Dag oudje, smaakt je pijpje goed?
wat rookt die kop mooi door
’t Is echte meerschuim, naar het schijntZeg mij, wat vraagt ge er
voor?
Mijnheer, die kop is niet te koop
Ik kreeg hem eens kado
Op ’t slagveld van mijn kapitein Die viel bij Waterloo
Het ging er daar geducht op los
van ’s morgens twaalf uur tot ’s avonds zonder nat of
droogToujours maar in het vuur
Vertel me dat een andere keer
Toe geef mij die pijpekop
Ik bied er een goudtientje voor
Wat draalt ge, kop zeg op
Ik ben maar een arme man mijnheer
en heb een klein pensioen
Al deed ge er duizend gulden bij
zou ik die ruil niet doen
Ik stond, gelijk ik zei, in ’t vuuren naast mijn zij:
O God!
kreeg onze brave kapitein
Vlak in zijn borst een schot
Ik ving hem in mijn armen op
Droeg toen ’t gedrang hem uit Verbond zijn wond en zag met vreugd
zijn stromend bloed gestuit
Toen gaf hij mij die pijpekop
en ook zijn beurs met geld
Hij drukte mij voor ‘t laatst de handen stierf gelijk een held
De beurs gaf ik aan ’n arm gezinwiens huis was afgebrand
zo dacht ik, maar de pijpekop
komt in geen vreemde hand
Sinds jaren reeds bewaar ik hem
gelijk een relikwie
zo dikwijl ik mijn pijpje rook
Is ’t of ik hem nog zie
Mooi brave borst, hoe heette hij
die brave kapitein
Wij noemde hem steeds bestevaar
zijn naam was van der Klein
Ziet gij in dit bos dat gevelspits?
Dat slot daar woonde hij
Dat was mijn vader beste vriend!
Dat huis behoort aan mij
Hebt gij mijn vader bijgestaan
in de uren van zijn dood?
Kom brave gaat dan met mij mee
en eet voortaan mijn brood.
Is ’s mogelijk heer, zij gij zijn zoon?en woont gij op zijn erf?
Ik ga met u mee en de pijpekop
Krijgt gij eens als ik sterf