·
Obyek
Wisata: toeristisch object betekent entree betalen.
·
Een
dorp kan ook een obyek wisata zijn…
·
Betekent
dus ook vals zingende Indo’s die de sfeer opluisteren tijdens het eten … het
lijkt Benidorm wel.
·
Vliegeren
is de lokale favoriete bezigheid.
·
Strandjes
met apen.
Vrijdag 11 oktober 1996
Ons losmen in Pangandaran is fantastisch. Yayan Homestay,
gerund door de zesentwintigjarige Yayan. Eén van zijn passies is blues spelen
op zijn gitaar, en dan ben je bij ons aan het goede adres. Hij is ook al eens
in Nederland geweest en spreekt dus een beetje Nederlands.
’s Ochtends zitten we met hem te kletsen als we erachter
komen dat hij ook vliegers bouwt met een aantal vrienden. Ze hebben zelfs in
het Duitse magazine “Drachen” gestaan in een verslag van het jaarlijkse
vliegerfeest dat hier wordt gehouden.
Dan duurt het natuurlijk niet lang of we staan op de
markt naar allerlei vliegers te kijken. Binnen de kortste keren staan een stel
van zijn vrienden bij ons met hun vliegers… Waar komen die nou in één keer
vandaan? Hebben ze een rooksignaal uitgezonden ofzo? Het is net als een dorp in
Nederland, nieuws verspreidt zich enorm snel, en buitenlanders die zijn
geïnteresseerd in vliegeren is groot nieuws in een vlieger land als Indonesië.
Vol trots bouwt ieder zijn vlieger op en de altijd
aanwezige straffe wind doet de rest. Een waar feest van kleuren en vormen
vliegt de lucht in om daar in de wind te schommelen. Poppen, grote boten,
driemasters, van alles maken ze hier van bamboe en beschilderd katoen. Later
neemt Yayan ons nog mee naar een oud mannetje die traditionele vliegers maakt
van bamboe en rijstpapier. Door een snaar te spannen aan de vlieger maakt hij
een bijzonder zoemend geluid in de lucht om de boze geesten te verdrijven.
![]() |
![]() |
![]() |
Terug naar de vliegerende vrienden brengen we de rest van
de ochtend heerlijk ontspannen liggend door met vliegeren. Vliegeren in
Indonesië. Geweldig toch…
Als de zon te warm wordt, is het tijd om de vliegers in
te halen en gaan wij naar een strandje dat op de rand van een nationaal
natuurpark ligt. Eigenlijk moeten we entree betalen, maar die hebben we handig
omzeild. We willen het park zelf toch niet in.
Op het strand liggen vele bootjes van lokale vissers,
maar er heerst een serene rust. Verderop eindigt het strandje in hoge rotsen
begroeid met bomen en struiken. We gaan ver het water in tot halverwege de
rotsen zodat we een mooi uitzicht hebben over de grimmige kustlijn van het
nationaal park. Plotseling horen we schuin boven ons in de bosjes bovenop de
rotsen een zwaar geritsel. Vast een aap, maar tot onze stomme verbazing
verschijnt een grote varaan. Balancerend op de rand klimt het beest naar de
overhangende struiken en laat zich dan zomaar vallen in het water. Met een
plons komt hij vlakbij ons plat op zijn buik in zee terecht. Even steekt het
kopje boven water uit voordat hij onder water wegzwemt en uit ons zicht
verdwijnt. Niet veel later komen twee Indonesische jochies tevoorschijn met
eigen gemaakte speren, speurend in het water naar hun prooi. Maar die is
verdwenen.
