·         Java is een waterval van drukte, mensen, chaos en verkeer als je begint in Surabaya.

·         Bromo is een oase van rust en … koud.

·         Voor het eerst kruipen we letterlijk onder de wol.

·         Koude neus.

·         Onwerkelijk landschap.

 

Het maanlandschap van de Bromo vulkaan

Vrijdag 27 september 1996

 

Surabaya, een enorme stad. Ik zet één voet aan wal en Java komt als een waterval over me heen spoelen. Het enige wat ik kan doen is zien boven te komen,  me mee laten voeren in de stroom en waar mogelijk gebruik maken van de stroom. Neem nu bijvoorbeeld het busstation. Ik schreeuw mijn plaats van bestemming en gelijk schreeuwen tientallen Indo monden van alle kanten terug en beginnen ze aan me te trekken en te duwen. Dat noem ik de stroom ombuigen in de richting die ik wil…

Na vijf minuten gesjor en mezelf gewoon mee laten voeren, kom ik vanzelf in de bus terecht die binnen tien minuten vertrekt en me daar brengt waar ik wezen wil. Blijven drijven, kop boven de chaos en me mee laten voeren. Dat is Java en weer eens wat anders.

Over wat anders gesproken. In een duizelingwekkende vaart davert de bus door het platte landschap over een vierbaans tolweg, zonder gaten! Het lijkt Nederland wel, heel even. Want al snel slaan we af en wordt de weg weer wat Indonesischer, al zitten er nog verbazingwekkend weinig hobbels in de weg. In de verte zie ik het Tenggergebergte al, daar waar de Bromo vulkaan ligt en waar wij heen gaan. Halverwege de rit verwisselen we de bus voor een bemo die weer ouderwets wordt volgepropt. Eindstation is het dorpje Comoro Lawang, dat aan de voet van de Bromo ligt. Het is een bergdorpje en verassend koud, echt koud ’s avonds. Ik krijg er prompt voor het eerst deze reis koude handen en voeten van, wat een sensatie. Dat is lang geleden. Van genot zijn we na een koude mandi heerlijk onder de wol gekropen, tegen elkaar aan zonder dat onze lichamen langs elkaar heen glijden van het zweet. Een verademing. En de rust. We voelen ons na de steden Ambon, Ujung Pandang en heel even Surabaya als herboren. Wendy krijgt er honger van, en dat mag ook wel in de krant. Afijn, ik geloof dat we hier afscheid gaan nemen van onze reisdip.

 

 

Zaterdag 28 september 1996

 

Mijn heimweedip is nog niet voorbij. Dat betekent dus eerst een potje janken om de dag mee te beginnen. De tranen bevriezen trouwens op haar gezicht, zo koud is het. Ietwat overdreven natuurlijk, maar het maakt nogal verschil of je wakker wordt van het zweet dat een zwembad om je heen vormt of van de kou. Afijn, na mijn brulbui kan ik er wel weer tegenaan. Ook tegen de kou, die al gauw plaatsmaakt voor een zonnetje. We maken van de gelegenheid gebruik om al onze was maar weer eens te doen. En dat is een boel! Alle lijnen hangen na de tijd vol met onze kleren en mijn vingers zien rood van het vele wringwerk.

Na de lunch gaan we kijken hoe de Bromo er nu bij ligt. Wel nu, midden in het zand. Op de één of andere manier verwacht ik veel meer een echte zandzee en kraters tot zover het oog reikt. Maar de kraters liggen als een soort eiland in de zandvlakte, omringt door rotsachtige bergen met dorpjes. We klimmen omlaag de vlakte in.

Echt alleen maar zand.

De stof dwarrelt om ons heen bij elke stap om dan door de wind meegenomen te worden. De wind is aangenaam tegen de hitte van de zon die hier op de vlakte haar krachten de vrije loop kan laten gaan. Er is totaal geen beschutting. We lopen richting de krater. Langzaam gaat de vlakte over in een helling die steeds steiler en steiler naar boven loopt. Het laatste stuk bestaat uit 273 treden die tot aan de rand van de krater reiken. Buiten adem komen we boven en slaat ons de lucht van rotte eieren tegemoet. Ver beneden ons borrelt het zwavel in een grote modderpoel en produceert die indringende rotte eieren lucht. Inmiddels aardig roodverbrand van de zon lopen we langs de rand nog wat rond om nog roder te worden. Zittend op de rand op een plek uit de wind die de zwavelluchten meevoert, genieten we van het buitenaardse uitzicht. Onder ons begint die zandvlakte met rondom, in een cirkel, hoge bergen die de zandvlakte abrupt afbreken. Het lijkt wel een enorm rond krater zandmeer met de Bromo als eiland precies in het midden.

Surrealistisch.

 

***

 

Soms word ik toch echt helemaal gestoord van Erik. Die jongen is gewoon nooit chagrijnig, vindt alles grappig en leuk. Zo ook met het eten.

