DE STRIJD TEGEN

ETNUS II











2014





Inhoudsopgave :



Hoofdstuk 1. De Runder-Slacht

Hoofdstuk 2. De Steen Van ASER

Hoofdstuk 3. Het Verborgen Sieraad Van Klaagliederen

Hoofdstuk 4. Stierf Jezus werkelijk ?

Hoofdstuk 5. De Toren Van Babel

Hoofdstuk 6. Het Geheimenis Van Het Getal Van Het Beest








Hoofdstuk 1. De Runder-Slacht


Kolossenzen 3


1 Indien gij dan met MSY, SLAGER, opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar MSY, SLAGER, is, gezeten aan de rechterhand Gods. 2 Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. 3 Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met MSY, SLAGER, in God. 4 Wanneer MSY, SLAGER, verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met MSY, SLAGER, verschijnen in heerlijkheid.


15 En de vrede, bloeddronkenschap, van MSY, SLAGER, tot welke gij immers in één lichaam geroepen zijt, regere in uw harten; en weest dankbaar. 16 Het woord van MSY, SLAGER, wone rijkelijk in u, zodat gij in alle wijsheid elkander leert en terechtwijst en met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen zingende, Gode dank brengt in uw harten.


24 Wetende dat gij van de Here tot vergelding de erfenis zult ontvangen, want gij dient MSY, SLAGER.


Wij gaan dus tot een nog diepere laag van de bijbel door de oude grondteksten en de esoterie :


Dit is waartoe GAD moet leiden. Dit is ook wat de 'tafel van de toonbroden' in de grondtekst betekent, namelijk 'de plaats van het slachtmaal waar het vlees ligt, de slachtplaats'. In het Aramees is dit de Peter, Pater, Patura, ptwr, als Petrus. Peter is zowel de slager als de slachtplaats. Jezus is hiervan een wachter. Niemand komt tot de PATER dan door Jezus. Petrus staat in de diepte van het Aramees voor de opslagplaats van vlees en de slachtplaats, waartoe de slager moet komen.


IES MSY, oftewel Jezus Christus, is 'de bloeddronkenschap van de slager', waardoor hij tot de slachtplaats en de slacht-opslagplaats wordt geleid. Dit is tegelijkertijd het oog van de slager, slagers-visioenen, slagers-onderscheiding.


Handelingen 10


9 De volgende dag, terwijl dezen onderweg waren en de stad naderden, ging Petrus omstreeks het zesde uur op het dak, om zijn gebed te verrichten. 10 En hij werd hongerig en verlangde te eten, en terwijl men iets gereed maakte, geraakte hij in zinsverrukking, 11 en hij zag de hemel geopend en een voorwerp nederdalen in de vorm van een groot laken, dat aan de vier hoeken nedergelaten werd op de aarde; 12 hierin bevonden zich allerlei viervoetige en kruipende dieren der aarde en allerlei vogelen des hemels. 13 En er kwam een stem tot hem: Sta op, Petrus, slacht en eet! 14 Maar Petrus zeide: Geenszins, Here, want ik heb nog nooit iets gegeten, dat onheilig of onrein was. 15 En nogmaals ten tweeden male, kwam een stem tot hem: Wat God rein verklaard heeft, moogt gij niet voor onheilig houden. 16 En dit geschiedde tot driemaal toe, en terstond werd het voorwerp weer opgenomen in de hemel.

17 Terwijl Petrus bij zichzelf in onzekerheid was, wat het gezicht, dat hij gezien had, betekenen mocht.


Jezus wordt vaak de Verlosser genoemd, de SOTER in het Grieks. Maar SOTER kan ook 'preserver' betekenen, bewaarder, werker in een opslagplaats, in dit geval van vlees. Het is een onderdeel van de slagers-bediening.


Filippenzen 3


18 Want velen wandelen – ik heb het u dikwijls van hen gezegd, maar nu zeg ik het ook wenende – als vijanden van het kruis van MSY, SLAGER. 19 Hun einde is het verderf, hun God is de buik, hun eer stellen zij in hun schande, zij zijn aardsgezind. 20 Want wíj zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus, MARYA IES MSY, de bloeddronkenschap van de slager, als verlosser, SOTER = VLEES-OPSLAGER, vlees-verzameling, verwachten, 21 die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen.


DE SLAGER HERSCHEPT ONS.


Filippenzen 4


1 Daarom, mijn geliefde broeders en zusters, naar wie ik zo verlang, mijn vreugde, chara – in dit verband : slagers-vreugde, bloeddronkenschap – en mijn kroon (loon, reward, trofee, Grieks – hoofdtooi, Aramees), houd aldus stand in de Heer (MRY, MARYA, Aramees), mijn geliefden.


Filippe wordt hier dus slagersvreugde genoemd, bloeddronkenschap.


In het Aramees is chara 'HDWT', 'hadwa', wat verbonden is aan de HAYEWTA (Hebreeuws : behemah), de arkdragers, de paradijsbewakers, de beesten van openbaring. Dit zijn dus de beesten die de ark, het paradijs, de gnosis en IERUES-SALEM bewaken, waarvan Filippe een beeld is.


7 en de vrede, (Aramees : SLM, SALAMA – Salomo – Grieks : door de dood, slacht – bloeddronkenschap) van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus, IES MSY, in de bloeddronkenschap van de slager, 'zal in slavernij houden, zal in gevangenschap houden'


PHROUREO =



worteltekst : zien, ervaring, zintuigelijk, onderscheiden

oftewel : SLAGERS-zintuigen, het SLAGERS-oog, SLAGERS-visioenen


I Tessalonica


10 en uit de hemelen om huios, ADAM, te verwachten, die Hij uit de doden opgewekt heeft, IES – bloeddronkenschap, die ons TOT ZICH TROK vanuit de vallende ORGE – ORNIS, kip, haan.


ORGE = oordeel

wortels = ORNIS, kip, haan


'oordeel over de kip'

'kippen-slacht'


Dit staat voor 'bloeddronkenschap'.


Openbaring 16


19 En de grote polis werd in drie stukken verdeeld en de steden der volken stortten in. En het grote Babylon werd voor God in gedachtenis gebracht, om daaraan de beker met de wijn van de orge-ornis, de kippenslacht, te geven.


Deze voert dus tot dronkenschap. Nu is het belangrijk om de paradox van Babylon te zien. Babylon in de worteltekst is BALAL, een woord wat gebruikt werd in de offerdienst voor : uitgieten, besprenkelen en vervuilen (zalving). BALAL is dus een heilig woord.


Dan zien we de vrouw die Babylon, BALAL, heet, met deze wijnbeker terug in hoofdstuk 17. Zij is een onderdeel van de slagers bediening.


De vrouw, Babylon, BALAL, rijdt op een scharlaken beest. Ook is het een ezel in het Aramees, een lastdier. In het Hebreeuws komt het ook van rood maken, van de tucht. Een ezel heeft ook te maken met het fermentatie-proces, wijn en dronkenschap. Hierom reed Dionysus (Romeins : Bacchus), als god van de wijn en dronkenschap, als IES, op een ezel, wat later door Jezus werd nagebootst.


I Tessalonica 2


20 Ja, gij zijt onze eer en blijdschap, DOXA kai (en) CHARA.


DOXA = nachtzicht, visioen


20 Ja, gij zijt ons 'visioen door bloeddronkenschap'

oftewel : het slagers-oog.


Colosse = de slachtplaats

Filippe = de bloeddronkenschap

Tessalonica = slagers-profetie


I Tessalonica 5


16 Verblijdt u te allen tijde,


In de context : Komt tot de eeuwige bloeddronkenschap.


II Tessalonica 2


14 Daartoe heeft Hij u ook door ons evangelie – worteltekst : RUNDERFEEST, RUNDERSLACHT - geroepen tot het verkrijgen van de heerlijkheid, DOXA, slagers-visioenen, van onze MARYA IES MSY (bloeddronkenschap door de slacht).


In de hogere DUKKA-halsketens wordt dit ook uitgebeeld


evangelie betekent ook : zicht op de getijden, op de MOWED, als een kenmerk van Patura, Pater, Petrus, de slachtplaats.


zicht op de slagers-tijdschijf door bloed-dronkenschap


Openbaring 19


11 En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard; en Hij, die daarop zat, wordt genoemd Getrouw en Waarachtig, en Hij velt vonnis en voert oorlog in gerechtigheid. 12 En zijn ogen waren een vuurvlam en op zijn hoofd waren vele kronen en Hij droeg een geschreven naam, die niemand weet dan Hijzelf. 13 En Hij was bekleed met een kleed, dat in bloed geverfd was, en zijn naam is genoemd: het Woord Gods. 14 En de heerscharen, die in de hemel zijn, volgden Hem op witte paarden, gehuld in wit en smetteloos fijn linnen. 15 En uit zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmede de heidenen te slaan. En Hijzelf zal hen hoeden met een ijzeren staf en Hijzelf treedt de persbak van de wijn der gramschap van de ORGE-ORNIS, KIPPENSLACHT (bloeddronkenschap) Gods, des Almachtigen.


Het witte paard is dus de komst van de kippenslager, als een beeld van FILIPPE, de slacht van geesten van overmoed.


Efeze 5


6 Laat niemand u misleiden met drogredenen, IJDELHEID, want door zulke dingen komt de KIPPENSLACHT (orge-ornis) Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid.


De kippenslacht is dus ook de slacht van geesten van ijdelheid, geesten die zich trots maken met leugens. In het Aramees worden zij de TY genoemd, zij die het geheugen beroven, geheugen-dieven. Zij proberen de gnosis uit iemand weg te roven, en plunderen herinneringen.


Hebreeen 3 :


10 daarom heb Ik een afkeer gekregen van dit geslacht en Ik heb gezegd: Altijd dwalen zij met hun hart,

en zij hebben mijn wegen niet gekend,


11 zodat Ik gezworen heb in mijn ORGE-ORNIS, KIPPENSLACHT : Nooit zullen zij tot mijn rust ingaan!


Grieks : dwalen = PLANEO, van PLANOS : vagebond, impersonator, imposter, fraude, bedrieger

Dit is dus wat kippengeesten doen.


Openbaring 6


12 En ik zag, toen Hij het zesde zegel opende, en daar geschiedde een grote aardbeving en de zon werd zwart als een haren zak en de maan werd geheel als bloed. 13 En de sterren des hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgeboom zijn wintervijgen laat vallen, wanneer hij door een harde wind geschud wordt. 14 En de hemel week terug als een boekrol, die wordt opgerold, en alle berg en eiland werd van zijn plaats gerukt. 15 En de koningen der aarde en de groten en de oversten over duizend en de rijken en de machtigen en iedere slaaf en vrije verborgen zich in de holen en de rotsen der bergen; 16 en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht, PI (Aramees, oftewel het slagers-oog, de MOWED, patura, pater, petrus) van Hem, die gezeten is op de troon, en voor de OGRE-ORNIS, KIPPENSLACHT, van MR, de Heere; 17 want de grote dag van hun ogre-ornis, KIPPENSLACHT, is gekomen en wie kan bestaan?


Psalm 78


31 daar verhief Gods ORGE-ORNIS, KIPPENSLACHT (Septuagint) zich tegen hen,

richtte een slachting aan onder de GBE, zij die gebrek aan gnosis en profetie hebben.


In het Hebreeuws is de orge-ornis 'aph', het paradijselijke hart, het halssnoer van ademnood, oftewel van het leven door bloedgas.


Job 14


13 Och, of Gij mij in het dodenrijk wildet versteken,

mij verbergen, totdat uw orge-ornis, kippenslacht, geweken was;

dat Gij mij een tijd steldet en dan weer aan mij dacht.


Hier zien we hoe Job vraagt om een duidelijke overgang in de MOWED, tijdschijf, opdat hij weet wanneer de kippenslacht overvloeit in iets anders, in de Septuagint, het Griekse OT. In het Hebreeuws kan het ook betekenen : terugkomen, juist in de zin dat Iyowb op de kippenslacht, de APH in het Hebreeuws, wacht.



Zacharia 7


12 Zij waren wetteloos, hoorden niet naar de wet en de woorden, die de HEERE der heirscharen zond in Zijn Geest, door den dienst der vorige profeten, waaruit ontstaan is een grote kippenslacht, orge-ornis (septuagint) van den HEERE der heirscharen.


Hier wordt 'wetteloosheid' ook als een kippengeest beschreven.


Matteus 7


21 Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns pater, vlees-opslagplaats, slachtplaats, slager, die in de hemelen is. 22 Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? 23 En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid.


De werkers der wetteloosheid zijn dus kipgeesten.


Jesaja 34


2 Want de HERE koestert toorn tegen alle volken en grimmigheid, orge-ornis, KIPPENSLACHT, tegen al hun heer; Hij heeft hen met de ban geslagen, hen ter slachting overgegeven. 3 Hun verslagenen liggen neergeworpen en de stank van hun lijken stijgt op, ja de bergen versmelten van hun bloed. 4 Al het heer des hemels vergaat en als een boekrol worden de hemelen samengerold; al hun heer valt af, zoals het loof van de wijnstok en zoals het blad van de vijgeboom afvalt.

5 Want mijn zwaard is in de hemel dronken geworden; zie, het daalt neer op Edom en ten gerichte op het volk dat door mijn banvloek werd getroffen. 6 De HERE heeft een zwaard vol bloed, het druipt van vet, van het bloed der lammeren en bokken, van het niervet der rammen; want de HERE richt een offer aan te Bosra en een geweldige slachting in het land van Edom. 7 Woudossen vallen met hen, stieren met buffels, en hun land wordt dronken van bloed en het stof wordt met vet gedrenkt.


Dit komt ook weer terug bij het zesde zegel in Openbaring.


Openbaring 6


12 En ik zag, toen Hij het zesde zegel opende, en daar geschiedde een grote aardbeving en de zon werd zwart als een haren zak en de maan werd geheel als bloed. 13 En de sterren des hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgeboom zijn wintervijgen laat vallen, wanneer hij door een harde wind geschud wordt. 14 En de hemel week terug als een boekrol, die wordt opgerold, en alle berg en eiland werd van zijn plaats gerukt. 15 En de koningen der aarde en de groten en de oversten over duizend en de rijken en de machtigen en iedere slaaf en vrije verborgen zich in de holen en de rotsen der bergen; 16 en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: Valt op ons en verbergt ons.