En het gevoel van Wendy ook. Het
“wauw-dit-is-een-speciaal-gezich” gevoel maakt plaats voor diepe
verontwaardiging. Maken ze hier een nationaal park om de natuur zogenaamd te
beschermen, kunnen lokale jochies zomaar ongestoord op zo’n speciaal dier
jagen. En dat waarschijnlijk alleen maar voor de lol. Dat kan er bij Wendy niet
in en ze raakt er niet over uitgesproken. Tja, hoe de lokale mensen omgaan met
de natuur is vaak heel anders dan hoe wij
erover denken. Feit is wel dat we later in de verkoopstalletjes opgezette
varanen, slangen, zeeschildpadden en fretten te koop zien. Dat vind ik nog het
ergst, dat toeristen dat soort souvenirs kopen. Uiteindelijk zijn zij het die
hier de mooie natuur om zeep helpen, want waar geen markt voor is zal niet
verkocht worden, al helemaal niet door het Indonesische handelsvolk.
![]() |
![]() |
En dat de natuur mooi en bijzonder is, blijkt niet veel
later op ons strandje. We liggen nog steeds in het water als het in de bosjes
boven ons weer zwaar begint te ritselen. Dit keer zijn het wel apen, zwarte
apen. Een hele groep bevolkt de bosjes en bomen boven ons om blaadjes te eten.
Moeders met hele kleintjes, pubers en ouderen, ze zitten allemaal vredig boven
ons te eten en te klauteren. Een paar gaan op de overhangende bomen zitten,
zo’n twee meter boven het zeewater. Een schitterend gezicht. Een ruwe,
rotsachtige kustlijn met witte golven op de achtergrond, op de voorgrond een
overhangende boom met een aap tegen een strakblauwe hemel. En wij liggen dit
tafereel in het warme water te bekijken terwijl de apen hun gang gaan alsof we
er niet zitten. Exotischer kan niet! De apen blijven ook gewoon zitten als we
dichterbij komen om een foto te maken. Wel kijken ze heel nieuwsgierig naar
beneden, maar ze gaan gewoon door met blaadjes kauwen.
Ook grijze makaken komen uit het bos langs. Die apen mag
ik niet zo, veel te brutaal en agressief. Overal waar we ze zijn tegengekomen,
vooral Bali, duiken ze je tas in of jatten ze gewoon je spullen waar je
bijstaat. Gelukkig hebben deze daar niet zo’n last van en zijn onze spullen op
het strand veilig.
![]() |
Zaterdag 12 oktober 1996
Tourdag. Via Yayan die ook meegaat, huren we samen met
twee Zwitserse meiden een auto en chauffeur voor vandaag om de
bezienswaardigheden rond Pangandaran langs te gaan. Dat zijn een waterval, de
Green Canyon, een Wayang poppen maker en een vergezicht om te eindigen ergens
op een mooi strand.
Nu hebben we al veel watervallen gezien en daar kun je
behoorlijk waterval moe van worden. Een waterval in de tropen, dat is direct
een associatie met een paradijs. En die associatie wordt iets minder na de
zoveelste waterval. Het blijven echter geweldige plekken om te zwemmen en
daarom zullen we nooit echt waterval moe worden. En deze heeft nog een paar
verassingen in petto ook…
… We lopen een tijdje door uitbundige groene tropische
vegetatie als we bij een riviertje aankomen. Verderop zien we dat de rivier uit
een grot komt om even later over te gaan in een vrij lage waterval om daarna
weer te verdwijnen tussen het uitbundige groen. Boven op de waterval trekken we
snel onze kleding uit en zakken we het smaragdgroene heldere water in. Yayan
gaat ons voor en zwemt de grot in. Hoge stalactieten hangen aan het plafond.
Het water wordt langzamerhand gitzwart omdat het licht steeds schaarser wordt
als we dieper de grot in zwemmen.
Waar gaat dit naartoe?
Best wel spannend om in het donker te zwemmen, niet
wetend wat er onder je in het water zit. Vanachter ons komt nog maar een klein
beetje licht de grot in als we aan het einde van de grot belanden. Ik krijg
hier prompt een “Efteling-gevoel”, echt een sprookjeswereld! Het verschil is
alleen dat deze plek door de natuur geschapen is en geen kunstmatige
recreatieplek voor mensen is, maar puur natuur. Voor even is dit stukje pure
paradijs voor ons. Onbeschrijfelijk. Een enorm gelukzalig gevoel maakt zich van
me meester, iets wat alleen de natuur kan veroorzaken. Want ook de Kelimutu op
Flores, de onderwaterwereld van Sipadan en Bunaken en de wonderen van Tangkoko
in Noordsulawesi had dit gevoel tot gevolg. Natuur is gewoon het mooiste wat
een mens kan overkomen. En het overkomt ons. Weer!
