Weven
- wol
- vlas
- katoen
- zijde
Voor het weven spant men een aantal draden parallel op. De constructie waarop dit gebeurt heet scheren. De opgespannen draden heten schering. Soms moeten deze scheringdraden(of kettingdraden) gelijmd(gesterkt) worden om meer weerstand te hebben tegen breuk tijdens het weven. Vervolgens worden één voor één andere draden haaks hierop, tussen de schering door,in het weefgetouw ingelegd. Deze draden heten inslag. Deze draden worden strak tegen elkaar aangedrukt.
Bij een weefgetouw kunnen de draden van de schering(of ketting) per groep worden opgetild door schachten. Door in een bepaald patroon de draden op te tillen, ontstaan ingeweven patronen, die heel ingewikkeld kunnen zijn. Meestal worden de inslagdraden met behulp van een schietspoel in het weefsel geweven. Deze schietspoel is een schuitvormig blokje waarin een spoel met draad, die tijdens het heen en weer bewegen wordt afgewikkeld.
Bij modernere weefmachines worden de inslagdraden ingebracht met ofwel starre stangen (grijpers genoemd), met een klein metalen projectiel (op Sulzer weefgetouwen) of de inslagdraden kunnen ingebracht worden met luchtdruk en/of waterstraal. Het soort weefgetouw en de gebruikte techniek om de inslagdraden in te weven worden meestal bepaald door het soort weefsel dat men wenst te weven. Voor tapijten en zware weefsels worden meestal grijpers gebruikt. Bij weefmachines die met waterstraaltechniek werken kan men meestal slechts met synthetische garens weven