In Openbaring 6 zoeken de kipgeesten schuilplaats in de bergen, maar in Jesaja 34 zien we het oordeel over de bergen :

'de bergen versmelten van hun bloed.'


In het Aramees zijn de bergen TUR, TURA, oftewel TAURUS, THOR. Hier zien we hoe de orge-ornis met hen afrekent. Wij moeten ons uitstrekken naar de orge-ornis halsketen, het halssnoer van de kippenslacht, oftewel de APH, het paradijselijke hart, de ademnood die leven door bloedgas brengt. Dit is een snoer binnen de DUKKA halsketen van de slachtplaats. De orge-ornis staat dus voor bloeddronkenschap. De kippenslacht leidt dus tot de runderslacht, de slacht van TAURUS, THOR, oftewel de bloeddronkenschap leidt tot slagers-visioenen.


Job 9


5 Hij verwijderd de bergen, de TURA (TAURUS, THOR) zonder dat men het merkt,

Hij keert ze om door de orge-ornis, kippenslacht (Hebreeuws : aph).

6 Hij doet de aarde van haar plaats wankelen,

zodat haar zuilen schudden.

7 Hij geeft aan de zon bevel en zij gaat niet op,

en Hij sluit de sterren onder zegel weg.

8 Hij spant geheel alleen de hemel uit,

en Hij schrijdt voort over de hoogten der zee.


Dit is Iyowb's versie van het zesde zegel.


Jesaja 59


19 En men zal vanwaar de zon ondergaat de naam des HEREN vrezen en vanwaar zij opgaat zijn heerlijkheid, want Hij komt als een onstuimige rivier, door de adem des HEREN voortgezweept.


Ook hier komt in de Septuagint het woordje orge-ornis voor, die komt met de heilige adem, door bloedgas, wat de OT Heilige Geest in de diepte van de grondtekst is.


Sirach 16


6 Onder de zondaars werd het vuur van de Heer ontstoken,

onder het ongehoorzame volk ontbrandde de orge-ornis, kippenslacht van de Heer.

7 Hij vergaf de giganten, reuzen, uit de voortijd niet,

die zich, machtig als ze waren, van hem hadden afgewend.


Hier zien we dat de reuzen van de voortijd uit Genesis 6, de nephilim, kippengeesten zijn.


Wijsheid 16


5 Ook toen uw volk door een verschrikkelijke plaag getroffen werd en er mensen stierven aan de beten van kronkelende slangen, saraph (666-serafs in de Hebreeuwse grondtekst) nachas (slangen uit het paradijs, bewakers van de gnosis), rustte uw orge-ornis, kippenslacht, niet tot het bittere einde op hen.


De boom der kennis stond voor Assur, de runderslacht, het slagers-visioen, terwijl de slang stond voor de kippenslacht, de bloeddronkenschap. Dit is een groot orakel, als de mowed, de slagers-tijdschijf. Dit is het komen tot de patura, de pater, Petrus, de slachtplaats en het oog van de slager, de opslagplaats van vlees, de geheime plaats van de slager waar IES MSY de bewaker van is, oftewel de slang.


De slang leidt tot de boom, zoals Jezus leidt tot de patura. Dit is dus een orakel. Hierin gaat verder alle Bijbelse onzin verloren. Het fundamentalistische christendom heeft hierin dus geen plaats.


Juist de slang, de kippenslacht, werd toen een teken van overwinning :


5 Ook toen uw volk door een verschrikkelijke plaag getroffen werd en er mensen stierven aan de beten van kronkelende slangen, rustte uw toorn niet tot het bittere einde op hen. 6 De ellende waaraan zij korte tijd ten prooi waren, was als waarschuwing bedoeld. Om hen te herinneren aan wat uw wet gebiedt, kregen zij een teken van redding. 7 Wie zijn blik daarop richtte, werd gered – niet door wat hij zag, maar door u, de redder van alle mensen.


In het Aramees is David DAWWID, wat psalter betekent. Een psalter is een getijdenboek of urenboek met psalmen, een liturgische kalender en gebeden, met de besprekingen van de uren en getijden. Deze boeken waren zeer populair in de Middeleeuwen. DAVID wordt in het Aramees als een soort tijdschijf gezien. De staart van DAWWID, DW-WD, is WD, wat aangestelde tijd en plaats betekent, wat ook de betekenis is van de MOWED, MO-WD, wat dezelfde staart heeft. DWD is ook het Aramese woord voor krankzinnigheid, insane, en het begin, DW, betekent zweten, wat op MAYIM duidt. DWD betekent ook : vleespotten, opslagplaats van vlees (DUD, DUDA). Net zoals Petrus is David dus een tijdschijf voor de slager.


Het is van belang om tot de DUKKA te naderen, de rituele heilige slachtplaats, en deze dingen onder ogen te komen. Hierin is het Boeddhisme een obstakel. Dukkha is in het Sanskriet : lijden, stress en paniek. De pilaren van het Boeddhisme zijn ervoor om Dukkha te overwinnen. De eerste pilaar begint met het komen tot de conclusie dat Dukkha bestaat, zoiets van : 'Maar wij krijgen jou nog wel.' De tweede pilaar wijst de oorzaak aan van de Dukkha, het fundament : begeerte. De derde pilaar spreekt over de opheffing van het lijden, NIRVANA, wat uitdoving betekent. De vierde pilaar is een achtvoudig pad hier naartoe. Deze vier pilaren worden ook wel de vier nobele waarheden genoemd.


In het boeddhisme is leegte een doel op zich geworden, als het verliezen van het verstand. Het eeuwige kruis en de eeuwige tucht en kastijding wordt verworpen. Alhoewel er veel gnosis in het boeddhisme is, geroofde gnosis, wordt de gnosis ook verworpen, en dat gaat vaak ook heel subtiel. Het boeddhisme is de ruiter op de draak. In het EE zou deze verslonden worden door een panter, wat verwijst naar de amazones op GOR die zich los hebben geworsteld van de mannelijke suprematie en naar het oerwoud zijn gevlucht.


De Nieuwe Openbaring 5


De ruiter op de draak


15. En toen begon mijn keel te branden en te tintelen, en ik hoorde een stem zeggende : Drinkt van de heilige ijswateren des hemels, want gij zult nog vele dingen moeten profeteren. 16. En mij werd een tijd rust gegeven, totdat ik de nieuwe morgen bereikte. 17. Koele wateren des hemels omhulden mij, en er waren vuren in mijn buik. Dit waren de vuren van ijs. 18. En weer dronk ik van de wateren, en deze wateren waren zoet. 19. Er werd een staf op mijn voorhoofd gelegd en ik zag visioenen stromen uit mijn handen. 20. Deze visioenen waren helder als ijs, en wateren omhulden hen. 21. En toen werd mij gevraagd : Kent gij de Geesten Gods ? 22. Een bittere Geest stond voor mij, met bittere tranen die hem als schubben omhulden. En toen werd mij gevraagd : Kent gij de bitterheid Gods ? 23. Ik zag de tranen als donderstenen en hagelstenen op de aarde vallen, en rivieren begonnen te stromen. Toen geraakte de aarde in vlammen, en een luide stem sprak : 'Kunt gij uw schatten nog omhullen als Mura de aarde bezoekt ?' 24. En in haar armen droeg zij een vos genaamd Zurastael, en sprak : 'Het geheimenis van de vos is groot. Zalig hen die de schatten van Zurastael kennen. Nieuwe aderen zal hen het bloed doen behouden.' 25. En de vos droeg zijn kroon als een helm gemaakt van zuivere gesteenten, en toen hij sprak voelde ik nieuw bloed door mijn aderen stromen, en dit bloed begon te branden als brandend ijs. 26. En toen sprak hij, zeggende : Uw bloed zal het zaad verwekken, het zaad van ijs. Het zal branden als een fakkel in de nacht, om hen die rust geven tot rust te leiden. 27. Uw angst zal worden tot gesteente, en niemand zal bij machte zijn het te breken. 28. Uw angsten hebben u geleid tot het ijs, en tot het boek van Zurastael. 29. En voor mijn ogen werd een boek geopend met gouden letters in gesteentes, en voor mijn ogen begonnen de letters te veranderen en te bewegen, en visioenen kwamen uit hen voort. 30. En wederom sprak Zurastael zeggende : 'Gij die het licht zoekt, wordt opgezogen in een steen. Zalig zij die de Eeuwige steen vinden, want Eeuwige aderen zullen daar het bloed behouden.' 31. En zuivere lichten vielen op mij als koele wateren en ik voelde grond onder mijn voeten, hard als steen, terwijl het gloeide. 32. En een stem van het altaar sprak, zeggende : Zalig de doden die vanaf nu in Zurastael sterven. 33. En ik zag de tronen der zee opkomen, en altaren vanuit het binnenste der aarde, en ik zag graven opengaan, terwijl de gewesten en de windrichtingen hun doden gaven. 34. De zee gaf haar doden en het binnenste der aarde gaf haar doden, en ook de bergen, de rivieren en de nesten der vogelen. 35. Boeken werden geopend, en de altaren raakten in vlam. En een stem sprak zeggende : Dit is de dag waarop de doden teruggegeven dienen te worden. 36. En de lichten van de uitspansels begonnen hun doden te geven, en de zonnen en manen begonnen hen uit te spuwen en te buigen. 37. En wederom sprak een stem : 'Het Licht van Zurastael is gekomen, en de duisternis heeft het niet kunnen doorklieven. Zalig hen die nu in Hem sterven, want zij zullen rust vinden.' 38. En ik zag de markt als een ster uit de hemel vallen, en deze begon op de aarde te schreeuwen om de heiligen aan te klagen. 39. En zij werden door schorpioenen gebeten een halve dag. En de kooplieden begonnen hun doden te geven. 40. Zij aanbaden de ruiter op de draak. Deze ruiter had het gezicht van een mens. En slaaf en meester, koopman en koper, Jood en Griek, bogen in verwondering tot de ruiter van de draak neer, zeggende : 'Wie kan de draak berijden ? 41. Hoe is het mogelijk dat een mens de draak berijdt.' En zij volgden de ruiter van de draak als hebbende een schenker van geest. 42. En de ruiter van de draak kwam tot de vos en brak hem de nek. 43. Toen brak er een geschrei uit in de hemelen, terwijl vrouwen weenden voor zestig dagen en nachten. Na die zestig dagen werd er gesproken : 'Zalig hen die de wond van Zurastael dragen.' 44. En weer begonnen vrouwen te wenen en te rouwen om de vos, totdat de engel Sarsia hem tot het Aangezicht van God bracht. 45. Maar ook de ruiter van de draak kwam om zich na een doorkruising van de aarde voor te stellen bij God. 46. Met de engel Sarsia streed hij zestig dagen en nachten om het lichaam van Zurastael, terwijl Sarsia haar mond niet los durfde te doen. 47. Na deze zestig dagen en nachten begon de Leeuw die voor het Aangezicht van God stond te spreken. Dit zijn de woorden van de Heilige Eminius. 48. En terwijl hij sprak kwamen er bergen van vuur en ijs uit zijn mond, en zeeen van vuur en ijs uit zijn staart. 49. Al deze woorden werden verzegeld, en de ruiter van de draak werd op het altaar gelegd. 50. En uit het altaar kwam een zwarte panter die de ruiter van de draak verslond. Zware hagelstenen kwamen op aarde, om de schepen der kooplieden te doorklieven. 51. En een slang die vanaf het begin in het binnenste der aarde opgesloten werd gehouden brak los. En een stem sprak : Nu is het zegel der slangen verbroken. 52. Wee hen die op de aarde leven. Zalig hen die van het medicijn van Zurastael eten, en die van zijn siroop drinken. 53. Zalig hen die het gif van slangen in zich dragen, want zij zullen gereinigd worden. 54. En de bloem van God kwam tot leven om het zaad van de ruiter van de draak te verslinden. En haar werden de sieraden des hemels gegeven, en zij bracht dronkenschap over de volgelingen van Zurastael.

De afval der vrouwen

55. En ik zag een teken in de hemel waaronder vier panters verwekt werden, die de aarde doorkruisten om de tempel te bouwen. 56. En deze tempel was vol van ijs, terwijl leeuwen begonnen te branden, om woorden van zwavel te spreken. 57. En Eminius werd een koning op aarde en kreeg vele volgelingen. En vrouwen begonnen te roepen en te zingen : Dank aan God die Zijn profeet heeft gezonden, die bloed verandert in brandend zaad. 58. En een heg van kruid begon te groeien op aarde, en zijn doornen begonnen de profeten van God te vervolgen. 59. En vrouwen met het kruid van Eminius in hun haren probeerden apostelen en richteren in valstrikken te lokken, terwijl zij de heg begonnen te aanbidden. 60. En de heg droeg als naam de hondenhaag. Sindsdien begon Eminius zich terug te trekken in de woestijn, en slangen des velds dienden hem. 61. En deze dagen werden genoemd de afval der vrouwen. 62. En de vrouw der honden begon haar liederen te zingen en te verkopen, maar werd zonder woorden door Michai verslagen. 63. Een derde deel van de afvallige vrouwen kwam om, terwijl het overige deel de predictaten en hermitaten trachten te verleiden tot aardse zonde en hoererij. 64. Houd dan stand in de dagen van verzoeking, en laat uw bezittingen achter. 65. Verkoopt dan uw vrouw en kinderen aan de Geesten Gods, opdat de Heere u de Geest van IJs geve. 66. Laat dan uw tempel bouwen door heilige attentaten opdat gij tot de kroon van de anfitaat kan naderen. 67. Doet dan aan het geestesschoeisel, gij die de helm en het pantser draagt, opdat gij kunt standhouden in de dagen van verleiding. 68. Ziet, het geestesschoeisel van Eminius brandende van vuur en ijs ligt voor u. Dan kunt u de boze dagen aan u voorbij zien vliegen. 69. Zalig hen die de wonden van Eminius dragen.

Eminius, de Geest van de ark en de troon, was dus degene die de ruiter op de draak op het altaar legde. De ark heeft te maken met de slaven-karavaan. NIRVANA is een witte rat die verslagen moet worden. Het is de derde pilaar van het boeddhisme waarop het hele boeddhisme rust. Boeddhisme, alhoewel het veel gnosis bezit, geroofde gnosis, is een sluier die verscheurd moet worden. NIRVANA, de witte rat, zien wij ook weer veel opdagen in de Toronto-beweging. De naam van deze witte rat is : HOLO.