![]() |
![]() |
Het mooie is dat wij de enigen zijn hier. Geen drommen
toeristen die het zo druk maken dat de sfeer helemaal verloren gaat.
Langzaam zwemmen we in stilte terug naar het licht en laten ons meevoeren door de lichte stroming. Als in een
![]() |
paradijs stromen we de
grot uit en het paradijselijke groen, de heerlijke temperatuur en het geluid
van vogels omsluit ons weer als een warme deken. Wat een plek.
Dan klimt Yayan vlak voor de waterval op een rots en
neemt een enorme sprong de waterval af. Als kleine kinderen volgen we
dolenthousiast zijn voorbeeld, wel honderd keer. En weer klimmen en weer
springen, en weer omhoog en weer vallen… Yayan kruipt ook achter de waterval waar
net ruimte is voor een paar personen. Het water dendert vlak voor mijn gezicht
voorbij terwijl ik moeite heb om op de glibberige rotsen te blijven staan. Wat
een geweldige plek. Deze dag kan nu al niet meer kapot.
Als jonge honden blijven we nog lang spelen in dit
paradijs, ook al roept Yayan ons al verschillende keren om verder te gaan…
De Green Canyon, topattractie in dit gebied, valt een
beetje tegen. Wat willen we ook als we net zo’n paradijselijk plekje volledig
voor ons alleen hebben gehad. Dat is ook niet te evenaren natuurlijk. Veel
toeristen, veel bootjes en een junglerivier. De junglerivier is heel mooi,
bijna intiem gelegen tussen het dichte regenwoud. Maar ja, zoveel bootjes, daar
kijk je niet omheen en maken de rivier, hoe natuurlijk ook, niet meer dan een
attractiepark. Aan het einde van de boottrip ligt een enorme grote grot waar de
bootjes aanleggen bij een rots midden in het water. De Green Canyon. Het is
heel bijzonder, maar we gaan toch maar snel weer want de rots is veel te druk
om er lekker rustig van te kunnen genieten. Jammer.
De volgende stop is bij een poppenmaker, de Wayang Golek
poppen die in traditionele voorstellingen worden gebruikt. In Java zijn er drie
soorten poppen en traditionele voorstellingen. De Wayang Orang is een voorstelling
zoals we in Bali en bij de Prambanan hebben gezien, uitgevoerd door mensen in
kostuums en met maskers. De Wayang Kulit is het beroemde schaduwspel met platte
poppen, uitgevoerd vanuit een soort poppenkast. De Wayang Golek zijn de
prachtig beschilderde en aangeklede marionetachtige poppen.
De poppenmakerij die wij bezoeken maakt dus die
marionetachtige poppen. De koppen worden uitgesneden met de hand en dan
beschilderd op een pieterpeuterig fijne manier. De zoon des huizes, een enorme
enthousiasteling die ons rondleidt, kan het vervolgens niet laten om een kleine
voorstelling te geven. Dan gaat het pas echt leven, ik bedoel de pop. Wat een
fantastische bewegingen die blijkbaar allemaal zijn voorgeschreven door een
strakke traditie. Het leren spelen van zo’n voorstelling is dus ook niet iets
wat je zomaar doet. Dat vergt jarenlange studie. En dan de stemmetjes erbij.
Enthousiast vertelt hij dat een echte voorstelling wel zeven tot acht uur duurt
en door één speler wordt uitgevoerd. Eén speler met al die verschillende poppen
en al die verschillende stemmetjes.
Wauw.
Een kunst op zich.
