wp6922db35.png

ninja  kerheid zeggen, en daar goede redenen voor geven, dat ik me onmiddellijk bedreigd zou voelen als ik dacht dat de groep van een godsdienstige plechtigheid kwam. Zelfs zonder die goede redenen te noemen is de associatie van de steden met een B genoeg om de meest overtuigde gelovige erop te wijzen dat godsdienst alles behalve veilig is, sterker nog: dat religie inherent is aan geweld en ellende.’ Wie bekend is met het werk van Hitchens weet dat dit precies is hoe hij denkt. Zonder paranoïde te zijn, heeft hij een neus voor hypocrieten en onechte profeten in de politiek, de wetenschap, de kunsten, en deze keer, de religie. Geboren in Portsmouth, in 1949, werd hij als jonge Oxford-student lid van de Labour-partij, om later als protest tegen premier Wilsons steun aan de Vietnamoorlog verder naar links op te schuiven, totdat hij, naar eigen zeggen, bij een ‘trotskistische luxemburgiaanse sekte’ hoorde. Hij emigreerde naar de VS, ging schrijven voor The Nation en maakte er snel reputatie – het gerucht gaat dat Tom Wolfe de cynische, alcoholistische Britse journalist in The Bonfire of the Vanities op hem baseerde. Inmiddels is hij niet meer weg te denken uit het Amerikaanse intellectuele circuit: hij is columnist bij Vanity Fair en Slate, criticus bij The New York Review of Books, gastdocent aan Johns Hopkins en Harvard en boezemvrienden met Salman Rushdie en Ian McEwan. Zijn favoriete broodbeleg is pindakaas.

Zijn oeuvre is lastig te duiden. Hij schreef lovende biografieën van Tom Paine en George Orwell, maar bekender is hij door zijn uitgesproken aanklachten aan het adres van de
powers that be, van Henry Kissinger tot Bill Clinton en Moeder Theresa (over de laatste zei hij ooit: ‘I wish there was a hell for that bitch to go to’) en zijn publieke polemieken met George Galloway en Michael Moore. En al blijft hij in zijn commentaren vrijwel altijd eloquent, vaak is hij ronduit vilein en haatdragend. Wikipedia heeft inmiddels een lemma met de titel ‘Christopher Hitchens’ critique of specific individuals’.



Hitchens’ nieuwste vete is met God zelf.
God is niet groot is zijn laatste monografie, waarin hij de autoriteit van elke religieuze figuur aanvalt, van de Dalai Lama en Martin Luther King tot Jezus en zijn apostelen. Hitchens pent zijn blasfemie weliswaar op met sarcasme en ironie, toch is zijn requisitoir oprecht. Het idee dat de mens Tien Geboden van een hogere macht nodig zou hebben om humaan te kunnen zijn, is verwerpelijk – en dat die geboden voor het grootste deel gaan over hoe God aanbeden moet worden en niet over, pak ’m beet, het afschaffen van slavernij of gelijke rechten voor vrouwen, is nog kwalijker. Na de historische benadering van godsdienst trekt Hitchens de lijn door naar vandaag, en stelt vast dat de seculiere samenleving in het Westen uit allerlei religieuze hoeken wordt bedreigd. Hitchens was een van de eerste intellectuelen die Ayaan Hirsi Ali steunde toen ze bescherming zocht in de Verenigde Staten.

God blijkt een dankbaar onderwerp. Bijna de voltallige Nederlandse schrijvende pers heeft zich gemeld voor een interview en in de VS is het boek toe aan de zoveelste druk. De discrepantie tussen de polemist op papier en Hitchens in persoon is opmerkelijk. Ondanks het feit dat hij die nacht van Washington DC naar Amsterdam is gevlogen, niet heeft geslapen, bij de lunch een paar glazen wijn heeft gedronken en tijdens het interview een glas whisky en een glas oude jenever wegtikt, is hij de beminnelijkheid zelve.
Christopher Hitchens: ‘Laten we stellen dat de goede verkoopcijfers niet alleen komen door mijn blauwe ogen en mijn seksuele charisma.’

Uiteraard.

‘Hoewel we daar ook niet te gemakkelijk overheen moeten stappen. In zekere zin heb ik dit boek niet speciaal getimed. Ik ben mijn hele leven bezig geweest dit boek te schrijven, en ik zal de rest van mijn leven ermee doorgaan. Zoals regisseurs eindeloos nieuwe
director’s cuts van hun meesterwerken blijven leveren, zo zal ik ongetwijfeld bij elke nieuwe editie aanpassingen maken, naar nieuwe bevindingen van mijzelf, naar nieuwe kritieken van mijn tegenstanders en naar de actualiteit.’

De actualiteit is dat Turkije dit weekend het verbod op hoofddoekjes heeft opgeheven: een tegenslag voor de seculiere staat?

‘Dat zou je denken. Zelf vind ik het idee dat iemand per definitie geen hoofddoekje mag dragen net zo erg als het idee dat iemand verplicht is er een te dragen. De grondwet van de VS maakt het onmogelijk om iemand zoiets te verbieden – of het nu een hoofddoekje of een keppeltje is. Turkije maakt een beweging die kant op en ik denk dat het land, en de EU, niet moet klagen dat er een meerderheid is die het atatürkische autoritaire systeem tot zoiets kan dwingen. De partijen die dit geïnitieerd hebben zijn wel islamitisch, maar het zijn geen shariapartijen. Ze zijn op Europa gericht en een gezonde seculiere staat moet met die groepen kunnen onderhandelen. Zo houd je ze juist bij de modernisering van het land betrokken.’