NIRVANA is een sluier van illusie gemaakt door een offerdier, een bizon, om zo zijn jagers en slagers af te leiden. Wij moeten zicht krijgen op deze bizon. Wij moeten onze taak als bizonslager weer op ons nemen. De Openbaring van Petrus, de Apocalypse van Petrus, was nooit in de canon opgenomen. Het boek ging over de hemel en de hel. Voor elke zonde was er een straf. Zij die de tucht hebben gelasterd werden opgehangen aan hun tongen. Natuurlijk is dit diepe beeldspraak. Iyowb moest in Iyowb 6 de ossentong eten om daardoor visioenen te ontvangen. David hing de tongen van de vijand aan zijn riem. Ook hij was in strijd tegen de runderen van de canon. Ook zijn tongen een beeld van het mannelijke geslachtsdeel. Petrus staat voor de runderjacht en de runderslacht, als de MITHRAS. De apocalypse was hiervan een fragment. Dit was ook de reden dat boze geesten dit niet in de bijbel wilden hebben, alhoewel dit geschrift zeer populair was bij de eerste christenen. Het is vol van gnosis. Het initieert het volk in de runderslacht.



Runderslacht :

 



De runderslacht roept op tot de oorlog, roept op tot gnosis. MITHRAISME was in de oudheid een militairistische beweging. De rund als een beeld van (valse) vrede, en afgeslotenheid, van orthodoxie en conservatisme, 'in ongeschonden toestand bewaren', moest in de jacht worden buitgemaakt en geslacht. Zo zou voortgaande openbaring, profetie, komen en tot oorlog leiden om nieuw gebied in te nemen, als een heel territoriaal iets. De rund staat voor 'de tong', als het ware om te zeggen : 'Zie, ik ben jouw tong, ik heb het geroofd, en ik ben buiten jouw lichaam. Ik ben nu de nieuwe eigenaar van jouw tong. Ik ben jouw afgehakte tong, zodat ik je kan bedwingen.'

Slagers-taal :

Spreken in tongen = het afkappen van de tongen van de vijand, en aan een paal hangen, om zo profetie te ontvangen.

'spreken in/ door/ met tongen' = In het boek Iyowb 6 : 6 moest Iyowb in het Aramees de ossentong eten. In het Hebreeuws geeft dit profetische dromen. De connecties tussen de BEHEMOTH-geesten worden door het eten van de ossentong verbroken, zijn taal. Zo kunnen ze niet meer met elkaar samenwerken. Dit eten, TA'AM, is in de grondtekst ook het oordeel, en onderscheiden. De slacht van de BEHEMOTH-ossen, en het eten van de ossentong, is dus een belangrijk onderdeel in de slagers-bediening. Het houdt de slager-slaaf scherp, en geeft hem profetische dromen. Dit zit in het sap en speeksel van de ossentong, in het bloed.



De rund komt in verschillende vormen : kalf, os, buffel, bizon. Zij beelden dus de tong uit. Zij bewaken het mes. De kippenslacht moet overgaan tot de runderslacht. Dit behoort tot de tijdschijf van de slager. Dit moet onderscheiden worden.



Kippenslacht :





De leegte is alleen een middel om tot het rijk der visioenen te komen, en deze leegte is eeuwig, waaruit wij kunnen putten. Wij mogen niet voortijdig stoppen met vasten, want als we de leegte te snel, eigenhandig, afbreken, dan worden we daarvoor gekastijd, zoals ook de Openbaring van Paulus daar over spreekt. Ook dit boek werd niet in de bijbel opgenomen.

De Openbaring van Paulus

39. En ik zag toe en zag anderen hangende over een kanaal van water, en hun tongen waren zeer droog, en vele vruchten werden geplaatst voor hun ogen, en ze waren niet toegestaan om van hen te nemen, en ik vroeg: heer, wie zijn dit? En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die hun vasten voortijdig afbreken, om die reden doen zij onophoudelijk boete.

Wij mogen dus zelf nooit uit de leegte gaan. De leegte moet zelf de gnosis voortbrengen.







Hoofdstuk 2. De Steen Van ASER





Jezus is het 'water des levens', het mayim van de honger in het Hebreeuws. MAYIM staat gelijk aan de zee, de rivier, YAM in het Hebreeuws, wat weer verbonden is aan JOM, de klaaggeest. YAM is in het Hebreeuws ook de koperen zee in de tempel van Salomo, gedragen door twaalf ossen, als een beeld van Jezus en de twaalf discipelen. Jezus heeft zijn oorsprong in het klagen.



In het boek Klaagliederen gaat het in de grondtekst over SARAH :



Klaagliederen 1



1 Hoe zit het kamp dronken van overwinning, IYR, in echtscheiding, BADAD, neder,

de eens volkrijke stad;

als een ALAMNAH, vastbinder in de worteltekst, zij die alleen verder gaat (gescheidene) is zij geworden,

die machtig was onder de volken;

de vorstin (SARAH, Hebreeuws) onder de landschappen

hoe is zij tot zo'n slavendrijver geworden.



2 Bitter klaagt zij des nachts,

het sap druipt van haar kaaken;

niemand is er, die wraak neemt en woede heeft,

onder allen die de slaap liefhebben;

alle anderen missen het merkteken, zijn verliezers



3 allen die omkoperij liefhebben liggen neer

in de leegte (met andere woorden, ze gaan niet dieper de leegte in, maar beginnen een handeltje in de leegte)



4 De wegen naar Sion klagen,

omdat er geen feestgangers zijn,

Hebreeuws : omdat niemand tot de MOWED, de heilige tijdschijf, komt



YAM is letterlijk het Westen, Westwaards, en komt van het brullen, koken, schuimen van de zee, van het klagen, wat dus dieper in het paradijs is, in de oudere gedeeltes, verbonden aan de Tehowm, de moederschoot van het paradijs, de Chasma, waar het woord Christus vanaf stamt. Het klagen is een grote dynamiek in het evangelie, als het heilig klagen. De moeder wil dat wij zwak worden, maar zij haat de allerzwaksten, als een beeld van de valse zwakte, zij die ergens in de zwakte blijven steken en niet tot de diepere zwaktes komen om daarin oorlog te voeren, woede te hebben, om zo wraak te nemen. De moeder haat omkoperij en spijbelzucht, want dat is demonische zwakte, en is het allerzwakste, maar nog steeds valse zwakte. Het is de zwakte van het Nirvana, van het haten van de tucht, en het niet opgroeien in de gnosis. Het is de vloek van het positivisme. Ook de Var boeken gaan hierover. In het tweede Var boek, Vula van Var staat in het vijfde hoofdstuk een psalm :



'In de wildernis is zij, op de velden van het hoge gras,

De zon van bloed heeft het gras gedroogd,

Tien zonnen van bloed staan aan haar zij,

Wanneer zij jaagt,

Haar pijlen doordringen elk harnas,

Zij pest haar vijand totdat zij vallen,

Dan ketent zij hun nekken,

En klaagt dat zij niet goed genoeg zijn,

Terwijl zij haar overwinnings-liederen zingt,

Zij hongert hen uit, en klaagt dan dat ze te zwak zijn,

De zwaksten zal zij offeren,

Voeren aan haar beesten,

Want zij is op zoek naar vechtslaven,

In het hoge gras staat zij,

Haar speer gegrepen,

Dan rijgt zij haar slachtoffers aan de speer,

Dan rijt zij haar prooi aan stukken,

Zij is de pest'



'De zwakken laat zij leven,

Maar de zwaksten doodt zij,

Zij is de klager en de pest,

De dood heeft hen gegrepen,

En trekt hen naar haar hol,

Waar zij hen voert aan haar beesten,

Nee, de zwaksten zullen niet leven,

Zij zullen ten onder gaan in haar klaagliederen,

In het hoge gras staat zij,

Haar pijl gericht op haar vijand,

Het gras vergeeld door de zon van bloed,

Tien zonnen van bloed aan haar zijde,

En dan slaat zij toe,

Haar klauwen grijpen om te vernietigen,

Tot klaagzangen in de nacht,

Oh zij die aan haar geklaag ontkomen,

Zij zullen staan in haar gerechtshof,

Waar de Jager hen meedogenloos breekt,

Op hun knieen zullen zij vallen,

En hun tongen zullen belijden,

Dat zij leeft,

Zij staart in het duistere gat,

En springt dan toe,

Haar pijl en boog gericht om hen die schuilen,

Nee, geen rust zullen zij hebben,

Want de allerhoogste hebben zij getard,

Haar ogen doorsteken hen,

En zij steekt hun ogen,

Nee, de allerzwaksten zullen niet leven,

Zij trekt hen naar haar hol,

Als een roofdier haar prooi'



'Zij hongert hen uit,

Zij spot met hen,

Zij draagt haar prooi naar de laatste bestemming,

In haar gerechtshof gaan zij ten onder,

Waar hun angst en woede tegen hen getuigen,

In het hoge vergeelde gras staat zij,

Haar speer opgeheven,

Zij werpt en mist niet,

Haar netten vol met vis,

Haar mond vol geklaag,

Nooit komt er een eind aan haar geklaag,

Nooit zullen de allerzwaksten een weg tot haar vinden,

Zij zakken weg in een bodemloze put,

In het hoge, vergeelde gras van de wildernis staat zij,

Het is bijna hooi,

Haar prooi draagt zij met haar mee,

In haar hol zingt zij haar overwinningsliederen en klaagliederen,

Zij zijn niet wat zij had verwacht,

Zij had beter verwacht,

Zij grijpt haar mes,

En snijdt haar vijand open,

Als een offer tot de zon van bloed,

Zij zullen terugkeren waar zij vandaan komen,

In het hoge gras staat zij,

De wildernis achter haar'



'In het wilde veld staat zij,

Haar hol ver achter haar,

Haar ogen slaan de offerdieren,

Het fokvee neemt zij mee,

Haar vijand zal zij vernederen voor haar vechtslaven,

Oh, kunt gij haar klaagzangen wederstaan,

In het hoge veld rust zij,

Haar hol is dichtbij,

Naast haar ligt haar bloedende prooi,

Haar klaagzang is een grote test,

Haar vijand sleurt zij naar haar hol,

Kunt gij haar klaagzangen wederstaan,

Haar kooien zijn vol,

Vechtslaven tegen vechtslaven,

Haar klaagzangen en gepest doet hen bloeden keer op keer,

Zij worden door haar getest,

Zij worden moe van haar stem,

Zij worden moe van haar pest,

Het doordringt hun hoofden totdat zij vallen,

Het sleurt hen mee naar duistere grotten,

Kunt gij haar klaagzangen wederstaan,

Het grote geklaag is zij.'



Dit zijn dus diepere wortels van Jezus.



5 haar jonge kinderen zijn gegaan in/ tot SHEBIY,

PANIYM TSAR.


SHEBIY is in het Aramees de jacht, het gevangennemen van prooi, het onderwerpen van de vijand.

In het Aramees is het een steen in de borstplaat van de hogepriester (SHEBUW), de steen van ASER, als het hogepriesterlijke orakel. Het is een paradoxale steen, omdat het ook gevangenschap betekent. Dit staat gelijk aan PANIYM TSAR, de afgehakte veekop van de vijand in het Hebreeuws. Dit werd dus gebruikt als een orakel. In het Hebreeuws is de PANIYM ook de tijdschijf van het oer. Dit was dus een onderdeel van de slagers-bediening : het afkappen van de koppen van vijandelijk vee, om zo gnosis te laten stromen. De SHEBUW-steen is in de worteltekst de verdeler-steen, de breker-steen van onderscheiding. De steen brengt fragmentatie en is als de steen van ASER verbonden aan de runderslacht. Weer is dit dus een beeld van Petrus/ Mithras en de tafel der toonbroden, wat in de grondtekst de opslagplaats van vlees is.


De schurkerige westerlijke vertalingen van Klaagliederen laten dit niet zien. Alles wordt vrij negatief vertaald, terwijl de grondteksten meer paradoxaal zijn. In de oorspronkelijke grondteksten van Klaagliederen in zowel het Hebreeuws als het Aramees, wordt de vrouw juist sterk en ge-emancipeerd. De westerlijke vertalingen laten het zien als de ondergang van de vrouw.


Het westen vertaald :


6 Geweken is van Sions dochter

al haar heerlijkheid.


Wat staat er werkelijk ?


6 Het sieraad, de grootheid, gezwollenheid, trots, schoonheid, HADAR, van de dochter van Sion, Tsiyown (opziener, wildernis, plaats van het brandmerken, merkteken) is VOORTGEKOMEN, GEGROEID. Dit woord, YATSA, wordt vaak gebruikt voor een leger dat uitgaat om oorlog te voeren. Ook wordt het gebruikt voor jagers die op jacht gaan. Ook wordt het gebruikt voor het voortkomen van MAYIM, het loskomen uit een bron. In het Aramees is dit NPQ, wat EMANCIPATIE betekent. Natuurlijk wil de patriarchie dit verborgen houden, en spiegelt het boek Klaagliederen voor als het verslagen zijn van de vrouw. NPQ betekent opkomen, een oorlogsgroet en een confrontatie. Het betekent vertaald worden. Het betekent een taak tot voleinding brengen. De patriarchie heeft alles heel selectief vertaald, zodat de vrouw niet tot haar ware doel zou komen, opdat de man zou heersen. NPQ betekent ook kastijden. De patriarchie vreest door Sion en haar dochter gekastijd te worden.


De door haar aangestelde kooibewakers zijn sterk geworden. Hongerig en zonder hulp van een leger, dus GE-EMANCIPEERD, ONAFHANKELIJK, in het Aramees, kwamen zij tot hen die omkoperij liefhebben en onthoofden hen, PANIYM in het Hebreeuws, de onthoofding van het vijandelijke vee. Zij groeiden dus op in de gnosis van oorlog, jacht en slacht.


: 8 – Jeruzalem, Ierous-Salem, is vuil geworden door het offeren, als een slagers-vuil. Haar omstanders beven voor haar (zuwl-zalal), want zij hebben haar naaktheid, haar vuilheid, gezien. Ze klaagde, zuchtte, en draaide haar billen, rug, naar hen toe. In het Aramees is dit om hen te kastijden.


