Dit is een Uitgave van MBT – Mother Bible Temple http://home.deds.nl/~secondbible/
MOEDER
BIJBEL
DE TWEEDE BIJBEL
1970-2014
I
HET EEUWIG EVANGELIE
INTRODUCTIE VAN DE MOEDER BIJBEL
I – Voorwoorden, 2008 en 2012
II – De Prozaische Tweede Bijbel
I – De Lagere Canon
De Witte Steen
De Rode Steen
De Steen der Karsuiken
De Steen der Hermitaten
De Steen der Ekster
De Steen van Chawila
II – De Apocrieven
– De Bijgeschriften
De Steen van Metensia
De Steen der Karazuur
De Steen van Sarsia
– De Achtergrond-geschriften
De Steen van Torio
De Steen der Indianen
– De Buitengeschriften
De Steen van Zurastael
De Steen der Hyena's
III – De Gnostische Tweede Bijbel, I en II
IV – De Poetische Tweede Bijbel
I – The World Beyond Fairytale
II – A Day At The Fairground
I – Voorwoorden, 2008 en 2012
Drie Voorwoorden van de Uitgever 2008
I
Welkom. Het Eeuwig Evangelie is verschenen. Na een lange reeks van visioenen en optekeningen zijn de eerste brokstukken van het Eeuwig Evangelie dat al werd aangekondigd in het Woord van God aangespoeld en aangekomen.
Het Eeuwig Evangelie is het machtige vervolg op het Oude en Nieuwe Testament door God Zelf aangekondigd in het boek Openbaring. Het is het Beloofde vervolg op de Bijbel, ook wel het tweede deel van de Bijbel genoemd, of gewoon de tweede Bijbel.
In het boek Openbaring wordt er gesproken over de loslating en het vrijkomen van de engelen. Dit gebeurt door het Eeuwig Evangelie als de grote ontzegeling. Ook is het Eeuwig Evangelie gekomen om de voorhoofden van de heiligen te verzegelen met Gods Zegel. Zorg daarom ook dat u het Eeuwig Evangelie niet mist. Het is een wonderbaarlijk avontuur dat geheel aansluit op de Bijbelse beleving en haar rijke mythologie.
Lees over het Eeuwig Evangelie en haar wezens, en leer de Bijbel beter te begrijpen door dit wonderlijke vervolg op het alreeds bestaande evangelie. Deze tweede Bijbel is de ontzegeling van de eerste Bijbel die door zovelen moeilijk te begrijpen was. Ook omdat de eerste Bijbel zo vol van onzuiverheden is komt de tweede Bijbel als een geroepene, als een bevrijder, om de aandacht wat te verleggen, en om genezing te brengen tot vele harten die onder de eerste Bijbel gebukt gingen. Ook zal de tweede Bijbel daartoe de nodige zuiveringen aanbrengen.
Beste lezer, wij zijn blij en dankbaar dat wij na zo'n lange tijd van voorbereiding u de eerste brokstukken van het Eeuwig Evangelie mogen presenteren. Moge de Heere u rijkelijk zegenen.
II
De Tweede Bijbel is uit, het vervolg op de eerste Bijbel. Het Tweede Deel van de Bijbel staat ook bekend als ‘Het Eeuwig Evangelie’, al heel lang geleden in de Bijbel zelf aangekondigd, in het boek Openbaring, dat letterlijk betekent : De Komst van Jezus Christus. Wilt u weten wat God verder te zeggen heeft ? Daar heeft u nu de gelegenheid voor. De Bijbel II, Het Eeuwig Evangelie is nu geheel tot uw beschikking.
Wat kunnen we allemaal verwachten bij het lezen van de Tweede Bijbel ?
Het openbaar worden van de Zeven Geesten voor Gods Troon, die over de gehele aarde uitgezonden zullen worden (Opb.5:6) Het openbaar worden van de Namen en Werken van Christus (Die was in de hemelen, en die kome op aarde, de Wederkomende Christus, ook wel de Tweede Christus genoemd). Het openbaar worden van de werkingen des kruizes, het lijden wat Christus nog steeds in de hemelse gewesten ondergaat, en wat uiteindelijk zal resulteren in Zijn Openbaring en Verschijning in het laatste der dagen. Het openbaar worden van de hemelse sprookjes, gelijkenissen van de eindtijd. Het openbaar worden van de hemelse gewesten en de engelen. Het openbaar worden van de werkingen van God en al Zijn benamingen en onderdelen. Het openbaar worden van de heilige opdracht die de kerk van Christus heeft.
De Tweede Bijbel sluit feilloos aan op het onderwijs in de eerste Bijbel, en is een verdieping daarvan.
De Tweede Bijbel bestaat uit een aantal Testamenten. We beginnen bij het begin, bij het eerste Testament, genaamd de Witte Steen, ook al aangekondigd in het boek Openbaring (Opb.2:17), beloofd aan hen die overwinnen, tezamen met een nieuwe naam daarop geschreven. De Witte Steen staat vol met nieuwe namen om de hemelse heerlijkheden te beschrijven. Het eerste boek in dit Testament is Efatas. Dit boek beschrijft de engelenval, hoe satan uit de hemel viel en aan zijn naam kwam. Merk op dat er ook over een godenberg wordt gesproken, waar God de engelen schiep, een berg ook beschreven in Ezechiel (Ez. 28:13-16).
Dat het in het boek Efatas ook over de goden gaat is een diepere uitspinning van het grondtekst woord Elohim, wat letterlijk goden betekent, en dan wel vanuit hierarchisch oogpunt. Het boek Efatas is verder een kort boek.
Het tweede boek in dit eerste Testament is genaamd Korok, ook een kort boek. Hier wordt er nog verder geborduurd op het ontstaan van de goden, en hoe sommigen onder hen afvielen van de levende God. Weer worden we herinnert dat het woord Elohim in de grondtekst om een hierarchie van opperwezens gaat, waartoe ook de goden en de engelen behoren.
III
De eerste bijbel was een collectie van religieuze geschriften, halve waarheden, halve leugens, verzameld door schriftgeleerden en officiele autoriteiten al met doel een wereld-orde op te zetten.
De staat gebruikte de kerk om haar doelen te bereiken : het domineren van elke ziel.
Dit is waarom de tweede bijbel verklaart that de eerste bijbel dwars doormidden gesneden kan worden. Er waren woorden van inspiratie gemixd met woorden van illuminatie, maar ook van demonische infiltratie.
De eerste bijbel was geschreven en samengesteld door vele mannen, die niet allemaal de goede intenties hadden. We zien moord, slavernij, het uitbuiten van dieren en andere gruwelen zoals de onderdrukking van vrouwen, allemaal gepredikt door de eerste bijbel. Op dit fundament kan de nieuwe schepping nooit komen.
Dit is waarom God de tweede bijbel zond gebracht door een vuurstorm. Deze vuurstorm kwam in 1970 naar de aarde, met zo'n hoge voltage waarin de boodschap verscheen, dat verandering hiervan niet mogelijk was.
De vuurstorm vestigde de eerste zes stenen van de tweede bijbel in zessendertig jaar, van 1970-2006, waarin de laatste jaren de uiteindelijke tekst werd gevestigd. Het was een nederlands manuscript, en in 2008 begon de Engelse vertaling.
De Uitgever, 2008
De Prozaische Tweede Bijbel
Voorwoord van de Uitgever 2012
U heeft hier in handen de nucleus van het Eeuwig Evangelie, de Tweede Bijbel, al in de eerste Bijbel voorspelt. Herinnert u de witte steen die beloofd was aan de overwinnaars ? Deze steen zult u terugvinden in dit adembenemende vervolg op de zo beroemde en beruchte eerste Bijbel. Het verhaal gaat hier verder, als een nieuwe bedeling! Is dat niet geweldig ? Wij van Second Bible Arsenal zijn er in ieder geval heel opgewonden en enthousiast over.
Wij hopen dat het u ook zal aanraken en boeien. Mocht het uw interesse hebben getrokken, dan willen wij u ook mededelen dat er nog een tweede deel van het Eeuwig Evangelie bestaat. Het eerste deel wat u nu in handen heeft, is een reusachtig geschrift van geweldige omvang, en wordt ook wel de prozaische tweede bijbel genoemd. Er bestaat ook een poetische tweede bijbel, die het tweede deel is.
In omvang doet de tweede bijbel zeer zeker niet ten onder aan de eerste bijbel. En wat u nu in handen heeft, alhoewel al zeer groot, is nog maar een klein stukje van het geweldige eeuwig evangelie wat al zo lang geleden werd aangekondigd. Dit zou in de eindtijd tot ons komen, in de dagen van de apocalypse.
Wij leven in enerverende tijden waarin we al die oude profetieen tot werkelijkheid zien komen. Dit zijn belangrijke dagen van grote verdrukking, waarin de Heere de gordijnen van Zijn hemelse heerlijkheden opendoet. De sluiers worden weggetrokken waarin Hij Zijn raadselen openbaart. Zo wordt er ineens een heel ander licht geschenen op leven, dood, hemel en hel, en ook op de religieuze mysterieen zoals Christus, God, engelen, demonen en de Heilige Geest.
Daarom is het Eeuwig Evangelie ook zo belangrijk om tot de dieptes hiervan te komen. Hoe dieper u in het boek wegdroomt, en hoe dieper u er in zult weglezen, hoe dichter u bij de climax zal komen van de openbaringen die de Heere voor u heeft. God heeft voor een ieder iets anders in Zijn Woord gelegd, als een uniek plan. Zo kunnen we ook weer van elkaar leren. Moge de Heere u rijkelijk zegenen wanneer u luistert naar Zijn Woord. Wij wensen u veel leesplezier toe, en dat u de geheimenissen en schatten van Zijn hemelse rijkdommen mag ontdekken en toeeigenen.
De Uitgever – 2012
SECOND BIBLE ARSENAL
II – De Prozaische Tweede Bijbel
Het Eeuwig Evangelie
De Witte Steen
1. Efatas
2. Korok
3. Het Boek des Levens
4. Het Boek des Bloeds
5. Het Boek van de Heilige Voetspijkers
De Nieuwe Openbaring Deel I-VI
Efatas
1. Op de godenberg schiep God de engelen, op de berg van Eeden, waar hij als eerste de behemoth schiep, die later van de Heere zou afvallen. 2. Zo schiep Hij ook de morgensterren waaronder ook lucifer was, de zoon des dageraads. 3. Ook schiep hij de zonen Gods, de aartsengelen, zoals Michael, Raphael, Gabriel, Uriel, en ook Jupitaster die later van de Heere zou afvallen en satan zou heten. 4. Ook schiep God de cherubs zoals Linjaser en Belial die later van de Heere zou afvallen. 5. Verder schiep God de seraphs zoals Latou en ook de Leviathan die later van de Heere zou afvallen. En de Heere bekleedde hen met kostbare edelstenen op de berg der goden, en de Heere gaf hen woningen in de zee. 6. En de Heere zag dat het goed was, en zegende dat deel van de hemelen en het engelen paradijs. 7. En de Heere plantte bomen op de berg der goden, en de engelen mochten van die allen eten, maar er was één boom waarvan de Heere hen had verboden te eten. 8. En die boom was genaamd de boom der zonde. Maar Jupitaster wandelde eens voorbij de boom der zonde, en wist wat de Heere over de boom had gezegd. 9. Nu was daar een slang genaamd de Virtus, en de slang richtte zich tot Jupitaster. 'God wil niet dat je van deze boom eet,' sprak de slang, 'want dan zult gij worden als Hem.' 10. De slang nu was een verborgen schepsel van ongekende schoonheid en mysterie, en Jupitaster werd gevuld met een begeerte meer van de slang te weten. 11. 'God weet wel dat uw ogen geopend zullen worden wanneer gij van de boom eet, daarom heeft Hij het verboden.' 12. En Jupitaster begeerde van de boom te eten, daar hij had geluisterd naar de slang. En Jupitaster hoorde het gekrijs van engelen die zagen hoe dicht hij bij de slang en de boom was gekomen, maar andere engelen kwamen ook dichterbij. 13. En Jupitaster begeerde te zijn als God, met geopende ogen, en hij begeerde een hogere troon, tot het bevredigen van zijn trots. 14. En hij zag hoe de boom der zonde een lust was, en hoe de slang naar hem lonkte. En Jupitaster nam van de zwarte vrucht, at, en gaf een deel aan Klajafus, een andere engel, die het dichtste bij hem stond, en ook begeerde van de vrucht te eten. 15. Toen gaf hij een ander deel aan Dismef, een tweede engel, en toen een deel aan Esjaf, een derde. Vervolgens gaf hij een deel aan Kwammahas, en als laatste aan Dimhikstel. 16. Toen was er een luid gekrijs in de hemelen, en omdat zij van de Saktakus hadden gegeten, de vervloekte vrucht, werden zij en hun legioenen uit de hemelen gejaagd door de Engelen des Heeren die hun Heer getrouw waren gebleven. 17. En de Heere vernam alles wat er was gebeurd, en Hij liet twee engelen opstellen om de weg tot de boom des hemels te bewaken, opdat de gevallen engelen niet zouden wederkeren tot de hemelen. En zo viel er op één dag één derde van de engelen.
18. En de Heere stelde de engel Efatas aan om het boek des hemels te bewaken waarin alle engelen beschreven stonden, en op die dag werden er velen uit het boek des hemels gewist. 19. En de Heere stelde Efatas aan tot een nieuw begin der hemelen. En de Heere richtte zich tot de Virtus, maakte hem lang en dun, en wierp hem in het stof, waar hij werd tot een paal. En de Heere zwoer dat Hij elke engel die zou zondigen aan deze paal zou spietsen. 20. En de Heere richtte vervolgens de paal op, en maakte de paal tot een schrik voor alle engelen. En die dag viel er een grote vrees op de engelen, en zij dienden de Heere. Vanaf die dag werd Jupitaster Satan genoemd.
Korok
1. In den beginne, nog voordat de engelen werden geschapen op de heilige berg van Eeden, schiep God in het allerverborgenste de goden in een mysterie, op de top van de berg, in de hof der goden. 2. En de allereerste onder hen was Jezus Christus, die later ook als een mens en engel geworden is om de wereld te redden. En als tweede schiep God de Virtus, die later van de Heere zou afvallen. Ook schiep Hij de zeven Geesten voor Zijn troon. 3. En God sprak : Laat daar licht zijn in de hof, en er was licht. En God nam van Zijn eigen hart, en schiep daarvan de goden van de Troiade, het oude boek. 4. En God nam van Zijn ingewanden en schiep de Elohim. En in de eerste dagen vielen velen van de Elohim af, en werden uit de hof der goden gezet. En toen God op een lager deel van de berg de engelen schiep zwoeren zij wraak te nemen. 5. Zij dan zonden Virtus, die inmiddels ook van de Heere was afgevallen, om vele engelen te misleiden. En de Heere was bedroefd en Zijn hart bezwaard. En de Heere sprak een vloek uit over de Virtus, die tot een slang werd. 6. En de Virtus nam vele engelen weg van het hart des Heeren, en zo werd de Virtus tot een schrik onder de engelen. En de Heere sprak dat er lange tijd niet over de Virtus gesproken mocht worden, totdat de Heere het zegel van het einde der tijden zou hebben verbroken. En de Heere woonde in de hof der goden, en liet regen komen om de hof en de berg te wassen en te zuiveren van elk onheil. 7. En de Heere toornde op Zijn heilige berg, en Hij gaf Zijn engelen en goden een beschutting. En de Heere bracht een vloed om de goden en de engelen te testen, en velen weken af van de Heere. Waakt daarom, want er zijn vele vallen van goden en engelen, en gij weet niet van de dag noch het uur, noch van hen die zijn afgeweken. 8. En de Heere liet twee arken bouwen, voor zijn engelen en zijn goden, opdat zij een beschutting hadden tegen de toorn en de vloed des Heeren. En toen de vloed was gezakt liet de Heere op de berg van Eeden twee tempels bouwen voor zijn engelen en goden. En ook liet de Heere daar twee arken van een nieuw verbond neerzetten. 9. En de Heere sprak door de arken.
10. En dan, geliefde broeders en zusters, wat is het geheimenis van God ? Het geheimenis dan ligt in de God-slangen, zoals Mozes de slang ophief om het volk te redden. 11. Zo ligt dan in het midden van de hof der goden de hof van God de Heere, en Zijn paradijsen : Kimalt, Maken, Mashalt, Matte, Matongo, Mashan, Marzan, Matavarus, Machinie, Chinnen, Kikmus, Kikmot, Mokoken, Motoken, Tokok, Korok, Korokhuk, Huks. En zo zijn dan de God-slangen meer dan de goden, en zij vormen het wezen van God. 12. En door de Turan, de wolk van Jezus Christus, en door de Pakunieten, de sleutelen der hemelen, mogen ook wij de berg van Eeden opgaan om tot de hof van God de Heere te komen.
13. Zouden dan alle God-slangen die het wezen van God zijn zich hebben gehouden aan de goddelijke wet, of zouden ook sommigen van hen zijn afgevallen van de Levende God om zo de goden en de engelen te misleiden, en ook de mens ? 14. Waakt dan, want gij hebt van deze dingen geen weet. Maar ik zal u een geheimenis vertellen : ook enkele van deze God-slangen vielen af van hun wezen. En zij bouwden een kerk van gevallen goden en engelen.
Het Boek des Levens
1.
1. En toen de discipelen tot de poorten des hemels kwamen, en daardoor naar binnen gingen, zagen zij de Heere zitten op een witte troon. En zij vroegen : Heer, wie staan er geschreven in het boek des levens ? En toen zei de Heere : de armen, de verstotenen en de geslagenen, zij die de lusten dragen van de doornenkroon en de lusten van het kruis. En toen vroegen zij : Heere, wiens namen staan niet opgetekend in het boek des levens ? 2. En de Heere sprak : de echtbrekers, de overspeligen, de leugenaars, en zij die de hoer volgen. En toen begonnen de discipelen deze woorden te overpeinzen, om te zien of zij daar enig licht in zagen. En toen sprak er één : Heere, en de rijken ? Zullen zij staan in het boek des levens ? 3. En de Heere sprak : Neen, want de rijke is een dief, en dieven zullen geenszins in het boek des levens geschreven staan. En na deze woorden treurden zij, want vele van hun vrienden waren rijk. En zij begrepen de woorden van de Heere niet, omdat de Heere over geestelijke dingen sprak.
4. Toen nam de Heere een lamp als een lantaarn en stak de kaars aan. Toen stond de Heere op, en liep met de brandende lantaarn langs de discipelen. En hun aantal was groot, en de Heere vroeg wie van hen Zijn licht wilde dragen. Maar zij zeiden : Och Heere, uw licht is zo groot en sterk. Wij zouden het niet kunnen dragen. Toen wees de Heere één discipel onder hen uit en gaf hem de brandende lantaarn. 'Zie Ik geef u kracht om mijn licht te zijn,' sprak de Heere, en de man steeg op. En alle discipelen keken in verbazing naar de man die was opgestegen, en zij gaven eer aan de Heere.
5. En de Heere sprak : De lusten des Heeren zijn als slakken. Zij gaan langzaam voort en bereiken langzaam hun doel. Voor zulken is het koninkrijk des Heeren. En de Heere sprak over de lusten van angst en de lusten van het lijden, en daarna sprak hij over de lusten van het spotkleed. En Hij zeide : Laat u dan bekleden met de lusten des Heeren om niet deel te hebben aan de lusten der wereld en de lusten der zonden. En vanuit de hemel daalden stukken vlees, en zij aten allen aan een grote tafel. En zo was dat wat zij aten hemels vlees, en de Heere sprak : Zij die van het hemels vlees eten zullen zeker in het boek des levens staan. En het vlees veranderde hun lichamen, en hun lichamen begonnen licht te geven. 6. En de Heere sprak : De zon en de maan hebben wij niet nodig voor licht, daar de stad des Heeren verlicht wordt door hen van het boek des levens. En de Heere deed vele wonderen en tekenen, en sommigen onder hen werden vol van angst, maar de Heere sprak : Vertrouw op Mij.
7. Zo zal dan het boek des levens spreken over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde en hen die daar wonen. En de Heere nam een vuur om dat op de aarde te werpen, en de Heere sprak : Zie Ik maak alle dingen nieuw. En de Heere bouwde een nieuwe stad op aarde, wiens poorten van edelgesteente waren. En een vreemd licht dwaalde over de stad, en de Heere sprak : Dit zijn de zielen die rust zoeken sinds de grondlegging der wereld. Zij die van het boek des levens zijn zullen in de stad toegelaten worden, maar zij die niet opgetekend zijn in het boek zullen buitengeworpen worden. En de Heere zond een tweede vuur, en het licht werd gezuiverd. 8. En de Heere sprak : Nu is de ure gekomen dat er bekend wordt gemaakt wie tot het boek des levens behoren en wie niet. Niemand zal dan doorgang vinden in de stad dan door het boek.
2.
1. En de Heere nam een touw, en in zijn andere hand had Hij een boek genaamd het Eeuwig Evangelie, en de tweede bijbel, en de Heere spande een net uit over de aarde, en sprak : Nu is het de tijd dat Ik de oogst van de aarde opneem, en zij zullen Mijn Woord horen en verstaan. En er vloog een vogel in de hemelen, en riep in een onverstaanbare taal. 2. En er kwam donder en bliksem van de vogel af, en aldus was de vogel des Heeren. En er waren gezichten in de hemelen, en een vrouw met de kop van een slang en de kop van een leeuw en het hoofd van een mens kwam naar voren, en zij spreidde een wit poeder over de aarde als een plaag van netels. En de aarde werd wederom gezuiverd. En de vrouw sprak : Nu is dan de canon verbroken, het juk dat zo lang op de heiligen heeft gerust. En vele zegels werden geopend, en vele dieren vielen in zee, en de golven waren hoog en woest. En de vrouw sprak weer, terwijl er een gif uit de bek van de slang kwam op de aarde wederom te zuiveren. 3. En de vrouw nam een beker, en sprak : Uit vier bekers des Heeren zullen de heiligen drinken om de Heere zuiver te verstaan, en om hun namen in het boek des levens opgetekend te hebben. En toen zij de eerste beker over de aarde uitgoot was er geschreeuw en daarna een grootse stilte. En vanuit de aarde, van onder de aarde, verscheen er een oranje draak, en zijn macht was groot. En hij brulde tot de heiligen die zich in de stad bevonden, en hij sleurde enkelen van hen uit de stad, en sprak : De nacht van Leviathan is gekomen. Leviathan zal niet sterven. Maar de Heere nam een vuur en verslond daarmee de oranje draak, en er was een gewoon in de hel, in het binnenste der aarde. 4. En de Heere sprak : In Sheool open Ik poorten, en zet Ik gevangenen vrij, want Leviathan, de meester, is overgeleverd aan de poel des vuurs, om te vergaan in hagel en zwavel tot in alle eeuwigheden. Nooit meer zal Leviathan, de meester, de aarde teisteren. Ik heb de aarde en de wereld der zonde tot in al zijn schandelijke lusten zijn meester ontnomen. En na deze woorden gesproken te hebben viel er een harde en zware deur dicht. En geesten vielen uit het paradijs, en de hemelen rolden zich op als boekrollen, terwijl de aarde beefde.
5. En weer sprak de vrouw, en goot de tweede beker over de aarde uit. En deze beker was rood en als het geschreeuw van een vrouw. En er verschenen weer gezichten in de hemelen, en iemand spuwde op de aarde. Toen was er een groot gekrijs zoals er nog nooit was geweest, en zoals er nooit meer zou zijn. En de schepen der aarde begonnen weg te rotten, en de zee moest plaats maken voor het paradijs. En de Heere sprak tot Mammon : Oh, gij koopman, en rijke heer der aarde, uw meester is gevallen, en ook gij zult vallen. Want de Heere heeft het begin en eind van uw tijden vastgesteld, en ziet, gij zult in ketenen en boeien gaan, en de plaats bezoeken die de Heere voor u bestemd heeft, voor dit uur. En twee engelen grepen de Mammon en wierpen hem in de zee die nog over was, en de zee overstroomde het paradijs om tot rivieren te worden. En de Heere sprak tot de zee : Ik zet u vrij. En een slang van reusachtige omvang viel vanuit de hemelen in de zee, en de engelen die in en onder de zee opgesloten waren werden vrijgezet.
6. Toen nam de vrouw de derde beker en de hemelen werden zwart, terwijl ze het gif over de aarde uitgoot. En kort daarop goot ze de vierde beker uit over de aarde, wat was als rood zout. En gezichten en wielen verschenen er in de hemelen, en de geesten der zeeen kwamen tot de hemelen, en al wiens namen stonden opgetekend in het boek des levens vonden toegang. Zij wiens namen niet waren opgetekend werden teruggedreven tot de zeeen der aarde en de zeeen onder de aarde. En de Heere sprak met luide stem : Nu de vier bekers over de aarde zijn uitgegoten, neem de oogst op. En een groot net werd over de aarde uitgespannen, en vele discipelen werden in de hemelen aangenomen.
7. En de Heere sprak weer : Voor dit uur heb ik de kolken des hemels bewaard. En de Heere opende de deuren van hemelse schuren en opslagplaatsen, en een kolkende massa kwam van alle kanten naar de aarde. En de draken der zee krijsten tot de hemelpoorten, maar deze bleven gesloten, want de Heere was met Zijn oordeel gekomen. Ook kwamen er vrouwen vanuit de zeeen en strekten zich uit naar de hemelpoorten, maar voor hen werd niet opengedaan, omdat de Heere met Zijn oordeel gekomen was. En zij droegen een vreemd zegel op hun voorhoofden, en vreemde tekens op hun handen. En een groot gehuil steeg op, maar de Heere opende de deuren niet. En de vrouwen kleedden zich als arme vrouwen en begonnen op de hemelpoorten te kloppen, en sommigen maakten zich op als oude vrouwen, maar de Heere opende voor hen niet. Zo was dan het oordeel over de rijken en hen die de lusten der wereld aanhingen. En zij begonnen te smeken en te klagen, of de Heere hun namen wilde optekenen in het boek des levens, maar de Heere luisterde naar hen niet. Aldus was de koppigheid des Heeren.
8. En de vrouwen brachten enkele gezalfden op die niet van de Heere waren, maar de Heere verteerde hen door vuur. En enkele van de vrouwen die nog overwaren ontdeden zichzelf van kleding, en trachtten de Heere te verleiden, maar het vuur van de Heere kwam in grote verbolgenheid over hen, en hun ogen smolten in hun kassen weg. En de laatste vrouw die over was was genaamd de koningin der haaien, en zij was als een skelet, en ook werd zij heks genoemd. En zij vroeg de Heere om toegang, en haar macht was zo groot dat zij ware het mogelijk de Heere zou kunnen verslinden, maar door Zijn beker kon zij het niet, en moest zij op afstand blijven. En zelfs de verheerlijkte engelen durfden haar naam niet uit te spreken, en brachten geen oordeel over haar uit. Zij hielden hun mond, terwijl de Heere het boek des levens nam, wat in een zwaard veranderde. En zo had de Heere een gevecht met haar wat duizend dagen en nachten duurde. En na dit gevecht nam de Heere haar op, en wierp haar in de poel des vuurs. En de prometheus, de hades, de tantalus en de atlas moesten hun zielen uitspuwen.
9. En zo zit de Heere op het paard van de morgen, oorlog voerende in heiligheid. En zijn vrouwen volgen Hem, hen die de lusten van het kruis dragen, en de lusten van het ijs en de eenzaamheid. En de Heere voert macht over de heiligen, om hen in de rechte paden van het eeuwig leven te leiden. Maar er zijn vele eeuwigheden, en de Heere heeft vele rechte paden. Zo houdt hij de schapen van de bokken gescheiden, de kippen van de varkens en de runderen van de zwijnen. De Heere kent hen allen, en ziet of hun namen staan opgetekend in het boek des levens. Daarom, wanneer gij de geesten beproefd, beproef hen door het zwaard dat de Heere u gegeven heeft : het boek des levens. Het boek des levens bevat dan alle lusten des Heeren, en de lusten van Jezus Christus die gekruisigd is. Zo worden dan alle lusten van het kruis en van het wiel door het boek des levens en deze vuren beschreven, tot in alle eeuwigheden. Daarom is het : Geloofd zij de Heere, die door Jezus Christus, de gekruisigde, het boek des levens en haar vuren heeft gebracht tot de Zijnen, tot een heilige Jakobsladder tot de hemelen. Ziet dan toe dat gij niet zondige, want de Heere zal Zijn boek zuiveren.
10. En tot mij kwam een vuur en een bliksemschicht met donder, en de Heere sprak : Teken deze dingen op, opdat uw hart gezuiverd zal worden, en gij niet aansprakelijk zult zijn voor de dingen die op de aarde gebeuren. Wees dan rein van alle bloed, en kom hogerop. En ik zag een deur geopend worden waar vanuit licht en bliksem kwam, en een duif verscheen met de verheerlijkte Christus. En ik ging door die deur naar binnen, en voor mij stond een tafel met vlees. En de Heere sprak : Eet, want dit is het vlees der hemelen. En ik at, en de duif des hemels daalde op mij neer. En de Heere sprak : Gij moet veel profeteren, want Ik kom spoedig. En de Heere gaf mij een vlag en een penseel, en het penseel kreeg vleugels en begon te bloeden. En de Heere sprak : Dit dan is het bloed van Christus en het bloed des Geestes. Open uw mond, en uw woorden zullen zuiver zijn. En ik opende mijn mond, maar woorden kwamen niet uit mij. Ik moest schrijven. En het papier waarop ik schreef begon te bloeden, en de Heere sprak : Dit is het bloed van de Heere en Zijn getrouwe profeten.
11. En ik begon op papier te profeteren en schreef de tongen des Heeren op, maar toen nam de Heere het papier en verzegelde het. En de Heere sprak : Het Boek van Bloed zal pas op een later tijdstip geopend worden. Nu dan, spreek er niet over wat ge hebt opgeschreven. En de Heer wierp het bloedende boek in de lucht, en het vloog weg als een vogel. En de Heere sprak tot mij : Zij die in het boek des levens staan hebben eeuwig leven, maar zij die in het boek des bloeds staan hebben toegang tot de eeuwigheden van het kruis. Maar zij die niet opgetekend zijn in het boek des bloeds zullen niet deelhebben aan de lusten van het bloed en het vlees van Christus Jezus. Zij blijven buiten vele poorten, en zullen schade lijden door de vierde dood.
12. En de Heere sprak tot Zijn discipelen over de heilige haat tot de zonde, en de lusten van die haat, ook wel de haat des Heeren genoemd. En de discipelen zaten met de Heere aan een groot meer der hemelen. En grote slangen begonnen vanuit de hoogtes in het grote meer te vallen. Aldus waren de slangen des Heeren de lusten van Zijn haat. En de Heere sprak dat de valse en overmoedige liefde als een vals vuur was, opwekkende eerzucht en machtszucht als de lusten der wereld. Deze kwamen om de mens te binden. En toen sprak de Heere over de hogere liefdes en de lusten daarvan, die allen des Heeren waren. En ziet, deze lusten stonden beschreven in het boek des bloeds. En de Heere opende een put in de hemelen waarin vreemd gedierte krioelde. En de Heere noemde het gedierte : het zaad van de lusten des Heeren. En een donderslag kwam om de put weer te verzegelen. En de Heere sprak over de leeuw die zegels verbrak, en deze leeuw was als van ijzer. En de Heere zei dat deze leeuw het zwaard van Mozes droeg. Ook droeg de leeuw geschiedenisboeken, en een mes waarmee het tijden kon ziften en kon lossnijden. Aldus waren de tongen des Heeren. En de leeuw werd woest voor het aangezicht des Heeren, en de leeuw sprak : Nu zijn de dagen gekomen dat de lusten van het wilde des Heeren zullen gaan spreken en tot de discipelen gaan komen. En de discipelen werden met vreemde tongen en lusten vervuld, alsof ze van verborgen bomen van het paradijs hadden gegeten.
13. En de Heere leidde hen tot de boom des levens en de boom des bloeds, en zij aten van vreemde vruchten des Heeren en van vreemd vlees. En de discipelen werden door de Heere op de leeuw geholpen, en de leeuw bracht hen tot de dieptes des hemels. En de Heere sprak : Nu is het de tijd dat Ik het Woord geheel zal transformeren, en ze zal onfeilbaar zijn. En de onfeilbaarheid des Heeren daalde als een griffioen en een basilisk tot hen, en zij beiden spuwden gif om de discipelen te reinigen. En toen de basilisk, de vliegende slang, sprak vielen de discipelen allen op hun aangezicht vanwege het licht. En een vrouw kwam naar voren, die een vrouw des Heeren was, en de basilisk begon om haar lichaam te kronkelen. En de vrouw klapte in haar handen en riep de harem des Heeren naar voren.
3.
1. En hun namen waren : Atise, Atile, Oduet, Oluanda, Olualla, Olia, Olius, Olome, Salome, Salomme, Salomia, Suluet, Sulia, Sulua, Suande, Suanda, Salit, Saspesse, Luanda, Luondet, Luorg, Luom, Luonde, Luadaas, Luonet, Lirka, Lirket, Lianda, Lames, Lamende, Metile, Mektil, Mektinde, Rames, Ramotze, Mantil, Makil, Maket, Matanda, Masda, Magda, Mature, Manure, Madure, Madureki, Marzette, Miandel, Mikate, Mistesse, Miktel, Mektel, Makate, Makende, Miktal, Mektal, Mechzis, Mechzinde, Zindoret, Zindorette, Dorotel, Dorotelle, Mimikta, Miaktin, Miakzin, Miktlande, Miktande, Miktandil, Mikzens, Mikzense, Mischzensche, Mischzens, Michsmanda, Michsmandi`è, Michsmandia, Klausile, Klausandria, Klasandale, Sandale, Sandilia, Sandalile, Sandile, Sammologia, Sammoture, Sammotinda, Sammoschlesdelle, Sammoschlesdellia, Sammodintille, Sammolotzia, Sammodestile, Destile, Destinde, Desramia, Desmantile, Dekshantia, Dekshinde, Deshinde, Deshindeline, Deshindelinia, Deshindette, Deshindomen, Deshindomia, Deshindolite, Dolite, Dolitia, Dolinia, Dohelemandia, Helelia, Ophelia, Ophantes, Opzonne, Zonnia, Zonettia, Zonespel, Zoneschpelle, Schespelle, Schaspinia, Schaspijne, Pijne, Oelette, Oelettia, Opmesia, Opmesis, Opmeschia, Opschijne, Opschessia, Opschesseline, Opschesselinde, Opkaumia, Kakaumia, Kakaumet, Kaukeine, Kaukinda, Kakinda, Kapkeine, Kapkeinet, Kaphazia, Hazia, Heschesse, Opmeine, Opkennia, Kikeinia, Kikidinne, Kikmintes, Kikmintesch, Kikmania, Kikmadine, Kikmolio, Molonde, Mokschmonde, Mokschmasalmia, Salmia, Sascheine, Sascha, Saschanet, Saschanel, Saschin, Saschinne, Sirkit, Sirkitte, Deschminnia, Deschkoket, Kokettia, Kokscheine, Korket, Korhettia, Ikschminne, Ikschmin, Surnette, Ikschmelle, Ikschminnia, Opdeizen, Ekschmelle, Ekschminelle, Ekschga, Omot, Akdaas, en Ekschel.
2. Aldus was de eerste harem des Heeren. En zij beelden de lusten van het kruis en het ijs uit. Sommigen dan hadden de huiden van slangen, en anderen hadden de huiden van panters. Toen kwam de tweede harem des Heeren naar voren, en zij namen de griffioen mee naar een kamer. En zij droegen de namen van de bloedlijnen des Heeren : Mezo, Meza, Karu, Jettes, Jetta, Jasit, Jabat, Janbi, Janbil, Jatus, Jaspi, Kali, en Balmi. En ook droegen zij de namen van de bloedlijnen van Jezus Christus : Mizenti, Miammi, Midezus, Mitesta, Mizanzaad, Mizandraat, Mizakout, Zakout, Mazanti, Merenti, Mispul, Mispuls, Mispulse, Mallakki, Marama, Makout, Makonti, Makoot, Makan, Makandra, Matuchta, Mazucha, Mazandaut, Mazandeim, Makrinda, Makrimda, Matuzdel, Matuzel, Matongo, Matanga, Mandrel, Mereksha, Merekshinda, Miriks, Mirinda, Mirkhin, Hinnik, Hispel, Hispanelhout, Misponzo, Mistrandes, Mistrandanda, Mistrandamel, Damelissen, Damelissen, Damikma, Damiktma, Daheizel, Daheimel, Dakinda, Darikma, Herrik, Herikschel, Hatochtza, Hatoch, Hokel, Hokhahunaut, Hamin, Hamikma, Haziksma, Harrik, Hartik, Harengel, Fahunaut, Farinhaut, Haut, Hautschmu, Hauter, Hauthum, Humzasel, Humsanaut, Sanei, Saneizel, Haspinzen, Haschpinzel, Heksel, Hinschel, Hamsma, Hamschma, Harikschel, Hazinten, Hazintia, Hazintischa, Tischazen, Tischamin, Tischaminne, Tischazelschel, Harom, Harok, Huzammen, Haschen, Hesmint, Heschmint, Kozel, Kotet, Komen, Kiran, Kirandet, Kakuimen, Katinda, Karin, Kaschmin, Kaschinda, Kurmet, Karelschen, Kirschma, Kuzammel, Kutondet, Kokeimen, Kakandel, Karet, Eeftrauna, Eeftamit, Eefschenzel, Eefzamit, Eefzamiten, Kartiten, Kartenschen, Kirschtenzen, Karschmenkel, Karschmonkel, Karschmocht, Karschmori, Karschmorianten, Korschmotten, en Orchsmoten.
3. Tevens droegen zij de namen van de bloedlijnen van de Heilige Geest : Kupheinen, Fatau, en Furuchheim. De bloedlijnen van Jozef : Sorit, Elschmolen, Milsha, Milisik, Militen, Mikonda. De bloedlijnen van Ismael : Smurtaschen, Fahnhaut, Kapitel, Trois, Troisen, Toizamur, Toizametten, Fihanel, Finanel, Fadinden, Fates, Fatelhaut, Fazelsongen, Fazeldeden, Faduhenk, Faduschprong, Fadusprongel, Spronhel, Heltaschen, Fadeet, Fadeetma, Fadeetman, Fapandan, Fapandan, Fadessel, Fadong, Arelmoer, Arutmur, Arusmur, Arusmir, Arutmirre, Mirretendens, Mirretendasse, Mirretendehahassen, Kakassen, Kakatel, Kahipmin, Hipminne, Hapminne, Haphone, Haphuhone, Kurongel, Kadipma, Kakous, Kasip, Kasipppe, Katudonhippe, Katudonschmesse, Karschmankel, Kashmocht, Kashtoch, Karschenkel, Kareschit, Kareschitze, Kareschitmedanzong, Kareschitmedazen, Kareschmitmedonzo, Maton, Matonge, Makinda, Makhengels, Makhisten, Makhozo, Mashen, Mashengstel, Mashinten, Maschimmel, Maschimmelsch, Mirsch, Mirsch'hengst, Mirschdraggel, Mirschdraggelsons, Mirschdraggaheim, Mirschdraggahaum, Gahaum, Gahaumda, Grahaumdra, Herschhenk, Hersch'henkel, Herkinscha, Herkinsledde, Herkinsladde, Hachtong, Hachtongstel, Hachtongstelga, Gashengstel, Panaut, Patongel, Patong, Machtong, Machteld, Karam, Kahengstel, Fichtfanaut, Fichthengstel, Hebzensia, Hebzonsia, Hobstonel, Hobstanel, Hobstadicha, Hobstadagia, Erhipstinel, Erhipstinzel, Stinzelscha, Ahabstaut, Kohabstaut, Kahabstout, Imschel, Imsterhicht, Imsterhichtel, Imsterhichtelt, Himstahitzel, Himstahatzel, Karelsma, Karelsmachen, Matazen, Matonzen, Mikatokel, Kikatohikken, Mikatohitsen, Drakalia, Drakendia, Draheksensmul, Draheksenschmul, Focht, Vochtahinzen, Hiket, Fikahinkel, Fikadonet, Fikakarelsen, Fikadomulsen, Domulsen, Domulsenet, Semeten, Semetena, Nataka, Natika, Nadrauma, Nadramsel, Nadramselscha, Nadramsalhitten, Fikhinzen, Fikhanizen, Fikhuten, Fikhoeten, Dramit, Dramtanzen, Tamulschoe, Tamulschoezen, Futal, Futalscha, Futaldramitten, Dramissen, Dramanza, Dramanzamit, Dramelhessen, Dramelfakonen, Tumelfakonen, Tumelfadraunonen, Tumelfaudranieten, Expel, Expelzen, Expelschen, Facht, Farinfacht, Fachtfassen, Fachtpassen, Fachtplassen, Plassenscha, Scha, Schassen, Maschpunza, Maschpunzazout, Maschpunzadreinetten, Pakieren, Pakandiene, Dienastinzen, Dinastetzen.
4. En zo had de Heere nog achtendertig andere harems die de namen van zijn geschiedenissen droegen, en dus in totaal veertig harems. En zij droegen vreemde en uitheemse namen die de Heere sinds de grondlegging der wereld verborgen had gehouden. En de Heere werd als een gevleugelde zon.
5. En een wezen genaamd Sta kwam naar voren, en zie, zij was als een python, maar zij had armen en benen. En zij nam de gevleugelde zon in haar armen, en zij begon te stralen. En zij begon de discipelen uit te leggen over de principes van behoudenis, en de discipelen raakten verschrikt, en vroegen : Maar wie zal dan nog behouden worden ? En Sta legde uit over de vele eeuwigheden, met allemaal hun eigen voorwaardes. En zie, deze waren als de lusten des Heeren en als zijn wapenen. En Sta sprak over het grote Toronto als de hoer die aan vele tafelen zit, en zij sprak over die lusten als over de lusten der farizeeers en de lusten der wereld. En Sta sprak over de oordelen die de Heere zou uitwerpen over de pinkstergemeente. En zij sprak over de pinkstergemeente als een bron waaruit reizigers konden drinken, maar als ze te lang bij die bron zouden blijven, dan zouden vreemde wezens opkomen om hen te grijpen en hen die bron te doen laten verdrinken. En Sta gaf de discipelen rode gescheurde klederen die zij konden dragen, en zij leidde hen door een paarlen poort. Vanuit hier konden ze de geschiedenissen zien, maar de geschiedenissen begonnen voor hun hoofden te draaien en te veranderen. En Sta nam een zwaard en wierp het in de bron der geschiedenis, en zie, het werd als een bron van bloed. Ook de rivieren van het paradijs veranderden langzaam in bloed. Aldus was het bloed van Jezus Christus, de gekruisigde.
6. En in het paradijs kwamen de discipelen tot verborgen kruizen, en er waren verborgen bronnen van bloed. En Sta sprak met hen over de geheimenissen van de doornenkroon. En de doornenkroon was als een brandend wiel in de hemelen boven het paradijs, als een klok, en er woonden vrouwen in die zongen als vogels. En zij brachten vele wonden aan, en openden vele bloedbronnen, maar ook hadden zij de macht de bloedbronnen te verzegelen. Toen sprak Sta met de discipelen over de lusten der armoe, en de lusten van de haat des Heeren. En Sta sprak : Er is alleen overwinning door het kruis des Heeren en Zijn ijs, want hierdoor worden Zijn lusten voortgebracht en Zijn wapenen. Weest daarom soldaten des kruizes en strijdt tegen de geesten die door de doornenkroon u aanvallen om Zijnentwille, want de doornenkroon is de enige die visioenen schenkt. En zij sprak over een diep geheimenis des Heeren. En ziet, vogels die op de doornenkroon zaten begonnen hen te bespotten om hun rode gescheurde klederen, en wonden begonnen op hun huid te verschijnen. En Sta sprak : Ziet, gij dan draagt de wonden des Heeren, en de lusten van Zijn spotkleed. Weest als soldaten van het kruis, geeft uw leven voor elkaar, opdat gij diepe genezing vinde.
7. En Sta zei dat hoewel ze nu in de hemel en het eeuwig leven, de reis door de dood en door de hel, als het zuiverende vuur des geestes nog niet voorbij was. En Sta liet een sieraad zien van de dood van Christus, genaamd de grote Krurg. En zie het was als de harem van de doornenkroon, en hun namen waren : Spimas, Spassam, Spussum, Spolam, Spolus, Spulus, Spulum, Spukkus, Flijm, Flaim, Fluis, Fluim, Spijm, Spuim, Schuim, Korres, Zettus-B, Kahel, Korg, Korgel, Kaslam, Kwadret, Kabuls, Kabulsch, Horrijn, Jakis, Zette, Maaslim, Tas-Lamen, Nikneit, Narit, Tzartvongen, Tzartvingen, Vesnit, Vakin, Rakin. En toen liet Sta een sieraad zien van de hellevaart van Christus, genaamd de Prosmon. En het sieraad was zeer krachtig, en was de tweede harem van de doornenkroon. En hun namen waren : Didomet, Kurgras, Kurgbosse, Kurgtom, Smalnes, Kurgdomet, Spaakdom, Domekals, Kalshut, Kamel, Tonije, Ergturg, Turgdom, Turgfisse, Fissekodom, Heidom, Heidem, Hergsiti, Hergheidom, Keidonne, Keidos, Keislert.
8. En de derde harem van de doornenkroon was genaamd de Grote Jaganta, en zij was het sieraad dat de ogen kon openen en visioenen en dromen kon geven. En hun namen waren : Fanir, Fassa, Fessa, Fissa, Jiskas, Jiskitte, Jiskidde, Jiskide, Julof, Kaker, Kamit, Kande, Kandij, Kandije, IJe, Jamba, Jasbo, Dekhelt, Daslo, Buslos, Boslus, Baake, Spoeme, Propoppe, Pidis, Pide, Kirch, Paake, Botte, Berhim, Parhas, Poos, Polk, Plaak, Poermoes, Proxmi, Pirtis, Pirklille, Hochshelt, Pookhelt, Pamix, Pirkmin, Pirkminne, Porklos, Porklosse, Padissa, Padamin, Podosluul, Kurtlit, Kerlenke, Kershwinne, Kamin, Kaminne, Kierklin, Kiswin, Kurlenze, Koslau, Kanik, Kerlentes, Kokwonen, Kokwau, Kokesses, Irksdwakei, Dirfwinne, Dirfwrum, Dirfwinnesse, Dirfwenkes, Dirfwentes, Daakschwin, Daakschwinne, Kirkmin, Kontau, Korkwanne, Korkwanin, Koflo, Kotlo, Korschwon, Korschlondo, Kortenu, Kortedane, Kortedame, Mirkwin, Deklos, Karhut, Karhutdaanschwimme, Miktes, Mikteschwinne, Korschkanau, Kwanut, Borschlon, Borschlonne, Buchtes, Buchtinne, Birisch, Bizanto, Birschwin, Bochteld, Baschwesse. En zij hadden grote macht, ook tot het sluiten van ogen en het wegnemen der gaven van visioenen, dromen en andere profetische gaven van het oog.
Het Boek des Bloeds
1.
1. Dank aan Jezus, de Eeuwige, die ons de duif en de ekster heeft gezonden. Hij heeft het eeuwig evangelie ontzegeld, de zegels verbrekende aan het kruis. Dank aan Jezus, de Zoon, die door de psalmen tot ons heeft gesproken : Welzalig de man die niet wandelt in de raad der goddelozen, die niet staat op de weg der zondaars, nog zit in de kring der spotters. Hij die gesproken heeft : maar aan des Heeren wet zijn welgevallen heeft, en diens wet overpeinst bij dag en bij nacht. Hij die gezegd heeft : Ik ben de Wet. Hij die gezegd heeft : Want hij is als een boom, geplant aan waterstromen, die zijn vrucht geeft op Zijn tijd, welks loof niet verwelkt ; al wat hij onderneemt gelukt. Hij die heeft gesproken is dichterbij gekomen, totdat de morgenster oprijst in uw harten, en gij de woorden der profetie als een lamp zult volgen op een nieuw pad.
2. Ik ben de Wet, heeft de Heere gezegd, een Wet niet gemaakt door mensenharten, maar stromende vanuit de duif en de ekster. De Heere dan heeft gesproken zoete woorden van liefde, maar ook woorden van toorn, omdat de Heere uw God het kwade haat. Zo heeft Hij gesproken, en Zijn woord gestalte gegeven. Ja, tot volle wasdom bracht Hij Zijn Woord, en door Christus verbrak Hij de duisternis, die is de Mammon.
3. Want de materie heeft u het Woord niet geopenbaard, maar gesloten gehouden, en gesluierd. Maar de Heilige Geest heeft door de Eeuwige gesproken, en de schellen van uw ogen laten vallen. Laten zij dan die naderbij zijn gekomen Hem vrezen, want de Heere Heere is een verterend vuur. De Heere dan opene uw harten, opdat gij het woord zal verstaan. Prijst dan Jezus, de Eeuwige, die de ekster heeft gezonden, tezamen met de duif. En deze twee zijn als een zuiverend verbond. En de duif is dan wel van het oude, maar de ekster, die van het nieuwe is, heeft de duif gezuiverd, tot een eeuwig en heilig verbond.
4. De Heere Heere heeft tot u gesproken door de psalmen, als stromend licht, spoedig ontwakende in uw harten, waar gij de morgenster zult ontvangen, het morgenrood en het avondrood. Zo zal dan de werker niet tevergeefs hebben gewerkt, en de lijdende niet tevergeefs hebben geleden, maar alles zal ontvouwd worden in het wonderlijke licht dat de Heere zal brengen. Daarom : brengt heil tot uw God, opent uw oren, en spreekt met Hem, want Hij is degene die spreekt. Ook is Hij de luisterende en Hij die gebeden verhoort. Ziet dan, Hij laat Zich verbidden. De Heere heeft u zo een machtig wapen gegeven : het gebed, om met Hem te regeren. Laat daarom niemand zulk een gave misbruiken, want de toorn des Heere is snel.
5. Zo staat gij dan dag aan dag voor de oordeelstroon des Heeren om rekenschap af te leggen van uw woorden en daden. De Heere zal naar u luisteren wanneer gij spreekt, maar wanneer gij zonde in uw hart draagt, dan is elk woord de Heere een gruwel. Ja, zulke lieden zal de Heere voorzeker uitspuwen, en Hij zal spreken : Ik heb hen niet gestuurd. Vreselijk zal voor hen de dag zijn waarop de Heere wederkere.
6. Zo heeft dan David gesproken : Oh Heere, hoe talrijk zijn mijn tegenstanders ; velen staan tegen mij op ; velen zeggen van mij : Hij vindt geen hulp bij God. Maar Gij, Heere, zijt een schild dat mij dekt, mijn eer, en die mijn hoofd opheft. Als ik luide roep tot de Heere, antwoordt Hij mij van Zijn Heilige Berg. Ik legde mij neder en sliep ; ik ontwaakte, want de heere schraagt mij. Ik vrees niet voor tienduizenden van mijn volk, die zich rondom tegen mij stellen. Sta op, Heere, verlos mij, mijn God. Ja, gij hebt al mijn vijanden op de kaak geslagen, en de tanden der goddelozen verbrijzeld. De verlossing is van de Heere, uw zegen zij over uw volk.
7. Heere mijn God, bij u schuil ik, verlos mij van al mijn vervolgers en red mij, opdat hij niet als een leeuw mij verscheure, wegslepe zodat niemand redt. Sta op Heere, in uw toorn, verhef u tegen de woede van hen die mij benauwen. Waak op tot mijn hulp. Hij regent op de goddelozen vurige kolen en zwavel, schroeiende wind is het deel van hun beker. Help toch, Heere, want er zijn geen vromen meer ; ja de getrouwen onder de mensenkinderen zijn schaars. Zij spreken valsheden onder elkaar, dubbelhartig met gladde lippen. De Heere verdelge alle gladde lippen en elke grootsprekende tong ; hen die zeggen : Met onze tong zijn wij sterk ; onze lippen zijn met ons, wie is heer over ons ? Ik prijs de Heere die mij raad heeft gegeven, zelfs bij nacht onderwijzen mij mijn nieren. Ik stel mij de Heere bestendig voor ogen ; omdat Hij aan mijn rechterhand staat, wankel ik niet. Daarom verheugt zich mijn hart en juicht mijn ziel, zelfs mijn vlees zal in veiligheid wonen. Gods weg is volmaakt ; des Heeren woord is zuiver. Hij is een schild voor allen die bij Hem schuilen. Want wie is God behalve onze Heere ? Wie is een rots buiten onze God ? De God die mij met kracht omgordt, en mijn weg effen maakt. De wet des Heeren is volmaakt, zij verkwikt de ziel. Het gebod des heeren is louter. Het verlicht de ogen. Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis. Ik vrees geen kwaad, want gij zijt bij mij ; uw stok en uw staf die vertroosten mij. Gij richt voor mij een dis aan voor de ogen van wie mij benauwen. Des Heeren is de aarde en haar volheid. Ja, op stromen heeft hij haar gevestigd, op pilaren van vuur. Wie mag de berg des Heeren beklimmen ? Hij die een rein hart heeft.
8. Zo spreekt dan David nog steeds tot Zijn Heere, en de Heere spreekt tot Hem. Zo spreekt hij nog steeds vanuit de wolk der getuigen, voortgeleid als een lichtende wolk door de Heere, verlichtende de harten van velen.
9. Diezelfde David heeft ook gesproken : Bij U, Heere, schuil ik, laat mij nimmer beschaamd staan. Doe mij ontkomen door uw gerechtigheid. Wees mij tot een beschuttende rots. Gij zult mij trekken uit het net dat men voor mij had verborgen, want Gij zijt mijn veste. In uw handen beveel ik mijn geest. Twist, Heere, tegen wie met mij twisten, bestrijd wie mij bestrijden. Grijp schild en rondas, sta op, mij ter hulpe. Zwaai speer en strijdbijl tegen mijn vervolgers, zeg tot mijn ziel : Ik ben uw Verlosser. Een rivier, haar stromen verheugen de stad Gods. God is in haar midden. Zij zal niet wankelen. God zal haar helpen bij het aanbreken van de morgen. Red mij oh Heere van de boze mensen, bewaar mij voor de mannen van het geweld, die boze dingen in hun hart beramen, de ganse dag strijd verwekken. Zij hebben hun tong gescherpt als een slang. Addervergif is onder hun lippen. Behoed mij, oh Heere, voor de handen der goddelozen, bewaar mij voor de mannen van het geweld, die zich voornemen mij de voet te lichten. Hovaardigen verborgen voor mij een strik met koorden. Zij spanden een net langs het pad. Hij doe hen vallen in het vuur, in kuilen, zodat zij niet weder opstaan. Geprezen zij de Heere, mijn Rots, die mijn vingers oefent voor de strijd. Mijn goedertierenheid en vesting, mijn schild, en verlossing. Gij zijt mijn vertrouwen.
10. En zo spreekt David nog steeds vanuit de lichtende wolk die het volk leidt : Heere, mijn God, mijn burcht, mijn vaste woning en Mijn licht. Leid mij, en bestuur mij, want gij zijt de Wet, gij zijt het zoete en de toorn. Vurige kolen zijn in uw hart vanwaar gij spreekt, om goddelozen te verbrijzelen, en in het dodenrijk om te brengen. Gij doorstoot de hoogmoedige, en haalt neer hen die valsheid prediken. Oh, Heere, eeuwige rots, doe mij recht, laat uw vijanden beschaamd staan. Ik haat hen die U haten. Ik heb lief hen die U liefhebben.
11. Jezus, U bent de Eeuwige Zoon, sprekende in het licht. Wanneer gij spreekt sluit de duisternis haar deuren, wanneer gij predikt verdrijft gij haar. U zond uw Geest, de Eeuwige om harten te verlichten, om tot hen te brengen het morgenrood en het avondrood. U zond uw duif en ekster, om de morgenster op te laten komen in onze harten, sprekende van een Eeuwig Woord. U bent de eeuwige, u bent gekomen.
12. Heere, leidt uw volk tot de armoe, laat haar niet ten verderfe gaan door de welvaart. Heere, ontmasker hen in uw volk die de Mammon volgen. Oh Heere, u heeft de heilige armoe tot ons gezonden om te getuigen van een hemelse rijkdom. Dit is de rijkdom van uw Woord. Heere, u heeft ons gereinigd door Uw bloed. Verbreekt dan ook de Mammon door uw bloed. Ja, door het kruis is de Mammon verslagen, en door het kruis hebt gij de grote Jom geveld, en gij hebt ons geleid tot de lokogamen, de sieraden van het lijden. Gij hebt ons rijkelijk bekleed.
13. En ik zag een deur van licht zich openen, en een duif en een ekster vlogen tot de Heere, en zetten zichzelf op zijn arm, en later op zijn schouders, en de Heere sprak woorden van donder, en zeide : Nu is het de tijd dat de zegels van het Eeuwig Evangelie worden verwijderd. En ik zag een grote engel komen die de zegels verwijderde, honderdvier in aantal, en hij wierp hen in de zee van bloed. En de engel sprak met een donderende stem, en ik kon het niet verstaan. Toen sprak de Heere : Prijst dan Jezus, de morgenster die in uw harten opkomt, want het Eeuwig Evangelie is naderbij gekomen. En ik zag een grote schare engelen die voor de voeten van Jezus neervielen, en zij aanbaden Hem. En ik zag een grote engel als een standbeeld, en deze engel was groter dan elke engel die ik ooit had gezien. En hij droeg een boek. Toen zag ik de ekster die opkwam vanaf de schouder des Heeren, vloog naar de engel toe en pikte het boek uit zijn armen om het tot de Heere te brengen. Toen opende de duif het boek, en de Heere sprak : Geeft nu eer aan Jezus, want de Grote Jom is gevallen, zij en haar tienduizenden. En ik zag een gestalte van bloed uit de hemel vallen, en zij stortte in de zee. En de Heere sprak : Weent oh gij aarde, want de Grote Jom is op u gevallen, en zij weet dat zij weinig tijd heeft. Weent dan, gij zee, want haar tienduizenden zullen haastig zoeken om te verslinden. En ik zag Rafael en Michael komen, en zij droegen Uriel tot de Heere. En ik zag grote scharen Jezus danken, en Jezus sprak : Dit is het moment waarop ik Mijn Eeuwige Geest rijkelijk uitstort. En een grote ekster kwam over de massa, en bracht de massa in beroering. En nieuwe tongen vielen op de scharen en zij profeteerden van grote dingen.
14. En toen begon Jezus te prediken, en zeide : Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. En de ekster kwam op zijn schouder zitten, en daarna de duif, en Jezus deed grote wonderen. En vanuit het bloed der zee kwamen de martelaren voort, en zij stonden rein voor hun God. En de grote ekster leidde hen des daags naar de Eeuwige Stad, en de grote duif des nachts, daar zij lichtende verschijningen waren. Dank dan de Heere die David wederom tot u gezonden heeft, dank dan Jezus, want de grote stad is dichterbij gekomen. En de Heere zal zijn engelen zenden om u binnen te halen, en de Heere zal uw licht zijn. De Heere zal zijn Woord stand doen houden en tot gestalte brengen, als een schuilplaats waar gij voor eeuwig zult wonen. Zo is dan Jezus het licht van hen die in Hem geloven en Hem aanroepen. Ook zult gij Maria aanschouwen in al haar heerlijkheid, en zullen de poorten der engelen geopend worden. Richt u daarom op het bloed van Christus dat u heeft vrijgekocht, wetende dat dit kostbaar bloed ook uw geweten en verstand zal wassen en zal heiligen voor de Heere. De Heere zal zo een nieuw en heilig priesterschap oprichten. U bent dan naderbij gekomen tot het altaar van David, waar de Heere de vijand heeft geslacht. Weet dan dat gij niet alleen door het bloed van Christus word gewassen, maar meer nog door het bloed van de vijand, want zij die de Heere waarlijk liefhebben strijden voor Hem. Zo zult gij dan rein en heilig voor de Heere staan. En de Heere zal tot u zeggen : Gaat dan in, gij getrouwe slaaf, want gij hebt wel gehandeld. Maar tot hen die hun zwaarden rein hebben gehouden van bloed zal de Heere zeggen : Weest vervloekt, gij nietsnuttige lieden, want gij hebt de wet veracht, welke tot uw leven was. Nu dan, gaat heen, want gij zijt buitengeworpen. En de Heere zal tot hen zeggen : In het vuur zal alles gewassen worden, en door het vuur zal ik op zoek gaan naar een tweede oogst, en Ik zal oogsten hebben tot in alle eeuwigheden. Zorg dus dat gij daaraan deel hebt. En zo zal de Heere een bron zijn van liefde en zuivering tot in alle eeuwigheden, waarin velen tot verlichting zullen komen. En de Heere zal David wederom oprichten, en hem aanstellen tot een licht. En David zal het volk onderrichten in de krijgskunsten des Heeren, en hij zal de tempel herbouwen. En zij die de naam van David dragen zullen zalig zijn. En zo is dan David een machtig geheimenis van de kracht van Christus. En David zal zijn als de zwarte panter, kennende en spelende de verborgen liederen des Heeren. En zijn harp zal gerechtigheid brengen, en zijn fluit liefde. Ook zullen zijn harems door tamboerijnen zachtmoedigheid en tederheid brengen, en dit leren aan het volk. Want het is een kunst met de Heere te zijn, en een kunst met hem te regeren.
15. En ik zag een grote ekster en een grote duif op de schouders van David zitten, nadat een deur van licht zich had geopend, en ik zag David grote wonderen doen. En David werd genoemd : 'slachter van goddelozen', en 'rechtvaardige burcht'.
2.
1. En ik zag grote mannen Gods naar voren komen, zoals Mozes, Simson, en Salomo, en zij kregen allemaal een duif en een ekster op hun schouders, en dit was als het nieuwe en eeuwige teken des Heeren waarmee Hij hen verzegelde, en een raaf leidde hen weg. En Mozes werd geplaatst om te regeren over de hel, en Simson werd aangesteld als de heerser van het dodenrijk. Salomo dan werd aangesteld over de schatkamers des Heeren. Ook zag ik Noach naar voren komen, en een nieuwe ark werd gebouwd.
Het Boek van de Heilige Voetspijkers
1. Het geheim van de profeten ligt in de doornenkroon, zij die visioenen geeft en dromen. Laten de profeten vol zijn met de lusten des Heeren, opdat zij aan de lusten der wereld ontkomen. Laten zij de Geesten des Heeren aanhangen, opdat zij de vreemde vrouwen kunnen ontvluchten. Zo heeft dan een iedere profeet een hemelse harem om zichzelf rein en onbevlekt te houden van de vrouwen der wereld. Want vele verleidingen zullen op de profeten worden afgezonden, en vele geesten van valsheid. Daarom, oh profeet, trekt u het Lot des Heeren aan, die gekruisigd werd, doorboort in voeten en handen. Draagt daarom ook de spijkers diep binnenin u als het zegel van uw verlossing. Want allen die in Christus zijn, zijn met Hem medekruisigd, en zij zondigen niet, daar zij door hetgeen zij geleden hebben aan de zonde onttrokken zijn. Maar velen die zeggen met Christus te lijden, lijden als een Petrus en een Judas. Zij verloochenen de Heere in Zijn lijden, en zij verraden Hem. Zij dan die met de Heere lijden zijn aan handen en voeten gekruisigd en dragen de spijkers van Zijn lijden diep binnenin. Ja, zij hebben zich door de spijkers laten reinigen in de dieptes van hun geest. Nu dan, de spijker die Zijn voeten doorboorde draagt een diep geheimenis, want deze spijker bracht Hem tot het dodenrijk en het rijk van de hel. En zo is de spijker die Zijn voeten doorboorde een pad door de onderwereld, een pad dat ook gij behoort te gaan. Zij dan die deze spijker niet in hun voeten dragen zijn geen christenen, daar zij niet het pad des Heeren volgen. Zij worden gegrepen door de wereld en haar lusten. Maar zij die de spijker dragen hebben de lusten des Heeren, en zij zijn daardoor aan de zonde onttrokken.
2. Daarom zijn hen die waarlijk in Christus zijn ook het pad door de dood en de hel gegaan, en zijn zij door de spijker medegekruisigd diep in hun geest. En door deze spijker hebben zij een wapen tegen de lust der wereld, en zijn zij mede-soldaten met Christus.
3. Zo is dan de heilige voetspijker de sleutel van het Grote Pasen, van het dodenrijk en van de hel. Deze spijker is de sleutel van het Pad van Christus, en zonder deze sleutel kunt gij niet tot de Heere komen. En zij die deze spijker dragen kunnen het pad van de wereld niet begaan, en worden daarom veelal bespot door de geesten der wereld, maar zij dragen de lusten des Heeren diep binnenin, en zij kennen Zijn vrede. Zij hebben een onoverwinnelijk wapen waarmee zij de geesten der wereld fokken, en aan het einde der tijden zullen zij deze geesten doorsteken zoals zij doorstoken waren. Zo zult gij het lijden aanvaarden als een middel om door de spijker tot Christus te komen, en gij zult geen van deze wapenen voor hun tijd gebruiken, want daarmee zult gij de Christus verliezen. Maar velen hebben overmoedig hun wapenen genomen om zo het lijden des Heeren te verachten. En de Heere zal hen in de eindtijd nemen om hen op Zijn grote wagen te zetten, en zij zullen tot een schande zijn. De Heere zal hen vernederen door hen in tijden van dorheid en kaalheid te brengen, en van de geesten der wereld zal de Heere de ogen uitrukken. Zo zal het sieraad der profeten velen die door de wereld vernederd waren tot eer strekken.
4. Aanbidt daarom de spijker, in plaats van allerlei vaagheden. De Heere wil geprezen worden in Zijn lijden, en door uw allerheiligste persoonlijke deelname. De Heere zal de lippen slaan van hen die Hem op een afstand blijven prijzen. Zij die de Heilige voetspijker waarmede Hij gekruisigd was, aanbidden zoals zij het kruis aanbidden en Zijn doornenkroon, zij hebben Hem gevonden, en zullen met Hem zijn. Maar de Heere zal de vuile harten slaan.
5. Zo hebt gij in de voetspijker een sleutel om tot Hem te komen, en om Eén met Hem te zijn. Volgt Hem dan in al Zijn voetstappen, en print Zijn geboden door de spijker in uw gedachtes, opdat gij ze voor eeuwig zult bewaren. Ja, de voorwerpen des kruises zijn voor eeuwig, en zij dienen geprezen te worden, opdat gij ze in uw allerheiligste deelname kunt gebruiken. Want weet gij niet dat door deel te hebben aan het kruis, gij ook deel zult hebben aan de wapenen des kruises ? Maar wekt hen dan niet voortijdig op, opdat zij zich niet tegen u zullen keren.
6. Maar er zijn enkelen onder u die de gemeente van de eenvoudige toewijding aan de spijker willen afleiden. Zij hebben de paden der farizeeers aangelegd. Maar gij geheel anders : Luistert niet naar zulke lieden die niet over de spijker prediken, want hun paden leiden tot dood en duisternis. Laat u dan ook niet door vrienden, kennissen, ouders of kinderen afhouden van de wegen des Heeren. Ook al waren zij uw broeders en zusters, zulken zijn niets anders dan wonden. Toch draagt gij zulke wonden getrouw, en legt hen voor aan de Heere. Door uw toewijding aan de Heere en Zijn spijker, zult gij die heilig zijt, het pad van ijs begaan, daar dit het pad des Heeren is. De Heere rekent niet met familie, maar met hen die Zijn geboden onderhouden. Zulke ouders en zulke kinderen zijn goud waard, maar de rest zal vergaan. Kleeft daarom niet vast aan hen die de Wil des Heeren niet doen, of aan hen die zeggen de Wil des Heeren te doen, maar de paden der farizeeers bewandelen. Volgt ook geen profeten die voorspoed aanhangen, want zij zijn geen profeten, maar dieven. Volg de paden der profeten over en langs de paden van de armoe. Want ziet, de armoe is uw hemelse harem die u afhoudt van de begeertes der mensen. De begeertes der mensen leiden tot verderf en het afsluiten van de zintuigen. Zij hebben hun genot in niets en in schaamteloze gevoelloosheid. Zij zullen nog meer gevoel verliezen, en hun hardheid zal dan afbrokkelen in de hel. Maar hangt hen die zeggen dat de hel altijd duurt niet aan, want zij zijn wreed en harteloos. Ziet, zij hebben reeds hun gevoel verloren, zij zijn vleeseters en hoereerders, daar zij vrienden van de wereld zijn en metterdaad vijanden van God. De hel zal opgelost worden in de hemel, daar de hel een reinigend vuur was om een ieder te louteren, uitgezonden door de hemel, en terugkerende tot de hemel. De Heere houdt de zonde niet in stand, en ook niet de zondaar. Zij die dat zeggen willen de zonde niet loslaten. De Heere rekent niet met hen, en rekent hen tot de spotters. Maar velen onder u hebben vroeger zo gedacht in uw tijden van zonde, en de Heere Heere heeft u verlost. Zo heeft de Heere velen verlicht, en zal de Heere nog velen verlichten. Spot dan niet met deze woorden, want zij die zulke woorden afwijzen hebben reeds de Heere afgewezen. Maar toets deze woorden in heiligheid en in vreze en beven, want de Heere mocht eens spreken. Ziet dan toe dat gij Hem die spreekt niet afwijst, want velen sliepen terwijl Hij leed en sprak. Waakt dan op, gij die slaapt, opdat Christus over u zal lichten. En Zijn spijker is als de lantaarn op uw pad.
7. Zo zullen er dan in het laatste der tijden vele vijanden van God opstaan. En zij zullen hun kerken hebben, en zij zullen daarin mensen vangen met hun netten. Maar gij geheel anders : Blijft ver bij hen uit de buurt. De Heere heeft Zijn stad voor u opengesteld, en het zij u genoeg. Zo hebt gij die de Heere volgt ook uw ziel gekruisigd door de spijker, en het zij u als een wachter voor uw mond. Zo hebben dan allen die de doornenkroon des Heeren dragen door de spijker een lantaarn en een lamp op het pad der profeten en het pad des Heeren, en zij zullen vele gezichten zien. Ja, zij hebben een middel om de profetische gaven aan te wakkeren, als een heilig vuur des Heeren. Ja, want ook in de hemelen zijn de spijkers machtige pilaren, en gij dient erop acht te geven als op wegen omhoog. En de engelen en de harems des Heeren dalen over deze pilaren af, en stijgen er langs op.
8. Zo hebben dan de spijkers van Christus velen gezaligd, en vele paden hebben zij geopend. Ja, want door de handspijker Hebt gij een bediening des Heeren gekregen, en hebt gij werk des Heeren gedaan. En door de voetspijker hebt gij reine paden betreden, en hebt gij reizen in de geest gemaakt. En ja, sommigen onder u zijn predictaten des Heeren. En door het spotkleed te dragen zijt ge apostel geworden voor het aangezicht des Heeren, en de Heere is getrouw tot u en behoedde u. En door de doornenkroon te dragen werd ge profeet voor het aangezicht des Heeren, en schonk Hij u visioenen door Zijn bloed. En zij die door de speer des Heeren waren doorstoken zoals Hij eens werd aan het kruis, en zij die deze speer dragen en aanbidden als de heiligheid van de Heere, zij zijn als richters voor het aangezicht van God.
