Hoe lief ik je had

Nu de dood ons heeft gescheiden

En jij hier niet meer bent

vertel ik aan de bomen
hoeveel ik van jou  hield.
`k vertel het aan de wind
die in de bomen klimt
of uit de takken valt
hoeveel ik van jou hou.

`k vertel het aan kind
dat jong genoeg is
om het te begrijpen

`k vertel het aan een dier
misschien alleen maar
door het aan te kijken.

`k vertel het aan de huizen van steen
`k vertel het aan de stad
hoe lief ik je had.

maar ik vertel het aan geen mens
ze zouden het niet geloven

ze zouden niet kunnen geloven
dat alleen maar een vrouw
dat een mens
een mens zo lief
als ik jou

 

Als ik ga, moet je niet huilen

want écht weg ben ik eigelijk niet

mijn lichaam is nu duizend dingen

heb daarom geen verdriet

 

ik ben de wind

ik ben de regen

ik ben de zon

 het jonge gras

 

ik ben de sneeuw en duizend dingen

‘k ben weer degene die ik was

 

En als je wakker wordt bekijk dan

de bomen en de  blauwe lucht

kijk naar de vlinders en de bloemen

kijk naar de vogels in hun vlucht

 

Want al die duizend dingen ben ik

sinds ik mijn lichaam achterliet

die duizend dingen zijn mijn leven

dus zie je, écht weg ben ik niet