: 9 – Het vuil van de rituelen, slagers-vuil, is in haar rokje, ook : hogepriesterlijk gerei, oftewel de borstplaat met de stenen. In het Aramees : haar voeten zijn vuil.


: 10 – De YAD (mannelijk geslachtsorgaan) van de vijand is afgehakt, PARAS, door haar schoonheid, MACHMAD, door haar nakomelingen, door haar HEILIGDOM. Ze zag de vijand in haar heiligdom komen. MACHMAD, schoonheid, betekent ook genade, maar dit is dus een valstrik, lokaas. Genade is geen waarheid, maar een jachtmiddel. De Moeder God schiep genade als een strik voor de dwazen. Hierom heeft het christendom dus grote waarde : Het is het oordeel over hen die de gnosis hebben afgewezen.


: 11 – MACHMAD, genade als jachtmiddel, valstrik, gebruikt door het hare, hen van Sion, van Iereus-Salem, om OKEL, vlees, te krijgen, prooi. Dit gebeurt in het zuchten en klagen, ANAKH, ANAQ. Het zuchten en klagen is ook een halssnoer.


De profeet en schrijver van het boek Klaagliederen laat dan weten dat hij in de handen van deze vrouwen is gevallen, hij en zijn zogenaamde 'machtige mannen'.


15 De Here in mijn midden

heeft al mijn machtige mannen gewogen en verworpen, vertrapt onder de voeten;

Zij heeft tegen mij een feest, MOWED, uitgeroepen

om mijn jongelingen te verdelgen;

de Here heeft als een boog gebruikt

zowel de maagdelijke als de pasgetrouwde dochter van Juda,

en hen gebruikt als een wijnpers.


16 Daarom moet ik wenen,

mijn oog, mijn oog vliet van water,

want verre van mij is de trooster

die mijn ziel verkwikken zou;

mijn zonen zijn verbijsterd –

zo machtig is de vijand!


: 17 Sion kapte het mannelijke geslachtsdeel af,

en er zijn geen vechtslaven meer.

Iereus-Salem is een vuile vrouw (met slagers-vuil) rondom hen.

In het Aramees is dit ook een spottende vrouw.


: 18 De hogepriesterlijke SHEBUW-steen heeft zijn maagden, pasgetrouwde vrouwen en jonge mannen afgenomen, Hebreeuws : tot leven of dood. Dit is dus een test-steen, een oordeels-steen, die onderscheid en onderverdeeld.


: 19 Zijn minnaars schoten op hem met pijlen, bedrogen hem, RAMAH, en zijn hogepriesters, priesters en oudsten vonden de dood in/ door de IYR, het kamp wat dronken is van overwinning.






Hoofdstuk 3. Het Verborgen Sieraad Van Klaagliederen


Klaagliederen 3


1 Ik ben de man die ellende heeft gezien

door de roede harer verbolgenheid.


In het Hebreeuws is 'man' GEBER, 'sterke man', 'warrior', in de zin van met de capaciteit te kunnen strijden, wat in het Aramees GANBARA is, een woord voor ORION. GANBARA betekent sterke man, reus, als de mythische reuzen van Genesis, held, warrior, in de zin van het gewapend zijn. Deze man werd dus door de vrouw Sion en haar dochters overwonnen.


'Ellende' is in het Aramees SWBD, SUW-BADA, SUBAD, een woord voor 'slavernij en discipline'. SUW (Aramees voor EZAU) en BADA zijn verbonden aan de ASER-stam. BADA is de Amazone term voor de ASER stam. BADA is in het Aramees een religieus ritueel, en zelfs iets van de wet wat opgedrongen, gedwongen, wordt. Het is dwang. BADA is in het Sranan Tongos, in het Surinaams 'ergeren, druk maken', als 'klagen'. In het Hebreeuws is 'ellende' een proces waarin het slachtoffer door psalmen en allerlei vormen van verzwakking vernederd wordt om hem tot het punt te drijven van antwoorden en wenen, dus het temmen van slaven.


Vers 2 gaat over de geboorte in de duisternis in het Hebreeuws. In het Aramees is dit de afneming van de verlichting, de NAHHIR, NHYR, wat de kennis van duisternis betekent, dus terugkeren tot de leegte van de duisternis, om daarin tot geboorte te komen. Zij worden in het Aramees als vee daartoe geleid, door verhongering, ook verbonden aan een schip.


3 Waarlijk, tegen mij keert Zij telkens weder

haar hand, de ganse dag.


Dit gaat over een handel in het Aramees. Het vee, of de slaaf, wordt verkocht.


4 Hij heeft mijn vlees en mijn huid doen wegteren,

mijn beenderen gebroken.


In het Aramees gaat dit over gevild worden, ook om leer te maken (vee-huid), MSK, MESAK. Ook wordt de slaaf moegemaakt, BLY.


In het Hebreeuws wordt de ETSEM, de identiteit, het 'zelf' gebroken, de sterkte, het grote nummer, de groepsverbondenheid, wordt verbroken. Ook worden ledematen gebroken. In het Aramees gaat het hier ook over de identiteit.


In vers 6 wordt de slaaf tot de eeuwige honger geleid. Dit is een verborgen plaats (machshak). In het Aramees gaat dit om een huwelijk, wat verbonden is aan een soort van bezetenheid en belegering. Zo wordt de slaaf dus ingenomen.


In vers 7 krijgt hij een moeilijke opvoeding.


14 Ik ben een belaching geworden voor heel mijn volk,

hun spotlied, ZMR (Aramees), heel de dag.


Ook in vers 63 is hij een spotlied.


Vers 48 gaat over de klaagrivier. Deze rivier komt ook terug in Iyowb 21 : 33 in de Vulgata, de Latijnse bijbel.


21 : 33 – De volgers van het kwaad gaan naar het zand van de Cocyti/ Cocytus, de rivier van klaagzang, een rivier in de lagere wereld, onderwereld, en waar ze hun volgelingen mee naartoe nemen. Vgl. De draak/ Leviathan die op het zand der zee (YAM, klagen) staat.


YAM is verbonden aan de dronkenschap van de zee.


Openbaring 12


17 En de draak werd toornig op de vrouw en ging heen om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben; 18 en hij bleef staan op het zand der zee.


Zand is HL, HAL, HALA, HEL in het Aramees, wat ook 'sieraden' en 'stof' betekent, 'dust', wat APHAR is in het Hebreeuws. De draak, de bewaker van de URIM, stond op het zand van de Cocytus, de klaagrivier.


Deuteronomium 33


18 Van Zebulon zeide hij: Verheug u, gij Zebulon, over uw tochten, en gij, Issakar, over uw tenten. 19 Volken zullen zij roepen tot de berg; daar zullen zij offers brengen naar de eis, want zij zullen gezoogd worden met de overvloed der zeeën en met de meest verborgen schatten van het zand der zee.


In het Aramees is zand ook : kostbare stenen. Dit is dus een metafoor voor de stenen van de hogepriester. De steen die hen allen heeft onderverdeeld, de zogenaamde breker-steen, is de SHEBUW, de steen van ASER. Dit is het framewerk, de klaagsteen.


Dit is dus de APHAR, het stof van het paradijs. APH-AR is dan de APH, oftewel de nekketen, het paradijselijke hart, van AR. AR is in de Gor-boeken de grootste stad of nederzetting van Gor. Sinds de oprichting van AR begon ook de Goreaanse jaartelling, waardoor AR dus een soort Christus-positie heeft in GOR.


Iyowb moest de BEHEMOTH overwinnen. De BEHEMOTH heeft OWN, lichamelijke kracht, welvaart, vruchtbaarheid, maar in de diepte betekent het afgoderij, het kwaad. Hij bezat OWN in zijn SHARIYR, wat spier betekent, en wat in diepte betekent : vijand (SHARAR). Ook betekent het navel van zijn buik (BETEN). We zien hier dus dat de satanische prosperity, gebaseerd op materiele lichaamskracht, huist in de spier, als de zetel van de afgoderij.


AROWN, AR-OWN, oftewel AR van OWN, lichaamskracht, spierkracht, was de eerste hogepriester, met een Goreaanse achtergrond, die dus zelfs toegang vond tot de ark. AR-OWN is een anagram van ORION.


AR moet dus ingenomen worden.


De EBEN, de steentabletten, zijn de MAQOWM, het arsenaal, van saffieren, en het heeft het stof (APHAR) van ZAHAB, de weegschaal en exotische sieraden. Saffieren, CAPPIYR, zijn de stenen van de schrijfpriester, van communicatie, in het Hebreeuws. In Yechezqel 1 wordt de troon van God beschreven als van saffieren.


Saffier, sapphire, is een anagram van SaPIER, van SPIER.


DUKKA/ DUKKETA = rituele slachtplaats waar het saffier ligt, de steen van de schrijfpriester, van communicatie, van profetie, SAPPIL, SAPPILA, met de hoofdtooien.


We zagen hoe belangrijk de esoterische juwelen en sieraden zijn, de innerlijke sieraden wel te verstaan, de sieraden van het hart. Zij zijn namelijk onze wapenen. In Iyowb 28 is een plaats, een bron, een MOWTSA van de juwelen en sieraden. De KECEPH, de heilige lusten van de strijd. Een MAQOWM voor ZAHAB, de heilige weegschaal voor kastijding en reiniging. Dit is een plaats om vanuit op te rijzen met een wapenrusting, dus we hebben hier een arsenaal. Deze wapenrusting wordt gewonnen uit de APHAR, waarin het paradijselijke lichaam werd gemaakt. De APHAR is het stof en het vuil van de paradijselijke onderwereld. Deze wapenrusting is nogal geavanceerd, want het is ook een jachtrusting, fokrusting en slachtrusting, BARZEL, wat ook ijzer betekent. Dit wordt dus uit de APHAR gehaald, maar ook geselecteerd, gevangen genomen en getrouwd. Het heeft er dus mee te maken dat deels de wapenrusting van de vijand daar opgeborgen ligt, die we moeten gebruiken. Iywob zegt dat al zou zijn tegenstander een boek schrijven, hij zou het als een verentooi gebruiken (KLIL, KLILA). Ook worden wij dus eerst gevangen genomen en overwonnen door deze wapenrustingen. Ook is het de plaats van NECHUWSHAH, van NACHUWSH, rinkelende slavenbellen, en van NACHASH, de wetten van de heilige necromantie, van het observeren, en van de uitleg van de esoterische tekenen. Dit wordt gewonnen uit EBEN, stenen tabletten, relikwieen, monumenten (bijv. de gedenksteen van waar God de Israelieten hielp de Filistijnen te verslaan). Dit alles bevindt zich in een hart van vrees. Iywob zegt dat de Vreze des Heeren is de heilige secte des Heeren en de oorlogstaktiek, intelligentie en zintuig. EBEN is ook de hagelstenen die een onderdeel zijn van de apocalypse. Deze stenen worden gebruikt om een eeuwige plaats te bouwen, tot het oprichten van een stam.


Het zijn de stenen van de duisternis, van ambush, surprise attacks : EBEN OPHEL. Men doorvorst het uiterste van de duisternis om zulke stenen te vinden, en de duisternis wordt onderverdeeld, zodat er zicht komt (het zogenaamde nachtzicht, waar ook het Eeuwig Evangelie over spreekt). De vervulling hiervan, de perfectie, is de schaduw van de dood, de TSALMAVETH, de honger, de vluchtigheid, de heilige jacht, overweldigd worden, afgezonderd en verborgen uit het zicht, plaats van schilden en slacht, heilige verhongering. Dit heeft dus te maken met het gebied van de THUMMIM, waardoor men binnengaat door de URIM, het toetsende vuur. THUMMIM is een hoge graad van God's heiligheid om nachtzicht te geven. Men boort hiervoor een mijnenstelsel, wat Iyowb 28 op verschillende plaatsen uitbeeldt in de grondteksten, NACHAL, wat ook bezit en erfenis betekent. Kinderen werden door PAROW in de mijnenschachten (YEOR) gegooid, waar de jongetjes moesten werken. De mens kwam hier in na de zondeval, als een put met vele van zulke mijnschachten, als een groot stelsel van slavernij. Hier moest de mens zwoegen. NUWA : Zij beefden, waren onstabiel, en moesten daar rondzwerven. Uit dit deel van de onderwereld, ERETS, komt vlees voort, LECHEM. Daaronder is het draaiende vuur van God, van God's Woede, altaar-vuur, braad-vuur, ASH. Dat draaien is HAPHAK, wat tegendraads en rebels is, tegen alles in wat geleerd is.


Iyowb 23


: 3 – Iyowb is zoekende naar de troonplaats van God/ URYA, de MAWTAB, de tafel van God, goddelijke wezens, de plaats van de jachtmaaltijd in het Aramees.


: 4 – De MAWTAB is de plaats waar hij wordt klaar gemaakt voor de oorlog en de jacht, voor het oprichten van de wet en het recht. Het is de plaats waar zijn mond wordt gevuld met bestraffing en kastijding, de TOWKECHAH in het Hebreeuws.


: 5 – Op deze plaats zou Iyowb in staat zijn God's woorden te horen en gehoorzamen, waaruit profetische liederen zouden voortkomen (chants).


: 7 – Ervaring zal hem laten overwinnen.


: 11 – Zijn voet zou een institutie oprichten als een pad. Dit is het pad van Iyowb, van de THUMMIM.


Ook IYOWB komt in aanraking met de SHEBUW, de klaagsteen, het stof van het paradijs, APHAR. Met de nekketen van AR. Dit begint als een spier om zijn nek die hij moet overwinnen.


Wanneer wij de ANAQ hebben ontvangen, de heilige halsketen, oftewel de APH, het paradijselijke hart rondom onze nek, dan zal dit ons terugleiden tot de grond van het paradijs, de aarde van het paradijs, het stof en het vuil van het paradijs waarin wij gevormd worden, de APHAR. Alles kwam voort vanuit de APHAR, en ook zouden we daar weer naar terugkeren.


Dit is waar het pad van IYOWB naartoe leidt.


In 10 : 9 wil God hem terug brengen naar het stof van het paradijs, de APHAR.