9. En zo zijn ook enkele heel zuiveren hermitaat geworden door de voetspijker des Heeren, omdat zij zijn wegen niet hebben veracht. En zij hebben een reis in hun binnenste gemaakt om de Heere te ontmoeten en te omhullen. En nu is de Heere hun omhulling door de voetspijker. De Heere is getrouw tot wie Hem dienen, en bekleed en heiligt hen door de voorwerpen des kruises.
De Nieuwe Openbaring
1.
De IJstempel
1. De Leeuw sprak deze woorden, staande in de Tempel van IJs : Nu dan gaan de gezanten uit om het Woord te zuiveren. En hij nam een boek en verbrandde het. 2. Toen richtte hij zich tot de oostkant der hemelen, in het gewest Spricht, en sprak om het zegel der leeuwen te verbreken. Toen kwam er een ruiter zittende op een leeuw tevoorschijn, roepende als een bazuin. 3. In zijn ene hand had hij een klein houten bed, en in zijn andere hand een koperen weegschaal. Hij werd gevolgd door een grote groep leeuwen. 4. De leeuw waarop hij zat was rood en wild. 'Verschrikkelijk' was zijn naam. Uit de muil van de leeuw kwamen zeven blauwe vlammen om de aardbodem te verteren. 5. Toen hoorde ik het geween van miljoenen. Zij hielden zich onder de grond verscholen, en zij hadden schepen op zee. 6. Toen sprak een stem : Nu is het oordeel gekomen tot het binnenste der aarde en de zee. Toen zag ik een andere leeuw verschijnen, nog verschrikkelijker dan de vorige. 7. Op zijn rug droeg hij een schaal van ijs, waaruit insecten voortkwamen. Zij begonnen van de wateren te drinken, en de wateren begonnen te branden. 8. De leeuw was blauw en helder en uit zijn muil kwam een haai voort. De haai zwom tot de zon en verzwolg deze. 9. Toen begonnen sterren van ijs te vallen en enkelen kwamen op de aarde terecht. Dit waren de dagen waarin de tempelen van ijs zich begonnen te openen. 10. Zij begonnen God groot te maken en gingen op hun benen staan. In het midden der hemelen was een vrouw in barensnood. 11. Groot was haar strijd, en ze gaf geboorte aan een paars kind. Bij de geboorte stierf ze, en haar ziel werd tot God gedragen. 12. De Naam van deze vrouw was Metensia, de Wonderbaarlijke, en zij werd gegeven aan de Geest Gods, haar man. Het kind groeide op en werd groot. 13. En haar naam was Marion, en ze voegde zich naast haar broer Michai. In die dagen viel de Aakse, de grote slang, uit de hemelen. Hij was ook gebaard door Metensia. 14. En Marion en Michai treurden zeven maanden lang over hun gevallen broer. Let dan op, opdat gij het geheimenis kent. Zeven grote hoornen droeg hij, om het laatste der dagen te verzegelen.
De verbreking van de hoornen
15. En er verscheen een grote panter in het midden van de hemelen, die zijn ruiters begon uit te zenden. En toen sprak God deze woorden : De laatste dagen van de markt zijn gekomen. 16. Deze zal zeer groot worden en dan vallen. De markt heeft slaven gemaakt, maar Ik zal hen vrijzetten. Ik zal hen een tepel in hun borstkas geven, waaruit de melk van Mijn Geest zal stromen om hen vrij te zetten. 17. Ik zal hen de tepelen der vrijheid geven, en ik zal hen leiden tot de tempel van ijs. En toen begon de eerste grote hoorn zich tot de heiligen te richten om hun hart te doorspietsen. 18. En God sprak : Vanuit de wond zal de tepel rijzen. Vrees daarom geen kwaad. De tepel zal de hoorn verbrijzelen. 19. En ik zag een tepel oprijzen als een toren, en melk en honing begon over de hoofden van de heiligen en de profeten te stromen, en zij profeteerden voor veertig maanden. 20. En toen zag ik de tweede hoorn zich grootmaken tegen de heiligen. En plotseling doorstak hij hun buik. De wond was zeer groot, en bloed stroomde tot de wateren. Ik zag een verbittering in de hemelen, en de martelaren smeekten om wraak. 21. De aarde begon te beven en slokte de rivieren op, maar de zeeen begonnen groter te worden. Toen spoog de grote haai de zon uit op de aarde, en er kwam een droogte van acht jaar en zes maanden. 22. En een zwarte leeuw rees op uit de aarde, en schonk een tweede tepel aan hen die de buikwond hadden. Toen kwam er een stilte van achtendertig uren in de hemel. 23. Dit waren de dagen dat Michai de aarde begon te beroeren. De derde hoorn begon zich tegen Michai op te zetten, en verzamelde een grote menigte. 24. Michai's ogen werden doorstoken, en zijn kaak werd verbrijzeld, zodat hij niet meer kon spreken. Toen werd Michai aan een steen gebonden en in de grote zee geworpen waar de grote vissen hem begonnen aan te vreten. 25. De derde tepel begon in de monden van de heiligen en apostelen te groeien, en zodra zij hun monden openden, kwam er melk en vuur om de afvalligen te verteren. 26. Zij hadden monden als slangen. Toen begon de vierde hoorn het paarse kind, Marion, te vervolgen. 27. Ook begon deze hoorn zich groot te maken tegen de hemelen met godslasteringen, en allen die deze hoorn volgden kregen grote macht en konden grote wonderen en tekenen verrichtten. 28. In deze dagen begon de vierde tepel in de tempel van ijs op te rijzen, en begon woorden van wijsheid te spreken, terwijl boeken zich openden. 29. Een zwarte ruiter op een zwart paard verscheen, en weer begonnen er sterren uit de hemelen te vallen. De schade op aarde was groot. 30. De drie laatste hoornen werden door winden verbroken, en een poort in de hemelen werd geopend. 31. Toen viel de vrouw der katachtigen als door donder en bliksem uit de hemelen. Eerst vrat de Aakse, de grote slang, haar op, maar zij begon in zijn buik te lachen en vrat hem van binnen uit op. 32. Toen kwamen er vele stemmen van de hemel. 33. Een vos genaamd Zurastael verscheen aan de hemelen en begon zijn naam in de hoofden te schrijven van hen die de vier tepelen binnenin droegen.
2.
De heilige staart
1. En een paars beest begon een afschuw te krijgen aan Marion, en nam haar tot hem, om ten slotte met zijn nazaad te vertrekken. 2. Zij had enige ridders verborgen, maar hun schuilplaats werd ontdekt en verwoest. Toen hun bloed ter aarde viel, veranderde het in zaad waaruit weelderige bomen groeiden. Ook kwamen er netelplanten uit voort en doornenstruiken met de bloemen en bloesem des geestes. 3. En hierin groeide het huis van de martelares Marion, als een poort tot de ijstempelen des hemels. 4. In die dagen begon de vos de heiligen te leiden op Marions paden, zij die de wond van Marion in hun ziel droegen, wiens ruggen gebroken waren. 5. En de vijfde tepel begon te groeien aan het uiteinde van hun ruggegraten, aan het stuitje, tot een heilige staart. En zij begonnen te wenen tot de hemelen. 6. En zij kwamen tot de gewesten van Spricht, aan de Oostkant der hemelen. En de heilige staart begon hun zielen te beschrijven vanuit de heilige boeken. 7. Toen de zesde tepel verscheen kwam er donder vanuit de hemel. En de Haai sprak deze woorden : 'Zalig zijn zij die genaderd zijn tot Spricht.' 8. Toen richtte hij zich tot de westkant van de hemelen, tot het gewest Zetdonia, en sprak woorden om het zegel der haaien te verbreken. Toen kwam er een haai vanuit het Noorden van de hemel, en hem werd macht gegeven om de volgelingen van de vrouw der katachtigen en het paarse beest te misleiden. 9. De dagen van de blauwe haai zijn aangebroken. Laat de aarde huiveren. 10. En de haai bracht hen tot een kelder onder het huis van Marion, waar hij hen opsloot en hun boeien verzegelde met onuitsprekelijke woorden. 11. De grote haai des hemels is opgestaan. Wie kan er aan zijn oog ontsnappen ? 12. In die dagen waren de anfitaten op aarde, om eer te brengen aan het paarse kind. 13. Maar een wolk nam hen weg en bracht hen op een verborgen plaats. 14. Zij kregen daar de geheimen van de zevende tepel te zien, en waren niet gemachtigd te spreken. 15. Gij bent genaderd tot de God van het brandende ijs, in wiens tegenwoordigheid gij niet kunt spreken. Gij bent genaderd tot de vertering. 16. En weer werden er boeken verbrand en zij die aanwezig waren, werden niet gemachtigd te spreken. 17. Kent gij de namen van de zeven grote geesten die zich voor het aangezicht van God bevinden ? 18. Kent gij de namen der zeven geestesogen van God, en de zeven geestestepelen ? 19. Eén van hen is Matas. En zalig hen die genaderd zijn tot Spricht.
Het Lied van Matas
20. Matas, waterplant, reikende tot het einde van de zon. Matas, wonderlijk gezag, reikende tot het einde van de zon, daar waar het ijs begint, en daar waar het ijs eindigt, daar waar het ijs brandt als een fakkel in de nacht. 21. Matas, waterplant, reikende tot het einde van de zon, en zalig hen die genaderd zijn tot Spricht. Matas, wonderlijk gezag, springend van dag tot dag. 22. Wortels reikend naar de bodems van de zee, groeiend naar het einde van de zon, Matas, waterplant, daar waar het ijs brandt als een fakkel in de nacht. 23. Breng mij voor het aangezicht van hem die dag en nacht kent, van hem die de paden door duisternis en licht kent. 24. Leer mij steeds weer uw stem te verstaan, zalig hen die het ijs vasthouden, daar waar alles brandt. 25. Zalig hen die vol zijn van ijs en geest, zwemmend langs de wortelen en takken van Matas, groeiende vanuit het huis van Marion, reikende naar de overkanten van Spricht. 26. Zalig hen die de zeven geestestepelen kennen, die melk en ijs laten vloeien. Zalig hen die honing verspreiden, als ijs brandende als een fakkel in de nacht. 27. Leid ons op eeuwige paden, geef ons de vleugelen van Matas. Laat ons naderen tot Spricht, vanuit Marions Huis, dragende haar wonden in ons hart. 28. Heilig het paarse kind in ons, en heilig uw anfitaten, als fakkels op ons pad. 29. Leer ons het licht der lichten kennen, de koningen der koningen, in het huis van Marion. 30.Wij staan hier voor uw eer, met uw liederen in onze mond. Leer ons geen onbekende paden te betreden, maar laat de paden bekend zijn bij u. 31.Uw paden zijn bekend, u gaf Uw kennis aan Uw meesters. Zalig ons, die genaderd zijn tot Spricht.
32. Matas, Plant des Levens, groeiende daar waar het donker is, daar waar het hart zoveel wonden kent. Breng ons tot Spricht. 33. Matas, groei daar waar het donker is, vanuit de wonden van mijn hart. U kent mijn paarse kind, ik weet dat U mij bemint. 34. Als een fakkel in de nacht, U bent daar. Voer mij er doorheen, laat mij niet alleen. Alleen U kent het hart van de Vader, oh Geest voor Gods Troon. 35. Geef mij de visioenen van een nieuwe dag, het brandend ijs in Uw Hart. Ik weet mij hierin geborgen. U kent al mijn smart. 36. U omhult mij en omgeeft mij. U omhult mijn droge tong. U brengt mijn hart tot de wateren des levens, groei in mij oh Geest van God. Maak mij Uw Heilige Raad bekend.
3.
De dieren des hemels
1. En ik kreeg oorsuizingen en mijn handen begonnen te tintelen toen ik was opgenomen in de hemelen, en Gods IJstempel zag. 2. De leeuwen des hemels kwamen tot mij en dienden mij. Zij spraken tot mij dat deze woorden en beelden heilig waren, en opgetekend moesten worden, voor het klaarmaken van een nieuw geslacht. 3. Zij voerden mij naar een hemelwoning waar de haaien des hemels waren. 4. En de woorden die zij spraken waren nat en vochtig, zodat zij gedronken konden worden, en mijn oren begonnen te piepen. 5. Ik hoorde het gezoem van de hemelen, en ik zag de verschillende gewesten voor mij liggen. 6. En een stem sprak : 'Spreekt, opdat het oordeel kan komen. Het oordeel waarop de aarde wacht.' 7. En tronen werden omhoog gehesen, waarop haaien en andere dieren des hemels zich plaatsten. 8. En wijn begon te vloeien, en dronkenschap kwam te vallen op de dieren, zodat zij de lichten der aarde konden oordelen. 9. En toen begonnen mijn benen te tintelen, terwijl boeken werden geopend. 10. De woorden van de aarde werden gezuiverd en getoetst aan de woorden van de hemel, en wederom werden er boeken verbrand. 11. En ik zag verborgen woorden openbaar worden, en zij moesten rekenschap afleggen van hun werken. 12. Ook zag ik talen en culturen verschijnen voor de tronen van de dieren des hemels. 13. De vrouw der katachtigen werd buiten de hemelpoorten geworpen, en daarna werd ze in de poel van ijs geworpen. 14. Toen vielen gillende sterren uit de hemelen, en dezen vielen op de aarde om hen die op de aarde woonden te vervolgen. 15. En zij zochten rust, maar konden het niet vinden. 16. En een stem uit de hemel sprak : De grote Jom is verslagen. Zalig hen die de geheimenissen van de zevende geestestepel kennen, die van de Heilige Melk drinken, want zij zullen verzadigd worden, en de wateren van rust zullen hen navolgen. 17. Vervloekt zij hen die de geestestepelen trachten te doven en te bedroeven, want ijs en zwavel zal hun hoofden vernietigen. Zij zullen in het Vuur van Eminius, de Heilige Leeuw voor het Aangezicht van God, verbrijzeld worden. 18. Zalig hen die God verwachten, en Zalig hen die Zijn Geest kennen.
4.
Eminius Dag
1. Dit zijn de woorden van Eminius, de Heilige Leeuw voor het Aangezicht van God. Hij droeg tafelen van ijs en schalen van ijs, waaruit insecten voortkwamen. 2. Hij had armen als van een octopus : 'Hoort het Woord des Heeren, want van nu aan zal niemand kunnen openen zonder te sluiten, zal niemand kunnen creeeren, zonder te verbrijzelen. 3. Ik zal u het koord der Waarheid tonen, wanneer gij in mij blijft. Dit zijn de Woorden van de Heilige Eminius, die brandt van ijs, als een fakkel in duistere nachten. 4. En wanneer de zwarte panter begint te rennen, en de glazen breken, dan zullen de slaven der markt vrijgezet worden, want Ik heb u niet bereid tot slavernij, maar tot vrijheid. 5. En in het duistere gat zult gij vrijheid vinden. Als een panter zal ik Mijn kinderen verzamelen. 6. Ik zal u Mijn wonden tonen, en Ik zal u kronen tot anfitaat. De geheimenissen van deze dagen zijn groot. Zalig hen die dezen kennen. 7. En er zal een dag van Eminius zijn, een dag waarop alles heilig zal zijn. Dit is de dag dat het ijs zal branden. In Gods Heilige Tempel sta ik. 8. En Ik zal branden van ijs, terwijl Ik Mijn Winden over de aarde zend, om bloed in zaad te veranderen, en Mijn zonnen van ijs te leiden tot de poorten van Marions Huis. 9. Ik zal Metensia een lichte hoop zenden en haar op de vleugels van de wind voeren naar Sarsia. 10. Ik zal Sarsia laten spreken vanuit de tempel om hoop te brengen aan hen die de wonden van Metensia dragen in hun ziel. Zij die hun kinderen hebben moeten offeren op de altaren der gerechtigheid. 11. Dan zal Michai zijn moeder wenken, en zij zullen wederom verbonden worden met Eeuwige Koorden. 12. Dan zal Metensia wederom haar Zoon zenden tot de aarde, waar hij zijn troon voor eeuwig zal vestigen. 13. En de engel Sarsia zal hem leren strijden, en hij zal overwinnen. 14. Laat u dan teder behoeden door haar zachte vleugelen, en laat u leiden door haar zachte winden, om u tot Eeuwige velden te brengen. 15. Zij, die uitgezonden is vanuit het Aangezicht des Heeren, vanuit Zijn Troon, om Zijn Altaar op aarde te vestigen. Ja, de aarde zal Zijn Tempel worden. 16. Ja, komt nader tot de Nieuwe Ark, en laat u binden met Eeuwige Koorden. Ja, komt nader tot Zijn Heilige Tempel. Laat uw monden vullen met IJs. 17. U bent genaderd tot het goud van IJs. U bent genaderd tot het Huis van Metensia, waar gij eet van heilige schalen. 18. Het zal uw buik niet meer wegbranden, maar het zal u tot genezing zijn. U bent genaderd tot de vruchten van de Blauwe Boom, daar waar Michai werd verwekt.
Spricht
19. En ja, dan zal er een dag zijn waarop uw handen en voeten tezamen gebonden zijn door de zesde en de zevende tepel. 20. Ja, door hun Eeuwige koorden zult gij zijn als een vis in het water, dragende de zoete wonden van Michai. Gij zult gedragen worden tot de engelen der winden en koele wateren, en zij zullen u beminnen omdat gij troost gebracht hebt aan het Hart van God. 21. Ja, engelen zullen u dienen, gij die de koorden van de zesde en de zevende tepel draagt. 22. En in Spricht zult gij uw handen en voeten zien, en bemerken dat zij met velen zijn. Gij zult hen niet kunnen raken of aanraken, gij zult hen niet in beweging kunnen brengen. 23. En dan zult gij wachten totdat de Geest van God u raakt, en Zijn winden zullen u in beweging brengen. Dan zult gij zijn als de heilige inktvis in het water, en oprijzen als de vliegende spin om de sterren te bewegen, en te wassen in koele wateren. 24. Nu werkt gij nog op het veld, maar straks zult gij verlichting kennen. Gij zult eten van heilige zonnen, en het ijs zal oprijzen in uw buik. 25. Oh, gij die uw voeten door Eeuwige Koorden hebt laten binden, gij zult het geestesschoeisel ontvangen, en uw zaad zal u in beweging brengen. 26. Treurt niet over het bloed, want het zal heilig zaad wezen. De Tijger zal ook u opnieuw verwekken, en gij zult geleid worden door uw eigen zaad, voortgekomen en voortgebracht door de winden Gods. 27. Treurt dan niet bij het aanschouwen van de wonden van Michai in uw schouders, want de vogelen des hemels zullen daarop nederdalen, om u te leiden op Eeuwige Paden. Zalig zij die genaderd zijn tot Spricht.
De Dag van het Altaar
28. En de Tijger sprak deze woorden, staande in de Heilige IJstempel op de Heilige Berg van God : Er is een Dag waarop het Heilige Altaar wordt opgericht. 29. Die Dag zal groot heten. Dan zullen de geesten die daar zwaar werk moesten verrichten vrijgezet worden. 30. En toen verbrak hij het zegel der tijgers, en richtte zich naar het Noorden vanwaar de grote haai kwam, en sprak : Nu is er dan een dag van vrijheid voor hen die werkten in zweet en tranen. Uw bloed zal zaad worden, en gij zult bomen planten. 31. Nu is er dan een dag van rust aangebroken, en gij zult rust vinden op uw akkers. 32. Uw ploegscharen zullen omgesmolten worden tot altaren, en gij zult de Geesten Gods kennen. Gij dan zult uw engelen bij namen noemen.
De Verzegeling van het Woord
33. En Michai stond op om hen van het altaar te leiden. 34. Groot is de Dag waarop de Heere Zijn Stem verheft, om rust te geven aan hen van het altaar. 35. En toen de Tijger al deze woorden gesproken had, kwam er een engel met zeven winden in de armen om de woorden te verzegelen. 36. Toen kwam er geruis met donder en bliksem om de tempel te sluiten. 37. En zij die het Woord des Heeren hadden gehoord hadden rust.
5.
De Woorden van Metensia
1. En mijn tong geraakte als in vuur toen ik deze dingen zag en hoorde, en een deur werd geopend in de hemel. En ik hoorde een stem roepende 'Kom, want er zijn veel meer dingen die getoond moeten worden.' 2. En de haaien des hemels brachten mij naar boven als door koele wateren, en ik zag Metensia zitten op haar troon. 3. Zij was als badende in ijs, en haar glans was als het goud van IJs. En zij sprak woorden uit een verborgen boek genaamd De Troiade. 4. Zij sprak de woorden van Metensia : Ik ben de koningin van Zachtheid. Mijn Naam is Schip. Mijn Naam is Metensia en ik leef op de zee. 5. Ik draag deze wereld op vier fundamenten. Ik werk met mijn genezende handen een weg naar de boeken. Ik ben de Geest van Liefde. 6. Ik creeerde de moeders en hen die creeerden. Mijn huis is gebouwd op negen pilaren, een huis in wolkeren en wateren, waar het ijs regeert. 7. Ik overwon de kunsten en krachten van de zon, en heb vijanden onder en aan mijn voeten. 8. Ik draag vijftien sterren op mijn hoofd, en zeven heilige boeken leven in mijn hart. Ik reken af met vuur en zwavel. 9. Ik heb hen overwonnen. Onder mijn voeten zijn zij, als een voetbank van mijn troon. Ik leef in ijs en schiep de moeders van ijs. 10. Innerlijke Genezing stroomt tot hen die tot Mij naderen. Vier tijgers staan voor mij, en houden de wacht, en mijn twee arenden worden voortdurend uitgezonden met mijn woorden. Zij hebben dag noch nacht rust. Heilig zijn zij. 11. Ik deel Wijsheid uit voor Mijn poorten. Ik ben trouw aan hen die mij trouw zijn. 12. Visioenen zijn in mijn Rechterhand, en Dromen in mijn Linkerhand. Waakt dan, opdat Mijn engel van Slaap u zal meenemen. 13. Ik heb mijn arxels tot u gezonden, om u te brengen door de uren van de nacht. Ja, mijn nachtwake is over u, van het eerste tot het twaalfde uur. 14. In de vijfde nachtwake zult ge de zee zien, en dan zullen koorden u trekken tot de nieuwe dag.
De ruiter op de draak
15. En toen begon mijn keel te branden en te tintelen, en ik hoorde een stem zeggende : Drinkt van de heilige ijswateren des hemels, want gij zult nog vele dingen moeten profeteren. 16. En mij werd een tijd rust gegeven, totdat ik de nieuwe morgen bereikte. 17. Koele wateren des hemels omhulden mij, en er waren vuren in mijn buik. Dit waren de vuren van ijs. 18. En weer dronk ik van de wateren, en deze wateren waren zoet. 19. Er werd een staf op mijn voorhoofd gelegd en ik zag visioenen stromen uit mijn handen. 20. Deze visioenen waren helder als ijs, en wateren omhulden hen. 21. En toen werd mij gevraagd : Kent gij de Geesten Gods ? 22. Een bittere Geest stond voor mij, met bittere tranen die hem als schubben omhulden. En toen werd mij gevraagd : Kent gij de bitterheid Gods ? 23. Ik zag de tranen als donderstenen en hagelstenen op de aarde vallen, en rivieren begonnen te stromen. Toen geraakte de aarde in vlammen, en een luide stem sprak : 'Kunt gij uw schatten nog omhullen als Mura de aarde bezoekt ?' 24. En in haar armen droeg zij een vos genaamd Zurastael, en sprak : 'Het geheimenis van de vos is groot. Zalig hen die de schatten van Zurastael kennen. Nieuwe aderen zal hen het bloed doen behouden.' 25. En de vos droeg zijn kroon als een helm gemaakt van zuivere gesteenten, en toen hij sprak voelde ik nieuw bloed door mijn aderen stromen, en dit bloed begon te branden als brandend ijs. 26. En toen sprak hij, zeggende : Uw bloed zal het zaad verwekken, het zaad van ijs. Het zal branden als een fakkel in de nacht, om hen die rust geven tot rust te leiden. 27. Uw angst zal worden tot gesteente, en niemand zal bij machte zijn het te breken. 28. Uw angsten hebben u geleid tot het ijs, en tot het boek van Zurastael. 29. En voor mijn ogen werd een boek geopend met gouden letters in gesteentes, en voor mijn ogen begonnen de letters te veranderen en te bewegen, en visioenen kwamen uit hen voort. 30. En wederom sprak Zurastael zeggende : 'Gij die het licht zoekt, wordt opgezogen in een steen. Zalig zij die de Eeuwige steen vinden, want Eeuwige aderen zullen daar het bloed behouden.' 31. En zuivere lichten vielen op mij als koele wateren en ik voelde grond onder mijn voeten, hard als steen, terwijl het gloeide. 32. En een stem van het altaar sprak, zeggende : Zalig de doden die vanaf nu in Zurastael sterven. 33. En ik zag de tronen der zee opkomen, en altaren vanuit het binnenste der aarde, en ik zag graven opengaan, terwijl de gewesten en de windrichtingen hun doden gaven. 34. De zee gaf haar doden en het binnenste der aarde gaf haar doden, en ook de bergen, de rivieren en de nesten der vogelen. 35. Boeken werden geopend, en de altaren raakten in vlam. En een stem sprak zeggende : Dit is de dag waarop de doden teruggegeven dienen te worden. 36. En de lichten van de uitspansels begonnen hun doden te geven, en de zonnen en manen begonnen hen uit te spuwen en te buigen. 37. En wederom sprak een stem : 'Het Licht van Zurastael is gekomen, en de duisternis heeft het niet kunnen doorklieven. Zalig hen die nu in Hem sterven, want zij zullen rust vinden.' 38. En ik zag de markt als een ster uit de hemel vallen, en deze begon op de aarde te schreeuwen om de heiligen aan te klagen. 39. En zij werden door schorpioenen gebeten een halve dag. En de kooplieden begonnen hun doden te geven. 40. Zij aanbaden de ruiter op de draak. Deze ruiter had het gezicht van een mens. En slaaf en meester, koopman en koper, Jood en Griek, bogen in verwondering tot de ruiter van de draak neer, zeggende : 'Wie kan de draak berijden ? 41. Hoe is het mogelijk dat een mens de draak berijdt.' En zij volgden de ruiter van de draak als hebbende een schenker van geest. 42. En de ruiter van de draak kwam tot de vos en brak hem de nek. 43. Toen brak er een geschrei uit in de hemelen, terwijl vrouwen weenden voor zestig dagen en nachten. Na die zestig dagen werd er gesproken : 'Zalig hen die de wond van Zurastael dragen.' 44. En weer begonnen vrouwen te wenen en te rouwen om de vos, totdat de engel Sarsia hem tot het Aangezicht van God bracht. 45. Maar ook de ruiter van de draak kwam om zich na een doorkruising van de aarde voor te stellen bij God. 46. Met de engel Sarsia streed hij zestig dagen en nachten om het lichaam van Zurastael, terwijl Sarsia haar mond niet los durfde te doen. 47. Na deze zestig dagen en nachten begon de Leeuw die voor het Aangezicht van God stond te spreken. Dit zijn de woorden van de Heilige Eminius. 48. En terwijl hij sprak kwamen er bergen van vuur en ijs uit zijn mond, en zeeen van vuur en ijs uit zijn staart. 49. Al deze woorden werden verzegeld, en de ruiter van de draak werd op het altaar gelegd. 50. En uit het altaar kwam een zwarte panter die de ruiter van de draak verslond. Zware hagelstenen kwamen op aarde, om de schepen der kooplieden te doorklieven. 51. En een slang die vanaf het begin in het binnenste der aarde opgesloten werd gehouden brak los. En een stem sprak : Nu is het zegel der slangen verbroken. 52. Wee hen die op de aarde leven. Zalig hen die van het medicijn van Zurastael eten, en die van zijn siroop drinken. 53. Zalig hen die het gif van slangen in zich dragen, want zij zullen gereinigd worden. 54. En de bloem van God kwam tot leven om het zaad van de ruiter van de draak te verslinden. En haar werden de sieraden des hemels gegeven, en zij bracht dronkenschap over de volgelingen van Zurastael.
De afval der vrouwen
55. En ik zag een teken in de hemel waaronder vier panters verwekt werden, die de aarde doorkruisten om de tempel te bouwen. 56. En deze tempel was vol van ijs, terwijl leeuwen begonnen te branden, om woorden van zwavel te spreken. 57. En Eminius werd een koning op aarde en kreeg vele volgelingen. En vrouwen begonnen te roepen en te zingen : Dank aan God die Zijn profeet heeft gezonden, die bloed verandert in brandend zaad. 58. En een heg van kruid begon te groeien op aarde, en zijn doornen begonnen de profeten van God te vervolgen. 59. En vrouwen met het kruid van Eminius in hun haren probeerden apostelen en richteren in valstrikken te lokken, terwijl zij de heg begonnen te aanbidden. 60. En de heg droeg als naam de hondenhaag. Sindsdien begon Eminius zich terug te trekken in de woestijn, en slangen des velds dienden hem. 61. En deze dagen werden genoemd de afval der vrouwen. 62. En de vrouw der honden begon haar liederen te zingen en te verkopen, maar werd zonder woorden door Michai verslagen. 63. Een derde deel van de afvallige vrouwen kwam om, terwijl het overige deel de predictaten en hermitaten trachten te verleiden tot aardse zonde en hoererij. 64. Houd dan stand in de dagen van verzoeking, en laat uw bezittingen achter. 65. Verkoopt dan uw vrouw en kinderen aan de Geesten Gods, opdat de Heere u de Geest van IJs geve. 66. Laat dan uw tempel bouwen door heilige attentaten opdat gij tot de kroon van de anfitaat kan naderen. 67. Doet dan aan het geestesschoeisel, gij die de helm en het pantser draagt, opdat gij kunt standhouden in de dagen van verleiding. 68. Ziet, het geestesschoeisel van Eminius brandende van vuur en ijs ligt voor u. Dan kunt u de boze dagen aan u voorbij zien vliegen. 69. Zalig hen die de wonden van Eminius dragen.
Het leer der vijanden
70. En die dagen werd de Naam van Eminius groter in de hemelen. En hij bracht nieuwe wijnen, gal en gesmolten metalen tot de altaren, waarin nieuwe wapenen werden gesmeden. 71. In die dagen werden de tempelen en de altaren groot, en vanuit het zaad kwam nieuw schoeisel voort. En deze dagen waren groot. 72. Zalig hen wiens hoofden en harten geschoeid zijn door de Geesten Gods. 73. Zalig hen wiens zwaarden en schilden geschoeid zijn op heilige altaren. 74. En het leer der vijanden zal zeven dagen en zeven nachten gereinigd dienen te worden in de ark van de tempel, daarna zal het veertig maanden lang gezuiverd moeten worden in de schalen van ijs, en daarna zal het moeten komen in de handen van Eminius. 75. Zo zult gij de paarden en honden des hemels beteugelen, en zult gij niet ten prooie vallen aan de doornen der aarde. 76. En hij die de boten voorttrekt zal u leiden tot de ark der leeuwen, ja, want het zal een tempel zijn met vele altaren en met vele arken. 77. En gij zult de Glorie van God niet kunnen dragen. Laat dan de Naam van Eminius groter worden in uw harten.
Het geslacht der Ancialieten
78. En ik zag dat de heiligen die de wonden van Eminius droegen een gedurende een periode van tachtig dagen geschoeid moesten worden. 79. En het leer van vijanden werd verzameld en gebracht tot een aparte kamer in de tempel die het vertrek van het schoeisel werd genoemd. 80. En het schoeisel der anfitaten moest eerst voor drie dagen op de altaren van het vertrek gezuiverd worden. 81. En zij die de wonden van Eminius niet droegen werden uitgeworpen. 82. En ik hoorde een stem zeggende : Zuiver dan het schoeisel van anfitaten en exorcisten, en zuiver het met kruiden en in schalen met wateren van mos en takken. 83. En de Heilige Slang van het Altaar Gods blies over het schoeisel, zes rijen van elk dertig meter. 84. En de Geest Gods kwam over het schoeisel, en de mannen begonnen in andere talen te spreken. 85. Nu waren er ook enkele vrouwen onder hen. Sonia en Diadiria waren twee namen onder hen. Maar de Heere sprak : 'Scheidt Mij nu de mannen van de vrouwen.' 86. En de vrouwen werden naar een ander vertrek gebracht. 87.En toen begonnen sommige mannen te morren, en werden door het Vuur van de Heilige Slang van het Altaar Gods verteerd. En hun getal was achtenzeventig. 88. Dit waren de dagen der Ancialieten, een heilig geslacht van priesters die in de diepere tempels dienden. 89.Zij hadden zich niet bevlekt met vrouwen, maar waren afgezonderd vanaf hun geboorte, en hadden de Geesten Gods als vrouwen. 90. Ziet dan toe dat gij u niet aan een hoer hecht, maar bemint de Geesten Gods. 91. En in dit heilig geslacht worden vanaf de geboorte mannen van vrouwen gescheiden en mogen zij niet van elkaars bestaan weten. 92. In die dagen was het toetreden tot de orde der Ancialieten onder strenge voorwaarden. En de Heere was met hen. 93. En zij hadden toegang tot de verborgen plaatsen des hemels, daar waar de slangen des hemels waren. 94. En hun schoeisel was aldus bereid in de ark der slangen, en gezuiverd op de altaren van slangen in een periode van vele jaren lang. 95. En zij droegen de wonden en littekens des Heeren diep in hun lichamen en zielen, en zij werden grootgebracht met gemis van ouders. 96. Zij moesten elkaar onderwijzen en de Heere was met hen. 97. Zij hadden zo min mogelijk contact met hun oudere lotgenoten, en de ontmoeting was dikwijls in duisternis en met tussenmuren, waarbij de oudere vaak gekleed was in een paars of donker gewaad. 98. In de nachten werden zij vaak bezocht door engelen, maar moesten zij ook worstelen met de geesten van de afgrond. 99. Zij leefden in de diepten der hemelen om de Heere in de geheime ijstempelen te dienen. 100. En ik zag de priesters die het schoeisel op een verkeerde manier bereidden en zuiverden. Een vurige vlam viel op hen en wierp hen in een diepe afgrond. 101. En ik zag een engel neerdalen om de put te verzegelen met onuitsprekelijke woorden, en ik hoorde stemmen als van donder.
De oorlogsengel
102. En er zal genezing zijn in het huis van Zetdonia, waar de heiligen baden in ijs. Hier branden de boeken en zalig zijn zij wiens Woorden geschoeid zijn. 103. En ik zag haaien losbreken die tot dit uur in ijsblokken waren opgesloten. En zij waren met velen. En het ijs moest zijn doden loslaten. 104. En wederom zag ik tronen van de zee oprijzen in grote blauwe hallen, en de engel Sarsia daalde neer. 105. En Ik zag de vele wonden van Zetdonia, en Sarsia zou hen die die wonden droegen leiden tot plaatsen van Rust en Genezing, waar zij alle tranen van hun ogen zou wissen. 106. En Sarsia zou tot een herderin voor hen zijn, hen beschermende tegen de roofdieren. 107. Zij zou hen voeren langs zachte en koele wateren tot haar huis, waar heilige Ridders verzorgd werden door engelen. 108. Gij bent genaderd tot het Huis van Sarsia, waar haar zusters de heiligen verzorgen en zalven. 109. Zij is de nachtwake op het schip. 110. En dit waren de Woorden van Sarsia : Mijn tranen gaan nog steeds door het gemekker van schapen om mijn geliefden in slaap te brengen, en te brengen tot Mijn Huis. 111. En wanneer de leeuw brult geef ik mijn beminden nog steeds dromen. 112. Laat u leiden door mijn nachtwake, tot aan de vierde nachtwake toe.
113. En zij leidde vele engelen, en was als een rots in woeste zeeen. 114. En haar wapenrusting was gemaakt van de vele beesten en draken die zij had verslagen. 115. Zij was een oorlogsengel, komende van dampende zeeen, en haar naam was groot. En zij leidde hen door het duistere ijs.
6.
Morit
1. En Morit zal niet vergeten worden. Zij zal terugkeren tot de hof Genesis in het laatste der dagen, en zij zal met de Heere zijn. 2. Geest van Santra, Heil van God, verhef uw stem in het diepste van de nacht. Als een visser, gij brengt haar terug, vanuit blauwe wateren. 3. Morit zal niet vergeten worden. Haar vlam zal branden in de tempel. En vissers van God zullen haar eren. Haar naam zal op hun boten staan. 4. En in die dagen zal de Karazuur tot de aarde komen, Metensia's katachtige arxels. Zij zijn de roofdieren des hemels. 5. En Metensia's wateren zullen de aarde bedekken, en de aarde zal vlam vatten, en de gele haai zal de aarde eten. 6. En zij zal de heiligen en de verdrukte profeten uit hun gevangenissen ophalen met haar vogels, de karsuiken en de putsen, en dezen zullen hen brengen tot een veilige plaats. 7. In Metensia's huis zullen zij rusten voor drie dagen, en daarna zullen zij gebracht worden tot de hof van Genesis, waar zij verenigd zullen worden met Morit. 8. En zij zullen Kabbernal kennen, de Geest van Gods Altaar.
De verzoeking der profeten
9. In in die dagen zullen nieuwe gezichten rijzen tot de profeten. En van het altaar zal een Geest opstijgen genaamd Vuur van Eminius. En die naam zal groot heten. 10. En dan zal Eminius Zich opstellen in een cirkel van altaren, en het heilig gebed zal hersteld worden onder het volk. 11. En Eminius en het Vuur van Eminius zullen stijgen uit de ketel Gods. En het Vuur van Eminius zal het afvallige volk verleiden voor dertig jaren lang, en zij zullen het verbond vergeten. 12. En Hij zal het heilig volk dat standgehouden heeft in de verzoeking leiden tot de winden van het vuur. En zij zullen verzadigd worden met de appelen van het altaar. 13. En het zaad van Eminius zal Izu heten. En dit geheimenis is groot. 14. En de profeten Gods zullen duizenddrieenzestig dagen profeteren tot het afvallige volk en onder afvallige profeten. Zij zullen slapen bij boomstronken, en hun woorden zullen niet geloofd worden. 15. En de profeten Gods zullen roepen tot de hemelen, maar deze zullen gesloten blijven, totdat de dagen der verzoeking voleindigd zijn. 16. En ik zag een profeet oprijzen uit de schare met ogen van vuur, en hij bracht troost tot hen in de verdrukking. 17. Toen zag ik dat zijn ogen werden doorstoken door een woedende massa, maar het zaad van Eminius dat Izu zou heten kwam hem te hulp, en toen stroomde er voor lange tijd ijs uit zijn ogen, en tijden en wateren werden bedekt door gletsjers. 18. En toen begonnen de woedende massa's te sidderen, zeggende : Ja, Izu is groot. 19. En ik zag een ster uit de hemel vallen die een derde deel van de woedende massa's bedekte. En Eminius gaf hen appelen, opdat ze de volkeren niet meer zouden verleiden. 20. Ook werd er brood van het altaar aan hun roofdieren gegeven, opdat ze de heiligen met rust zouden laten. En de heiligen hadden rust voor lange dagen. 21. Deze roofdieren waren verschrikkelijk, en de heiligen zouden nog nasidderen voor een ruime tijd. 22. Zalig degene aan wie het Zwaard van Eminius wordt geschonken, want hij zal kunnen eten van de Boom des Levens.
De afval der profeten
23. En in die dagen was er het Lot der profeten en de profetische geslachten. 24. Zij deden veelal dienst in de tempel, en werden uitgezonden als roofdieren. 25. En de profeten Gods in de woestijn hadden een kleine verlichting, maar begonnen tot de hemel te roepen : Hoelang blijven onze monden verzegeld, en wanneer wordt het zegel der honden verbroken. Dit zegel nu was zwaar, en zij leden vurige pijnen. 26. En de Heere zond een arxel tot hen met kleine hoop. En de arxel sprak : Ik kan jullie harten verwarmen, met een kleine vlam, maar ik kan de wond niet verbinden, want de Heere heeft mijn handen gebonden. 27. En een deur in de hemel werd geopend, en een stem van achter die deur sprak : Laten zij nu geent worden op de profetische geslachten. 28. En er kwam een oorlog tussen de profeten, een oorlog alsof er nog nooit één was geweest. En deze werd de afval der profeten genoemd. 29. En de Heere bracht een vuur tot de boom der profeten, en er was een zuivering van tachtig dagen. 30. En de Heere sprak : Niet langer zal Mijn Hand op de ontrouwe profeet rusten. En de Heere bracht de afvallige profeten tot een rots onder de aarde. 31. En deze rots werd de schrik der apostelen genoemd.
De hondenhaag
32. In die dagen liet de Heere een klok bouwen in de tabernakel, en de harten der profeten werden gerust. 33. En de Heere sprak deze woorden : De dagen van de misleiding der profeten zijn voorbij. 34. En de harten en woorden werden getoetst aan deze klok. Ook werden boeken op het altaar des Heeren gebracht. 35. En het Vuur des Heeren verzengde hen.
36. En de geslachten der bouwers kwamen tot het Aangezicht des Heeren. En de Heere stak een vuur onder hen aan, om zuivering onder hen te brengen.
37. En de Heere bevochtigde de aardbodem met Zijn Geest, en liet de hof Genesis uitspruiten op de aarde. En Eminius, de Geest van de ark en de troon, werd uitgestort, en de winden van vuur begonnen te waaien. 38. En de gewetens der heiligen werden verlost van de geesten der wateren. 39. Dit waren de dagen waarop de hemelen en de aarde opnieuw werden geschapen. 40. Zalig hen die tot de poorten van de haai, de tijger en de leeuw gekomen zijn. 41. En het vlees van koningen en afvalligen werd verzameld, en de slangen des hemels daalden neer. 42. Ook werden de bomen van zonden en leugens omgehakt, en er was hout voor zeven jaren in de tempel des Heeren. 43. En een stem sprak : Kent gij het geheimenis van de hondenhaag ? 44. Want aan het einde der haag zit de vrouw der katachtigen, en zij zal nog eenmaal opstaan om de kinderen van het koninkrijk te misleiden. 45. En zij zullen troost vinden bij de bomen des velds. En de aarde was in verbazing en verwondering dat de grote gevallen Jom was opgestaan. 46. En in haar hand had zij een tepelboom waarmee zij de zielen van kinderen kon binden. 47. En met zeven valse tepelen en sterren kon zij boeken en woorden verzegelen. 48. En de kinderen baden tot God, smekende of Hij het zegel der honden wilde verbreken. 49. Maar de Heer zond Zijn arxel, en die sprak : Ik kan jullie harten een klein licht schenken, maar ik kan de angel niet verwijderen, want de Heere heeft Zijn Woord gesproken. 50. En de kinderen vonden een kleine rust.
51. En de Heer leidde de kinderen tot het hart en huis van Marion, en hun wonden waren diep. En diep in het huis van Marion groeide de tepelboom des Geestes, waaruit heilige melk vloeide. 52. Maar de doornen des Geestes waren scherp, en vele kinderen verlieten de Heere. 53. En deze dagen werden de afval der kinderen genoemd. Maar de Heere ontfermde Zich over hen, omdat zij als wezen waren. 54. En Hij leidde hen tot een rots, waarin zij eeuwige rust vonden. En de Heere noemde die rots de rust der hermitaten.
De zegels der Utmiren
55. En de Heere sprak tot mij : Kent gij de tijden van Utmir ? En de Heere gaf mij een stenen beker van het altaar, en terwijl ik dronk beefde ik zoals ik nog nooit had gebeefd. 56. En de schrik des Heeren viel op mij, en mij werd een groot geheimenis getoond. 57. En de Heer sprak deze woorden : 'Kent gij het geheimenis van de Zoon des Geestes ?' En ik zag terwijl ik in zwijm geraakte hoe de Heere de hemelen en de eerste aarde schiep. 58. En de Geesten Gods kwamen tot elkaar, en ik zag Metensia tot haar man Eminius komen, en zij verwekte Michai, de Zoon des Geestes, die gezonden werd tot de aarde, tot een boos geslacht. 59. En zij hebben hem niet gewild. Bij Mura verwekte zij Marion, de Dochter des Geestes, en de geluiden in de hemel waren groot. En ook zij werd gezonden tot een boos geslacht, en zij hebben haar niet gewild. 60. Toen werd het vossenkind bij de Heere verwekt, en tot de aarde gezonden om een groot profeet te worden, en een heilige voor die dagen. 61. Maar zij hebben hem niet gewild, en hij heeft de heilige pilaar gebouwd. Ja, hij heeft Mura aan de aarde gegeven, de Geest Gods die over de duisternis zweefde. 62. Ja, duisternis heeft de Heere aan de aarde gegeven, opdat haar boosdoeners verdelgd zouden worden. Ja, de Heere Heere heeft een verleider der volkeren opgesteld, met ogen van vuurvlammen. 63. En Michai zond zijn engel, Sarsia, tot de uiteinden der aarde, om daar vernietigingen aan te brengen, en sprak : 'Ja, het Oordeel des Heeren is groot.' 64. En dit sprak hij door zijn Geest, Eminius.
65. Zalig zij die het derde Utmir bereiken, en de Geest van Zurastael aanschouwen. En dit is een groot geheimenis. Zalig zij die de poorten der hemelen onder de aarde vinden, want zij zullen Metensia aanschouwen. 66. En gij van het vierde Utmir, laat u dan niet verleiden de zegels der Utmiren te behouden. 67. En ik zag een grote leeuw in het midden der hemelen en de tempel verschijnen. 68. En ik hoorde een stem zeggende : Opent dan nu het zegel der honden, om de boekrollen van het derde Utmir te openen. 69. En ik zag een arxel roepende, staande naast de leeuw. En een witte haai des hemels daalde neer. 70. En hij gaf een fluit des geestes aan de anfitaten die de Heere trouw waren gebleven. En ik zag dat door het geluid des Geestes de nachtspelers kwamen. 71. En de arxels kwamen uit hun holen, en vanuit de plaatsen waar zij zich verborgen hielden. 72. Want voor lange tijd moesten zij strijd voeren in de zee en in het binnenste der aarde en onder het aardrond, omdat hun tijd om zich aan de heiligen te openbaren nog niet gekomen was. 73. En zij hadden onbekende koorden voor lange tijd, tussen hen en de zaligen. 74. En zij hadden strijd te voeren met het geslacht der abers.
75. En de honden van Okil werden in de hemelen niet meer gevonden, nadat het zegel was verbroken. 76. En zij werden door de fluit des geestes geleid tot een rots onder de zee. 77. En die plaats werd genoemd het graf der hermitaten. 78. En de attentaten Gods vroegen aan hen die de fluit des geestes hadden : Speel voor ons, en neemt ons mee tot de nachtspelers. 79. En ik hoorde een andere stem zeggende : Opent dan nu het zegel van het tweede Utmir. En er was een stilte in de hemel van achtendertig uren. 80. En ik zag het Huis van Marion oprijzen om de aarde te vervullen. 81. En toen zag ik een Geest komende van het altaar om het zegel van het eerste Utmir te verbreken. 82. En de oude abers werden uit de heilige steden verdreven, door de koorden van Michai en de Genesis.
83. En ik zag een hemelpoort geopend, en ik zag de Genesis als een boot zweven boven de wateren in een wolk tussen de wateren boven de aarde. 84. En ik zag een schip genaamd de duivenballon. En uit die ballon kwamen de arxels van Metensia om zich als netten over de aarde te verspreiden. 85. En zij werden genoemd de putsen, de karsuiken en de karazuur. 86. En in die dagen begon Kabbernal, de Geest van het Altaar, de discipelen van Michai aan te grijpen, en begon uit te storten op alle zielen. 87. En dronkenschap viel op de nachtspelers, en het heilig vuur greep de eerstelingen van Marion aan. 88. En dezen kwamen uit een grote verdrukking.
De tempel van Metensia
89. En ik kwam tot de tempel van Metensia, waar de wateren van bloemen door buizen liepen, en waar de vlammen der heilige vruchten waren. 90. En ik zag Metensia, de Geest des Heeren, baden in het tempelbad. En haar altaar bracht waterige geluiden voort, en aldus was ik in de wolk des Heeren. 91. En ik zag haar worden tot een stad en gewest, tot een veld des Heeren, waar de heiligen voor Eeuwig konden wonen. 92. En zij wiste al hun tranen af. En de inwoners van de stad zongen een lied die zij alleen kenden. 93. En Metensia leidde hen in dronkenschap naar de diepere wouden van haar Geest. 94. En niemand kon in haar stad wonen dan degenen die haar zegel droegen. En dit teken was een watermerk. 95. En Metensia begon uit te storten op degenen die haar Geest droegen. En meerdere altaren werden opgericht, en zij sprak recht in marmeren hallen. 96. En Metensia's zuilen begonnen te groeien en bloemenzeeen begonnen de heilige priesters te leiden. 97. En zij herstelde het ambt der vrouwen, en zij leidde een zee van priesteressen op tot de Heere. 98. In die dagen sproot het bloesem des hemels uit, en de bloemen des velds maakten hen die het ijs vasthielden dronken. 99. En Metensia bracht velen tot zwijm.
De Tijden des Heeren
100. En toen leidde de Heere mij op een berg en ik werd gevoerd tot de tempel van Eminius. En toen ik de poorten van zijn tempel bereikt had viel ik in zwijm. 101. En de Heere sprak dat wanneer ik het zegel van Zijn tempel kon openen, dan zou ik opgenomen worden tot nieuwe hemelen. 102. Dit zouden de eerste hemelen zijn, die al voor de schepping der hemelgewesten bestonden. 103. En het zegel begon te openen door een loflied.
104. Eminius, Lof komt tot Uw poorten. 105. Lof van verre nadert tot U, Gij groot geheim, nu ontsloten. Uw tranen bereik ik nu. Ik zal de beker der tranen drinken tot de laatste druppel, en één met U zijn, voor altijd, Geest van God. U te kennen, waar Uw Wind vandaan komt, is mij meer waard dan oorlogstuig. 106. Ik wil met U lijden, en met U sterven, om Uw hemelpoort te bereiken. D'overwinning is mij niet van waarde. 107. Ik wil leven in Uw hart, oh Heer, en al uw tranen drogen, en dragen steeds weer. 108. Eminius, Leeuw van oudsher, ik wil Uw oorlogsgeheimen kennen, en neerleggen mijn eigen wapenen. 109. Ik wil mijn boeken verbranden, om uw boeken te lezen.
110. En ik zag de tijden van Eminius, en daarvoor de tijden van Metensia. En zij waren de Tijden des Heeren. Bij Metensia verwekte de Heere de slangen des hemels. 111. Ook zag ik de tijden van Kabbernal, ver voor deze scheppingen.
112. En Kabbernal werd groot tot een stad des Heeren, en zij die in de stad waren dronken de Tranen des Heeren. 113. En er was Rust in de Tranen des Heeren, en de Heere liet het bloesem van Zijn Hart zien. In die dagen waren de wereldschepen op aarde, en zij omhulden elkaar met sieraden van oude verhalen. 114. En de Heere liet al Zijn Tranen kennen en er kwam grote Rust tot de poorten van Kabbernal. 115. En het vuur van Zijn Tranen begon de aarde te wassen. Dit waren de dagen van de brandende zeep. 116. En de Heere leidde hen van Rust tot Rust.
117. In de Tranen des Heeren is het heilige zaad. In ik zag de geslachten der profeten zich afzonderen om de Heere te dienen. Ook zag ik de geslachten der apostelen, veertien in aantal, en zij hadden het bloed behouden in de aderen des Geestes. En ik zag een nieuw lichaam des Geestes verschijnen.
De Nieuwe Openbaring II
1.
De zee van ijs
1. En ik zag een grote draak komende uit de zee van ijs. En deze draak droeg de naam Iptus. 2. Ben ik bang voor zijn grote hart, waar zielen tussen zijn muren worden verpletterd, waar hij ademt, levend van de dood ? 3. En ik zag een leeuwenhart met een kroon, opkomen uit de zee van ijs, om de aardbodem te vervullen en in te nemen. 4. Ben ik bang voor dit grote hart, waar zielen tussen zijn muren worden verpletterd, waar het ademt, levend van de dood ? 5. En ik zag een moederhart, met moedersmart, zoekend naar haar kind, maar het was niet meer. 6. Ben ik bang voor het moederhart, het berenhart, verslindende alles in haar woede, waar zielen tussen haar muren worden verpletterd, waar zij ademt, levend van de dood ? 7. En ik zag een nog grotere draak opkomen uit de zee van ijs, om het moederhart te verslinden. 8. En kou kwam over de aarde. Ben ik bang als het moederhart en het hart van het kind niet meer bestaan ? 9. En ik zag een grote witte schare, voortgedreven door de wind, terwijl er wolven uit het hart van de aarde kwamen om hen te verscheuren. 10. En deze dagen werden genoemd het Grote Amerika. 11. En ik viel op mijn knieen en de Geest van God hief mij op, en bracht mij tot een oude schuur waar het Eeuwig Voedsel zich bevond. 12. En toen sprak de Geest : 'Eet, opdat gij de visioenen aanschouwt die u inzicht zullen geven over het laatste der dagen.' 13. En toen ik van het voedsel at, begon mijn buik te steken als door de hitte, maar mijn benen werden zoet als honing. 14. En de Geest sprak : Komt dan op, dan zullen wij tezamen tot de deur der Late Dagen gaan. 15. En ik zag een deur geopend en de Geest hief mij op. 16. En ik zag het Grote Amerika als een nijlpaard zitten aan vele wateren. 17. En de Ziel des Heeren kwam tot mij en raakte mij aan, zeggende : Vele gruwelen zijn tot dit land gekomen, en vele gruwelen zijn van dit land uitgegaan. 18. En ik zag zwermen met vliegen komen om het nijlpaard te verslinden. En de Ziel des Heeren sprak : 'Veel vlees heeft dit volk gegeten, en velen hebben van haar vlees gegeten.' 19. En de arxel van de zee van ijs liep naar de draak en wierp hem in een grot en verzegelde deze. 20. En ik hoorde geween als het geween van katten.
2.
De Dag des Vlezes
1. En in die dagen werd de heg des Heeren groot, en een geitenbok maakte zich groot tegen de sterren. 2. Maar zonder geluid werd de geitenbok door de heg des Heeren bedekt. 2. En een ketel begon zich groot te maken tegen de sterren, maar zonder geluid werd de ketel door de heg des Heeren bedekt. 3. En de Geest sprak : Deze dagen werden genoemd het Grote Spanje. 4. En de Ziel des Heeren maakte zich groot, en bedekte de heg des Heeren. 5. En ik at van de heg des Heeren, van eeuwige vruchten, en de Ziel des Heeren kwam in mij. 6. En ik werd geleid tot een dorre streek waar wilde katachtigen zaten. 7. Zij wachtten op iemand die hen van dorst zou bevrijden, maar er was niemand. 8. En toen zag ik een ster uit de hemel vallen en de woestijn werd vruchtbaar. 9. En de Heere sprak deze woorden : Nu is het Grote Spanje gevallen. 10. En weer hoorde ik geween. En de Heere stond voor mij in zijn vurige wagen. 11. En Zijn Geest sprak : 'Kom, opdat ik u dingen kan tonen.' En de Geest hief mij op tot in de wagen des Heeren, en weer werd ik tot een dorre streek geleid. 12. Hier zag ik de vlammen des Heeren, en zij droegen kaarten op hun schouders. En zij bewogen zich als de predictaten. 13. En zij hadden de gaven van het heilige vlees. 14. En vanuit het Vlees des Heeren kwam profetie en allerlei tongen, en zij deden grote wonderen. 15. En de Heere sprak : 'Zalig hen die tot het altaar van vlees gekomen zijn, want dit vlees is eeuwig.' 16. En de Ziel des Heeren kwam om het altaar te bedekken. 17. En ik zag hen die van vlees waren ontdaan, en zij werden bedekt met eeuwig vlees. 18. En een grote schare kwam tot de vuurvlammen des Heeren, en de Heer sprak : 'Zalig hen die tot de ark des vlezes gekomen zijn.' 19. En toen de ark begon te spreken vielen er velen als dood op de grond. 20. En vanaf die dagen begon de heg des Heeren vlees te worden.
3.
De Traan van Vlees
1. Ja, zalig hen die geloven dat de bloem vlees geworden is, als het Woord Gods. 2. En zalig hen die geloven dat de heg des Geestes vlees geworden is, want zij zullen de gaven van vlees ontvangen. 3. En zij zullen een nieuwe aarde scheppen. 4. Geef dan acht, want de Geest is geworden tot de Ziel des Heeren, om de winden der wateren aan te drijven. 5. En de Zielen des Heeren zweven over de grotten en wateren der aarde, en over de wateren die boven de aarde zijn. 6. Ja, zij zweven over de hemelen om hen te bedekken in het laatste uur. 7. Laat dan de Zielen des Heeren u leiden tot de ark van vlees. Dan zult gij het eeuwige vlees ontvangen. 8. Ja, de muren zullen vlees worden om te getuigen, en zij zullen de rechters zijn van de nieuwe aarde. 9. Gij bent genaderd tot een aarde van vlees. Een aarde waar zij elkaar niet meer kunnen vereten, want het vlees des Heeren is eeuwig. 10. En de tanden der aarde werden tot vlees, en zij konden elkaar niet meer bijten. 11. En de tempelen werden geheel van vlees, opdat de priesters geen onheilige daden konden verrichten. En het altaar begon te spreken. 12. En het altaar sprak deze woorden : 'Nu is dan de tijd dat alles vlees zal worden, en niets zal zich voor het aangezicht des Heeren kunnen verbergen.' 13. En de arxels des Heeren droegen kaarten op hun schouders, en de heerlijkheden Gods begonnen openbaar te worden. 14. Gij dan zijt vlees geworden in de traan des Heeren. Ja, ziet, de traan des Heeren is vlees geworden. 15. Gij dan, laat het Woord des Heeren vlees in u worden, en Zijn Tranen. 16. Hierop is de gehele wet gebouwd. 17. Ja, ziet toe, en onderkent dat de wet des Heeren vlees is. 18. Laat u dan binden met Eeuwige Koorden van vlees, opdat uw geest vlees kan worden. 19. En dit vlees is eeuwig.
De zee van vlees
20. En ik zag hen die het Heilige Vlees aanbaden, en zij hadden dag noch nacht rust. En zij brachten de Heilige Tranen in schalen tot de aarde, opdat er wonderen van vlees zouden zijn. 21. En zij die van de tranen dronken kwamen in zwijm en ontvingen de gaven en werkingen des vlezes. 22. En zij hadden toegang tot de bloemen des vlezes voor het altaar Gods, en tot de zeven vlezen voor de ark des Heeren. 23. En zij hadden vleesgeworden boeken, en de vlezen Gods waren aan hen onderworpen. 24. En het Heilige Vlees sprak tot hen in de tempel : 'Ziet, de ure is gekomen dat de tafelen der wetten vlees zijn geworden.' 25. En de boeken vonden woning in hun harten, en zij werden geleid tot de wateren van Kabbernal. 26. En ik zag een zee van vlees, en een grote schare staande voor haar poorten. En ik zag de Karazuur komen om hen die het zegel van Metensia droegen toe te laten tot de zee. Zij hadden het vlees van ijs en vuur. En ik hoorde een schreeuw in de hemelen, en een deur viel dicht. 27. En Metensia werd vlees in hen, dragende de bloem des hemels, en zij hadden het lichaam als van de Heere. 28. En Metensia werd voor hen tot een Ziel en tot een Arm.
4.
De Melk des Heeren
1. En het werd aan Metensia gegeven een Eeuwigheid te worden, tot een parel schitterende in de zon. 2. Brengt dan troost aan haar hart, want haar wonden zijn velen. 3. En ook aan Kabbernal werd het gegeven een Eeuwigheid te worden, tezamen met Matas, Eminius, Santra en Mura. 4. En de Geesten Gods werden tot Eeuwigheden, en aan hen werd de Eeuwige Geest en de Geest aller eeuwigheden geboren. 5. En zij kwamen tot elkaar in Zielen om tot één vlees te worden. 6. En daarom is het geheimenis des vlezes groot, omdat het op de eenheid der Geesten Gods wijst. 7. En de Vlezen des Heeren kwamen tot volwassenheid om de heiligen te leiden, en om vele tranen te drogen. 8. Ja, zij kwamen tezamen in de traan en werden tot één vlees. 9. En de Heere Heere liet mij de gruwelen van de aarde zien, de dagen waarin men huwde. 10. En de Heere sprak : Alleen de profeten zijn gemachtigd te huwen, en Hij sprak hiermee over een groot geheimenis. 11. En de Heere hief mij op en leidde mij tot een woestijn. En ik zag daar een geest dwalen met zeventig ketenen om zich heen. 12. En de Heere sprak, zeggende : Deze ketenen zijn de onheilige verbonden die Mijn volk gelegd hebben. 13. En de Heere goot water in de mond van zijn geest en brak de ketenen zeggende : de dagen van het onheilige verbond zijn voorbij. Vanaf nu zijn alleen de profeten gemachtigd te huwen. 14. En de Heer sprak : Zalig zij die door profeten huwen, en zalig zij die zich niet hebben bevlekt met vrouwen, want zij zullen het zegel des Heeren dragen, en zijn aan de Geesten Gods overgeleverd. 15. En wederom hief de Heere mij op, en gaf mij aan Zijn Geest. 16. En de Geest Gods sprak : Zalig hen die door de Geest tot vlees zijn geworden. 17. En de Heer voerde wit brood aan de roofdieren in de woestijn. 18. En de Heere sprak, zeggende : Nu zijn de dagen gekomen dat de heiligen verzadigd worden door de melk des Heeren en de honing des vlezes. 19. Nu zijn de dagen gekomen dat de tepelen des Heeren vlees zullen worden, tot overvolle verzadiging van hen die Hem nauwgezet zoeken. 20. En de Heere verscheen in smetteloos wit, en bliksem verscheen naast hem, als een licht dat over de aardbodem viel. 21. En ik zag hen die uit de woestijn der verzoeking kwamen, en de melk des Heeren vloeide als licht om hun hoofden, totdat zij in de melk des Heeren baadden. En zij werden verzadigd tot in aller eeuwigheden. 22. En ik zag hen die de vrouwen der aarde en de zwarte vrouwen hadden gehuwd om de vrucht der eeuwigheid terug te brengen tot de tempel. En zij kregen kronen van melk en tepelen om de hongerige roofdieren des hemels te voederen. 23. En zij waren als arxels voor de Heere, en de slangen van Metensia eerden en dienden hen. En zij werden geleid tot het gebeente des Heeren. 24. En zij vonden grote rust in de tepelen van het been des Heeren, en zij gaven eer aan de sterren van Metensia. 25. Zalig hen die tepelen op hun buik dragen, want zij hebben een eeuwig pantser, en zalig hen die hun hoofden hebben bezegeld met tepelen, want zij zullen eeuwige visioenen ontvangen. 26. Streeft dan naar de eeuwige gaven, en gij zult leven als de stromen. 27. En ik zag arxels van eeuwige profetie in de tempelen des hemels verschijnen en zij droegen schalen met melk des Heeren, en waren geschoeid met tepelen. 28. En zij stonden op de heilige rots des Heeren en begonnen de schalen uit te gieten over de aardbodem en de hemelen. 29. En de Heere sprak deze woorden : Zalig hij die drinkt van de melk des Heeren, want hij zal geleid worden op eeuwige paden. 30. En de aardbodem geraakte als in vuur, en werd door de winden verslonden.
Het dal van dorre doodsbeenderen
31. En ik zag de heilige tepel groot worden op de berg des Heeren, en brandende als vuur, terwijl het veranderde in been. En een stem sprak : Nu is het Woord des Heeren bot geworden. En ik zag het bot het vlees verslinden, en de Heere sprak : Zalig hen die verslonden zijn door de roofdieren der aarde, want voor hen is het Koninkrijk Gods. 32. En ik zag hen die verslonden waren door roofdieren voor Gods Troon verschijnen, en zij kregen een staf van bot om als koningen te heersen. 33. En de Heere sprak : Weet dan dat alleen degenen die verslonden zijn door roofdieren kunnen naderen tot Michai. 34. En in die dagen kwamen vele verslondenen tot Michai. En zij vonden een lichte troost bij elkaar. 35. En ik kwam in een dal van dorre doodsbeenderen na het drinken van de tepelen der botten, en ook zag ik daar as liggen. En tussen deze beenderen lagen de eeuwige beenderen des Heeren. En toen ik deze beenderen aanraakte kwamen gaven over mij, en ik begon te profeteren. Ook sprak ik in vreemde talen, en geraakten mijn handen als in vuur. 36. En de Heere sprak tot mij, zeggende : Het bot kan het eeuwig vlees niet verslinden, en zalig hij die het eeuwig bot draagt, want zijn beenderen zullen niet verbroken worden, en over hem heeft de dood geen macht. Hij die de eeuwige tepel op het eeuwig bot aanschouwt zal voor altijd verzadigd zijn. En ik werd verblind door een licht, en kon geruime tijd niets zien. 37. En toen hief de Heere mij op, en daalde vervolgens neer op een plaats genoemd het Oude Amerika. 38. En ik zag de gezichten van drie stamhoofden gebeeldhouwd in bot, en zij droegen een gloeiende tepel op hun voorhoofd. 39. En de Heere bedekte de tepelen en duisternis kwam tot de plaats. 40. En de Heere vroeg of ik het geheimenis wilde weten van de drie stamhoofden in het gebeente en ik stemde toe. 41. Toen sprak de Heere deze woorden, zeggende : De drie stamhoofden zijn drie geesten die de schatten der aarde bewaken. Die schatten zijn alleen te vinden in de diepste duisternis, in het diepste ijs en daar waar de geesten met de meeste koppen wonen. 42. Alleen zij die verslonden zijn door de Geesten Gods kunnen daar komen, op de plaats waar de Heilige Voeten des Heeren staan. 43. En de Heere verslond mij in Liefde.
Acha
44. En ik voelde wat het is om te staan op de rots, en ik besefte dat dit het altaar des Heeren was. En het altaar droeg de naam Acha, en stond als een duistere man voor mij. En de Geest Gods viel op mij en bracht mij in zwijm. 45. En ik kreeg een zwarte staf in mijn hand en die staf werd genoemd de Heilige Verslinding. En de Heer sloeg velen met deze staf om hen tot wedergeboorte te brengen. 46. En Acha droeg de honing des Heeren tot de ark, waar heilige liederen verschenen. 47. En de staf was als de fluit des geestes.
Het Eeuwig Gebed
48. En de Heere sprak : Zalig hen die genaderd zijn tot Acha, en zalig hen die van zijn vruchten eten. En ik zag een grote schare met verslondenen die de ruiters werden van hen die hen hadden verslonden. 49. En deze ruiters waren duister en vol van ijs. 50. En zij hadden kaarten op hun schouders, waardoor hun gezichten veranderden. 51. En niemand kon hen navolgen, en niemand kon hun liederen zingen dan zijzelf. 52. En zij droegen een eeuwige wapenrusting met namen die niemand kende dan zij. 53. En zij hadden de macht om eeuwige wonden te genezen, en zij droegen vreemde littekenen. 54. En zij kwamen om het heilige en eeuwige gebed te herstellen, en zij leerden de oogst der aarde te bidden deze woorden : Laat ons de werken der abers niet bezingen, maar bindt onze tongen en leidt ons tot Kabbernal. 55. Laat het zo zijn dat U spreekt wanneer wij spreken. 56. En laat uw heilige arxels waken over de schuilhoeken van onze monden. 57. Laat het uw adem zijn als wij ademen, en leer ons de woorden van Metensia. Schrijf ze op de tafelen van onze ziel. 58. Bindt onze hoofden met uw heilige koorden, opdat wij de gedachten van Metensia denken, in haar visioenen van vlees. 59. Geeft ons denken vlees en been, met vleugelen van uw geest. 60. Laat Eminius onze raadsman zijn, en laat Matas ons leiden tot de dieptes van het bestaan. 61. Hoor ons gebed en leer ons eeuwige gebeden te bidden om uw eeuwige wetten te herstellen. 62. Stort dan de heilige eeuwige ziel op ons uit, en leidt ons tot eeuwige velden. 63. Laat ons de wet der heilige verslinding niet vergeten, en geef ons het hart van Michai. 64. Laat ons niet wegglijden in tomeloze smeking om uw Geest, maar laat ons zijn als uw Geest. 65. Leer ons te offeren aan uw Geest, en leer ons uw geest te lokken als een geliefde. 66. Leer ons te betalen met zuivere munt. Metensia Eminius.
67. En ik zag een eeuwige ark voortkomen met eeuwige gebeden, en de zielen der heiligen werden verzadigd.
68. En aan de heiligen werden eeuwige visioenen gegeven, opdat zij eeuwige genezingen ontvingen.
69. Ook waren daar ridders die met de aarde onderhandelden, en zij hadden zich vrouwen verkozen, als tekenen van koop en verkoop. En die vrouwen waren als wonden in hun zielen. 70. En zij leden lange tijden onder de onderdrukkingen der vrouwen, totdat een deur in de hemel openging en zij de merktekenen der Geesten ontvingen. 71. En deze merktekenen waren als eeuwige vleesgeworden visioenen.
72. En zij verzamelden de merktekenen als de kaarten der nachtspelers, en brachten hen tot hun schouders. 73. En zij hingen de heilige Wonden des Heeren aan, waar zoete honing uitvloeide. 74. En zij leerden eeuwige liederen en brachten troost aan het hart des Heeren.
73. En in die dagen waren de nachtspelers op aarde, om genezing te brengen tot de harten van velen.
De Nieuwe Openbaring III
1.
De verschijning van Baccus
1. En ik zag een tweekoppige distelslang in de hemel verschijnen, en zijn macht was groot. En toen hij zijn bekken opende sprak hij onverstaanbare woorden van groot gezag. 2. En ik was niet bij machte de vertaling te kennen of iets ervan op te schrijven. En het beest bleef brullen. 3. Zo zal dan de verschijning zijn van het beest des Heeren. En rivieren kwamen voort uit rotsen, en de bomen lieten hun macht zien. 4. En ik zag een ruiter met als naam de hel, zittende op een rossig paard, en het hellenrijk volgde hem. 5. En hij had een beker in zijn naam genaamd Baccus, en die naam werd groot op de aarde. En in die beker zat wijn die nooit opraakte, terwijl de wijn begon te stromen. 6. En ik zag hen van het hellenrijk en hen die op de aarde woonden in de wijn verdrinken. En zie, de beker genaamd Baccus werd vlees, en kreeg macht om velen te verleiden. 7. En hij deelde een nummer uit dat aan een ieder werd gegeven die op de aarde of in de hel woonde, en dat getal was tweeduizendzeshonderdzessenzestig. 8. En allen die het merkteken ontvingen volgden de beker die vlees geworden was tot een rots. En een groot gelach steeg tot de hemelen, maar de hemel weende, en sidderde op haar grondvesten. 9. En een parel verscheen in de hemel, rood als wijn, en spleet in tweeen. En de Heere sprak : 'Mengt dan nu het meel en de wijn.'