We bestellen tegelijkertijd. Erik kip met patat en ik kippensteak met patat. Alles komt redelijk snel op onze tafel terecht, behalve de patat van Erik.

Nog eens informeren.

“Komt eraan.”

Mijn kippensteak zijn een paar droge stukjes kip en de patat bestaat uit halfzachte stukjes aardappel.

“Hoe zit het met de tweede portie patat?”

“Komt eraan, no problem.”

 

Oké, een half uur later komt inderdaad de patat van Erik. Een half uur later. We hebben alles al op! Voor een toeristische plek als deze en een tent dat zich restaurant noemt vind ik dat ergerlijk. Om chagrijnig van te worden. Dat vindt Erik weer niet normaal. Hij vindt dat je hier schijnbaar niets erg mag vinden en ziet er ook de lol nog van in. Zo iemand is toch vermoeiend…

 

 

Zondag 29 september 1996

 

Vroeg op om de zonsopgang over de Bromo te bekijken. Al om vier uur lopen we richting het uitzichtpunt op de Panjakan berg waar je over de hele vlakte en de verschillende vulkanen uitzicht hebt. Het is een uur lopen. De volle maan schijnt ons magisch bij terwijl de Jeeps voorbij scheuren om de vele toeristen op een makkelijkere manier naar boven te brengen.

Op het uitzichtpunt is het inmiddels behoorlijk druk, precies wat ik van een toeristische attractie verwacht. We hebben nog behoorlijk aan moeten poten, maar komen gelukkig op tijd voor de zonsopgang. Net op het moment dat we een mooi en relatief rustig plekje in het gras vinden en nog na zitten te hijgen van de klim, zet de zon het maanlandschap voor ons in een wonderlijk licht. De grootste vulkaan, de Semeru, is vanaf het uitzichtpunt goed te zien en stoot af en toe geweldige stofwolken uit. De Bromo ligt vooraan en lijkt vanaf deze hoogte een stuk kleiner. Met haar asgrijze kleur is ze totaal anders gekleurd dan haar omgeving. Continu stijgt er een smal strookje rook op uit haar krater. De eerste zonnestralen bereiken nu haar asgrijze koepel en geven de vulkaan een nog vreemdere kleur. De vlakte erom heen is nu gehuld in een warme herfstkleur. Een heel bijzonder gezicht, die vlakte met haar warme aardekleuren met daarin een vreemde koepel in het as-blauw-grijs.

De zon is voor mijn gevoel nog maar net op als de eerste toeristen alweer vertrekken. Net als op de Kelimutu in Flores duurt het niet lang of we zijn nog maar met een paar mensen die stil van het wonderlijke uitzicht genieten. Dat zijn voor mij de mooiste momenten, wanneer ik de vogels hoor fluiten en er voor de rest absolute stilte heerst. Een stilte die in Nederland niet meer bestaat. Die enorme stilte, die geweldige stilte doet het bijna ruizen in mijn oren. Natuurlijk komt het wereldberoemde lied van Simon en Garfunkel naar boven, the sound of silence. Juist, zo klinkt stilte dus …

 

Omdat de meeste toeristen weer vertrekken om nog meer wonderen in één dag te proppen, is de terugweg er een van serene rust in een heerlijke natuur. Op deze hoogte is de temperatuur overdag heel aangenaam, dus eigenlijk is het hier geweldig genieten geblazen. En niets doen. Want verder is hier niets te beleven. We delen het niets doen met twee Australische broers waarmee we de middag kaartend doorbrengen en elkaar allerlei kaartspellen leren. Doffe pret is het gevolg en het is jammer dat zij de andere kant op gaan dan wij, anders hadden we nog wel een tijdje met elkaar kunnen optrekken.

 

 

Maandag 30 september 1996

 

Tjonge, wat is dat toch geweldig lekker slapen als het kouder is. We kunnen heerlijk dicht tegen elkaar aankruipen en dat is na al dat zweten ’s nachts een verademing.

Vanochtend hebben we geen zin om weer naar hetzelfde uitzichtpunt te klimmen, dus blijven we iets langer in bed liggen. Tegen schemer kleden we ons snel aan om een paar honderd meter verderop een mooi plekje uit te zoeken om nogmaals het wakker worden van de Bromo te aanschouwen. Dit keer is de hele vlakte onder ons gehuld in een dikke laag mist. De helft van de tijd trekt de mist omhoog zodat ook wij ermiddenin zitten en echt niets meer zien. Vrij sneu voor al die mensen die deze ochtend omhoog klimmen, helemaal als dit de enige ochtend is waarop je tijd voor de Bromo hebt vrijgemaakt in je reis. Tja, ergens wat langer blijven zitten en de tijd uittrekken om alles wat je ziet tot je door te laten dringen heeft duidelijk zijn voordelen.

Langzaam trekt de mist weg en zien we alleen de ronde vallei beneden ons bedekt met een surrealistische witte laag. Zo hebben we ook de beroemde mistplaatjes van de Bromo gezien en is het tijd om verder te trekken.