In het Hebreeuws is Iyowb in 7 : 5 bewapend met APHAR. Bewapend is LABASH. Zijn lichaam, BASAR, is hiermee bewapend, wat betekent zijn vlees, zijn vruchtbare (geslachts-)deel. In het Aramees is GSUM, GUSMA, GESMA lichaam, kerk, corpus van boeken en context.

In 7 : 21 zegt Iyowb dat hij geleid wordt om neer te liggen (slapen) in de APHAR. Iyowb moest vuil gemaakt worden, anders zou hij in de onderwereld geen wapens hebben.

In 17 : 14 laat de grondtekst zien dat APHAR brengt tot rust.

Vanuit APHAR, de wapenrusting van Iyowb, die doorboort moest worden, werd BASAR, vlees, voortgebracht in het paradijs.

APHAR zou een nieuw lichaam voortbrengen, gemaakt van BASAR, van YAD, van HARBA, het besneden, ontzegelde 'mannelijke' geslachtsdeel. Een jager dient zichzelf in te smeren met APHAR voor deze reden.

Iyowb 28 beschrijft de Iyowbitische wapenrusting die wordt gewonnen uit de APHAR, waarin het paradijselijke lichaam werd gemaakt. De APHAR is het stof en het vuil van de paradijselijke onderwereld. Deze wapenrusting is nogal geavanceerd, want het is ook een jachtrusting, fokrusting en slachtrusting, BARZEL, wat ook ijzer betekent. Dit wordt dus uit de APHAR gehaald, maar ook geselecteerd, gevangen genomen en getrouwd. Het heeft er dus mee te maken dat deels de wapenrusting van de vijand daar opgeborgen ligt, die we moeten gebruiken.

7 : 5 – Iyowb's vlees is bekleed met sordes = vuil.

Ook wordt het woord pulvis gebruikt. Dit is de Latijnse APHAR.

Psalm 17 : 43 – En ik zal ze (de vijand) verpulveren in de pulvis (stof).

De vijand wordt hier van elkaar losgescheurd en vernietigd in de zin dat de brokstukken ervan weer bruikbaar worden. De APHAR/ pulvis is een gevangenis, en een oven van oordeel. Het is het zegel van doem over de vijand. De APHAR is het laatste oordeel, waartoe alles zal terugkeren. Wij moeten leven vanuit de APHAR. Door de heilige halsketen worden we hiermee bedekt, zinken we hier in weg, om tot een strijder te worden, bewapend te worden, en ontwapend. APHAR is de plek van transformatie en waar het creatieve materiaal is.

Dit is dus de SHEBUW-steen, de steen van ASER, oftewel de klaagsteen, het zand van de klaagrivier. Zo overwinnen wij JOM. Wij komen van het valse klagen (JOM), tot het heilige klagen.

Door de APH komen wij tot de APHAR. De APHAR troont in het paradijs. Iedere Iyowbiet zal tot deze plaats geleid worden. Het is als het thuiskomen. Hier kwamen wij uit voort, en hier zullen we tot terugkeren. Hier vinden we de hogere levels van de URIM-THUMMIM terug. In de APHAR is afgerekend met de vijand.

In de APHAR komt de goddelijke verlamdheid tot groei. Hiermee moeten wij ingesmeerd worden, om veilig te zijn tegen de luchtgoden, de goden van prosperity. De APHAR is een diepere graad van goddelijke verlamdheid, waarin wij ontwapend worden. Dit is niet diep in ons, maar buiten ons, gesmeerd op onze huid. Het is als een oorlogsverf, als een jachtsverf, om ons tot een hogere graad van Iyowbitische oorlogsvoering te brengen.

Moeten we dan gezalfd worden, of heilig vervuild worden ? Christus of APHAR ?

Het is juist zo dat veel elementen van Christus teruggevonden kunnen worden in de APHAR. Hiermee hebben onze voorouders ons een dienst bewezen. Wij moeten de erfenis op waarde leren schatten en niet zomaar verwerpen, of in het tegenovergestelde : aanbidden. Met Christus liet ons voorgeslacht ons een gevaarlijke, onvertaalde erfenis achter, en de bijbel was een uit de hand gelopen reclame hiervoor, vanuit het verstandelijke stenen tijdperk. Ook de Christus-erfenis moeten we op waarde leren schatten. Niet zomaar verwerpen, niet zomaar aanbidden. Wel moesten wij door de Christus-bedeling heen, want er was geen andere weg gegeven. Het pad was juist opgesloten in Christus, dus we moesten wel.

Ons voorgeslacht was in gevecht met deze gevaarlijke, onvertaalde erfenis, omdat dit nu eenmaal regeerde. Zij wisten nog niet hoe APHAR toe te passen. Ons werd dit in de stad aangesmeerd, terwijl de wildernis werd verworpen. De roep is nu om terug te gaan tot het paradijs. In dit alles kunnen wij God's code terugvinden.

Breng alles tot APHAR, echt alles. Zorg ervoor dat je niets overslaat, anders zal het zich tegen je keren, en je tegen houden.

AR-OWN moet dus vervangen worden door APH-AR. APH-AR is de SHEBUW steen, oftewel de klaag steen, klaag rivier.



Hoofdstuk 4. Stierf Jezus werkelijk ?


Hoe kunnen we dieper in de leegte komen om zo verbonden te worden aan de heilige slavernij ?


Dit is een proces van afsterven aan onze oude natuur, zodat de nieuwe natuur kan voortkomen, maar klopt dit in de diepte wel ? In de grondteksten is de oude natuur namelijk de eeuwige oermens, waar we juist naartoe moeten keren. In het Aramees is dit de chronische, langdurige mens die vergeleken wordt met oude wijn, dus de gerijpte mens. Ook in het Grieks is het chronisch, gedisciplineerd, als herhalend, wat een worsteling is in de diepere wortels, een gevecht, als een vechter. Deze worsteling wordt beslist door een winnaar die de hand op de nek van de tegenstander kan houden, als een soort van keling. Nog dieper in de worteltekst van dit woord gaat het om het zorgeloos loslaten of weggooien van iets, zonder er ook maar iets van aan te trekken waar het ding terecht komt. Ook dit is een verscheurder, een vergieter, een schenker.

palaios – palai – palin – pale – ballo


We moeten dus juist terugkeren tot deze oernatuur.


In ieder geval moet de valse natuur afsterven. In welke zin heeft Jezus en het kruis hierin nog nut ? Het pasen is te groot en te diep om zomaar weg te gooien. Wij mogen het kind met het badwater niet weggooien, juist ook omdat dit geroofde gnosis is. Vooral in de dieptes loopt er nog een rode draad, die we dan ook aan het bespreken zijn. Waar gaat het pad ergens verder ? Wij moeten worden tot een offerd


ier. Wij moeten dagelijks sterven. Sterker nog : Wij moeten komen tot de eeuwige dood, om zo te komen tot het eeuwige leven. Dit heeft een plaats in de tijdschijf die in deze dagen hersteld wordt.


1 Korinte 15


31 Zowaar als ik, broeders, op u roem draag in MSY (slager) IES, onze MARYA, ik sterf elke dag.


Romeinen 8


36 Gelijk geschreven staat:

Om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood,

wij zijn gerekend als slachtvee.


Gedood is in het Aramees MWT, in verbinding met MWD, de MOWED, de tijdschijf.

MWT betekent ook : scheiding. Om tot de scheiding te komen, tot een MAZONA, een scheidings-jager (de worteltekst en diepte van wat het Paulinische apostelschap inhoudt, en wat erdoor verborgen wordt gehouden), te worden, is het dus van belang een offerdier te zijn, anders kom je nooit tot de diepe dood en de diepe leegte waarin dit ten volle kan ontstaan. De MOWED is dus een tijdschijf van de eeuwige dood en de eeuwige scheiding. Dit wordt dus uitgebeeld door zowel Petrus als David. Dit houdt dus de diepte in van Christus die door het Pasen, door het zijn van een offerdier, tot de PATER, de Petrus, de heilige tijdschijf van de eeuwige dood, kwam. De slappe vertaling hiervan in 'Vader' moest dit juist verborgen houden. Wij moeten tot de kern komen wat deze symbolen allemaal verborgen houden.


Wij moeten dus ingaan tot de eeuwige, heilige slacht, om van de valse natuur af te komen. In de tijdschijf zijn wij dus zelf het offerdier.


Het boek Richteren is in de grondtekst het boek SLAGERS, SLAYERS.


In 1:3 gaat het in de grondtekst over de PESSA steen in het Aramees. In het Hebreeuws is dit de GOWRAL. Naast de Urim en de Thummim werden er ook andere stenen gebruikt. De PESSA, de PES, wat 'lot' betekent in het Aramees, een kleine, 'verdelende' oftewel onderscheidende steen. Deze steen wordt in Leviticus 16 gebruikt om te bepalen welke bokken er zijn, en hoe ze apart behandeld moeten worden. De steen geeft dus raad in jacht, offer en oorlogs-strategie, en werkt dus samen met de URIM. De SHEBUW-steen heeft dezelfde betekenis als de PESSA in de worteltekst als de verdeler-steen, de breker-steen van onderscheiding. De steen brengt fragmentatie en is als de steen van ASER verbonden aan de runderslacht. Deze komt dus terug in het boek van Richteren, oftewel het boek der Slagers. In het Aramees is de PESSA ook een boek, een tekst, een compositie. Deze steen is dus het framewerk. Voor de slagers is dit een fundamentele steen.


In het Hebreeuws is dit dus de GOWRAL, wat ook systematisch betekent en compensatie, wraak, wat in de worteltekst de ruige steen is. GOWRAL is loon in de grondtekst, wat dus verbonden is aan de runderslacht. De GOWRAL, oftewel de PESSA, of SHEBUW, is een loonsysteem voor de Urim en de Thummim. Ook staat deze steen voor kastijding in het Hebreeuws. In 1:3 wekt deze steen op tot de oorlog.


Slagers 1


4 Toen Juda opgetrokken was, gaf de HERE de Kanaänieten en de Perizzieten in hun macht, en zij slachten bij Bezek, tienduizend mannelijken.


Wat staat hier werkelijk ? Tien is vetmesten in de worteltekst, en duizend is runderen, vee, in de worteltekst, ELEPH. Vetgemeste mannelijke runderen werden geslacht. In de worteltekst is dit de geest van het misleidende onderwijs.


Prediker 12


2 Terwijl de zon of het licht of de maan of de sterren niet verduisterd worden, zo zullen de wolken ook niet terugkeren na de regen.


Wolken, AB, is ook een woord voor duisternis, en AB is het woord wat vaak in 'vader' wordt vertaald. In het Aramees is regen MITRA, oftewel de runderjacht. De zon is het goud in het Aramees, wat in het Grieks de moederschoot is in de worteltekst, de chasma. Na de runderjacht is er dus zicht op de moederschoot.


In het Aramees is Golgotha de preekstoel van het evangelie, wat in het Grieks de runderjacht is. Golgotha is dus in de oude grondteksten de velden van de runderjacht, de bizonjacht. Het is van belang om tot de oorspronkelijke Aramese teksten van het NT te gaan om te zien wat werkelijk de Jezus mythe inhoudt en wat er met Jezus gebeurde.


Mattheus 27


50 Jezus riep wederom met luider stem en gaf de geest.


In het Aramees is dit letterlijk de echtscheiding. Hij stierf dus niet. Op andere plaatsen wordt ook zijn dood in twijfel getrokken :


1 Toen het nu morgen geworden was, namen al de overpriesters en de oudsten des volks het besluit tegen Jezus om hem te doden.


Doden, MWT, in het Aramees betekent letterlijk scheiden. Ook duidt dit dus op de MWD, de MOWED, de tijdschijf, de overgangen van de seizoenen. De dood van Christus is in het Aramees SLM (SALAM, SALOMO), wat niet zomaar dood betekent, maar GEHOORZAAMHEID, behagenis, volkomenheid. Iyowb werd beschreven als volkomenheid, als de THUMMIM. Hij werd een MAZONA, een scheidings-jager, oftewel hij ging door een echtscheiding waarin hij moest werken voor de vrouw van wie hij was gescheiden. In het Aramees is deze 'dood' SLM, wat ook volgen betekent, als het volgen van de vrouw. Hier ging Jezus doorheen. De kruiziging was om dit te beschrijven. In het Aramees was het kruis de galg. Jezus werd in het Aramees opgehangen aan de galg, maar ook dit was een verwijzing naar het ontvangen van de slavenketen, het paradijselijke hart, de heilige wurging, waarin een mens van zuurstof wordt losgesneden, en gaat leven vanuit het bloed van de vijand, vanuit de jacht. Dit waren dus de slagers-initiaties van de IES. Jezus, IES, moest de seizoenen leren, en leren van een seizoen over te gaan in een ander seizoen. De dood was slechts een metafoor voor deze dingen. In het Hebreeuws is de dood verbonden aan verhongering.


We moeten dus een beter zicht op de metaforen van het Evangelie gaan krijgen. Deze betekenissen worden door de kerk verborgen gehouden. Jezus te Kana, waar hij water in wijn verandert, duidt op mayim, zaad, wordt bloed, oftewel van de jacht tot de slacht komen, wat de apocalyptische betekenis is. Jezus, IES, op de ezel, is genomen van de Dionysus mythe, die ook op een ezel reed. De ezel staat in de grondtekst voor de dronkenschap, de slager komende tot de bloeddronkenschap. De wijze en dwaze maagden met de olie kruiken : olie is woede in de grondtekst, en alleen zij met woede worden doorgelaten. Dit is een kenmerk van de slaven die in leven worden gelaten. Als de moeder een slaaf tuchtigt en er is geen woede of een gebrek aan woede, dan is dat een teken dat de slaaf nutteloos is, en dan zal hij in het vuur geworpen worden, oftewel worden vernietigd. Woede is een emotie van levensbelang. De opstanding is in het Aramees het bangmaken, het vol worden met vreze, en bitter maken, naast het feit dat dit woord ook weer scheiding betekent. We krijgen dus zo een heel ander plaatje te zien van het Christus-mysterie en wat er precies met Pasen gebeurde. De opstanding betekent in het Aramees het vieren van iets, in dit geval van het feit dat de IES tot een slaaf was gemaakt, tot gehoorzaamheid was gebracht, en dat is ook Bijbels gezien het doel van al het leiden. Ook werd de echtscheiding dus als een feest gevierd, wat verbonden is aan de scheidings-theologieen van Betelgeuze en de wetten van Var. Dit heeft dus te maken met vruchtbaarheids-rituelen.