De strijd tegen Baccus
10. En Baccus streed tot de heiligen, en zij vonden vertroosting bij oude boeken. 11. Uit de bekken van het beest des Heeren kwamen boeken voort, maar geen van de heiligen was in staat het te lezen, daar het in een andere taal geschreven was. En de heiligen weenden voor duizenddrieenzestig dagen. 12. En na die dagen greep de Heere Baccus en brak deze. En een geween steeg op van de aarde en de hel en zij riepen : 'Nu is de beker der hoeren gebroken. Wie zal nog redding vinden ?' 13. En de aarde brak open in vier delen en slokte het hellenrijk op. En zie, het paard waarop de ruiter genaamd hel zat, had drie ogen, en vuur kwam uit dezen. 14. En Baccus begon woorden te spreken tot de allerhoogste, en klaagde om de plagen die de Heere had gebracht. En weer daalde de Heere neder en brak de kaak van Baccus. 15. En er was een stilte van dertig uren in de hemelen, en de aarde begon nieuw gewas voort te brengen. En de Heere sprak : 'Zie, Baccus zal drie keer gebroken worden.'
Het herstel der apostelen
16. En in die dagen begon de wijn des Heeren te vloeien, en hen die zich in ontsteking bevonden om wille van de Heere werden als de distels, en volgden de tweekoppige distelslang. En de Heere begon die dagen te brullen, en een tweekoppige leeuw verscheen in de hemel. 17. En deze begon te lezen uit de boeken van de distelslang en vertaalde het voor de heiligen. En de Heere sprak : 'Nu is het ambt van apostelen hersteld, en zij zullen niet meer vervolgd worden in Mijn tempelen.' En de Heere gaf rust aan zijn apostelen, en aan hun geslachten.
2.
Het lam van Baccus
1. En de Heere bracht Baccus tot een grote oven en brak de voeten van Baccus. En de wijnen des hemels begonnen de heiligen toe te rusten tot de laatsten der dagen. En zij droegen de wonden van de tweede Christus en de tweede profeten in hun voeten. 2. En de Heere sprak : Wee hen die op de aarde en in de hel wonen, want de tweekoppigen zijn tot hen gezonden. En ik zag een tweekoppige arend een lam verscheuren. Dit dan was een vals lam die zij vereerden. 3. En het lam gaf licht om de tweekoppige arend te verblinden. Toen zag ik een tweekoppige haai komen die het licht van het lam opslokte. Maar het verscheurde lam begon grote woorden tot de hemelen te richten, en grote beroerten kwamen tot de profeten en hun geslachten. 4. En zij vielen als in zwijm op de grond, en velen begonnen zich tegen de Heere te keren. Dit dan is de afval der profeten. 5. En het lam dan zocht troost bij Baccus, maar het vuur van de grote oven had hem verteerd, maar het lam wist dit niet. 6. En toen dan het lam bij de resten van Baccus aankwam, weende het voor zessenveertig dagen. 7. En vele heiligen kregen medelijden met het lam, ook enkelen die van de Heere waren. 8. Maar de toorn des Heeren ontbrandde tegen het lam en hen die medelijden hadden, en de grote oven verzengde hen allen. En grote angst viel op de rest van de profeten, en zij waren ziek voor enige tijd en kregen visioenen.
De behoudenis der wijn
9. En ziet, het rossige paard kreeg een tweede kop, en misleidende boeken kwamen uit zijn bek om velen te verleiden. En de boeken hadden macht om vuur uit de wolken te doen laten neerdalen. En grote vrees kwam tot hen die de boeken lazen. 10. En de Heere gaf mij een sleutel om de zessenveertig geslachten der profeten te openen, en die nacht had ik vele nachtvisioenen. En de Heere sprak : 'Nu de aderen der profeten geopend zijn zal de wijn behouden worden en niet meer ter aarde vallen.' 11. En de Heere liet het zaad en het kruid tussen de wijnen stromen.
3.
De noodzaak tot tuchtiging
1. En de Heere bracht een brandende wind tot de profeten in de verdrukking, en sprak : 'Van nu aan zal de apostel de vader zijn van de profeet. Vervloekt is dan iedere apostel die zijn zonen niet tuchtigt en vervloekt is dan iedere apostel die zijn zonen niet bedekt.' 2. En de Heere gaf Zijn profeten haren mantels en haren dekens en sprak dat zij nog enige tijd in de woestijn moesten leven. 3. En de Heere verbrandde vele boeken die de hoofden van de profeten kwelden. En de Heere gaf hen een nieuw boek. Zalig hen die de woorden van dit boek lezen, verstaan en doen, want zij zullen koningen des Heeren genoemd worden en schenkers van de tweede wijn. 4. En de Heere bracht schenkers tot hen die in de woestijn leefden, en liet hen de geslachten der engelen zien. 5. En hen die rechters waren droegen vlammen van zaligheid, en zij waren de vaderen der apostelen. En zij deden grote wonderen en tekenen. Zij hadden de macht de dieren des hemels op aarde te laten verschijnen. 6. En de Heere toonde mij het geslacht der tweekoppigen, en dit geslacht was groot. En ik boog voor hen in de hemel waar ik opgenomen was, maar de Heere sprak : 'Ga recht op je voeten staan. Zij hebben van de bittere vruchten van Rietel gegeten, en zijn door de tweede Mura rein geworden.' 7. En ik zag dat zij die in de eerste drie Utmiren zuiver hadden geleefd door de Heere tot engelen werden aangesteld in de vierde Utmir. 8. En de tweekoppigen hadden toegang tot de diepste heiligdommen van God in Zijn zuiverste tabernakels. 9. Ja, zij waren het die de gloeiende kolen van de allerheiligste altaren en arken mochten verplaatsen. 10. En hun macht was groot, want zij waren vol van het lijden en sterven van de Heere, en zij aanbaden de Ziel des Heeren met hun vleugelen dag aan dag, terwijl zij geen rust hadden. 11. En ik zag de Heere zitten als een zevenkoppig dier op Zijn Troon. En Hij sprak : Ja, zeven tijden zullen over de aardvlakte glijden om de aarde te louteren, en dan zal zij geheel des Heeren zijn. 12. En deze woorden waren groot, en ik zag tongen van vuur uit de koppen komen. 13. En de Heere sprak : 'Velen zullen komen om deze woorden trachten te ontcijferen, maar alleen hen die in de krachten des Heeren leven zullen het verstand hebben om de woorden te berekenen.' 14. En het Dier had zeven wonden en geleek op een schaap, met bekken als van slangen en eenden. En zo was dan de verschijning des Heeren. En de Heer sprak : 'Aanschouwt dan de draak des Heeren. Gij zijt zalig dat gij hier gekomen bent.' En wat ik toen zag was ik niet gemachtigd om op te schrijven.
4.
Het Sarhah des Heeren
1. En na hetgeen niet geschreven mocht worden zag ik een brandende struik met miljoenen takken. En ineens veranderde de struik in het hoofd van een leeuw, en deze leeuw sprak ontelbare woorden. 2. En ik zag hen die de hemelen en hun afmetingen mochten bereken, en zij hadden palmbladeren in hun handen waarmee zij wuifden. En zij stonden voor een grote zee. En deze zee was vol met wijn, gemengd met vuur en ijs. 3. En dezen hadden de godslasterlijke beesten van het tweede overwonnen. En zij hadden ogen als vogels en in deze ogen waren getijen als eb en vloed, en deze ogen waren groot. 4. En hun getal was tweemiljoenhonderdvierenveertigduizend, en zij zongen het lied van de tweede Mozes. En zij waren losgekocht uit alle stammen der apostelen en profeten. 5. En zij waren rein in de ogen van de Heere, onbevlekt van vrouwen, en hun bloed was bestand tegen de tweede slang en zijn nageslachten, want zij hadden hun bloed laten vermengen met het kostbare Tweede bloed des Heeren. En zij hadden toegang tot het tweede duizendjarig rijk des Heeren. 6. En de tweede Abraham had bloed van het altaar aan hun deurposten gesmeerd, opdat de derde en vierde dood hen niet zouden vinden. 7. En zij waren zalig in Abrahams schoot en dronken wijn van zijn heilige baard, en waren volkomen verzadigd door de melk der borsten van de tweede Sara. En zij werd ook genoemd het Sarhah des Heeren, en deze plaats was zoet. 8. En de engel Torio daalde neer tot mij, en gaf mij de sleutel om het geslacht der driekoppigen te openen. En zij hadden grote macht in het tweede duizendjarig rijk, omdat de Heere hen tot die dagen had opgespaard. 9. En zij hadden de vingers van Spricht om ketenen open te maken, en de Heere zegende hen. 10. Vertrouwt dan op de Heere uw God, want Hij heeft Zijn driekoppigen tot u gezonden om de poorten van uw nachten te behoeden. En zij zullen vele wonden verzoeten. En de Heere sprak : De dagen zijn kort. 11. Neemt dan het tweede evangelie Gods en verkondig het aan de ganse schepping tot tweede behoudenis. En Hij sprak over het geheimenis van de tweede geest. 12. Laat dan uw hart besprenkelt zijn door het heilige bloed van de Tweede Christus, en weest één met Hem, als met het dier van uw geest. En toen liet de Heere zich verplaatsen op een vurige wagen die over een baan met vurige kolen reed. 13. En Zijn paarden vatten vlam, en Hij verdween. En toen kwam de engel Torio wederom tot mij, en legde een gloeiende kool in mijn hart, en sprak, zeggende : 'Ziet, gij zijt gezalfd voor het aangezicht des heeren om Zijn werken te doen.' En hij was dan de engel der driekoppigen. 14. En hij sprak de woorden tot een eeuwige gemeente : 'Blijft dan in de Liefde, en begint de woorden des heils te verkondigen tot de gemeente, en vandaaruit tot de vier uithoeken der aarde. Leert hen aldus de geheimenissen van de tweede wijn en het lijden. 15. Laat hen die het ijs niet willen aanvaarden achter, en laat hen u niet storen. Zij zijn als het stof van de wind en zullen vergaan. Maar hen die het ijs kennen zullen leven tot in aller eeuwigheden, en zij zullen leren en nemen van de verborgenheden des hemels. 16. Zalig hem die deze woorden hoort en ze doet.' En het tweede vrederijk des Heeren nam bezit van mij en de engel verdween.
5.
De Verschijning van de Tweede Christus
1. Zalig hen die genaderd zijn tot Spricht. Want zij zullen gaan van behoudenis tot behoudenis. Ja, want de Heere heeft vele behoudenissen gereed voor hen die Hem zoeken. 2. En de Heere brandmerkt Zijn geliefden met ijs, met de kostbaarheden van Zetdonia. 3. Maakt dan open de poorten voor de Heere, opdat gij ook bij hem ingang zult vinden. 4. En ik zag de tweede Christus staan en viel als dood voor Zijn voeten. En ik zag enkele witte smalle doeken om zijn hoofd en tussen zijn haren. Zijn haren waren wit, en zijn ogen als het morgenblauw. En Hij sprak : Zie, Ik ben dood geweest, en nu levend tot in aller Eeuwigheden. 5. Ik ben de Eerste en de Laatste, dragende de sleutels van de dood, de hel en de tempelen. En Zijn gezicht straalde als de volle bliksem, en ik voelde mij alsof al mijn bloed uit mij wegstroomde. En toen sprak Hij : Schrijf tot de tweede gemeenten hetgeen Ik te zeggen heb.
Aan Efeze
6. Schrijf aan het tweede Efeze : Gij architecten van het huis Gods, gij hebt de bouwstenen van zijn nieuwe gemeente gelegd, en het kwade weggesneden. Gij haat het kwaad zoals de Heere het kwaad haat, en daarom heeft de Heer u een zuiver altaar gegeven. 7. Ook hebt gij Zijn ijs niet veracht, maar laat niemand zich opblazen in kennis. Legt u toe op de kinderlijkheid en het lijden, opdat gij uw zielen zult behouden in de dag des heeren. Die dag zal komen als een vuur. 8. Slijpt en wast uw kennis dan aan het kruis des heeren, zodat het u niet aangerekend wordt op die dag. Gij dan zult de vruchten des levens eten, indien gij de wortels van de boom kent. Zo zult gij zalig wezen en de Heere zal u Zijn steen op uw voorhoofd geven, en u laten eten van het allerheiligste manna. Dit dan is het Tweede Woord.
Aan Smyrna
9. En schrijf dan aan de gemeente van het tweede Smyrna : De Heere kent uw verdrukkingen en uw armoede, daar gij het tweede kruis draagt. Ja, gij zijt jong en zult veel moeten lijden om het Woord Gods gestalte te laten krijgen, en Zijn tempel. 10. Gij zijt dan het zaad op de tempelbodem, maar gij zult worden tot een altaar. Vreest dan niet wanneer gij voor onaangename verassingen komt te staan. Deze dingen moeten geschieden, en zijn uw sleutels tot zaligheid. Ja, u zult gemeten worden tot een passend lid in de tweede gemeente Gods. 11. Laat dan de raadselen des Heeren u verheugen en zoekt naar de bron achter alle dingen. Dan zult gij de kroon ontvangen, en gij zult van de derde en vierde dood geen schade lijden. 12. Sla dan acht op de verzoeking en ken uw vijand, opdat gij niet door uw zonden zult lijden. De Heere heeft u dan een zekere onwetendheid aangemeten tot uw eigen zaligheid, maar laat dit u niet aansporen tot roekeloosheid maar veeleer tot vrezen en beven. 13. Siddert, gij die jong zijt, want gij hebt vele vijanden. Zij dan zullen u overleveren aan de synagogen des satans, en gij zult niet kunnen spreken voor geruime tijd. Maar de Heere zal uw tong zuiveren en gij zult de kostbaarheden van de stilte kennen.
Aan Pergamum
14. En schrijf aan het tweede Pergamum : De Heere kent uw moed, en uw werk voor wezen en weduwen. De Heere heeft gezien hoe gij uzelf vernedert voor Zijn aangezicht. De Heere heeft u de vleugels van Zijn arend gegeven om te reiken tot onbereikbare plaatsen, en zo hebt gij grote oogst gebracht. 15. Gij hebt geleerd in duisternis te leven, en gij hebt geleerd de verrukkingen van het ijs. Gij bent dan als vaders en moeders geweest voor de kindekens, en hebt hen door de duisternis geleid. Gij bent als een oog geweest voor hen die geen oog hadden, en als een oor geweest voor hen die geen oor hadden. 16. Gij zijt gezegend in alle opzichten daar gij de voetstappen des Heeren gevolgd hebt. Toch heb ik tegen u dat gij de profetieen veracht hebt, en het onderwijs gemeden. Ja, gij zijt lauw geweest voor het aangezicht des heeren, en uw hart gericht op bijzaken. 17. Houdt dan het goede spoor met uw hart, opdat de Heere uw hart niet zal slaan. De Heere zal veel rekenschap laten afleggen door ouderen, daar zij groot licht hebben ontvangen. 18. Laat uw hart dan niet indutten, maar staat op, gij die slaapt, en laat de Tweede Christus over u schijnen.
Aan Tyatira
19. En schrijf dan aan het tweede Tyatira : Wie een oog heeft die ziet wat de Geest aan de tweede gemeenten toont. Zalig hen die de diepten van Spricht kennen. Gij hebt oog gehad voor het kleine van God, van onschatbare waarde voor Zijn Koninkrijk. 20. Gij hebt grote macht gekregen, en gij kent de kunst des Heeren. Laat uw hart dan niet week worden, gij die in het verborgene leeft, want de Heere zorgt voor u. Hij heeft u Zijn raven gezonden om u te voeden. 21. Laat uw hart dan niet bevreesd worden, hen die diep in het ijs leven, want gij zult van het ijs leven als hen die door het lijden leven. Laat dan een ieder beseffen dat Hij die de littekenen van de tweede Christus draagt vele schilden heeft.
Aan Sardes
22. Schrijf aan het tweede Sardes : En dit spreekt Hij met het bloedend zwaard en de koperen rots : Gij kent de wetten der natuur, maar gij hebt diep gezondigd. Gij kent de wetten van Mijn Geest, maar gij hebt u niet onderworpen. Ja, gij werd groot op aarde en in de hemelen, maar gij wildet niet luisteren. En zo hebt gij Mijn Geest gedoofd, maar gij hebt uzelf bekeerd en bent tot Mij opgeklommen, en gij doet grote werken voor Mijn Geest. En de Heere heeft u een bedekking gegeven, en de Heere heeft u naast Hem neergezet. 23. De Heere heeft u gemaakt wit als sneeuw, maar toch is het nog duister van binnen. De Heere nam u aan als zonen, maar gij waart zonen des satans. De Heere gaf u ringen van goud, maar gij droeg ringen der duisternis. 24. Houdt dan vast aan het werk dat God in u heeft gedaan, want anders zal de Heere tot u komen en uw werk slaan met de ban. Maar gij hebt enkelen onder u met kleine zonden, en hen die hun klederen wit hebben gehouden. 25. Zij zullen voor u uitgaan tot de Heere, maar als gij terugkeert tot de boze, dan zullen zij u oordelen zoals de tweede engelen Gods u zullen oordelen. Laat dan de bazuinen des Heeren u opwekken, en volgt Hem die macht heeft het leven aan de duisternis over te dragen.
Aan Galatie
26. Schrijf aan de gemeenten van het tweede Galatie : Gij weet dan dat er wijn vloeit uit de voetwonden van de Tweede Christus, daar Hij in Zijn lijden de persbak van de gemeente getrad, en dat Zijn voeten nu staan in het tweede Israel. Gij bent dan slaven van de wereld geweest, met ketenen om uw voeten, maar de Tweede Christus heeft u vrijgezet, door het bloed dat uit Zijn voeten vloeide. 27. Ja, gij hebt met Hem geleden in slavernij en het juk met Hem gedragen. Daarom zijt gij zalig en bent gij tot de wijngaarden Gods gekomen. Ja, ook gij bent in de Tweede Christus een Tweede jood, en hebt deel aan de schatten en rijkdommen van het Tweede Israel. 28. En voorzover gij nog slaven bent : Gij draagt de ketenen des Heeren. Gij dan zijt geheiligde dragers van Zijn Woord en Tijden. Laat dan niemand u gering achten.
Aan Kolosse
29. En schrijf aan de gemeentes van het tweede Kolosse : Dit zegt Hij met het gouden zwaard : Gij zijt belogen geweest en bespot, omdat gij Mijn klederen droeg. Gij weet dan dat gij door de oven moest om zevenvoudig gelouterd te worden. Ja, Ik heb hen gezonden, en gij bent enige tijd gestruikeld. 30. Gij bent dan in de handen gevallen van rovers, maar weet dat het Mijn handen zijn, en Ik zal u daarin omvormen. Vreest daarom geen kwaad, kindekens, want Ik ben het die u leidt en voert. Gij bent in dienst geweest van vreemdelingen, in een vreemd land, maar Ik was daar om u de geheimenissen des Geestes te leren. 31. Ik heb u onderwezen in het diepste van de put, en Ik heb geen medelijden met u gehad. Ik heb immers een schuilplaats voor u bereid. Goed is het dan om tot stilte te komen en goed is het dan om gebroken te worden, want zijt gij niet allen afgedwaald. 32. Ik dan ben de Goede Herder, en ben reeds geweest waar gij komt. Weet dan dat gij door het lijden elkander hebt leren kennen, en door de muren van elkanders harten bent heengebroken. Weest dan met elkaar verbonden in het lijden, en het ijs, want buiten lopen de wolven wachtende om datgeen te verslinden dat losgeraakt is en achtergebleven.
6.
Het Tweede Patmos
1. En ik bevond mij dan op een plaats genaamd het tweede Patmos, en de Heere hief mij op.
De Nieuwe Openbaring IV
1.
Dodenrijken der pythons
1. En dit dan zijn de dodenrijken der pythons : Het eerste dodenrijk heet Karstir, de kaprun aldaar Mosti en de karbulijn Norta. 2. Het tweede dodenrijk is Ertra, de kaprun Valun, en de karbulijn Estesse. Het derde dodenrijk is Mostarte, de kaprun Mila en de karbulijn Vitarit. Het vierde dodenrijk is Contime, de kaprun Selstel en de karbulijn Vatinta. 3. Het vijfde dodenrijk is Monte, de kaprun Vita, en de karbulijn Sijxet. Het zesde dodenrijk is Gantet, de kaprun Diox en de karbulijn Vatrima. 4. Het zevende dodenrijk is Otoletta, de kaprun Diodeim, en de karbulijn Spatimette. Zo zult gij dan reizen tot het zevende dodenrijk der pythons.
Dodenrijken der panters
5. En dit zijn dan de dodenrijken der panters : Het eerste dodenrijk is Ragmutte, de kaprun Iestet, de karbulijn Gittaten. 6. Het tweede dodenrijk is Flumas, de kaprun Vitesta, de karbulijn Viatima. Het derde dodenrijk is Ragmutte de Tweede, en zij is als de maag van de python. 7. De kaprun is Mit Liten, de karbulijn haspahen. Het vierde dodenrijk is tevens het dodenrijk der stieren en koeien, en zij is Etmissen, eveneens de maag van een python. 8. Zo zult gij dan komen tot het vierde dodenrijk der panters, en de kaprun is hier Vitaten, de karbulijn Gehehanen.
Dodenrijken der krokodillen
9. En dit zijn de dodenrijken der krokodillen : Het eerste dodenrijk is Hahennu, de kaprun Ifestates, en de karbulijn Pronina. 10. Het tweede dodenrijk is Fiatus, de grot der pythons, en de kaprun daar is Ifestates de Tweede, en de karbulijn Fitanen. 11. Het derde dodenrijk is Kakuhahnun, de kaprun daar is Efeldiestus, en de karbulijn is Fataken. En dit dan is ook het dodenrijk der indianen en hen van de gele krokodil, waar de stekende bloemen zijn. 12. Het vierde koninkrijk der doden is Rantok, de kaprun Enstek, de karbulijn Fatok. 13. Het vijfde rijk der doden is Kutukkus, de kaprun Fatokus, en de karbulijn Festekkes, en zij is als het slikken der indianen. 14. Het zesde dodenrijk is Fastakus, de kaprun Fanderes, en de karbulijn Fatok de Tweede. Het zevende dodenrijk is Flatik, zij van de stekende planten. De kaprun is Meestek en de karbulijnen Firtesses en Ebstess. 15. Zorgt dan dat gij ingaat tot het zevende dodenrijk der krokodillen, opdat gij komt tot de gouden landschappen die daarachter liggen.
Verschillende soorten dodenrijken en waarschuwing
16. En zo zult gij komen tot de dodenrijken der konijnen en vogelen, en zo ook tot de dodenrijken der leeuwen en de andere wilde katten. Zalig hen die tot de dodenrijken der beren en raven komen, want dezen zijn goed verborgen. 17. Waakt ervoor dat gij niet ontijdig tot de dodenrijken der haaien zult komen, want dit kan ernstige schade brengen aan uw zielen.
Dodenrijken der stieren
18. En het eerste dodenrijk der stieren is ook het dodenrijk der koeien en het vierde dodenrijk der panters, en zij is Etmissen, de maag van een python, en de kaprun der stieren is Hahora, en de karbulijn der stieren is Matenta. 19. En het tweede dodenrijk is Fumir, de kaprun Belsla, de karbulijn Friktesses. Het derde dodenrijk is Ottenta, de kaprun Hovesse, de karbulijn Fatania. Het vierde dodenrijk totwaar de wilde stieren komen is Migtellet, de kaprun Hofdeien en de karbulijn Hachananna. 20. Het vijfde dodenrijk waar de zalige en heilige stieren komen is Santelet, de kaprun Hesdeisen en de karbulijn Spikma. Het zesde dodenrijk waar tevens de heilige indianen komen is Murta, de kaprun Hokdei en de karbulijn Feiat. 21. Het zevende dodenrijk is de maag van de krokodil, en tevens de troon der indianen, en zei is Feitessa. De kaprun Futmua, en de karbulijn Fateia. 22. Het achtste dodenrijk is Muetess, de kaprun Fonta en de karbulijn Feiatess. Het negende dodenrijk is het sieraad der heilige indiaanse vrouwen en zij is Dokma, de kaprun Igatia en de karbulijn Mogmok. 23. Het tiende dodenrijk is Dodog, de kaprun Fogos, en de karbulijn Imetess. Het elfde dodenrijk is Hagau, de kaprun Okten en de karbulijn Diagmos. Zalig zijn zij die het tiende dodenrijk hebben bereikt, want zij zullen zwarte gezichten hebben. Het elfde dodenrijk dan is rust.
Dodenrijken der haaien
24. En dit zijn de dodenrijken der haaien. Machteld is het eerste dodenrijk, de kaprun Fitmas, de karbulijn Fugtus. Immersta is het tweede dodenrijk, de kaprun is Okta, en de karbulijn Ammeris. Judesta is het derde dodenrijk, Fogta de kaprun en Richims de karbulijn. 25. Jasmanen is het vierde dodenrijk, Rimta de kaprun en Eos de karbulijn. Imranda is het vijfde dodenrijk met Jotum als kaprun en Satal als de karbulijn. Iksranduk is het zesde dodenrijk met Malipt als kaprun en Vianda als karbulijn. 26. Rismus is het zevende dodenrijk met Oktakalip als kaprun en Rordatus als karbulijn. Siuxanda is het achtste dodenrijk met Mutaksla als kaprun en Estastesse als karbulijn. Ornottes is het negende dodenrijk met Ioktavus als kaprun en Dezout als karbulijn. 27. Mignel is het tiende dodenrijk met Ekliptus als kaprun en Diamgas als karbulijn. Hachness is het elfde dodenrijk met Iupt als kaprun en Sliks als karbulijn. 28. Rogtoot is het twaalfde dodenrijk met Viatennes als kaprun en Spazalsa als karbulijn. Vuchtaten is het dertiende dodenrijk met Elsnik als kaprun en Vochtianda als karbulijn. 29. Otsoot is het veertiende dodenrijk met Anstals als kaprun en Orlasmus als karbulijn.
Dodenrijken der leeuwen
30. En het eerste dodenrijk der leeuwen is Horbes met Viaken als kaprun en Stesmenen als karbulijn. Het tweede dodenrijk is Harpenenzen met Votenok als kaprun en Laksal als karbulijn. 31. Het derde dodenrijk is Spoen met Piustes als kaprun en Spagmastola als karbulijn. 32. Het vierde is Nardau met Imentur als kaprun en Smats als karbulijn. Het vijfde is Rahout, met Kamranihan als kaprun en Adermak als karbulijn. 33. Het zesde is Spuhotein met Eninta als kaprun en Nihavist als karbulijn. Het zevende is Sodehan, met Spahik als kaprun en Dodran als karbulijn. Het achtste is Mithus met Kahitmus als kaprun en Smiashanna als karbulijn. 34. Het negende is Mahanushout, met Ohostes als kaprun en Hiagmustehat als karbulijn. Het tiende is Jojetel, met Fitelmus als kaprun en Delasmahan als karbulijn. Het elfde is Ammahurst, met Vitatens als kaprun en Ostesenesses als karbulijn. 35. Het twaalfde is Rasmahalit met Istuten als kaprun en Imrakehan als karbulijn.
Dodenrijken der Tijgers
36. En het eerste dodenrijk der tijgers is Fontus, met Ritslamak als kaprun en Liktahat als karbulijn. En het tweede dodenrijk is Vlotekit, met Mitus als kaprun en Vatahtehek als karbulijn. 37. En het derde dodenrijk is Vliohun, met Ramahetesses als kaprun en Rukatehos als Karbulijn. En het vierde dodenrijk is Orsheram, met Daslukehat als kaprun en Karitehuk als karbulijn. 38. En het vijfde dodenrijk is Spozelhut, met Jiritekurt als kaprun en Dedehan als karbulijn. En het zesde dodenrijk is Vloteltehat, met Elissehen als kaprun en Klatehakun als karbulijn. En het zevende dodenrijk is Herosehel, met Vlittekehas als kaprun en Tiritlahehim als karbulijn. 39. En het achtste dodenrijk is Vlitteberumas met Vitehessas als kaprun en Vihittebehim als karbulijn. En het negende dodenrijk is Tutehatmanhas als kaprun en Heamoch als karbulijn. 40. En het tiende dodenrijk is Fletehellams met Ditahus als kaprun en Stittisehet als karbulijn. En het elfde dodenrijk is Flatamahus met Hosedannehat als kaprun en Nogsammehit als karbulijn. En het twaalfde dodenrijk is als Spashamen met Vuhittemussuun als kaprun en Dedemeshel als karbulijn. 41. En het dertiende dodenrijk is Tistebikit met Elepsta als kaprun en Ehestiva als karbulijn. 42. En het veertiende dodenrijk is Kamahestuneha met Vehitmahus als kaprun en Didamstenessas als karbulijn. En het vijftiende dodenrijk is reikende tot aan de oranje saturnus, en zalig zij die binnengaan. 43. En zij is dan Hehamstetehis met Katutenesses als kaprun en Vitehanstas als karbulijn. En het zestiende dodenrijk is dan tot herstel van de hemelse muizen, en zij is Dudehammestas met Tautekas als kaprun en Dedemahammas als karbulijn. 44. En het zeventiende dodenrijk is tot herstel der hemelse ratten en insecten en zij is Fuhamestehittus met Kaprastes als kaprun en Kapittenahas als karbulijn. 45. En zo zijn dan de dodenrijken der tijgers tot herstel van vele gangen des Heeren. En zij allen moeten opgetekend worden.
Vervolg dodenrijken der Tijgers
46. Zo is dan het achtiende dodenrijk der tijgers als het hart der pythons. En haar naam is Tahastenus, en zij draagt de geuren der diepe aardes, het bos en de klei. 47. En de kaprun is Tehustehukus en de karbulijn is Spahasmazus. Het negentiende dodenrijk is als het hart der krokodillen, en als de stenen maag der krokodillen, en zij is genaamd Tetastahas, met Vikasherus als kaprun en Vohostehussa als karbulijn. 48. Het twintigste dodenrijk is als de deur der haaien en hun hart, en tot volledig herstel der haaien en leeuwen. Haar naam is Migistehuska, met Viksehesmut als kaprun en Ahasnekos als karbulijn. 49. En zo zult gij dan de heilige woorden oplezen bij het openen van de deuren der haaien. En gij zult dan aldus spreken : Zo spreekt de Heere Heere van de legerscharen der haaien : Gaat dan in tot vrede, laat liefde hier regeren, en laat de wet aldus zijn, gebonden door haaienkoorden tot hun eeuwig welzijn. 50. Laat geen wet over ons regeren die niet door de Heere opgetekend is. Laten zij allen vergaan in de haaienvuren en haaienmeren, al die wetten die de Heere niet dienen. Opent dan nu de haaienpoorten, en laten wij ingaan, tot eeuwig herstel van hen die tot de diepste dodenrijken zijn gegaan. 51. Hun harten zullen aanwezig zijn om recht te spreken op de hoge tronen der haaien. Ja, zij dan die tot het lange zijn gegaan, zij hebben de sleutels der haaien, en zij zullen regeren om te komen van lengte tot lengte, om tot het langste in te gaan. 52. Ja, zij zijn de draden des Heeren, en zij hebben de spoelen overwonnen. Zij hebben de doornen van het tweede in hun vlees gedragen, ja, lange doornen waren dezen, en nu zijn zij tot het langere ingegaan. 53.Zalig zijn zij van het langere, en hun stem zal regeren als de stem der haaien. Hen die tot de dove haai gekomen zijn. Ziet hier, uw ark. Amen Metensia Eminius. Zij die de tranen van Esmeralda dragen zijn over u. 54.Wij sluiten de haaiendeuren achter ons, opdat de haaienoren zullen regeren. Het eenentwintigste dodenrijk der tijgers is als de maag der haaien en hun troon, en haar naam is Mehastehas, met Vitehatas als kaprun en Bizoutesses als karbulijn. 55. Het tweeentwintigste dodenrijk is Nikehehastus, met Diakus als kaprun en Hettebihesses als karbulijn. Het drieentwintigste dodenrijk is Nuhustus, met Sohorstehus als kabrun en Belehistas als karbulijn. 56. Het vierentwintigste dodenrijk is tot herstel der raven, en zij is Vlohottehinnehus met als kaprun Dehestehas en als karbulijn Vlihittistus. Het vijfentwintigste dodenrijk is tot herstel der hemelse vliegen, en ziet, zij zijn zwart. 57. En haar naam is Mahistus, met als kaprun Datesses en als karbulijn Vihismahannas. Het zessentwintigste dodenrijk is Diheldehus, met als kaprun Dihellehatus en als karbulijn Vlihellakahunan. En deze is tot herstel der rode vliegen des hemels. 58. En zo heeft degene die het zevenentwintigste dodenrijk der tijgers heeft betreden de tijgerkrachten van het stuitje opgewekt en aangewakkerd. En zijn ruggegraat zal zijn als ijzer. En hij zal macht hebben over vele dodenrijken als hij die op de top der trappen staat.
Verdere dodenrijken der tijgers
59. En het achtentwintigste dodenrijk der tijgers is Dehunka, en zij geeft geboorte aan de schorpioenen en is hen tot herstel. De kaprun hier is Mahista en de karbulijn Tihitehanna. En het negenentwintigste dodenrijk is Kotehessa, met Fahatehim als kaprun en Fihittehesses als karbulijn. 60. Het dertigste dodenrijk is Kokwontes, met Tehelstehista als kaprun en Kwokehasmehul als karbulijn. Het eenendertigste dodenrijk is Kwistehassen met Kwittehettan als kaprun en Dadehastonja als karbulijn. Debbekwel is het tweeendertigste dodenrijk waar de dronkaarden zijn, en de kaprun is Dahisto en de karbulijn is Dihestellefit. 61. Radahustuhus is het drieendertigste dodenrijk met Vokehontus als kaprun en Dadagminkeho als karbulijn. Flistehestellest is het vierendertigste dodenrijk met Vohottelhan als kaprun en Dedestehan als karbulijn. 62. Vatahestittelesses is het vijfendertigste dodenrijk, met Futehellistehussan als kaprun en Vohottefuhan als karbulijn. Vroheimedansehis is het zessendertigste dodenrijk met Frottehantestehin als kaprun en Vrirandehatesses als karbulijn. En zij zijn tot herstel der vele vissen in zee. 63. Uragmehostehos is het zevenendertigste dodenrijk, met Kapetahelses als kaprun en Vahitmehassenis als karbulijn. Dragmahottesom is het achtendertigste dodenrijk met Vahottemos als kaprun en Vahakstis als karbulijn. 64. En zij zijn tot het herstel der hemelse draken en de kruiden. Uritmahossenohos is het negenendertigste dodenrijk met Istehoskus als kaprun en Irhessennus als karbulijn. 65. Zalig zij hen die dit dodenrijk bereikt hebben, want zij dragen de staf der krokodillen. Zij zijn aangekomen tot de grote dieptes van het tweede Materos. Zij dan die het veertigste dodenrijk van de tijgers hebben bereikt hebben de keel geopend en hebben macht over de leeuwen. 66. Zij is dan Mahurratus de Grote, voor wie leeuwen vrezen, met Vihestatehusa als kaprun en Vihartehus als karbulijn. Ozehet is dan het eenenveertigste dodenrijk der tijgers, en zij is als de sluitster van hekken. 67. Haar kaprun is Vihantus en haar karbulijn is Dihadeltus, en zij heeft toegang tot de geheimenissen van de Emelis Shatau. 68. Dihasmul is dan het tweeenveertigste dodenrijk, met Dihastulehas als kaprun en Dihestatehes als karbulijn. Diaminnehesses is dan het drieenveertigste dodenrijk met Stahikstehins als kaprun en Stahokselot als karbulijn. 69. Mirkehestistehin is dan het vierenveertigste dodenrijk met Vahasmehikkas als kaprun en Dedehasvanus als karbulijn. Jojontus is dan het vijfenveertigste dodenrijk met Mehiktehus als kaprun en Dadehistehisses als karbulijn. 70. Majakehont is dan het zessenveertigste dodenrijk der tijgers, tot herstel der honden en konijnen. Bihistemehus is de kaprun en Vihesmahaltasses is de karbulijn. Vihitsemis is het zevenenveertigste dodenrijk met Kiabulehantes als kaprun en Pihestussulus als karbulijn. 71. Katahistehus is het achtenveertigste dodenrijk der tijgers met Mihahistus als kaprun en Dadaktehestassesses als karbulijn. Vitahont is het negenenveertigste dodenrijk der tijgers met Mohekuhum als kaprun en Tahisminnusses als karbulijn. 72. Vahiktestehanneton is het vijftigste dodenrijk der tijgers met Nihestehinnekin als kaprun en Vihinnehistesses als karbulijn. Nikutehon is het eenenvijftigste dodenrijk, als herstel der hemelse zonnen, met Vihantuhus als kaprun en Davikseniasess als karbulijn. 73. Viontatehus is het tweeenvijftigste dodenrijk als herstel der herten. Tifahustuhus is de kaprun en Mehselinnenstihin is de karbulijn. Tihikbessanesses is het drieenvijftigste dodenrijk en Vihantelunnehustehes is de kaprun en Mortehuntannehusses is de karbulijn. 74. Tahikbiafilehistehes is het het vierenvijftigste dodenrijk met Diahul als kaprun en Diahiksefinehessekusses als karbulijn. En zij hebben toegang tot de geheimenissen van Zetdonia. Konoberet is het vijfenvijftigste dodenrijk met Biantefilles als kaprun en Diaktasesses als Karbulijn. 75. Ortranbot is het zessenvijftigste dodenrijk met Miantulehustehes als kaprun en Dadaksehanekesseses als karbulijn. 76. Rohanbott is het zevenenvijftigste dodenrijk der tijgers met Mistebuhustehussesses als kaprun en Hanakdehessesses als karbulijn. Zij die hier gekomen zijn dragen de kandelaren des hemels.
2.
Dodenrijken van Regenboogtijgers
1. En zo zijn dan de tijgers des Heeren : Darta Bahahn, die het zwaard van de witte chocolade draagt, en zij is als een sterrenhemel als de verre voorvaderen van Saturnus. 2. En zo is dan Surdatekun de tijger van het zachte tot binnen de poorten van de Johan waar zij troont, en zij troont daar voor eeuwig. 3. En Odokom, de harige, die hen gebracht heeft tot de rivieren van Kabbernal. 4. En Kabbernal dan is de aars der geboorte, als de Geest uitgaande van het altaar. En zo zijn dan de regenboogtijgers de volgelingen van de heilige zebra des Heeren, en zij zullen regeren tot in eeuwigheid. 5. En hun namen zijn dan : Drop, de Raadselaar, Hamhan, Hukones, Riemdok, Rogtomeles, Iresch, Miktdalsch, Mirot, Odehim, Valklor, Darmschal, Pah, Irmiratan, Luzefeksch, Ometon, Wilhelksch, Miran, Vahksch, Toloksecha, Immehentesch, Vohatan, de zwarte herder, Vahan, Ukon, Ranuhan, Villedetessa, Hopsch, en zij zijn aangesteld over legers van zeventigduizend. 6. En zo is dan Rahak de heer der zwarte tijgers, en de naam van het eerste dodenrijk der regenboogtijgers, met Dildescha als kaprun en Virtessesa als karbulijn. 7. En zo is dan Rahimna het tweede dodenrijk der regenboogtijgers, met Irschwin als kaprun en Diandascha als karbulijn. En Vihitmatos is het derde dodenrijk met Vlatoschas als kaprun en Dihotmedussescha als karbulijn. 8. En Virtahoscha is het vierde dodenrijk met Omnetol als kaprun en Ormehennescha als karbulijn. En Nanak is het vijfde dodenrijk met Manatosch als kaprun en Bihanzaschelle als karbulijn. 9. En Abjatar is het zesde dodenrijk met Munehellisch als kaprun en Deatelleschas als karbulijn. En Fornjator is het zevende dodenrijk met Iabsis als kaprun en Dedemiateschasse als karbulijn. 10. En Viktomen is het achtste dodenrijk met Kiatabesch als kabrun en Diamanter als karbulijn. En Votehosch is het negende dodenrijk met Diabsescha als kaprun en Dodemehoter als karbulijn. 11. En Toschamentes is het tiende dodenrijk met Mihotmehante als kaprun en Vihotma als karbulijn. En Totemischates is het elfde dodenrijk met Mihontahout als kaprun en Dihaketesses als karbulijn. En Vihotesch is het twaalfde dodenrijk met Diakonscher als kaprun en Aschmedafusches als karbulijn. 12. En zij brengen dan voort de brandende vruchten. 13. Dischematosch is het dertiende dodenrijk met Faunesch als kaprun en Fitaschas als karbulijn. En zij geven geboorte aan cobra's en aan de geheimen der woestijnen. 14. Zo is dan Emeheusch het veertiende dodenrijk dat de geheimen der stekelen draagt. En Mihitmis is de kaprun en Datehatmissches is de karbulijn. En zij laten de vruchten bruisen. 15. En Emschahusepusch is het vijftiende dodenrijk met Mianter als kaprun en Diamin als karbulijn. En zij geven geboorte aan de rode tijgers die over de Emelis Shatau heersen. En Emikpehentus is het zestiende dodenrijk als voortbrenger van de blauwe leeuwen en de octopus, met Vihantosches als kaprun en Bashantin als karbulijn. 16. En Emria is het zeventiende dodenrijk met Fuhastes als kaprun en Fihomil als karbulijn. En Emria is dan als de maag der regenboogtijgers en de koning van de Emelis Shatau, en ziet dan hij is keizer van een rijk dat uitstrekt tot aan de randen van Kaplahun, en ziet, zij dan zijn de voorwerpen der heilige graven. 17. En zij is als de droge kap over het hart der heilige poeders en het springend zand.
Verdere dodenrijken der Regenboogtijgers
18. En het achtiende dodenrijk der regenboogtijgers is Mehetmas, en hij is de leider der rode tijgers en zijn woorden zijn als de stekelen der aarde, voortbrengende de vogels van het rode. En zijn ogen zijn als het gezuiverde zeerood, en hij is als de rode tijgerhaai. 19. En de kaprun is Mihatmehassehan en de karbulijn is Sprasikschatehasch. En Mehetmas is als de rode vogel in al zijn macht en kracht. En zij dan die door het rode vuur gegrepen zijn, zullen rijkelijk toegang hebben tot de Emelis Shatau tot aan de Matadok. 20. Ja, tot de vijfde nachtwake zullen zij komen, tot de rode draken op het strand der tijden. En hier zullen eb en vloed elkaar snel afwisselen. En het negentiende dodenrijk is als de voortbrenger en de baarmoeder der witte haaien. 21. Ja, snel zullen zij elkaar opvolgen, en haar naam is Dazanta. En de kaprun is Mochteton, en de karbulijn Aspascheziksch. En het twintigste dodenrijk is Dizomptia, en Echneraschon is de kaprun en Echihastesch de karbulijn. 22. En het eenentwintigste dodenrijk is Smuhoketteschamscha, als de voortbrenger der uilen en de zeespinnen. Ja, zeeuilen brengt hij voort, vanuit het hart der zee, en vele vissen. En zij zullen komen tot de rode stad, tot de muizenheuvel en de muizenkijker. 23. En dit rood is zo vaak gezuiverd dat het spiegelend rood is geworden, en het heeft zich gehecht aan het blauwe. En Duhoketesscha is de kaprun en Vihokdehesschesche is de karbulijn. 24. Doktor is het tweeentwintigste dodenrijk dat rijkt tot aan de Matadok, met Bihaster als kaprun en Olbeholschatiksch als karbulijn. Baphastasche is het drieentwintigste dodenrijk met Muhuhaster als kaprun en Behelschlahik als karbulijn. Koberhinolschkats is het vierentwintigste dodenrijk en het hol der reuzen. 25. En zij is de weg tot het grote Gods, de Michaseinen. En deze weg is als de wildernis, leidende tot Acha en de dodenrijken der bizons. En Bihikstelseha is de kaprun en Bihokteholkasch is de karbulijn. En zij heersen over de zeeen rondom de Emelis Shatau. 26. Kaferkatschi is het vijfentwintigste dodenrijk met Kotterkosch als kaprun en Afericksch als karbulijn, en zij heersen over de wildernissen rondom de Emelis Shatau. 27. Baferumschka is het zessentwintigste dodenrijk met Mialter als kaprun en Okseholseschamse als karbulijn. Vionta is het zeventwintigste dodenrijk met Valkatersch als kaprun en Afhanianschas als karbulijn. 28. Hiafanter is het achtentwintigste dodenrijk met Kolthaniansch als kaprun en Dihafendiheschiksch als karbulijn. Hiofferhontaschausch is het negentwintigste dodenrijk met Hikschanel als kaprun en Diaferhantesch als karbulijn.
3.
De Dodenrijken der Konijnentijgers
1. En het eerste dodenrijk der konijnentijgers is als de maag der elven. Ja, grote roofelven zullen in de laatste dagen opstaan, en zij zullen komen vanuit dit gat. En haar naam is Esmehehel en de kaprun is Totehesmis en de karbulijn is Satehesmis. En de andere karbulijn van dit dodenrijk is Fluhomehelisse. En Satehesmis is dan de witte karbulijn en Fluhomehelisse is dan de paars rode karbulijn. 2. En het tweede dodenrijk is Fontehirisse, en de kaprun is Dehemesto en de karbulijn is Papanter. De tweede karbulijn is Fihotsma en de derde karbulijn is Pahater. De vierde karbulijn is Pakonsehestat en de vijfde karbulijn is Spraakouts 3. En het derde dodenrijk is als de drager der Kaplahunnen, en als de voeten van het maanlicht. En zij heeft drie benen, één van karbulijnen, één van kaprunnen en één van kaplahunnen. 4. En haar naam is Diazhanascha, met Oxschtel als kaprun, Efescha als tweede kaprun en Dihandemisxsch als karbulijn, en Tottehokmusch als tweede karbulijn. Ramahandt is dan de derde karbulijn. 5. Het vierde dodenrijk is als de poorten van Lapondria, en haar naam is Akshischantehantiksch, met Okopschokelo als kaprun, Dibehennekscha als tweede kaprun en Dokbehontesch als derde kaprun. 6. Emokschau is het vijfde dodenrijk met Patehantis als kaprun en Dikhelkeschel als tweede kaprun. 7. Optaukelunsch is het zesde dodenrijk met Diataur als kaprun en Dihokschebau als tweede kaprun. 8. Tikhantehestes is het zevende dodenrijk en Tikhantescha is de kaprun en Dafikhestehas is de tweede kaprun. 9. Ormont is het achtste dodenrijk met Cofihontir als kaprun en Dihakschelle is tweede kaprun. 10. Avahiksch is het negende dodenrijk met Clatkihankir als kaprun en Clatkihantir als tweede kaprun. 11. Avahiks de Tweede is het tiende dodenrijk met Alktahiksehiksch als kaprun en Heukehokthisch als tweede kaprun. Dormhant is de derde kaprun, en Avahikschel is de vierde kaprun. 12. Avahiks de Derde is het elfde dodenrijk. Zij dan is de bouwer der honden. En haar wegen volgen tot aan de hondenhaag. 13. Drimmeskhout is het twaalfde dodenrijk, en de weg tot Jom. Zij is de schepster der zonnen, en volgt hen in hun banen. 14. Drimmeskhout de Tweede is het dertiende dodenrijk, en Drimmeskhout de Derde is het veertiende dodenrijk. Zij heeft dan grote macht over de zee en over eb en vloed, als het gezicht van de maan en de koningin van de oranje saturnus.
4.
De Rode Tijgers
1. Drommeheskehout is het eerste dodenrijk der rode tijgers, en zij heeft grote macht over de kaprunen, de karbulijnen en de kaplahunnen. Ja, zij kent de stiften van de oranje saturnus, en zij kent hun kragen en randen. 2. En de rode tijgers gaan dan van dodenrijk tot dodenrijk, en niets is voor hen verborgen. Ja, zij zijn als de ondergrondse treinen en hun gangen. En de webben der dodenrijken zijn dan als de zenuwen der rode tijgers. En zij maken hun dieren met de schatten van Materos. Ja, vele dodenrijken kent Materos, en gij zijt tot de dodenrijken van Surdatekun gekomen. 3. Ja, hij dan is de koning van het zachte Gods, de Johan. Ja, hij berijdt de Johan, tot in de diepste dodenrijken van het zachte. En ja, zij zullen de vliezen der aarde en der hemelen herstellen, en zij zullen tot de honing komen. Ja, tot driemaal toe. 4. Ja, en zij zal zijn als het slikken der aarde en der dagen, en als het geribbelde gehemelte. 5. Door vele dodenrijken van het zachte, wordt er gegeten door de hemelen, om u te leiden tot het geribbelde. 6. En het tweede dodenrijk der rode tijgers is dan Sahertin, en zij is als het eerste station van Narzia, het hete Gods. En het derde dodenrijk is Stertes, en zij brengt de volgelingen van de zebra en het geribbelde tot de schatten van Narzia. Ja, zij is als de adem der treinen. 7. En het vierde dodenrijk is Samantis, en zij is als het verloren gegane deel van Torhan, het lange Gods. 8. En zij herbergt dan alle dodenrijken van het lange Gods, tot aan Matadok. 9. En haar eigen deel reikt tot aan het Kabbernal, de berg Gods. Haar eigen lengtes zullen de rivieren van Kabbernal beroeren, en haar manschappen zullen de heilige profeten aldaar beroeren, opdat er zuivering onder hen wordt aangebracht. 10. Ja, zij zal heilige profeten leiden tot onder het gele, zelfs tot aan het spiegelende gele, en zij zullen haar aanhangen, en de geheimenissen des Heeren en van de Oranje Saturnus zien. 11. Ja, zij zal hen leiden tot de sterren van de witte chocolade, de sterrenhemel Gods, en zij zullen haar luid vereren zonder dat iemand zegt het is afgoderij. 12. Ja, zij zal Torhan herstellen, het lange Gods, en zij zal koningen daartoe aanwijzen. Zij zal de geslachten der cobra's oprichten en zij zal de Gezegende zijn, en het vuur Gods. 13. Ja, over Narzia en Torhan regeert zij, tot aan het Materos, en zij zoekt zelf haar koningen uit. 14. Ja, zij zullen zijn, de langen Gods, en haar gezandten. 15. En haar stem zal zijn als het bewegen van ondergrondse treinen. In Kabbernal zullen de wijzen haar vinden. 16. En zij zullen zeggen : Wij zijn gekomen tot de berg Gods, waar wij de schatten der aarde als heilige ringen hebben gevonden. Ja, en ziet, deze ringen waren als slangen, uitgezonden om de lichamen der heiligen te herstellen en te verheerlijken. 17. En in Kabbernal zal die dagen een grote poort geopend zijn, en deze zal genoemd worden de poort der mezen. 18. En dan zal Kabbernal zijn tot een stad der vogels, en tot een eeuwigheid in alle eeuwigheden. En zo zal dan zijn het herstel van Kabbernal, waartoe ook Abdal en Maasdo zijn uitgezonden. En dan zullen de wereldschepen opgesteld worden.
5.
De Wereldschepen
1. En Abdal zal een ezelskind voortbrengen genaamd Adaka, en zij zal groot worden voor de Heere. En zij zal de heidenen hoeden met een zwarte staf en met een hand van as, en zij zal een geslacht voortbrengen veelvoudiger dan de zandkorrels der aarde, en zij zal hen leiden tot de zee. 2. En Adaka zal worden tot een wereldschip, en in haar zal grote behoudenis zijn. Ja, zij zal de sterren des hemels vertragen, en antwoord geven op vele vragen. 3. En zij zal vissers voortbrengen als vissers van de doden en de dodenrijken, en vele kaplahunnen van oudsher zullen opgevist worden, en zij zullen gebracht worden tot de Oranje Saturnus en haar tempelen. 4. En Adaka zal worden tot een tijger en een uil, en zij zal behoren tot het leger der uxlons, de uilentijgers. 5. En zij zal de Oranje Saturnus tot haar plaats leiden, en zij zal haar volk leiden tot de duisternissen van Narzia door de poorten van Acha, het Altaar des Heeren. 6. En door Abdal, Maasdo en Kabbernal zal zij het tweede wereldschip scheppen, en dit zal hen leiden tot de dodenrijken van stilte, en haar naam zal zijn Trideria. En zij zal herstellen Metensia en de Karazuur, en geboorte geven aan het derde wereldschip genaamd Biskidde, de spinnentijger, en zij zal de Oranje Saturnus herstellen op haar plaats. 7. En zij zal geboorte geven aan het vierde wereldschip, de paardentijger. En zij zal steigeren om de kusten van de Emelis Shatau en Kabbernal te herbouwen, en zij zal zijn als het bloesem der wateren, en genoemd worden de redder der nachtvlinders, hen van de nachtliederen. 8. En als iemand klaagt zal zij een vis toewerpen die niet gegeten kan worden, maar die leidt tot in alle eeuwigheden. En deze vis zal een ieder leiden tot zijn of haar plaats. 9. En zij zal zijn als de vis van dag en nacht die elkaar snel afwisselen. 10. Ja, onder Saturnus werd dan de dag een nacht, maar onder de Oranje Saturnus vliegen de dagen snel. Ja, als de golven ribbelen zij voort.
De paardentijgers
11. En het eerste dodenrijk van de paardentijgers is dan Mezenna, en het eerste hellenrijk is Diadenna, en haar kaplehun is Maakzamid. 12. En het tweede dodenrijk is dan Behelslachsesse, en het tweede hellenrijk is Diachsmillesses, en haar kaplehun is Miadt. 13. En haar Elsefic is Diantippsef, als de stervende. Gij doet er dan goed aan te weten hoeveel Elsefics gij nodig hebt op de Oranje Saturn. Zij zijn dan als de witte kappen. 14. En het derde dodenrijk is dan Bihorkemon en het derde hellenrijk Fjortenesses, met Milklham als haar kaplehun en Ditsher als haar Elsefic. En het vierde dodenrijk is dan Stehinetess en het vierde hellenrijk Bahsdharentoch met Mianderhon als kaplehun en Stikhesseton als Elsefic. 15. En het vijfde dodenrijk is Stahin en het vijfde hellenrijk is Dihonbiel, met Klahebash als kaplehun en Dorkhetasches als Elsefic. 16. Verzamelt dan uw Elsefics om in te kunnen gaan tot de dieptes, de dodenrijken en de hellenrijken van de Oranje Saturnus. 17. Laat u dan niet bang maken voor hellen, want zij zijn de vuren om u te zuiveren. En alleen door de hellenrijken kunt gij reiken tot de vingers van Narzia en haar dieptes. 18. En het zesde hellenrijk is Fihantenastis, met Conerehan als kaplehun en Kokerok als Elsefic. En Fihantenastis is dan de koningin van de Oranje Saturnus in al haar macht. 19. En het zevende hellenrijk is Stehis, met Kalhahan als kaplehun en Dilsasch als Elsefic. 20. En het achtste hellenrijk is Forkschansis, met Bikschmalen als kaplehun en Torbakschelm als Elsefic. 21. En het negende hellenrijk is Kireschlasch met Orkfuller als kaplehun en Olklamsch als Elsefic. 22. En het tiende hellenrijk is Kirkehasch met Artehesch als kaplehun en Irkhelsch als Elsefic. 23. En het elfde hellenrijk is Kongales met Idefelsch als kaplehun, Dirhesch als tweede kaplehun, Felhanehesch als derde kaplehun, Firjatek als vierde kaplehun en Darikheschen als Elsefic. 24. En het twaalfde hellenrijk is Konjavics met Genjaksch als kaplehun en Grithuzaschinne als eerste Elsefic, Dojonter als tweede Elsefic, en Darbahisch als derde Elsefic. 25. En het dertiende hellenrijk is Muhustaschappel met Ginehurstel als kaplehun en Grithuzaschinne de Tweede als eerste Elsefic, Dojonter de Tweede als tweede Elsefic, Darbahisch de Tweede als derde Elsefic en Klahaschalleschinne als vierde Elsefic. De vijfde Elsefic zal dan altijd Klapmusche zijn.
Hellenrijken der rode tijgers
26. En dit zijn dan de hellenrijken der rode tijgers : Het eerste hellenrijk is Vialvik, en zij brengt de vleermuizen voort en de hoge tonen des hemels. Zij is dan de wever van het roze en dat wat onder het roze is, tot aan het spiegelende roze en het grijze. 27. De kaplehun is Kobalski, en de tweede kaplehun is Beriabehan, de derde kaplehun is Totihotski, de vierde Fruhanskidaklaton. De vijfde kaplehun zal dan altijd Daklaton heten. Het tweede hellenrijk is Daschesehips. 28. En hier zijn de Tartaren rijkelijk te vinden, zij, als sieraden van het kruis van Maser, als de sieraden van de armoe, en als de gelakte en lederen flessen van Saturnus, waarin de geesten slapen en dronken zijn. Zij zijn dan het purper, aan de dronkenschap gelijk geworden. 29. En zo zijn er vele purperen voor het aangezicht des Heeren, hen met de lichtpaarse gezichten. En zo vloeien vele Tartaren en Purperen hiervandaan. De eerste tartaar van Daschesehips is dan Itmabur, als de wurger van kruizen en kaprunnen, ja als een wurgslang uitgezonden. 30. En de tweede tartaar is Maraasiasch die de bloedvaten des kruizes vernauwd en Spricht heeft omgekeerd. Ja, hij knijpt dan zenuwen af, en brengt heiligen tot dronkenschap. Tot een heilige exorcist is hij. De derde tartaar is Maritslehan, en hij trekt de kruizen tot de dieptes om hen daar te verslinden. 31. Ja, hij is de jager van het gezuiverde rode om de heiligen bij te staan. En hij is het dan die redt uit de hellen en de angsten verzacht en wegneemt, als een ware tartaar des Heeren, die vluchtelingen leidt tot de dronkenschappen en de lusten der Armoe. 32. En de vierde Tartaar is Jupitosch, de vijfde Schihikserdmahashelt, de zesde Pranuschamelhisch, de zevende Immetahakschildahish, de achtste Ranoschlufursch, de negende Marikschahijnschlikse, de tiende Pronotterjonsch, en de elfde is altijd Danahiksch. 33. De eerste purper is Mehezuart, de tweede Janischapenirschik, de derde Japischanduart, de vierde Ejunipscho, de vijfde Klastobahout, de zesde Enehipsmahan, de zevende Janischout, de achtste Jochuartenensch, de negende Beluenschamelepscha, de tiende Bijontenuako, en de elfde is altijd Bonuenterhart. De twaalfde is altijd Spakeienblau, en de dertiende is altijd Monuentehisch. 34. De veertiende is altijd Kalmenischobuartescha, en de vijftiende altijd Flikschituenteartes. De zestiende is altijd Scheventuartesnatsch en de zeventiende is altijd Pronenschuterakascha. De achtiende is altijd Buldahinstepsch en de negentiende is altijd Biazeptahasch. De twintigste dan is altijd Noruenteminne en de eenentwintigste altijd Pakentuarteschan. 35. Het derde hellenrijk der rode tijgers is Blazekhelteschel en het vierde hellenrijk is Daniktol. Het vijfde hellenrijk is dan Braziksnakoltiskzet, en het zesde hellenrijk is Blazintahart. Het zevende hellenrijk is dan Klostehul en het achtste hellenrijk is Danziptauschaps. 36. Het negende hellenrijk is dan Klausbihenka, en dit rijk komt tot aan de randen van Torhan, het lange Gods en Spricht.
Hellenrijken der tijgers
37. En dit zijn dan de hellenrijken der tijgers door het land Narzia : Konihoksta is het eerste hellenrijk, met Piatersch als tartaar en Pithelmsch als purper. Rikstovtsk is het tweede hellenrijk met Diantater als tartaar en Marikshelmt als purper. Darmaviksj is het derde hellenrijk met Asehistijatov als tartaar en Duoprof als purper. Damikstahelt is het vierde hellenrijk met Kajunktorsch als tartaar en Demejiksto als purper. 38. Estitsiatel is het eerste gedeelte van het vijfde hellenrijk met Diatuov als purper. Miandertia is het tweede gedeelte van het vijfde hellenrijk met Fremiatiov als tartaar en Fremshelt als purper, en zij is als de geboorteplaats van vele slangen. Demiksio is het zesde hellenrijk met Diontahessescha als tartaar en Demioksehoschanos als purper. 39. Kohontales is het zevende hellenrijk met Diagbiel als tartaar en Desheptia als purper. Haaksontuvus is het achtste hellenrijk met Itlaheksches als tartaar en Jehikshengetet als purper. Bursplahot is het negende hellenrijk met Esentijelle als tartaar en Fliksahot als purper. En de tartaren zijn als nieuwe zenuwstelsels voor de pelgrims van Narzia, het hete Gods, en de purpers stromen er doorheen. 40. En het is als het ontwaken en opstaan in het Nieuwe Kabbernal.
Surdatekuntijgers
41. En zo zijn er vele Surdatekuntijgers in het blauwe zachte des Heeren, en zij hebben dan vele dodenrijken en hellenrijken die daarin doordringen : En hun eerste dodenrijk is Kwahibbus, en hun eerste hellenrijk is Dahiter. De tartaar is Mekshernt, en de purper is Vahkshir. 42. Het tweede dodenrijk is Kwahonta en het tweede hellenrijk Fanihipster, met Mizahart als tartaar en Mehilkstahet als purper. Het derde dodenrijk is Kwonostehelschik en het derde hellenrijk is Kwihanterschosch met Fihaksenuatonsch als tartaar en Onoschosch als purper. Het vierde dodenrijk is Kwihinterschu en het vierde hellenrijk is Kwihip, met Fihaktesenusa als tartaar en Brihakskiheschip als purper. 43. Ixnahotsch is het vijfde dodenrijk en Stornatosch is het vijfde hellenrijk met Ornatov als tartaar en Kwisupstraschehipsch als purper. Bihopsoheim is het zesde dodenrijk en Stranopski is het zesde hellenrijk, met Fiheltanihiksch als tartaar en Klapschiheinschasesse als purper. Kwendalemesch is het zevende dodenrijk en Darkwakse het zevende hellenrijk met Toxiotiel als tartaar en Bihekschahipschk als purper. 44. Bandahout is het achtste dodenrijk en Rindahikschk het achtste hellenrijk met Piaternaschas als tartaar en Bionterhout als purper.
6.
De Drakentijgers
1. Bekleed met tartaren zijn zij, vol van Gods Glorie. Zij kennen de liederen om dodenrijken en hellenrijken te openen en te sluiten, vol van de Magie des Heeren, en van de Oranje Saturnus. 2. Ja, rijkelijk vloeit het purper door hen heen, vanuit het zachte Gods, al haar dodenrijken openende, om tot de veren te komen om weg te vliegen op het hemelpaard. 3. Ondergrondse netwerken van tijgertreinen, zij horen het in de verte grommen en ruisen. Opgestegen zijn zij in hun eigen verstand, de drakenkoningen. 4. Zij voeren nog steeds ondergrondse oorlogen onder het geruis der zeeen. 5. Hun dodenrijken zijn onmetelijk, en zij zijn de boodschappers van lang vervlogen tijden, sprekende vanuit de diepste dieptes van de dodenrijken van het grote Sarhah. 6. Zij dragen de ringen van Michaseinen om hun vingers en in hun lichamen, waar het vuur doorheen wordt gespoten. 7. Zij dan zijn de drakentijgers, en zij volgen hun koningen. 8. En het eerste dodenrijk is Muhuskus, het tweede dodenrijk Fahantahal, het derde dodenrijk Spahantahal, en het vierde Vahkal, het vijfde Merentez, en het zesde Obaakhal. Het zevende Flantoris en het achtste Vahakmentis. Het negende Flakulschets en het tiende Mazinterik. 9. Het elfde is Mizentehil en het twaalfde Kohontehil. Het dertiende dan is Ohupschel. Kwakbahok is het eerste hellenrijk, met Viantes als tartaar en Epschout als purper. Kwiksantes is het tweede hellenrijk met Diabanter als tartaar en Twikhanter als purper. Prohonnetes is het derde hellenrijk met Katerbout als tartaar en Hachnoses als purper. 10. Hokkebon is het vierde hellenrijk met Klinkerbot als tartaar en Hogerbout als purper. En waar het tartaar zich samentrekt stroomt het Narziapurper naarbinnen. Dit dan is in het vijfde hellenrijk genaamd Horsensponze, met Viksianzen als tartaar en Birhahuan als purper. 11. Hispa is het zesde hellenrijk met Mollentoreksia als tartaar en Apschahel als purper. Moksuhortes is het zevende hellenrijk met Kalzebout als tartaar en Hospesches als purper. Zalig zij hen die deze rijken zijn binnengegaan. Drahiksbehet is dan altijd de vijfde karbulijn in elk drakentijgerdodenrijk en hellenrijk. 12. Darkasha is altijd de vijfde kaprun in elk drakentijgerdodenrijk en hellenrijk, en Diafikschehit is altijd de zesde kaplehun in elk drakentijgerdodenrijk en hellenrijk. Spihak is altijd de zesde elsefic in elk drakentijgerdodenrijk en hellenrijk.
De rijken der zwarte drakentijgers
13. In de dodenrijken, hellenrijken en hemelrijken der zwarte drakentijgers is Kwikhelt altijd de eerste karbulijn, Miktahin altijd de tweede, Mokshart altijd de derde en Finhanteschinne altijd de vierde, Filakehart altijd de vijfde en Mopschothelv altijd de zesde, Fiksahelv altijd de zevende, Murthiantisklipf altijd de achtste en Isachschahak altijd de negende. Puchhart is altijd de eerste kaprun en Taakhalt altijd de tweede, Bromhars altijd de derde, Fanenstein altijd de vierde. 14. Derdehiksla is altijd de eerste kaplehun en Tihoksla altijd de tweede, Retneis altijd de derde. Onaham is altijd de eerste Elsefic, Kizaham altijd de tweede, Lazahuk altijd de derde. Kirnahas is altijd de eerste tartaar en Romohams altijd de tweede. Ramahaks is altijd de derde tartaar, Finahams de vierde en Rahaphel de vijfde, Inahus de zesde, Fotajel de zevende en Skunaho is achtste, Nirkeniships de negende en Tonnehaps de tiende. 15. Punehops is de eerste purper, Pejehups de tweede, Rigahart de derde, Vakahelmsehip de vierde, Virkjatonehips de vijfde en Andratupsehiks de zesde, Megnjatonehips de zevende, Fitjanehelsehips de achtste en Fagnotontehikstevun de negende, Fikjahel de tiende. En zo is dan het zwarte drakentijger domein los van de andere domeinen, en zij beheerst het open en dichttrekken der spieren. Zij kennen dan de uiteinden en de punten van Narzia en Zetdonia. 16. Alles dan is zwart, maar als het rekt dan ontstaat het witte en het grijze om alle kleuren te weven. Ziet gij dan niet dat er een blind kind achter het spinnenwiel en de weverspoel zit ? Deze dan is de zwarte drakentijgerkoning. Met zijn gezicht zo wit, zo wit, maar de rest is zwart. Gij doet er goed aan de grijze lappen te bekijken, te bevoelen, en terug te gaan tot waar het vandaan komt.17. Kasbahaskus is dan het eerste nachtlatijn, Muskanos de tweede. Griezemoen is dan de derde en Fanatousk de vierde, en zij zijn als vier oude vrouwen in het zwart, wevende de tijden. En als bakkers en wevers staan zij daar, als karmozijnen, veranderende in nachtlatijnen, als vogelklokken zijn zij, hun vleugelen spreiden zij, om schepselen weg te leiden. Ja, als drakenuren zijn zij, de grote netten om grote vissen mee te vangen.18. En de Griezemoen is als de zwarte libra, als het clownsgezicht met daaronder de draaiende gaten waardoor wij kunnen dwalen, ja, als de tijgertunnels en de draaiorgels, om de zwarte vleermuis te ontmoeten als in een draaiende spiegelmolen. En uit zijn mond komen de draden die wij achterlieten, klaar om door de ringen van vuur te gaan. En Fanatousk is als het groene oog en de groene steen, met al haar kleuren en geuren, en als zij spreekt is zij als de muizentong, als het feest met al haar kleppen. 19. En Muskanos is als de zwarte saturnus in al haar macht, brakende de nieuwe dag en het nieuwe uur, met haren als de zilveren golven, veranderende in de doodstrijd. Ja, alle oorlogen staan op haar tablet. En Kasbahaskus is als de mus en de merel, die haar dame op de kerktoren heeft gezet, het grote Mezedium, en nu wacht zij om in de rivier te duiken, om te veranderen in een vis. Want de vissenstaart zal haar de sleutel geven. 20. En zo zijn er dan onder de hemelen vier drakenuren gegeven als de vier seizoenen van de aarde. En zij zijn allen op weg, over vurige brokaten, om de visserslatijnen van het rode te ontmoeten, de rode tijgerdraken op de dure stranden. Dit dan zijn de stranden van de Emelis Shatau en de vernieuwde steden des Heeren. Ja, tot de vijfde nachtwake zullen zij gaan.
7.
1. En dit zijn dan de dodenrijken der tijgerberen. Het eerste dodenrijk is Septesse, het tweede Fakhant, het derde Smraakstir. Het eerste hellenrijk is Fatoun, het tweede Hennenst en het derde Cofikein. De karmozijn van het eerste is Flamette, van het tweede Miorksch en van het derde Spatamen. 2. Het vierde dodenrijk is dan Manteras, het vijfde Holschlewart, het zesde Kaipensta en het zevende Toriontich. Het vierde hellenrijk is Kapenprouw, het vijfde is Heliontes, het zesde is Ledio en het zevende Ortal. De vierde karmozijn is Hunullips, de vijfde is Florkjog, de zesde Katonelip en de zevende Karzachstaue. 3. Het achtste dodenrijk is Fliontmelle, het negende is Saktirhart, het tiende Daakswelle en het elfde Lefenstrou. Het achtste hellenrijk is Mizihontes, het negende Karzachstoende, het tiende Herrup, het elfde Manschou. De achtste karmozijn is Mulletta, de negende Mjunletta, de tiende Orchjettel, de elfde Zahnenstrant. 4. Korgjong is het twaalfde dodenrijk, Orizont de dertiende, Spaaksblicht de veertiende en Ariantales de vijftiende. Rezepschou de zestiende, Manikschou de zeventiende, Manikschou de Tweede de achtiende en Manikschou de Derde de negentiende. Manikschou de Vierde de twintigste, Manikschou de Vijfde de eenentwintigste en Manikschou de Zesde de tweeentwintigste. 5. Hetmezanges is het twaalfde hellenrijk, Hetmezanges de Tweede is het dertiende hellenrijk, en Hetmezanges de Derde is de veertiende, Hetmezanges de Vierde is de vijftiende en Hetmezanges de Vijfde is de zestiende. Hetmezanges de Zesde is de zeventiende en Hetmezanges de Zevende is de achttiende. Hetmezanges de Achtste is de negentiende en Hetmezanges de Negende is de twintigste. 6. Hetmezanges de Tiende is de eenentwintigste en Dakzwalziging is de tweeentwintigste. De twaalfde karmozijn is Dijumetik, de dertiende Kwaabstik, de veertiende Kwachtensprou, de vijftiende Onberchensch, de zestiende Kwaabsherg, de zeventiende Spahkehang, de achtiende Kwobehanschetou, de negentiende Kwabehanschitrichse, de twintigste Zwahkenstrau, en de eenentwintigste Zwahkenlang, de tweeentwintigste Zwahnstrau.
