prooidieren (muizen en ratten). De kittens werden naar binnen gebracht en tam gemaakt en langzamerhand ontstond hieruit de gedomesticeerde kat. Vergelijkend bottenonderzoek heeft inmiddels uitgewezen dat de huiskat afstamt van een mix van ten minste drie verschillende onderling verwante wilde kattensoorten uit die regio, de Afrikaanse wilde kat (Felis silvestris libyca), de woestijnkat (Felis margarita) en de moeraskat (Felis chaus). Vanuit Klein-Azië werd de kat al heel vroeg meegenomen door reizigers en emigranten naar Europa en dieper Azië in.
De kat bekleedt al zeer lang een belangrijke plaats, bijvoorbeeld in de Germaanse mythologie. Freya, de godin van de vruchtbaarheid, de liefde en de schoonheid, liet zich door de wolken rijden op een wagen die werd getrokken door wilde katten.
Bij de Egyptenaren was de kat het symbool van de vruchtbaarheid in de vorm van de kattengodin Bastet (soms: Bubastet). De kat stond in hoog aanzien en mensen die een kat doodden of mishandelden werden zwaar gestraft. Katten werden bij de Egyptenarengemummificeerd en bijgezet. Als een kat in een huis stierf schoren bewoners soms hun werkbrauwen als teken van rouw.
Voor de Romeinen waren katten eveneens belangrijk, en zij werden beschouwd als beschermer en hoeder van hun bezittingen. In Aziëwas de kat al vroeg bekend, vooral in China, Japan en Siam. Ze werden vaak vereerd als tempeldieren die door de monniken verzorgd werden.
In Griekse huizen werden in de oudheid hermelijnen gehouden die de functie van de huiskat vervulden; tot in de negende eeuw van onze jaartelling waren katten daar niet algemeen verspreid.
Bij de christenen waren katten in de late middeleeuwen niet geliefd, waarschijnlijk omdat ze door hun nachtelijke "concerten" vaak geïdentificeerd werden met de "machten van de duisternis". In de 14e eeuw werden katten, omdat ze in verband werden gebracht methekserij, in groten getale verbrand en doodgeknuppeld. Ook dienden katten als offer voor de boze geesten of ze werden levend begraven. Gevolg van deze slachtpartijen was een explosie van het aantal ratten, waardoor waarschijnlijk het optreden vanpestepidemieën werd bevorderd.
In streken van Europa en Amerika bestaat het volksgeloof dat het ongeluk over je afroept, wanneer een zwarte kat je pad kruist en van je wegloopt. Als de kat naar je toeloopt brengt het dus juist geluk. In Engeland brengt een zwarte kat geluk en een witte kat ongeluk. In China is een zwarte kat ook een teken van ongeluk. Daar wordt de zwarte kat echter beschouwd als een waarschuwing, zodat men daarna extra goed op zijn hoede kan zijn.
Een kat die te dicht bij onze mond komt, zou de adem uit ons lichaam kunnen wegzuigen.[25] Het ruiken aan de mond is overigens gedrag dat katten vertonen bij soortgenoten en bij mensen, die zij dierpsychologisch gezien als soortgenoot beschouwen. De kat fleemt hiermee. Met het orgaan van Jacobson zou de kat een band bevestigen.
Een kat die sterft in je huis of meeverhuist, zou ongeluk brengen.[25] Een kat die zich over de neus aait is een voorbode van aangenaam bezoek, volgens de spreuk: "Als de kat zich wast, komt er onverwachts een gast."