Met de aanstekelijke lach van de poppenmaker nog in onze
oren, vervolgen we onze weg richting strand om deze “vervelende” dag waardig af
te sluiten. “Another day wasted in paradise”…
Zondag 13 oktober 1996
Niets gedaan. Hele dag luieren en lezen…
Maandag 14 oktober 1996
Wat vliegt de tijd. Het lijkt nog maar zo kort geleden
dat we nog in Donggala aan het strand lagen, of in Bunaken aan het duiken
waren. Aan de andere kant wordt het wel tijd dat we uit Indonesië weggaan. Ik
krijg last van een soort verzadigingsgevoel. We hebben al zoveel bijzondere
dingen gezien dat alles “normaal” begint te lijken. En dan moet ik mezelf
blijven vertellen dat het wel bijzonder is om zo dicht bij een troep apen te
staan, dat het strand tropisch wit is en de zee azuurblauw. Wat ik wel
bijzonder blijf vinden zijn de mensen. De punthoeden, de gezelligheid met
elkaar, de becaks. Een samenleving waarin nog bijna alles kan. Gewoon lekker
ongedwongen, gewoon lekker.
Om vijf uur staan we op voor een vroege wandeling door
het nationale park. Nu betalen we wel entree en snel vinden we een pad dat op
de grens ligt met het voor mensen verboden gedeelte van het park. We horen heel
veel vogels en wat apen maar zien, zoals we ook zijn achtergekomen in onze
jungleverblijven, doen we niets in deze dichte vegetatie. Alleen maar groen om
ons heen. Het pad eindigt bij een strand waar dit keer grijze apen zitten.
Alsof we niet bestaan gaan ze weer spelend en etend hun eigen gang. Een
heerlijk gezicht. Het is nauwelijks te geloven dat we hier deel uitmaken van
een stukje wilde natuur.
’s Middags voor het eten komen we zowaar in een winkel
bikini’s tegen. Mooie kleur, niet het modernste model, maar ze passen Wendy wel.
Eindelijk heeft ze haar reserve bikini die ze natuurlijk gelijk moet
uitproberen. We gaan naar hetzelfde strandje als van onze eerste dag hier. De
bikini doet het perfect, alleen laat de zon het nu afweten. Donkere wolken
jagen ons vrij snel weer weg. Onderweg naar ons losmen komen we langs het
strand waar net de vissers van het dorp terugkomen van hun visvangst. En we
zien enkele hele trieste dingen…
Eerst zien we twee Indo’s twee haaien de kade op slepen.
De vinnen zijn er al afgesneden. Of deze vissers met hun kleine bootjes haaien
vangen met of zonder vinnen is de vraag, maar het is een heel triest gezicht.
Nog geen honderd meter verder ligt een Adelaarsrog op straat, met een roze
stomp waar ooit zijn lange staart heeft gezeten. Daar ligt zomaar onze droomvis
van Bunaken, fel gestippeld met een snuit als een Dolfijn. Van zoiets word ik
niet echt veel vrolijker.
Dat is ook Indonesië…
***
Hjet einde van onze Indonesiërreis nadert nu heel snel.
Nog drie avonden, waarvan twee in Jakarta. We vinden dat we deze avond iets
speciaals moeten eten, iets wat in Jakarta wel eens moeilijk zou kunnen en in
het vissersdorpje Pangandaran in overvloed aanwezig is: kreeft. Zo’n
buitensporig gerecht hebben we beiden nog nooit gehad. In Maleisië, op Sipadan,
hebben we wel krab uitgeprobeerd, maar die viel niet echt in onze smaak. Nu
willen we kreeft proberen en kiezen daarvoor een eettent uit ver van alle
toeristententen, meer een eettent onze stijl waar ook lokale mensen komen eten.
We krijgen de kreeften eerst ter keuring te zien, zoals
je wijn voorproeft, voordat ze worden gebakken en geserveerd met zeewier en
garnalen in speciale saus met uiteraard witte rijst.
Een koningsmaal!
De kreeft is opengesneden en het
vlees is wit-rose als van een grote garnaal. De smaak komt in de buurt van
garnaal, maar toch anders, verfijnder. We zitten onbeschaamd en onbehoorlijk te smullen van één hele kilo kreeft.
Alleen een goede wijn mist, maar ja, dat hebben ze in Indonesië niet.