8.
De Beer van Narzia
1. De hitte zit me op de hielen, een beer zit mij achterna, één op grote wielen, komende vanuit Narzia. Dit zijn hoge golven, vanuit berenstad heeft hij een plaats verworven. Deze hittes zijn groot, deze zeeen van vuur, zijn zij hoger dan de karazuur ? 2. Metensia, redt mij. Alleen mijn penseel kan mij redden. In welke taal moeten wij spreken. Zij zullen alles breken. Er is hoog vuur in dit uur, de berenstem klinkt, vanuit het heiligdom Gods. De hitte zit me op de hielen, het vuur stijgt en komt als klotsende lava op me af. 3.Ik kan alleen schrijven, anders wordt het m'n graf. Nog nooit eerder is er zo'n hitte gekomen, ik moet nu snel mijn penseel laten stromen. Ja, mijn enige zwaard is zij, als de beer op me af zal komen. 4.Ik zal moeten strijden in het Pniel, worstelende met God, die Beer is.
Berenrijken
5. En dit dan zijn de berendodenrijken : De eerste is Beherzin, met Viantrau als hellenrijk en Vaatmis als karbulijn. De tweede is Roksdal, met Vintiau als hellenrijk en Katakis als karbulijn. De derde is Hotmir, met Vindriamen als hellenrijk en Vottomis als karbulijn. De vierde is Hehenkescha, met Kjatanburch als hellenrijk en Vatian als karbulijn. Vinnehiskis is de vijfde, met Votian als hellenrijk en Kwotangischisch als karbulijn. 6. De zesde is Mahithosch met Kiandaber als hellenrijk en Votalmis als karbulijn. Kwiabotter is de zevende met Manisticht als hellenrijk en Koliandburch als karbulijn. Viottemisches is de achtste met Votentia als hellenrijk en Kwahabanter als karbulijn. Nerchjabter is de negende met Oxdraifurt als hellenrijk en Kwiabanter als karbulijn. 7. En Pianhout is vanaf dan het dodenrijk, het tiende dodenrijk, tellende vanaf de eerste Pianhout, en sommigen zeggen dat de dodenrijken eigenlijk pas daar beginnen. En zo zijn er dan honderden, zo niet duizenden Pianhouten. En Swahmahelsch is vanaf dan het hellenrijk, en Kwigmanesch vanaf dan de karbulijn.
De fluit
8. En ik smeekte tot God om mij te vertellen wat er dan met de beren was, daar de hitte zo groot was als ik nog nooit had gevoeld, en zo bedreigend. En ik zag een beer die was als een bever en daarna als een cobra, en hij was als een rat des hemels. En ik hoorde een schreeuw. 9. En de Heere toonde mij een laken waarop een kleine man zat. En hij had een fluit in zijn handen, en bracht het naar z'n mond om erop te spelen. En de Heere keek vooruit, en in de verte kwam er een groep beren aanrennen, en zij renden richting de kleine man. 10. En de man begon te spelen, en de beren werden rustig. Maar na een tijdje stopte de man met spelen, daar hij moe geworden was, en de beren vielen hem aan. En de Heere sprak : Zo zult gij ook het volk moeten temmen, en ik zal u de liederen daartoe geven. En ik zag de beren komen tot een groep mensenkinderen, en zij namen bezit van hun zielen. 11. Want ziet, de mensenkinderen werden dan geschapen voor de beren. En er was niemand die de beren tegen kon houden, want hun hitte was groot. En de Heere gaf mij een stuk brood, en zo kon ik de beren verder temmen. En zij dan gingen overal waar het stuk brood was, maar zij konden van het brood niet eten, daar het eeuwig was.12. En er was appelwijn door het broodmeel heengemengd, en de beren kwamen telkens weer achter deze geur aan. En de lucht was bedrukt, en de hitte liep op, maar ik was als achter glas en de hitte kon mij niet raken. 13. En het glas begon te groeien en begon de beren verder weg te drijven. Maar weer kwam er hoge druk tegen het glas, en de hitte begon op te lopen tegen het glas tot ongekende hoogtes, en zij vonden een gat boven het glas, waardoor zij heen konden klimmen, en het was alsof kokend water op mij viel. 14. En de Heere gaf mij een schep waarmee ik een gat in de grond groef. En de ruimte binnen het glas liep vol, en aldus was het geweten des Heeren. En er stond een boom die gemaakt was van de voeten der mensenkinderen, en het werd de boom gegeven een mond te hebben, en die mond was genaamd De Wet. En deze mond sprak van grote dingen, en groeide terwijl het grote woorden uitsprak. 15. En het werd de boom gegeven een oog te hebben en dit oog heette Het Recht, en zij begon te veranderen in een zwaard. En de Heere sprak : Eet dan niet van de vruchten van deze boom. 16. En ik vroeg me af waarom er niet van gegeten mocht worden. En de Heere sprak : Weest dan niet snel om de wet te grijpen en weest niet snel om het recht te hanteren, want er is een weg die dieper leidt. En de Heere leidde mij tot diep onder de grond, tot een grot waarin beren opgesloten waren. 17. En in die grot stond weer een boom gemaakt van voeten, maar ook was zij gemaakt van konijnenhoofden. En toen ik dit zag kon ik voor geruime tijd niet spreken. En het werd de boom net als de eerste boom gegeven een mond te hebben, en die mond heette De Stilte. 18. En ook werd de boom een oog gegeven, genaamd De Duisternis. En zo was dan de tweede boom, als voortbrengende voedsel van konijnen. En de Heere sprak : Eet. En toen ik ervan at begon de boom ook in mij te groeien. En toen sprak de Heer : Ga nu terug tot de eerste boom. En ik liep weer tot boven de grond, terwijl de beren mij volgden. 19. En toen ik daar aankwam begon de boom weg te smelten. En het laatste deel van die boom steeg op totdat het het gat boven het glas had bedekt. En weer kwam er een intense hitte binnen het glas, maar ditmaal slokte de tweede boom dit op, en begon erg koud te worden. En weer moest ik eten van de boom, en ik werd kouder. 20. En aldus was de konijnenboom als de berenfluit. En zij was als de karmozijn en de wever tussen Narzia en Zetdonia. En zij dan was als de fluit des Geestes. En zij bracht voort de allerhoogste tonen die ik ooit had gehoord, en de allerlaagste tonen.
De tranenboom
21. En de Heere leidde mij tot een berenboom genaamd Brimmadim, en zij droeg de hoge tonen des heeren. En zij was als het sieraad van Mezedium, terwijl zij het sieraad Abdal Maasdo Kabbernal tot de Heere bracht. En haar werd een mond gegeven genaamd Traagheid en een oog genaamd Naaktheid. 22. En uit haar voort kwamen roze draden die geleken op voetzolen en de heilige tepelen des heeren. En ik kwam tot de boom en weende voor vijfendertig dagen. 23. En na die vijfendertig dagen leidde de Heere mij tot een tijgerboom, en zij was genaamd Sansamen, en zij droeg de luide en de lage tonen des heeren, en ook haar werd een mond gegeven, genaamd Doofheid, en een oog genaamd Blindheid, en aldus was de verschijning des Heeren. 24. En zij bracht het sieraad Sartarus Akra Zoekra voor de voeten des Heeren, en deze voeten begonnen te schijnen als de zon. En de Heere sprak : Ziet dan, de heilige traan is vleesgeworden. 25. En deze traan kwam van onder het roze, en zij was als de staart van een vis. En zij weende dan, zeggende : Wie kan de karmozijnen besturen, want zij zijn als wilden en als schapen zonder herder. 26. En geen van de tartaren was kundig genoeg om hen te besturen, en ook de Heere weende. En er kwam een konijn voor het aangezicht des Heeren, en ziet, hij was gekleed als een beer en een clown. 27. En Hij nam de vleesgeworden traan, die als de staart van een vis was, en hij nam haar tot een vissenboom. En zodra de vissenboom begon te wenen werden de karmozijnen rustig. En alzo was het dan een tranenboom, en zij bracht tranenbrood voort om hen rustig te maken. 28. En haar werd een mond gegeven genaamd Rust en een oog genaamd Wildheid, en de boom werd zeer wild, terwijl de karmozijnen steeds rustiger werden. En aldus werd zij dan de koningin der karmozijnen.
De slangenboom
29. En het konijn nam de tranenboom als een staf in zijn hand, en leidde er velen mee tot rust. En de Heere wachtte totdat al Zijn Tranen vleesgeworden waren, en Zijn bloeddruppels. 30. En een luid gegil steeg op tot de hemel. En dit dan waren de dagen waarop het gillen des heeren vlees werd, en dit was als het komen van de slangen tot de aarde. 31. En de Heere gaf het sieraad Sartarus Akra Zoekra aan Sarsia van Renok, en Abdal Maasdo Kabbernal werd gegeven aan Metensia tot Sieraad, en zij werd tot een stad van bevers, vossen en de ratten des hemels. En ook Metensia werd tot een sieraad, waar ze zo lang op had gewacht, tezamen met Eminius en Matas. 32. En zo werd Metensia Eminius Matas tot het sieraad van de Esmeralda. En het geween des heeren werd vlees en was als een slang, en bracht kou tot de aarde om velen te verslinden en te wurgen. 33. Ja, de wurgslang des heeren was opgestaan, en zij gleed tot een boom genaamd de slangenboom. En de slangenboom werd groot op de aarde, en verhief zich zelfs tegen de tranenboom, want vele tranen dan waren onzuiver. 34. En aan de boom werd een mond gegeven genaamd Angst, en zij weende luid, en gilde. En haar werd een oog gegeven genaamd Woede, en zij begon luid te schreeuwen. En de boom begon te schudden en haar vruchten vielen op de aarde. 35. En het konijn kwam tot de slangenboom om het als een staf in zijn hand te nemen, maar de slangenboom viel hem aan, en ook een schaap met haar lam werd door de slangenboom aangevallen. 36. En zo ging de spreuk 'waar de slang het lam slaat' in vervulling. En er was geween voor zeventig dagen. 37. En na die zeventig dagen werd Mura Izu Brannan tot een sieraad des Heeren, en zo kwam Izu eindelijk tot rust, waar het zo lang op had gewacht.
De Grote Witte Oorlog
38. En de Heere sprak : Zuivert dan de tranen voor mijn aangezicht. En er kwam een oorlog genaamd de grote witte oorlog, en zij duurde honderdvijf dagen die tot honderdvijf dagjaren werden. En de Heere sprak : Nu dan zijn de grote tijden van het jaar gekomen, en de grote traan. 39. En de haaien des hemels vonden rust in de grote traan. En zo ook de walvissen des hemels, en andere grote vissen des Heeren. En de Heere zag dat het goed was. En aan het einde van de grote witte oorlog stond er een spinnenboom op een berg. 40. En achter die boom, achter één van de grote boomstronken was een deur die liep tot onder het witte, en zie, het was daar als de witte chocolade en haar sterren. En de sterren begonnen nieuwe letters voort te brengen als het alfabet des heeren, en deze letters begonnen vlees te worden. 41. En de Heere nam de talen der aarde en zuiverde hen in een bak genaamd Solt, en deze bak was wit. En de Heere begon de spraak der aarde te verwarren, en begon zijn alfabet te tonen, en zijn taal. En ook begon de heere de verborgen geslachten te tonen, en de sterren van de witte chocolade vielen op de aarde. 42. En ziet, deze vallen waren heilig. En de heere nam het mannelijke en vrouwelijke en bracht hen in de bak genaamd Solt om het te verwarren en te zuiveren, en het was alsof er een spiegel brak, en vanuit een witte spiegel kwamen lichtpaarse wezens, die zo lang opgesloten hadden gezeten onder het oosten der aarde. 43. En het oosten der aarde was als een witte vlieg en een paarse vlieg, en zij werden verslonden door een paarse spin, en zij droeg de sterren van de witte chocolade op haar rug. En vele van deze sterren waren lichtpaars. 44. En de paarse spin begon de boeken der aarde te verslinden, en de sterren van de witte chocolade brachten nieuwe boeken. En de boom der angsten begon op de aarde te groeien, en zij die niet van de vruchten dezer boom aten smolten weg door de vuurballen van Narzia. 45. En Zetdonia begon groot te worden op de aarde, en zij die van de vruchten der angsten hadden gegeten hadden rijkelijk toegang tot haar. En ziet, zij was als een ijsbeer en als een walrus, ja, als geleken op een witte haai. 46. En de Heere zag toe op de aarde, en zag dat het goed was. En zij die angsten hadden konden elkaar vinden, en zij brachten elkaar tot de wereldschepen, en tot het grote Metensia. 47. En ook de boom der bitterheden begon op de aarde te groeien.
De sterrenhemel van de Witte Chocolade
48. En de sterrenhemel van de witte chocolade had vier districten, genaamd Sepanda, Eklaf, Benglaham en Khelb. 49. En Sepanda dan had de volgende sterren : Khnum, Zkum, Zkuhm, Mum, Mehk, Mehn, Zhmum, Zhmen die de oranje hoed is, Zkun die de oranje kamer is, Zkuk, Zehm die de blauwe hoed is, Ehem die de paarse hoed is, Mena, Zkem, Zkehm die de groene hoed is, Memn de bruine hoed, Muhmn, Khem, Khmen, Kmen, Khner, Khun, Khnun, Khnum de Tweede, Kzem, Knem, Kmem. En zij waren als de spiegels des Heeren.
Ova en Nomusa
50. En de Heere toonde de dodenrijken in de bomen, en ziet, zij waren als de dieren. En de Heere toonde mij het tweede wereldschip genaamd Trideria, en het was als een kano in een groene rivier, en een man genaamd Ova zat daar in, en hij was als de prins der eiken. 51. En hij kende alle ringen der bomen en hun dodenrijken, en elke dag maakte hij de reis door de dodenrijken, totdat Trideria tot een klok en een sieraad was geworden, ja, tot een toren des heeren. En de Heere toonde de hellenrijken in de bergen, en ziet, zij waren als de dieren. 52. En mij werd het eerste wereldschip getoond genaamd Adaka, en zij dan was als de brug der doden, en als een ezel. En een man genaamd Nomusa zat op haar, en hij was de prins der zwarte bergen. 53. En vele kleuren kwamen uit hem voort, en elke dag maakte hij een tocht door de hellenrijken, totdat Adaka tot een klok en een sieraad was geworden, ja, tot een toren des Heeren.
De Taal des Heeren
54. En de Heere sprak : Zalig hen die tot het land der vermoeiden zijn gekomen. En de Heere nam de konijnenboom en plantte het in het land der vermoeiden waar het begon te groeien. En de Heere sprak : Zij dan die tot hier gekomen zijn worden voor veel dingen bespaard. 55. En de geest der slavernij kon hen niet raken. En de Heere nam het grote Mezedium van de toren van virgo en plaatste het op de konijnenboom tot een toren. En alle bomen bogen voor de konijnenboom die tot een toren was geworden. 56. En de Heere sprak weer : Nu zullen de karsuiken tot duizendvoudig herstel komen, en dit zal hen tot duizendvoudige trots zijn, en Hij sprak over de mussen van Metensia. En vele volkeren kwamen tot de voet der konijnenboom vanwege het licht, en dit licht was zacht. 57. En de boom begon te schudden en haar vruchten vielen ter aarde. En Metensia sprak : In veel pijn worden dan grote dingen gezaaid, en tot grote dingen wordt er gezaaid. 58.En zij scheen als het Grote Metensia. En het grote boek der aarde werd in de taal des heeren vertaald, en ziet haar kracht was niet meer, en zij verbleekte voor het aangezicht des heeren. 59. En aldus bracht zij het Tweede Boek des Heeren voort en het Tweede Woord, en ziet, het was geschreven in de taal des heeren. En aldus werden de volkeren onderwezen in de taal des heeren, en er werden nieuwe boeken geschreven. 60. En het derde wereldschip genaamd Biskidde leidde hen tot de slaaprijken, en zij vonden grote rust. En de Biezefic begon haar te berijden, en zij werd tot een sieraad des heeren en tot een toren. 61. En zo waren de silofijnen als de slaap en het gesmolten zilver, en de sidakijnen waren als de slapers en als de gesmolten bruisende vruchten. En zij werden groot voor de ogen des Heeren. Ja, en van hen is de zilveren maan en de zilverster gemaakt. 62. Zullen zij dan niet allen smelten voor het aangezicht des Heeren Ja de Heere vormt hen en kneedt hen.
Behoudenis door de Konijnenboom
63. En allen die de konijnenboom aanroepen zullen behouden worden, als de toorn van Narzia tot de aarde zal komen. Maar velen zullen zeggen : Heere, Heere, terwijl de Heere hen niet kent. Want zij hebben de armoede vergeten die tot zaligheid leidt. 64. Hoe moeilijk zal het dan zijn voor een rijke om het koninkrijk der hemelen binnen te gaan.
Khnum
65. En het konijn kwam tot het vierde wereldschip en voer met haar door de zwijmrijken, en zij waren als de dromen des hemels. En ook zij werd tot een sieraad en tot een toren, en zij was vol van de tartaren en purpers des heeren. 66. En de vier wereldschepen die als torens waren geworden waren als grote takken der konijnenboom, en zij werd als de staf van het Grote Metensia. En ziet dan, zij was als het witte kruis. 67. En zij was als het kruis der konijnen. En zo was dan het Khnum des Heeren, als een letter van witte chocolade.
9.
Berenrijken
1. En dit zijn dan de slaaprijken der beren : Iontes is het eerste slaaprijk, Vikjakdar de tweede, Luniosis de derde, Akjatar de vierde, Onjadobor de vijfde, Onktdiaptir de zesde, en zij is als het berenmedicijn. 2. En de eerste silofijn is Malujobur, de tweede Horiontes, de derde Swakjanel, de vierde IJtstrout, de vijfde Hontaris en de zesde Abjoutaar. 3. De eerste sidakijn is dan Irbehit, de tweede Orleander, de derde Otlabir, de vierde Ortrahben, de vijfde Antjout, die als het berenkruid is, en de zesde is Lalouber die als de rode berensirene is, en als de machtige schuilplaats des Heeren. 4. En het eerste zwijmrijk der beren is Koktlip, wat als het medicijn der slangen is. Het tweede zwijmrijk is Maleristo, het derde Abjontor, het vierde Reptdalip, het vijfde Ontjabtar, het zesde Kasmalen.
Konijnenrijken
5. En dit zijn dan de slaaprijken der konijnen : Iontes de Tweede is het eerste slaaprijk, Iontes de Derde is het tweede, Iontes de Vierde is het derde, Iontes de Vijfde is het vierde, Iontes de Zesde is het vijfde en Iontes de Zevende is het zesde. 6. En Iontes de Tweede is als het medicijn der haaien. Ioptis is de eerste silofijn, Abjatis de tweede, Hiron de derde, Hiranahout de vierde, Hiranahout de Tweede is de vijfde en Hiranahout de Derde is de zesde. 7. En zo is Onktdiaptir de Tweede de eerste sidakijn en het konijnenmedicijn. Onktdiaptir de Derde is de tweede sidakijn, en Onktdiaptir de Vierde is de derde sidakijn. Lalouber de Tweede is de vierde sidakijn en de konijnensirene. 8. Lalouber de Derde is de vijfde sidakijn en de haaiensirene, en Lalouber de Vierde is de zesde sidakijn. 9. En het eerste zwijmrijk der konijnen is Lalouber de Vijfde, het tweede is Lalouber de Zesde, het derde is Lalouber de Zevende, die het hondenmedicijn is, het vierde is Lalouber de Achtste, het vijfde is Lalouber de Negende die de hondensirene is, en het zesde is Lalouber de Tiende die de hondenkroon is.
Ravenrijken
10. En dit zijn de slaaprijken der raven : Eksel, die het eerste is, Miksel is het tweede, Miksel de Tweede is het derde, Miksel de Derde is het vierde, en Miksel de Vierde is het vijfde. 11. Michokt is het eerste waakrijk, Dichthok is het tweede waakrijk, Hisoptes het derde waakrijk, Vioktes het vierde, Disandersept is het vijfde, Lazersankt is het zesde. 12. Martahisse is het zevende waakrijk der raven en Marsassehenksch is het achtste. 13. Marottenhasch is het negende en Tuurmiangijg is het tiende. Tuurmiangijg de Tweede is het elfde. Tuurmiangijg de Derde is het twaalfde. 14. Tuurmiangijg de Vierde is het dertiende, en Tuurmiangijg de Vijfde is het veertiende. 15. Miriak is het vijftiende, en het dropmedicijn. 16. Dikdal is het zestiende, Mozal het tweede deel van het zestiende en Ariabsis het zeventiende, Klontaster het achtiende, Vixiantisch het negentiende en het ravenmedicijn van Venus. 17. Vixiantisch de Tweede is het twintigste en het meermedicijn. 18. Vixiantisch de Derde is het eenentwintigste en de helm der beren. 19. Vixiantisch de Vierde is het tweeentwintigste en het roze meermedicijn van Venus. 20. Vixiantisch de Vijfde is het drieentwintigste en de helm der raven. 21. Een tachel is een wake en een dumel is een waker. 22. Zo is dan de eerste tachel der raven Lalouber de Elfde, de tweede is Lalouber de Twaalfde, de derde is Lalouber de Dertiende, de vierde is Lalouber de Veertiende, de vijfde is Lalouber de Vijftiende, de zesde is Lalouber de Zestiende en zij is de helm der haaien. 23. De zevende is Lalouber de Zeventiende, de achtste is Lalouber de Achttiende, de negende is Lalouber de Negentiende, de tiende is Lalouber de Twintigste, de elfde is Lalouber de Eentwintigste, de twaalfde is Lalouber de Tweeentwintigste, de dertiende is Lalouber de Drieentwintigste, de veertiende is Lalouber de Vierentwintigste, de vijftiende is Lalouber de Vijfentwintigste, de zestiende is Lalouber de Zessentwintigste, de zeventiende is Lalouber de Zevenentwintigste, de achttiende is Lalouber de Achtentwintigste, de negentiende is Lalouber de Negenentwintigste, de twintigste is Lalouber de Dertigste, de eenentwintigste is Lalouber de Eenendertigste, de tweeentwintigste is Lalouber de Tweeendertigste en de drieentwintigste is Lalouber de Drieendertigste. 24. De eerste Dumel der raven is Miksian, de tweede is Ramshian, de derde is Ramshian de Tweede, de vierde is Ramshian de Derde, de vijfde is Ramshian de Vierde, de zesde is Ramshian de Vijfde, de zevende is Lalouber de Vierendertigste, die de blauwe berensirene is. 25. De achtste is Lalouber de Vijfendertigste die als het oranje haaienalarm is. 26. De negende is Lalouber de Zessendertigste die als het blauwe haaienalarm is. 27. De tiende is Lalouber de Zevenendertigste die als het roze konijnenalarm is. 28. De elfde is Lalouber de Achtendertigste die als het witte haaienalarm is. 29. De twaalfde is Lalouber de Negenendertigste die als het oranje konijnenalarm is. 30. De dertiende is Lalouber de Veertigste die als het groene konijnenalarm is. 31. De veertiende is Lalouber de Eenenveertigste die als het groene haaienalarm is. 32. De vijftiende is Lalouber de Tweeenveertigste die als het groene berentijgeralarm is. 33. De zestiende is Lalouber de Drieenveertigste die als het oranje berentijgeralarm is. 34. De zeventiende is Lalouber de Vierenveertigste die als het blauwe berentijgeralarm is. 35. De achtiende is Lalouber de Vijfenveertigste die als het gele berentijgeralarm is. 36. De negentiende is Lalouber de Zessenveertigste die als het gele paardentijgeralarm is. 37. De twintigste is Lalouber de Zevenenveertigste die als het groene paardentijgeralarm is. 38. De eenentwintigste is Lalouber de Achtenveertigste die als het oranje paardentijgeralarm is. 39. De tweeentwintigste is Lalouber de Negenenveertigste die als het blauwe paardentijgeralarm is. 40. De drieentwintigste is Lalouber de Vijftigste die als het roze paardentijgeralarm is.
41. En dit zijn dan de waakrijken der konijnen : Mikhelschlaft is het eerste, Mikhelschlaft de Tweede is het tweede, Mikhelschlaft de Derde is het derde. 42. Onktdiaptir de Vijfde is het vierde, en Onktdiaptir de Zesde is het vijfde. 43. Onktdiaptir de Zevende is het zesde en Onktdiaptir de Achtste is het zevende. 44. Iontes de Achtste is het achtste, en Iontes de Negende is het negende. 44. Iontes de Tiende is het tiende. 45. Iontes de Elfde is het elfde. 46. Iontes de Twaalfde is het twaalfde, en Iontes de Dertiende is het dertiende. 47. Iontes de Veertiende is het veertiende. 48. Iontes de Vijftiende is het vijftiende. 49. Iontes de Zestiende is het zestiende. 50. Iontes de Zeventiende is het zeventiende. 51. Iontes de Achttiende is het achttiende. 52. Iontes de Negentiende is het negentiende. 53. Iontes de Twintigste is het twintigste. 54. Iontes de Eenentwintigste is het eenentwintigste. 55. Iontes de Tweeentwintigste is het tweeentwintigste. 56. Iontes de Drieentwintigste is het drieentwintigste. 57. Iontes de Vierentwintigste is het vierentwintigste. 58. Iontes de Vijfentwintigste is het vijfentwintigste, en Iontes de Zessentwintigste is het zessentwintigste. 59. Iontes de Zevenentwintigste is het zevenentwintigste en Iontes de Achtentwintigste is het achtentwintigste. 60. Iontes de Negenentwintigste is het negenentwintigste, en Iontes de Dertigste is het dertigste. 61. Iontes de Eenendertigste is het eenendertigste. 62. De eerste tachel is Mikhelschlaft de Vierde. 63. De tweede is Mikhelschlaft de Vijfde. 64. De derde is Mikhelschlaft de Zesde. 65. De vierde is Iontes de Tweeendertigste. 66. De vijfde is Iontes de Drieendertigste. 67. De zesde is Iontes de Vierendertigste, en zij is als de oranje haaienhelm. 68. De eerste dumel is Iontes de Vijfendertigste, de tweede dumel is Iontes de Zessendertigste.
69. En dit zijn dan de waakrijken der tijgers : Harahum is het eerste, Grikselet de tweede, Nahulim de derde, Hapjasis de vierde, Habjatar de vijfde, Sontrau de zesde, Hapjasis de Tweede is de zevende. 70. De eerste tachel is Habjalen, de tweede Hurnir, de derde Hapsis, de vierde Vanjatir, de vijfde Vanjatis. 71. De eerste dumel is Mokochel, de tweede Janhout, de derde Varinhis, de vierde Franjouken, de vijfde Franjoukessen, de zesde Fanjoutmahis. 72. De zevende is Fanjoutmahis de Tweede. 73. De achtste Fanjoutmahis de Derde. 74. De negende is Fanjoutmahis de Vierde. 75. De tiende is Fanjoutmahis de Vijfde. 76. De elfde is Fanjoutmahis de Zesde. 77. De twaalfde is Fanjoutmahis de Zevende. 78. De dertiende is Fanjoutmahis de Achtste. 79. De veertiende is Fanjoutmahis de Negende, en de vijftiende is Fanjoutmahis de Tiende. 80. En zo dan hebben de tijgers vele dumels.
De Nieuwe Openbaring V
1.
Verdwenen en nu verborgen
1. Door dag en dauw, ik mis je, ik hoop je te zien, gauw. Groet je moeder van mij, ik mis haar ook, als ze een steek laat vallen, laat haar denken aan mij. 2. Door dag en dauw, wandel ik door de bossen hier, om steeds even rond te kijken, naar vogels met boodschappen van jou. 3. Ik durf geen afgelegen huisjes binnen te gaan, bang om teveel van jouw glimpen op te vangen, en dan weer te huilen als een kind, herinner je nog de tijden dat ik je heb bemint. 4. Ik voel mij nu als steen, 't is goed zo, dat ontken ik niet. Ik mis iets, ik weet alleen niet wat. Het heeft wel met jou te maken. 5. De vensters van de huizen hier, ze staren mij aan, ze zeggen niets. 6. Om de donder dat jij weet dat ik hier ben. Het is niet de laatste keer geweest. Ik weet dat je naar mij tuurt. 7. Ik weet dan niet waar je bent, maar ik voel je aanwezigheid. Het is een warmte die mij snijdt, ach, daar druipt weer bloed uit mijn vinger. 8. Heb ik je per ongeluk aangeraakt, of loop ik soms te dromen. Gek, 't is echt alsof je nog hier bent, maar je bent al jaren dood. 9. 'K zal het nooit vergeten die dag, jij en ik, in die boot. Ik las je daar gedichten voor, je verborg je gezicht achter de randen van je hoed. 'K kon zelfs je glimlach niet zien, en ineens viel je dan uit de boot. Een dier van de rivier had z'n kop vertoond. 10. Kun je me nog eens uitleggen, hoe het allemaal is gegaan. Je was ineens weg, ik zag zelfs geen bellen, verdwenen met het dier. 11. Waar ben je nu, ben je wel echt dood. Hoe kan het dat ik denk dat je nog hier bent. Of heeft God je opgenomen. 12. Hier moet dan ergens je moeder wonen, misschien ben je wel hier. 'T is zo diep in het bos, wel eng zeg. 13. Moeder, kan ik haar hier ergens vinden. Of weet je ook niet waar ze is. Ik mis haar, ik beminde haar. Ik mis haar, sinds die dag op de rivier. 14. Diep in het bos, daar gebeurde het, alsof het woud haar had genomen. 15. Moeder, kijk nou niet zo zuur, je maakt me bang, waar is ze terechtgekomen. 16. Je hebt nog kleding voor haar gemaakt. Komt ze dan nog steeds hier, toe vertel het me. 17. Die avond, 'k zal het nooit vergeten, toe, moeder vertel het me, waar is ze nu ? 18. Je hebt ook nog voor haar gekookt, een tweede bord staat op de tafel. 19. Of is dat bordje dan voor mij, en ook die kleding, ik weet het niet meer. 20. Toe, moeder, zeg wat, of heb je je verstand verloren. Of komt vader vanavond laat nog thuis. 21. Ik weet het niet meer, wat is dit voor een zwaar kruis. 22. Moeder waarom bent u zo stil, denkt u ook nog zo vaak aan haar.
2.
Daar waar het altijd stil is
1. Als u een steek laat vallen, denk ook aan mij. Of komen ze mij soms ook halen. 2. Ach, misschien zie ik haar dan wel. Moeder u kijkt niet tevree. Ik hoef toch niet voor ze open te doen. U zult mij niet verliezen, dat beloof ik u moeder. Ik blijf wel hier. 3. Komt vader nou nog thuis vanavond, en wat doen al die kleren hier. Ik zie hier ook een bordje staan, of is dat voor mij, ik weet het niet meer. 4. Komen ze nou wel of niet, en krijgen we haar dan weer te zien. Of heeft vader haar soms meegenomen, en zien we haar wel terug in de zomer. 5. Moeder, de Karazuur, moeder, Metensia, hebben zij dit soms gedaan. Zijn zij hier soms geweest. Ik kan niet ademen, toe, zeg het me. 6. De vensters staren mij zo aan, ze zeggen niets, hier is het altijd stil, altijd stil is het hier. 7. Moeder, toe, zeg toch eens iets. Ik zal die dag nooit vergeten. Ach, laat me maar, ik leef toch al in een hel. Maak het maar niet erger. Laat de stilte maar alles verzachten. Ik hoop dat het zo niet erger wordt, of zullen ze komen om alles weer te verstoren. 8. De zon schijnt op de velden, het is Metensia, in haar wagen, zij bestuurt de roze verbinding tot ons heil. 9. Moeder, waarom zing je nou, en wat zijn al die tranen. Wie hebben je verlaten. Ik ben toch steeds nog hier, of heb je niks in de gaten. 10. Moeder, ben je soms doof of blind, moeder, je doet alsof ik er niet ben. Je staart naar Metensia, ben je alles dan vergeten. 11. Ze is van de roze verbinding, ik had het moeten weten. Zij leven dan langs alles heen, alsof alles anders is. 12. Moeder, neem mij op in de roze verbinding. Er is geen ander vuur om ons te veranderen. Misschien vinden we haar weer terug. Komt vader nog thuis vanavond, en de Karazuur. 13. Ze lopen buiten, als golven op het veld, golven van de zon. Ik durf niet meer te kijken. Het is alsof alles al is gebeurd, waar ben ik, of ben ik aan het dromen. 14. Neem mij mee, oh Karazuur, en verbindt mijn wonden, als die van mijn moeder.
3.
Metensia en de Karazuur
1. Moeder, die tranen zijn zo duur, kostbaarder dan goud, draaien ze mijn maag om. 2. Moeder, die lied'ren zijn zo zoet, als stille regen komen zij. Vader komt nog thuis vanavond, en de Karazuur. 3. Mijn lieve is er weer, met sieraden van de wind en de sneeuw, komt tot allen die haar beminne. 4. Liefde als een vuur, als de roze karazuur. Ik durf niet meer te kijken, vader komt vanavond nog thuis. Moeder staat voor 't venster. Zij staart me aan. 5. Kan ik nu alles vergeten, nu zij het licht heeft uitgedaan. 'T is bijna nacht, ik ga slapen, of is het al weer tijd om te ontwaken. 6. Metensia als de zon in schone velden. De Karazuur wacht stil, daar waar het altijd stil is. Vader komt gauw thuis, de regen valt al. 7. Ik hoor de deuren van de schuur. Nu zijn ze dicht, klaar voor de nacht. Metensia, zij staat op wacht. Haar dier heeft ons meegenomen. Ik heb het echt gezien. Of zijn dit gewoon vreemde dromen. Moeder, heb jij het ook gezien. Of is ze nog niet hier. Er staat een bord voor haar op tafel, en voor de Karazuur, het vlees van hen die haar haten. 8. God, wie lokken we nou. De bliksem slaat steeds in. Is het uw Geest of de nieuwe morgen, voedsel voor de Karazuur. 9. Gods engelen zijn daar, als landbouwers der hemelen. God wie lokken we nou. Welke planten schieten op uit de akker. 10. Ik laat dit huis maar eens weer los, mijn haren zijn wild, moeder, de krachtige beminning, de tempel in de honingraat. Wie staat op de loer. Wie lokt ons nu, in dit heilige uur. 11. Wie maakt woning in ons, en waar maken wij woning. 12. Of ben ik maar alleen, tussen de distels van het veld, zonder de kleur van een kroning, zonder huis, zonder woning, gegrepen door een dier. 13. Wie maakte mij, waarom ben ik hier. Waar kom ik vandaan, waar ga ik naartoe. 14. Ben ik wel wie ik denk ik ben, of ben ik iemand anders. De Karazuur komt naar mij toe, dan lopen dingen toch anders, en schijnen anders te zijn. 15. Kan ik mijn gedachten nog wel vertrouwen, ik leg ze stil in God.
4.
De Roze Verbinding na het kruis
1. Metensia, vriend van God, wat ik dan ook doe, het is mijn lot. Ik schilder uw paden, en de gevallen bladeren. De zon schijnt telkens ander licht. Ik grijp niet meer vast, ik laat alles maar los. 2. De momenten van een liefdesgedicht, van jou naar mij, is dit ons lot. 3. De melkselen die nu stromen, ons leidende naar al die vervlogen dromen. Weten we wel wat we missen. 'K zit zo vol haat en ik loop maar te gissen. 4. Wat ben ik kwijt, de melkselen brengen mij naar de diepe verborgen huizen van het bos. 5. Of wonen hier soms criminelen. De Karazuur met hun bevelen, daar waar alles altijd stil is. Wat drinken ze hier, er is hier zo'n gemis. 6. Ik wordt er bang van, van deze huisjes, een zwaar kruis is dit, in zo'n honger te sterven, zonder de momenten van een liefdesgedicht. 7. Dromen komen hier alleen bij vlagen. Wilde katten zijn hier, oh God wat doet dit zeer. De bliksem leidt mij tot hier altijd weer. 8. De blaad'ren vallen hier altijd van de bomen. God is het die de koningen hier kroont. 9. En Metensia die met de Karazuur hier troont, als de zon in een zacht veld. Moeder, als u weer een steek laat vallen, denk dan aan mij. In de Roze Verbinding, beleven wij, herkennen wij elkaar. Kennen wij elkaar. 10. Jij met je groene kap, je dochter met een rode. Kun jij ons dan verstaan hier, het huis, de deuren op een kier. De wind kan jou nu tonen, waarover ik zat te dromen. 11. Nee, jij hebt me nooit pijn gedaan. Jij hebt mij altijd de Karazuur gegeven, altijd een wachter in de nacht, tot viermaal toe. 12. Je hebt mij altijd naar Metensia gedreven. Jij met een groene kap, je dochter met een rode. 13. In de Roze Verbinding konden we elkaar verstaan, drinkende van de tepel van Metensia. De Karazuur liet de wijnen stromen, in 't heilige uur. 14. Je tranen zijn zo duur. Ze draaiden mijn hart en leden. 15. De raadselen des Heeren, door profeten gebracht, door hen met de kappen. Wij waren op dit uur bedacht, de werkers van de Karazuur, je glimlach is zo duur. Je ogen zo stijf dicht, door de zoetheid van dit liefdesgedicht. 16. Door de bliksem spreken wij.
5.
De Tranen van Metensia
1. En wanneer gij tot de Roze Verbinding zijt gekomen, dan zijn uw tranen tot sieraden, en gij zult door de tepelen des Heeren zien als door ramen. 2. Kent dan de zeven tranen van Metensia, want zij zijn als wachters over u aangesteld. 3. En zij komen van het sieraad en zullen wederkeren tot het sieraad. 4. En zij dan bergen de priesterlijke geslachten in zich. 5. En zij dan omgaven de Heere Christus toen Hij in de hof Getsemane was. 6. Gij bent dan genaderd tot de tempel van Metensia, waar de profetische altaren staan en die van de apostelen. 7. En zij dan die haar beminnen zullen gaan van voorhangsel tot voorhangsel, om haar tranen te aanschouwen. 8. En ziet zij zijn als de tranen van Rachel die weende te Rama omdat haar kinderen er niet meer waren. 9. En zo is dan de Geest Gods als een moeder, rouwende om haar kinderen. 10. En zij heeft troost gevonden bij Sarsia en bij grootmoederen. Ja, zij heeft gegeten van het bittere van Mura, en is gegaan tot de tuinen van Rietel. 11. En zij vond troost bij de mintstruik, de eucalyptus, de jasmijn en de vlier. 12. En zo zijn dan de tranen : Marcia, die als het brandende kruis is, omhuld door slangen, waar ook de Marcia-kruisjes vandaan kwamen, want zij leed om haar kind, terwijl haar handen gebonden waren. Morgennia, die als de bloedende morgen is, en de struik des Heeren. 13. Ageeh, die als de traan der uilen is. Sonia, de bloeiende morgen. Vonja, de getrouwe zuster en het bloeiende maanrood, die een geschenk van Sarsia was. 14. Daphne, die het morgenlicht draagt en de bloem des Heeren is. 15. Melissa, die de aanvoerster van de slangen des hemels is.
6.
Het kunstwerk des Heeren
1. En de tranen van Metensia zullen de attentaten voortbrengen. 2. En ziet, haar tranen zullen uitgestort worden op de aarde, in de dagen der Karazuur, en dan zal er redding zijn in de vier wereldschepen. 3. En zij zullen komen tot Abdal, Maasdo en Kabbernal. Legt dan uw sieraden af, en komt tot de sieraden des Heeren. 4. Gij weet dan dat er geen ander sieraad bestaat dan in het sieren van anderen. 5. Siert dan hen die de tranen van Metensia dragen, als zuivere attentaten. Ziet dan, de kunst des Heeren is list en wijsheid. 6. Laat uw kennis dan niet oppervlakkig zijn, want zij zullen wederom getrokken worden tot het eerste dat ten verderve vaart. 7. Laat dan het lijden u niet overkomen als iets vreemds, want de Heere installeert Zijn knechten. 8. Door vele tranen zult gij ingaan, en zalig zij die vele tranen dragen, want zij zullen vele ingangen en uitgangen vinden. 9. Ziet dan de ark van Metensia besprenkeld met tranen is haar vruchtbaarheid. En door vulkanen zal zij een nieuwe aarde scheppen. 10. En zij heeft dan een ark van tranen, leidende tot onder het roze, zo ook de roze verbinding reikt tot onder het roze, en daar zult gij grote geheimenissen zien. 11. Gij zult dan de paradoxen van Metensia kennen, en haar twee-koppigen. Want zonder hen zou er dan geen vruchtbaarheid wezen. 12. En zo is dan ook de roze verbinding, die als de tepel van Metensia is, vol van haar paradoxen, waarmee zij de aardbodem zuivert, en het heeft de aanblik van een gebroken spiegel, als een brandend edelsteen. 13. En zo is dan de roze verbinding als de ark van tranen en haar schoot, en ook gij kunt opnieuw geboren worden. 14. En elk schepsel is dan geprogrammeerd en zal gericht zijn op het doel dat zijn schepper in hem heeft geweven. 15. Verdoe uw tijd dan niet met ellenlange discussies, maar laat de roze verbinding alles transformeren in eigen plaatsen. 16. Ziet alle dingen bij elkaar dan als het kunstwerk des Heeren, staande op de Emelis Shatau als een geheime boodschap des Heeren, wachtende op vertaald te worden en getransformeerd. 17. Zo is dan de Emelis Shatau niks zonder de Roze Verbinding.
7.
Marcia
1. Gij bent dan door de gordijnen van Metensia gekomen tot haar tranen. 2. Ja, gij bent dan afgezonderd, gij die haar bemint. 3. En zo zijn haar tranen dan als warme vliezen om herstel te brengen. 4. Leert dan de golven van Metensia kennen, want gij zult spoedig op zee zijn. 5. Leert dan de golven van vuur te berijden, en verdraait haar woorden niet, opdat gij niet valle. 6. De Metensia zal dan als een vechtster zijn tegen hen die haar woorden verdraaien, maar in de Roze Verbinding zullen zij naar hun plaats gebracht worden. 7. Voor alles is er dan een plaats. En de heere weet waar elk ding vandaan komt en waar het naartoe gaat. Er zijn dan geen wegen, dan in de Roze Verbinding. 8. En zij is als de vruchtbaarheid en de vulkanen van Metensia. Ziet, gij staat dan op heilige grond. 9. Want alle dingen in de Heere zijn heilig, en worden geheiligd door Hem, om gebruikt te worden. 10. Wijkt dan af van de dingen die ten verderve gaan, want zij zijn door de Heere daartoe geschapen. Maar hangt aan die dingen die eeuwig zullen zijn in de Roze Verbinding. 11. En zo hebt gij dan een verlichte bron in Marcia, want zij zal met het probleem ook voor de oplossing zorgen. Allen dan die kinderen verloren hebben in de Heere en om de Zijnentwille, zij zullen hun kinderen terugvinden op de daartoe bestemde dag en het daartoe bestemde uur. 12. Brengt dan al uw tranen tot Marcia, want zij kan met u meevoelen, en zal u troost geven. 13. En Marcia is dan de brandende traan van Metensia om vele werken te heiligen, en zij zal hen die hun kinderen verloren hebben een nieuw lied geven, en hen leiden tot plaatsen van diepe geheimenissen en troost. 14. En gij zult zwemmen in de Marcia-traan, als in een meer van tijgertranen, en gij zult honger hebben en veel eten. 15. En door de tranen van Metensia zult gij komen tot haar gebrul. 16. En gij zult haar schreeuw omhullen, en haar troosten in haar gegil. En zij zal wakker worden, als de traan der mussen, als gewekt worden door Rumah.
8.
dat wat ze verboden
1. De muren van de konijn zijn warm, zijn brood is altijd warmer. Het woord van het konijn is zoet, zijn stilte altijd zoeter. Je ziet hun huizen en hun tuinen. Je ziet hun heggen en dat wat zij verboden. 2. De muren van de konijn zijn warm, hun wijnen altijd warmer. Hun reukwateren beter dan goud, hun stilte altijd zoeter dan de dag ervoor. 3. Zou je mij beschuldigen als ik niet binnen zou gaan. Zou je mij beschuldigen als ik dichtbij dat wat ze verboden zou komen. 4. Deze fles brengt me altijd dichtbij.
geest in de fles
5. Achter het plastic is een gezicht, achter het speelgoed een beest, achter het niks een hart dat spreekt. 6. Zonder woorden, zonder enige hoop. Kom met mij mee, maar raak me niet aan. Ik heb een wond die je niet kan bereiken. Ik ben als een geest in een fles.
de koning
7. Als de lente in brand, offert zij de dagen van de poort. Ze gaf een verhaal van liefde, zodat bestemming kon worden gevonden. Zie je hun huizen ? Het is al achter glas. 8. Zie je hoe zij elkaar liefhebben, in zoetheid en mysterie. Zij leven in een vreemde ruimte, al achter glas. 9. Zou je bij hen willen horen, zou je op hun straten willen wandelen, zou je voor hen buigen, of zou je hun koning willen worden ? 10. Ik ben de koning van konijnen, ver weg van je vandaan, ver weg van alles. Ik ben de konijnenkoning, je kunt me niet vasthouden, want ik houdt jou vast. 11. Alles is in mijn handen, mijn winden blazen. Ik ben de konijnenkoning, maar zo dichtbij, zo dichtbij alles. Je kunt me niet vasthouden, want ik houd jou vast. 12. Alles is in mijn handen, mijn winden blazen. Houd me nu vast, laat je winden blazen. 13. Ben jij de koning van de konijnen, dichtbij alles, maar zo ver weg ? Houd je mij vast zoals ik jou vasthoudt ? 14. Alles in je hand, alsjeblieft, laat het me begrijpen, wat het is tussen jou en mij.
Gedenk mij
15. Alsjeblieft, konijnenprins, vergeet me niet. Herinner me, wanneer je bidt, herinner me, wanneer je eet, wanneer je drinkt van je stomende wijnen, wanneer je langs de straten loopt. Herinner me, dit is de laatste keer dat ik zal spreken.
IJdel in pijn
16. Ik ben de koning van pijn. Mijn stem is als de traan van mysterie. Zo ijdel ben ik. Ik kijk neer op rijke bedelaars, en ik kijk neer op hen die plezier maken. 17. Zij winnen om alles te verliezen. Het is een groot groot carnaval. Het weer van de roos in me, alles verscheurende terwijl het valt, want terwijl het stond was het niet eerlijk. 18. Het zijn seizoenen van de konijnenwijn, het duurt vele dagen voordat het de hemelen bereikt. 19. Ik ben de koning van de herfst, verspreidende zoveel begeertes, maar wie hen wint, zal ze allen verliezen. 20. Ik geef hen aan hen ijdel in pijn. Je kunt nooit winnen van een konijnenbedelaar, smekende voor wat meer pijn, smekende voor een beetje meer tranen om het carnaval in ijdelheid te bekijken.
Konijn achter glas
21. Als een moordenaar komt het, en straks zal het terugzijn, om mijn deuren open te breken. Zal ik ooit losbreken uit deze vreemde fles. 22. Geen konijn die me helpt. Ik ben helemaal alleen in deze put van schaamte. 23. Ik probeerde je hand vast te houden, maar je liet me alleen, en nu zit je op je troon, om om me te lachen. 24. Je ziet het als een moordenaar komen en gaan. Het verwoest de seizoenen tussen jou en mij, en het weer. 25. Ik kan niet ontsnappen uit je wraak. Het is altijd winter in dit glas. 26. Het sneeuwt in deze dagen. Je bent een konijn achter glas. 26. Het is als het moorden van je moeder, en je hebt me nooit verteld hoe je heette, maar je schijnt hier god te zijn. 27. Wat kan ik doen als je me pijn doet. Je zit op je troon en lacht. 28. Alleen wanneer de wind blaast is het zomer. Dan is het alsof je rozen sterven, maar ze zijn terug aan het einde van de dag. 29. De fles is nauw, wanneer het niet meer waait. Ik wens niet meer in dit konijnenleger te zijn. 30. Alsjeblieft, laat me vrij.
Bevroren kleine jongen
31.Wees trots en ijdel met je schaamte. Het is alles wat ik heb, deze bevroren kleine jongen. Aanvaard je lusten en je schaamtes. 32. Op het altaar is het als het schoonmalen van een dag van miljoenen jaren geleden. Ik ben blij dat je weet hoe je dit spel moet spelen. 33. Een kat zonder vleugels en ruimte, verkoos de liefde, en is nu een vliegtuig, in zoete ijdelheid. Een kat zonder vleugels en ruimte, draaide om, en is nu een vliegtuig. 34. Zoveel schaamtes in deze wereld. Hij gaat voort, deze bevroren kleine jongen. Hij verandert zonder te bewegen.
De Nieuwe Openbaring VI
1.
1. U staart diep. U heeft mij net nog aangekeken. Als het spotkleed des kruises hing u over mij, met een speer in mijn zij. 2. Kind, Ik heb het afgelegd, en aan jouw gegeven, die erfenis van het verleden. 3. Het heeft mij tot zaligheid gedreven, jij moet er ook doorheen, het is maar voor even. 4. U staart diep, zo fragmentarisch. Zoveel woorden van elkaar gebroken. Ik weet niet waar zij mij leiden. Ik kan het niet verstaan. 5. Moeder, bent u dan eindelijk gekomen, uw kind heeft zolang op de uitkijk gestaan. Ze zeiden mij, niet in u te geloven. Alleen vader was er nog. 6. Moeder, ze hebben mij alles afgenomen. Zelfs mijn dromen, zij zien me niet meer staan. Ik heb mezelf zo vaak verminkt. Ik kan het niet meer aan. 7. Het bloedt als u mij borduurt. Als een spin steekt u, wat heb ik dan gedaan ? Ik ben zo blij dat u er bent. Maar waarom haalt u mijn wonden dan niet weg. 8. Bent u dan de duif des kruises, een vogel van het leed, om ons een boodschap te verkondigen. 9. Zoveel wazen voor mijn ogen. Als 't vallen in een diepe put. Uw webben hebben mij opgevangen. 10. Ik ben verstrikt in uw liefde. Geen weg eruit, ik zal hier moeten blijven. Ik weet niet alles, maar ik ken het leven. Alles is maar voor even. 11. Stil zal u betekenissen veranderen, en de gezichten der mensen.
12. Rozendoorn, als een koor mij omhult. Rozendoorn, als het raam der liefde. Geen vijanden meer, alles is de naald van de Heer. 13. Oh ja, het steekt me diep, maar U bent het die mij riep. 14. Rozendoorn, als een echo uit de nacht, makende al het harde zacht, zoveel draden van liefde geweven door mijn wonden, totdat alles tot onder het roze zakt.
15. Ik weet niet hoe ik het moet afleggen. Het steekt zo diep, en trekt mij steeds weg. Het kleeft, het is de lijm des Heeren, en alles doordringt mijn ziel en bed. 16. Ik voel mij zo zwak, ik kan niet staan. Ik beef en alles draait om me heen. Heeft de Heere mij tot zich genomen, of ben ik heel vreemd aan het dromen. 17. Ik voel mij ziek, de dood nabij. Ik voel me als een boom in donk're straten. Geloof mij, als iemand mij hier zou zien, dan zouden ze dwars door me heen kijken. Het schuim der wet heeft me doorzichtig gemaakt. 18. Ik ben al weg, mijn schaduw is nog hier.
19. Rozendoorn, ik kan alleen maar huilen, en verder begrijp ik niets. 20. Alle kleuren zijn nu weg. Alles zwart en wit, en grijs het is een wonder. De muizenkoning heeft mij meegenomen.
21. Buiten schijnen sterren, staan in de lucht als aan de muur. Ik heb de moed verloren om nog terug te gaan. De muizen des hemels voeren mij nu weg, de ratten des hemels kijken, en staren als de rozendoorn. 22. Als het spotkleed des kruises hingen zij over mij, met een speer in mijn zij. Aan mij gegeven, de erfenis van het verleden, achter webben verborgen. Ik weet niet waar ze mij leiden, ik kan het niet verstaan. 23. Ik zit in hun vurige karren, de muizen zijn mij voorgegaan. Het is allemaal al doorleefd, alles is al opgetekend. De regenboog die staart naar mij, de zoete honing komt binnen bij mij, het wonder des kruises is gekomen.
24. Als het lichtend schuim der rozen, werd ik meegenomen. Ik moest wonen op een brug waar twee legers elkaar bevochten, totdat het vuur der rozen steeg, en de zoete honing en de zwijm begon te stromen. Als liederen versmolten, een zacht, maar dood konijn. 25. Ik kon haar niet bereiken, zoveel trauma's kende zij. Zij kon niet meer spreken, zij kon mij niet vertrouwen. Zij kon alleen maar steken, als een roos in een diepe wei. 26. Als een soldaat van Spricht was zij, mij leidende tot de zwijm der twijfel. Op mijn benen kon ik niet meer staan.
27. Rozendoorn, geef mij uw stem. Rozendoorn, geef mij uw oog. Ik kan niets meer zien, ik kan ook niet meer denken, alles is doorstoken, door de doornenstruik. 28. Rozendoorn, heb genade in uw liefde, ik brandt helemaal weg, geen tijd meer om iets te doen, alles smal van binnen. 29. Ik kan me niet bewegen. Ben verstrikt in uw twijfel, onzekerheid bevroor mij. Ben nu een boom in uw stad, een bloem in uw weide. 30. Na een harde nacht, makende alles zacht, zoveel draden van liefde en zachtmoed, geweven door mijn wonden, totdat alles onder het roze zakt.
2.
1. Blauwe ogen, rode lippen, gemaakt om koningen paraat te maken. 2. En morgen, dan ben jij, mijn prinses, ten goeder trouw ben jij, ik heb mijn mantel afgelegd. 3. Ik vertrouw je tot hier, maar de deur is nog steeds op een kier. 4. Zou ik hem wijd openen, dan zou je mij overstromen. 5. Ik zou verdrinken in jouw liefde. Ik heb mijn mantel afgelegd. Mijn hoed stijf over mijn oren. Ik durf jouw lieve tedere stem nog niet te horen. 6. Fluister dan, het is goed, de dingen die je met me doet. Je bent onschuldig, je hart vol van regen. 7. Rozenrood, in zachte aarde, dromen van vervlogen jaren. Blauwe ogen, rode lippen, gemaakt om koningen paraat te maken. 8. En morgen ben jij dan mijn prinses, ten goeder trouw ben jij, ik heb mijn mantel afgelegd. 9. Geest van God, van and're tijden, opgepot, ik kan er wel om schreien. 10. Rustig is jouw stem. Je weet nog niet alles, je moet nog wennen. Zolang in slaap geweest, ze hebben je vlammen uitgedoofd, maar weet wel, dat ik met jou leef, mijn prinses, tot de komende morgen. 11. Ze zullen ons verjagen, we zullen vluchten tot de wildernis. Altijd zul je mijn prinses blijven. 12. Geest van God, dan wakker geworden, maar altijd op de vlucht. Tot bomen zullen wij preken, tot dieren zullen wij brengen, onze vrucht.
3.
1. Open je ogen, liefste, wordt wakker, de tijd is daar. 'k Heb met zware pennen moeten schrijven. Nu druipen zij van reukwaat'ren. 2. Open je ogen liefste, wordt wakker, tijd is rijp, 'k heb met zware pennen moeten schrijven, nu branden de vruchten dan in hun. Vreemde totempalen in mijn hand, met al die bakkermans gezichten. 3. De oude bakker woont nog steeds daar bij de gracht. Toe, snel, wordt wakker, daar onder die brug. We moeten nu snel vertrekken, anders zullen ze ons brengen achter de ramen. 4. Ze zullen ons brengen achter de ramen, als konijnen achter glas, als konijnen in hun kooien, als waat'ren in hun flessen. Open je ogen, liefste, de pennen zijn weer zwaar. Ik moet het je echt vertellen, ik glijd weer weg, maar je kent de snaar. 5. Ik zal weer over je dromen, als zij toe zullen slaan, ik voel je hand, jij voelt de mijne, toe, vertel het maar, ik moet nu gaan. Open je ogen, liefste, ik ben de feeenprins, ik ben een feeenwoning, in flessen sta ik. Je hoeft me niet te zeggen, dat wat je voelt voor mij. 6. Staak je liefde, wordt weer koud, om de hoek staan zij. Zij zullen ons ondervragen. Achter glas gaan wij, voor de laatste keer, want morgen, vertel ik je weer : Verweg is altijd dichtbij. 7. Stilte spreekt, het ijs gaat snel branden, sterker dan het vuur, sterker dan het komende uur. Toekomst is allang geweest, dromen zijn vervlogen. Zij die 't allemaal wel geloven, doven snel weer uit, als een kandelaar in honderd winden, komen zij tot hoge flessen, komen zij in eigen kooien, voor eeuwig slapen zullen zij. 8. We moeten hen verzaad'gen, ze hebben honger en daarom storen zij. In Gods Radio gaat het niet goed, het stoort, het is alles wat het doet. 9. Er is een geest in de machine, misschien krijgen wij het eruit, als wij hem ook vertellen dat verweg is altijd dichtbij, dat stilte spreekt, het ijs gaat branden, sterker dan het vuur, sterker dan het komend uur, toekomst is allang geweest, maar de herinnering is te sterk, alsof het van voren komt. 10. Opgesloten zijn wij, in een verstand steeds terugkerende naar het oude, naar oude paden. Ik herinner niets meer, ik heb alleen zulke zware pijnen, in mijn ruggengraat daalt het af, als de zonnedraad, nu is het af. Ik zal maar direct met de deur het huis binnen vallen. 11. Ik ga bij je weg, want weg zijn is zo dichtbij. Kun je me nu geloven, dat komen en gaan niet bestaat. Het komen van God is weggaan, en zijn weggaan is komen. Sinds dat je weggegaan bent, ben je dieper in mijn hart, oh, konijnenkoningin, je hebt het me zo vaak gezegd. 12. Ik ben alles weer vergeten. Mijn lichaam doet zo'n pijn, alles is als de zonnedraad in mijn ruggengraat, als een flits in mijn stuitje, om die diepe deuren van Materos te openen, met de sleutelen van Spricht. 13. Ik ben een elvenkoning, ik ben de elvenlucht. Ik maak nu in dit boek een woning.
14. Open je ogen, liefste, Spricht heeft gesproken, onder de lenteboom, daar was een kroning, sprekende honderd talen, honderdvoudig om zilver te zuiveren. 15. Ik heb mijn benen uitgestrekt, en maakte woning. 'k ben de kroon van God, geweven door een doornenkroon. Open je ogen liefste.
4.
1. Dieper dan de bergen van de oceaan, dieper dan de dauwdruppels van zeewoningen, heb ik haar stem verstaan, met haar chocoladekoning, ben ik door de bergen gegaan. Diep in een zeekist vond ik haar, waar spiegels mij aanstaarden, een mintstruik onderwater. Dieper dan de oceanen, dieper dan de zee, dragen zij de kostumen van vervlogen jaren. Chocoladekoning, mintstruik onderwater, tot de dauwdruppels ben ik gekomen, om op de uitkijk te staan. Dieper dan de sneeuw van goud, dieper dan de bergen van de oceaan, waar vervlogen jaren nog steeds dansen, om op de uitkijk te staan, verbergende hun Jorinde, verbergende hun namen. Diep in een zeekist vond ik haar, een mintstruik onderwater. Vervlogen jaren namen mij mee, naar een huisje van een oude fee, zeer griezelig was het binnenin, waar alles gebeurde wat ik niet kon verzinnen. Jorinde was haar naam, een oude mintstruik onderwater, waar dauwdruppels paraat staan, om koningen paraat te maken. Een wonderlijke vrouw was zij, met zeven vogelspinnen, zij vochten tegen mij. Dieper dan de zeeen, dieper dan de blauwe maan, het voert mij tot de zwanenprinses, een ochtendbestaan. Vervlogen jaren nemen mij mee, naar het huisje van een oude fee, zeer griezelig binnenin, waar alles gebeurde wat ik niet kon verzinnen, aan de andere kant van de spiegel, waar zij allen eten witte chocolade. Dieper dan de bergen van de oceaan, dieper dan de dauwdruppels van zeewoningen, vond ik de oude zwaan, met zeven vogelspinnen, gaf ze mij vrij baan. Ik staarde in het paleis, waar de blikken in spiegels mij bevroren, ik kan nergens meer naartoe, ik kan mij niet bewegen. Zij steekt mij als de witte dame van het schaakspel, als een mintstruik onderwater. Nu ben ik dan in distelzee, de rozen steken mij, de rozen steken mij, totdat ik ontwaak in tederheid, tot het zachte ben ik gedaald, tot onder het roze, waar grijze rozen met spiegelend roze mij betoveren. Ik ga nooit meer terug, maar een diepe koorts overvalt mij, als een zwarte brandende deken, waar de ogen van mussen mij hebben bekeken, in hun boeken schilderden zij mij, en onder het gele een piratenkapitein. Liefste, kun je mijn hand raken, er is prikkeldraad tussen jou en mij, ik hoor je gillen, wij zullen alles krijgen, als we onder het bruine zijn gezakt.
5.
1. De hitte heeft zijn steek verloren, tot onder het bruine zijn wij gedaald, waar het ijs is gaan branden. De vlam heeft zojuist mijn hoofd gestreeld, ik voel mij zo blind in dit land. Komt het door de bomen, komt het door de koel brandende meren, komt het door de schaakfiguren, levend geworden in de lucht, als schilderijen op een wapen. Zij kunnen niet praten, zij bewegen snel, maar soms bewegen zij niet. De hitte heeft zijn steek verloren, de kou heeft toegeslagen, hoge koorts onder een blauwe deken, voerde mij aan de draken. Plotseling, mijn kind heb jij dat ook gezien, al die bliksemflitsen. Zij komen ons weer halen, totdat wij onder het bruine zijn gedaald. Wij vallen in 't verdriet, totdat wij ook de mussen hebben gezien, hoog op hun schilderijen, waar hun wagens rijden, en andere wagens die wij niet kennen. Door Acha zijn zij binnengegaan, als een bevroren vlam, een kostbaar gouden spiegel, onder goud en zilver zijn wij beland.
2. Ik kan mij niet bewegen, en jij kan het ook niet. Ik zie je neus beschilderd, een pop was jij, oh wat een verdriet. Hef je hoofd omhoog, dan kun je mij ook zien. De mussen zullen ons opnieuw beschilderen, zij zullen ons opnieuw bewaap'nen, oh vreemdelingen voer ons mee, en geef ons aan de slaven, opdat zij ook vrij zullen zijn. Ik kan mij nog steeds niet bewegen, en ik zie je zelfs niet meer, zij hebben mij geblinddoekt, bestreelden mij met een veer. Wat is er van mij geworden, na al die jaren van verdriet. Ik durf niet eens meer aan mezelf te denken, te bang dat ik mezelf zal verlaten. Geef en neem, een oud gezegde, maar begrijpen doe ik het niet. Zijn wij dan allen slaven, ik wil niet leven in dit verdriet. Geef en neem, een oud gezegde, maar voor wie werken wij, worden wij van elkaar losgetrokken, zijn wij dan voor eeuwig vrij ? Ik kan mij niet bewegen, nog steeds geblinddoekt, en nu hoor ik ook niets meer, nog steeds die veer voelen gloeien, tot een plek waar ik de hoge koorts voel stromen, totdat ik weer onder het bruine ben gedaald.
6.
1. De weg onder Frankrijk, een wilde weg, van armoe tot het oer, zakken wij tot onder het bruine, telkens weer, waar bruine spiegels praten. Kun jij je nog bewegen, ik kan het niet meer. Ben ik dan nu een boom, ben ik dan nu een plant, de witte dame heeft mij gestoken, en er is overal brand, tot onder het bruine zullen wij komen, waar rozenschuim op ons wacht. Scherpe vogels, scherpe dromen, kennen onze naam, totdat wij onder het bruine zijn gegaan, door de staf van een vierde dood geslagen. Kom dan naar beneden, waar de Franse wijnen staan, waar de tranenflessen spreken, waar de ochtend is vergaan, verdronken in een nieuwe nacht, waar iemand onder het bruine wacht. Scherpe vogels, scherpe dromen, kennen alle namen, totdat het onder het bruine is gezakt, tot de vervlogen jaren. Ik kan mij niet bewegen, de veer vertelt mij waar ik heen moet gaan. De mussen wachten op het dak, waar schilderijen branden in de nacht, vreemde schilderijen tussen jou en mij, en bakkerman's gezichten sluiten de rij. Waar de veer viel, in een lege ruimte, in een bodemloze put, daar ben ik ingesprongen, ik zag haar hoogste lied, al die brandende ramen, vreemde ramen, met bakkerman's gezichten tussen jou en mij. Waar de veer viel, in een diepe ruimte, in een bodemloze put, waar ik haar hoorde fluiten, ze ging naar haar vogel terug. Ik dook haar achterna, ik sprong op tijd, en vond genaa. Ik heb haar alles uitgelegd, zij toonde mij een nieuwe weg, een weg die zij altijd hadden afgestaan, om hen door de staf geslagen te warmen. Ik toonde haar mijn wonden, zij liet een traan. Ver weg onder Frankrijk liet zij mij gaan. Lompen hebben mij geleid tot het oer, van veer tot veer werd ik geleid, door dalen van dauwtranen gaf ze mij gelijk. 't Was tijd om binnen te gaan, in 't hoge veld waar schilderijen branden, zij roepen onze naam. Wij worden hier beschilderd in een brandende nacht, in boeken zullen wij veilig wonen.
Het Eeuwig Evangelie
De Rode Steen
De Openbaring van de Rode Steen Deel I-V
Savaninen
De Openbaring van de Rode Steen
1.
Psalm over het Huis van Steen
1. God, U kent de huizen van mijn zeeen, U weet dat alle dingen zo ver van mij staan. Alles glijdt steeds door mijn vingers, zoveel schepen zijn vergaan. De deur van mijn hart kan ik nooit vinden. Ik kan alleen staren, maar ik zie steeds dezelfde dingen. Ze zijn zo ver weg. Kan ik mijn leven zo wel leiden ? Ik glijd steeds weg, en ben zo blind. Ontmoet mij in het huis van steen, en plaats mijn hoofd in de rotsen. 2. God, U kent de wateren van mijn hart. Ik zink steeds te diep om iets zinnigs te zeggen. Ik kan mijn leven niet meer vinden. 'K ben op een dwaaltocht zonder iets te vinden, een dwaallicht in een huis zonder deuren. 'T is alsof ik al tijden de weg niet meer kan vinden, alsof paden zijn dichtgegroeid. Kan ik mijn leven zo wel leiden ? Ik leef in diepe putten en kan nergens heen. Ontmoet mij in het huis van steen, en plaats mijn hoofd in de rotsen. 3. God, u kent de diepten van mijn buik, daar waar nog steeds de beesten leven. Ik word gegeten dag en nacht, totdat een nachtspeler mij vindt. Zelfs vrienden eten mij. Ik ga van hulp tot hulp, maar ik zak steeds dieper. Ze hebben het op mijn leven gemunt. Zij zijn de wachters van de dood, sprekende zoete woorden om mij in hun webben te verstrikken. Kan ik mijn leven zo wel leiden ? Ik durf geen hand meer aan te pakken, want alle wegen leiden hier naar de dood. Ontmoet mij in het huis van steen, en plaats mijn hoofd in de rotsen. 4. 'K heb vaak gedroomd over betere tijden, over sleutelen tot de hemelpoort. Ik heb vaak uw nachtspelers zien zitten, met hun liederen ongehoord. Ik droom van tijden over lijdensbergen heen, ik ben zo moe om hier te zitten. Ik kan alleen drinken van het dodenrijk, totdat een nachtspeler mij meeneemt naar een dans buiten dit bestaan. Een trage dans, waar alles traag beweegt, waar ik de gouden stappen zie. Kan ik mijn leven zo wel leiden ? Is dit mijn bestemming in dit huis van steen, waar mijn hoofd draait in de rotsen, oh God, waar moet ik heen. 5. Ik ontmoette U in het huis van steen, met stenen altaren, en met arken van steen. Ik danste in de rotsen, met trage passen. In Elip bracht U mij, daar waar de nachtspelers op harpen staan. Zij drinken van koninklijk goud, en hebben buiken van steen. In Elip bracht U mij, in het huis van steen. De nachtspelers staan op harpen, als de haaien des hemels. U gaf mij voedsel van hoge waarde, en nu is mijn hoofd in de rotsen, starende naar de geheimen van de zee. Kan ik mijn leven zo wel leiden ? Ik kan nergens anders heen. Oh God, U bond mij met Koorden van Liefde, U plaatste mijn voeten in het huis van steen.
2.
Psalm over Metensia
1. Metensia, zoete geur, groot geheim. U bracht mij naar het huis van zwijm, waar Uw rozenkoeken bloeien, waar de grote lelies staan. U bracht mij naar het Paradijs, in Uw Wil wil ik gaan. Oh Metensia, zoete geur, zachte Liefde, ogenkleur, als uw flessen van bosgeur zich openen, dan dansen herten in het rond. Bij Uw geheim wil ik zijn. 2. Metensia, zoete droom, zoete morgen, waar ik naar verlang. U doet mijn gordijnen open, en de geluiden der vogels lokken mij steeds weer, tot zachte dromen. Metensia, oh zacht geluk, U bracht mij Uw harp en harlekijn. Uw nachtspelers zij zijn er weer, om mij mee te nemen tot Uw Eer. Zij brengen mij tot pril geluk, in Lentedagen zie ik U, Uw harpen staan waar wonden waren. 3. Diepe wonden bracht U mij, als door een vriend geslagen. U liet Uw tranen zien, U tuchtigde mij reeds vroeg. U bracht mij rozenkoeken in de winter, Uw paarden vonden mij in de nacht, oh Geest van God, oh Metensia der Liefde. Uw harpen staan waar wonden waren, nu speel ik voor uw troon, oh God. U maakte de schelle tonen in mijn ziel, tot bellen van Uw Geest. 4. Toen zware stemmen mij verschrikten, U was daar met zachte bazuin. Toen harde stemmen mijn schepen lieten zinken, uw vissen des hemels waren daar, om liederen te verdrijven, U bracht mij tot het Huis van Stilte. Metensia, Uw gouden koorden brachten mij daar. Metensia, groot geheim, nachtlatijn, hoop in gouden Liefde, om met U te zijn, is als baden in de gouden nachtfontein. 5. Uw Glorie zoekt mij steeds weer op, Uw woorden drijven mij naar diepe stilte. U fluistert zacht, totdat ik baad in rozennacht. Met dromen in Uw Linkerhand, U komt tot mij, U neemt mijn hand. Uw Glorie leidt mij, en draagt mij over woeste zeeen. Met U te zijn, is beter dan met een mens. Uw Huis van Stilte ademt in mij, en diepe rozenpilaren brengen een boodschapper tot mij. Waarom ben ik nog steeds zo jong. Ik verlang ernaar Uw Wijsheid te dragen. 6. U tuchtigt mij met Kennis, U doorstak mijn paarlen met pijlen der Liefde, om hen om mijn hals te hangen, het reeenjong in Uw geheim. U bracht mij paarlen der Liefde, op een stenen altaar doorboort. U hing ze door mijn haren en verzegelde mijn voorhoofd. U sprak tot mij in nachtlatijn, en liet mij dalen in de putten der nachten, door uw zoete rozenkoeken.
