Roseicollis


De agapornis roseicollis wordt ook wel perzikkop agapornis genoemd. Het is een soort makkelijk te kweken is. De soort werd al ontdekt in 1793 in het zuidwesten van Afrika. Er bestaat een ondersoort die kleiner, maar ook intensiever van kleur is. Dit is de agapornis catumbella.

In de vrije natuur leven de vogels in groepen van 20 tot 30 soortgenoten. Meestal broeden ze in verlaten werversnesten. Ze gooien de wervers uit hun nest en nemen het nest in beslag. De pop (het vrouwtje) is geen actieve nestbouwer. Ze frummelt wat stukjes schors en wat takjes tussen haar veren en neemt het zo mee naar het nest.

Het uiterlijk

Kop en masker;

Voorhoofd rood tot de scheiding midden op de bovenschedel met de groene achterkop, vandaar loopt de scheiding tot achter de ogen. Masker en wangen egaal diep rood, overgaand in diep roze tot bij de oorstreek. Tussen de diep roze wangen en de groene nek bevindt zich een smalle overgangszone van een pastel grijsblauwachtige kleur. Horizontaal achter het oog zet zich het maker ca 5 mm voort en vormt op de groene achtergrond een teugelstreep. Alle scheidingen van het rood of roze met de groene nek en de meer geelachtiggroene borstkleur moet een scherp en regelmatig verloop hebbben. De rode bef loopt tot een lijn die gaat van vleugelbocht naar vleugelbocht.

Vleugels:

Vleugeldek grasgroen, de vleugeldekveertjes geven een gehamerde indruk. Alle vleugelpennen (groot-midden-klein) zijn grijs met een grasgroene buitenvlag, die een licht crème omzoming heeft, met uitzondering van de buitenste vleugelpen, waarvan de buitenvlag zo smal is, dat nagenoeg geen grasgroen zichtbaar is. Onderdekveertjes groen met een blauwe waas. Duimveertjes geel.

Lichaam:

Borst vanaf de scheiding met de bef, buik, flanken en anaalstreek meer lichtgroen. Mantel grasgroen. Stuit donkerhemelsblauw.

Staart:

Bovenstaartdekveren donker-hemelsblauw, overgaand in groen, onderstaartdekveren geelachtig groen. De staartpennen, welke bijna geheel bedekt worden door de boven- en onderstaartdekveren tonen, gerekend vanaf de basis een zwart-, rood-zwart dwarstekening. Aan de uiteinden van de staartpennen bevindt zich een smalle helder kobaltblauwe dwarsband.

Ogen:

Donkerbruin. Om het oog een zeer smalle crèmekleurige bevederde omranding welke aan de bovenzijde van het oog iets smaller mag zijn.

Snavel:

Hoornkleurig met langs de snavelranden en ondersnavel een groenachtig tintje. Donkere snavelpunt.

Poten:

Grijs, nagels eenkleurig donkergrijs, zo donker mogelijk.