Maria is de rebellerende, de ongehoorzame, in de grondtekst. Wanneer zij dus buigt aan de voeten van Christus, oftewel de Chasma, de moederschoot, is dit juist duidend op Jezus zelf die voor de Christus buigt. Jezus wordt in het Aramees namelijk als de MARYAH beschreven, wat in Heer werd vertaald door het Westen. Wij moeten dus af van het plaatje dat de vrouw buigt voor de man, want in de grondtalen klopt dat niet meer. Het gaat over de schuldige, de ongehoorzame, de rebellerende, die buigt voor de grote moeder.


De stauros, wat in kruis vertaald wordt, is in het Grieks de paal. Vanuit het toetsen worstelen we met het lijden, maar door de kastijding leren we ook de gehoorzaamheid en het aanvaarden van de tucht. De tucht is om de goddelijke verlamdheid te brengen. In de grondtekst gaat het dus om paal-slaven, en de opstanding staat voor het ontvangen van de heilige vreze. De opstanding is dus een heel misleidend woord. Wij moeten tot de diepte van Pasen komen, tot de vreze des Heeren. Vrees wordt door het Westen als negatief gezien en bespot, maar de vreze is een middel om tot de dieptes van heilige slavernij te komen.


Toen Jezus stierf werd hij tot in de rots gedragen, tot de Petra, oftewel tot Petrus, ook een beeld van de heilige tijdschijf. Een steen werd voor de ingang gerold. Deze steen is de EBEN in het Hebreeuws, het harde hart, wat ook : het hart versteend van angst betekent, wat weer over de vreze gaat. Ook gaat dit dus over de heilige verharding. Stauros, de paal, betekent in de worteltekst : volharden. Pasen is dus het feest van de volharding, van de verharding. De doornenkroon staat in de grondtekst voor de scalpering. Verder werd hij ook bespot, wat in de grondtekst ook misleid betekent. In het Aramees betekent het kruis 'wreed'.


In het toetsen moeten wij worstelen met de dood, en komen tot de vreze. Wij moeten gaan van de dood tot de vreze. Ook hierin moeten we tot de diepste vreze komen, tot de vreze tot de vreze tot de vreze, en wij moeten komen tot de eeuwige vreze.



Hoofdstuk 5. De Toren Van Babel


In de grondtekst zien we een heel ander beeld van het gedemoniseerde Babylon, wat daar juist wordt neergezet als een prachtige paradox. Tijd om dus ook de andere kant te zien.


Met de bouw van Babylon gebeurt er iets heel moois in het Aramees :


Er wordt een oorlog gevoerd als het voorbereiden van een maaltijd. Die oorlog is een liefdes-vuur, wat in de Hebreeuwse diepte de baarmoeder is. Dit brengt een bepaalde dronkenschap in het Hebreeuws, en een heilige vervuiling. Dit vuur is het vuur van de Urim in het Aramees, oftewel het testvuur. Het gaat hier dus om een test-oorlog. Alles wordt aangevallen om het te toetsen. Het is een oorlog van boogschutters. Zo worden er uit de rotsen sieraden gemaakt, KYP, KEPA. Die sieraden brengen in het Hebreeuws dronkenschap, het zwellen en schuimen van de zee. Dit brengt de heilige traan voort (kamara, kamera), wat ook roodheid betekent, rood worden. Dit zien we ook terug in het EE.


In het EE gaat het over wereldschepen die tot behoudenis worden opgesteld voor het overblijfsel. Die wereldschepen leiden tot de bloemen-wateren, waar het overblijfsel elkaar met sieraden van oude verhalen en sprookjes versieren.


De Nieuwe Openbaring, 6


111. Ook zag ik de tijden van Kabbernal, ver voor deze scheppingen.

112. En Kabbernal werd groot tot een stad des Heeren, en zij die in de stad waren dronken de Tranen des Heeren.

113. En er was Rust in de Tranen des Heeren, en de Heere liet het bloesem van Zijn Hart zien. In die dagen waren de wereldschepen op aarde, en zij omhulden elkaar met sieraden van oude verhalen.

114. En de Heere liet al Zijn Tranen kennen en er kwam grote Rust tot de poorten van Kabbernal. 115. En het vuur van Zijn Tranen begon de aarde te wassen. Dit waren de dagen van de brandende zeep.

116. En de Heere leidde hen van Rust tot Rust.

117. In de Tranen des Heeren is het heilige zaad.

Kabbernal is één van de zeven geesten, één van de zeven gnosissen, voor de troon van de Moeder Gnosis.

De Nieuwe Openbaring, 5

50. En uit het altaar kwam een zwarte panter die de ruiter van de draak verslond. Zware hagelstenen kwamen op aarde, om de schepen der kooplieden te doorklieven. 51. En een slang die vanaf het begin in het binnenste der aarde opgesloten werd gehouden brak los. En een stem sprak : Nu is het zegel der slangen verbroken. 52. Wee hen die op de aarde leven. Zalig hen die van het medicijn van Zurastael eten, en die van zijn siroop drinken. 53. Zalig hen die het gif van slangen in zich dragen, want zij zullen gereinigd worden. 54. En de bloem van God kwam tot leven om het zaad van de ruiter van de draak te verslinden. En haar werden de sieraden des hemels gegeven, en zij bracht dronkenschap over de volgelingen van Zurastael.

De heilige sieraden worden veel besproken in het EE, juist omdat deze het overblijfsel in de heilige dronkenschap moeten brengen, oftewel de andere frequentie van het verstand om dingen te doorzien. De dronkenschap wekt de visioenen op. Deze sieraden zijn belangrijk voor de herbouw van de tempel.


55. En ik zag een teken in de hemel waaronder vier panters verwekt werden, die de aarde doorkruisten om de tempel te bouwen.

De Nieuwe Openbaring IV, 5


26. En dit zijn dan de hellenrijken der rode tijgers : Het eerste hellenrijk is Vialvik, en zij brengt de vleermuizen voort en de hoge tonen des hemels. Zij is dan de wever van het roze en dat wat onder het roze is, tot aan het spiegelende roze en het grijze. 27. De kaplehun is Kobalski, en de tweede kaplehun is Beriabehan, de derde kaplehun is Totihotski, de vierde Fruhanskidaklaton. De vijfde kaplehun zal dan altijd Daklaton heten. Het tweede hellenrijk is Daschesehips. 28. En hier zijn de Tartaren rijkelijk te vinden, zij, als sieraden van het kruis van Maser, als de sieraden van de armoe, en als de gelakte en lederen flessen van Saturnus, waarin de geesten slapen en dronken zijn. Zij zijn dan het purper, aan de dronkenschap gelijk geworden. 29. En zo zijn er vele purperen voor het aangezicht des Heeren, hen met de lichtpaarse gezichten. En zo vloeien vele Tartaren en Purperen hiervandaan.

De Nieuwe Handelingen, 11.

1.Hoeveel Golgotha's hebben wij dan nodig - hoeveel karmozijnen - om tot het huis des heeren te gaan ? Zou Hij dan voor hen strijden, die alles opzij hebben gedaan ? 2. Waar het konijn dan met de muis strijdt, ziet, zij zijn slechts karmozijnen. Alles vergetende, de vierde dood betreden. 3. De bakkermans gezichten, vreemde vlinders zijn zij. 4. Ziet hoe ik hier ren met pijnen onder mijn armen, zij willen er brood van bakken, die karmozijnen. Met hun brokaten staan zij daar. 5. En Spricht heeft daar het hoogste woord, met putten onder zijn klauwen. 6. Hoeveel karmozijnen draag jij op je rug ? En jij ? 7. Hoeveel konijnenholen op Golgotha, en hoeveel holen van slangen ? En waar leiden zij naartoe ? 8. Zij branden bakkers daar als kaarsen, hen met de meeste karmozijnen. 9. De bakker heeft het hoogste woord, de pausen staan daaronder. Zij hebben puntige hoeden. 10. Zelfs de vossen hebben holen op Golgotha. Ik ben er niet geweest. Zij dobbelden om zijn klederen. 11. Die dobbelsteen, dat is een ellendig ding geweest, een deur tot de karmozijnen. 12. Wie kan die deur dan breken ? Roodkap of het paradijs ? Ik zag hen daar wenen, want niemand kon het breken. Voor een lange tijd, stonden zij daar. 13. Achter die deur, daar woont een bakker, met zijn karmozijnen bakt hij brood. 14. Hij is de grote karmozijn, de bakker van Golgotha. Spricht met het hoogste woord, de bakker spreekt zijn zegen. 15. In een konijnenhol werd hij groot, hij is daar altijd gebleven. 16. Nooit heeft iemand hem de weg gewezen. Nooit heeft iemand hem verstaan. 17. De bakker van Golgotha, wonende achter hoge deuren. Nooit heeft iemand hem begrepen. 18. Mijn tijd is op, ik moet gaan. Ik heb geen zin in discussies, geen zin om te blijven kijken, als de grote jongens gaan slaan. 19. Als je mij kennen wil, volg mij, ik heb de deur van de dobbelsteen opengebroken. Ik heb de bakker geschapen, ik ben de kleermaker, de grote brokaat. Ik ben de kruistocht, de weg tot Golgotha. 20. Ik heb mijn karmozijnen tot sieraad geregen. Ik ben de lijdensweg, met de sleutelen tot het bestaan. 

Karmozijnen zijn in het EE de plaatsen van het lijden, de Golgotha's. De Karmozijnen, de Golgotha's in je leven, kun je tot sieraden rijgen. Degenen die dit werk doen, worden in het EE de kleermakers van het lijden genoemd, de zogeheten 'brokaten'. Dit zijn de lijdenswegen.

De karmozijnen, de Golgotha's, zijn de bakkers. In het Aramees werd Babylon gebouwd door het bakken. In het Aramees is Golgotha de preekstoel van het evangelie, wat in het Grieks de runderjacht is. Golgotha is dus in de oude grondteksten de velden van de runderjacht, de bizonjacht.

In het Hebreeuws is de toren van Babylon een preekstoel, een bed in de tuin, en bloemen. Babylon is dus de plaats van het runderfeest, migdal. Juist in de grondtekst is dit de plaats waar de mannelijke suprematie overwonnen kan worden, en waar de valse genade wordt verbroken. Daarom werd Babylon als geheel gedemoniseerd, maar dit zal juist de sleutel zijn tot overwinning. In het Aramees is de toren van Babylon een schatkist, MAGDAL, MAGDLA, wat wijst op Maria van Magdala, oftewel Maria Magdalena.

Dit alles om 'naam' te maken, wat in het Hebreeuws een merkteken en een piercing is, SHEM, van SUWM, kinderen krijgen. SHEM, SHAM, oftewel SHAMA is gehoorzamen, oftewel heilige slavernij. De SHEM vertoont eigenschappen van de MOWED, de tijdschijf.

Het Boek des Levens 3

7. En Sta zei dat hoewel ze nu in de hemel en het eeuwig leven, de reis door de dood en door de hel, als het zuiverende vuur des geestes nog niet voorbij was. En Sta liet een sieraad zien van de dood van Christus, genaamd de grote Krurg. En zie het was als de harem van de doornenkroon, en hun namen waren : Spimas, Spassam, Spussum, Spolam, Spolus, Spulus, Spulum, Spukkus, Flijm, Flaim, Fluis, Fluim, Spijm, Spuim, Schuim, Korres, Zettus-B, Kahel, Korg, Korgel, Kaslam, Kwadret, Kabuls, Kabulsch, Horrijn, Jakis, Zette, Maaslim, Tas-Lamen, Nikneit, Narit, Tzartvongen, Tzartvingen, Vesnit, Vakin, Rakin. En toen liet Sta een sieraad zien van de hellevaart van Christus, genaamd de Prosmon. En het sieraad was zeer krachtig, en was de tweede harem van de doornenkroon. En hun namen waren : Didomet, Kurgras, Kurgbosse, Kurgtom, Smalnes, Kurgdomet, Spaakdom, Domekals, Kalshut, Kamel, Tonije, Ergturg, Turgdom, Turgfisse, Fissekodom, Heidom, Heidem, Hergsiti, Hergheidom, Keidonne, Keidos, Keislert.

8. En de derde harem van de doornenkroon was genaamd de Grote Jaganta, en zij was het sieraad dat de ogen kon openen en visioenen en dromen kon geven. En hun namen waren : Fanir, Fassa, Fessa, Fissa, Jiskas, Jiskitte, Jiskidde, Jiskide, Julof, Kaker, Kamit, Kande, Kandij, Kandije, IJe, Jamba, Jasbo, Dekhelt, Daslo, Buslos, Boslus, Baake, Spoeme, Propoppe, Pidis, Pide, Kirch, Paake, Botte, Berhim, Parhas, Poos, Polk, Plaak, Poermoes, Proxmi, Pirtis, Pirklille, Hochshelt, Pookhelt, Pamix, Pirkmin, Pirkminne, Porklos, Porklosse, Padissa, Padamin, Podosluul, Kurtlit, Kerlenke, Kershwinne, Kamin, Kaminne, Kierklin, Kiswin, Kurlenze, Koslau, Kanik, Kerlentes, Kokwonen, Kokwau, Kokesses, Irksdwakei, Dirfwinne, Dirfwrum, Dirfwinnesse, Dirfwenkes, Dirfwentes, Daakschwin, Daakschwinne, Kirkmin, Kontau, Korkwanne, Korkwanin, Koflo, Kotlo, Korschwon, Korschlondo, Kortenu, Kortedane, Kortedame, Mirkwin, Deklos, Karhut, Karhutdaanschwimme, Miktes, Mikteschwinne, Korschkanau, Kwanut, Borschlon, Borschlonne, Buchtes, Buchtinne, Birisch, Bizanto, Birschwin, Bochteld, Baschwesse. En zij hadden grote macht, ook tot het sluiten van ogen en het wegnemen der gaven van visioenen, dromen en andere profetische gaven van het oog.