3.
Psalm over Eminius Matas
1. Vaak heb ik er over nagedacht, Uw Liefde die mij opwacht in de nacht. Ik kan niet slapen en niet eten. Ik ben een slaaf van dit leven, maar U heeft mij verlost van dit boze geslacht. 2. U schrijft brieven over koningen, over kronen onbereikt. U brengt Heil tot hen die beven, en maakt hen tot Uw boodschappers. 3. U heeft Uw wateren gezonden, en Uw winden leiden mij. 4. Koningen staan mij naar het leven. Ik wil Uw psalmen schrijven, en uw nachtspeler zijn. 5. Vaak heb ik er over nagedacht, Uw Liefde die mij altijd opwacht. Geen stap kan ik verzetten, en ademen kan ik niet. Ik ben een slaaf van dit leven, maar U heeft mij verlost van dit boze geslacht. 6. U heeft mijn hart geslagen, oh Eminius, oh Matas. Nog steeds voel ik de striemen van Uw Liefde. Het heeft mij genezing gebracht. 7. Vaak heb ik erover nagedacht, over Uw koele Liefde die mij steeds weer leidt. Ik voel mij koud en bitter. Ik ben een slaaf van dit leven, maar U heeft mij verlost van dit boze geslacht. 8. Veel dingen begrijp ik niet. Ik ben jong, en wat is een mens ? 9. Maar ik heb de haai bereden, tot aan de hemelpoort. 10. Ik heb gedanst op Uw altaar, en mijn schoeisel verbrand. Wat is het dat u naar de mens omziet ? 11. Ja, ook de Geest is mens geworden.
4.
Psalm van de nachtspeler
1. Van jongs af aan heb ik gestreden. Nu ben ik rijp het zwaard te smeden. 2. Veel bloemen heb ik zien sterven. Veel bomen heb ik zien wegzinken. 3. De pijlen op mijn boog zijn scherp, terwijl er liederen branden op mijn tong, komend van een stil huis. 4. Tijdenlang heb ik gezwegen, en Eeuw'ge woorden aan elkaar geregen. Beroofd van verstand was ik zo lang, ik moest het doen met hartepijn. 5. God rijs op en zalf uw dienstknecht, want vruchten zwellen om hun wijnen te laten vloeien. 6. Van jongs af aan heb ik gestreden. Nu ben ik rijp het zwaard te smeden. Ik voel de tuchtiging zo lang, het vuur van de smid, en het ijs om wijn te smeden. 7. Nu ben ik dan een kaart in het hart, een nachtspeler op een harp met pijlen. 8. Ik ben rijp mijn leven af te leggen, om het stilzwijgen te verbreken. 9. En dan zal ik vertrekken naar het huis van stilte, om voor eeuwig stil te zijn.
5.
Psalm over de Geesten Gods
1. Oh Kabbernal, Geest van het Altaar, als brullende wijn sust U mijn pijn. U doorsteekt mijn wonden tot verdoving. Mijn haren staan in vlam. 2. Eminius, oh koude wijn, laat ons tezamen zijn, en baden in de koele melk van rozen, met rozenkoeken en maneschijn. 3. Straal Uw Licht in mijn verstand, en breek de ketenen van mijn geweten, waar vissen van mij hebben gegeten. 4. U ziet de stalen ketenen van mijn buik en hart, bedekt onder vlees. Oh, breek hen met uw gouden tand, en brandmerk mij met Uw Liefde. 5. Uw hitte heeft mij overrompeld, Uw kracht heeft mij de bergen doen verstaan. Matas, bedek mijn wonden met Uw Vlees, en laat mij niet bloot staan voor mijn vijanden. 6. Bedek mijn hoofd met Uw gouden gordel. U bent het Heilige Tempelbad. Laat Liefde mij leiden, en laat Hoop mij Uw Woord doen verstaan. 7. Bescherm me des daags tegen de stekende vlieg. Leidt me tot Metensia, de Kandelaar op de Troon. 8. Een stralenkrans komt van haar kroon, en duizend duizelingen brengen mij tot aan haar wateren. 9. Zij heeft mij geslagen met gouden wonden, nu breken dan haar stemmen door. 10. Op gebroken voeten kan ik tot haar naderen. 11. Zij sloeg mij en haar litteken zal voor Eeuwig spreken. 12. Ja, zelfs mijn botten brak zij. Nu ben ik als een boom des velds. 13. Zwaar tuchtigt de Heere hen die Hij liefheeft.
6.
Metensia, bloem van God
1. Metensia, geheim van God, alleen als vissen kunnen wij tot U naderen, oh Heilig Vuur, in het duisterste van de nacht. 2. Gij hebt de zonnen onder uw voeten, en de manen zijn u tot een bank. 3. De paarlen om Uw voeten branden, en gij hebt vissen aan Uw lijn. 4. Gij leidt hen tot de wateren en het huis van Marion, waar zij eten van het zoete brood, en drinken van de zoete wijn. 5. Ja, pijlen van dronkenschap zullen hen doorboren, en hun vruchten zullen rijp zijn, om liederen te brengen tot het allerheiligste van God. 6. Ja, de voorhangsels van tempels zullen scheuren, wanneer zij hun wonden tonen, komende om te verzoenen, het altaar en de wijn. 7. Metensia, zoet geheim, gij brengt soldaten tot de zwijm. Gij bekleedde uw ridders in de nacht, en verbond hen in hun wonden tot God. 8. Uw koorden nog steeds zo'n zoet geheim. Op de altaren rijzen zij als pilaren, tot U, Metensia, de bloem van God.
7.
Psalm over de Tranen van Metensia
1. Dragende de vliezen van een nieuw hart, zij kwamen daar met grote smart. 2. De Heer schonk u mantelen van sneeuw, en veranderde u in heilig zaad, als kruid op Metensia's altaar. 3. De Heer heeft u uw bloed doen behouden, uw wonden werden stromend ijs. In vulkanen komen zij samen, om geheimenissen te verstaan. 4. De Heere lokte u met gouden koorden. In 't zoete spel verloor u uw angel. 5. Ja, met de fluit des Geestes gaf hij u drakenbloed, om Zijn stem te verstaan. 6. De stengels van bloemen hebt gij beklommen, met dauw langs bomen gegleden. 7. Als tranen branden van ijs, dan heeft uw hart de Heere verstaan. Als tranen licht worden in de duisternis, dan heeft de pijn zijn angel verloren. 8. Mijn gedachten kunnen mijn gevoel niet redden, ik heb Uw Woord nodig. 3. Maar u laat ons met een kleine hulp zinken, om samen te sterven en elkaar te vinden. 9. Laat ons toch in Uw tempel overwinteren om Uw Woorden te onderzoeken. 10. Breng mij een nieuw hart oh Heer, wek het tot leven door uw zaden. Laat mij verblind zijn in de nacht, en leid mij op Eeuw'ge paden. 11. Oh leid mij tot de rozenwaat'ren, tot de kieren van d'altaren van Uw brandende waat'ren van vruchten. Breng mij het brood en de azijn. 12. Uw Woord is Waarheid, doorklief dan de waat'ren tot een pad in de woestijn, en schenk mij de zeven gaven. 13. Uw dienstknecht ben ik, met al uw dienstmaagden, komen wij voor Uw Troon met haperingen. Uw Liefde bracht ons roes en dronkenschap. 14. Oh Heer, breng ons uw schalen, met tranen van Metensia's Geest, met wort'len vol van daden, wij spreken talen door uw heil'ge zaden. 15. Breng adem over onze vreugde, en voel onze zielenpijn, en brengt ons daden, gehuld in 't nachtlatijn. 16. Leer ons Uw wil te doen, laat ons Uw wegen bewandelen, tot 't koren van Uw Aangezicht, dit lofgezang, dit lofgedicht, met stralen van een nieuwe dag, voor hongerigen naar Uw Woord, Amen, Metensia Eminius.
8.
De tweede Metensia
1. Rust met mij, en kom met zeven dingen, door roze maneschijn, om de liefde te bezingen. Kom en rust met mij, tot zeven waat'ren glijden wij, kom, laat ons de morgen kussen. Volg de weg van maneschijn, door het pad van liefde reizen wij, tot in de hemel van het tweede woord. Kom, en leert de liefde van mij, door holle hoofden reizen wij, als hen die slapen gaan ons vrije baan geven. 2. Warm je hand bij mijn hart, volg de dagen van het tweede verstand, tot het tweede geluk. Ik ben Metensia, de cobra, kom daar waar koele liefde schijnt, waar 't boze hart verdwijnt achter wolken zonder zorgen. De zorg is des Heeren, onze zorg is met hem te zijn, door de dalen van zijn woord, het tweede kruis. 3. Hij brak het brood, toonde liefde als een pad, en waar ik, Metensia de sterren mat, 't heeft ons veel gegeven. 4. Kom, waar ware liefde schijnt, waar koele waarheid verschijnt tot het hart van goud. Kom, met al je liefdesspel, toon mij de bronnen van je tweede geest. De tweede Metensia, is je hart daar al geweest. 5. Kom in 't bloot in 't paradijs te zijn, waar de zeven sluiers zijn, bedekt door zijn liefde, kom, zijn aangezicht is rein. De tweede Metensia is je hart daar al geweest, heb je daar haar adem al gedronken, waar zoete sterren lonken. 6. Reine engelen met de schalen die daar dampen, engelen van het tweede woord. Kom, je geest is daar heel vrij, gewoon in liefde met mij, zo gewoon, maar wonderbaar, voor eeuwig zijn we daar. 7. Laat de bomen die daar denken, laat de zeeen die daar schenken, komen om geluk te vinden. In 't hart van het tweede kruis, waar zij de honger stierven, zo vol van honing zijn zij nu, veilig bij de bijen en bloemen des hemels. 8. Kom, ik ben metensia, de vrucht der liefde is daar, door bramen geschonken. Kom, grote liefde is daar, in de tweede hemel is een deur geopend, kom vlucht met mij. En de dagen van de wind, je weet ik heb ze bemint, en de dagen van het holle hebben honing voortgebracht. Kom waar zoete waarheid dwaalt, in 't hart van metensia, de tweede lamp is daar. 9. Kom, haar armen wijdgespreid, als zoete honing op haar dekens, als open boeken rijzen zij, van het tweede woord op haar tong. 10. Kom, grotere liefde is zij, door daken heen breekt zij, om de kinderen naar huis te brengen, zachte liefde, grote wijsheid, metensia, het tweede dat bent u. 11. Door bloemen heen, de waat'ren van grote vruchten, grote liefde, boeken van honing openen zich voor u, als de spelers van de nacht, om hen allen thuis te brengen. 12. Tot de tweede tempel reizen wij, onze oude klederen afleggend, om naakt tot het paradijs te gaan, omhuld wordend door het nieuwe woord. 13. Kom, de honing volgt zij, druipende van haar mond en tepel. 14. Komt, de melk van 't tweede woord, dat is zij, als de adem van de tweede liefde, de vrucht van geloof. 15. Kom, en maak je geest vrij, het oude nu geheel voorbij, een geschenk van grote liefde. Kom, de Geest zegt kom.
9.
De Macht van het Tweede
1. De honing des heeren, zijn raad is op u. Komt, al gij koningen, voor zijn aangezicht. 2. Brengt hem eer als zilver, Hij heeft uitgestort het tweede woord. Tot hen die in liefde neerdalen tot de hongerigen. 3. Zijn kruis is hun bron van zoete waat'ren. De eenheid met hem is hun kostbaarder dan al het and're. 4. Nu vinden zij hun weg in hem. Ga mee, en luister naar zijn stem, het tweede woord is open nu, kom lees en wees vervuld met zijn tweede Geest. Een tweede evangelie is daar nu, een tweede gemeente, om af te breken het oude uur. 5. De verschrikking is nu voorbij, de zegels liggen op een rij, gebroken door zijn Geest. 6. Laat dan zijn tweede woord jou ook vervullen, wees één met ons, wees blij met ons, en lijdt met hen die lijden, als de zon die ondergaat, vindend een nieuw geluk in winter's warme haard, kom mee, en vind het grote geluk. 7. Hij bracht honger op een schaal om honing te doen rijpen, nu vlieg je dan op de rug van een bij des hemels, zoekende naar het woord om je ziel te vervullen, in je tweede geest ben je het meest, nu hij de poorten heeft geopend. 8. Ja zijn engelen zijn lang als de uitstrekkende wind, met omhooggestoken schouders, om de nachtspelers te laten komen. 9. Laat hen de heere beminnen, tot in 't uur der troost, laat zij de Heere steeds omhoog brengen. Als een vis is hij, als een vogel op de bergen, als een leeuw in zijn hol, om zijn woord te verkondigen, om zijn lied te zingen. zijn herauten gaan voor hem uit. 10. Hij brak de merktekenen van de tweede satan kapot, en nu zijn we dan hier in zijn tweede geest. 11. Zijn tweede ziel zal ons leiden door zijn tweede woord. Oh tweede christus die stierf aan het tweede kruis, de honger in afrika, de gemeente heeft het niet verstaan, maar vanuit het verborgene zal een tweede gemeente voor hem zorgen, hem balsemen met de zuiverste honing, bij zijn geliefden zal hij zijn. laat de leeuw nu spreken, en de cobra. 12. Laat hen liefde uiten door het tweede woord, en zijn tweede engelen zijn woorden dragen als dampende schalen, het tweede ijs komt dagelijks voor u staan. Laat uw woord dan hen vullen die liefde en wijsheid zoeken. 13. Laat uw woord hen dan vinden die gehoorzaam zijn. Zij die uw geboden aanbidden, en luisteren naar u, vindt hen in stilte en in duisternis, open de dodenrijken opdat gij hun ziel kunt zien. Laat hen niet alleen, daar zij u niet alleen hebben gelaten. 14. Laat hen niet verloren gaan, al hen die u troosten, honing op de pijn, werkten in bloemen voor uw aangezicht, in tederheid te zijn. 15. Zing als glorie dalend op de baard van abraham. zoek zijn sterren één voor één zijn kinderen houden 't op de been, geef hen steeds uw genade, hen die genade geven, als loonmeesters zijn zij, om waardigheid en vrijheid te geven.
10.
Gebed tegen Valse genezing
1. Woord, nu geopend, als vleug'len van de wind, als hoop van zijn glorie. Hij gaf u de doornen in uw vlees, als kostelijke olie, brenger van dauw, bron van zoete honing, wees blij. Woord nu gezalfder dan ooit, de wonden brachten olie van de berg van abraham. Stok van Zijn Geest, heeft ons steeds weer geleid door de velden en de wouden. Droogte, en pijn, stromende van het diepste kruis, in uw genade te zijn, is steeds weer weten dat u bevrijd. 2. U leidt ons uit, u speelt de harp op uw troon, waar liefde steeds de wortelen van bomen zalft, diep onder de grond van uw tweede woord, toon ons uw verborgen geest, waar geheimenissen zwemmen. Leef zoals u nog nooit hebt geleefd. U bent de levende genade, de levende stem, waar het licht de aarde heeft bereikt, 3. Ook in don'kre dagen, uw hart toebereid. Groter dan de liefde, zoeter dan de stem, steeds weer dalende als olie der wolken. Troon op aarde met uw tweede geest, toon ons grotere liefde, uit uw tweede woord, breng nu het koord, trek ons op. Laat de baard van uw geest als de baard van de berg, in liefde wezen, tot het uur van troost. Uw genade door de woestijn, leidt de zaligen tot 't licht, uw woorden voor hen die beven, 4. Als de gave van de hemelse fontein. Heer, genees mij niet, als de doorn mij moet leiden, Heer genees mij niet, als de doorn mij moet slaan, want achter de bergen, daar staat de zielenbinder, oh maak mij niet gezond, om mij te laten werken in de hel. Met u te zijn aan 't kruis is soms veel beter. 5. Heer genees mij niet, maar sla mij niet met ziekte, de doorn is groot genoeg om tegen zonde te beschermen. Maar heer breng mij tweede genezing, die mijn ziel beschermd, Heer breng mij tweede kracht die mijn geest niet bederft. Heer ik wacht altijd op uw tweede genezing, genezing na het kruis, door het kruis, als een boom geworteld in uw tweede bloed. Voortgebracht door uw tweede woord, uw gezondheid is mijn pantser. Heer, genezing van het oude verbond, maakte mij ziek.
11.
Komende Genezing van het Tweede
1. Heer, mijn handen branden, heer, van tweede genezing, een genezing die de ziel verbindt, reinigt van zonde, uw hart die mij aan 't kruis bindt, uw tweede bloed door mijn aderen vloeiend. vibrerend licht, warme liefde, mystieke kracht, oh leidt de hermieten van uw woord, hen die uw geheimenissen bewaren, die vogelen vrij laten rondvliegen in uw woud. oh straf hen die de canon schiepen, die kooien bouwden voor 't zieke volk. 2. Heer onthoud mij niet, uw tweede genezing, uw gaven, om tweede koningen te kronen. Heer, onthoud mij niet, uw tweede verlossing, het oude verbond dat ken ik niet. 3. Verwijder al die oude drap, dan zal de tweede Salomo de vruchten brengen. De cobra zal de paden begaan, om schatten niet verloren te laten gaan. 4. Heer, laat mij het oude eren, naar het jonge luisteren, door uw tweede Geest. heer, laat hen mij niet meer binden, uw tweede bevrijding is mij meer waard dan zilver. 5. Heer, kom tot mij, mijn handen branden, van tweede genezing, van uw geest, Heer, uw kostelijke olie vloeit, bemin mij met het kruid des hemels, verlos mij, breng mij naar de tweede vreugd. Heer ik heb met hen geleden, ik heb met hen gestreden, voor een nieuw geluk. 6. Heer, ik heb met hen geweend, ik heb met hen gesproken, uw woorden met hen gedeeld. Ik was in uw liefde, ik vraag nu om uw tweede liefde. Heer, breng ons steeds uw handen die branden, uw voeten aan het kruis. 7. Heer, dan zullen wij u troosten, en onze handen branden, onze voeten aan het kruis, het tweede kruis. Na veertig dagen stond u op, na veertig dagen in de woestijn. Heer, kom tot ons, en breng ons tweede liefde, en tweede vruchten van vreugd, om uw aarde te versieren, tot een nieuw paradijs, onze handen branden heer, om uw werken te doen. 8. Heer, rust ons toe, met zachte bazuinen, met tweede liederen, breng ons tot uw Geest. Heer, mijn handen branden, mijn schouders branden, diep in uw heiligdom, u opent mijn tweede geest, u gaf mij de tweede duif. heer, mijn nek brand alles tot uw eer, tot uw glorie, doe mij toch ontwaken in uw heiligdom. 9. Laat de lied'ren van uw geest toch door mij stromen. Mijn lippen trillen, uw lied is op mijn tong, uw appelen dragen mij over de muren. Heer, mijn voeten branden, uw tweede genezing en uw gaven stromen door mij heen. Heer, u schiep de hermieten, om vogelen van tweede genezing vrij door uw donk're wouden te laten vliegen. 10. Oh straf hen die de canon schiepen, oh brand de kooien weg, en leidt ons allen uit. Oh straf hen die de canon schiepen, oh straf hen die het tweede haten. Verbrijzel hen in uw grote liefde. 11. Tuchtig hen in uw genade, en troost hen die rouwen om uw Geest. Steun de volgelingen van het tweede, stap naar voren in grote kracht, de kracht van grote liefde, maak ons één. Uw woord laat alles in mij branden, uw woord, laat mij uw waarheid bewandelen. 12. U schonk uw tweede Geest, en toonde ons uw machtig grote Liefde, in tederheid, uw tweede tederheid. Uw tweede vruchten brachten tweede gaven, vanuit de tweede wort'len van het tweede kruis. Uw Woord, uw Waarheid maakte ons één. Genezing, tweede genezing, door uw tweede engelen, u kent ze bij naam. Genezing, tweede genezing, in eeuwigheid, u bracht ons naar uw haard. 13. Tweede Genezing, tweede verlossing, uw tweede woorden zetten ons vrij. Verlossing, tweede verlossing, u brak de tweede farao en zijn zonen. Sla de dochters van satan, het koren van de hel. 14. U maakte ons vrij, u gaf ons woorden om de banden los te breken. U gaf ons tweede autoriteit, uw tweede zalving is op ons. U leidde ons door zeeen, u leidde ons door droogte heen, totdat uw tweede zwaard ons vond, en nu is alles één, grote liefde bracht u ons, door alles heen. Tweede overvloed, tweede kracht, tweede almacht heeft u tot ons gebracht. 15. Door uw liefde, uw tweede liefde, zonken mannen met hun schepen, en draken met hun ruiters, u heeft de zeeen doorkliefd. Heer, mijn handen branden, uw gave van tweede genezingen rust op mij, Uw woord is mijn gids, mijn leidsman mijn verlosser. 16. Heer, mijn tweede geest brandt, en stromen van vuur komen voort, uw ark begint te rijzen. Oh, spreek uw tweede woord. Oh heer, u heeft gaven gegeven, van oordeel om hen die u kwellen te straffen. 17. Het tweede oordeel is over hen, door uw tweede bloed. Geef mij liefde en tweede wijsheid om te weten wat u doet. Door het tweede kruis nagelde u de tweede vijand aan de grond, grote liefde bedekt ons, uw tweede bloed als muren om ons heen. 18. Geest van God, barst uit, stort op ons het tweede. Uw Naam is gezalfd, u bent het tweede. Laat ons uw grote liefde niet vergeten, ons altijd verborgen weten in het tweede geloof. 19. Uw woord druipende van honing, mijn handen druipen, geef mij priesters voor uw tweede tabernakel. In 't tweede bethlehem vond ik u, en nu zijn wij samen in 't tweede Jeruzalem. Heer, uw tweede wond'ren en tekenen branden op mijn handen, om grote werken te doen. 20. Heer, uw tweede tongen spreken door mij heen, als stromend vuur, de heil'ge lava van het tweede uur. Tweede genade is onze kracht, u bracht ons het tweede loon, om uw tweede hemelen te openen. 21. U gaf ons de tweede sleutelen, u gaf ons de tweede woorden, uw tweede liefde brak door deuren heen. Uw machtige golven sleurden ons door diepe dalen heen. 22. Dank u voor uw tweede slangen, dank u voor uw tweede olie, voor uw tweede wijn. Het bracht ons in tweede zwijm, in tweede dronkenschap, oh wij aanbidden het grote tweede van uw Geest. 23. Tweede Eminius, tweede Kabbernal, tweede Mura, stort op ons uw Geest. Mijn handen branden, mijn geest barst uit, de ruimte waar u spreekt, groeit machtig door uw Geest. 24. Het tweede bloed heeft deuren geopend. Tweede wond'ren bracht u ons, om tweede behoudenis te geven, uw tweede ark toen de vloed kwam leidde ons uit. Uw tweede Noach sprak van het tweede geloof. 25. Nu is Zijn Geest tot ons gekomen, om ons te redden uit de klauwen van wolken en woestijnen. Straf hen die dieren hebben geofferd op altaren, en geef ons hun zielen terug. Zij behoren tot u, de dieren des velds. 26. Straf hen in uw toorn, al die slagers en moordenaars, en brandt de oude tempelen tegen de vlakte. Straf al die priesters van onheil, die uw dieren hebben vermoord. Straf hen die van hun vlees eten. De gave van tweede oordeel rust op mijn handen, om te straffen al diegenen in hoge functies die kwaad verrichtten tegen dieren. 27. De dieren des hemels zullen hun vlees eten, en mijn handen zullen branden in de heilige tempel. Heer, veroordeel hen naar uw woord, vergeef hen niet, want zij zijn tegen uw geest gekeerd. Heer geef mij de tweede sacramenten en de heilige olie van uw tweede ark. 28. Heer, mijn buik brandt, schenk mij tweede tepelen, van uw heil'ge tweede melk, en geef mij uw tweede beker. Heer, uw tweede kandelaar, en tweede reukofferaltaar, en tweede koperen wasvat, uw tweede gave van profetie, laat de voorhangselen nu scheuren. 29. Heer, steun uw Geest, steun mijn handen die branden, zend de tweede azazel in de woestijn. Laat de tweede Henoch uw woorden schrijven. Zijn mond is heilig, met kolen van uw Geest. 30. Uw tweede seraphs komen tot dit uur, uw tweede karazuur, en uw tweede ukalien, oh heilige Kabbernal.Heer, onheilige lieden hebben uw boeken verbrand, straf hen in uw toorn. Heer, ik kom voor uw tweede altaren van profetie. 31. Mijn rug is in vuur, mijn tweede nieren onderwijzen mij. Mijn tweede lever is vol van ijs, en mijn maag kan zoveel liefde geven. 32. Lof tot de koning, door werken bereid, de tranen die sturen, een blij hart is niks zonder vlijt. Tweede Geest van genezing, engelen van tweede genezing, leid mij, bescherm mij, maak mijn muren. Laat niemand mijn hart week maken. 33. Gaven van tweede genezingen, leidt mij met uw vleugelen, verlicht mijn hart, en open mijn tweede geest voor altijd, doop mij. Geef mij het zwaard van tweede genezing, leidt mij zacht, naar de helm van tweede genezing. Het oude is voorbijgegaan, het nieuwe is gekomen. Geef mij uw tweede wijn, uw vreugd, en aan al die in u geloven. 34. Bindt mij met tweede koorden van uw Geest. het tweede bloed geneest, het tweede bloed bevrijdt, het tweede bloed onderwerpt en verlost, doet voor eeuwig behouden, schenkt vergeving en genade. 35. Dat tweede bloed stroomt door mij heen, omdat ik hem mijn bloed had gegeven.
12.
Leiding tot het Bittere
1. De Heere heeft mij gebracht tot een bitter land, gaf mij bittere vruchten te eten. Geprezen zij de Heere om Zijn Wijsheid. 2. Ik leerde Zijn Geest verstaan, mijn wonden zijn bitter. 3. Hebt gij al gegeten van het bittere ? Ik heb ontdekt dat de wegen van het leven en het geluk allen leiden tot de dood. Maar zalig zijn zij die met de Heere sterven. 4. En ik vond een graf bitterder dan de dood, en ik vond haar op een steenworp afstand van de hemel. En haar kussen waren zoet, maar ze smaakte bitter. 5. En ik vroeg de Heere mij uit te leiden, want het leidde tot de hel. En de Heere gaf mij sleutelen tot nieuwe liederen, en zij waren bitter en zoet. 6. En ik was bevreesd voor de woede, want het brandde alles weg, maar de Heere gaf mij zoete woede. 7. En ik zag vulkanen in een dor land, en zij waren zoet. 8. De Heere heeft mij gebracht tot een bitter land, gaf mij bittere vruchten te eten, maar in mijn buik werd alles zoet. 9. En de Heere gaf mij zoete wraak. Hij gaf mij een nieuw lied, om koningen te binden, en om edelen tot onderwerping te brengen. 10. Ja, buigt nu allen tot de heere, Hij die troont op de liederen van het Tweede. 11. Ja, laat alles wat adem heeft nu zeggen : Amen Metensia Eminius. 12. De Heere leidde mij tot een bitter land, mijn wonden zijn bitter. Ja, bittere graven geeft Hij, totdat de nachtvlinder oprijst. 13. Met mijn hoofd in bijennesten raakte mijn tong het zoete, ja, om eeuwig in u te sterven, totdat de nachtvlinder oprijst. 14. Zalig zijn zij die zien wat de Geest ziet. 15. Leid mij tot een nieuw land, oh Heere, ik heb de voorschriften van de vaderen niet vergeten. 16. Leid mij tot een nieuw land, oh Heer, doe honing neerdalen op uw dienstknechten. De bomen zijn hier bitter, het zoete hangt hier in de wolken, klaar om neer te dalen. 17. U bracht mij tot een bitter land. Met een kleine vlam liet u mij Uw boeken lezen, en de nachtvlinder ging mij voor, en bracht mij nieuwe vleugelen, om heidenen te slaan. 18. Ja, zwaar tuchtigt de Heere hen die de afgoden volgen. 19. Hij gaf mij een nieuw lied, en liet de wateren dalen. In zijn ark klinkt het nachtlied. 20. Wij zijn als broos vaatwerk voor de Heere, en Hij slaat ons keer op keer. Wij zijn gemaakt van scherven, als raadselen van de Heer. 21. En hen die de scherven niet dragen, laat hen niet binnen, want zij zijn de spotters bestemd voor de buiterste duisternissen, daar waar de honden leven. En daar zal het geween zijn en tandengeknars. 22. Want in de hemel is geen plaats voor spotters, zij die het lijden des Heeren bezoedeld hebben en in Zijn Heilige wonden hebben gebraakt. 23. Ja, in vuile plaatsen zullen zij neerdalen, en de Heere zal doof zijn voor hun smekingen. 24. Nee, de Heere zal het hen niet vergeven, zij die Zijn tweede bloed hebben vertrapt. 25. De Heere zal niet onschuldig houden hen die spotten. Ja, het oordeel over hen zal zwaar heten. Amen Metensia Eminius. 26. Want de Heere zal het kaf verzamelen vanuit de vier uithoeken der aarde en Hij zal het verbranden in de vurige oven. En het as zal vervolgd worden door Zijn Winden. Nee, de Heere zal geen medelijden tonen aan hen die spotten. 27. Ziet dan toe dat gij u niet boven een ander verheft, want de Heere Heere zal de trotse borsten neerslaan. 28. Wat bent gij te achten ? De mens is als stof in de wind. 29. Ja, de Heere Heere zal de kaak verbrijzelen van hen die lachen. Vernedert u dan voor de Heere, en wast uw gezicht, opdat de Heere medelijden met u heeft op de Dag des oordeels. 30. Weent dan om hen die lachen. En weest vederlicht in zoete wraak, opdat zij uw vlees niet eten en uw wonden niet bloot zien staan. 31. Aanvaard het lijden en het ijs dat zij brengen als een geschenk des Heeren, opdat wijn zal vloeien van de wonden, en gij het zoete zult zien.
13.
De Heere is mijn herder
1. Ik brand, want gij hebt mij vervuld met verlangen. Ik sta in uw Liefde, want gij hebt mij bemint en aangehangen. Oh Metensia, Geest van God, ik heb in Eminius naar u gezocht. Veelvuldig heb ik naar u uitgekeken op mijn toren, terwijl Kabbernal als een rivier brulde en bruiste in de verte. Daar waar de Geesten Gods samenkomen, daar heb ik uw stem gehoord. 2. Laten de koren van uw liefde mij leiden als voorheen. Mijn God, ik ben afgedwaald. Ik was nog te jong. 3. Maar nu ik tot volle wasdom ben gekomen, raakt mij aan, en geeft mij de vleugelen des hemels en de sleutels van het paradijs. Ik zal wederom binnengaan, zoals ik dat deed voorheen. 4. Ik heb de sleutelen van Uw Woord. Uw dienstknechten hebben geheimenissen gesproken. 5. De Heere is mijn herder, mij ontbreekt niets. Hij zal mij geleiden naar grazige weiden. Hij voert mij heel zachtkens naar waat'ren der rust. 6. De Heere is mijn herder, mij ontbreekt niets. Hij vertroost mijn ziel, en laat door die Hem vrezen. 7. Ik vrees geen kwaad, want ik vrees de Heere. 8. Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, mij ontbreekt niets. Ik vrees geen kwaad, want gij zijt bij mij. 9. Uw stok en uw staf vertroosten mij. 10. Hij zal mij geleiden naar grazige weiden. De Heere is mijn herder. 11. Ja, heil en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven. 12. Ik zal in Gods Huis verblijven tot in aller eeuwigheden.
Gods Verlatenheid
12. Metensia, brandende haard, Metensia, Licht van God. U hebt de aarde vervuld van Uw Liefde, u hebt de aarde vervuld met Uw Lof. 13. Kinderen gaan U aan het hart, wanneer zij u volgen, maar verdrukkers verbrijzelt U tegen de rotsen. 14. Licht ontbrandt de toorn van Uw Geest, Metensia, troon van God. 15. Metensia, lichtend licht, vlammend tot in eeuwigheid, Uw Naam boven alle namen, oh God, troon boven de gezangen van Uw volk. 16. Keer weder, Heere, tot hen die afgeweken zijn. Het leven is hard, leer ons in uw Genade te zijn. 17. Door genade te geven naderden wij. Nu zijn wij dan gekomen, tot de gebergten van Eminius. 18. Maar ons gebed is nog steeds : Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten, Mijn God, waarom komt u nooit terug, Mijn God, alleen in de verte horen we het branden, Uw Liefde. 19. Mijn God, verre zijnde van de verlossing, bij de woorden van mijn klagen. 20. U heeft mij Uw Geest Eminius gegeven, om tot U te kunnen naderen, maar U bent zo ver weg. 21. Waarom laat U dan Uzelf niet kennen. Maar nog steeds bent U de Heilige, tronende op de gezangen van uw volk. 22. Onze vaderen hebben hun levens op U gebouwd, en Gij deed hen ontkomen door nauwe spleten. 23. Tot U hebben zij geroepen, en Gij hebt hen gered. 24. U hebt ze niet beschaamd gezet op Uw Heilige Rots, want zij vertrouwden op U. 25. Maar ik ben een dier en geen man. Zij bespotten mij, en gooien hun stenen. Zij steken de lip uit en schudden het hoofd. 26. Weten zij dan dat ik met u spreek. Met leedvermaak kijken zij naar mij. 27. Verbrijzel hen in uw toorn, en doe hen schrikken. Ik ben omringd door de honden, en zij doorboren mijn handen en mijn voeten. 28. Ik ben dan omringd door dorens, en er is geen liefde meer. 29. Zij verdelen mijn klederen onder elkaar en brachten een rood spotkleed tot mij. 30. De ootmoedigen zullen zich voeden en verzadigd worden. De Heere zendt hen raven. 31. Mijn God, waarom hebt gij mij verlaten. Komt dan snel, de uren zijn zo kort. 32. Uw rozen zijn nog steeds te beminnen, maar hun dorens zijn zo scherp. 33. Psalmen zing ik tot de Heere, om Hem te lokken met mijn spel. Ik weet Gij wilt tempels zien. Zij zijn in uw hart geboren. 34. Toe, doe U weer kennen als voorheen. Mijn jeugd heeft mij apart gezet.
14.
Het ontwaken van Eminius
1. Eminius, Uw bossen branden, vlammen van Uw Geest. Om haren te verdoven, in vurig licht. 2. Het druipt, ik kan het niet goed zien, mijn ogen dwalen telkens af. 3. Het graf van Uw Liefde, zij hebben u gedoofd met pijlen. Waak op, oh Geest van God. 4. Waakt op, Eminius, gij Geest voor Gods Troon. Gij davert, staande op de Rots. In Liefde verbonden, ben ik met U. Genade bracht mij dieper, omdat ik genade had geschonken. 5. Waakt op, Eminius, Geest voor Gods Troon. Metensia stuurde u tot het bos van Liefde. 6. Wat beroemt de geweldige zich op het kwaad, Gods Lankmoedigheid duurt de hele dag. God zal hem uit zijn tent rukken en ontwortelen, opdat Eminius ontwaakt door het geluid der strijd. 7. Ja, op de strijdwagen staat de Heere, totdat Zijn Geest het hoort en meestrijde. 8. Op de berg verzamelen zij, al de Geesten Gods. Metensia met haar pijl, om geweldigen voor eeuwig te verbreken. 9. Dan zullen hen die recht zoeken het zien en vrezen. Eminius, het is nu morgen. Leidt ons door de dag. De avond wacht op ons. 10. Zij die op rijkdom vertrouwen vallen. Maar zij die Metensia beminnen staan op de rots voor eeuwig. 11. Dag noch nacht hebben zij rust. De Liefde is vurig. 12. Ik vlieg hoog, op de vleugels van Metensia, gedreven door haar liefde. 13. Eminius, ontwaak, want de dagen slijten. Zeven kronen staan er voor u vandaag, van koningen genomen. Geest van God, heers tot in de nacht. 14. Geest van God, mij leidend tot een vlammend bos, waar mijn haren branden, waar verdoving op mij rust. 15. Geest ontwaak, opdat ik kan slapen. De Heere geeft het Zijn beminden in de rust. 16. Mijn handen komen vrij, gij ontwaakt, Geest van God. Gij noemt mij rein en vrij, om de dingen van Uw Slaap te doen. 17. De lichten slaan zich in mijn ogen. Er zijn gaten in de lucht. De Geest, Hij is nu wakker. Goede morgen, Eminius. 18. Rozen groeien op uw tafel, waar uw licht wonderbaar heet. 19. De spinnen des hemels snel naar boven. Ik lig nu in bed, toe, laat mij niet woelen. Uw nachtmuziek speelt trager, die melodie die ken ik niet. Mijn schip gaat nu varen. 20. Mijn dromen gaan dwars door de zee. Mijn lichaam brandt van liefde. Ik ben in goede handen.
15.
De sleutelen van Metensia
1. Aan de deur klopt zij. De Liefde is haar man. Zij heeft het vuurnood aangedaan, en het vuurrood. Ja, het rood van het vuur zal u leiden, en u haar liederen doen verstaan. 2. God weest mij genadig, wanneer gij mijn huizen voorbijgaat. Doet mij niet in oneer tenonder gaan. 3. Heere, Gij doorgrondt mij, Gij kent mijn hart. Heere, u kent mijn zitten en mijn staan. U ziet mijn gedachten van verre. Waar zou ik vluchten voor uw Geest. 4. Heere, gij kent het kloppen van mijn hart. Heere, gij onderzoekt mijn wandelen en mijn liggen. Waarheen zou ik gaan voor u. Met al mijn wegen bent Gij vertrouwd. 5. Er is geen woord in mijn mond, Heere, wat u niet volkomen kent. Gij kent mijn ingangen en uitgangen. 6. Heere, u kent al mijn geslachten. Gij hebt de sleutelen van Metensia. U omgeve mij van achteren en van voren. In u ben ik veilig, de vaste burcht. Ja, zalig hen die eeuwig op u vertrouwen. 7. Legt Uw Hand op mij. Het begrijpen is mij te wonderbaar. Ik kan niet bij uw Geest. 8. Alleen weg te zinken in uw Liefde is wat ik kan. 9. Heere, in al uw boeken sta ik vermeld. Gij hebt mij gewrocht en geworteld in de dieptes van het aardrijk, reikende tot de hemelen en de wolken. 10. Uw ogen zagen mijn vormeloos begin, zij zagen de dagen die geformeerd zouden worden, toen nog geen van hen bestond. 11. Het is te verheven, ik kan er niet bij. Nam ik de vleugelen van het rode van het vuur en het morgenrood, en ging ik wonen aan de uiteinden der zee. Ook daar zou Uw Hand mij geleiden. 12. Al zou ik roepen : De duisternis overvalle mij, dan is de nacht als een licht om mij heen. Zelfs de duisternis verbergt zich niet voor U, maar de nacht schijnt als de dag, als een lichtend licht. Zo ben ik in U. 13. De duisternis is als het licht, waar uw rechterhand mij grijpt. Steeg ik ten hemel, Gij zijt daar. Maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde, Gij zijt er. Ook al zou ik gaan leven aan het uiteinde der sterren, de zon en de maan, en ik zou mijn ziel versnipperen. U omhult mij met goud en zilver, en brengt mij de eer van het koper. 14. Gij hebt mijn nieren gewrocht en geworteld, in de schoot van mijn moeder, en in de schoot van Metensia. Gij hebt mij haar sleutelen gegeven, en het binnenste van mijn buik gevormd. 15. Ja, gij vormde mijn nieren in haar schoten, daar waar de Geesten Gods tezamen kwamen. U gaf mij het beenmerg in mijn botten, en bracht mij tot de dikke honing van de hemelen. 16. Gij hebt mij gevormd en gewrocht in het verborgene, gehuld in uw geheimenissen. 17. Waar zal ik dan voor u vluchten, en waar zal ik dan gaan voor uw Geest. Gij, die de sleutelen van Metensia draagt, en haar uiteinden bemint. Gij kent al haar uitgangen en ingangen. En zij zijn met velen. 18. De draken van mijn ziel hebt gij onderworpen, en mij het zilver des hemels gegeven, en het zilver van Metensia. 19. Ja, gouden schalen bracht gij tot mij, en zette mijn geest vrij. 20. Ja, steeds zal ik tot U wederkeren. Voor mij bent u nog steeds het zoete en de wijn. Waar bijen des hemels u aanschouwden, schiep u mij. 21. Te wonderbaar zijn uw werken voor mij. Mijn ziel weet dat zeer wel. 22. Het getal van uw gedachten is groot. Gij bent een geweldenaar, om met het getal van uw snaren mij te overweldigen. 23. Wilde ik ze tellen, zij zijn talrijker dan zand. Als ik ontwaak, bent U nog steeds bij mij. Verhef nu mijn ziel tot U, dan ben ik voor altijd vrij. 24. Ja, als een vogel is mijn ziel, verlangende naar U. Kostelijker dan wijn is uw baard, en gij geeft acht op hen die wezen niet laten verhongeren. 25. Ik heb altijd op uw heilige bergen gestaan. Nu dan, reikt tot mijn ziel, en neemt haar aan. 26. Zwaar zijn de lasten wanneer gij niet redt. Waak nu op, Heere, om uw vijanden te straffen. Bemin mijn ziel dan als voorheen, dan zal zij met haar vleugelen over u waken. 27. Oh God, gij hebt de goddelozen omgebracht. Gij hebt hen verdelgd al die mannen des bloeds. U omgeeft mij in genade. 28. Laten uw woorden en gedachten mij leiden. Zij zijn talrijk, ik kan ze niet tellen. 29. U voert uw volk uit Egypte, en brengt hen tot de geneugten van het komende Kanaan. 30. Heere, op weg zijn wij nog steeds. Ziet dan om, om uw vijanden te verslaan. Met velen zijn zij, maar niet zo talrijk als u. 31. Zij gebruiken uw naam als leugen, als tegenstanders. Zou ik hen niet haten wie u haten ? Ja, ik verafschuw hen die tegen u opstaan. 32. Ik haat hen met een volkomen haat, want zij die hen niet haten kunnen niet tot u komen. Tot vijanden zijn zij mij, al die uw woord verachten. Schenk hen geen genade, hen die leugens vertellen aan uw heilige bergen, en de kindekens tegenhouden. 33. Ban hen uit uw boeken des levens, opdat zij u niet meer bezoedelen. 34. Zij spreken arglistig tot u. Hoort dan niet naar hen. 35. Doorgrond mij, oh God, en ken mijn harten, alsof ik bloot voor u ben gelegd. Toets mij toch, en ken mijn gedachten. 36. Ontdek mijn heilloze paden, en brandt hen weg. Leidt mij dan tot het eeuwige pad. In Genade ben ik gehuld, omdat ik U genade heb gegeven. 37. Zo hebt gij mij dan loon gegeven naar werken, en ben ik dan niet als een verleider in uw tempelen. 38. Ik sta dan op de Rots, omdat ik uw woorden heb gehouden. 39. Ja, uw beloftes ken ik, en ik doe uw geboden. Ook zijn mijn lippen rein en mijn hart volgt u stap voor stap. 40. Zendt dan uw Genade tot mij, steeds weer, en doe mij naderen tot Uw Glorie, die gij aan duizenden hebt bewezen, omdat zij uw geboden onderhielden en navolgden, zoals de maan de zon navolgt en de nacht de dag. 41. Wij hebben dan groot licht gevonden, in de duisternissen van uw tempelen. Ja, Uw kandelaar zond gij tot ons, en bracht ons zevenvoudig licht. 42. Geeft ons genade, door uw glorie, want wij hebben genade tot u gebracht. 43. Zegent dan de werken van onze handen, opdat wij veelvuldig vrucht dragen voor uw aangezicht. Ja, laat ons zijn, als de Geesten Gods die tot U kwamen, en hef onze zielen op uit het net der vogelvangers. 44. Zij hebben vele strikken gelegd, zelfs om Uw Geest te verstrikken. 45. In ons hebt Gij een schuilplaats. Uw Tranen dragen wij. Wij hebben gegeven wat u gaf, en zijn in liefde volkomen. 46. Weest dan volmaakt, al gij volgelingen des Heeren, opdat Hij uw lippen niet wegbrande.
16.
De Vreugde van de Traan
1. Trots is de man die de Heere niet ziet. Trots is hij die niet leeft onder Genade. De Heere zal hem breken met Zijn vuist. 2. Trotsen zijn niet gekend in de Heere. De Heere vernedert dan alle trotsen op Zijn Dag. Ja, een dag is er voor alles wat hoog is. Dan zal Hij de hoogtes verbrijzelen en zijn dalen op laten stijgen als een vulkaan. 3. Het Woord des Heeren is ontstoken. Heere, doe dan uw lichten aan. 4. Aan Babylons stromen zaten wij, hen die Hem volgden. Ook weenden wij, want de Heere had ons geslagen. De herinneringen aan Sion deden pijn. Aan de wilgen daar hingen onze citers. Onze snaren waren verbroken. 5. Maar Zijn liederen waren in onze mond, om ons in vreugde uit te leiden. 6. Trots is de man die de Heere niet ziet. Trots is hij die niet leeft onder Genade. De Heere zal hem breken met Zijn vuist. 7. En de Heere zal spreken : Ik ken u niet, gij leugenaars. Aan Babylons stromen zaten wij, hen die Hem volgden. Ook weenden wij, want de Heere had ons geslagen. 8. Zingt ons dan een lied, spraken zij die ons verdrukten, ja, zij verlangden vreugdebetoon. 9. Maar niets dan tranen brachten wij, en hen die weenden zongen voor elkaar, opdat de Heere tot hen zou wenen, en hen zou uitleiden in de vreugde van de traan. 10. Reken hen van Edom de dagen des Heeren aan. Verbreekt dan Assurs speren, en leidt hun paarlen uit. Dan zal Assur zijn des Heeren, en zij zullen kinderen Gods genoemd worden. 11. Tot het Tweede Assur bracht Hij hen. En de Heere is dan Heer van het Tweede. 12. Ziet, het oude is dan voorbijgegaan. Het nieuwe is gekomen. 13. Gij, dochter van Babylon, tot de verwoesting bestemd. Eeuwige Rust zal Hij u geven, na de dagen van Gehenna. 14. De Heere zal niet voor eeuwig toornen, maar het kaf verbranden tot aan het Tweede Gehenna. Zij dan zijn overgeleverd aan de vernietiging die tot rust en tot de vierde dood leidt. 15. Indien ik u vergete, oh Jeruzalem, zo vergete mij mijn rechterhand. 16. Mijn tong kleve aan mijn gehemelte, indien ik uwer niet gedenke. 17. Jeruzalem, nog steeds mijn hoogste vreugde, leidende mij tot de bronnen van het Tweede. 18. Het Tweede Jeruzalem en het vuurnood van Metensia, nog steeds boven mijn hoogste vreugde. 19. Amen zij in Metensia Eminius. 20. Laat de Rots mij leiden, laat de Rots mij slaan. Ik heb mij in de Heere verheugd, duizendmaal, om zijn myriaden te aanschouwen. Zo reis ik van gewest tot gewest, als pelgrim in Zijn hemelen. 21. Ik klop aan poorten. Doet mij open. Laat mij dan niet alleen in de kou. 22. Reik tot mijn vuur, en laten wij samen gaan, tot het vuurnood van Metensia. 23. Zij is als de vurige oven. Laat de Rots mij leiden, laat de Rots mij slaan. Ik dan ben rein geweest, geborgen in Gods Liefde. 24. Ja, het slaan der zwepen is tot heil. Ten bloedens toe hebt Gij geslagen. Nu zijn zij dan allen rein. 25. Gij hebt wilde paarden voor uw koetsen, doch zij zijn getemd in u. 26. Zij brengen paarden van Metensia tot de harten. Doe het nu. 27. Waar wouden open gaan heb Ik uw Geest gezocht. Niet voor gesloten deuren. Gij hebt mij haar sleutelen gegeven, en de vrijheid is het die ik bemin. Laat dan alle poorten opengaan, en de rots mijn voet behouden. Laten haar vuren mij niet wegsmelten opdat ik valle, maar berg mij in de vrijheid van uw naam. 28. Ik kom dan tot kostbare poorten, waar haar paarden voor staan.
17.
De duiven
1. Vraag het aan de duiven, zij missen jou nog steeds. Hun kinderen hebben jou nooit gezien. Alleen op plaatjes en in verhalen. 2. Vraag het aan de duiven, zij zorgen voor jou, ook troosten zij jou. Zij hebben jou zo'n lange tijd niet gezien. 3. Zij wachten op jouw komst, dan zullen zij ontwaken, zij die voor honderden jaren slapen. 4. Vraag het aan de duiven, zij met het lange verstand, om tot de boomtoppen te reiken. Zij hebben daar hun woningen gebouwd. 5. Ben je dan niet trots op hen, of doet het er niet toe. Vraag het aan de duiven, want zij die veel slapen zijn nooit moe. 6. Vraag het aan de duiven, waar al die ladders staan, waar kleine peutertjes spelen, waar moeders over jou vertellen aan hun kinderen. 7. Moeder, hoe was hij ? Was hij echt voor niemand bang, of deed hij maar net alsof, om die grote gong te bereiken. 8. Toen hij sloeg, kwam alles weer om. 9. Zal hij dan echt terugkeren, of doet hij maar net alsof. Houdt hij echt zoveel van ons. 10. Vraag het aan de duiven, maar vraag hen niet waarom. Moest hij echt zoveel lijden, er zijn zoveel dingen waar zij over schreien. 11. Vraag het aan de duiven, maar toe, vraag hen niet waarom, luister gewoon naar hun verhalen, dan zie je vanzelf wel waarom. 12. Kom dan tot hun ramen, ga voor hun deuren staan, dan zullen ze hun vleugels om je heenvouwen, en fluisteren : hij is terug.
18.
Psalm over hetgeen voorbij gaat
1. Sieraden rinkelen om hun voeten, zo broos, zo teer. Zij zijn als engelen van de rode traan, zij dansen om de grote veer. 2. Engelen van de rode traan, kunstig zitten zij, openen hun monden als de kinderen, als wezen schrijven zij, als de wind gaat liggen staan zij op, en turen dan voor uren uit de ramen. 3. Zij hebben jou dan ook gezien, hun mussen daar gezonden, met boodschappen op de wind, en dan slapen zij diep, om jou hart dan te bereiken en te zeggen alles komt weer goed. Die tijden die de engelen belijden. 4. Met vuur op hun tongen, het zoet kennen zij niet. Zij zijn van de rode traan, en kennen alleen veel verdriet. 5. Sieraden rinkelen om hun voeten, dansend als de merels en de weduwen, door de straten van de zee, waar golven ontwaken, en echo's van verloren tijden. 6. De rode traan valt, het vuur verspreidt zich, en zij die haar volgen worden vuurrood. Er is niets meer aan te doen, violen dalen, en zij worden uitgezuiverd. 7. Ik kan er niets aan doen, er zijn duiven op de Emelis Shatau. Zij regeren daar met vuur en vlam. Het is te laat, niks meer te blussen. 8. De raven hebben mij gevonden, hun verloren kind, hun boodschapper zo lang geleden uitgezonden. 9. Zeg me nu vaarwel. Dit is de laatste keer, ik heb niks meer te zeggen. De raven nemen mij mee, naar de Emelis Shatau, waar de duiven regeren. Niemand zal je vertellen, waar je heen moet gaan om mij te vinden. Ik ben er lang geweest, nu ben ik weg, naar het land waar de duiven regeren. 10. Ik weet niet wat ik zeggen moet, toe, vind je laatste woorden. Het is voorbij, de boodschap sluipt nu weg. 11. Toe, wacht niet tot ik terug zal komen, maar kom zelf, en geloof je dromen. Als het sieraad wat ik je nu geef je past, dan ben ik altijd bij je, maar past het niet, leg het dan weg voor je kinderen. Misschien dat ooit een kleinkind het zal vinden. 12. Alles gaat voorbij, en alle dingen worden ouder, ook nachten gaan voorbij, en dingen worden kouder. Steeds komt de zon weer op, en gaat dan ook weer liggen, nee, de dag komt nooit meer terug, en ook de herinnering zal vervallen, tot in de blote nacht, tot in de morgenstond, een nieuwe vogel vliegt, achterlatende zijn pasgeboren jongen. 13. Alles gaat voorbij, en scherpe dingen worden zachter, alles gaat voorbij, ook de herinnering tussen jou en mij. 14. Alles gaat voorbij, de kleuren zullen slijten, ook de echo's zullen vervagen, er komen nieuwe dagen. De rode traan valt, het vuur verspreidt zich, en zij die haar volgen worden vuurrood. Er is niets meer aan te doen, violen dalen, en zij worden uitgezuiverd. 15. Ik kan er niets aan doen, er zijn duiven op de Emelis Shatau. Zij regeren daar met vuur en vlam. Het is te laat, niks meer te blussen. 16. De raven hebben mij gevonden, hun verloren kind, hun boodschapper zo lang geleden uitgezonden.
19.
Alles zal vergaan
1. Diepgaande belevenissen turen door het raam. Ik kijk naar jou, jij kijkt naar mij, maar dit moment zal ooit ook weer gaan staken. 2. Diepgaande herinneringen tussen jou en mij, turende door de ramen, maar snel verdwenen zijn zij, want het licht der lichten verteert hen allemaal, zij moeten de prijs betalen voor dit verhaal. 3. Tussen jou en mij is niets meer, alles weggebrand. 4. Morgen is er ijs, de prijs van de herfst, de winter komt. Sterker dan vuur, de klauwen laten los. 5. Het huis van dokters, na het gevecht, geen weg meer terug, op weg naar nieuwe kusten, nieuwe morgens, maar zij zullen ook vervallen, als snippers in de regen, weerspiegelen vreemde gezichten, bakkermansgezichten tussen jou en mij. 6. Niemand zal zaken doen, er is niets meer, alles is voorbij. 7. Het altaar heeft de koorden verlamd, waarmee jij mij gevangen hield. Niets dan een slaaf was ik, maar nu ben ik vrij. Alles gaat voorbij, ik tuur door het raam, naar vage herinneringen, ik ken ze niet eens meer bij hun naam. 8. Als wezen spelen zij daar, ze zien mij niet, ze zijn te ver weg, als de morgen nu maar komt, dan ben ik voor altijd weg. 9. De gewichten zijn zwaar, maar alles gaat voorbij, alles wordt lichter. 10. De zonen van een nieuwe morgen, ook zij gaan voorbij. We kunnen niets voor altijd dragen, aan het einde der dingen zijn we vrij. 11. Ik ben op het altaar gegaan, om de dieren van het woud te ontmoeten, herinneringen draag ik bij me, ook zij zullen vergaan. 12. Op het altaar was ik, om bomen te verstaan, zo ver weg, diep in het woud, maar ook zij gaan voorbij. 13. Waar grijp ik naar ? Ik voel me spastisch, niets kan ik bereiken. Alles gaat voorbij. Alles gaat voorbij. Alles gaat voorbij. 14. Ik kan niets vasthouden. En als ik het doe, doet het pijn. 15. Nee, ik laat alles los, voordat het mij loslaat. Ik ben te bang om nog eens te vallen. 16. Ik ben nu ver weg, niets kan me meer raken. Ik kan niet meer grijpen, ik ben verlamd als een boom, maar nog steeds sta ik stijf, om verbroken te worden in de morgen, tot het kleine Gods, tot Materos te gaan. 17. Snippers aan het einde van de dag, schaduwen van verleden en toekomst. Een huis bouwen kan ik niet. Niemand kan ik verstaan. Ik ben als doof en blind, alles zal vergaan.
20.
Onder het gele
1. Huizen der vogels staren mij aan. Zij hebben de stilte aanbeden. Ik verlies steeds mijn bewustzijn, en draai in hun wateren, terwijl ik slaap, zo diep slaap. 2. Huizen van eekhoorns doen mijn tranen vallen, maar waar huil ik voor ? Ik weet niet wie of waar ik ben. 3. Regen van wespen, koningsgevecht, laat mij zingen met de vogels, laat mij dalen in 't konijnenbed. Regen van wespen, muizengevecht, laat mij dalen in 't oorlogsbed. 4. Stemmen golven door mijn hoofd, nu ben ik een piraat, geef mij oorlog in mijn handen. 5. Regen van wespen, muizengebed, laat mij dalen in het jagersbed. 6. Regen van wespen, oorlogsgebed, laat mij dalen in het jagersbed. 7. Om te zuiveren het gele, duizend duizendmaal, op het altaar van de wilden, tot oorlogsmaal.8. Gedaald tot onder het gele ben ik, een toekomst heb ik niet, alleen wat oude boeken om in te vergaan. Regen van wespen, onweersgebed, laat mij dalen in het indianenbed. 9. Regen van wespen, onweersgebed, laat mij dalen in het mussenbed.
21.
Psalm over de vogels van Metensia
1. Honderd duizelingen, brengen mij tot aan de poorten van Metensia. Ik zie haar vogels daar staan. De Karsuiken brengen boodschappen van haar. In gouden enveloppen, met het gezuiverde witte. 2. Honderd duizelingen, een karsuik neemt mij op, en brengt mij naar haar toren, waar mussen wonen. Ja, een mus is zij, een wonderbare vogel. 3. Honderd duizelingen, laten mij dalen, in het bed van Metensia, waar alle vogels slapen, en haar paarden liggen daar, om verhalen te vertellen. 4. Metensia, als duizend duizelingen, heb dan liefde voor haar, om te dwalen in haar bossen. Roep dan de putsen luid, haar vogelen van genezing. Zij zitten in de bomen, zij drinken van de vijvers, om de harten te betoveren. Betover mij, betover mij, snel, want iets zit mij op de hielen. 5.Ik ren door het woud, ik ben vrij en wil niet meer terug. Lang gebonden was ik, betover mij snel, dan is het voorbij. 6. Ik hoef nu nooit meer bang te zijn, Saturnus waakt nu over mij, de ster in metensia's hand. 7. Over bergen en dalen vliegen wij, ik voel een hand. 8. Toe, Putsen, snel, betover mij, en breng mij waar de nachtegalen zingen, waar de koekoeken aan het strand staan, om het piratenschip des Heeren aan te wijzen, waar de Peter woont. 9. Het gegetene is nu de piraat, en ik kan er over dromen. Het heeft mij meegenomen. 10. In lange gewaden kwam het tot mij, waar Metensia over de waat'ren zweeft, de schoonheid van de stilte. 11. Woorden zouden mij tegengehouden hebben, maar ze zeiden niks, en nu ben ik hier. 12. Vlug betover mij, anders is het te laat, en verlies ik deze droom, en val ik van mijn troon, om weer als slaaf te dienen, en gevangen te zijn. 13. De raven hebben Peter dan gevolgd, tot in het kleine huis diep in het woud. 14. Zij hebben hem daar konijnenvoedsel gegeven, nu is hij dan een piratenindiaan. Zevenvoudig gezuiverd, tot onder het gele gedaald. Hij is een speelgoedkoning, toe maak dan in Hem woning, dit gegeten kind, voor hen is het koninkrijk Gods. 15. Duizend duizelingen, brengen mij naar de plaats waar koningen de appels beminnen. Een kikkerkoning is daar, beroerende elke snaar. 16. Op Saturnus staan zij, in Metensia's Hand. Betover mij snel, want rovers zijn daar. 17. Duizend duizelingen, ik val steeds weer in slaap. Toe, putsen, snel, betover mij, anders is het te laat. 18. De canonskooien staan klaar, om hun hoofden te schudden, en dan de kikker op te sluiten, als slaaf van hun evangelie. 19. Maar mochten zij het eens verstaan, de kikker heeft een baby, klein genoeg om door het gat te gaan, en dan begint het liedje van voren af aan. 20. Duizend duizelingen, violen trillen, toe God, neem mij mee. Mijn hoofd wordt zwaar, ik voel de pijlen. Zij willen mij splijten, mijn hart doorboren. 21. Toe, putsen, snel, betover mij, want onder het gele spelen zij. 22. Ik ben hun spel niet meer. Ik wil het niet meer wezen. Toe, betover mij, en neem mij mee. 23. Oh, kikkerkoning, oh hazenlicht, oh berenkroning, zegel dit liefdesgedicht, opdat zij die van mij houden, de boodschap kunnen zien. 24. Ik kan niet rechtuit spreken, want een duistere gestalte staat naast mij.
22.
De kikkerkoning
1. Er was een kroning, en nu is hij koning, van speelgoed, hij is kikkerkoning. Niemand kan hem stoppen, zijn benen zijn te lang. 2. Niemand kan zijn dromen doven, het duurde al veel te lang. Heb je nog iets te zeggen, doe het nu. Daarna kan het niet meer. 3. Spoedig is hij dan koning, en maakt overal woning, de troon dat is de aarde. Heb je iets te zeggen doe het nu. 4. Spoedig kan het niet meer, en worden alle monden gesloten, en zal hij spreken, de kikkerkoning. 5. Toe, laat je klederen buiten drogen, want binnen kan het niet meer. De kikkerkoning maakte daar woning, en de bal is nat, een koningsvijver. 6. Spreek dan snel, nu kan het niet meer. Monden zijn gesloten, de kikkerkoning maakt nu woning. 7. Zet je sirenes dan aan, want spoedig kan het niet meer, en worden alle deuren gesloten, zonder dat iemand opendoet. De kikkerkoning is gekomen. 8. Denk niet je zal voor eeuwig eten, want als de gong wordt geslagen zal het gegetene eten. 9. De peter is dan opgestaan, met zijn piratenschip is hij een gezuiverde indiaan, zevenvoudig gezuiverd was hij, tot onder het gele daalde hij. 10. Hij is de kikkerkoning, toe maak dan in hem woning, vele kamers heeft hij daar, beroerende elke snaar. 11. Waar violen trillen, daar schiet hij zijn pijlen, scherp op de boog. Hij is de kikkerkoning, makende in een ieder woning. Zij waren bij zijn kroning.
De Openbaring van de Rode Steen II
De Toverbeker en het Toverbordje
1. Eens waren er dertig prinsen die door een heks waren betoverd tot wachters op een hoge toren. 2. De toren was zo hoog dat het hoogste deel niet gezien kon worden, en de toren was zo breed dat het de helft van het land vulde. 3. Als iemand de trap omhoog wilde bestijgen, dan kwamen er ballen van steen en ballen van vuur naar beneden, en maakten voor lange tijd het land onveilig. 4. Daarom verbood de koning dat nog iemand naar de toren zou gaan.
5. De koning had veel verdriet van het verlies van zijn dertig zonen. 6. De dertig prinsen waren nu angstaanjagende wachters die op de top van de toren moesten marcheren. 7. Zij moesten de schat van de heks bewaken : een toverbeker die nooit op zou raken, en waarmee je onder de grond kon reizen, en een toverbord dat altijd vol was, en waarmee je in de lucht kon reizen.
8. De koning had een erge hekel aan de heks. 9. Was hij nu maar wat aardiger voor haar geweest, dan was alles niet zo erg als het nu was. 10. Ja, de koning had veel spijt wat hij de heks had aangedaan. 11. Een oud bedelvrouwtje kwam eens aan de poort en vroeg om onderdak, maar de koning zond haar weg. 12. Hoe kon hij nu weten dat het een heks was ? 13. En een heks kun je maar beter onderdak geven, anders zal het je je hele leven berouwen. 14. Dat was de koning nu wel duidelijk geworden.
15. Sindsdien was de koning altijd goed voor bedelaars, en had hij z’n lesje wel geleerd. 16. Op een dag kwam één van de bedelaars tot de koning. 17. ‘Koning,’ zei de bedelaar, ‘ik heb gehoord wat er gebeurd is. 18. Ik kom uit een ver land, maar ik heb een lange tijd onder de grond gewoond, en eens zag ik de heks met haar toverbeker langskomen. 19. Ik volgde haar, en ze kwam in een bron van licht, waar ze onzichtbaar werd. 20. Zo ging ik ook naar de bron, en in een bliksemschicht stond ik bovenop de toren waar u zonen gevangen worden gehouden. 21. Ze waren inderdaad de meest afschuwelijke wachters geworden, en marcheerden gevaarlijk rond. 22. Maar ze konden mij niet zien, omdat ik onzichtbaar was. 23. De toverbeker was verdwenen, omdat de heks daarmee onder de grond was, maar het toverbordje dat altijd vol was stond daar, en ik nam ervan, en steeg op in de lucht. 24. Hoever ik gekomen ben weet ik niet, maar ik was zo hoog waar nog geen mens ooit was gekomen. 25. Hier kwam ik in een wereld waar de meest wonderlijke sprookjesfiguren waren. 26. Zij vertelden mij dat uw zonen geheime sprookjes in zich droegen die nog nooit waren verteld. 27. De betovering zou worden verbroken wanneer die sprookjes zouden worden verteld.’
28. Toen liet de koning de beste sprookjesvertellers van het land komen, om zoveel mogelijk sprookjes te verzamelen en te vertellen, maar er gebeurde niets. 29. Toen liet de koning de bedelaar weer terugkomen, en vroeg hem waar onder de grond die lichtbron was. 30. De koning zond toen tien lakeien met de bedelaar mee. 31. De koning hoopte dat zijn lakeien de prinsen konden bevrijden. 32. Maar de heks wachtte hen al op. 33. In een lichtflits betoverde ze de lakeien in stenen wachters die de lichtbron moesten bewaken, maar de bedelaar zag de toverbeker staan, greep de beker en dronk ervan, terwijl hij nog dieper onder de grond kon reizen. 34. Na een lange tijd kwam de bedelaar in een sprookjesrijk zo diep onder de grond waar geen mens ooit was geweest. 35. Hoe diep het was, wist hij niet, maar er waren hier wonderlijke sprookjeswezens. 36. Zij vertelden dat zij eens samenleefden met de sprookjeswereld boven de lucht, maar de heks had het rijk verscheurd. 37. In de lichtbron verborg de heks sprookjes, en de twee sprookjeswerelden zouden weer bij elkaar komen als die verborgen sprookjes zouden worden verteld. 38. Weer ging de bedelaar naar de koning, en weer liet de koning de beste sprookjesvertellers komen, en ook de beste sprookjesvertellers uit andere landen, maar er gebeurde weer niets. 39. Maar toen kreeg de bedelaar een idee. 40. Hij had nu immers zowel het toverbordje als de toverbeker. 41. Met het toverbordje kon hij nu de toverbeker naar het rijk boven de lucht brengen, en dan zouden zij met de toverbeker naar het rijk onder de grond kunnen gaan. 42. Vanaf die dag werd er heel wat heen en weer gereisd, en ze vertelden elkaar de wonderlijkste sprookjes. Niet lang daarna marcheerden de stenen lakeien en de wachters van de toren naar de dichtstbijzijnde stad, en begonnen de sprookjes te vertellen. 43. Langzaam maar zeker verbrak de betovering, en de koning kon zijn dertig zonen en zijn tien lakeien weer in de armen nemen.
1.
De Sprekende Toren
1. Er was eens een sprekende toren. 2. Wanneer iemand de trappen van de toren op wilde gaan, dan schreeuwde de toren uiteindelijk zo hard dat niemand echt ver kon komen. 3. Maar de koning had gehoord dat er bijzondere dingen te vinden waren in die hoge toren, die zo hoog was dat niemand eignelijk wist waar die toren eindigde. 4. De koning liet een dove man komen en vroeg aan de man of hij wilde gaan kijken wat er bovenin te vinden was. 5. De dove man stemde toe, en vertrok direkt naar de toren. 6. De man had natuurlijk geen last van het harde geluid, en na een tijdje was hij zo hoog gekomen dat hij in een zaaltje terecht kwam waar allerlei indiaanse vruchten lagen. 7. De man begon ervan te eten, en begon hard te lachen. 8. Hij wilde toen een trap op om nog hoger te komen, maar werd direkt tegengehouden door verblindende lichten. 9. De man ging terug naar het zaaltje, nam zoveel mogelijk van de indiaanse vruchten mee, en ging terug naar de koning. 10. Hij vertelde de koning over de verblindende lichten, maar dat hij wel vruchten had gevonden waar je hard van ging lachen.
11. De koning kon die vruchten wel gebruiken, en na niet al te lange tijd leed het hele hof aan de slappe lach. 12. Maar tevreden was de koning niet. 13. En daarom liet hij ook een blinde man komen. 14. De blinde man maakte natuurlijk geen kans om door het harde geluid van het eerste gedeelte te komen, en daarom moest de dove man terug naar het torenzaaltje om daar vanuit een raampje een touw te laten zakken om de blinde man omhoog te hijsen.
15. Dat ging allemaal goed, en zo kon de blinde man de trap op nog verder omhoog, en had geen last van de verblindende lichten. 16. Na een tijdje kwam de blinde man in een zaaltje waar glanzende indiaanse stenen lagen. 17. De man zag dat natuurlijk niet, maar had ze al snel gevonden, maar barste toen in huilen uit. 18. Hij wilde toen met de trap nog verder omhoog, maar daar werd het elke stap heter en heter, totdat de man het niet meer uit kon houden, en terugging naar het zaaltje. 19. Hier nam hij zoveel mogelijk indiaanse edelstenen mee, en ging terug over de trap naar het eerste zaaltje, waar hij door het raampje over het touw naar beneden kon. 20. Zo kwam hij terug bij de koning, en vertelde wat hij had meegemaakt. 21. Ook liet hij de indiaanse edelstenen zien, waarvan je in huilen uitbarste zodra je ze aanraakte. 22. ‘Nou, laten we dat dan maar niet doen, hè,’ zei de koning. 23. De koning liet de edelstenen goed opbergen.
24. Maar op een dag was er een dief in het kasteel, en vond de edelstenen. 25. Toen hij ze wilde oppakken barste hij ineens in huilen uit. 26. Huilend en vol van spijt meldde hij zich bij de koning, en de koning wist nu hoe belangrijk die edelstenen waren. 27. Ze waren goede wachters. 28. Voor straf moest de dief de torentrap beklimmen, helemaal tot aan het puntje. 29. Maar ver kwam de man natuurlijk niet. 30. Eerst raakte hij doof van het geluid. 31. Later raakte hij blind van het licht, en toen hij nog hoger kwam was het daar zo heet dat hij verbrandde. 32. Niemand zag hem ooit weer terug. 33. De koning had gehoopt dat de dief met meerdere geheimen zou terugkomen, en daarom was de teleurstelling groot toen dat niet gebeurde. 34. De koning wist nu dat ze een man van steen nodig hadden die de hete trap zou kunnen bestijgen.
