DE DRIJVER Langs een luie trap, die in de tijd steeds luier wordt kom je in de drijver. Een donkere ruimte vooral voor ogen die gewend zijn aan het felle zonlicht. In eerste instantie zal deze ruimte op je overkomen als een labyrint. Maar je kunt het ontdekken en zult er dan moeiteloos je weg kunnen vinden. Je zult ontdekken dat de drijver voornamelijk gangruimte bevat. Een ruimtevorm refererend aan de beweging. Een tussenruimte tussen vertrek- en aankomst. Een ruimte die in het begin van de 20e eeuw aan betekenis heeft ingeboet en daarmee de dwaling een andere betekenis heeft gegeven. Je zult ontdekken dat de gangen niet doodlopen maar aan het einde steeds lager worden, waardoor de gang niet eindigt maar verdwijnt.
De ruimte wordt verlicht door zonlicht wat valt door glazen openingen in het plafond. Het licht verraad de tijd van de dag en de tijd van het jaar. Kleine felle lichtvlekken op de vloer op zomerse middagen zullen je verblinden en het zoeken van je weg moeilijk maken. Licht tegen de wand, waardoor de ruimte zacht en diffuus wordt tegen de avond.
Het licht onder het water kleurt blauw en zo verandert het licht in de drijver door de tijd van wit naar blauw en vervolgens weer naar wit.