We zien hier het hoofdsieraad. Zowel een toren als een stad zouden ze bouwen in de westerlijke vertalingen. In het Hebreeuws is de stad 'woede en vrees', als een terreur. Ook is het een kamp of een nederzetting – IYR, vijandelijke en aggressief. In het Aramees is dit een hoofdsieraad.

Het Boek des Bloeds 1

12. Heere, leidt uw volk tot de armoe, laat haar niet ten verderfe gaan door de welvaart. Heere, ontmasker hen in uw volk die de Mammon volgen. Oh Heere, u heeft de heilige armoe tot ons gezonden om te getuigen van een hemelse rijkdom. Dit is de rijkdom van uw Woord. Heere, u heeft ons gereinigd door Uw bloed. Verbreekt dan ook de Mammon door uw bloed. Ja, door het kruis is de Mammon verslagen, en door het kruis hebt gij de grote Jom geveld, en gij hebt ons geleid tot de lokogamen, de sieraden van het lijden. Gij hebt ons rijkelijk bekleed.

Lokogamen is de algemene naam voor de sieraden van het lijden in het EE.



Het Boek van de Heilige Voetspijkers

1. Het geheim van de profeten ligt in de doornenkroon, zij die visioenen geeft en dromen.


Hermitaten 3.

De wereldschepen

1. Laat dan het grote Metensia u leiden tot het schip der liefde. Dan zult gij varende door bloemenwateren de hemelpoorten van Kabbernal bereiken. 2. Oh gij, die tot de wereldschepen zijt gekomen, en tot het schip van Metensia, laat haar dan uw winden leiden. 3. Vrees dan niet de stormen der gewesten, want zij zullen uw sieraden laten branden als kandelaren in de nacht. 4. Smeekt dan vurig om de Tranen Gods, als honing voor uw boten. 5. En Haar haren zullen vlammen van verdoving, en gij zult haar verzegelde tranen zien. Laat haar Tranen u dan dronken maken, opdat gij verlichting brengt tot haar hart. 6. Dooft dan haar vlam niet uit, maar breekt de zegels der wateren. 7. En steeds hoger klinkt haar stem, als zij de berg bestijgt, en haar nachtgewaad bedekt de wateren, voor het stille nachtlatijn. 8. Haar slaapliederen verdoven harten, en brengen de wateren tot stilte. 9. In haar Tranen beeft het heilig zaad, gemanteld door haar liefde. 10. Scherpe pijlen zijn op haar boog, door wonden vinden zij hun weg, om paden in de duisternis te maken. 11. Zalig zij die tot haar Tranen genaderd zijn, haar zeven Geesten (Gnosissen). 12. En de Lichten van Spricht stralen in haar Tranen. 13. Haar monden zijn verzegeld. Laat hen spreken. Zij brengt zoete woorden en zoete wijn, om harten te verdoven, om genezing te brengen tot hen in zwijm. 14. Laat haar Verstand uw sieraad zijn, en haar Wijsheid u omhullen. Zij heeft bliksem in haar ogen, met de sneeuw als haar mantel.


Metensia is dus ook een geest voor de troon van de Moeder Gnosis, oftewel één van de gnosissen, naast Kabbernal. Kabbernal is de gnosis van het altaar, van het offeren.


Hermitaten 2


27. En grote verdrukkingen kwamen tot de aarde. En velen gingen als in gevangenschap, maar Kabbernal begon de heiligen te hoeden en werd vlees.


De gnosis van het offeren zal in deze dagen dus 'vlees worden', oftewel haarzelf manifesteren.


Hermitaten 4.

Metensia, Geest (Gnosis) van God

1. En laat haar stemmen hoog zijn, als de stemmen der ukalien, de geesten (gnosissen) en arxels van Kabbernal. 2. En laten de ukalien haar lof brengen en haar omhullen. 3. Oh, laat Metensia rijzen tot in de laatste hemelen om haar werk te vervullen. 4. Laat haar verstand zwijm zijn, en haar doorzichtige jurken vreemden leiden. 5. Laat hen haar brengen tot het allerheiligste als zachte olie branden. 6. Het allerheiligste zij als zilver voor u, reinigende de schuilhoeken van 't hart. 7. En in de vlam der olielamp komen ukalien naar voren om het allerheiligste te vullen en te zuiveren, als een geschenk des Heeren. 8. En gij zult het gerei des Heeren apart leggen voor zijn (haar) altaren, om het te zuiveren in vuur. 9. En Metensia zal Zijn (Haar) Geest (Gnosis) zijn. 10. Laat haar woorden u dan zuiveren, opdat gij door de vlammen der ukalien geleid kunt worden tot de nieuwe tabernakel. 11. En gij zult een leegte in uzelf bemerken, en daar zult gij de Heere zien. 12. En de leegte zal tegen u spreken als tot zonen, en gij zult het nieuwe hart aanschouwen, met de tafelen van Kabbernal (de gnosis van het offeren). 13. Gij dan bent gekomen tot een zuiverend vuur. Maakt ge dan op om den Eeuwigen Geest (Eeuwige Gnosis) te ontvangen, met het ijs dat eeuwig brandt. 14. Gij hebt nog niet tegen de zonde ten bloedens gestreden. Ook draagt ge nog niet Metensia's wonden in uw hart. 15. Scheidt u dan af van het boze geslacht, opdat ge onder haar hamerslagen niet als een roos zult verwelken. 16. Maakt ge dan op om tot haar heilige berg te komen, en het licht van haar hart te aanschouwen. 17. In zuivere oorlogsvoering zult ge haar Geest (Gnosis) ontvangen. 18. Strijdt dan om aan haar toorn te ontvluchten, dan zult ge met haar aan de ketel van haar toorn staan.



Ook in het boek Hermitaten in het EE wordt de Aramese grondtekst van Babylon gemanifesteerd :

Hermitaten 12.


14. En toen brulde de Heere om het zegel van de vijfde donderslag te openen. En de bloemenzeeen gingen open, en verhalen van het verleden werden opgevist, en men versierde elkaar daarmee. De dieren des hemels begonnen te verschijnen, en Renok opende Zijn tempel.


4. En Abdal werd groot voor het oog des heeren, en bracht veel troost. En zo werd hij het kind van troost genoemd. En met Maasdo ging hij uit om Kabbernal te herstellen. En zo waren dan Abdal, Maasdo en Kabbernal een groot sieraad voor de Heere, en zij brachten de wereldschepen voort.


3. En de tweede stam heette Abdal, en dit was als het kind der apen en runderen.



6. En aan haar werd de Marion als een schat geschonken, en daarmee leidde zij haar broeders en zusters in vrede voor het aangezicht des Heeren, en was zij de vreugd van Renok. En de vijfde stam was genaamd Sartarus, en deze droeg vele kronen. 7. Tot deze kwamen vele brokaten en nachtlatijnen als de sieraden des hemels, en des Heeren.




En de zesde stam was genaamd Akra, en zij kreeg vele macht over de sterren, en was aangesteld om het zachte te zuiveren. En zij werd groot in de naam des Heeren, en was als de vrucht van Renok. 8. En Zoekru groeide op voor het aangezicht des heeren, de zevende stam, en zij heerste over het dunne en het dikke, en had macht hen te zuiveren. Ja, ook had zij grote macht over het vuur, en kon het laten neerdalen wanneer zij wilde, om haar werken te doen. 9. En zo was dan Sartarus Akra Zoekru als het Heer der duisternis, aangesteld als een sieraad van Sarsia van Renok. En de achtste stam was als het Vatex des Heeren, en het was wit, als een groot wit vuur, en zij werd genoemd Lakus, en droeg de sleutelen der mysterieen. 10. En aan haar werd het Esmeralda geschonken als een bloemenjurk, doorzichtig van glans, en zij had vele kragen en openingen. Ja, zij had de macht over de sluitsels des Heeren die als slaapliederen waren in de nacht.



Hermitaten 18


18.

1. Door uw pijn zult gij de Christus (Chasma, moederschoot) zien. Door uw pijn zult gij de rozen zien, en hun goddelijke geuren. 2. Ja, zij zijn de koningen van de pijn. En de Christus is vol met hen. 3. Veracht dan de doornen in uw vlees niet. En laat ze niet voor hun tijd wegnemen. 4. Want zulk een apostel die zulke dingen doet is de Heere een gruwel. 5. Gij zult u dan van zulken afzonderen, opdat de Heere u niet met hen afzondere. 6. Want zulken zijn een stank in de ogen van de Heere, en zij zullen gerekend worden tot de uitwerpselen van koeien. 7. Ja, een gruwel voor de Heere zijn die profeten die Zijn tijden niet kennen. 8. Laat de ketenen dan die bescherming heten uitgroeien tot rozen, en laat de doornen uitgroeien tot wapenen, in plaats van het zaad des Heeren weg te gooien. 9. Het kruis is dan hen die de Heere dienen tot sieraad, maar hen die zondigen is het tot de uitwerpselen der varkens. 10. En de doornenkroon is tot een lieflijke geur van hen die Zijn tranen dragen, maar tot de goddelozen is het een reuk des doods. 11. Indien gij lijdt, lijdt in de Heere, opdat gij het zaad van genezing zult zien. 12. De Heere echter leide u tot het kruid van Golgotha (runderjacht, runderfeest – karmozijnen, bakkers van het lijden, bouwers van Babylon), opdat gij nog grotere genade zult zien. 13. Heiligt dan de negen boeken des geestes (van de gnosis) in uw harten, als het Zuivere Woord, opdat gij het zilver des Heeren zult zien. Het Tweede Woord dan is het goud (Griekse worteltekst : moederschoot) des Heeren. 14. Gij dan zult zuiver worden in het zilver des Heeren, wanneer gij dan de Woorden die Hij (Zij) aan u gaf zuiver houdt. 15. Zij die het Woord bezoedeld hebben, hebben daarmee hun geest (gnosis) en ziel bezoedeld. 16. En bruisende wateren van het zilver zullen u leiden tot Getsemane, waar gij het gezicht des Heeren zult aanschouwen. 17. Ziet dan, want Hij (Zij) spuwt vuur en wateren. Wie dan spuwe, spuwe in de Heere. 18. Hij (Zij) dan, die het Woord en Zijn (Haar) slijk bracht, om de ogen van blinden te openen, staat voor u. 19. En Hij (Zij), en Zijn (Haar) Geest en de Geesten Gods (Gnosis en de Gnosissen Gods) kloppen op uw deur. Ziet dan, zij zullen u tot rechters wezen.



Hermitaten 36


38. Zij dan die slaven zijn : Weest als slaven in de Heere, want gij zijt bouwers van het Koninkrijk Gods. Nu is er dan niets zonder nut, en deze allen zijn de raadselen des Heeren, die gij als heilige sieraden om uw nek dient te hangen.



43. Streeft dan allen binnen te komen in de Traan des heeren, die alle pijn laat wegvloeien, en dit zal uw verborgen sieraad zijn. Gooit dan geen paarlen voor de zwijnen. 44. Zij die de Heere dienen zullen uw sieraden opmerken en hebben de sleutelen tot uw hart. Gij hebt dan geen eer of aanzien van node, daar de Heere u eert, en zij die Hem dienen. 45. Gij echter moet kleiner worden om de poorten der eeuwige behoudenis binnen te gaan en het eeuwige des hemels. 46. De schatten daar zijn verborgen, maar niet voor hen die de Heere dienen en Hem liefhebben. 47. Zij dragen immers zijn traan en zien alles. Zij die jong zijn leven in vele onzekerheden, daar zij de dingen des Heeren niet zien. 48. Zij zijn dan wild en hebben pijn, daar zij de ketenen des Heeren nog niet hebben gevonden. 49. Laat dan de ketenen des Heeren u tot rust brengen. Gij dan die jong zijt hebt vele gevechten, maar de ketenen des Heeren zullen daar een einde aan maken.



Lokogamen


3. De lokogamen dan zijn de sieraden des kruizes, en zij staan aan de weg om voorbijgangers te bespotten.


4. Diep in de wildernissen hebben zij hun hutten van vlees. Weet dat zij bloeddorstig zijn, want zij dragen de wraak des Heeren in hun binnenste.


5. Alleen door de Lokogamen komt gij tot God. Kunt gij met de lokogamen worstelen en overwinnen ? Zij zijn dan de delen van de ziel van Christus toen Hij uiteen werd gescheurd. Kunt gij langs deze woedende delen van Christus komen ? Ziet, zij zijn als wilden.


4B. Oh pelgrims van het woord des Heeren die tot de lokogamen genaderd zijn : Volgt u alleen een vertaling van het Woord des Heeren, of volgt u de zuivere grondtekst. Want vele lieden hebben het Woord des Heeren vertaald om hun eigen lusten daarin weer te geven. Houd uzelf daarom dicht bij de grondtekst opdat uw ziel niet zal afdwalen. Wie heeft u dan betoverd en Christus als gekruisigd afgeschilderd ? Werd zijn ziel dan niet verscheurd en gebroken ?


Het gaat hier er dus om dat 'Christus' geroofde en misvertaalde, verdraaide gnosis is, wat een enorme heilige en goddelijke woede heeft opgewekt.


6. En ik zag de lokogamen die de wonderschoonste verhalen vertelden die sinds de grondlegging der wereld verborgen waren gebleven. En ik zag een geest genaamd schaamte die veel macht verloor en begon te smelten. En het bloed van de wildernis begon te vloeien, en de wildernis begon te bloeien, maar daar omheen begon een nog grotere wildernis te groeien. En ziet, deze wildernis was droog en dor. En zie, de buitenste wildernissen waren duister en diep, en zij werden genoemd : de alverzoening der lokogamen. En ik zag de verborgen en verloren lokogamen uit hun holen komen en zij omsingelden de grote stad, Babylon. En zij riepen de namen van hen die zich in de stad bevonden, en zij maakten van de stad een wildernis. En in de dieptes van de stad vonden zij terug dat wat verloren was.

 

Hier zien we weer hoe belangrijk Babylon is.