35. Vele jaren gingen voorbij, maar uiteindelijk had de koning toch zo’n man gevonden. 36. De man van steen kon ook goed tegen hard geluid en fel licht, en al gauw kwam hij in een derde zaal, waar hij indiaanse bloemen vond. 37. Maar de bloemen riepen direkt : ‘Raak ons maar niet aan, want dan kun je niet meer spreken.’ 38. De man stapte daarom direkt achteruit en liep naar de volgende trap omhoog. 39. Maar daar werd het elke trede steeds kouder en kouder, en op een gegeven moment kreeg de man het zo koud dat hij gillend naar beneden rende. 40. Snel kwam hij bij de koning aan, en vertelde over de koude trappen. 41. Ook vertelde hij over de bloemen. 42. Maar de koning was erg boos dat de man van steen de bloemen niet voor hem had meegenomen. 43. Het kon de koning niets schelen dat de man van steen dan niet meer zou kunnen praten als hij ze mee zou nemen. 44. Dus de man moest terug. 45. De man van steen nam zoveel mogelijk bloemen mee als hij maar kon, maar kon sindsdien niet meer spreken. 46. De koning liet de bloemen planten in zijn kasteel, aan het einde van de grote hal. 47. De koning liet er een klein riviertje omheen bouwen, en een hekje, zodat niemand de bloemen zomaar zou aanraken.
48. De koning was nog steeds erg ontevreden, want hij wilde weten wat er achter die koude trappen was. 49. En daarvoor had de koning een kachelman nodig. 50. Na vele jaren zoeken vond de koning eindelijk zo’n man die geheel van kacheltjes was gemaakt. 51. Hij zou met gemak over die koude trappen kunnen komen. 52. En hij kon ook makkelijk de trappen daarvoor beklimmen, omdat hij overal tegen bestand was. 53. Maar de koude trappen waren niet makkelijk. 54. Na een tijdje begon de man te merken dat de kacheltjes uit begonnen te gaan, en uiteindelijk moest de man zich omdraaien om weer terug te gaan.
55. De koning was woedend. 56. De kachelman was zijn enige hoop. 57. Voor straf moest de kachelman in het veld van de indiaanse bloemen geworpen worden. 58. Toen hij tegen de bloemen aankwam kon hij direkt niet meer spreken. 59. De bloemen hadden erg veel medelijden met hem, en op een dag zei één van de bloemen tegen hem : ‘Hoor eens. 60. Ik zal een druppel wonderhoning voortbrengen, en als je die druppel inslikt, dan zul je met gemak over de koude trappen heenkomen.’ 61. En zo gebeurde het. 62. De bloem bracht de honingdruppel voort, de kachelman slikte het in, en de bloemen brachten hem over de rivier en over het hek. 63. De kachelman ging terug naar de toren, en kwam later met gemak over de koude trappen heen. 64. Daar boven vond hij zo’n prachtig rijk dat hij niet meer terugwilde. 65. En waarom zou hij dat verklappen aan zo’n gemene en valse koning ?
66. Sindsdien begon de toren nog meer te stralen, en de indiaanse bloemen begonnen naar de toren toe te groeien. 67. Ze werden elke dag wilder en begonnen scherpe dorens voort te brengen, zodat niemand de toren meer kon beklimmen. 68. Ze groeiden zo hoog dat ze helemaal in het rijk van de kachelman terechtkwamen. 69. De kachelman was daar natuurlijk erg blij mee, maar kon nog steeds niet spreken. 70. Elk jaar brachten de indiaanse bloemen prachtig bloesem voort, en op een dag zei één van de bloemen : ‘Kachelman, zodra de bloesem een druppel wonderhoning voortbrengt : slik het in. 71. Dan zul je weer spreken.’ 72. De kachelman wachtte totdat de druppel zou komen, en toen hij slikte kon hij niet alleen spreken, maar ook stond er een indiaanse prinses voor hem. 73. Zij was gehuld in bloesem en de wonderlijkste bloemen. 74. ‘Ik ben de bloemenprinses,’ zei ze. 75. En ze leidde hem naar een trap geheel gemaakt van bloemen, en de trap was heel geurig. 76. Helemaal bovenaan de trap waren er vlammetjes waardoor al zijn kacheltjes weer aan konden gaan. 77. En voordat de kachelman het wist stond hij bovenop die hoge toren en had een uitzicht over het hele land.
78. ‘Hallo,’ zei de toren, ‘nog nooit heeft er iemand op mijn top gestaan, en het is zo’n heerlijk gevoel. 79. Daarom geef ik je nu vleugeltjes, zodat je hier altijd weer terug kan komen.’ 80. En zo vloog de kachelman weg met zijn indiaans prinsesje, want nu hij zo hoog was gekomen, wilde hij eigenlijk alleen maar hoger. 81. En de bloemen groeiden heel snel met hen mee, en volgden hen overal. 82. En elk jaar bracht de bloesem weer nieuwe indiaanse prinsesjes voort. 83. De kachelman kwam nooit meer terug naar de toren, en sindsdien is het geluid van de toren alleen maar harder geworden. 84. Men zegt dat dat is omdat hij de kachelman roept.
2.
Het Tovertouw
1. Eens woonden er een heleboel indiaanse feeen in een kasteel om daar de wonderlijkste toverschatten van het land te bewaken. 2. Ze wilden de toverschatten graag met het volk delen, maar ze waren bang dat het in verkeerde handen zou vallen. 3. Daarom hadden ze afgesproken dat zij die tot het kasteel zouden komen eerst een tovertouw moesten overwinnen, daarna een toverzwaard en als derde een vleesetend tovervarken van metaal.
4. Het tovertouw was zo verschrikkelijk dat het vele ridders de diepte introk, en zij die door het tovertouw werden meegenomen naar de dieptes van het kasteel werden nooit meer teruggezien. 5. Het tovertouw was afschuwelijk sterk en lang, en eigenlijk kon niemand er tegenop. 6. Zo ging dat eeuwenlang door, totdat eigenlijk niemand meer het kasteel indurfde.
7. Maar toch was er op een dag een boerenzoon die wel een poging zou willen maken. 8. Werken op het land beviel hem niet, en leren kon hij niet. 9. Toen hij het tovertouw zag vroeg hij : ‘Zeg tovertouw, kun je mij vertellen hoe ik jou te slim af kan zijn ?’ 10. Het tovertouw maakte zich extra lang en zei : ‘Wie mij raakt, die brandt zich, want vuurheet ben ik. 11. Maar zij die het handschoentje van ijskoud dragen zullen aan mij ontsnappen.’
12. ‘En waar kan ik dat handschoentje van ijskoud vinden ?’ vroeg de boerenzoon. 13. Toen wees het tovertouw helemaal naar boven waar een klein plankje hing met de handschoen erop. 14. De boerenzoon wist niet hoe hij daar moest komen. 15. ‘Zeg, hoe kan ik daar komen ?’ vroeg de boerenzoon.
16. ‘Daar kun je niet komen,’ zei het tovertouw. 17. ‘Net als al die anderen zul je door mij in de diepte worden geworpen.’
18. ‘Oh, maar ik geloof er niks van dat je zo sterk bent,’ zei de boerenzoon. 19. ‘Als je zo sterk bent, bewijs me dat dan maar eens. 20. Pak die grote steen naast mij maar eens op en werp hem een flink eind in de lucht. 21. Dan zal ik je geloven.’ 22. Het tovertouw pakte de grote steen en slingerde hem een eind omhoog, zo hoog dat de steen op het plankje terechtkwam. 23. Het plankje brak en de hadnschoen van ijskoud viel naar beneden. 24. Snel ving de boerenjongen de handschoen op, deed hem om zijn hand en greep het tovertouw. 25. Direkt werd het touw slap, en de boerenjongen kon het touw makkelijk meenemen. 26. Maar dieper in het kasteel kwam hij het toverzwaard tegen. 27. Het toverzwaard was zo snel dat de boerenjongen niets zou kunnen beginnen, ook niet met het tovertouw. 28. Want zodra de boerenjongen het handvat wilde grijpen vloog het toverzwaard weg, en het toverzwaard hakte telkens het tovertouw doormidden. 29. En al die delen begonnen ook weer te groeien, en maakten het de boerenjongen erg moeilijk.
30. ‘Hoe kan ik je handvat grijpen ?’ vroeg de boerenjongen aan het toverzwaard.
31. ‘Door het handschoentje van langzaam,’ zei het toverzwaard.
32. En waar is dat handschoentje ?’ vroeg de jongen. 33. Toen wees het toverzwaard naar boven, waar een klein plankje hing met het handschoentje van langzaam erop. 34. ‘Maar daar kun jij toch nooit komen,’ zei het toverzwaard. 35. ‘Geef de moed maar op.’
36. De jongen had gehoord dat het toverzwaard koppen afhakte van mannen die tot hier waren gekomen, en dat nog nooit iemand langs het toverzwaard was gekomen. 37. ‘Zeg, ik geloof er niks van dat je zo sterk bent,’ zei de boerenzoon. 38. ‘Kun jij die grote steen naast mij eens optillen en een flink eind omhoog slingeren ?’
39. ‘Ik kijk wel beter uit,’ zei het toverzwaard, ‘ik wil het plankje niet raken.’
40. ‘Nou, kun je dan die grote steen eens flink in stukken hakken ? 41. Dan geloof ik dat je zo sterk bent,’ zei de jongen. 42. Trots vloog het toverzwaard naar de reusachtige steen en hakte hem met gemak in een aantal stukken. 43. Snel pakte de jongen een stuk steen en smeet het naar het plankje toe waar het handschoentje van langzaam lag. 44. De steen raakte het handschoentje van langzaam, dat direkt naar beneden viel. 45. De boerenjongen ving het op, deed het om z’n andere hand en greep het handvat van het toverzwaard. 46. Snel sloeg hij zich een weg door al dat touw heen.
47. Dieper in het kasteel kwam hij na een tijdje het vleesetende tovervarken van metaal tegen. 48. Het varken vloog hem direkt aan, en de boerenzoon werd direkt flink gebeten, en kon niet veel met het toverzwaard en tovertouw beginnen. 49. Het varken was veel te wild en te hard. 50. ‘Mannetjes als jou vreet ik zo op,’ zei het vleesetende tovervarken van metaal.
51. ‘Hoe kan ik aan jou ontsnappen ?’ vroeg de boerenzoon.
52. ‘Alleen door het keteltje van zachtheid,’ zei het vleesetende tovervarken van metaal.
53. ‘En waar is dat keteltje te vinden ?’ vroeg de boerenjongen.
54. Even was het een tijdje stil. 55. Daarna wees het varken in de diepte van een waterput dichtbij hen. 56. De jongen zag iets glinsteren, maar zelfs zijn tovertouw kon er niet bijkomen, zo diep lag het keteltje.
57. ‘Ik eet alles wat los en vastzit,’ zei het varken.
58. ‘Oh ja ?’ vroeg de jongen. 59. ‘Nou, eet die grote steen naast mij dan eens op.’
60. En in een paar seconden vrat het varken de reusachtige steen die naast de jongen lag op. 61. Het varken was ineens een stuk groter en zwaarder, en begon dorst te krijgen. 62. Snel ging het varken naar de waterput, en boog helemaal over de rand heen om wat water te kunnen drinken. 63. Snel gaf de boerenjongen hem een duw, terwijl het varken in de put plofte. 64. Het varken zonk erg snel omdat hij zo zwaar was, en na een tijdje kwam hij in het keteltje van zachtheid terecht waarin hij verdween. 65. Het keteltje dreef toen langzaam omhoog. 66. De boerenjongen nam het keteltje op zijn rug, en kwam na niet al te lange tijd bij de schatkamer van het kasteel aan. 67. Hier stond een indiaanse fee hem al op te wachten. 68. ‘Dappere man,’ zei de fee. 69. ‘Je mag uitkiezen wat je wil.’ 70. Maar de jongen keek wat in het rond, en niets maar dan ook niets kon hetgeen hij al droeg overtreffen : het handschoentje van ijskoud met het tovertouw, het handschoentje van langzaam met het toverzwaard, en het keteltje van zachtheid. 71. ‘Ik heb genoeg aan wat ik heb,’ zei de jongen. 72. En keerde weer terug naar waar hij vandaan was gekomen.
3.
De Varkensmuur
1. Er was eens een hele bijzondere struik met toverbessen. 2. Een ieder die van deze bessen at kon ineens vliegen. 3. Maar je werd er ook heel slaperig en moe van. 4. Op een dag kwam er een heks langs de struik die de struik omkapte met een gouden bijl. 5. Ze prevelde wat toverspreuken op, en al gauw zweefden allen die van de toverbessen hadden gegeten als in trance naar haar toe. 6. De heks begon te schaterlachen. 7. Na een tijdje begonnen de wezens zich zo zwak te voelen en zo zwaar dat ze niet meer konden vliegen. 8. Weer sprak de heks wat toverspreuken uit, en er begon zich een muur rondom de slapende wezens te vormen, een muur geheel gemaakt van varkens. 9. ‘Een ieder die het waagt bij de varkensmuur te komen zal ook veranderen in een varken,’ sprak de heks. 10. En sindsdien begon de varkensmuur alleen maar te groeien en te groeien.
11. Waar de struik met toverbessen had gestaan liet de heks een hoog kasteel bouwen voor haarzelf. 12. Maar omdat ze bang was voor indringers liet ze een muur maken geheel van schapen. 13. Een ieder die bij die muur zou komen zou voor altijd slapen. 14. En sindsdien lagen er heel wat slapenden rondom de schapenmuur.
15. De heks had natuurlijk wat te verbergen : de gouden toverbijl, haar toverspeer en een toverschild. 16. Op een dag hoorde een man het verhaal over de varkensmuur en de schapenmuur. 17. Hij wist dat dit heel diep in het bos aan de gang was, maar hoe hij ook zocht hij kon nergens een varkensmuur of schapenmuur bekennen. 18. Na lang lopen kwam hij bij een huisje aan waar indiaanse feeen woonden. 19. Ook de feeen kenden het verhaal, en vertelden hem dat hij alleen de zware wezens achter de varkensmuur zou kunnen helpen, als hij eerst het toverschild bij de heks zou ophalen. 20. Maar om veilig over de schapenmuur heen te komen moest hij eerst een toverharnas dragen, zodat hij niet in slaap zou vallen.
21. De indiaanse feeen zeiden er wel bij dat als hij van hen dat toverharnas wilde hebben, dan moest hij drie dagen bij hen blijven. 22. Dat vond de man niet zo erg, want de feeen waren heel aardig. 23. En wie zou er niet drie dagen bij feeen willen logeren ? 24. De feeen gaven hem het verrukkelijkste en overheerlijkste voedsel te eten, en na drie dagen was het toverharnas aan hem gegroeid. 25. Met ferme stappen ging de man verder op zoek naar de schapenmuur, met hulp van de feeen. 26. Na een tijdje vond hij het, en het was een koud kunstje om door de muur heen te kunnen. 27. De vachten waren erg zacht, en de man viel gelukkig niet in slaap. 28. Na een lange tijd kwam hij bij het kasteel van de heks aan. 29. Het kasteel was bedekt met vleermuizen, en toen de man door een raampje keek zag hij de heks daar staan met een gevlekte raaf.
30. De raaf brulde tot de heks dat hij mensenvlees rook. 31. ‘Nou, ga er dan op af !’ krijste de heks. 32. De man zette het op een lopen, maar de feeen brachten hem naar de achterkant van het kasteel waar hij door een keukendeur naar binnen kon. 33. Snel rende hij de trap op, maar daar stond ineens de kok voor hem : ‘Drie dagen heb ik niet gegeten,’ zei de kok, ‘dus je komt op het goede moment.’ 34. Maar de feeen riepen : ‘Duw hem weg !’ 35. En zo rende de man verder de trap op. 36. Het waren een heleboel trappen, maar nu zat ook de raaf achter hem aan. 37. ‘Honderd lange jaren heb ik niks gegeten,’ brulde de raaf, ‘dus je komt op het goede moment.’ 38. Maar snel gooiden de feeen toverpoeder over de raaf, die direkt in een lap vlees veranderde, terwijl de kok die achter hem rende de lap vlees nam en het direkt begon op te eten. 39. Maar toen ineens stond de heks zelf voor de man, en riep : ‘Duizenden jaren heb ik niets gegeten, dus je komt op het goede moment.’ 40. Ook de kok was inmiddels weer dichterbij gekomen, en op hetzelfde moment doken zowel de kok en de heks naar de man toe. 41. Maar de indiaanse feeen grepen de man snel vast, en trokken hem in de lucht, zodat de kok en de heks elkaar in de armen vielen. 42. Snel vlogen de indiaanse feeen met de man naar een kamer waar ze het toverschild vonden.
43. ‘Oh, oh,’ sprak het toverschild, ‘nog nooit heb ik iets gegeten terwijl ik al miljoenen jaren oud ben. 44. Neem mij mee, en geef mij iets te eten.’ 45. De man nam het toverschild, en rende snel het kasteel weer uit. 46. Na een tijdje was hij over de schapenmuur heen. 47. De feeen vertelden hem dat hij met het toverschild niet in een varken zou veranderen als hij bij de varkensmuur zou aankomen. 48. Toen ze bij de varkensmuur aankwamen begon het toverschild direkt van het varkensvlees te eten, dat naderhand ook weer gewoon aangroeide, en zo konden ze door de dichte varkenshaag heenkomen. 49. Toen ze na lange, lange tijd door de varkensmuur heen waren zagen ze daar de zware wezens die eens door de heks waren betoverd, en die eens van de toverbessen hadden gegeten zitten. 50. ‘Ach,’ zei het toverschild, ‘nog nooit in mijn hele leven heb ik iemand te drinken gegeven. 51. Laat me hen wat te drinken geven.’ 52. En ineens begon er melk voort te stromen van het toverschild, en de zware wezens begonnen te drinken. 53. Maar daar kwamen de kok en de heks ook aan door de varkensmuur. 54. Ze hadden de gouden bijl bij zich en de toverspeer, en ze zagen er erg gevaarlijk uit. 55. ‘Ach,’ sprak het toverschild, ‘nog nooit in mijn leven heb ik iemand eens goed geslagen. 56. Laat me hen eens slaan.’ 57. De man nam het toverschild en wierp het op de aanstormende kok en de heks af. 58. En toen heeft het toverschild hen zo’n flink pak slaag gegeven dat ze van schrik de toverbijl en de toverspeer lieten vallen. 59. En daar waar de toverbijl en de toverspeer de grond raakten veranderden ze ineens in prachtige struiken vol toverbessen. 60. En ook de kok en de heks veranderden in toverbes-struiken. 61. De zware wezens liepen langzaam en nog steeds een beetje slaperig op de toverbessen af, en toen ze de bessen begonnen te eten voelden ze zich steeds lichter worden, en konden na een tijdje weer vliegen. 62. Toen zijn ze met z’n allen over de varkensmuur en de schapenmuur heengevlogen en gingen met z’n allen in het kasteel van de heks wonen, waar ze nog lang en gelukkig leefden.
4.
Het Toverflesje
1. Er was eens een meisje met een geurflesje dat nooit opraakte. 2. Zodra ze een druppeltje uit het flesje liet glijden verdween ze. 3. Maar op een dag was het flesje gestolen, en het meisje was erg verdrietig. 4. Een ander meisje had ook zo’n geurflesje, maar als zij een druppeltje liet glijden, dan verschenen er overal wilde dieren om haar heen. 5. Op een dag stal het meisje het flesje van het andere meisje, maar later kreeg ze erge spijt, en bracht het flesje weer terug. 6. ‘Zolang je bij mij bent, mag je gewoon druppeltjes uit mijn flesje gebruiken, hoor,’ zei het meisje van het flesje. 7. Ook gingen ze samen op zoek naar het gestolen flesje. 8. Op hun zoektocht kwamen ze een heleboel andere meisjes tegen met geurflesjes die nooit opraakten, en ieder meisje kon er weer wat anders mee. 9. Zo was er ook een meisje die een flesje had waarvan elke druppel wapens om haar heen liet verschijnen. 10. Toen de meisjes van het gestolen flesje hoorden kregen ze een idee.11. Ze zouden ieder een druppel van hun flesje aan het meisje zonder flesje geven. 12. En zo kon het meisje een heleboel wonderlijke dingen doen. 13. Op een dag zag het meisje een vogel vliegen met het gestolen flesje. 14. Het was voor het meisje die nu een nieuw toverflesje had heel makkelijk om de vogel te volgen. 15. Door een druppel te laten glijden kon ze achter de vogel aanvliegen, en ze kwam aan in een kasteel ergens ver weg. 16. Hier zag ze een mannetje roeren in een ketel. Het flesje had de vogel inmiddels al naast hem gezet. 17. ‘Zeg mannetje,’ zei het meisje, ‘dat flesje is van mij. 18. Uw vogel heeft het van me gestolen.’
19. Maar het mannetje zei dat alle geurflesjes van hem waren, omdat hij ze eens gemaakt had. 20. Het mannetje vroeg aan het meisje van wie ze het geurflesje had gekregen. 21. ‘Van mijn moeder,’ zei het meisje.
22. ‘Dan heeft ze dat eens van mij gestolen,’ zei het mannetje. 23. ‘En ook al die andere geurflesjes zijn gestolen, en die wil ik terughebben.’
24. Toen liet het meisje haar nieuwe geurflesje zien met druppels uit alle geurflesjes, en zei dat als hij van haar dat flesje zou krijgen, dan zou hij alle geurtjes terughebben. 25. In ruil vroeg ze daarvoor haar eigen flesje. 26. Dan zou ze één druppel daarvan aan het mannetje geven, zodat het mannetje alles compleet had. 27. Het mannetje was daar wel blij mee, want zo hoefde hij niet meer op zoek te gaan naar al die andere flesjes, en zo zouden de meisjes ook niet ongelukkig worden. 28. Het meisje kreeg haar eigen flesje terug, en ook een druppel uit het flesje met het mengsel. 29. Het mannetje was zo blij dat hij zelfs een druppel uit de ketel gaf met een geheel nieuw mengsel. 30. En zo kon het meisje weer verdwijnen, en leefde nog lang en gelukkig met haar toverflesje.
5.
Het Toverei
1. Eens in een ver land was er een overstroming die alles dreigde onder te laten lopen. 2. De enige plaats waar het veilig zou zijn was een indiaans elvenkasteel. 3. Een man klopte aan om binnen te kunnen komen, maar de indiaanse elven zeiden dat als hij een plaats wilde hebben, dan zou hij eerst naar het kasteel van de heks moeten gaan om daar een toverei weg te nemen. 4. Dat toverei had de heks eens van de indiaanse elven gestolen, en zij wilden het graag terug. 5. Vanuit het toverei konden de meest wonderlijke dieren voortkomen.
6. Nu was het in het kasteel van de heks erg gevaarlijk, omdat de vloeren en plafonds bewogen en konden instorten, en de muren klapten gevaarlijk tegen elkaar aan. 7. Nog nooit had iemand een bezoek aan dat kasteel overleefd, en daarom gaven de indiaanse elven de man toverschoenen mee en een toverhelm. 8. Zo was het voor de man niet zo moeilijk het toverei te krijgen. 9. Zodra de vloer wegzakte lieten de toverschoenen de man gewoon in de lucht zweven, en als het plafond naar beneden kwam dan zorgde de toverhelm dat de man niet geraakt werd. 10. Alleen moest hij erg oppassen voor de tegen elkaar klappende muren. 11. Na niet al te lange tijd had hij het toverei in zijn handen, en rende terug, maar het water was al angstaanjagend hoog gestegen. 12. Zo hoog dat de indiaanse elven geen raam of deur meer los durfden te doen. 13. De man wreef over het toverei, en er begonnen grote vissen voort te komen. 14. Voor een tijdje kon hij op hun rug zitten, maar de golven werden zo woest dat hij telkens van de vissen werd afgeslingerd. 15. Weer wreef hij over het toverei, en nu kwamen er grote vogels uit voort. 15. Snel klom hij op de rug van zo’n vogel, maar het was inmiddels zo hard gaan stormen dat hij het toverei niet meer kon vasthouden. 16. Met één rukwind vloog het toverei de zee in. 17. De man bedacht zich geen moment en dook het toverei achterna. 18. Op de bodem van de zee vond hij het toverei weer. 19. Weer wreef hij eroverheen, en er kwamen mollen uit voort die een gat begonnen te graven. 20. De man volgde met het toverei de mollen, en achter hen werd het gat weer goed dichtgemaakt. 21. Zo groeven de mollen zich een weg helemaal tot onder het elvenkasteel, en zo konden ze op een veilige manier binnenkomen.
22. ‘Dappere man,’ zei één van de indiaanse elven die hen door de grond omhoog zagen klimmen. 23. De man gaf haar het toverei, en is sindsdien bij de indiaanse elven gaan wonen.
De Fluitketelman
1. Er was eens een man geheel gemaakt van fluitketels. 2. Zodra de ketels begonnen te fluiten kon de man altijd vliegen. 3. Dan vloog hij altijd hoog en heel ver weg. 4. Maar op een dag kwam hij een wesp tegen, die hem probeerde te prikken, maar de angel brak stuk op één van de ketels. 5. Daarna kwam er een woeste hoornaar op hem af, die agressief zijn gif naar hem toe spoot, maar het gif werd door de ketels weggeketst. 6. Toen kwam er een vogel, gaf de man een klap met zijn enorme vleugel, en de fluitketelman verloor zijn evenwicht en viel.
7. Na een lange val kwam de fluitketelman in een wespennest terecht. 8. De wespen waren woest en probeerden door de gaatjes naar binnen te vliegen. 9. Maar de ketels begonnen zo te koken dat ze niet ver kwamen. 10. De fluitketelman rende weg, maar kwam toen in een hoornaarsnest terecht. 11. Ook zij probeerden door de gaatjes naar binnen te vliegen, en zij konden wel tegen de kokende hitte. 12. Boven in zijn neus was een gloeiende dop waardoor altijd alles kon koken. 13. Die gloeiende dop die drukten ze van binnenuit weg, en toen had de fluitketelman ineens een gat in zijn neus.
14. De hoornaars zochten door het hele lichaam van de fluitketelman, in alle ketels, of ze nog iets bruikbaars konden vinden, maar ze vonden niets. 15. Nu de fluitketelman zijn neus had verloren zou hij niet meer kunnen koken, en dus ook niet meer kunnen vliegen. 16. Maar de hoornaars waren de slechtsten niet. 17. Ze zeiden : ‘Weet je wat. 18. Wij blijven vanaf nu gewoon in jouw ketels wonen, en dan zul je altijd kunnen vliegen. 19. Jouw fluitketels zijn goede nesten voor ons. 20. En zo hoef je niet eerst te wachten op het fluitje. 21. Je kan nu gewoon vliegen wanneer je wilt.’ 22. En dat vond de fluitketelman wel een goed idee. 23. De hoornaars konden zo goed vliegen, en nu waren ze altijd bij hem.
24. De fluitketelman begon weer ritjes door de lucht te maken, maar al gauw kwam hij die vervelende vogel tegen, en voordat hij het wist lag hij weer op de grond. 25. Ditmaal was hij bij de indianen terecht gekomen. 26. De indianen prikten hem met hun speren, maar ze kwamen niet door de ketels heen, en al gauw hadden ze woeste hoornaars achter zich aan.
27. De indianen waren onder de indruk van het gif van de hoornaars, en dachten dat ze dat wel voor hun wapens konden gebruiken. 28. En zo sloten ze vriendschap met de fluitketelman en de hoornaars. 29. De hoornaars zouden voortaan op hun wapenen zitten om ze te voorzien van gif. 30. En dat beviel de hoornaars zo goed, dat even later de fluitketelman bijna geen hoornaars meer in zijn ketel had, en dus niet meer kon vliegen. 31. De hoornaars hadden het bij de indianen veel te veel naar hun zin.
32. De fluitketelman raakte in gesprek met een indiaans meisje die een slaapmatje had wat van bijen gemaakt was. 33. Hiermee kon ze vliegen, en dat maakte het voor de fluitketelman interessant. 34. Al snel maakten de twee lange reizen op het bijenmatje, maar op een dag kwamen ze de vervelende vogel tegen die hen van het bijenmatje afpikte. 35. Het meisje viel in de rivier, maar de fluitketelman viel ernaast op een harde rots. 36. Alle ketels waren van elkaar gebroken, en het meisje moest alle stukken bij elkaar zoeken. 37. De moeder van het meisje maakte een grote theemuts voor de fluitketelman die alle ketels goed bij elkaar zou houden. 38. Ze maakte die theemuts van mieren, en toen de theemuts over de ketels werd geschoven werden de ketels zo heet dat ze als nooit tevoren begonnen te koken. 39. Nu kon de fluitketelman weer vliegen als de beste. 40. Toen hij de vervelende vogel weer tegenkwam en de vleugel de ketels raakte slaakte de vogel een gil en verbrandde ogenblikkelijk, terwijl het meisje beneden het as opving. 41. Met het as ging ze naar een droog veld, waar ze het as zaaide. 42. Niet lang daarna groeiden er bloemen die leken op fluitketeltjes. 43. Het meisje begon ze te plukken en maakte er een vest van voor haarzelf. 44. Nu kon zij ook vliegen.
45. En samen maakte ze weer lange reizen, totdat ze op een dag een huisje heel hoog in de lucht vonden dat geheel gemaakt was van fluitketels. 46. Toen ze in het huisje stapten merkten ze dat wanneer de ketels kookten het huisje opsteeg. 47. Na een tijdje kwam het huisje in een hele grote hal aan. 48. Daar zat een heks die geheel gemaakt was van fornuisjes. 49. De heks brak uit in gelach. 50. ‘Zo,’ krijste ze, ‘ik zie dat mijn val goed heeft gewerkt.’ 51. Ze trok de fluitketelman en het meisje snel uit het huisje, en wilde de fluitketelman in een oven duwen. 52. In de oven werden de fluitketels van de man omgesmolten tot kleine fornuisjes. 53. ‘Zo,’ lachte de heks tegen het meisje. 54. ‘Nu zul je je leven lang achter de fornuisjes moeten werken.’ 55. Toen de man uit de oven kwam kon hij zich nauwelijks bewegen. 56. De man was zo zwaar geworden dat hij niet meer kon vliegen.
57. Maar op een dag kwam het verdwenen bijenmatje ineens opduiken. 58. Het bijenmatje schoof over de vloer heen, vlak voor de voeten van de heks. 59. Telkens als de heks een stap zette ving het bijenmatje de voet op, en verschoof het een stukje. 60. Na een tijdje begon de heks er zo moe en duizelig van te worden dat ze neerstortte. 61. Toen vloog het bijenmatje naar de man toe, omhulde hem als een gewaad zodat hij weer kon vliegen. 62. Samen met het meisje vloog hij toen weg uit het heksenkasteel. 63. Weer kwamen ze bij de andere indianen terecht. 64. Die konden de onderdelen van de man goed gebruiken voor hun wapens. 65. Inmiddels was het veld van de fluitketelbloemetjes zo volgegroeid dat de man weer helemaal een fluitketelman kon worden.
De Openbaring van de Rode Steen V
1.
Vogelspin
1. Draden van de armoe gesponnen, dromen van het oer geweven, vanuit Brannan is het heil gekomen. Tot Lapsalvania is zij gekomen, tot Laprakod, de eerste veer. Vogelspin, je deed het weer, je trok hen allen tot de spoel, al die vervlogen jaren, nu zijn zij dan de koninklijke kostumen. Vogelspin, ik ken je daden, tot onder het grijze ben je gegaan, om zwart en wit te ontmoeten, je hebt daar geweven voor de koningin. In Santra, in Santra, zijn de dagen lang, en de kinderen volgen de spin. 2. Getrouw als zij zijn, voet voor voet, al in een lijn, tot kostelijke kronen, vogelspin je deed het weer. In Brannan deed het zeer, totdat ze tot Lapkrakod was gekomen. Esmeralda, derde fee, de feeenkoningin, oh vogelspin, weet dat ik haar bemin, ik ben de feeenprins. 3.Feeenkoning, maak in haar woning, een konijnenhuis is zij, zij maakt hen allen op tot trouw, vrouw Holle wacht in het avondraamkozijn, tot de ochtend dan haar gezicht bemint.
2.
Witte Roos
1. In een doodstrijd bevond ik mij, alles wat scherp en hard was plette mij, tot tederheid mij vond, ik was in liefde rood geworden, na de klap van haat. Witte roos, tederheid na de steek, zachtheid na de dood, in bitterheid waar ik bezweek, van armoe tot armoe ging ik, met klederen als een wespenvest, in Brannan vond ik heil. Witte roos, als het wespenvuur, steekt zo diep waar het zachte stroomt, onder het zachte ben ik nu, waar een baby woont, een roze veer, in tederheid verborgen en verworven, alles doet zeer. 2. Wie zegt het zachte is zonder pijn, die weet niet waar wij mee bezig zijn. In het diepe ongeluk is het zachte koning, maakte in Brannan woning. Witte roos, tederheid na de steek, zachtheid na de dood, in bitterheid waar ik bezweek, van armoe tot armoe ging ik, om dieper leed te vinden, oh zachtheid doet zo zeer, en ik wil alleen maar meer, ik wil alleen maar griezelen in dit huis van de witte roos, waar dingen gebeuren die ik niet kon verzinnen. 3. Is dit dan de uitweg uit een overgeerfd verstand, is dit dan de uitweg uit het harde gevoel, een veer raakte mij aan, voor het eerst voel ik mijn handen. Witte rozenspoel, waarom ben ik hier doorheen gegaan, van oer tot oer kom ik tot de zwart en witte vloer, tot het schaakspel onder de tijden, om alles te belijden dat wat jij deed naar mij. 4. Witte roos, tederheid na de steek, wonden veelvoudig gestoken, nu spiegelt het dan in de wind, al die gezichten die ik was vergeten.
Savaninen
1.
De Tweede Wet
1. Laat de cobra in het veld staan, kijkende naar de dagen van het oude. Hij zal de oude voetstappen niet verlaten. 2. Hij is de tweede Christus met een tweede wet. 3. Laat dan het tweede woord in u oprijzen. 4. En het eerste gebod is te lijden met uw vader. De gave van het lijden is uw eenheid met Hem en de broeders. 5. En het tweede gebod is met Hem te strijden. De gave van strijd is de eenheid met Hem en de broeders. 6. En het derde gebod is met Hem te sterven, het vierde is blij te zijn met hem, en het vijfde is gij zult niet stelen. Het zesde is gij zult de Geest Gods aanhangen. Het zevende is te leren en te onderwijzen, en het achtste is u te heiligen en reinigen in ijs. Het negende is het oude te eren, en het tiende is te luisteren naar het jonge. En gij zult de wet vervullen door elkander lief te hebben. 7. Dit zijn dan de woorden van de cobra in de tweede tempel. 8. Luistert dan naar zijn woorden, tweede gemeente, opdat gij vervuld wordt met de tweede Geest en een tweede geest in uw binnenste ontvangt. 9. De krachten van het tweede kruis zijn die krachten voortkomende vanuit honger, want uw Heere heeft in arme landen geleden. 10. Dit zijn de woorden van de tweede Paulus. Nu zijn dan de dagen van de tweede Christus gekomen. 11. Legt dan uw oude autoriteiten af en word als een kind. 12. Ga door het diepe gat om de Christus te leren kennen in uw harten, de tweede Christus, want het eerste is voorbijgegaan. 13. Hij vergeeft zonden na berouw, bekering en goede werken. Ja, Zijn vergeving is als het loon des hemels. 14. En gij zult buigen voor Gods economie. Dit zijn de woorden van de tweede Paulus, anfitaat in de Naam des Heeren, en vluchteling van het Woord, want ik heb geen plaats om mijn hoofd ten ruste te leggen. 15. Zij die de cobra zoeken hebben geen rust, maar zij zullen vrede hebben met de Heer. 16. Gij zult buigen voor Gods economie. Hij dan heeft mij aangegrepen met de zalving van de tweede Simson. De zonen van Lucifer zijn lamgelegd. 17. Oh, komt dan tot de tuinen van Golgotha, waar het tweede bloed bloeit als de brandende wijn. Gij zijt de aderen des Heeren. 18. Gij dan die uw bloed schenkt, zal één zijn met Zijn Bloed. 19. En gij zult toegerust worden om de zonen van Belial te verslaan. 20. Ja, gij zult strijdtaktieken leren, en de Heere zult gij aanhangen. Leer dan Zijn tweede Geest te verstaan, en de tweede Metensia, want gij zijt gemaakt om te stromen. 21. Ja, gij allen zijt een pelgrim van Zijn Woord, een vluchteling in Zijn Genade. 22. Gij dan die genade hebt geschonken aan onze lijdende Heer, drinkt van Zijn genade, als het kostelijk loon van de dauw en het morgenrood. 23. En hij zal de engelen van het tweede zenden tot de baard van Abraham, die van honing druipt. En gij zult een schuilplaats vinden in het laatste der dagen. 24. Gij zult de tweede Metensia als een cobra vinden op haar pad. En gij zult weten dat dit de Heere is. 25. Breekt uzelf dan vrij van uw ketenen, en doe dat in de Naam van de tweede Christus.
2.
Het Nieuwe Verbond
1. Paulus, dienstknecht van de Allerhoogste, de tweede Paulus, anfitaat van een nieuw verbond. 2. Het oude is niet ver van verwijdering, maar de cobra blijft deze paden betreden, en zal niet loslaten de geslachten van het Woord. 3. Hij zal de ouderen helpen, en schuilplaats heten voor wees en vluchteling. Ja, weduwen zullen hem aanhangen, en Hij zal luisteren naar het jonge. 4. Hij die volkomen is en de wet heeft vervuld, maar niet om de wet teniet te doen, maar om haar rijp te doen worden. 5. Nu dan kunt ge drinken van de wet tot eeuwig leven. Ja, er is een tweede behoudenis, opdat uw tweede geest behouden zal worden. 6. Zij dan die geen tweede geest hebben, hebben geen behoudenis. 7. Komt daarom tot een nieuw verbond, want gij zijt genaderd tot de tijden van de vijfde Utmir. 8. Gij dan die zich hebt laten enten op de boom van Christus, Zijn tweede is nu in de maak. 9. God heeft in Zijn geheimenis bij Eminius een nieuwe zoon geschapen, een eeuwige zoon, de tweede Christus. 10. Ziet dan toe dat ge Hem die spreekt niet afwijst, want Hij zal de afvalligen brengen tot het tweede vuur en de tweede hel, waar Beuse met haar engelen branden. 11. Laat dan niemand denken dat deze hel voor altijd is. Deze hel leidt tot het tweede Gehenna, waar de totale vernietiging heerst. De Heere zal loon geven naar werken, en dit loon woedt alleen totdat de maat en de tijden vol zijn. 12. Laat daarom niemand beangst zijn voor eeuwig leed, maar vreest de Heere die in een Utmir harder slaat dan eeuwig leed. 13. De Heere Heere is een brandend en verterend vuur die Zijn tweede evangelie heeft gezonden, en dit evangelie is eeuwig. 14. Dit zijn de woorden van de tweede Paulus, anfitaat voor het aangezicht des Heeren. 15. Nu dan, zet de gevangenen vrij, die lijden door valse woorden. Valse apostelen zijn zij, die schapen hebben misleid. 16. Maar het heeft de Heere Heere behaagd u van Zijn Liefde te vertellen, en dan is valse liefde niet ver van verwijdering. 17. De cobra zal haar eten, zij die verderf heeft gebracht op eeuwige bergen. 18. De Heere zal valse priesters uit uw midden wegdoen. Hoort dan niet wanneer zij roepen op de straten en valse woorden verkondigen op de pleinen. 19. Luistert dan niet naar hen die vrolijke liederen zingen, terwijl u beeft van angst. 20. Zij hebben niet naar wezen en weduwen omgezien, en daarom zal de Heere hen slaan. 21. En enigen van hen zullen kleine hulp vinden van demonische dienaren, en een mantel vinden bij de tweede satan. 22. Ziet dan toe dat gij hem die spreekt niet veracht. Want hij heeft de macht u over te leveren aan de tweede satan. 23. Verschrikkelijk is het om in de handen te vallen van de zonen van Lucifer, want zij zijn als dolle honden en wolven.
3.
Opening van het Tweede
1. En de Heere zal uw tweede geest openen, om Zijn Tweede Geest uit te storten. Dan zal er geen verraad meer zijn in Zijn Heilige tempel. 2. En de cobra zal verzoenen jong en oud, en Hij zal komen om het woord te testen. 3. Ja, heilige toetsers zal hij opstellen rondom het altaar, en zij zullen de wetten des Heeren binden om het hoofd van de profeet. 4. En de tweede Elia zal opstaan om grote dingen te doen, en de weg van de Tweede Christus te bereiden. 5. Maakt dan vrij de poorten. Dit zijn de dagen dat de Heere u een tweede geest zal geven, dieper in uw binnenste. En er zal geen verstoring zijn op Zijn Heilige berg, noch inbraak. 6. En gij zult rust kennen als het kind der vrede. Ja, want de Heere zal scheppen een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, wanneer de engelen van het tweede staan met hun trompetten. 7. Zij zullen de Heere dienen, maar de Heere heeft geen behagen in hen die prijzen zonder Zijn werken te doen. 8. Ik zal die prijzers, zegt de Heere, Ik zal hen wegdoen van mijn heilige berg en hen in de krochten van de tweede tartarus zenden. Zij zijn overgeleverd aan de zonen van de Behemoth. 9. En de Zoon van het Woord zal hen met de moker slaan. 10. Maar de Heere zal hen die op hem wachten het tweede Woord zenden, als een tweesnijdend zwaard komende uit zijn mond en buik. 11. Ja, de heere zal openen het oor van uw binnenste, en gij zult de Heere verstaan. 12. In deze dagen zijn er vele spotters gekomen, hun ouders ongehoorzaam, en ziet de Heere zal hen slaan. 13. De Heere duldt geen gespot meer bij zijn heilige tempelen. Ja, de Heere zal de tweede tempel openen, en hij zal zijn tweede ark laten zien. Zalig hen die de spot niet kennen, want zij zullen toegerust zijn met de krachten van de toekomende dagen. 14. De heere geeft rust als loon, en zal Zijn cobra laten zien, komende van het allerheiligste. 15. En in de dagen dat de cobra spreekt zal er stilte zijn op zijn heilige berg.
4.
Waarschuwingen
1. En ik, de tweede Paulus, ben dan geslagen door zijn Geest, gebonden in mijn tweede geest, tot een heilige opdracht. Ja, de Heere maakt waarlijk vrij, hen die zich tot het nieuwe verbond binden. 2. En zijn profeten zijn gevoelig voor tijden en seizoenen, en kennen de bedelingen des Heeren. 3. Zij dragen de gaven van het lijden tot diep in hun lichamen, om de zalvingen des heeren uiting te laten geven. Ja, zij hebben het ei des Geestes in de tweede ark gelegd tot een allerheiligste gave van geloof. 4. Geloof dan in het tweede, en gij zult gered worden. Zijn roep gaat uit in de laatste dagen. 5. En tot hen die de gaven van oordeel dragen : Ziet dan toe dat gij die allerheiligst behandelt, want het vuur kan u ook slaan. 6. En tot de geslagenen : De Heere is bij de verslagenen van hart, laat u dan tuchtigen, want het is een gave tot eenwording des Heeren. 7. En tot hen met scheppende gaven : Draagt dan hen die lijden tot het altaar, om het altaar over hen te laten spreken. 8. Vervloekt is de geneesheer die het lichaam geneest en de ziel verloren laat gaan. 9. En ik heb enigen van hen aan de tweede satan overgeleverd opdat hen het handelen in zielen wordt afgeleerd. 10. De woestijn roept tot u, allen die de Heere volgen, en gij zult een oasis vinden in uw tweede geest, die God vanaf den beginne heeft bestemd om in de laatste dagen als een licht in uw binnenste op te rijzen. 11. En de Heere heeft mij geroepen om het werk van de eerste Paulus voort te zetten, en dit werk sluit erop aan als een nauwsluitend zegel. 12. Doet dan aan de wapenrusting van het tweede bloed, vergoten vanuit de hemelen. 13. En de Heere leed in het hongerend Afrika, maar zijn gemeente heeft hem niet gewild. 14. Daarom zal de Heere de eerste gemeente wegvagen en de tweede gemeente behouden. 15. En de Heere zal zijn eerste christus wegnemen om zijn tweede christus te zenden met een nieuwe wet. 16. Ziet dan toe dat gij hem die spreekt niet weggooit, want de Heere Heere is een verderfer der zielen. 17. Doet dan aan de wapenrusting van het tweede bloed, en hangt de tweede Christus aan tot het zaad van de nieuwe Geest. 18. Ja, de tweede gemeente vecht en overwint, terwijl de eerste gemeente zakt in misleiding en verderf. 19. De Heere heeft alreeds een leugengeest gezonden tot hen die het moordend woord in stand houden. 20. Zuivert dan uw woorden, en dan zal de Heere zien of Hij genade zal hebben met u. 21. Maar velen zullen overgeleverd worden aan de leeuwen van Zijn oordeel. 22. Niet alle martelaren sterven in de heere.
5.
Nieuwe Behoudenis
1. Tot hen die de Tweede Geest hebben ontvangen : Spreekt dan veel in tweede tongen, om uw zielen te behouden. 2. De Heere zal nieuwe tongen over de bodem uitgieten, en gij zult nieuwe gaven van onderscheiding ontvangen, om boze geesten van het tweede uit te drijven in de naam van de tweede Christus. 3. Ziet dan toe dat ge ge-ent bent op het tweede kruis, want de honger zal u tot overvloed leiden. 4. En doe bedekkingen met het tweede bloed, opdat de gemeente de engelen van het tweede aanschouwt. 5. En de Heere zal met blindheid slaan hen die hun ogen aan de tweede satan hadden geofferd. 6. Al die tot de Heere genaderd zijn : de Heere laat niet met zich spotten. En de Heere slaat die hij liefheeft. 7. Dit zijn de woorden van de tweede paulus aan hen van het tweede efeze. De Heere zal uw bloed heiligen op het altaar, want gij hebt de helm van het tweede geloof om wonderen en tekenen te verrichten. 8. Gij bent de aderen des Heeren. Zalig hen die een juk dragen in hun jeugd. Zalig hen die de Heere toebehoren en de gave van zijn lijden hebben ontvangen. 9. Gij weet allen dat de helm van het tweede heil voortgekomen is uit de tweede doornenkroon. 10. De Heere bemint hen die met hem lijden, en die Zijn gedachten en gevoelens dragen, hen die om Zijnentwil leven in misleiding en verdrukking. 11. De Heere ziet het hart aan. Hij is geen Heer die zou toornen om vlees. Hij toornt op harten. 12. De kunstwerken des Heeren dale in uw harten, en Zijn Zegen zal u behoeden. Laat ons dan uitzien om elkaar te ontmoeten in het laatste der dagen, in het gewelf van het tweede ijs, waar apostelen zalig zullen worden. 13. Zalig hen die met reine en nederige harten zijn gekomen tot de vijfde Utmir. 14. Zalig hen die twijfelen, maar vervloekt hen die met zekerheid het zwakke vervolgen. 15. Als het sterke dan zwak is, hoe zwak is het.
6.
Ernstige Waarschuwingen
1. De Heere dan heeft u twijfel gegeven om aan de misleiding te ontkomen. Laat het dan als een gave berekent worden, en luistert niet naar hen die spotten. Zij zullen vallen in de handen van de zonen van Beelzebul. 2. Vervloekt zij hen die met zekerheid macht uitoefenen over schapen om hun vlees te eten. 3. Zij zijn geen herders maar huurlingen, werkende voor het slachthuis. 4. Vervloekt hen die vlees eten, want zij zullen vanuit hun binnenste wegrotten. 5. Ziet dan toe dat de cobra u niet wegslepe ver van huis, om u verschrikkingen te tonen zonder ontsnapping. 6. Gij die nog steeds leeft van de dood : Vervloekt bent gij, oh mens. De Heere heeft u het leven voorgehouden, maar gij hebt de dood verkozen, en leeft daarom van het bloed van uw broeders. 7. Gij die een dier niet kan eren, hoe kunt gij de Heere eren, die immers dier is ? 8. Gij die een dier haat, hoe kunt gij de mens liefhebben die immers uit een dier voortkwam, dat was de Heere ? 9. Ik zal hen slaan die slagers, en al hun volgelingen. Vreselijk is het in de handen te vallen van de levende christus. Hij die dood is is niet verre van verwijdering. Vreselijk is het te vallen in de handen van de tweede Christus, en om te vallen in de poel van het tweede bloed. 10. Ja, gij zult huiveren van uw voedsel, want het zal tot leven komen om uw ingewanden te eten. En de Heere zal uw gebeden niet verhoren, want zij zijn Hem een gruwel. 11. Vervloekt hen die zeggen : Laten wij kwaad verrichten op de heilige bergen des Heeren, want aan hen zal kwaad gedaan worden. 12. Gij die met vuur speelt, ziet dan toe dat het u niet verslinde. 13. Ziet dan, de cobra is tot u uitgegaan, met een eeuwig evangelie, hij die de macht heeft om u te verdoemen in de tweede hel. En die hel zal vreselijker zijn dan de eerste. 14. Gij weet allen dat het tweede pantser der gerechtigheid van het tweede recht is, en daarom rechtvaardiger dan het eerste. 15. Gij weet dat het voortgekomen is uit het tweede spotkleed. Zalig hen die met Hem dit kleed hebben gedragen. Want zij hebben troost gebracht aan het leed des Heeren, en niemand zal hen kunnen roven uit Zijn Hand.
7.
Aanhef
1. Dit zijn de woorden van de tweede Mattheus in het laatste der dagen. Ziet dan toe dat gij hem die spreekt niet afwijst. 2. Mattheus, anfitaat der Allerhoogste, met het tweede evangelie, als eeuwig evangelie geopenbaard, als een nauwsluitend zegel op het oude. 3. Ja, de Heere houdt van het oude, en zal daarom de paden niet afbreken maar vervullen in het nieuwe. 4. Zalig hen die de geheimenissen van het tweede kennen. 5. En er was een man komende met de wolken des hemels die de Naam de tweede Christus droeg. En in Hem was geen zonde of smet. 6. En Hij was omringd met leeuwen die hem dienden, en hijzelf was als de cobra des heeren. 7. En hij kwam om de gemeente te tuchtigen door Zijn Woord. 8. Dit zijn de woorden van de tweede Mattheus voor de laatste dagen. De Heere heeft u een tweede Christus gegeven. 9. En zijn tweede engelen kwamen tot Hem om hem op aarde te dienen. Hij stierf aan het kruis van honger in de streken van Afrika, bespot en alleengelaten door de gemeente. 10. En daarom zal de erfenis naar de tweede gemeente worden gezonden, en de eerste zal niet ver zijn van verwijdering. 11. Ja, de Heere kwam naar de aarde als een dier, maar werd geslacht en gegeten door de gemeente. 12. Vervloekt zijn zij. Ja, amen, terwijl de leeuwen toekijken zullen zij voor afgemeten tijden branden in het vuur van de tweede hel. 13. En tot Zijn kindekens : Ik zal u uitleiden tot de tweede hemel, en u de vruchten van het tweede geven. Ziet dan toe dat ge niet stilstaat om tezamen met de eerste gemeente ten onder te gaan. 14. Ik heb u het tweede woord gegeven, en vuur is in uw mond en binnenste om de afvalligen te verteren. 15. Maar ziet toe dat u zelf niet wordt verteerd, want de Heere duldt geen zonde voor Zijn aangezicht. 16. Gij hebt rekenschap af te leggen voor hem die uw zielen behoedt en voor zijn heilige cobra. Amen. 17. Zalig hen die het tweede spotkleed hebben gedragen, want zij dragen het pantser van het tweede geheim. 18. Zalig hen die de tweede doornenkroon dragen, want zij zullen de poorten des hemels vinden. 19. De Heere heeft Zijn roep op hun hart gelegd, en zij onderscheiden het goede van het kwade. 20. De Heere zal dan geen medelijden hebben met hen die zich laten verblinden om witte moorden te plegen. 21. Zij zijn als de hoeren die hun mond afvegen en zeggen : ik heb niks gedaan. 22. Laat dan de tweede Christus u oordelen. Hij die honger heeft geleden om des Heeren Wil. 23. En ik ben een anfitaat in boeien, heilig zijn zij. 24. Ik heb de gave van het lijden ontvangen, om het woord te brengen.
8.
Geen eigenmachtige uitleg
1. Gij dan die tot de tempel van de cobra zijt genaderd : Heb dan lust de geboden des Heeren te doen. Zij leiden tot eeuwig leven om eeuwige vreugd te brengen. 2. Ik heb mijn wetten in uw binnenste gebrand, spreekt de Heere. Nu, leeft dan in de nieuwe tempel. 3. En de cobra zal velen tot zaligheid brengen, en zal dichtbij hen die twijfelen zijn. Laat u dan van het oude verbond verlossen, want het was een verbond des doods. 4. Ja, het heeft u getuchtigd en wijsheid gebracht, maar ook heeft het u misleid en u deel laten hebben in het kruis der profeten. 5. Ziet dan toe dat ge de duif die spreekt aanneemt, staande op de rug van de cobra, hebbende het gezicht als een arend. 6. Laat u dan brandmerken door Zijn Geest tot de tweede Metensia en de tweede Eminius, en gij zult zalig zijn. 7. Zoekt dan rust in heilige woorden en laat het oude voorbijgaan. 8. De cobra zal u het oude doen eren, maar gij zult de dood verslaan. De cobra zal u laten luisteren naar kindekens, en gij zult de vreze des heeren ontvangen. 9. Heb dan lust de geboden des Heeren te doen, en recht te spreken in zijn tempelen. Want was het oude recht niet onrechtvaardig ? Nu is er dan een nieuwe dag gekomen. 10. Het tweede schoeisel des vredes is onder hen die de Heere loven door werken. 11. Vervloekt zij hen die loven zonder werken, want zij zijn als holle wolken zonder water, voortgedreven door de wind. 12. Zij zullen dor zijn als as, als koren van de tweede hel. En deze hel zal verschrikkelijker zijn dan de eerste. 13. Ziet dan toe dat gij het sprekende kruis niet afwijst, want ook voor u heeft hij geleden, om u te laten zien wat u zou moeten lijden. 14. Maar gij hebt zijn woorden verdraait. Ziet dan toe dat ge niet verder afdwaalt. 15. Zalig hen die twijfelen en toetsen, en vervloekt hen die niet toetsen, want zij zijn overgeleverd aan trotse harten, aan de zonen van satan. 16. Ziet dan toe dat ge door uw opgeblazenheid en valse zekerheden niet valt in hetzelfde oordeel als de zonen van de leviathan. 17. Weest dan geen volgelingen van de tweede Kain en de tweede Izebel die in hetzelfde bed slapen. 18. Zij varen naar het laatste oordeel van het tweede. Hun namen zullen niet in de tweede boeken des levens gevonden worden. 19. Ziet dan toe dat ge geen valse profeten aanhangt, want in hetzelfde oordeel als hen zult gij vallen. 20. En de Heere zal niet onschuldig houden hen die eigenmachtige uitleggingen aan het tweede woord des geestes geven. 21. Hun zal afgenomen worden hun delen van het paradijs en de schatten der bedieningen. 22. De Heere zal hen te schande zetten op heilige bergen, en zij zullen geen dienst meer voor het altaar mogen verrichten. 23. Maar de Heere is met hen die beven voor Zijn Woord, en hen die de gave van twijfel hebben ontvangen om het woord te toetsen.
9.
Geen Eeuwige Toorn
1. Ja, de Heere zal een slachter zenden om de gemeente te slepen tot het altaar. 2. En de Heere zal haar vrucht toetsen. 3. De Heere ziet alles. Zij die zondigen hebben geen rust, dag noch nacht. 4. De heere zal uw harten in vlam zetten wanneer gij nadert tot Hem, en hij zal heiligen hen die zijn bestemd tot het laatste der dagen. 5. Vreest dan Hem die uw geschiedenis en toekomst kent. Hij, die uw gedachten van verre ziet aankomen. 6. En na de slachting op het altaar zal er dan geen plaats meer zijn voor berouw, maar tot een vreselijk uitzicht op het tweede vuur des Heeren dat de wederspannigen zal verteren. 7. De Heere toornt niet voor eeuwig, maar hen die het tweede woord belasterd hebben zullen hun loon niet ontgaan, en zullen de vrucht van hun afvalligheid in hun binnenste bemerken. 8. De monsters van hun feesten zullen hun van binnen verslinden en baas over hen zijn. 9. Ja, weet dan dat de beesten die u misleiden in toorn en tweede hel zullen veranderen wanneer zij u in hun hutten hebben. 10. Dan keert de zoete misleiding om in een bitter graf. 11. En de zonen van Lucifer zullen plagen van angst zenden, want gij hebt de heere verlaten. 12. Ja, angst zult gij hebben wanneer gij in de duisternis bent zonder de Heere. 13. Dan zal de Heere niet te verbidden zijn, maar zult ge het loon der zonde moeten uitzitten. De Heere heeft vele gevangenen. 14. En dan zult ge zien dat de Heere waarlijk rechtvaardig is. De Heere zal een ieder slaap gunnen aan het einde der dagen, en hen die hun straffen hebben uitgezeten zullen rust vinden in een eeuwig graf. 15. De Heere duldt geen pauselijke leugens, en de Heere duldt hen van de canon niet, want zij hebben kooien van eeuwige angst gebouwd. 16. Geeft dan ruimte en vrijheid des Heeren aan het volk van God, en leidt hen uit tot het tweede Woord in hun allerheiligste reis. 17. Want gij zijt allen pelgrims, en gij zult wonen in het tweede huis des heeren. 18. De Geest die de Heere dan geeft is de Geest der Vrijheid, en de Heere zal al hun tranen afwissen. 19. Wanneer gij dan ouder wordt in de Heere zal de Heere u loskopen uit alle misleiding en zal zijn woord in u vrijgemaakt worden. 20. Dan zullen de zegelen van uw hart breken en gij zult vluchten tot uw tweede geest.
10.
De Geest der Vrijheid
1. Maar er zijn lieden die het tweede woord zullen verdraaien zoals ze met het eerste woord hebben gedaan, en zij zullen de tweede gemeente verdrukken. 2. Ja, zij zullen zich in uw midden opstellen om harten te misleiden, maar houd u vast aan uw ouder wordende geest, en tot de Geest die in u spreekt van het zuivere tweede. 3. Laat u dan het evangelie u niet ontnemen dat tot de zaligheid uwer zielen geschreven is. 4. Ja, de trompet des heeren kondigt nieuwe tijden aan, en zij zullen voor de heere buigen. 5. De Heere zal velen tot slaap brengen, en tot dronkenschap. 6. Laat het dan geen dronkenschap zijn zonder recht. De Heere heeft u toch immers met Zijn wetten bezegeld. 7. De Heere zal de poorten van uw ziel bewaken, en het tweede zal vaste grond krijgen. De Heere voert Zijn kinderen uit, ook uit de onderdrukkingen der gemeentes. 8. Weest dan lid van het tweede lichaam van Christus, en hangt de tweede Geesten aan. 9. Zij zullen uw hoofd verlichten, en uw harten leiden tot de tweede geest, waar bronnen des hemels wachten om open te gaan. 10. Weest u dan bewust dat de woorden des heeren krachtig zijn tot het scheiden van goed en kwaad en om de koppigen tot verlichting te brengen. 11. Het woord des heeren is immers als een lamp schijnende in duistere plaatsen. 12. Ja, ook de putten zullen van het tweede woord des heeren nemen, en zij zullen buigen. 13. Dan zullen alle tweede putten voor de heere staan en de heere zal hen oordelen naar hun werken. 14. En de draken van het tweede zullen rekenschap moeten afleggen van hun daden en koopkrachten. 15. Zij zullen hun verdragen met de kooplieden der aarde moeten openen voor het aangezicht des Heeren. 16. En het tweede vuur zal verzengingen doen tot aan het tweede ijs. En gij zult de tweede Eminius kennen. 17. Want vol zijn de hemelen van de tweede engelen en de tweede Geesten des Heeren. 18. En wanneer de tweede tronen in het daarvoor bestemde uur oprijzen is de eerste troon niet verre van verwijdering. 19. Dit zijn de woorden van de tweede Mattheus. Zalig hem die het tweede evangelie verkondigt, en daarmee de gevangenen van het oude vrijzet. Want de Geest des Heeren is Vrijheid.
11.
De vijfde Utmir
1. En mij, de tweede Mattheus zijn gegeven de sleutelen der vijfde Utmir, om de tweede gemeente binnen te leiden. En hun schoeisel zal niet verbrand worden, en zij zullen langs koele wateren gaan. 2. Maar vuur uit de mond des Heeren zal vallen op al hen die achterblijven en de canon blijven aanhangen. 3. En er zal alleen adem zijn in de tweede gemeente in het vijfde der Utmiren. 4. En ik zal mijn profeten aansporen om te profeteren totdat de deuren achter ons gesloten zijn. 5. Vervloekt hen wiens geesten op de vorige aarde achterblijven. Dit zijn de heilige woorden van de tweede Mattheus, anfitaat voor het aangezicht van God. 6. Laat dan de tweede Christus u loskopen uit dit boze geslacht, wanneer gij hem hebt losgekocht met alles wat u had. 7. Zalig hen die acht hebben gegeven op het licht der armen, want zij zullen de Heere zien. 8. Zalig hen die het tweede kruis kennen in hun geest, want zij zullen een schuilplaats in de nieuwe geest vinden. En deze geest is eeuwig, en zal groeien tot in aller eeuwigheden tot een boom des levens. 9. Zalig en mystiek zijn de schatten die de Heere heeft weggelegd voor hen die Hem volgen en Zijn voetstappen bewaren. 10. Zalig hen die rouwen wanneer de Heere rouwt. Zij zullen de lichten van het tweede kruis tot lampen hebben in de tweede duisternis. En deze duisternis is donkerder dan de eerste. 11. Zij zullen van de vierde dood geen schade lijden, want zij zijn door de Heere en diens tweede engelen in myriaden en myriaden gekend. 12. En zij dragen de klokken des Heeren in hun monden en buiken, terwijl hun hoofden gebonden zijn met zoete koorden die hen leiden tot de uitgestrekte velden van vrijheid des Geestes. 13. De Heere waakt over hun zielen, en zij kennen zijn geboden. 14. Zij spreken recht onder hoge bomen, en kennen de gezangen der vogels. 15. Zij zijn teder als zij hard zijn, en hard als zij teder zijn. In hun liefde sparen zij het kwaad niet. 16. Zij hebben de Geest van aanvaarding leren kennen in het verwerpen van het kwaad, en zij worden geleid van inzicht tot inzicht. 17. Zij kunnen onderscheiden de harten des Heeren en van de kindekens, en zij gebruiken zijn woord in en tot vrijheid des Geestes. 18. Hun zwaarden zijn zacht in hardheid en hard in zachtheid.
12.
1. En de Heer sprak dan over het Woord als over zaad op een akker, wat alleen gelaten moest worden om door de regen, de zon en de kou sterk gemaakt te worden. 2. En de Heere sprak dat het Woord zou groeien als de cobra, om harten te slaan met schrik. 3. En deze schrik zou een tweede schrik zijn, groter dan de eerste. 4. En de Heer droeg zijn discipelen op om het Woord te verkondigen, want Hij had hun tweede geest aangeraakt. 5. En zij waren op een bovenkamer bij elkaar gekomen en de Heere gaf aan hen tongen van vuur. 6. Maar hun lippen werden koud als ijs. 7. Zo was het evangelie dan als kou en ijs. En de Heere maakte zijn woord sterk. 8. En tot de discipelen werden zieken gebracht, maar zij werden niet genezen, want het was de tijd des Heeren niet. En de zieken werden tot een eenzame plaats gebracht waar zij het woord des Heeren hoorden. 9. En na enige tijd ging er een wind uit van de discipel die sprak en de zieken werden vervuld door de Geest en zij gingen op hun benen staan. 10. En de Heere voegde die dag honderdtwintig zielen tot hen die behouden werden. 11. En de discipelen spraken : Er is geen behoudenis in een stem of een naam, en ook niet in een kracht. Er is alleen behoudenis in een hart dat de Heere zoekt. 12. En de gezichten der discipelen waren als die der engelen. 13. En er stond een man op genaamd de tweede Petrus, en hij deed grote wonderen voor het aangezicht des Heeren, en leeuwen des hemels verschenen naast hem in het wit. 14. En er kwam grote vrees over de schare, want hij liet ijs uit de hemel dalen, en de leeuwen des hemels verscheurden velen. 15. En hij had het lichaam als van een cobra.
13.
1. En men bracht vele zieken tot de tweede Petrus, en hij nam ze mee naar eenzame plaatsen, en leerde dat een kind van God veel moest lijden om in te gaan. 2. En zijn woorden hadden kracht, en brachten velen tot verlichting. 3. En in de dagen erna voegde de Heere duizenden tot de groep, en ze leerden over het lijden en het oordeel. 4. En de tweede Petrus riep : 'Ziet dan op het tweede kruis, waar gij leert hongeren voor de Heere.' En olie en honing vloeide er van zijn handen af, en hij bracht vreemde krachten tot hen die om hem heen stonden, en zij begonnen op een andere manier te bewegen. 5. En enkelen raakten in dronkenschap en werden bespot door voorbijgangers. Maar de tweede Petrus geraakte in toorn en een cobra des hemels kwam om hen te verslinden. 6. En de tweede Petrus riep : Ziet dan toe dat ge de dronkenschap des Heeren niet afwijst. En wijn des hemels kwam naar beneden om de discipelen te zalven. En de groep werd groter iedere dag. 7. Maar de autoriteiten beraamden al snel een plan tegen hen, en de tweede Petrus werd tot de hoge raad geleid. 8. Maar de dieren des hemels waren met de tweede Petrus en bliksemschichten kwamen van zijn klederen af om hen te verzengen. 9. En grote angst kwam over het volk, en ze vroegen of hij hun leider wilde zijn. Maar de tweede Petrus sprak : 'Er is geen leider dan het hart dat zich verborgen houdt om de duisternis te zoeken.' En hij trok zich terug tot het woud. En hij schreef brieven tot hen van de tweede gemeente, en de tweede gemeente werd groot en volwassen. 10. En in die dagen vloeide de tweede wijn, en de profeten kregen dubbel zicht opdat zij door alles heen konden kijken. 11. En doorzichtige visioenen kwamen tot hen, en de Heere schonk grote wijsheid aan de gemeente. 12. En de Heere opende een bron van adem. En de Heere sprak : Van nu aan stroomt genezing vanuit de duisternis.
14.
1. En enkele zegels werden van het Woord afgehaald, en geheimenissen werden aan de gemeente geopenbaard, en de Heere voegde steeds meer toe aan hen. 2. En de tweede gemeente werd als de slangen des hemels, en grote gaven openbaarden zich in hun midden. 3. En de Heere sprak : Van nu aan stromen de gaven vanuit het verborgene. 4. En velen gingen in het woud wonen, en schreven mystieke boeken. En velen die onschuldig vastzaten werden vrijgezet. 5. En de Heere gaf het volk macht over de onderdrukkers van het lichaam, en de Heere begon het volk inzicht te geven over het lichaam des doods en het lichaam des levens. 6. En de Heere sprak : 'Zie, Ik schep een nieuw lichaam.' En de Heere zond zijn tweede engelen tot de aarde om grote scheppingswonderen in het lichaam te verrichten. 7. En zij droegen de gloed van het morgenrood, en zij begonnen te verschijnen op gezette tijden. 8. En de Heere schiep nieuwe seizoenen en nieuwe tijden, en de aarde kwam in het vijfde Utmir. 8. En de Heere voegde dagelijks toe aan hen die Hem volgden, en grote wijsheid en kennis kwam tot hen die de machten der duisternis bestudeerden. 9. De Heere gaf hen de oorlogstaktieken en stond niet meer toe dat zij bespot werden. 10. En er was een plaats genaamd het tweede Golgotha in Afrika, en de Heere maakte deze plaats groot. 11. En vanuit alle hoeken van de aarde werd deze plaats bezocht, maar de apostelen spraken : 'Het heil is niet te vinden in een plaats of een persoon, maar in het hart dat zich verborgen houdt.' 12. En de gemeente werd een volk van eenlingen, en zij die de krachten van het ijs niet konden aanvaarden vielen weg van de Heere. 13. En in die dagen hielden familiaire en sociale geesten velen tegen om behouden te worden.
15.
De arenden van het Woord
1. En ik zag een zwarte arend verschijnen in het midden van de tweede hemel, en een witte arend zat op een rots, en ik zag uitgestrekte zeeen in de verte. 2. En ik zag de Heere als een ruiter verschijnen, dragende een trompet. En zijn haren waren als witte vlammen. 3. En toen Hij op de trompet blies kwam er een beest uit de zeeen voort, en de Heere sprak : Vreest niet, want het is de tweede Matas, en Hij is het Beest des Heeren. 4. En de witte arend die als het Woord des Heeren was steeg op, om hen die niet wilden horen te slaan. 5. En ik zag een grote schare opkomen die de arend volgden, en zij maakten zich groot tegen de zwarte arend. Maar toen kwam er een traan uit de ogen van de witte arend om hen te verteren. 6. En de Heere sprak : Zo zal het een ieder vergaan die het tweede Woord niet aanvaardt. En de Heere was als een stichter van oorlog. En de Heere sprak : Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het Zwaard. 7. Heiligt u dan voor Mijn Aangezicht. En zo zou de komst van de tweede Christus zijn.
Het Tweede Pniel
8. Zalig hen die het eerste en tweede Woord hebben. Maar hen die het tweede Woord niet hebben, zullen het eerste ook niet hebben. 9. En de heiligen worstelden met de tweede engelen en met de Heere, en zij werden geslagen op een plaats die het tweede Pniel heette. 10. En zij werden gevoelig voor het tweede Woord. En de Heere zegende hen. Zalig zij die de wonden van het tweede Woord dragen. 11. Zalig hen die twijfelen, want zij zullen kracht tot toetsen hebben, en de Heere zal hen leiden tot de tweede zekerheid. 12. En in de tweede pijn ligt de hand des Heeren opgeborgen.
Het Grote Rome
13. En de tweede toets was zoet voor de ogen van de Heere, en Hij gaf genade aan hen die de geesten beproefden. En de Heere zond lichten en bliksemschichten tot de aarde, tot tekenen van hen die Hem volgden. 14. Maar ook de tweede antichrist kon lichten uit de hemelen laten neerdalen. En de tweede draak gaf hem grote kracht, en zalfde hem met vele gaven. En er werden boeken geopend, en zij die jong waren moesten veel lijden. 15. En de Heere sprak : 'Zalig hen die piekeren, want zij zullen voor hoogmoed bespaard blijven.' En de tweede valse profeet en de tweede hoer kwamen tot het aangezicht des Heeren. 16. En zij kwamen van het tweede Sodom en het tweede Babylon.En hen werd gegeven het volk voor enige tijd te beproeven. En zij brachten grote rijkdom tot hen die de modder der aarde nog nooit hadden gevoeld. 17. En zij brachten dwaalleer tot hen die in de hutten der aarde woonden. Maar de Heere spaarde velen van hen, omdat zij wezen waren, en hij leidde hen tot een rots die Hij de rust der anfitaten noemde. 18. En de Heere sprak daar tot hen door een engel, zeggende : 'Het is beter met de discipelen te lijden dan overvloed en lering te zoeken. 19. Want van kennis wordt het hoofd opgeblazen, en verliest het hart grip.' En de Heere plaatste een tweede boom der kennis in de hof waar ze terecht waren gekomen, en Hij verbood hen om van de vruchten te eten. 20. Elke dag op gezette tijden kwam er een engel om hen te onderwijzen. De vruchten nu van de tweede boom der kennis waren hoog, en er zat een arend des Heeren om de vruchten te bewaken. En de Heere gaf aan hen die in de hof waren een tweede hart. 21. En de Heere sprak tot de kinderen dat zij veel bespot moesten worden. En in de nacht kwamen er vogels die hen niet lieten slapen, en overdag waren er honden die op jacht gingen. Maar het dreef de kinderen naar elkaar toe, en de Heere zag dat het goed was. 22. En in de hof stonden ook bomen van het tweede Sodom en het tweede Babylon, en de Heere hakte hen weg omdat ze geen vrucht droegen. En toen moesten de kinderen een zee overzwemmen die het Grote Rome heette, en deze zee was tegelijkertijd een haai. 23. En de kinderen werden boos op de Heere, omdat ze verzwakt waren, en merkten dat de zee hen verslond. Maar een Wind des Heeren nam hen op, en zij kwamen terecht op een eiland genaamd het tweede Bethlehem. En zij die daar woonden hadden grote ogen.