Voor sommige rechtse partijen zou het hoofddoekjesbesluit in Turkije een ideaal punt zijn om te beargumenteren dat het land niet tot de EU mag worden toegelaten.

‘Als dat je doel is, moet je niet naar de hoofddoekjes kijken. Al decennialang houdt Turkije een deel van Cyprus gevangen. Simpel. Je kunt in de EU geen deelstaat hebben die een andere deelstaat bezet. In alle grote Europese steden zijn hoofddoekjes – oorspronkelijk een joodse traditie, en ook lange tijd een christelijke – gemeengoed in het straatbeeld. Boerka’s daarentegen zijn weer een ander verhaal.’

Nederland bespreekt een boerkaverbod.

‘In Groot-Brittannië wordt nu gediscussieerd over een verbod op boerka’s, terwijl het niet eens een discussiepunt zou mogen zijn! Er is in de koran geen mandaat te vinden voor het dragen ervan. In talloze landen met een islamitische meerderheid worden meisjes niet gedwongen sluiers te dragen als ze naar de markt gaan, of naar school. Dat gebeurt niet in Turkije, niet in Tunesië, niet in Marokko, niet in Algerije, niet in grote delen van Pakistan. Het gebeurt wel in Saoedi-Arabië, het meest fanatieke wahabistische regime dat er bestaat. Wij staan toe – uit angst om politiek incorrect te zijn – dat de meest extremistische variant van de islam in het Westen kan worden opgelegd, terwijl het in de islamitische wereld zelf niet eens gebruikelijk is.

De vraag is: welke aanpassingen zijn wij bereid te maken aan onze islamitische broers en zussen? Het kan niet zo zijn dat het meest extreme hier de norm wordt. En dat is precies wat er de afgelopen jaren in Europa is gebeurd. Maar ik heb het idee dat het in Turkije anders is – dat dit slechts een beweging is die meer vrijheid van godsdienstuiting wil. En als dat niet zo is, zijn er genoeg seculiere Turken om dat aan te wijzen.’

We moeten dus vertrouwen op hun seculiere grondwet?

‘Een seculiere grondwet is als een dak boven je hoofd, waar alle religieuze partijen onder kunnen schuilen. En onder dat dak houden ze elkaar in evenwicht, omdat ze dezelfde rechten hebben. Volgens Scott Fitzgerald is de definitie van een intellectueel: iemand die twee volledig tegenstrijdige ideeën in zijn schedel kan houden. Precies om die reden is het bijvoorbeeld zo belangrijk dat er in India één deelstaat is waar moslims niet in de minderheid zijn – Kasjmir. Misschien niet het gelukkigste voorbeeld, maar als Kasjmir bij Pakistan wordt getrokken, zou dat in alle opzichten funest zijn voor de moslimbevolking in India, als ook voor India’s relaties met Pakistan.

Pakistan is de
original failed state, omdat het is opgericht op religieuze fundamenten. Land of the Pure betekent het. We zijn nu bijna zestig jaar verder en inmiddels heeft het drie burgeroorlogen achter de rug en nog meer heropdelingen en afsplitsingen. Het is geen land, het is een geographical expression – meer nog dan Afghanistan. Het zou me verbazen als het nog zestig jaar bestaat en daarvan gaan wij allemaal, jij en ik, de ellende ondervinden; een land van die omvang, met zoveel fanatieke jeugd en kernwapens, is voor iedereen een gevaar. Precies daarom moeten de grenzen van Afghanistan worden bewaakt, zodat Pakistan niet verder talibaniseert.’



De ondertitel van uw boek is: ‘Hoe religie alles vergiftigt’. Wat is het tegengif?

Christopher Hitchens: ‘Zowel Israël als alle andere joodse gemeenschappen hebben de hoogste percentages seculieren en atheïsten. In het joodse dna zit het atheïsme ingebakken. Mijn verklaring: het judaïsme bestaat het langst en nu, als een soort darwinisme, evolueren ze er vandaan. Nou, dan zullen de andere theïsmen wel volgen, toch? Dat is de optimistische visie. De reële visie is dat een aantal actuele problemen de bovenhand kan krijgen; de oorlog tussen sjiieten en soennieten in Irak kan zich uitbreiden naar Soedan, Nigeria en Pakistan. In de meest sombere visie krijg je dan een situatie die jullie hier in Nederland kennen van de godsdienstoorlogen uit de zestiende eeuw. Het tegengif is dat er een groep opstaat die democratisch federalisme bepleit en seculiere wetgeving durft op te leggen. Een groep die zegt: ook wij hebben onveranderlijke overtuigingen, ook wij kunnen beledigd worden. Naar wie kijk ik als ik die groep bedoel? Net zoveel naar de VS als naar mensen als Ayaan Hirsi Ali.’



God is niet groot: Hoe religie alles vergiftigt,
Meulenhoff, 317 blz, € 21,50. Vertaald door Paul Witte. Als companion reader stelde Hitchens The Portable Atheist: Essential Readings for the Nonbeliever samen, een bundeling teksten over godsdienst van onder anderen Albert Einstein, Bertrand Russel, Salman Rushdie en Ayaan Hirsi Ali, Da Capo, 499 blz, € 19,95