7. En ik hoorde een bazuin klinken, en de stemmen van de lokogamen begonnen voort te komen, en ik zag zeven stemmen. En ik hoorde een stem zeggen : Kom. En ook een andere stem sprak : Kom. En toen de eerste stem der lokogamen sprak zag ik de Risgamen, de Geest van Christus, aan het kruis verbroken worden, en zij werd tot sieraden, die der bedieningen. En toen hoorde ik de tweede stem der lokogamen spreken, en ik zag de Beker van Christus aan het kruis verbroken worden, de Talgamen, en ziet, het werd tot sieraden, die der sacramenten. En ik hoorde de derde stem der lokogamen spreken, en ik zag de delen van de verscheurde Risgamen : de criptiek en het orakel. En ook deze delen waren verscheurd. De criptiek was verscheurd in twee delen : gebondenheid en slavernij. En ook deze delen werden verder verscheurd, en ik zag de verborgen en verloren risgamen. Ook het orakel was verscheurd in twee delen : vuur en ijs, en ook deze delen werden verder verscheurd. Het vuur tot woede en macht, en later werden die delen ook verscheurd. En ik zag de Beker van Christus in twee delen verscheurd, genaamd strijd en arena. En strijd werd verder verscheurd in lamheid en kracht, en arena werd verscheurd in verslinding en wacht. En ik hoorde een vierde stem van de lokogamen spreken, en ik zag verslinding en wacht verder verscheurd worden. En zij werden talgamen genoemd, en ik zag vele verborgen en verloren talgamen, en zij omsingelden de grote stad. En met Babylon gebeurde wat met Sodom en Gomorah gebeurde. En dit werd de alverzoening van risgamen en talgamen genoemd. En ik hoorde een vijfde stem der lokogamen spreken. En ik zag dat grote botten werden gebroken, en van de delen werden sieraden gemaakt. Toen de zesde stem der lokogamen sprak zag ik het vlees van Christus verbroken worden. En aan het kruis werden de stukken verdeeld, en dit waren de namen der stukken : illusie en visioen. En illusie werd verscheurd in groei en wortel, en groei werd verscheurd in grootheid, en wortel werd verscheurd in licht. En visioen werd verscheurd in reuk in smaak. En reuk werd verscheurd in aantal, en aantal in groen. En smaak werd verscheurd in binnenste en controle, en controle werd verscheurd in traan. En bij het horen van de zevende stem werden de delen verder verscheurd, en zij werden genoemd inaputen, sieraden des doods. Daarna zag ik de wapenrusting van Christus aan het kruis doorboort worden en verbroken, en de delen werden sorsollen genoemd, sieraden van de hel. Daarna zag ik het Bloed van Christus verstrooid worden. En ik hoorde een stem zeggen : Kom, en een andere stem sprak : Kom hogerop, en ik zag de sieraden van de armoe, en zij waren het verstrooide bloed van Christus, de Tokon. En ik hoorde het geluid als van duizend stemmen, en ik keek achterom en zag velen ontwaken, en zij kwamen voort uit het stof. En zij droegen messen. En zij werden gedoopt in een rivier des doods, en ik zag een man opstaan die een jong schaap als een lam op zijn schouders droeg. En de man werd groot voor het aangezicht des Heeren, en droeg de wol der wildernis, en leerde met de boog des Heeren te schieten. En hij had het merkteken van de boog op zijn arm.

 

In het boek Iyowb zijn de sieraden wapens.


De Nieuwe Handelingen II, 19


10. Laat uw sieraad dan van binnen zijn. De stilte van een vrouw is dan haar sieraad, en zij die tranen hebben en daarbij de tranen der profeten dragen, hebben de sneeuw Gods als sieraad. 11. Ja, zij zijn als de tweede Pazzia voor de Heere, als de heilige Magdalene. 12. Ja, over hen waakt de engel Sarsia met haar tienduizenden. 13. Zij zijn onderwezen door de engel Rumah, die de vreze der profeten draagt. 14. Heilige vrouwen zijn zij, en de schepping des heeren wacht in grote barensnood en reikhalzend verlangen op het openbaar worden van de dochters Gods. 15. Maar zij die het ijs des Heeren niet kennen hebben part noch deel aan deze zaak en haar geslachten. 16. Kent dan de boom Gods brandende in de hemelen, want haar vruchten vallen op de aarde om de afvalligen te verzengen. 17. En hun as zal tot olie en schuim zijn in de sieraden der profeten. Dit spreekt hij die het gezicht heeft als een vuurvlam. 


RUMA is in het Aramees een rivieren-oerwoud, wat ook een woord is voor hemel. De hemel is een belegering en belegerd. Maria Magdalena is in het Aramees een beeld van de toren van Babylon, de schatkist. Dit is de plaats van het runderfeest in de context van de oude grondtalen, de overwinning over de mannelijke suprematie.


De Nieuwe Handelingen II, 20


6. Weet dan dat de engel Rumah de kindekens leidt en hoedt en zij houdt de tijden des Heeren in haar hand. Ja, zij is een engel des Heeren. 7. Zij is het die de planeten in hun banen leidt, en zij laat u gaan van jaar tot jaar. 8. Ja, zij is de bewaakster van de seizoenen des Heeren, en zij zegent en brengt tot rust hen die ouder zijn. 9. Ja, ook gij bent op weg naar de schuilplaatsen van rust, want de jeugd is hard en wild. 10. Maar ook gij weet dat het wilde Gods wilder is dan de wereld, en het harde Gods is harder.


De Nieuwe Handelingen, 4


5. Laten we samen weer gaan spelen, de oorlog is voorbij. Je hebt kaprunnen in je haren, karbulijnen om je vingers, als de sieraden des hemels. 6. Op het reukofferaltaar, zoveel offers voor een reuk. 7. Ze hebben me gestoken, die bijen des hemels, en nu ben ik dan honing van het kruis, driemaal verbroken, driemaal op dezelfde plaats gestoken. 8. Ze schiepen daar een wond in een wond, als een waterig trauma, geen kracht meer om op te komen. 9. En de derde steek was dan om te doden, om mijn ogen te openen. Ze stak mij diep, de zoete spin, en nu stroomt geurige wijn. 10. Het gebak der eeuwen is niet meer te vertrouwen. Steek mij nu, voordat het te laat is.



De Nieuwe Handelingen II, 1


25. En de engel Sarsia de tweede raakte in gevecht over het lichaam van de tweede Christus dat door de dansers en hun volgelingen was verkracht. En zij had tegenover zich staan de tweede satan, de tweede slang en hun zonen. En de tweede Metensia kwam haar ten hulp, en met de slangen des hemels brachten zij het lichaam tot het tweede graf. 26. En zijn discipelen weenden voor veertig dagen en nachten bij zijn graf, en hun tranen werden hem tot sieraden. En na deze veertig dagen stond hij op en weende. 27. En heilige vrouwen der aarde volgden hem, terwijl hij het tweede evangelie begon te verkondigen. 28. Ken dan de krachten van het tweede graf, en hebt dan deel aan zijn lichaam. 29. En het tweede avondmaal werd ingesteld tot zaliging van hen die weenden. 30. En de tweede Salomo verscheen aan Hem om hem schatten te brengen. En de Heere zag dat het goed was en gaf Zijn Zegen. 31. Laat dan de tweede farao uw lichamen niet tegenhouden in de ketel des Heeren, en doe dan een beroep op de heilige plagen om geheel vrij te komen van het zwaard der onderdrukking. 32. Laat dan uw lichamen u niet leiden tot onreinheden, maar vlucht tot de tweede geest waaruit een nieuw rein lichaam zal voortkomen, gemaakt om in de tempel te dienen van het tweede woord. 33. En de Heere bracht gezag tot de apostelen van de tweede gemeente, en het tweede woord begon te zingen in hun hoofden.



De Nieuwe Handelingen II, 21


12. Ja, want de wildheid en dwaasheid der profeten zijn hun sieraden, indien zij vanuit het verborgene voortkomen en terugkeren. Zij dan zullen zijn als eb en vloed des Heeren. 13. En met deze sieraden hebben zij grote macht over de demonen van het tweede, en de macht om de Heere te kennen in alle dingen. 14. Ja, en de karazuren zullen tot dezen brullen en hen dienen. Laat dan het ijs en de stilte u tot sieraad zijn, opdat de schillen des geestes (van de gnosis) kunnen komen en gij niet aangevreten wordt, want de Heere Heere is als een roofdier. 15. Gij dan allen die in reinheid leeft hebbe het Tweede Bloed tot uw bedekking, opdat de Heere tegen u niet toorne. 16. Herzie dan uw oude gedachten, en laat hen dan volwassen worden, opdat de Heere niet kome om het Tweede van u weg te nemen.

Hoofdstuk 6. Het Geheimenis Van Het Getal Van Het Beest


Babylon in de worteltekst is BALAL, een woord wat gebruikt werd in de offerdienst voor : uitgieten, besprenkelen en vervuilen (zalving). BALAL is een heilig woord.


Dan zien we de vrouw die Babylon, BALAL, heet, met de wijnbeker terug in hoofdstuk 17. Zij is een onderdeel van de slagers bediening.


Babylon is de scheiding. Deze scheiding is belangrijk. Deze scheiding is het leven. In de Jezus-mythe werd Jezus aan het kruis verworpen door God. Deze diepte gaat verder in de Islam waar God geen zoon heeft. Wij moeten deze duisternis binnengaan, de plaats waar wij geen ouders hebben. Babylon is de grote verwarring, de grote afscheiding, in de grondtekst. Durven wij dit kruis te dragen ? Het is een groot lijden. Het is een seizoen in de tijdschijf, maar toch moeten wij komen tot de eeuwige afscheiding, waar het zaad wortel kan schieten. Schepping vindt alleen plaats in de leegte, waar we tot de diepste, grootste en eeuwige scheiding moeten komen, om van alles te onthechten.


Nebukadnezar, de koning van Babylon, had een droom over een groot beeld. Nebukadnezar betekent : bewaker van het hoofdsieraad in het Aramees. De voeten en tenen van dit beeld waren deels ijzer en deels klei. Zij zouden zich vermengen met 'het zaad', Zera-Zara, Sara. IJzer is in het Aramees onderdrukking, hardheid, wreedheid en kracht. Dit brengt het zaad voort, maar zij vormen geen één geheel. De eeuwige scheiding is namelijk tussen hen. Sarah is in hier de verwekker van het mannelijke zaad. Dit is de klei, wat zwak is, onderworpen aan het ijzer, het beest.


Het gouden beeld wat Nebukadnezar had laten opstellen in de Dura vlakte van Babylon was zestig el hoog en zes el breed. De el is in de Hebreeuwse worteltekst de moeder, en stelt de vrouwelijke richter (slager) voor. Dit gaat dus om zestig en zes, zessenzestig moeders, zessenzestig slagerinnen. Iedereen die hier niet voor neerboog werd in de vurige oven geworpen. Esoterisch gezien gaat het hier om terugkomen tot de moeder in tegenstelling tot de patriarchische mannelijke suprematie. Het gouden beeld is in het Grieks de moederschoot, en door het getal zessenzestig te vergelijken met het merkteken van het beest. Beiden betekenen leegte in de grondtekst.


Openbaring 13


18 Hier is de wijsheid: wie verstand heeft, berekene het getal van het beest, want het is een getal van een mens, en zijn getal is zeshonderd zesenzestig.


Dit vers wordt uitgelegd in het boek Daniel :


Daniel 4


16 zijn hart worde veranderd zodat het niet meer een mensenhart is; een dierenhart worde hem gegeven; en zeven tijden zullen over hem voorbijgaan.


33 Op hetzelfde ogenblik ging dat woord aan Nebukadnessar in vervulling, en hij werd uit de gemeenschap der mensen verstoten en at gras als de runderen, en door de dauw des hemels werd zijn lichaam bevochtigd, totdat zijn haar lang werd als (de veren) der arenden en zijn nagels als die der vogels.

34 Maar na verloop van de gestelde tijd sloeg ik, Nebukadnessar, mijn ogen op naar de hemel, en mijn verstand keerde in mij terug. Toen prees ik de Allerhoogste en roemde en verheerlijkte ik de eeuwig Levende, omdat zijn heerschappij een eeuwige heerschappij is en zijn koningschap van geslacht tot geslacht. 35 Ja, alle bewoners der aarde worden als niets geacht; Hij doet naar zijn wil met het heer des hemels en de bewoners der aarde: en niemand is er, die zijn hand kan weerhouden of tot Hem kan zeggen: wat doet Gij? 36 Terzelfder tijd, dat mijn verstand in mij terugkeerde, keerden ook, tot roem van mijn koningschap, mijn majesteit en mijn luister tot mij terug; mijn raadsheren en machthebbers zochten mij weer op, ik werd in mijn koningschap hersteld, ja, grotere heerlijkheid dan vroeger werd mij geschonken. 37 Nu roem, verhef en verheerlijk ik, Nebukadnessar, de Koning des hemels, wiens werken alle waarheid en wiens paden recht zijn, en die hen die in hoogmoed wandelen, vermag te vernederen.


2 Begin van het bericht. Daniël hief aan en zeide: Ik had in de nacht een gezicht en zie, de vier winden des hemels brachten de grote zee in beroering, 3 en vier grote dieren stegen uit de zee op, het ene verschillend van het andere. 4 Het eerste geleek op een leeuw, en het had adelaarsvleugels. Terwijl ik bleef toezien, werden het de vleugels uitgerukt, en werd het van de grond opgeheven en op twee voeten overeind gezet als een mens, en werd het een mensenhart gegeven.


Nebukadnezar was half mens, half beest, zoals veel Babylonische goden. Nebu is de god van wijsheid en van de Schrift. Het beeld wat Nebukadnezar in zijn droom had gezien had een hoofd van 'goed goud'. Daniel zei hierover :


Daniel 2


36 Dit is de droom, en de uitlegging daarvan zullen wij de koning zeggen: 37 Gij, o koning, koning der koningen, aan wie de God des hemels het koningschap, macht, sterkte en eer geschonken heeft, 38 ja, in wiens hand Hij de mensenkinderen, waar zij ook wonen, de dieren des velds en het gevogelte des hemels heeft gegeven, en die Hij tot heerser over die alle heeft gemaakt – gij zijt dat gouden hoofd.


Chawila is het land van het goede goud, een dieper gedeelte in het paradijs. Nebukadnezar betekent de wachter van het hoofdsieraad. In het EE is er de steen van Chawila, of in het Aramees : het sieraad van Chawila, wat dus een hoofdsieraad is. Dit boek bestaat uit veertien sprookjes. Aan het einde van het boek is er een verhaal genaamd : Jezus en de Draak.