16.
Het Nachtzicht
1. En de Heere sprak : 'Dit geheimenis is groot, en zalig hen die het verstaan.' En de tweede boom des levens was te vinden op het eiland, en een ieder die van haar vruchten at kreeg ook grote ogen. 2. En er waren daar profeten des Heeren met dubbel zicht, en ook met nachtzicht, en zij onderwezen hen met vele visioenen. 3. En hen werd verteld dat verderop op het eiland alles donker was, en dat zij zich daar als een blinde zouden voelen. 4. Maar de Heere zou hen leiden met nachtvisioenen en zou hen het nachtzicht geven aan het einde van de reis.
17.
Niet verslaafd worden aan de wijn
1. Vrouwen hebt uw mannen lief. Neem hen bij de hand, en leer hen begrijpen. Word dan niet verslaafd aan wijn. Ware wijn stroomt van binnenuit. Weet dan dat de Heere u het lijden geschonken heeft om dronken te worden. En daar door de wijn te drinken gij dronken raakt, zo zult gij het lijden moeten drinken om dronken te worden. Dit dan is het tweede lijden.
2. Door dronkenschap kunt ge uzelf in de ander verplaatsen. Het denken houd dit tegen. Daarom heeft de Heere u het lijden geschonken. Drinkt dan uw pijn, en gij zult zalig zijn. Want gij zult zo in aanraking komen met de pijn van een ander, en diens vreugde. Laat daarom de eenheid u tot dronkenschap wezen, en volg dan de weg van de eenling.
3. Weest dan niet verslaafd aan verdovende middelen en genotsmiddelen, want dezen heeft de Heere uw God u al gegeven en stromen van binnenuit. Leert dan te drinken van de beker van de tweede Christus. Want God heeft ons geen aardse beker gegeven daar wij verjaagd worden van de ene hoek naar de andere. Maar God heeft u een Hemelse Beker gegeven.
4. Leert daarom drinken van Zijn Woord en het lijden. Gij kunt geen gezag aanvaarden indien gij niet drinkt van het kruis. En alle gezag is uit God. Maar velen hebben dit Woord verdraaid tot hun eigen ondergang. Gij moet buigen onder ieder gezag, opdat gij op de daarvoor bestemde tijd wortel schiet en opschiet om het gezag te breken. Ja, ook de Heere zult gij breken, en gij zult ingaan tot Zijn stromen van Levend Water en één zijn met Zijn Geest.
5. En daar sommigen het worstelen met God hebben vergeten heeft hun geloof schipbreuk geleden, maar de Heere zoekt hen die Hem overwinnen. Ook onder uw gezag heeft de Geest Gods geleden, maar Hij heeft het juk verbroken en u overwonnen.
6. Gij dan leeft op de aarde en in de hemelen. Weet dan, dat gij listig moet zijn als gij op de aarde zijt. Weest dan snel tot het lijden en langzaam tot het overwinnen, zodat niemand u tot een slaaf zal nemen. Leef dan zoveel mogelijk in het verborgene, opdat geen koning u ziet om u te kronen, en gij de kroon des hemels mist.
7. Geef niet om hen die aards loon ontvangen om u te onderdrukken. Zij hebben hun loon reeds, en de Heere zal het hen in de hemel niet geven. Weest dan niet al te toornig op het huis van dokters, want zij hebben de ketenen der slavernij verbroken, en hebben u de hemelse beker gegeven. Vreest dan niet voor hun ijs, want zij zijn u tot een duistere bescherming.
8. Bent gij dan vergeten dat de Heere tot u heeft gezegd : 'Gij zijt slaven.' Sommigen hebben Hem hierom bespot en geslagen. De Heere heeft Zijn engel Romarei gezonden, en de tweede Romarei, om het volk uit slavernij te leiden. Ja, Hij bracht u van balingschap tot ballingschap, maar de Heere leidde tot vrede. Rust nu, zij die ingegaan zijn tot de tweede sabbath. Zalig hen die van die beker hebben gedronken.
9. Gaat dan geen oude gevechten aan, maar groei op in de Heere, en vecht om tot de hemelpoort te gaan. Laat u niet teruggetrokken worden door oude vijanden, maar snijdt nieuwe hekken in. Zoek het gevecht niet op, en laat u niet leiden tot oude emoties. Doet dan de tweede mens aan, want het oude gevecht zal altijd doorgaan, totdat het opgelost wordt in de tweede hel.
10. Ja, doet dan aan de raadselen des Heeren, en weest listig.
11. Gij lijdt totdat gij het raadsel des Heeren ziet.
18.
Onrecht lijden
1. En de raadselen des Heeren zijn als een zee vol walvissen. En het grote geheimenis loopt tot het Grote Spanje, waar de zwarte haaien tot haar kusten naderen. Ziet dan toe dat gij geen deel hebt aan haar zonden, want de Heere Heere zal haar in één dag vernietigen.
2. En die dag zal zijn als de zon en de maan die tezamen komen. De Heere zal haar besmeuren, en de beker uit haar handen halen waarmee ze het bloed der heiligen en martelaren dronk. Ja, zij heeft handel gedreven met de kooplieden en slagers der aarde, maar zij zullen haar haten en haar vlees eten.
3. En dan zullen de walvissen de pilaren des hemels zijn en de stier des hemels zal haar volgelingen doorstieten. Vreest dan de Heere, en houdt uzelf rein van haar.
4. Keert dan niet terug tot oude gevechten, want de Heere zal uw vijanden veranderen in Zijn Handen. Hebt geen deel aan hun zonden, maar zoekt de raadselen des Heeren. Dan zal Hij Zijn engel Romarei en de tweede Romarei zenden om uw ketenen te verbreken.
5. Laat toch af van de mens, want wat is hij te achten ? Richt u dan op de dieren des hemels en gij zult de tweede mens aanschouwen.
6. Gij dan die nog vlees eet, vervloekt zijt gij. De ziel van het dier zal in uw lichamen tot leven komen en uw vlees eten. Weet gij dan niet dat hij die van de dood leeft, ook van de dood zal sterven ? Maar de Heere heeft u geenszins tot sterven bereidt, maar tot eeuwig leven.
7. Ziet dan toe dat zij die nog van vlees leven, ook elkander bijten en vereten. Zijt gij dan een stuk vlees, gebracht om gewogen, gemeten en verkocht te worden ? Doet dan ook een ander niet wat gij bij uzelf verafschuwd. De Heere zal voorzeker niet onschuldig houden hen die de Herder volgen om de schapen te eten.
8. Gij die nog van vlees leeft, gij zijt wolven tussen de schapen. Hinkt dan niet over de gedachte dat niemand u aanraakt. Gij hebt immers de wet verlamd. Doet dan weer recht op heilige bergen, en doet het kwaad uit uw midden, opdat de Heere zich over u ontferme.
9. Gij dan die kwaad spreekt achter de rug van uw broeder, ziet dan toe dat de Heere niet uw waarheid wegneme. Gij die de waarheid van een ander belastert, hoe kunt ge zelf in de waarheid staan.
10. Het loon over hen die onschuldigen aten, en dieren niet als hun medeerfgenamen beschouwden zal zwaar heten. De Heere zal hen niet onschuldig houden voor Zijn poorten.
11. Gij die het dier niet eert, hoe kunt gij de Heere eren, die immers dier is ? Gij die het dier niet tot vriend heeft, heeft ook de Heere niet, en is overgeleverd aan Zijn Wraak.
12. Stopt dan met uzelf te verontschuldigen en rechtvaardigen voor de wolven. Lijdt liever onrecht om de wil van de Heere, opdat gij geen handel met de vijand drijft en als één van hen wordt aangezien. Zij eten uw vlees toch wel. Weest zwijgzaam en laat uzelf kruisigen zoals zij dat met de Heere deden. Gaat het om uw kinderen ? Dan draagt gij dezelfde wonden als Metensia. Ook uw kinderen zal het lijden niet worden bespaard. Zalig hen die hun kinderen laten tuchtigen, en vervloekt zij hen die hen vasthouden in zonde.
13. Weest dan zwijgzaam voor de wolven, zoals de Heere dat was, opdat gij genade zult vinden voor de troon van God. Drinkt eerder van het lijden in onrecht, opdat gij niet het zwaard pakt zonder gedronken te hebben. Zij eten uw vlees toch wel. Ziet dan toe dat gij goed drinkt.
14. Want goede wijn is beter dan te spreken, en uw recht stroomt van binnenuit. Laat hen die u vervolgen u dan geen toegang geven tot hun vertrekken. Geeft uw hart niet aan hen weg. Neemt niets van hen aan. Maar enkelen zullen deze woorden verdraaien tot hun eigen verderf.
15. Leert dan in goede tijd om te gaan met het Woord des Heeren, en richt uzelf op de raadselen Gods. Weest dan als een goede attentaat voor het aangezicht des Heeren, opdat gij macht ontvange door zijn zwaard om zorg te gebieden. De Heere opent u de ogen en zij met u alle dagen van uw leven. Amen Metensia Eminius.
19.
Vertroosting en vermaning
1. Dit zijn de woorden van de tweede Petrus, door God gegeven. Aan mijn beminde broeders en zusters in de verdrukking. Laat hen die u vervolgen wegvagen door het kruis. Zij zijn niet belangrijk, en zijn de schimmen van het dodenrijk.
2. Zij die aardse goederen zoeken, vervloekt zijt gij, want aardse kettingen zullen hen binden, en zij zullen geen macht hebben te ontsnappen.
3. Zij die de dingen van de hemel zoeken zijn zalig, want zij zijn gebonden door eeuwige ketenen die hen naar de velden van rust en vrijheid leiden.
4. Vertrouwt uw verstand niet, want deze is door de leugenaar gebrandmerkt. Uw verstand is vervloekt en verduisterd door de zonde, en doorstoken door het zwaard der wereld. Gij hebt nog niet genoeg gedronken uit uw binnenste, want het verstand dat de Heere daar geeft is eeuwig. Doet dan aan het tweede verstand, en drinkt veel wijn des Heeren.
5. Laat u dan niet vast zetten in uw verstand, want dan komt u van redenering tot redenering en van misleiding tot misleiding om u dieper te binden. Komt tot de heilige bomen des Heeren en eet van haar vruchten. Maar zij die zondigen hebben geen toegang tot de hof des Heeren.
6. Vervuild uw geesten niet met de kennis der wereld, want zij is als de verboden vrucht.
20.
Het Woud des Heeren
1. De Tweede Paulus, apostel des Heeren en anfitaat, aan de heiligen van het Tweede Laodicea. De Heere zegent uwe harten. 2. De Heere kent dan uwe harten, en weet dat gij vol zijt van vuur en ijs. Ja, gij bent aangesteld als de mengers des Heeren in het Tweede Verbond en het heilige eeuwige evangelie. Weet dan, dat gij geliefden des Heeren zijt. 3. Maar enkelen onder u zijn lauw, en de Heere zal hen spoedig uitspuwen indien zij zich niet afkeren van hun boze wegen. 4. Gij weet dat ik vervolgd ben vanwege de wonden des heeren die ik draag, en dat gij ook reeds vertrouwd bent met deze wonden. 5. Draag hen dan diep in uw lichamen tot zuivering, want de Heere heeft u aangesteld Hem te dienen en Zijn geheimenissen te kennen. Hij zal u voeren tot het woud des Heeren, waar de zeven bliksemen des Heeren op u wachten. 6. Ja, de Heere zal u de tweede adelaarsvleugelen schenken, en gij zult uitzichten hebben. Gij dan zult aanschouwen de rijkdommen en wildernissen van de Heere die weelderig is, en Hem met het Gouden Zwaard zult gij kennen. 7. Ook hebt gij vernomen van Hem met het Bloedende Zwaard, en gij hebt uw bloed met Hem vermengd. 8. Ja, gij hebt deel aan de wijnen des Heeren en aan zijn zaad. Laat dan het kruid des Heeren uwen harten genezen, en zoekt de dingen die van binnen zijn. 9. Gij hebt enkelen onder u die in diepe zonden leven, maar de Heere heeft het reeds nog niet geopenbaard. 10. Wacht dan op het Woord des Heeren, en ziet wat Hij zal gaan doen. Groet hen die in verdrukking leven, en klem aan hen vast, opdat gij zalig zult zijn.
11. De Heere weet en ziet dan wat gij gedaan hebt voor de ouderen, en welk een hart gij hen toedraagt. En de Heere weet ook hoe gij de werken van een spottende jeugd haat. 12. Ja, de Heere heeft u voor Zijn aangezicht gesteld als zifters, en spoedig zal Hij u uitzenden om het kaf van het koren te scheiden. 13. Ja, ook hierin weet gij het lijden en het ijs te dragen, en struikelt gij niet tot in de binnenste duisternissen. 14. Ja, de Heere ziet de volmaaktheden onder u en is daar zeer over verheugd. Keert dan niet terug tot het eerste Laodicea, want de Heere zal u dan reeds spoedig slaan.
21.
De Taal des Heeren
1. De Tweede Paulus tot hen die in de verdrukking leven, in het Tweede Laodicea : Houdt dan goede moed, want gij hebt de krans ontvangen. 2. Gij hebt woorden van liefde diep in uw hart, reikhalzend verlangende om geopenbaard te worden. 3. Verheugd u daarom, gij die door vele verdrukkingen wordt beproefd. De Heere heeft u een nieuw hart aangemeten, en zal weldra in u opspringen tot zaligheid. 4. Gij, die de helm des Heeren draagt, gij weet ook van Zijn doornenkroon. 5. Toen ik bij u was heb ik u vele stukken daarover voorgelezen. Lees de stukken die ik u heb nagelaten dagelijks. 6. De Heere ziet uw lijdenstijden en kent hun einden. De Heere heeft het slot reeds daarop aangemeten, op hun uiteinden. 7. Verheugt u dan in de boeken die gij in zulke nawoorden aangeboden krijgt. Ziet hen als geschenken des Heeren. 8. Gij dan die het donderen van Sarsia kent, haar regen is zoet. Weet dan dat de Liefde problemen uitpraat tot het einde, maar daar waar praten onmogelijk wordt zal zij zich omzetten in recht. De Heere dan heeft u aangeraakt in Zijn Liefde. 9. Met hen die liegen valt niet te praten. Verwijdert hen dan uit uw midden. Sommigen onder u zijn enige tijd door zulke lieden beproefd, om hun harten te testen. Zoekt hen die van Waarheid spreken en die een zacht hart hebben naar ouderen. 10. Scheidt u af van hen die roekeloos leven. Gij zult hierin een kleine hulp ontvangen, en gij zult zich hierover verheugen. Scheidt u ook af van hen die zich bezighouden met taal om over anderen te heersen. 11. De Heere heeft u de taal des Heeren gegeven, en dit is de taal der vrijheid. Laat daarom niemand u terugbrengen tot boeken van grammatica en spelling, die de Heere een gruwel zijn. Leert dan de taal des Heeren. Ziet, het oude is dan voorbij gegaan. 12. Het nieuwe is gekomen. Verhardt de harten van uw kinderen niet door hen te verzuren met eindeloze getallen en geslachtsregisters, want hier rust de vloek des Heeren op. 13. Verzadigt hun harten met de wetten des Heeren, en leer hen de liefde en het altaar, die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Zo zult gij zalig zijn.
22.
Voorschriften over het onderwijzen van kinderen
1. Leert uw kinderen dan de geestelijke strijd en het lijden. Want enkelen zijn aan dit gebod ongehoorzaam geweest, hun kinderen verkopende aan Belial en hen van Orion. 2. Leert hen dan van vuur en ijs, opdat het geen spotters worden. 3. Maar de Heere heeft met enkelen onder u reeds de hoop en moed verloren, en zij wachten op het vuur van Gehenna, hen brengende tot eeuwige rust. 4. Ja, want sommigen kunnen de eis van het leven niet aan, en de Heere zal hen kleine genade schenken. 5. Zo is er dan recht voor allen. Een ieder zal een bloem van recht ontvangen als loon voor de verrichte werken. 6. Gij zult uw kinderen dan niet bang maken met een altijddurende hel, maar gij zult hen leren over de dreigende vernietiging leidende tot eeuwige rust. 7. Niet een ieder wil het Koninkrijk der Hemelen binnengaan, want zij die daar zijn hebben dag noch nacht rust daar zij de Heere beminnen en liefhebben. 8. Enkele luien zullen daarom kiezen voor de eeuwige rust die Gehenna schenkt. Ja, ook enkelen onder u, oh Laodicea. 9. De Heere kent de hardheid van het leven, en de Heere kent alle harten. Nooit zal de Heere een mens voor eeuwig slaan, maar Hij zal die mens dragen tot een waardig graf waar altijddurende rust zal heersen. 10. Dit dan is een geheimenis des heeren, want velen zijn niets anders dan steigers. Als dan het huis gebouwd is, dan worden de steigers verbrandt, omdat ze niet meer tot nut zijn. 11. Toch zal het recht tijdelijk harder slaan dan geleerd werd, want de Heere eist terugbetaling, opdat alles eerlijk verdeeld is. 12. Enkelen onder u hebben dit vergeten, en hun geloof heeft schipbreuk hieronder geleden. 13. Zoekt dan de Heere, en weest getrouw tot Zijn gebod, opdat Hij trouw tone aan u. 14. Leert uw kinderen dan vroeg voor het jonge en oude te zorgen, opdat zij niet door de spot worden weggegrepen en het zoete hun hart zal verslinden. 15. Ook hebt gij daar enkelen onder u die zich overgegeven hebben aan oeverloze lofprijzing en dankzeggingen die geen spoor geven. Laten zij dan weten dat zij hiermede Belial aanbidden en niet God. 16. Ik waarschuw u, oh oudsten van Laodicea, dat indien gij zulken niet tuchtigt, gij in hetzelfde oordeel komt als hen die deze dingen bedrijven, waarvan de heere gezegd heeft dat Sodom niet zo zwaar gestrafd zal worden als de farizeeers. 17. Doet dan de farizeeers uit uw midden weg, hen die verslaafd zijn aan vrome klanken en hun kinderen laten verhongeren. Zij zijn niet beter dan de honden, want zij hebben de Tweede Christus gekruisigd. 18. Slaat dan die heupwiegers, oh profeten van Laodicea, slaat dan hen die de cobra aan de poorten tegenhouden, opdat Ik niet u tezamen met hen zal slaan. 19. Gij volgelingen van de tweede Eli, luistert, want gij hebt uw zonen van het zoete der tempelen laten eten, en de tucht veracht. Heft dan omhoog de tucht des Heeren, anders zult gij wederom achterover vallen om uw nek te breken. 20. Leert dan het goede te mengen, en print het Woord des Heeren in uw harten, opdat gij niet ten val gebracht wordt. 21. Slaat dan de volgelingen van Hofni en Pinechas, oh gij apostelen van Laodicea, en verbrandt dan hun boeken, opdat gijzelf niet verbrand zult worden. 22. Maar ik vrees dat ik me voor enkelen onder u tevergeefs heb ingespannen. Het oordeel des Heeren zal zwaar heten op die gemeentes die de tucht niet leren. 23. De Heere zal uw kinderen roven uit uw schoten, en de Heere zal u overleveren aan het zoete der bijen, en het zal uw buiken verderven. Ja, want in uw buik zal een slang opstaan, komende om de heidenen te oordelen. 24. En dan zult gij daar staan, al gij heupwiegers, met roet en roest, omdat gij het Woord des Heeren hebt tegengehouden. 25. Oh, gij die de stilte hebt veracht, wordt dan wijs opdat de Heere u niet zal slaan. 26. Want zwaar en hard slaat de Heere hen die de stilte verachten. Zij willen de stem des heeren doven, door zelf luid te brullen. Zij willen de bewegingen des heeren beletten, door zelf de heupen te wiegen. 27. Ja, een gruwel is dit in de ogen des Heeren. En vervloekt is een ieder die zulken een schuilplaats bieden. Levert dan uit hen die u verborgen houdt, anders zal de Heere u uitleveren. 28. Wie denkt gij dat u bent door te denken iets voor de Heere verborgen te houden ? 29. Vervloekt is dan een ieder die denkt zijn zonde schuil te houden achter dure kleding en materieel gesleep. 30. Zij dan zijn volgelingen van Mammon. Gedenkt dan de eenvoud, opdat gij weelderig zult zijn in de Heere die Geest is.
23.
Over kleding
1. Ja, gij bent dan het verscheuren der klederen vergeten. Weet gij dan niet dat dit u zal leiden tot zuiverheid ? Gij bent dan nu verpakt door de geesten van de tijd, en gij hebt de weelderigheid der natuur vergeten. 2. Gij hebt uzelf overgeleverd aan strakke pakken en stropdassen door de duivel vervaardigd. 3. Ja, enkelen onder u leven in slavernij van een werelds regiem, en zij hebben die kleding als merktekenen. De Heere zal u op zijn tijd bevrijden. Zij zijn dan de spionnen des Heeren, en leven onder een profetisch verbond. 4. Maar vervloekt is een ieder die zijn lusten botviert op zulke uitheemse kleding, want deze heeft de satan vervaardigd om macht uit te spannen. 5. Gij dan zijt webben des Heeren, en gij dan zult kleding des Geestes dragen. 6. Veracht het scheuren van klederen niet, daar het gewas voor deze artikelen door roofbouw werd gebruikt. 7. Kunt gij dan niet gebruiken wat de Heere u geeft ? Laat dan uw materialen waarmee gij werkt zuiver zijn. Laat geen levende wezens sterven voor uw tweede huid, want zij zijn uw adem. 8. Keert dan terug tot de natuur, oh heiligen, want uw huizen zijn constructies van Belial en zijn zonen. 9. Maar als gij daar leeft als gevangene des Heeren, zalig zijt gij. Leeft daar eenvoudig en verscheurt uw klederen, opdat gij niet onder het oordeel van roofbouw komt. Eet ook geen vlees. 10. Tot hen die als gevangenen vlees eten, zeg ik : De Heere zal uw lichamen genezen en u vrijzetten op zijn tijd, evenals de dieren. 11. Weest dan niet schuldig aan roofbouw op de natuur, want dan zult gij verlangen naar eenvoud, maar het zal van u wegvluchten. 12. Dan zult gij verlangen naar de weelderigheid des geestes, maar het zal van u vlieden. 13. Dan zullen uw klederen als ketenen worden, en gij zult niet bij machte zijn het juk te scheuren. 14. Overigens valle niemand mij lastig, want ik draag de littekenen van de Tweede Christus en Zijn Woord in mijn lichaam. 15. Hij kome spoedig om de heidenen te slaan. Amen Metensia Eminius.
24.
Aanwijzingen en voorschriften
1. Weet dan dat aan het einde der tijden de grenzen zullen vervagen, en het Woud des heeren zal zich openbaren. Leert dan van Zijn Liefde. 2. Want Hij heeft hen van Spricht altijd onder zijn hoede gehad. 3. Gij dan zult de heilige plaatsen kennen, en zij zullen u zijn tot een toevlucht. 4. Prijst dan de Heere wanneer Zijn schuilplaatsen geopenbaard zullen worden, want ze zullen dikke bescherming bieden tegen de stormen van het tweede. 5. Weest dan doof tot de zonde en tot hen die spotten, opdat de Heere u zal geven van het dikke van Zijn binnenste. 6. Maar allen die Spricht haten zullen niet eten van de dikke honing. 7. Zij zullen overgeleverd zijn aan de toorn van de bijen des hemels, en hun vlees zal tot driemaal toe gegeten worden. Aldus spreekt het geheimenis des heeren. En Hij zal erop toezien dat deze woorden verzegeld blijven tot aan het einde der tijden. 8. Zalig zijn zij die de tijden van de witte leeuw hebben bereikt en Spricht liefhebben. 9. Ja, zij kennen de lusten des Heeren. Tot Spricht bent gij genaderd, en Spricht zal de mate van behoudenis meten. 10. Ja, want Hij is de kleermaker des Heeren, en Hij heeft u overgeleverd aan geestelijke strijd. 11. Ken dan Zijn wapenrusting en leer het goede te behouden. 12. Zalig hen die het goede bewaken en hen die Spricht beminnen. 13. Kent gij dan de schatten van Spricht ? Uit Zijn Schatkamers komen de bliksemen des Heeren voort. 14. Legt dan uw klederen op het altaar Gods, opdat het u niet ten verderve leide. 15. Gij dan die verdovende middelen gebruikt : Leg hen dan op het altaar Gods, en laat u door Hem verdoven. 16. Leer dan de zielen der planten kennen, want zij zijn des Heeren. Leert dan ook de gewassen te onderscheiden. Leert de natuur u zelf dan niet wat gij kunt eten en wat niet ? 17. Weest dan verlicht in uw verstand en harten en laat de Geest des Heeren u leiden. 18. Gij bent dan gemachtigd groenten en vruchten te eten, en de vruchten der aarde. Gij dan zult inzicht hebben wat gij kunt gebruiken en wat niet. Want de Heere heeft zijn engelen aangesteld om u daarin te leiden. 19. Gij dan zult sprokkelen, en nemen wat de Heere u geeft. Gij zult dan niet dat wat leeft doden. 20. Laat dan niemand uwer deze woorden verdraaien. Laat de Geest u verlichten. Laten er dan wijze lieden onder u opstaan om deze woorden te openbaren. 21. Ja, ook aan u heeft de Heere profeten gegeven. Zoekt hen dan op, wetende dat zij soms in duisternis en verafgelegen leven. 22. Ja, laat het oude wijze dat dan spreekt spreken, opdat uw oren zalig zijn. Zo zult gij de schuilplaats des Heeren bouwen. 23. Laat dan ook wijze jongelingen spreken, en geeft acht op hun woorden. Want zij zijn de geopenbaarde bronnen des Heeren. 24. Gaat dan met hen om als brozer vaatwerk, en neemt hen in bescherming. 25. Biedt hen woning aan en voedsel, opdat gij uzelf zult zaligen. 26. Doet dit alles dan om de Heere. Veracht de ouden van dagen niet, want zij kunnen spreekbuizen des heeren zijn. Veracht de zieken niet, want zij hebben de sleutelen van de dieren des hemels en hun velden. 27. Veracht de slaven en de profeten niet, maar bevrijdt hen veeleer. Hen die het juk des heeren dragen zijn zalig, en zij zijn zalig u te ontmoeten. 28. Weest dan als een getrouw dienaar Gods, en veracht het tweede niet. Ziet, de leeuwen Gods zijn reeds buiten, wachtende om u te verslinden. 29. Maar u die de Heere kent, gij zult niet verslonden worden, alleen in liefde. 30. Weest dan niet als de dieven, want zij gunnen elkaar geen rust. Legt u toe op Gods economie, en word een zuivere anfitaat des heeren. Velen hebben zijn geboden hierin onderhouden en zijn hierdoor zalig geworden. 31. Ja, de heere heeft Zijn Zalige Geest reeds bereid voor hen die Hem hierin volgen. 32. wacht dan op de Heere, en loopt niet voor Hem uit, want Zijn vuur mocht u verteren. 33. Gij dan zijt genaderd tot de haaien van Spricht. Siddert dan voor hem die spreekt. want gij weet nog niet waarop zijn woorden uitlopen. 34. Maakt dan in uw harten geen kabaal, maar weest stil en zuiver voor de Heere, om de vlinderen van Zijn Woord op te vangen. Reeds licht ontbrandt Zijn Woord, weest dan klaar. 35. Zijn Ontstekingen zullen zijn als vulkanen, en de Heere spreekt om Zijn geliefden te binden in Zijn Geest. Ja, zij zullen zuiver rijden over gloeiende kolen, en de binnenste kamers der hemelen vinden. 36. Vervloekt is dan ieder huis dat geen altaar kent, en vervloekt is een ieder huis dat een onzuiver altaar kent. Zuivert uw harten dan voor de Heere. 37. Gegroet bent u. Laat Baarlen en Tanzan uw huis niet bestieren. Kom snel, Tweede Heere Jezus, kom snel, om Uw Tweede Maranatha te bouwen als een nauwsluitend zegel op het eerste. 38. En wanneer het tweede gekomen is, is het eerste niet ver van verwijdering. 39. Laat dan uw harten vrijzetten, gij die nog onder het oude verbond leeft en daaronder verdrukking lijdt. Is God dan niet gekomen om de tweede farao te slaan ? Komt dan tot het tweede beloofde land, het tweede kanaan Gods, gij die overwonnen hebt, waar Hij zal zitten op een witte troon om de heidenen te hoeden. 40. Ja, vanuit alle windrichtingen zullen zij komen, en zij zullen de Heere dienen. 41. Verheugt u dan in de dag der bevrijding, die opgetekend is om uw zielen te zaligen. 42. Zij die van het Tweede halleluja zijn en van Spricht groeten u, vooral hen in de grote verdrukking. Amen Metensia Eminius. 43. Een groet aan de zeven gemeenten in de grote verdrukking, eigenhandig, van de Tweede paulus, dienstknecht van God en anfitaat. 44. Ook ik ben een gevangene des heeren, wachtende tot de eenwording der allerheiligste zielen. 45. Schenk elkaar genade, zoals God ook doet. 46. Weest niet al te hard voor elkaar, want de heere haat de hardheid zonder de zachtheid. 47. Zijn Zachtheid doet altijd de Toorn verminderen. Groet elkaar in de tweede verdrukking, ziende op elkaars gebondenheid en zwakheden. 48. Legt dan geen zware lasten op elkaar, want de Heere is niet in dezen. Legt dan ook geen eed af, want de Heere is de Ziel der vrijheid. 49. Laat u dan geenszins binden, en leg u toe op de traagheid die des Heeren is. Gij dan kent andere koorden. Hij die binden zal is de heere. 50. De Heere heeft de engel van de windstreken tot u gezonden. Laat hen die van de genade afglijden niet meer binnen, opdat zij de gemeente niet zullen bezoedelen. De Heere haat hen die wispelturig zijn en twee heren dienen. 51. Laat hen dan niet meer binnen opdat zij u zouden verraden. Want reeds zijn velen tot u gezonden met gedraaide plannen. 52. Ik heb u reeds gewaarschuwd en gij zijt aan deze woorden overgeleverd als aan de Heere. De Heere doet met u wat goed is. Zijn Zegen is met u. Amen Metensia Eminius. 53. Ik zal dan ook niet ophouden om voor Zijn aangezicht voor u te worstelen en te bidden. Ziet dan mijn liefde voor u. 54. Laat geen enkele apostel een ander evangelie verkondigen dan dit, want dezen zijn vervloekt. Al zou het een engel zijn die u van de nuchtere leer zou afleiden, neemt hem niet aan. Want hij die dan spreekt zij vervloekt, en gij kome onder de vloek wanneer gij hem zou volgen. 55. Was dan het stof van uw voeten af wanneer degene bij wie u verblijft of die met u praat niet naar deze woorden wil luisteren, en houd hem voor een leugenaar, en vertrek. 56. Zij die onder een juk des heeren leven : De heere zal u vrijzetten onder zijn tijd. Uw ketenen zullen u tot zaligheid leiden. 57. Ja, de Heere heeft oog voor de zwakheid van uw harten. Dit is Hem tot sterkte. Gij hebt dan enkele draden van Spricht in uw ziel. Zalig hen die lust hebben tot de ketenen des heeren. Want Zijn zwakheden zijn sterker dan dat wat komen gaat. 58. En het dwaze in Hem is wijzer dan de wijsheid der tijden en het oude en hun dagen. 59. Ziet dan toe dat gij Hem die spreekt niet afwijst, want zijn dagen gekomen als in gedruis, waarin de machten der hemelen zullen wankelen en vallen. Ja, nieuwe hemelen schept Hij, en vervloekt zij die vasthouden aan het oude. Legt dan het oude op het altaar, en draagt haar daar naartoe, opdat gij uw zielen zult zaligen. 60. De heere heeft het oude lief en zal haar ziften als goud. 61. Zalig hen dan die het oude goud dragen tot de tempelen van het Tweede, want zij zullen de Heere kennen. 62. Acht dan Zijn verborgenheden als goud, en verlangt dan vurig te mogen binnentreden. 63. De Heere haat dan hen die stelen. Weest als een kind in Zijn voorhoven, en gij zult worden opgenomen tot zijn altaren. 64. Gij zult de blijdschappen van God kennen, al die tot Hem naderen. 65. Veracht het Tweede dan niet, opdat gij het voor u klaar staande Woord niet zal missen. 66. Sprak Hij dan niet om uw zielen te zaligen ? 67. Laat dan de man die hierop niet acht geve vervloekt zijn tot in eeuwigheden en tot de komende aeon. 68. Laat de muis van uw hand u dan leiden tot de knoppen der tempelen, om uw harten daarmede te reinigen. 69. God laat niet met zich spotten, en zal zeker niet onschuldig houden hen die kleine kinderen tegenhouden op Zijn bergen. 70. De Heere kwam voor deze kleinen, en niemand zal hen kunnen roven uit de Hand en de Wijsheid des heeren. 71. Zij zullen de paarlen en de poorten zijn van de nieuwe stad. En enkelen onder hen zullen voor een bepaalde tijd struikelen, om onder hen zuivering aan te brengen. 72. Niet alle kleine kinderen zijn des Heeren, want ook de listen des satans hebben vruchten in uw schoot geplant. Dit dan is verder een geheimenis des Heeren, wachtende met reikhalzend verlangen om geopenbaard te worden. 73. En die dag zal zalig heten. Tot hen die aan paniekaanvallen lijden : Gij zijt zalig in de Heere, en de Heere zal u kleine vertroosting en verlichting zenden. Gij zijt genaderd tot het hart Gods, die als een vulkaan is. 74. Want in de vulkanen des Heeren zult gij gebonden worden in Zijn Geest, en zijn ontstekingen zijn heilig, leidende tot de distels des hemels. 75. Gij die siddert, gij bent niet minder, maar gij hebt de zaligheden Gods aanschouwt. Wie zou niet sidderen. Het is u tot eeuwige verrukking Gods. 76. Vervloekt hen die niet sidderen, want zij zijn levende al dood. Geeft dan geen acht op hen, want zij zijn slechts schimmen van achter het Gehenna, en zij worden door de vierde dood gehoed.
25.
Zaligsprekingen en voorschriften
1. Zalig hen die slapen in de Heere, en zalig hen die ontwaken in de Heere. Zalig hen die vele visioenen zien omwille van de Heere. 2. Zalig de lammen, want zij zullen lopen in de hemelen Gods 3. Zalig de zachten van hart, want zij zullen de spotters verbrijzelen. 4. Zalig de bescheiden van hart en de schichtigen, want zij zullen dieren des hemels zijn. 5. Zalig de armen van geest, want zij zullen de Heere zien. 6. Zalig hen zonder een ziel, want zij hebben de engelen Gods als hun vaderen. 7. Zalig hen met koude handen, want zij hebben harten van vuur. 8. Zalig de wijzen in de Heere, want zij leven in de beenderen Gods. 9. Zalig hen die arm zijn en hongeren, want zij zullen de weelderigheden in de hemelen Gods hoeden. 10. Zalig hen die dorst hebben naar gerechtigheid, want zij zullen rechters heten. 11. Zalig zij die het kwade haten, want zij zullen met de Heere wandelen. 12. Zalig hen met koude voeten, want zij hebben buiken als leeuwen, en zij kennen de verrukkingen des Heeren. 13. Zalig de warmen van hart, want zij hebben genoeg koren voor de winter. Ja, zij kunnen zeven jaren vooruit, en zij kunnen het paleis des Heeren bouwen. 14. Zalig hen die nee kunnen zeggen, want zij zullen staan op de rots, en de zee zal hen niet overspoelen. 15. De Heere bouwt hemel en aard, de Heere bouwt Zijn lichten. Hij doet Zijn genade en vrede over u komen als het aandoen van een lantaarn in duistere streken. Hij zal u hoeden en leiden stap voor stap, en Hij zal u die Hem kent leiden tot Zijn Woud. 16. Laat de bomen des vredes tot u spreken, en laten zij uw hoofd behoeden als een helm. En gij dan die de nacht niet kent : De Heere zal een waker zetten voor uw mond. 17. Bijt dan elkaar niet uit, maar beurt elkander op met woorden van zijn altaar. 18. Leest dan goede boeken en gidsen, maar veracht de slaap en de rust niet, want de Heere geeft het zijn beminden daar. 19. Streeft dan naar visioenen en woorden des Heeren, maar vergeet niet dat de slaap en de rust daarvoor de akker is. Laten zij dan wijdverspreid zijn, en onderdrukt elkaar dan niet, opdat uw velden niet ingekort worden. Zo spreekt dan aldus de Heere. 20. Gunt elkander dan slaap, en onderdrukt elkander niet met woorden, opdat de Heere niet Zijn stem van u wegneme en u overgeleverd zijt aan de stemmen der wolven. 21. Gij merkt hun verscheuringen pas veel later op de dag. Daarom : Laat de slaap u dan hoeden, en zij die slaaf zijn van de nacht : De Heere zal u waardig vrijzetten op de door Hem daartoe bestemde dag. 22. Onderdrukt de zusters dan niet, want voor de Heere telt het geslacht niet. 23. De Heere bepaalt dan wat zwakheid en sterkte is. 24. Gij dan die veel dromen en nachtvisioenen hebt : Gij zijt werkers des Heeren. 25. De nachtspin heeft dan enkelen onder u verlamd, maar de sappen van zijn steek zijn grote geheimenissen des Heeren, en gij zult opstaan ten laatste dagen. Ziet dan, gij zijt bemint door de heilige engelen van het Tweede van God. 26. Zo zult gij dan de Heere kennen in Zijn lijden en sterven, en gij zult de nachtspin eren. 27. De Heere zal u een nieuw verstand geven en het oude wegnemen. Eert dan Zijn verdovingen als zijnde de zijden van Zijn Hand, die u slaat, leidt, hoedt en breekt. 28. Ja, Hij richt u op, en laat u weer vallen, want gij moet wortelschieten. Oh, gij die de aarde niet kent, hoe kunt gij de hemel kennen die immers van aarde is ? Gij dan die op zulk een aarde loopt zijt heilig, wiens voeten in de grond gegroeid zijn. 29. Gij dan zult zijn als de bomen des velds. Richt u dan op al uw takken en veracht uw wortelen niet, opdat de Heere u niet wegneme. 30. Zij dan die werken zonder wortelen : Gij kent de tweede mens nog niet, die in God geschapen is. Want hij wortelt zich bij alles wat hij doet, en zijn werken zijn eeuwig. 31. Geef dan acht op Zijn Woorden als kostbare heiligheden, als gouden gerei in zijn tempelen. 32. Leert dan te zien op de vlinder, opdat hij u zal meenemen tot een nieuw leven. Al het oude zal immers voorbijgaan. 33. U dan die vasthoudt aan de tegenwoordige hemelen en woorden. Ziet dan toe terwijl zij zullen verbranden, want de toekomende tijden zijn als een brandende oven, en er zal een Dag des heeren zijn. 34. Een dag tegen al wat groot is. Amen Metensia Eminius. 35. En als engelen al niet durven te spreken van het nieuwe verbond, hoeveel te meer zult u moeten waken over de lippen van uw mond. Maar gij zult de geest des heeren ontvangen, en gij zult spreken zoals de profeten spraken. 36. Er is dan niemand die het Woord des Heeren zal kunnen tegenhouden, en het Woord des Heeren zal glijden tot duistere plaatsen. Opent dan uw vertrekken, opdat de wind des Heeren het kan zuiveren. 37. En deze wind is brandende, gaande van vuur tot vuur. En zo zal de Heere u zaligen, en u gunst verlenen, om te gaan van ijs tot ijs. En gij zult de Heere kennen.
26.
De Meetlat des Heeren
1. Gij dan bent gemeten om dienst te doen in het huis des heeren. En enkelen onder u zullen dan de gaven van het meten en het wegen ontvangen, maar zij moeten zuiver van hart zijn. 2. Streeft dan naar de anfitaatse gaven, opdat gij het huis des Heeren kunt bouwen. 3. De Heere is welgevallig hen die Zijn huis in rust en stilte bouwen, en hen die zuiver meten. 4. De heere zal hen, die onzuiver meten, zij zijn vervloekt en zullen buiten lijden met de honden. Zij zullen hun wonden likken en de ingang des heeren niet meer kunnen vinden. Ja, het oordeel over hen is welaangemeten, en gij zult over hen niet klagen. 5. De heere zal een post en wachter zetten aan zijn poorten, en zij zullen het geheimenis van Izu kennen, het zaad van Eminius. 6. Alleen zij die heilig zijn mogen tot de Heere komen. De rest is reeds vervloekt. 7. Bouwt dan zijn huis in beven en sidderen, opdat zijn geest het werk zal zegenen en gij het niet ziet verteren als gij terugkomt van uw reis. 8. Want de dag des Heeren zal komen als gedruis, om alle werken te testen. 9. Zalig hen die bouwen in Spricht, want zij zullen het dikke des Heeren aanschouwen en de snaren des heeren bespelen. 10. En dan zal Spricht tot de poorten der tempelen komen, en al die tempelen uitroeien die niet bezegeld zijn met het Tweede Bloed des heeren aan hun deurposten. 11. En dan zal Spricht worden tot de Heilige Ingang en Uitgang des heeren. 12. En ziet nu dit geheimenis is groot, en reikt tot aan de zuilen van de Emelis Shatau. 13. Gij dan zult zuivere bouwkunde verrichten voor het aangezicht des heeren, en gij zult de zegen van Zijn poorten dragen. 14. Gij die nog jong zijt : Gij zult veel moeten lijden voor de tempelbouw des Heeren. Laat uzelf dan slaan voor zijn altaren, opdat Zijn Tweede Kruis u niet zal verbrijzelen in Zijn Toorn. 15. Omhels dan het kruis, en bemint haar, opdat zij u zal liefhebben en haar haat u niet verleide. Komt echter met ijs voor haar altaren opdat zij u niet in haar bitterheid verslinde. 16. Want de heere heeft welgevallen in hen die ijs brengen tot Zijn Wonden, en zij zullen eten van het zoete des Heeren. 17. Ziet dan, want de Heere Heere is als een wild beest.
27.
Over de paus
1. Zij dan die nog vasthouden aan pauselijke leugens : De Heere heeft niks tegen pausen, maar de Heere zal uitroeien de valse leer van de canon en andere dwaalleer. 2. Gij die dan nog vasthoudt aan onheilige concilies : Laat u tuchtigen, opdat de heere u niet vermenge met het werk van de hoer. 3. Gij dan zult u hechten aan de martelaren en bovenal hen die verbrand werden om hun geloof en hun liefde voor de wildernis. 4. Want des Heeren lof is wildernis. Leert dan de orde des Heeren kennen die niet de orde der wereld is. Laat dan los de werken des satans en zijn agenten. 5. Want de Heere heeft aangesteld de regeringen en hun tijden, om uw harten te testen. En ziet : vele harten zijn boos, en dit is een groot geheimenis. 6. Gij dan bent verdwaald in een put der harten, en gij bent daarin verdwaasd geraakt. Maar gij zult de Heere kennen door uw lijden, en de Heere zal u vinden. 7. Ja, Hij zal u het hart van een apostel schenken en u doen leren begrijpen, dat alles al vaststond voor de grondlegging van hemel en aarde, en dat dezen zijn de eis van leven en wet. 8. Ja, de eis der wet heeft vele harten doen verbleken, en de Heere heeft dit gezien. 9. Niet al te zwaar zal Hij zijn kinderen straffen, met het oog op de eis van leven en dood. 10. Niemand kan aan deze eis ontkomen, en laat daarom ook niemand denken dat hij eenling is. Gij hebt vele broeders en zusters op verborgen plaatsen. 11. Laat het lijden u daarom niet doen bevreemden, en laat u niet denken dat uw situatie uniek is, want zelfs uw gedachten zijn des heeren, en de eenheid en de afmetingen der lijnen en hemelen zijn groot. Veelvuldig zijn zijn weerspiegelingen, en de weerspiegelingen van uw geest, ja, zelfs van uw lichaam. 12. Gij zijt genaderd tot het dikke van God, waarin gij de paden en de koorden ziet. 13. Zalig hen die door Spricht zijn binnengekomen, want een andere poort is er niet. 14. Laat de eis der wet u dan zaligen, niet denkende dat iets vreemds u is overkomen, want alle dingen liggen bloot en geopenbaard voor de troon van God, voor Hem kennende alle dingen. 15. En Hij is vertrouwd met iedere stem en beweging, ja, met iedere schijnbeweging. Hij kent ze allen bij name, en zij sidderen voor Hem. 16. Laat dan de eis der wet u leiden tot het goede, als de eis van het altaar. Amen Eminius Matas. 17. Gezegend Hij die komt, en komen gaat. Maranatha, Tweede Christus, kom snel. Gij bent genaderd tot de Tweede Maranatha des heeren, en de eerste is niet verre van verwijdering. Zalig hen die het eerste tot het altaar brengen. 18. En enkelen onder u dachten dat het eerste vernietigd zou worden. Dit is echter ten dele waar. De Heere is gekomen om het eerste te vervullen en te veranderen tot een zuiver beeld Gods. 19. Laat dan hen die daartoe bevoegd zijn de duivelsverzen met zorg uitbannen en uitroeien, opdat de gemeente Gods gered zal worden. 20. Gelooft dan niet in de onfeilbaarheid van de paus. Alleen de Heere is onfeilbaar. 21. Geef ere aan hen die eer toebehoren. Geef dat wat de keizer toebehoort aan de keizer, en dat wat de paus toebehoort aan de paus. 22. Nogmaals : de Heere heeft niks tegen keizers en pausen, maar de Heere zal elke dwaalleer op de daarvoor bestemde tijd uitroeien. 23. Laat hen die van de paus zijn het Tweede Woord met blijdschap ontvangen, en zalig zij elke paus die de wegen des heeren bewandelt. 24. Ja, dichtbij het hart des heeren is die paus die Zijn Woord verkondigt, en die het kwaad haat. 25. Laat dan geen profeet, apostel, paus, keizer of anfitaat u misleiden. Toets dan alle dingen en behoudt het goede, en het goede en ware wat zij u gaven, om uw harten verder te heiligen. 26. Laat dan de paus zijn als een waardige opvolger van Petrus, als de rots van de gemeente. 27. Maar ziet toe dat gij dan niet afwijkt van de geboden des heeren, want de Heere is de vleugel die de harten slaat. 28. Laten dan allen die de paus volgen hun leidsman in het oog houden, die de tweede Christus is. 29. Want of gij nu katholiek of protestant zijt, gij hebt de Tweede Christus tot uw opperheer. En Hij zal uw zielen behoeden, en u leiden tot een grazig land. 30. Gij dan zult het dier heiligen, en u afscheiden van het zondige Spanje, opdat de Heere niet kome om uw hart te slaan. 31. Een Spanjaard die dan in de Heere is heeft niets te vrezen. 32. De Heere zal een nieuw Spanje geven. Zalig hen die dieren tot steun zijn, want zij zullen deel hebben aan het tweede Spanje. 33. De Heere dan zegent alle heilige vrouwen van Spanje en Portugal die de voetsporen van Maria Magdalena volgen, want ziet, Uw Christus is dier. 34. En hij die dan het dier niet eert, heeft ook de Christus niet, die immers dier is. 35. Welaan dan, al gij lieden die zich in het tweede Laodicea ophouden. Gegroet zijt gij, nogmaals, gij die van dieren houdt als van uw naaste. Want hoe kunt gij van uw naaste houden als gij niet van het dier houdt ? De mens immers is dier. 36. Laten zulken die het dier zo haten dat zij hun vlees tussen hun tanden vermorzelen dan niet klagen als hen die van dieren houden hen niet willen aanraken. 37. Zij volgen immers de voetsporen van de tweede Pazzia en de tweede Assisi. Zalig zijn zij. 38. Laat de paus dan het dier heiligen en zegenen. Daartoe is hij immers geroepen. En laat de paus zijn mes gebruiken om het dier te beschermen, en zo niet, dan zal de Heere op de daartoe bestemde tijd met Zijn mes komen. 39. Vreest dan het altaar des Heeren, en laat het dier met rust. Stel u eerder op als de ridder van het dier. dan zult gij zalig heten. 40. Is het dier dan niet gemaakt tot uw bescherming ? Gij kent nog niet de adem die in uw mond is. Blijft dan van de dingen af, en vernedert u in vreze en beven. 41. Tot hen die in het tweede Laodicea wonen zeg ik : Leert dan hen die spotten met het dier deze dingen af, door hen eenparig over te leveren aan de krochten en wonden van de tweede satan en zijn zaad. Leert de volkeren de betekenissen der dieren, want zij zijn de tekenen des hemels om hen die de Heere aanhangen door de grote verdrukkingen van het tweede te lijden. 42. Weest dan gebrandmerkt met de dieren Gods, opdat gij kunt ademhalen op de dag des oordeels.
De Ogen des Heeren
43. Ja, want grote geheimenissen zijn de dieren Gods, en vervloekt is hij die hen ook maar met één vinger rake. Scheidt u dan af van hen die het vlees eten, opdat gij niet één worde met hen in het oordeel. 44. Zij varen naar een vuur dat eeuwig brandt tot vernietiging in de tweede hel. 45. Ja, met dit vuur heeft God het dier geschapen, en met dit vuur zal God het dier herscheppen. Ja, een groot geheimenis zijn zij, en gij dient daarop acht te geven als op tekenen des hemels om u door de laatsten der dagen te leiden. 46. Gij kunt niet Moloch dienen en de Heere. De Heere wake nu over mijn ziel, want ik ben ziek nu ik deze dingen heb geschreven. 47. Laat hen van het tweede Laodicea nu bij mij zijn in de geest, want de Heere is met mij, en openbaart Zichzelf aan mij dag aan dag. 48. Mijn hart roeme in de Heere en in het Woord van de Tweede Christus. Mijn hart roeme in Zijn altaar, en zijn ziekte wordt mij tot gezondheid gerekend, daar de draden van Spricht zichtbaar worden, om het eeuwig koninkrijk des heeren te weven. 49. Laat de dieren Gods weiden in kabbernal, en laat de tweede Santra de woorden weven, want zij zijn eeuwig en zij zijn sproeiers in het gebeente, tot genezing der zielen. 50. Hecht mijn ziel nu aan de Heere, opdat ik niet bezwijke. Ik dan zal bezwijken in de Heere, zoals ik elke dag sterf om uwentwille. 51. Ik verheug mij dan in het lijden dat ik om uwentwille aanvul aan het Koninkrijk Gods. 52. Zijn wij dan niet allen bouwers van het altaar door ons eigen bloed te geven ? 53. Daarom zij mijn hart niet bezwaard. Ik heb de goede strijd gestreden, en mijn ziel kijkt uit op de wouden van het tweede tot aan het woud des heeren. 54. Amen Metensia Matas, Maranatha, Tweede Christus kom. Tot het Tweede Maranatha zijn wij genaderd, en de openbaringen des Heeren zullen voortkomen als gedruis. 55. Wij ontvangen visioenen door het lijden en niet door drank. De wonden des Heeren zijn ogen geworden. Ik nu ben vol ogen, hebbende geen rust, daar ik dag en nacht zeg met mijn ziel : Heilig is de Heere, Heilig is Zijn Naam, laat het Tweede Koninkrijk komen, nu het eerste voorbij is gegaan. Grote Zegen heeft de Heere weggelegd voor hen die Zijn Tweede geboden bewaren. 56. En deze zaligheid is groter dan het eerste. Zou het toekomende van God dan geringer zijn dan dat wat alreeds geschied is ? De Heere bewaart dan het beste voor het laatst. 57. Zou dan het binnenste van God minder zalig zijn dan het buitenste ? Gij zijt dan genaderd tot het binnenste van God. Hij die Zich weldra opmaakt om te spreken. Ik zal de rest van Mijn dagen verblijven in het Huis des heeren, om het tweede te doorvorsen. 58. Ik dan zal boven komen, om de monsters van beneden te kunnen zien. Ik dan zal de Heere dienen. 59. En ik zal één tong zijn met hen die met mij spreken. Wij zijn dan allen van één doel en één macht. 60. Niets zal ons scheiden van de macht van God. Dit zijn dan de woorden van de Allerhoogste door Zijn apostel en anfitaat de tweede Paulus. Zalig zij die deze woorden bewaren, doorgeven en doen. Amen Metensia Kabbernal. Hij komt spoedig. Ziet Hij staat aan de deur en klopt. Komt dan binnen in het Tweede Maranatha des heeren, opdat Hij maaltijd met u houde en u het koren des hemels laat zien. 61. Dagelijks brood heeft Hij u gegeven, van het verborgen manna. Gij hebt overwonnen, gij die in Hem blijft.
28.
Slot
1. De Heere heeft mij het zwaard gegeven om het reine te scheiden van het onheilige, om te scheiden de vliezen van het hart. De engelen van het tweede Laodicea zijn met mij, om woorden te spreken tot deze dagen. 2. God laat zich niet verbidden door hen die onheilige dingen doen. Vergist uzelven niet. 3. God is geen hoer die zich aan voorbijgangers hecht. Hij bemint alleen eeuwige dingen. 4. Laat niemand daarin onzeker blijven. Gij die pausen zijt van het kwade. Laat de gemeente des Heeren los, want de Heere zal u slaan met vaagheden en blindheden. De Heere zal u wazen voor de ogen geven, en gij zult uzelven verliezen. Wat winnen en verliezen is zal de Heere uitmaken, gij die de muis volgt. De Tweede Karazuur is reeds tot u neergedaald om uw vlees te eten, al gij onheiligen die denken de heere te misleiden. De Heere ziet alles, en gij die zondigt hebt geen rust, dag noch nacht. En indien gij rust hebt deze dingen bedrijvende, hoe dood zijt gij. Ik vrees dat gij al meegenomen zijt tot achter Gehenna, waar de vierde dood in de velden verblijft om haar kinderen te doen rusten in alle eeuwigheden. Zij bestaan niet meer, maar zijn slechts schimmen van een duister verleden, en weerspiegelingen uit hetgeen voorbij is gegaan. Totdat het Tweede Gehenna zijn intrede doet.
Het Eeuwig Evangelie
De Steen der Karsuiken
Joringel
De Nieuwe Handelingen Deel I-II
Joringel
1.
1. Nu is het Woord uitgekomen, de dood heeft het verstaan, veertien zwarte rozen, gaven mij vrij baan. Tot het water is het nu gekomen, de zwaan staat hier, het waait hier. Nu is alles dan uitgekomen, de heg over, tot de vrije wereld, geen hindernissen vandaag. Om morgen eeuwig te leven, hebben zij mij uitgekozen, de dood is hier gekomen. De zware stem, de heg over, tot een vrije wereld, geen hindernissen vandaag. Het moment van eeuwig leven, zij kozen mij, en maakten van mij een slaaf.
2. Steeds denk ik terug aan al die witte rozen die ik heb verkozen, mij leidende naar de witte dood. Alles is nu zwart, daar over de heg, want veertien zwarte rozen, hebben mij toen uitgekozen. Slaaf was ik, een slaaf ben ik nu nog steeds. Drijf de zinnen door, nachtelijks kom ik tot het grauwe koor, geen kracht om op te geven, geen kracht om door te gaan. Alles is in mij aan 't beven, alles is in mij vergaan. Chaos is hier binnengedreven, ik weet niet waar ik heen moet gaan. Drijf de zinnen door, verwacht van mij niets. 3. Al die zwarte rozen, tot het witte gekomen, om al mijn dagen grijs te maken, het koninklijke in mij ontwaken. Zeven vogelspinnen, zij zullen van mij winnen, want dit is hun terrein, ik ken hen niet, en ik ken hun verdriet niet. Altijd gedacht dat ik het meeste leed, maar zij zijn daarin koning over mij geworden, totdat het koninklijke in mij ontwaakt, om tot het volk te spreken. Mijn stem zullen zij verstaan. Als de lelie steekt, zijn wij er geweest, als de lelie steekt, zijn wij verloren gegaan, in een diepere dood, zijn wij tot een diepere Christus gegaan. 4. Hij leed ver in de verte, hij leed daar achter horizon, en onbereikte bergen, van geslacht tot geslacht zijn stemmen uitgedoofd, verscholen in een diepere dood, tot een dieper kruis gekomen, zij hebben hem geslagen met de staf van de vierde dood. Zijn tong dan uitgetrokken, zijn baard is dan vergaan, als van een jonge jongen, niemand kan hem verstaan.
2.
1. In het wespenvuur is goud veel te duur, en ogenzalf is daar een kroning, maar zij is voor wie lompen dragen, hun klederen veelvuldig gescheurd, en opnieuw genaaid door vogelspinnen, opnieuw gezaaid in rozenvelden, de betovering duurt voort, wat heb je nog te melden. 2. In het wespenvuur is alles zo duur, en ogenzalf is daar een kroning, koningen maken in lompen woning, zoekende de huizen van armoe, wat de hemel hen gaf, zij kwamen tot het arme graf, waar schoonste rozen bloeiden, hun herinneringen meenemende tot onder het zachte, tot rozenzeeen in het vuur. Vader, vader, wat zijn je rozen duur. Is er dan geen vlucht uit dit uur. Geen geld om te bewegen, de ochtend zal het geven. In 't wespenuur, is 't goud door 't haar gestreken, en alles is zo duur, wij komen tot de lompen die praten, over een rozenvuur, is er geen genade tot hen die onder 't zachte zijn gedaald, alles is hier zo duur, wij nemen alleen wat de hemel ons geeft, in 't rozenvuur, zoekende naar wat genade, de pijn heeft ons in 't graf gebracht, het voerde ons naar wespenkleed'ren zo oud en versleten. 3. In lompen gaan wij, tot de wespen van ons hart, alles word steeds duurder, wij nemen wat de hemel ons schenkt, de rijkdommen der grootste armoe, leidende ons tot het oer, waar wespen ons hart bewaren, in 't rozenvuur, in 't rozenvuur. Nu zal dan alles stil zijn, nu zal dan alles vertragen, nu zal dan alles stil zijn, nu zal dan alles stil zijn. In een rozenvuur klom zij, in een teder spel verloor zij dan haar angel, maar deze rijkdom werd steeds duurder, zij schreeuwde om armoe, maar kon haar niet verstaan. Zij vloog dan weg van haar.
4. Nu ben ik dan alleen, in dit rozenuur, diep in het rozenvuur, door wespen zelfs verlaten, door kou en armoe gehaat, zij willen niet met me praten, en tot de stilte zonk ik, was dit mijn enige vriend. Van oer tot oer klom ik, van stilte tot stilte, ik werd van alles verlaten om in leegheid weg te zinken. Niemand houd mij vast, niemand om mee te praten.
3.
1. Te vaak in mijn wonden gestoken, nu ben ik tot onder het zachte gedaald, tot diep onder het roze, in de dieptes van een arm bestaan, geen kracht om op te komen, geen wil om op te komen, ik ben al bijna onder het hete gedaald, tot een wespenkoning, hij maakte in mij woning, een kroon van armoe gaf hij mij, om rijken te beschamen. Kijk nu naar mij, en durf niet meer, ik ging door de grote scheur. Geen kracht meer om te ontwaken, geen wil meer om te ontwaken, tot diep onder het bruine gedaald, de hete spiegel had geen naald, maar pijn is daar in tederheid, waar Brannan heil schenkt aan de armen, tot het oer geleid, oh, ga nu niet afhaken, want dan zullen zij hun werk staken. Een wespenvest is wat ik kreeg, met wapens van het oer. Onder het koude ben ik gegaan, een wespenkoning raakte mij aan, je kunt me niet beschuldigen, je kunt me niet eens verstaan. De zachte hand, een grote pijn, als bliksem tot je komende.
2. Er groeien veren binnenin waar ik te vaak ben gestoken, veren binnenin waar ik de moed opgaf. Van binnenuit hebben ze me opgegeten, ben ik nu dan net als hen ? Ben ik één van hen, sinds zij dan in mij woning maakten, veren groeien tot elkaar, diep binnenin, terwijl zij ernaar staren. De naald is veer geworden. Telkens als zij steekt wordt zij dan zachter. Grote veer, toe maak dan in mij woning, een zachte hand, een grote pijn, als bliksem tot je komende, als de melk van 't reine. In een doodstrijd, tot onder het zachte gedaald, een nieuwe pijn bevrijdde mij, in zacht vuur te ontwaken, tussen rozenschuim en lelieschuim, waar een donk're nacht het op heeft gegeven, tot onder het donk're gezakt, waar donk're lichten grommen, hier hebben zij zo lang op gewacht, waar schilderijen branden, tot onder het hete gezakt, hervond ik mijn macht, om door mijn spiegel weg te dalen, een wespenkoning nam mij mee. Is dit het boek, waar ik in kan wonen ? Veilig na al die jaren, het kostte me alles, van veer tot veer ga ik.
3. Toen de neus nog een tepel was, een blauwe tepel, een blauwe mast, in de monden van engelen en arxelen, van geesten van vervlogen tijden. Boven de mond, boven de poort, een blauwe tepel, de Ravalon Madok, belangrijk in de spraak, om door wijsheid te spreken, door armoe gevonden. Het is de tepel van de Maser, naakt en arm als het vuur. Een kroon van Armoe heerst over Narzia, als de Ravalon Madok, de blauwe tepel. Tot zeven vuren kwamen wij, om ons tot het oer te leiden. Van wildheid tot wildheid gingen wij, om de armoe te zoeken, de schatten van het verlee. Tot Narzia kwamen wij. Op de Ravalon Madok, vonden wij bevrijding, tot het binnenste gegaan, tot dat wat diep was opgeborgen, als een boodschap van verlee, het geheugen als onze klok. Kent gij dan de armoe niet meer ? Ziet dan, gij hebt geen geheugen. Ziet dan, gij hebt geen fundament, en als de stormen komen, dan vliegt gij ver weg. Bouwt dan uw huis in Maser, de Rots, en drinkt van de geheimenissen der blauwe tepel. Waar zuivere lucht heerst kunt gij leven. De blauwe mast brengt u van geschiedenis tot geschiedenis, om oude boeken te openen, en van de geheimenissen ten eeuwig leven te drinken. Trots als de karsuiken zult gij zijn, en gij zult de trots der armoe kennen.
4. En als de tepel van Metensia, de roze, dan zal opstijgen tot in de Ravalon Madok, dan zal het zijn als de blauwroze weg der wildernis, als de zuiverende armoe. Ja, want de Heere heeft zijn gezandten de armoe rijkelijk geschonken als een staf van zuivering. De dood is als de explosie, als de Matadok de radio, een dove plaats waar alles tot onder het zachte daalt, de pijn der tederheid raakt. Van wildernis tot wildernis, totdat de overvloed explodeert, gebiedende, niet luisterende, sterft zij voor 't gemak. Als de late dood je raakt, dan hoort iedereen je stem ineens. Toen het oor eens een radio was, als de Matadok, een tepel des doods, jij was de gebieder, waar stemmen je hadden uitgedoofd. Tot de dood zijn wij gegaan, achter glas stroomt nu, het eeuwige kruid. Zij is de tepel van de Herman, onder de buik leeft zij, als een deur tot de eeuwigheid, waar de radio steeds spreekt, waar de radio steeds breekt. Het Woord des Heeren, eeuwig kruid, doven kunnen het lezen. Van stilte tot stilte zullen wij alles vertragen, totdat alles is omgekeerd, een platform voor onze Heer. En zo is dan het heilige dove oor tot een tepel des Heeren, tot de Matadok, onder de buik, vanwaar de slangen des hemels komen. Ja, als een deur der eeuwigheid is zij, zij hoort alleen haar eigen stem, zij is dan dubbel gestorven, als een glazen kist is zij gebieder, om wilde deuren te openen, deuren naar de eeuwigheid. Drinkt dan van haar adem, en leeft in eeuwigheid. Zij hebben steeds het kleinste opgezocht, hebben steeds het donkerste opgezocht. Laten we nu van voren af beginnen.
5. Toen het stuitje nog een tepel was, was zij een televisie, in het hart van hen die de Heere beminden. Ziet, zij waren allen blind, Izu, niemand gaf jou wat je verdiende. Izu, niemand gaf jou wat je nodig had, Izu, je was het zaad van een ander geslacht, van lang vervlogen tijden, wie zou er nog om je schreien. Door Dezer gevonden, werden jouw wonden verbonden, tot diep in 't oer reikten zij. Door 't oude versletene konden wij weer zien. Door het verkleurde en verscheurde, konden wij de afstand weer voelen, konden wij voelen, weer voelen. En wat moeten wij met Matas en Marion ? Zij sluiten deze rij, tot een toverbrug, terug naar de feeenwereld.
4.
Speer van Zwijmelingen
1. Door de hoge bomen van het woud des Geestes, draagt de herder een gouden speer, om harten in zwijm te doen raken, om god'lijkheden te beminnen. Hij draagt de speer van zoete slaap, om elke pijn te doven. Besprenkelt harten tot Zijn eer, Zijn Liefde vervult de monden. 2. In dauw en teed're ontmoetingen, dwaalt de Geest van Liefde, als door het woud van de nacht, zoekt hij naar Zijn geliefden. Als een hert springt hij door 't hoge gras, tot het maanlicht de herfst alleen laat varen, tot de diepste kamers van de aard, en de brandende winter haar vruchten neemt. 3. Speer van God, van zwijmelingen, schietend uit de harp van 't lot, zoekend naar de vruchten van het spel van vogels, om te doorboren de harten die het goud laten stromen. Speer van God van liefdeswijn, maakt de harten dronken voor 't uur der tederheid, in 't zachte mos te slapen, voor de poorten van Marion's huis. 4. Marion zendt Emily, zendt broden met getuigen, hen die getuigen van een liefde zo diep en waar. Marion zendt Emily, tot de Liefde der huizen, tot duistere grotten waar zij die slapen, nog steeds wakker zijn in hun wonden, en leidt hen met gouden Koorden, tot de eeuwigheden van Metensia. 5. En ik slaap, ik vaar tot de tepel van Metensia, waar de melk der liefde overstroomt, en dauw brengt tot de appelgaarden. En ik slaap, voerende naar de tepel van Emily, waar de bomen zacht waat'ren in een tranendal van liefde. 6. En ik slaap, ik vaar tot de tepel van Metensia, waar de melk van appelstromen, het licht van de morgen doet gloren, in morgenrood gezonken, zwem ik weer terug tot de nacht, die eeuwig duurt in het hart van Metensia, om daar haar vlam te doen branden in gloeiend rood, tot de harten die verwelken. 7. En ik slaap, tot de tepel van Metensia, tot de tepel der liefde glijd ik met mijn schip, 'k bouw de aarde, in zeeen van het hemelgewelf. 8. Voer de maan, allen die slapen, met de melkselen van Metensia, voer de aarde en zijn vleug'len, laat haar tepel opstijgen, tot de uiteinden der liefde. Laat de mare haar vruchten dragen tot de boom des geestes. 9. Voer het pad, voer de banen, haar liefde zal niet verloren gaan, de aderen des geestes zijn met velen, als schapen in de wei, voeren zij hen die hongeren naar de paden der slaap en de melk van verloren wouden.
5.
Koelte der Slaap
1. En het raakt mijn ziele aan, het zoete aan het uiteinde van de pijn, de lichten in de nacht, ik ben alleen. En het leidt mij tot eenzame waat'ren, 'k voel mij koud, waar de koele slaap mij omhult. Maar kleine liefde komt in 't uur der zwijm. 2. De wijn sprak tot mijn hart, laten we samen het veld ingaan, maar ik verkoos de eenzaamheid, mijn hart zocht rust. 3. De wijn sprak tot mijn hart, ik kan je niks beloven, maar 'k had zekerheid nodig, een vast pad nam mijn hart. 4. Echter droefenis was stil op weg, de rover kwam dichtbij, maar God gaf mij de twijfel van Zijn Geest. 5. Zou Hij mij binnennemen, met het zoet van het onzeek're. Zou Hij bij mij binnengaan. 6. Laat de macht van de nacht mij dit niet ontnemen, het geluk van de onwetendheid. 7. In boten zonder zorgen, laat de nacht voor wat het is, stijgen wij tot de koele waat'ren van het grote gemis. 8. Diepe glazen ogen van 't hert van het omslaan, drijven mij weg tot een zorgeloos bestaan. 9. Wij kunnen niks beginnen, met het omslaan der liederen, de winden wijzen de weg, naar de koele grotten der slaap. 10. 'T gaat niet weg, de herinnering, het watert alleen in het gouden begin van een teer groen sprietenbos. 11. In 't hooi van oude velden, waar de vogels hun nesten bouwen, laat mijn ogen 't niet aanschouwen, de meren van de oude aard. 12. Verzoen mijn hoofd op 't najaarspad met het brood van verleden tijden. 13. Laat de oude hel niet spraakzaam zijn, maar leid onze bellen tot het waterige tij, waar de golven niet verjaren, niet wegglijden tot de omwentelingen der aarde. 'T is voorbij.
6.
Slaaplied over de Geest van Santra
1. Geest van Santra, morgenkoningin, laat uw liefde als de webben stijgen, om koningen te vangen, hun woorden behoren tot uw Geest. 2. Geest van Santra, grote liefde, rood uw naam in vuur en stilte. Geest van Santra, stille liefde, door de bomen zoekt u zilver in de harten van de koningen in uw webben. 3. Moederspin van God, u weefde al wat wij weven door uw Geest. Moederspin van God, door de bomen zoeken wij uw Geest. Grote Liefde, tweede liefde, grote naam, 't is heilig geweest, en nu 't allerheiligste. 4. Geest van Santra, morgenkoningin, u weefde al wat liefde is, tweede Santra, tweede naam boven alle naam. 'K heb liefde in uw haar geweven, u kwam tot mij, door de doornen reikte u tot de roos in mij. 5. Spinnenwebben van uw Geest hebben koningen gevangen, hun woorden behoren toe aan uw meesteressen. 'K zag een huis vandaag, achter bomen staan, en de roos bracht teed're steken, vol vuur en diepe stilte, gehuld in morgengloed, grote liefde hebt u mij erdoor gegeven. 6. Tweede Santra, grote liefde, uw haren vol van ijs en morgendauw, tweede Santra, u schiep het hertenkind, door uw liefde gedreven. 'K ben op zoek naar uw bron, diep dalende, de kou vangt mij en brengt mij in uw diepe sneeuw, tot webben van uw Geest, door de kracht van uw adem rijs ik weer op tot de ramen van het oude huis, vervuld met het tweede kruis. 7. Dit huis is vol van uw Geest, oh Geest van Santra, koningin van de morgen en de dauw. Dit huis is vol van uw Geest, oh Geest van Santra, neem mij in uw Wijsheid op. Druppels van uw Wezen hebben mij vervuld, de weg gewezen, de voetstappen van een nieuwe dag. Komt tot allen die u zoeken, ik blijf boven, ik blijf onder uw mantel.
7.
Tweede Slaaplied over de Geest van Santra
1. Tweede Santra, tweede liefde, heb genade in dit uur. Boten zijn gezonken, de zeeen duister en van zilver, golven als witte haren. 2. Tweede Santra, tweede liefde, heb genade in dit uur. Zoveel boten gezonken, u ving hen in uw web, heb genade, zoveel zielen zijn verdwenen. 3. Ik weet niet waar zij zijn. In uw hand heb ik gezocht, naar uw grote geheimenissen, blijf stil, Ik zoek u, met grote kracht hebt gij ons uiteen gedreven. U moest mij hebben voor uzelf, 'k heb alles aan u gegeven. 4. U moest mij hebben voor uzelf, door dit pad van duisternis. Nu is het tweede huis zo vol van uw tweede kruis, waar de dauw tegen de daken klimt, oh uw morgen die mij bemint. Tweede Santra, genaad' en liefde, door uw haren vinden wij de wilde bossen. 5. Steeds uw huis, de woorden staan geschreven op het kruis, met een vlam bracht u licht in duist're harten, door een vlam voerde u ons door diepe waat'ren van genaa, steeds weer bracht u ons tot de wijzen van de nacht. 6.En vluchten is niet mogelijk, uw Geest is altijd daar, uw hand als dikke wanden, de muren van het witte huis, in zilvergrijze nachten, de daken die op ons wachten, waar muren tot leven komen, spinnen die ons doen dromen. 7. Oh Spin van God, heb genade in dit duistere lot. Steeds dacht ik God heeft mij verlaten, geen adem en geen lust tot leven, altijd moe en zwak, maar sterkte als een zilverkruis, als dunne draden in mijn ziel. 8. Geen reus kon mij pakken, 'k blijf steeds hopen op u. Steeds dacht ik God heeft mij verlaten, de morgen maakte mij zo depressief, met trage passen kwam de duist're hand en brak mij. 9. Dunne draden in mijn ziel, zilv'ren wachters in de verte staan, dunne draden, geen kracht om te vechten, duist're liederen voeren hier de boventoon, op het schip van spinnenwebben, door 't woud van diepe rivieren. Tweede Santra, steeds weer denk ik God heeft mij achtergelaten. 10. Ben ik overgeleverd aan uw grote wraak, oh moederspin. Spinnen des hemels eten mij, dag aan dag, zilv'ren bomen buigen diep in stille rouw. Heer, u bent de stilte, u maakt mij zo onzeker, laat toch uw liefde weer volop stromen. 11. U neemt mij mee, tot duist're waat'ren, steeds weer gelden andere wetten. Is dit dan wat ik verdien, al die duisternis, het klagen maakt mijn oog zo moe. Ik heb geen kracht, ik ken alleen uw kruis, alleen uw wonden. 12. Heer, geef mij niet over. Wees dichtbij me. Wees mijn kracht en mijn schild, mijn pantser. Spinnenwebben hebben mij omgeven. Heer, kom thuis in dit tweede huis. Laat mij slapen, sluit mijn ogen voor eeuwig, ik kan het niet meer geloven, ik kan het niet meer dragen, sluit mijn ziel. Uw maaksel is in diepe paniek, waar handen haar breken, ze kan het niet meer, ze glijdt weg, de nacht is haar tot omhulsel. 13. Laat uw kind niet verloren gaan. Geef haar nu nieuwe dromen, en maak haar tot een hertenkind door de morgen bemint. In zilvergrijze nachten, ze zwemt door duist're grachten, ontdaan van haar krachten, zinkt zij naar ongekende dieptes. 14. Vissen des hemels nemen haar mee, tot het droge achter een grote zee. Aanschouw uw redder, vergeet het niet, in 't spinnenweb vond zij een weg in haar verdriet. Spin des levens, de dood achtergelaten, rozen van genade na een bitt're nacht.
8.
De Slaap des Heeren
1. Daar gaat mijn ziel, ze is een mooie vogel. 2. Daar gaat mijn ziel ze fladdert en kijkt steeds om. 3.Bubbels komen uit haar mond, ze verspreidt zoveel bloemen. En bloesem groeit op haar rug. 4.Ze is op weg, maar 'k weet niet waar naartoe. Ze draait steeds om, en 'k weet niet waar ze naar kijkt. 5. Het gaat te snel. Haar lippen bewegen zo snel, ik weet niet wat ze zegt. Daar gaat mijn ziel, waar komt ze toch vandaan. 6. Onder wiens betovering is ze, en waarom draait ze zo snel. Haar lichaam danst op snelle muziek, maar ik hoor niks. 7. Alleen enige waterbubbels, en op de achtergrond een zacht woud. Wat zal ze zeggen als ze mij hier ziet. 8. Zou ze mij meenemen naar haar paradijs. Mijn ziel is als een vogel des Heeren, en mijn geest achtervolgt haar. Zal ze ooit rust vinden. 9. Ze zegt heilig, heilig is de Heere, en ik omhels haar in strakke omhelzing. Ze is des Heeren. 10. En rivieren stromen van haar ogen, en wijn komt uit haar mond. Ze straalt. Ik heb haar alweer verloren, daar rent ze in de verte, daar waar de zon het woud raakt. En kleine vogels vliegen om haar heen. 11. En aldus is de Slaap des Heeren, en zij grijpt naar dromen. Ze roept wat maar ik kan haar niet verstaan. 12. Ze is als een veer die mijn geest bewaakt. In mijn verstand kan ik haar niet vatten. Ik heb slaap nodig, maar hoe kom ik daar. 13. Ik ben te fit om nu te liggen. Of zou ze me neerslaan ? 14.En alzo is de Slaap des Heeren. Ze groeit als een boom, ik kan haar niet begrijpen. En vluchten kan ik voor haar niet. Ik zie haar steeds weer rennen. 15. En zij brengt mij steeds weer teneer. Hoe kan ik hieraan wennen, het is de Slaap van de Heer. 16. Groter wordt ze in Zijn Geest. Ik kan haar nauwelijks meer aanschouwen, maar ze daalt steeds in liefde op mij neer, als de duif van de Heer. Wees niet bang voor de beslissing van de Heer, waar Hij ingrijpt in ons hart en in onze ziel, waar hij onze geest besnijdt. Wees niet bang voor Zijn rake klappen, wij allen lijden onder de druk van Zijn Geest. De Heere heeft weer ingegrepen. Nauwelijks kunnen wij staan op onze benen. Nauwelijks komen wij vooruit, en onze vijanden zijn met velen. Ja, zij zijn vijanden van onze zielen, maar de erfenissen staan ons bij. En als zijn ijsleeuwen hun bekken openen, stroomt het ijs over onze armen en benen, om te openen en te sluiten, om nieuwe getijen aan te kondigen.
9.
Slaaplied van de Twijfel
1. Ik kan niet meer. Ik kan uw wolken niet meer zien. Ik voel me teer, 'k voel me onbehouden, lomp en zonder liefde, zonder een vonkje genaa. 2. Heeft de Heer mij echt verlaten, zal ik dan zijn liefde zien, nu ik me zo dom heb gedragen. Waar moet ik heen, zal Hij mij ontzien. 3. Ik heb gehoord Hij moet mij niet meer. Maar wie sprak deze woorden tot mij. Het was een mens, en wat is hij te achten. 4. Toch ben ik bang, ik durf niet meer tot Hem te naad'ren. Zijn tempel is heilig, klaarstaande om de onheiligen te verteren. 5. Ik voel me dood en onrein, alsof ik de spot met Hem heb gedreven. Heb ik Hem verloochend, ik weet niet wie ik ben. 6. Is dit mijn lot, ik heb zo'n pijn, en ik verlang zo naar Zijn stem. Zo zoet was het in 't verlee, ik weet niet meer waar ik ben. 7. Heb ik Hem afgezworen, mijn hart kon 't niet meer aan. Ik zou Hem nooit pijn willen doen, 't zoete behoort Hem toe. 8. Heb ik hem dan afgezworen, ik twijfel en heb zoveel verdriet. Mensen kunnen mij bespotten, ach ze is niet meer z'n vriend. 9. Wat is dat voor een God, wat hebben die twee nog met elkaar op. 10. Wat is een mens te achten. Ik wil hun woorden niet geloven, maar geef acht op mijn geliefde, Hij redt mij steeds weer. 11. Ook nu in al mijn twijfels, ik zie de hemel niet meer. Zijn ogen die mij zoeken. Oh wat doet mijn leven zeer. 12. Ik bemin je, mijn vriend, toe zeg me waar je bent. 13. Ik durf niet meer te komen, en 'k weet toch niet waar ik heen moet gaan. 14. Mijn vriend, Mijn God, ik ben zo bang, wat heb ik u toch aangedaan. Ik voel mijn wonden, zijn het mijn zonden, of is het een traan van uw aangezicht. 15. Ik durf niet op u te hopen, bang bedrogen uit te komen. Ik laat mijn hoofd weer hangen, ik glijd weer naar benee. Mijn goede vriend waar ben je. 16. Niks durf ik hem meer te vragen. Ik ga nu in het zwart, mijn haren blauw geschilderd, we lopen nu apart. Het zoete van je kussen, het is niet meer voor mij. Je zal nu wel een ander hebben. Ach, zo was het altijd al. Geest van God, zo zal het zijn. 17. 't Leven zo, ik moet me maar berusten. Maak nu maar anderen blij, ik zet u nu weer vrij. Geest van God, mijn goede vriend, 'k heb u alle dagen bemint. 18. Misschien dat er nog tranen stromen, van mij naar u, als mooie dromen, ik voel u soms, dat kan niet meer stuk, de jaren zitten veel te diep. 19. Geest van God, ik ga in stilte, 'k durf niet meer tot u te spreken. Langzaam drijf ik dan mijn woorden, richting and're dingen, maar 'k hoop stil dat u mij toch nog kan horen. 20. Ik voel me zo moe, mijn gedachten dwalen af, tot een nieuwe morgen. Waar moet ik toch naartoe zonder u. 21. Mijn leven is nu zo leeg, en slaap vervult mij. 22. Kunnen mijn trage, angstige woorden u nog wel bereiken. Ik weet het niet. Het maakt mij onzeker, zo verdrietig en zo hopeloos. 't Is voorbij.
10.
Blauwstaartje
1. Blauwstaartje was een visje in een hele diepe oceaan. De visjes noemden hem blauwstaartje omdat hij bijna geheel wit was, alleen met een blauw staartje. Op de vissenschool kregen ze les van een oude grote blauwe vis. Als die vis boos werd dan kon je je maar beter verbergen, want dan blies hij met al zijn kracht het water naar je toe, en begon hij vreselijk met zijn vin en staart te klapperen. Blauwstaartje was altijd een beetje bang voor die grote blauwe vis, maar de andere visjes vonden hem maar een bangerd.
2. Ook kregen ze les van een zeeslang met blauwe en witte strepen, en als laatste van de blauwe zeester. Blauwstaartje vond geen van zijn onderwijzers aardig. Ze waren alledrie erg streng. Maar de visjes uit zijn klas vonden dat hij zich niet moest aanstellen.
3. Op een dag was het feest op school, en maakten ze met z’n allen een schoolreisje naar de oppervlakte van de oceaan. Hier was Blauwstaartje nog nooit geweest, en hij keek zijn ogen uit. In de verte zagen ze een schip met mensen erop. Blauwstaartje zou wel een mens willen zijn, want zij hadden benen. Blauwstaartje zou heel graag op het land willen wonen, maar de meester had altijd gezegd dat ze op het vaste land oorlog maakten. Op een dag vertelde de oude blauwe zeester een verhaal over een meisje van het vaste land die een vis wilde worden. Blauwstaartje vond het een droevig verhaal. Het meisje ging vaak naar de zee, omdat ze niet tegen het geruzie van mensen kon. Op een dag was ze het zo beu dat ze de zee inging, maar door een grote golf werd ze meegesleurd en verdronk.
4. Blauwstaartje moest altijd erg huilen als hij het verhaal hoorde. Blauwstaartje zou heel graag een mens met benen willen zijn. Dan zou hij misschien wat aan al dat geruzie kunnen doen, en dan hoefde er ook niemand meer weg te lopen om te verdrinken. Op een dag vertelde Blauwstaartje na de les aan de zeeslang met blauwe en witte strepen dat hij graag een mens zou willen worden. Hij vroeg de zeeslang om raad, want hij wist niet hoe hij dat kon worden.
5. ‘Jongen, doe maar niet zo dom, want mensen maken altijd ruzie,’ zei de zeeslang. ‘En bovendien zou ik niet weten hoe je mens zou moeten worden. Volgens mij is dat onmogelijk. Je moet gewoon je best blijven doen hier op school, om een keurig nette vis te worden. Haal al die verhaaltjes van je maar uit je hoofd. Dat is veel beter.’
6. Maar toen ging Blauwstaartje naar de blauwe zeester, en vertelde hem hetzelfde, dat hij graag een mens wilde worden. De blauwe zeester begon een beetje te brommen, en zei dat hij eigenlijk geen tijd had voor zulke onzin. ‘Je bent niet voor niets een vis,’ zei de zeester. ‘Wat je bent moet je blijven, en trouwens zou ik niet weten hoe je een mens zou kunnen worden. Ik vind het maar een domme wens. Mensen zijn slecht en zijn geboren om oorlog te maken. Zet het maar zo snel mogelijk uit je hoofd, want van jouw plannen komt toch niets terecht.’
7. Teleurgesteld ging Blauwstaartje als laatste naar de grote blauwe vis, maar die werd direkt zo boos dat Blauwstaartje maar gauw weer vertrok. De volgende dag vertelde de blauwe vis in de les wat er was gebeurd, en begon Blauwstaartje nog eens extra uit te lachen. Ook de visjes van de klas begonnen Blauwstaartje uit te lachen. Na de les ging Blauwstaartje extra snel naar huis, omdat hij verder niet gepest wilde worden, maar de visjes van zijn klas volgden hem snel, en begonnen om zijn huisje heen te zwemmen. ‘Ha, ha ha,’ lachten ze, ‘wat een dommerik. Hij wil mens worden !’ Maar na een tijdje vertrokken de visjes weer.
8. Ook Blauwstaartje’s moeder, een grote roze vis, kwam het te horen, en wilde eens diepgaand met haar zoontje praten. ‘Zeg ik heb gehoord wat je wens is,’ zei de moeder, ‘en ik vind het heel dom van je. Je weet toch dat mensen niets anders doen dan oorlog maken ?’
9. Ja maar moeder, sprak Blauwstaartje, ik zou daar zo graag een eind aan willen maken, en ik zou graag eens op benen willen staan.
10. Ja jongen, zei de grote roze vis, mensen hebben prachtige benen, maar wij hebben nu eenmaal gewoon een staart en daar moeten we het mee doen. Toen vader thuis kwam en het verhaal hoorde kreeg hij het met Blauwstaartje te doen. ‘Jongen, ik had vroeger dezelfde wens, alleen daar is helaas nooit iets van terecht gekomen,’ zei vader.
11. ‘Maar hoe kan ik mens worden,’ zei het visje.
12. Vader keek moeder aan, en moeder keek vader aan. ‘Vertel het hem maar,’ zei moeder. Toen sprak de vader : ‘Jongen, dan moet je op zoek gaan naar het blauwe gesteente van de rog.’
13. Toen zei moeder : ‘Vader heeft gelijk, maar daar kom je niet zo makkelijk. Niemand heeft het ooit gevonden.’
14. ‘Maar waar kan ik het vinden ?’ vroeg Blauwstaartje.
15. Maar dat konden zijn vader en moeder niet vertellen. Diep in de nacht ging Blauwstaartje het huisje uit, en ging op zoek. Na heel lang zwemmen kwam hij uiteindelijk een rog tegen en vroeg naar het blauwe gesteente. ‘Oh verderop,’ zei de rog. Na een tijdje kwam Blauwstaartje nog een rog tegen en vroeg hetzelfde, en kreeg weer hetzelfde antwoord. Maar na dagen zwemmen had Blauwstaartje nog niets gevonden. Ten einde raad besloot Blauwstaartje weer naar de oppervlakte van de oceaan te gaan, om de mensen met hun schepen weer te bekijken. Misschien zou hij daar wel op een idee komen.
16. Toen hij bovenkwam was het erg druk op zee. Overal zag Blauwstaartje bootjes. Niemand had Blauwstaartje ooit over vissers verteld, en daarom kende hij het gevaar van de netten niet. Maar op één van de schepen zag Blauwstaartje iets fonkelen. Het leek wel op het blauwe gesteente waar zijn vader en moeder over hadden gesproken. Plotseling werd hij door een net meegetrokken. Blauwstaartje schrok verschrikkelijk, en al snel werd hij in een bak geworpen. Al snel kreeg Blauwstaartje het erg benauwd. In de verte op het dek zag hij het blauwe gesteente flonkeren en glinsteren. Het was prachtig, maar Blauwstaartje kon er niet bij. Hij had immers geen benen, en zwemmen kon hij hier niet. Hopeloos begon Blauwstaartje naar adem te happen. Twee mannen kwamen bij de bak en zagen Blauwstaartje liggen. ‘Kijk nou eens, wat een prachtige vis, bijna geheel wit met alleen een blauw staartje,’ zei één van de mannen en greep Blauwstaartje uit de bak.
17. ‘Ja,’ zei de andere man, ‘hij is bijna net zo prachtig als het blauwe gesteente daar, en wees naar de fonkelende, bijna gloeiende stenen.’
18. ‘Nou, ik vind de vis veel mooier dan jouw zeestenen,’ zei de man die Blauwstaartje had vastgegrepen. ‘Houd jij je edelstenen maar, ik heb de vis. Ik zag hem het eerst.’
19. Maar toen liep de andere man naar het blauwe edelgesteente toe, en bracht het naar de man met de vis toe. ‘Nou, we zullen ze eens naast elkaar houden en zien wie de prachtigste is.’
20. Toen hield de man de vis tegen het zeegesteente aan, en plotseling stond er een klein jongetje met een prachtig blauw pakje tussen hen in. Maar waar was de vis nu gebleven ? Ook de edelstenen waren verdwenen.
21. ‘Zeg jongetje,’ zei één van de mannen verbaasd. ‘Heb jij soms de blauwstaart met de stenen weggepakt ?’
22. Maar het jongetje kon niet praten. De mannen stonden voor een raadsel. ‘Zeg, hoe komt dat joch hier eigenlijk ? Misschien is het een verstekeling,’ zei de andere man. ‘Laten we hem naar de kapitein brengen.’
23. En zo brachten de twee vissers de jongen naar de kapitein. De kapitein was heel aardig, en nam de jongen direkt onder zijn hoede. Niemand sprak verder nog over de blauwstaart en het blauwe gesteente. De kapitein leerde de jongen praten, en hoe je een schip moest besturen. Maar dat ging niet al te gemakkelijk. Het jongetje kon de klanken niet uitspreken.
24. Toen het schip aan wal kwam nam de kapitein de jongen mee naar huis, en zijn vrouw was direkt erg liefdevol naar de jongen. De vrouw had altijd al graag kinderen willen krijgen, maar die wens werd nooit vervuld. Maar op school werd de jongen geplaagd, omdat hij een spraakgebrek had. Steeds meer begon de jongen terug te verlangen naar de zee, en op een dag nam de kapitein hem mee. Ze zouden een hele grote reis gaan maken met het schip. Maar op een dag had de jongen een heel sterk verlangen om over de reling te springen, en toen hij het water raakte veranderde hij direkt weer in een vis. Het visje was heel opgewonden over wat hij allemaal had meegemaakt, en zwom zo snel hij kon naar het huisje van zijn ouders. Maar vader en moeder waren helemaal niet blij toen het visje het verhaal vertelde. Zijn vader en moeder hadden destijds het verhaal over het blauwe gesteente van de rog verzonnen om hem niet teleur te stellen. Nu ze hoorden dat het visje echt mens was geworden door de blauwe zeestenen wisten ze zich geen raad.
25. Maar op de vissenschool geloofden ze hem niet, en lachten ze hem uit. De grote blauwe vis die hen onderwees werd zelfs heel erg boos op het visje, en sloot hem voor straf op in de kelder van de school. In de kelder was ook een ander visje opgesloten, een visje uit een andere klas.
26. Hoe ben jij hier terecht gekomen ? vroeg Blauwstaartje. Maar het andere visje zei niets, en was heel stil. ‘Nou, als je niet wil praten is ook goed hoor,’ zei Blauwstaartje. Toen vertelde Blauwstaartje wat hij allemaal had meegemaakt. Het andere visje begon na een tijdje een beetje te lachen, al was het in Blauwstaartje’s ogen maar een glimlach.
27. Na een tijdje kwam de oude blauwe zeester om de kelderdeur open te maken. ‘Jullie straf zit erop,’ zei hij. Het andere visje vloog weg zo hard als ze kon, en Blauwstaartje bleef een beetje teleurgesteld achter. Hij had gehoopt dat ze vriendjes zouden worden. Langzaam zwom hij over de trap naar boven, en ging weer naar de les. Blauwstaartje besloot verder maar zijn mond te houden. Nu hadden ze les van de zeeslang. Maar de zeeslang zei dat hij het hele verhaal gehoord had, en vertelde het nog eens, tot grote afschuw van Blauwstaartje, want weer begonnen de visjes van zijn klas hem uit te lachen. Na de les kwam hij op de schoolgang het visje van de andere klas tegen waarmee hij samen in de kelder zat. Ze glimlachte even, maar zei verder niets.
28. Gek genoeg begon Blauwstaartje weer naar het vaste land te verlangen. Zou hij nu weer eerst blauw zeegesteente van de rog moeten vinden, of zou hij direkt een jongen worden als hij uit het water zou komen ? Opgewonden en nieuwsgierig naar wat er zou gebeuren zwom Blauwstaartje zo snel als hij kon richting de oppervlakte van de oceaan. Maar hier werd hij door een grote vis gegrepen, en flink verwond. Al bloedend zwom Blauwstaartje naar de kant, en kwam op het strand terecht, waar hij direkt veranderde in een jongen met een blauw pakje. Maar nog steeds bloedde hij hevig. De jongen stond op, en rende naar het huis van de kapitein. De kapitein was er niet, maar de vrouw van de kapitein verzorgde de wond liefdevol. Toen de kapitein thuiskwam was deze blij de jongen te zien. ‘We dachten dat je verdronken was,’ zei de kapitein. ‘Wat is er gebeurd ?’
29. En toen vertelde de jongen het hele verhaal, maar de kapitein begon er hartelijk om te lachen, en kon het niet geloven. De vrouw zei niets.
30. Even later nam de kapitein de jongen mee naar het water om te kijken of het echt waar was. Maar toen de jongen in het water sprong gebeurde er niets. De jongen bleef gewoon een jongen. Blauwstaartje besefte toen dat hij nooit meer terugkon naar de dieptes van de oceaan. ‘Zie jongen, je hebt het gewoon maar gedroomd,’ sprak de kapitein, en legde toen zijn arm om de jongen heen, en samen liepen ze naar huis. Wel hebben ze de jongen altijd Blauwstaart genoemd.
1. Eens woonde er een meisje bij een arm gezin. Ze vonden het meisje eens in het bos, en namen het onder hun hoede, maar ze waren erg arm. Ze noemden het meisje Grunpuhlster, omdat ze ogen had als groene poelen. Op een dag hadden ze zoveel honger dat ze het meisje verkochten aan een jager op doorreis. Hij nam het meisje mee naar zijn boshuis waar ze in het huishouden moest werken. Ze kon alles zo goed schoonmaken, dat alles een groen glimmend laagje kreeg, en daarom noemde ook de jager haar Grunpuhlster, en natuurlijk omdat ze zulke mooie ogen had als groene poelen.
2. Op een dag moest de jager weer weg op reis voor een lange tijd. Niet lang daarna kwam er een bedelaar die bij Grunpuhlster aanklopte. Grunpuhlster deed open, en nam de man zorgzaam naar binnen. Ze gaf hem goed te eten en een slaapplaats.
3. Toen de volgende ochtend de man naar beneden kwam keek hij Grunpuhlster erg dankbaar aan. ‘Omdat je zo zorgzaam en liefdevol naar mij bent geweest,’ sprak de man, ‘zal er bij alles wat je spreekt een groene edelsteen uit je mond vallen.’ Het meisje schrok, want zo’n geschenk had ze niet verwacht. Ze durfde haar mond niet open te doen, maar knikte dankbaar en liefdevol naar de man, die ineens in het niets verdween.
4. Toen de jager thuiskwam durfde ze niet te spreken, maar toen de jager dat in de gaten kreeg, en veel vragen begon te stellen, deed ze uiteindelijk haar mond open, en er vielen groene edelstenen op de grond. De jager was erg verrukt. Het meisje vertelde hem alles. De jager was erg trots op haar, en sindsdien hoefde ze niet meer in het huishouden te werken.
5. Op een dag nam de jager haar mee naar de koning van het land. De koning was zo onder de indruk dat hij haar liet trouwen met zijn zoon, maar ze was niet gelukkig. Ze dacht nog steeds aan het arme gezin waar ze vandaan kwam. Na enige jaren ging ze samen met haar prins naar het arme gezin toe, en ze sprak zoveel, en er rolden zoveel groene edelstenen uit haar mond, dat ze nooit meer arm hoefden te zijn.
6. Maar op een dag verdwaalde het meisje weer in het bos. Na een lange tijd wandelen kwam ze bij een huisje aan waar een kabouter voor stond. ‘Heus, je hoeft hier niet te werken, maar kom een nachtje logeren, want stormen zal het huizenhoog, hoei.’ Het meisje luisterde maar naar het vreemde mannetje, want ze wilde niet door de storm meegenomen worden. Toen ze de volgende ochtend wakker werd was het mannetje in geen velden of wegen te bekennen. Ze kon het niet laten om het huisje wat schoon te maken, want het was er zo stoffig. En alles wat ze schoonmaakte kreeg een groen glimmend laagje. Toen het mannetje die avond thuiskwam was hij erg onder de indruk. ‘Blijf nog maar een nachtje slapen,’ zei het mannetje, ‘want vannacht gaat het weer stormen.’
8. De volgende dag kwam er een bedelaar aan de deur. Het meisje deed direkt open, en gaf de arme man wat te eten. Ook gaf zij hem een bed. Na een tijdje kwam de man naar beneden, en het meisje sprak veel met hem, terwijl er groene edelstenen uit haar mond vielen. De man vulde zijn zakken ermee, en zei : ‘Pikkel, taddel, tad, elke keer dat je zult spreken komt er uit je mond een pad.’ Het meisje schrok, en de man vertrok snel met zijn zakken vol groene edelstenen.
9. Toen de kabouter die avond terugkwam en het meisje tot hem sprak rolden er allemaal padden uit haar mond. Het mannetje schrok heel erg en riep : ‘Heb je hier soms tovenaars binnengelaten ? Het woud zit vol met boze tovenaars. Voor straf moet je vannacht buitenslapen.’
10. Het meisje begon erg hard te huilen, maar het mannetje was niet over te halen, hoe het meisje ook smeekte. Die nacht zwierf ze door de bossen en kwam er een grote storm die haar opnam. Na een lange tijd werd ze wakker in een grote poel. Ze zat helemaal onder de modder, en die ochtend maakte ze een lange wandeling door het bos in de hoop weer de weg terug te vinden. Na een lange tijd vond ze de weg terug. Toen ze bij het kasteel van de prins kwam wilde niemand haar binnen laten, omdat ze onder de modder zat, en telkens wanneer ze sprak kwamen er padden uit haar mond.
11. En zo sliep ze die nacht weer buiten, en een grote storm nam haar mee, verder weg dan ooit. Ze werd tot helemaal achter de poel geslingerd. Achter de poel stond een heel oud en arm huisje, en een oude vrouw hing daar de was op die prachtig wit was. De was glinsterde in het maanlicht. ‘Kom binnen, arm kind,’ zei de vrouw, ‘want als de storm je pakt, dan neemt hij je mee. Het kan hier nogal waaien.’ Het meisje durfde haar mond niet open te doen, en ging met de vrouw naar binnen. Binnen was het erg stoffig, en toen de vrouw weer naar buiten ging, besloot het meisje wat schoon te maken, en alles werd glimmend groen. Toen de vrouw weer binnen kwam en het glimmende groen zag begon ze te lachen en zei : ‘Pikkel, taddel, tuid, alles wat je aanraakt zal veranderen in paddenhuid.’ Het meisje rende huilend naar buiten, en werd door de storm gegrepen.
12. De storm bracht haar naar het land van de reuzenpadden. De reuzenpadden pakten haar en brachten haar tot hun koning. De paddenkoning vertelde haar dat spoedig alles overstroomd zou worden door de poel. Het meisje wilde naar huis, maar de paddenkoning liet haar niet gaan. Ze moest in het paleis werken, en alles wat ze aanraakte veranderde in paddenhuid. Ook kwamen bij alles wat ze sprak padden uit haar mond. Het meisje was ten einde raad. Op een dag vroeg de paddenkoning of zij zijn koningin wilde worden, maar het meisje vertelde dat zij al prinses was in een ander koninkrijk, en daar koningin zou worden. De paddenkoning werd erg kwaad, en wilde dat koninkrijk wel bezoeken. Het meisje vertelde hem dat het het land achter de storm was.
13. En zo gingen op een dag de paddenkoning en zijn soldaten naar het land waar het meisje vandaan kwam, maar zij keerden niet meer terug. De achtergebleven reuzenpadden kroonden toen het meisje als hun koningin. Maar op een dag begonnen alle poelen los te komen, en begonnen alles weg te spoelen. De koningin rende naar haar hoogste toren, en zag hoe de poel de reuzenpadden meesleurde naar het land waar zij vandaan kwam. De poel begon steeds hoger te steigen en vanuit het hoogste torenraampje klom de koningin op het dak van de toren, tot aan de punt. Help, help, riep de koningin. In de verte zag zij een bootje aankomen met daarin de kabouter die haar weggezonden had. De kabouter zag haar ook, maar wilde haar niet meenemen. Even later zag ze een bootje aankomen met de oude vrouw die haar had uitgelachen en had betoverd. Ook de oude vrouw ging haar voorbij. Het puntje van de toren was nu ook in paddenhuid verandert. En ten einde raad begon de koningin te praten en te praten, en zoveel padden kwamen er uit haar mond dat ze een boot begonnen te vormen waar het meisje in kon stappen. Het meisje bleef praten en praten zoals ze nog nooit gepraat had, en even later was ze in een flinke boot op de woeste hoge golven. Nog nooit had ze zo’n woeste zee gezien.
14. Na een tijdje kwam er een reusachtige hand tevoorschijn vanuit de donkere lucht die haar als een bliksemschicht oppakte. In een hoge toren in de wolken, geheel gemaakt van paddenhuid kwam ze terecht, en kwam ze oog in oog te staan met de bedelaar die haar eens de gave had gegeven dat alles wat ze sprak in edelstenen veranderde. De bedelaar keek haar vriendelijk aan. ‘Zo zie je maar weer hoe een gave je in de problemen kan helpen,’ sprak de bedelaar. ‘Maar nu, omdat je zo getrouw bent gebleven : wees mijn koningin.’ En de bedelaar bracht haar tot een rijk geheel gebouwd van groene edelstenen, en deze edelstenen waren de prachtigste die ze ooit had gezien. En ze leefden nog lang en gelukkig.
12.
1. Eens leefde er een rozenweefster in het bos met haar drie zonen. Ze had een toverspinnenwiel waarmee ze rozen kon weven. Deze rozen waren heel bijzonder, en de allerrijksten van het land kwamen vaak bij haar om de rozen te kopen. Maar toch was het gezin arm, omdat zij de goudstukken en zilverstukken die ze ervoor kreeg altijd wegwierp in de bosrivier achter haar huisje. In deze rivier leefden kikkerachtige beesten die een oude poort achter de rivier bewaakten. Niemand kon ooit over die rivier komen, want een ieder die een poging waagde werd door de kikkerachtige beesten opgeslokt. De kikkerachtige beesten hadden het rozenweefstertje laten weten dat zij al haar geld aan hen moest schenken, anders zouden ze haar en haar zonen komen verscheuren. Zij vraten het geld.
2. De oude poort die ze bewaakten zou naar een geheimzinnig land leiden dat niemand kende. Eens in de zoveel jaren zou er een wachter komen, een veerman, die over de rivier zou komen met een boot, om te kijken of hij iemand zou kunnen meenemen tot achter de poort. Toen het bijna zover was vertelde het rozenweefstertje dit aan haar zonen. Ze sprak dat de wachter bij maanlicht zou komen. Ze wees één van haar zonen aan, en sprak dat als hij in de nacht geluid zou horen als een ruisende storm, dan zou hij naar buiten moeten gaan met het toverspinnenwiel, en bedekt met enige van de rozen, om dan tot de veerman te zeggen : ‘Neem mij mee, ik ben een man van stand,’ en hem dan als geschenk het toverspinnenwiel te geven.
3. Toen het zover was ging de eerste zoon naar buiten, nadat hij zich met enige rozen had bedekt, en het toverspinnenwiel had gepakt. De veerman keek hem aan, en zei : ‘Stap in. Inderdaad ben jij een man van stand. Ik zal je naar het geheimzinnig land achter de oude poort brengen.’
4. De volgende ochtend vroeg het rozenweefstertje aan haar drie zonen wat er was gebeurd. De eerste zoon sprak : ‘Ik heb inderdaad het toverspinnenwiel aan de wachter gegeven, zoals u vroeg. Toen ik in het geheimzinnig land kwam was daar een veld met toverbloemen. Maar ver kwam ik niet. Ik viel in slaap, en toen ik wakker werd was ik weer terug in mijn eigen bed.’ Het rozenweefstertje was erg teleurgesteld, en weer gingen er enkele jaren voorbij. Het toverspinnenwiel had zij niet meer. Toen de komst van de veerman weer naderbij kwam wees ze nu haar tweede zoon aan, en sprak dat als de veerman zou komen hij met hem mee moest gaan. De tweede zoon deed wat hem gevraagd werd, en in de nacht bij het maanlicht, toen er geruis was als een storm stond de jongen op en ging naar buiten. Maar de veerman sprak : ‘Maar een man van stand ben je niet. Waar zijn de rozen waarmee je je moest bedekken, en waar is mijn geschenk ? Ga dan eerst naar de kastelen der koningen om daar wat bijzondere rozen te nemen, en steel bovendien hun grootste schat. Dan zal ik de volgende nacht weer komen.’
5. De volgende dag deed de jongen wat hem gevraagd was, maar in het kasteel van de koning werd hij betrapt, en werd in een kerker gegooid. Vanaf nu moest hij onder de grond werken, zoals elke dief die gepakt werd. Elke dag werd hij uit zijn kerker gehaald, om lange reizen onder de grond te maken. De dieven moesten op zoek gaan naar bijzondere stenen.
6. Het rozenweefstertje was erg teleurgesteld dat haar zoon niet meer terugkwam, en zei toen tot haar derde zoon : ‘Wacht jij nu tot de veerman terugkomt om je broer te halen, en zorg ervoor dat je wat van mijn klederen draagt, en schenk hem onze gouden klok.’ De derde zoon deed wat hem gevraagd werd.
7. De volgende dag vroeg het rozenweefstertje aan haar derde zoon wat er was gebeurt. De jongen sprak dat de veerman hem meenam tot het geheimzinnig land. Hij ging door een veld van toverbloemen, maar werd onwel en viel in slaap. Even later werd hij weer wakker, en ging verder in het veld van toverbloemen, en kwam toen bij een rivier van spinnendraad. De jongen zag hier geen veerman, maar er zwom wel een grote vis, en die sprak : ‘Breng me eerst wat parelmoer, van je rijke broer, die voor de koning werkt, dan kan ik je naar de overkant van de rivier brengen.’ Toen werd de jongen gestoken door een spin, en viel in een diepe slaap. De volgende ochtend was hij weer terug in zijn eigen bed.
8. ‘Nu,’ zei het rozenweefstertje, ‘je weet wat je te doen staat. Ga naar het kasteel van de koning, en vraag daar om je broer voor wat parelmoer.’ De jongen deed wat hem gezegd werd, en vertrok naar het kasteel. Toen hij bij de kerker van zijn broer aankwam zag hij daar de wonderlijkste stenen, en wat parelmoer. Zijn broer was er niet, want die moest werken onder de grond. De jongen nam één steen mee, voor de veerman, en wat parelmoer voor de vis, en vertrok weer naar huis. Maar de veerman kwam niet meer. Ze moesten wachten totdat hij naar enige jaren weer terug zou komen. Het rozenweefstertje was diep teleurgesteld, en ook de jongen. Maar er zat niets anders op dan te wachten.
9. Maar op een nacht werd de jongen wakker van wat spartelend geluid. De jongen stond op en ging naar buiten. Daar bij de rivier zag hij de vis van de rivier van spinnendraad. ‘Heb je het parelmoer gevonden ?’ vroeg de vis. De jongen knikte blij, en rende naar binnen om het parelmoer te halen. De vis bracht hem helemaal over de rivier tot aan de oude poort. Nu moest de jongen de vis dragen tot aan de rivier van spinnendraad. Gelukkig viel de jongen niet in slaap. Daarna bracht de vis de jongen over de rivier van spinnendraad.
10. De volgende dag wilde het rozenweefstertje haar zonen wekken, maar ze had nog maar één zoon over. Het parelmoer was verdwenen, en zo ging ook de laatst overgebleven zoon wat parelmoer halen in de kerker van zijn broer. Zo gingen er weer enige jaren voorbij, totdat de veerman terugkwam. De jongen droeg wat klederen van zijn moeder en schonk de veerman een steen van de kerker van zijn broer. Toen hij aankwam bij de rivier van spinnendraad en de vis zag gaf hij wat parelmoer aan de vis, en de vis bracht hem naar de overkant. Bij een boom vond hij het gouden toverspinnenwiel van zijn moeder terug, en het toverspinnenwiel sprak : ‘Ik ben eindelijk terug in het land waar ik vandaan kom, maar nog steeds betoverd ben ik. Vlug, neem mij op, en draag mij verder in dit land. De jongen raapte het toverspinnenwiel van zijn moeder op, en vroeg waar zijn broer was. ‘Daar, achter een rivier dieper in het land,’ sprak het toverspinnenwiel. Na een tijdje lopen kwamen ze aan bij een volgende rivier. Deze rivier was geheel van rozendraad. ‘Hoe kom ik over deze rivier ?’ vroeg de jongen.
11. ‘Werp mij erin,’ zei het toverspinnenwiel van zijn moeder. De jongen deed wat hem gezegd werd, en er ontstond een gouden brug over de rivier, als een regenboog. Zo kwam de jongen over de rivier. Toen de jongen aan de overkant was gekomen verdween de brug, en een lichtende roze gestalte kwam uit de rivier omhoog. Maar de gestalte was als een standbeeld, en kon zich niet goed bewegen. ‘Vlug,’ sprak de gestalte, ‘de betovering is nog niet verbroken. Zoek nu je broer.’ En toen zakte de gestalte weer terug in de rivier.
12. Omdat geen van haar zonen terugkeerde besloot het rozenweefstertje zelf de eerstvolgende keer met de veerman mee te gaan. Ze kreeg wat parelmoer en een steen mee vanuit de kerker van haar zoon, maar ook na vele jaren kwam de veerman niet opdagen, en het rozenweefstertje was ten einde raad. Ze mocht haar zoon in de kerker niet spreken, maar toen ze de koning vertelde dat ze vroeger rozen voor hem weefde mocht ze haar zoon even zien. De zoon was erg blij haar te zien, en vertelde haar dat hij ergens diep onder de grond een brug had gevonden naar een toverwereld. Hij vertelde haar dat hij nooit ver kon komen, want in een veld van toverbloemen viel hij telkens in slaap. Maar eens kwam hij daar een lichtende roze gestalte tegen die tot hem sprak dat als hij zijn moeder zou meenemen, dan zou de gestalte hem wel door het veld heen kunnen brengen. En zo gebeurde het. Het rozenweefsterje ging met haar zoon mee, en bij het veld van toverbloemen aangekomen bracht de gestalte hen erdoorheen. ‘Vlug,’ zei de gestalte, ‘spring in de rivier van spinnendraad.’ Het rozenweefstertje en haar zoon deden wat hen gezegd werd.
13. In de dieptes van de rivier ging alles over in rozendraad, en plotseling zwom er ook een andere vrouw naast hen. ‘Kom,’ zei de vrouw, ‘in de dieptes is een plaats waar al jullie geldstukken terecht zijn gekomen die jullie vroeger in de rivier moesten werpen.’ En ze kwamen tot een kelder diep in de rivier, waar alles vollag met schatten. Hier vond het rozenweefstertje ook haar andere zonen terug, en ze leefden in rijkdom voor de rest van hun leven.
De Nieuwe Handelingen
1.
De Profetische Zalving
1. En ik zal u het vuur van het tweede vertrouwen geven, opdat uw hart zich aan de Heere hecht. 2. Want er is geen geloof zonder vertrouwen. Maar zalig zijn zij die twijfelen, want zij zullen de Heere zien. En de Heere moest het volk leren dat zijn kinderen door veel twijfel heen zouden moeten gaan om hun zielen te vormen. 3. De Heere weet wat Hij doet. Al wat Hij doet is verricht door engelen. Zijn hand is op u.
4. En ik zag een deur in de hemel opengaan, en het tweede vertrouwen maakte het juk zacht en zoet. En hen die het vertrouwen ontvingen werden diep genezen in hun ziel.
5. En de Heere gaf een tweede hoop, omdat de eerste hoop hongerig maakte. En de heere sprak : Zalig hen die het tweede hebben bereikt. 6. En de tweede hoop maakte de muren van de tweede geest dik. En de Heere gaf de profeten voor zijn aangezicht dubbel gehoor, en hun oren begonnen te suizen, en zij hoorden de wateren van de tweede hemel en de hemelen. 7. En hun tweede geest brak open en werd ruim, en de stem des Heeren vulde de tempel. En zij kregen een nieuwe wapenrusting en hun wandel werd trager en stijver. En zij richtten hun ogen omhoog. 8. En zij konden geesten en krachten breken door hun dubbel gehoor, en zij spraken met de engelen van het tweede. 9. En een zware profetische zalving begon door hun lijven te stromen, en zij voelden zich alsof zij hun evenwicht verloren. En zij begonnen een nieuw evenwicht in de Heere te vinden, en waren enige tijd ziek.
10. En zij die het dubbele gehoor ontvangen zullen enige tijd gekweld worden door angsten, maar zij zullen een vaste en eeuwige rots vinden onder hun voeten. 11. En alleen zij zullen de gave van het tweede oordeel kunnen dragen, en de Heere zal hun tweede geest splijten. 12. Ja, want alleen hen die gebroken zijn van tweede geest zullen de wateren des hemels zien stromen, en zij zullen voortkomen vanuit het tweede Getsemaneh. 13. Zij dragen het lijden van hun Heer diep in hun zielen, en zij kennen de honing en de dauw van Zijn baard.
14. En in de laatste dagen zal de Heere de cobra bezweren, en Hij zal hun een nieuw lichaam geven. En de Heer gooide de tweede geest als een kruik op de grond, en deze spatte kapot, terwijl de cobra's des hemels voortkwamen. 15. En zij droegen de zegels om de oude tijden te verzegelen. Zoek dan ernstig naar het dubbel gehoor, want het zal uw ziel behouden. 16. Zalig hen wiens geesten gebonden zijn in Hem. En zij zijn gebonden in dubbele koorden, opdat zij stand zullen houden op de heilige bergen, en niet uit Zijn tempelen worden verdreven. 17. Want de Heere toornt in Zijn vurige wagens, en Zijn toorn ontbrandt snel. Kus dan de cobra, opdat Hij u niet verdelgd in Zijn Toorn. Gij zijt genaderd tot het blauwe vuur van een haai. 18. En de tweede Eminius zal zijn zonder medelijden, daar zijn kracht en de wet de zonde genadeloos dient te straffen.
2.
Het Tweede Geweten
1. En de Heere gaf dubbel gevoel aan de allerheiligsten, en zij hadden een zuivere onderscheiding. Ja, het Woord had hun verbroken als een roofdier tot hen uitgezonden, en zij dronken van de zoete wijn des Heeren, de tweede wijn. 2. En de Heere maakte hen groot op de aarde, want zij hadden macht over de roofdieren der mensen. 3. En zij namen de plaatsen der koningen in, want zij hadden de adem van de cobra. 4. En zij konden uit hun lichaam treden om grote werken te verrichten, en zij konden de hemelen scheuren. 5. En zij werden niet meer aangeklaagd door het eerste geweten, want deze was vergaan. Zij hadden nu een tweede geweten, en zij werden behoedt door de Geesten Gods en de tweede engelen. 6. En de cobra ging voor hen uit, en zij droegen schalen tot het allerheiligste. 7. Ja, zij hadden tot taak het allerheiligste te reinigen, en zij hadden zware spiersamentrekkingen, daar zij de dubbele geest diep in hun binnenste droegen. 8. En zij waren apart gezet om allerheiligste verrichtingen te doen, en om het dubbele altaar te heiligen. En zij werden genezen door heftige spiersamentrekkingen, want zij hadden voor lange tijd grote verdrukkingen geleden. En zij waren als de roofdieren des hemels.
3.
kaprunnen
1. Gij dan hebt het lijden tot u getrokken, voor het aangezicht des Heeren. Gij draagt niet boven vermogen. De Heere heeft ook zoetheid bij het lijden gegeven. 2. Komt dan tot de holen van het kruis, waar de kikker van het kruis speelt. 3. Komt dan tot de vogelen der doornenkroon en tot het konijnenhol, waar konijnen koning zijn. Zij zijn dan koningen van het kruis, kaarten van een nieuwe regen. Zij zijn tot onder het roze gedaald. 4. De bakkerij van het kruis, waar ratten het koren malen tot meel, waar muizen spelen. Het zijn bakkermans gezichten tussen jou en mij, verleden tijden komen dan weer boven. 5. Zo kunnen wij dromen, over de dieren van het kruis. 6. Alleen zij door scherpe doornen doorstoken, worden door het zachte genomen, dalende tot onder het roze. 7. En zij van de zesde dermensie, zij weten allen, wanneer de blaad'ren vallen. Zij kennen de tijden van het lijden, van het klapperen en slaan der deuren. 8. Zij zijn de koningen van de herfst, diep in zoete dromen, waar de hartstochten uit voortkomen. 9. Zij droegen haar tot de put en wierpen haar erin. En zij kwam tot de zesde dermensie. Waar de ovens staan en de zoete bakkers. 10. Het zijn bakkermans gezichten tussen jou en mij, tussen de poorten van het verleden. Kent dan de ovens en putten van het kruis, en weest zalig, al die de mystiek des Heeren kennen. 11. Kent dan alle holen en nesten. Gij dan hebt de doorn van ijs gevoeld. 12. Gij hebt dan gehoord van de slagerijen van het kruis, u leidende tot de zesde dermensie. 13. De voorwerpen des kruises zijn dan, de kaprunnen. Zo zijn er dan karbulijnen en kaprunnen, in de tijden des Heeren gezien. En ziet dan, de koning der kaprunnen is een muis. Zo zijn er zeven muizen van het kruis die over de tanden waken. 14. Ja, want zonder tanden zou het kruis niet bestaan. Gij dan moest de tand zien, anders zoudt gij Christus nooit leren kennen. 15. Komt dan tot de tanden van het kruis, zonder welken ze er niet zou zijn. 16. Ziet, het geheimenis der kaprunnen is dan in hun tanden.
4.
Het konijnenhuis
1. De geuren van het kruis, wanneer de spin het hart heeft bereikt, om daar te steken, en daar te breken, om het te maken tot een konijnenhuis. 2. Daar waar konijnen wonen, met de parfums van het kruis, vol met zoete dromen. Liefste, ik ben weer thuis. 3. Ze hebben me stijf gespoten, maar ik draag nu de bloemen van het kruis. Als een boom des velds ben ik nu, waar konijnen in wonen, waar raven op landen. 4. Ze hebben me stijf gestoken met angels, lief, maar 'k draag nu de honing van het kruis, naar jou toe stromende. 5. Laten we samen weer gaan spelen, de oorlog is voorbij. Je hebt kaprunnen in je haren, karbulijnen om je vingers, als de sieraden des hemels. 6. Op het reukofferaltaar, zoveel offers voor een reuk. 7. Ze hebben me gestoken, die bijen des hemels, en nu ben ik dan honing van het kruis, driemaal verbroken, driemaal op dezelfde plaats gestoken. 8. Ze schiepen daar een wond in een wond, als een waterig trauma, geen kracht meer om op te komen. 9. En de derde steek was dan om te doden, om mijn ogen te openen. Ze stak mij diep, de zoete spin, en nu stroomt geurige wijn. 10. Het gebak der eeuwen is niet meer te vertrouwen. Steek mij nu, voordat het te laat is. 11. Ziet het bloed is vlees geworden, waar winden tezamen komen, waar harten elkaar verstaan, zo diep gestoken. 12. Vlieg nu met mij mee, naar konijnen in reukwateren, waar vissen zich verblijden, voor elk kruis is er een bloem. 13. Wacht dan wat het kruis zal worden, het is maar zaad van een boer op zijn akker. 14. Voor elk kruis is er een spin, wij hebben zoveel armen. 15. Ziet, de naald is dan een angel geworden, driemaal gestoken, driemaal verbroken, 't zijn insecten van het kruis. Zij kennen allen het konijnenhuis.16.Zij stak het brood in mij, nu heb ik dan beleg, met radijs en karmozijnen, en het topaas is nu mijn heg. Zij mengde wijn door het meel, vreemde wijn, van een konijnenkasteel. 17. De koning zal het nu wel weten. Maar ik ben alles weer vergeten. Ik leef weer als de oude dag. Klagen over 't lijden, ik kan haar vlag niet zien. Ik ben de canons gevangene, een kruiscanon dat is wat ik kreeg. 18. Ga dan maar door met mij te bespotten, het maakt me allemaal niets meer uit. 19. De konijnenkoning is naar mij op zoek, en als hij mij vindt is je spel uit. Dan is je spel uit. 20. Loop nu maar rond, zeg maar dat ik gek ben geworden. Ik ben liever gek dan jouw slaaf. Ik heb teveel in jouw canon moeten werken, zonder loon zonder een baas. 21. Je liet me sterven in de kou, je maakte van mij een stuk papier, om te dienen in jouw vreemde boeken, en jij was vol van leedplezier. Van leedplezier.22. Je dierencanon heeft het konijn afgeschoten, ik vond het daar diep in koude sloten. Je hebt me alles nu ontnomen. Zeg, wat wil je nu nog meer ?
5.
1. Kom nu maar bij me, mijn liefste, ik heb het allemaal gezien. Ze hebben je dan opgesloten in een canon. 2. Kom maar hier, mijn liefste. Kom maar bij me, gauw. Ze hebben je opgesloten in een canon, maar ik hield zoveel van jou. 3. Zeg, geloof me, liefste, je bent mijn adem. Je bent mijn heerlijkheid, waar de dag zoveel schreit, ik geef je alles, kom dan liefste. 4. Ik heb alles dan gezegd, je bent weer bij me. Ik breng je zachtjes naar je bed. Ga maar lekker slapen, en vergeet hen die ongeinteresseerd gapen. Geloof me, liefste, ze krijgen over alles spijt. Ze hebben het konijn afgeschoten, aten zijn vrienden, en gingen elkaar te lijf. 5. Kom maar, lieve schat, ik breng je zachtjes naar je bad. Alles is nu goed, je bent niet meer verloren. Die hel die duurde niet altijd, 't was een leugen van een valse canon. 6. Nu is alles wat we moeten doen, een open canon op te stellen. Onze canon wel te verstaan, waar alle dieren in vrede leven. De konijnenkoning heeft het gedaan. 7. De konijnenkoning heeft het gezien. We hebben nu allen één taal.8. Ze stak me diep in 't brood, ze vrat me kaal, maar ze gaf me één taal. Ze stak mijn vuurnood, ze ga mij alles, maar nu is ze dood. 9. Moeder, als ik u nog terug kon halen. Ik begrijp nu wat u deed. Ik heb uw liefde nu in alle dingen om mij heen gezien. Maar nu is het te laat. 10. 't Graf blijft dicht, u bent er niet meer. Ik regen al mijn tranen op u neer. Ik schrei nog steeds naar al die jaren. Ik miste u pas toen u weg was gegaan. 11. Waren dan mijn ogen gesloten, had ik dan geen liefde voor het kruis. U bent toch altijd goed voor me geweest.
6.
1. Lieve schat, ja jij hoort er ook bij. Je dacht dat ik je was vergeten. je bent nu vrij, de canon is doorstoken, maar kom niet te dichtbij. 2. De beesten brullen, de konijnenkoning is boos. We moeten voorzichtig zijn, 't is beter te vluchten naar het bos. 3. Dat wat zij zien, dat hoeft er niet te zijn. Zij haten het konijn. 4. De beesten brullen, het konijn is boos. Zolang opgesloten in zo'n kleine doos. Nu, na al die jaren komt hij eruit, toe ren voor je leven, zolang het nog kan. 5. Hij zal op zoek gaan naar hen die hem verwondden, hij zal ze eten zoals zij hem eens vonden. Ze zijn geen goede ouders geweest, zij voerden hem aan het beest. 6. Dat wat je dier was had je kind moeten wezen. Maar ik praat slechts tegen een boom. Toe, vlucht, joh, het konijn is nu aan 't dromen, en als hij opstaat is alles te laat. 7. De beesten brullen, het konijn is boos, bozer dan de nacht, zo lang opgesloten in jouw handen. Toe vlucht, anders zullen zij gaan branden. Hij wil al die jaren terug, zal zijn kooi bouwen, en vullen met hen die hem haten. Toe ren, ik kan het niet anders zeggen, anders ben je er geweest. 8. Maar voor allen die het konijn zo lief hebben, hij zal je bereiden zoete rust, het vlees laten eten van al die hem haten, nee, sparen zal hij ze niet. 9. Nu dan, alle wolven des hemels, het konijn heeft voor u een maaltijd bereid, met wijn en zoete zorgen, zacht verdriet na al die jaren van diepe pijn. 10. Uw wonden zullen zachter worden, uw klederen zullen gescheurd zijn, en dan zal hij ze opnieuw naaien, in een nieuwe stijl. 11. Weet dan schat, dit is de laatste keer, dat ik tot je spreek, ze zullen me nu vermoorden. Toe bezoek mijn graf, daar waar de rozen bloeien. Een dag zien we elkaar weer. 12. Treur niet, treur liever om hen. Ween om hen die lachen. Ik ben weer veilig in de dood, hier kwam ik vandaan en ga ik weer naar toe, daar waar het brood belegd is. 13. Waar de raven neerstrijken. Waar de konijnenkoning zijn toevlucht heeft.
7.
1. Kom niet te dichtbij. Ze hebben hem afgevoerd, een konijn achter glas. 2. De jaren zijn verstreken, ik denk nog vaak aan het verleden. We moeten al die graven volgen, al die putten door de geschiedenis heen, waar al onze vrienden zijn gestorven. 3. Toe, je moet er doorheen. Anders zul je eens de dood roepen, maar zij zullen zich van je afkeren. 4. De canon van het leven, heeft de dood afgezworen. Achter spinnenwebben kwamen zij, die ons eens beminden. 5. Spreekt tot de dood, niet in het vlees, maar door de geest. Spreekt tot hen die stierven, zij zijn er nog steeds. Maar spreekt niet tot hen in de tweede dood. 6. Spreekt tot uw geliefden, laat de morgenstond hen raken. Zij zijn er nog steeds, zij waken, maar sommigen slapen. 7. Doet uw levenscanons weg, uit de ogen van God, en laat al die het weten, zich opmaken om de berg des doods te bestijgen, 't is alleen een doorgang tot een and're dermensie. 8. Roept de doden dan niet in uw vlees, maar komt tot hen in de geest, zoals de Christus eens deed. 9. Legt dan al uw christuscanons en diercanons af, want zij zijn een gruwel in Gods ogen. Toe, luistert naar zijn stem. Het hek is nu open, toe, opent de kooi, en laat de vogel weer vliegen. Eet geen vlees, opdat zij uw vlees en ziel niet zullen eten. 10. Weest heilig, wanneer gij komt tot de doden, en spreekt dan niet tot hen van de derde dood. 11. Weest heilig, wanneer gij voor zijn aangezicht verschijnt, op de emelis shatau, beleef het mee met hem, en komt tot de matadok, waar de raven neerstrijken. 12. Spreekt niet tot hen in de vierde dood, ziet, zij rusten. 13. Laat de doden dan slapen, en geeft hen rust, maar spreek met hen die met u willen praten. 14. Zij zijn er voor u, en u bent er voor hen. Komt tot hen in de kooien, en veracht hen niet, opdat zij ook tot uw kooi komen. 15. De konijnenkoning is daar geweest, stak het brood drie malen, nu stroomt er driemaal honing van het kruis. 16. Volg hem, veracht het verhaal niet meer, zodat u niet meer in uw canon verblijve. 17. Want alle canon leidt tot de dood, maar zalig zij hen die een open canon hebben, en dubbel zalig hen die hun canon in de Heere hebben.
8.
De muizenkoning
1. Gij eet dan honing van de dood, nadat gij driemaal bent gestoken. Neem hen mee tot de velden, en maak hen wijs. Schiet de konijnen niet meer af, en haalt hen uit hun kooien. Geef hen goede beschutting, want zij zijn des Heeren. 2. Oh, als ik je nog terug zou kunnen halen. Je bent er niet meer, in de dood vindt ik je veer. Liefste van mij, je bent niet verloren. Misschien ben ik het wel, wie zit er in een kooi. 3. Is de dood een kooi of juist het leven. De dood is maar een brug, een open deur. 4. Of gaan wij van kooi tot kooi, en wie draagt dan de sleutel ? 5. De konijnenkoning kwam hier. Hij was hier. Hij heeft wat dingen gedaan, en is nu gestorven. Ze hebben hem afgeschoten. Nu is er een nieuwe koning daar. 6. Zij die de muis volgen, weten dat hij daar zit. Maar er zijn ook muizen des hemels, en zij houden van de konijnenkoning. Zij bezoeken hem driemaal in de dood, en dan is het einde gekomen. 7. Driemaal steken zij, in de aarde, en dan zijn alle kooien open, nieuwe kooien, nieuwe sleutels, nieuwe dromen, nieuwe vrijheid, nieuwe angst, en een nieuwe konijnenkoning, met een muizenverstand. 8. Hij heeft een muizenkroon, die andere knelde, die andere maakte hem vroom. Tijd voor een nieuwe religie, de banden der tradities knelden, opgesteld door zotten, met hun harems zopen zij in hun grotten. 9. 't Is nu mooi geweest, 't is nu allemaal afgelopen. De muizenkoning is hier geweest, om de nieuwe kroon te leggen, op het hoofd van hem die droeg, de doornenkroon. 10. Ja, Christus heeft het wel geweten, al die mooie muziek, zakkende in de zeep, tot hij het onder het roze herschiep. Zij zou nog wel graag met hem willen wandelen, om al die mooie stranden te zien. 11. De biggen zijn daar bloot en vuurrood, ze hebben de harem van Christus gezien. 12. Al die vrouwen die hem volgden, en Hij geeft vrouwen aan hen die Hem volgen. 13. Maar oh, verdraait deze woorden niet, in uw onreine breinen, want deze vrouwen zijn kaprunnen, de Geesten Gods die hij in de flessen schiep. 14. Christus komt, in 't blote van een nieuwe bedekking, haren in de zon, Hij draait alles om. 15. De kandelaren der lichaamscanons en liefdescanons zijn nu uitgeblazen. De muizenkoning was hier. Morgenvroeg zal hij sterven. Zij zullen hem niet aanvaarden. 16. Maar zij die hem zullen volgen, wacht veel geluk en vertier. Hoort dan, al gij dwazen, en verdraait de woorden Gods tot uw eigen verderf. 17. God sprak in dwaasheid tot de wijzen, maar gij hebt het niet verstaan.
9.
1. Gij muizenkoning, waar bent gij dan gebleven ? 'K had nog zoveel tot u te zeggen, nog zoveel te bespreken. 2. Oh muizenkoning, laat mij niet alleen, tussen hen die de Heere haten, tot Hem komen om Hem te verlaten. 3. Gij muizenkoning de lucht is zwart, de parels zijn gemolken. U komt tot allen in grote smart, viermaal gestoken. 4. Ik ben nu van steen, ik ben nu oud en wijs. Ik ben nu van steen, geklommen tot de oude paden. In putten viel ik, in vuren brandde ik, doormidden gesneden, gegeten door hen die tegen mij streden. 5. Viermaal stak u mij, maar nu bent u dood. 6. Ik wacht nu op het avondrood, om u op te wekken, u was mijn laatste hoop. 7. Hebben wij macht over de dood, als wij viermaal zijn gestoken, als bloed tot wijn wordt. Het bloed is vleesgeworden, het heeft onder ons gewoond, maar wij hebben het niet geweten, wij hadden alles vergeten, in de vierde dood. 8. Ik kom tot het morgenrood, om alles terug te draaien, maar ik kan de tijd niet draaien. 9. Ik wacht om een vijfde keer te worden gestoken. In al die ellende keer ik mij, we ontmoeten elkaar zij aan zij. 10. De konijnenkoning maakt weer woning. Na de muis komt hij weer aan het kruis. Dat heb je met twee holen, die met elkaar vechten om de doornenkroon. 11. Dat heb je met zoveel vogels, die van strijdtonelen houden. 12. Zij spinnen daar en borduren daar, de nieuwe klederen van de konijnenkoning, eerst scheuren zij, dan naaien zij, en maken zij in hem woning. En zingen zij, al zijn woorden tot een kroning, maar de stilte is het meest zoete in zijn woning. 13. Heb je daar wel eens over nagedacht, ze wisselen elkaar af, de muis en de konijnenkoning. 14. Ze helpen elkaar, ook duwen zij elkaar, tot de laatste snik, hebben ze van elkaar vernomen.
10.
1. Zij heeft mij vijf keer gestoken, zij heeft mij vijf keer gebroken. 2. Alles deed pijn, maar van het kruis zingt zij, als van zoete dromen. 3. Wij weten niet welke dieren wij raken, wij weten niet welke snaren wij raken, hen die geslagen zijn door het kruis. 4. Wij weten niet welke reukflessen wij openen, na vijfmaal gestoken te zijn. Na de vijfde maal, alles is voorbij. 5. Na de vijfde maal, alles weer één taal, na de vijfde seconde, alles weer verbonden. Het leek wel duizend jaar, maar het was maar een seconde. 6. Als je zo diep gestoken bent, dan beleef je alles anders. 7. Ik ben Golgotha, ik ben Golgotha, ik ben Golgotha, ik ben Golgo - Golgo-tha, oh Heer, ik ben Golgo - Golgo-tha. 8. Ik ben Golgotha, ik ben Golgotha, ik ben Golgo - Golgotha, ik ben Golgotha, ik ben Golgotha, ik ben Golgotha, oh Heer, oh Heer, ik ben Golgo - Golgo-tha. 9. Dwars door de liefde, stroomde het Ware Woord, scheidende de bergen en de dalen, en de stilte was zoeter dan het woord. 10. Dwars door de liefde, liep het rode koord. Alleen Rachab zou behouden worden, door de stilte zoeter dan het woord. 11. Op Golgotha verbleef zij, haar vrienden stonden in de rij, om afgeschoten te worden, maar zij, zij alleen, werd behouden. 12. Zij zijn dan de karmozijnen. Zij die de soep op dienen, deze bakkermans gezichten herken ik uit duizenden. 13. Als Pontius Pilatus nog zou leven, zou hij erbij komen staan om te kijken. 14. Brengt mij dan de vijfde Pilatus, voor een karmozijn hielden zij hem. 15. Ik weet niet wat hij met mij heeft gedaan. Verscheurd op Golgotha, tezamen met mijn vrienden, waar alleen Rachab werd behouden. 16. Ik ben niet verliefd, het zijn alleen wat gezichten waar we doorheen moeten. 17. Ik ben niet verliefd, vergeet het niet. Zij zijn van de vierde dood. 18. Ik verbrak het kruis daar op de heuvel, nee, ik was niet verliefd. 19. Ik bracht het tot de karmozijn, zij die van Golgotha zijn. Zij staan er omheen en kijken maar, kijken maar. 20. De deur is kilometers ver, gebracht tot de karmozijnen, hen die van verre staan. 21. Zij dragen hoeden met punten, ik ben tot Golgotha gegaan. 21. Ik ben Golgotha, kraait de haan, maar ik slaap rustig verder. 22. Dit zijn bakkerman's gezichten. Komt dan allen tot mij, Golgotha, en wordt vrij. 23. Is dit maar een droom, of is het iemands zonde ? De vijfde Pilatus brachten zij tot mij 24. De morgen zal ik niet meer beleven, ik zal sterven in deze nacht. Wacht niet op mij, want ik zal niet wederkeren. Dit is de laatste keer dat ik tot je spreek. Met deze woorden moet je het doen, want daarna zullen ze het canoniseren. 25. Ik ben maar een konijn achter glas. Je kunt hier niet komen, het is mijn doodskist. 26. Dit wat ik hier heb gedaan, dat zullen ze canoniseren, en ze zullen mijn woorden stapsgewijs verdraaien, door hun boeken en hun predikingen. 27. Maar volg mij tot in de dood, en sterf met mij, dan zul je wat beleven. 28. Ook jou en je woorden zullen ze canoniseren. Waar kies je voor ? Je kunt ze niet koeioneren. 29. Sterf met mij, en daal af in deze put, dan zullen wij voor eeuwig met elkaar samen zijn. 30. Zij hebben ons voor altijd verdoemd, alleen een roos gaven zij. 31. Nu staan wij dan stijf en opgezet in het glas, in hun canon. Hun spreekbuizen zijn wij. 32. Oh, zij die alles verdraaien, gij zult zelf verdraaid worden, en niemand zal met u rekenen, hen die op weg zijn naar de vierde dood. 33. Zij zijn daar alles vergeten, en uw naam die kennen ze niet.
11.
1.Hoeveel Golgotha's hebben wij dan nodig - hoeveel karmozijnen - om tot het huis des heeren te gaan ? Zou Hij dan voor hen strijden, die alles opzij hebben gedaan ? 2. Waar het konijn dan met de muis strijdt, ziet, zij zijn slechts karmozijnen. Alles vergetende, de vierde dood betreden. 3. De bakkermans gezichten, vreemde vlinders zijn zij.4. Ziet hoe ik hier ren met pijnen onder mijn armen, zij willen er brood van bakken, die karmozijnen. Met hun brokaten staan zij daar. 5. En Spricht heeft daar het hoogste woord, met putten onder zijn klauwen. 6. Hoeveel karmozijnen draag jij op je rug ? En jij ? 7. Hoeveel konijnenholen op Golgotha, en hoeveel holen van slangen ? En waar leiden zij naartoe ? 8. Zij branden bakkers daar als kaarsen, hen met de meeste karmozijnen. 9. De bakker heeft het hoogste woord, de pausen staan daaronder. Zij hebben puntige hoeden. 10. Zelfs de vossen hebben holen op Golgotha. Ik ben er niet geweest. Zij dobbelden om zijn klederen. 11. Die dobbelsteen, dat is een ellendig ding geweest, een deur tot de karmozijnen. 12. Wie kan die deur dan breken ? Roodkap of het paradijs ? Ik zag hen daar wenen, want niemand kon het breken. Voor een lange tijd, stonden zij daar. 13. Achter die deur, daar woont een bakker, met zijn karmozijnen bakt hij brood. 14. Hij is de grote karmozijn, de bakker van Golgotha. Spricht met het hoogste woord, de bakker spreekt zijn zegen. 15. In een konijnenhol werd hij groot, hij is daar altijd gebleven. 16. Nooit heeft iemand hem de weg gewezen. Nooit heeft iemand hem verstaan. 17. De bakker van Golgotha, wonende achter hoge deuren. Nooit heeft iemand hem begrepen. 18. Mijn tijd is op, ik moet gaan. Ik heb geen zin in discussies, geen zin om te blijven kijken, als de grote jongens gaan slaan. 19. Als je mij kennen wil, volg mij, ik heb de deur van de dobbelsteen opengebroken. Ik heb de bakker geschapen, ik ben de kleermaker, de grote brokaat. Ik ben de kruistocht, de weg tot Golgotha. 20. Ik heb mijn karmozijnen tot sieraad geregen. Ik ben de lijdensweg, met de sleutelen tot het bestaan.
12.
Onuitgenodigd
1. Ze staan ver weg, zij aan zij, vier op een plein. Vier flessen met nauwe halzen. Ik ben daar en ik ben hier. Ik mis een stukje van mezelf. 2. Ze staan ver weg, vier op een plein, puntmutsen als vier feeen, met bruisende wijn. Ik ken ze niet, ik heb ze nooit eerder gezien, maar die feeen kennen mijn hart, en zij zijn boos. 3. Ik heb hen nooit uitgenodigd voor mijn feesten, maar hoe kon ik ? Ik kende ze niet.
Onbereikbaar
4. Bereiken kan ik ze niet, boos zijn ze, en voelen zich verworpen. Als konijnen achter glas zijn zij, als de kikkerkoning. 5. In een rode streep kwamen zij, en in een rode streep zijn zij weer vertrokken. Zij staan daar op het hoge plein, om de weg tot de kathedraal te verblokken. 6. In een rode streep kwamen zij, deze konijnenkoningen. Een varkenskoning bracht ons honger, een koeienkoning verbood onze naam, in deze vreemde totempaal. 7. Zoveel dieren gestapeld op elkaar. Zij hebben van honing niet gesproken. Hun woorden jagen ons achterna.
Achter glas
8.Het is een vreemde slagerij, de hokken opgestapeld. Toe, bevrijdt me uit de slavernij. Wij wilden een koning, en het heeft geleid tot deze kroning. Het maakte in ons woning. Achter glas zijn zij, een glazen huis. 9.Ik ben hier en ik ben daar. Ik mis mezelf, kan het niet geloven, de konijnenkoning sprak mijn naam. De hysterie is zoet. Ik heb het mezelf aangedaan. Toon dan het kruis, die vreemde totempaal. Nooit hebben wij hen uitgenodigd. 10.Zij moesten blijven in hun koningswoningen, en onze hysterien waren als kastelen, als sirenes, verbiedende hun namen uit te spreken. kruisigt hem, die koning, dan kan hij koning zijn, vanuit de hemelen, achter glas. 11.Dan is hij ons niet tot last, en dan kunnen wij slapen. Slapen achter glas, als het sneeuwwit verlaten van haar dromen.
Dierengezichten
12. Het is een vreemde slagerij, de hokken opgestapeld. Een vreemde totempaal brachten zij mij, van anderen ver weg, van anderen verlaten. 13. Kom maar hier, zei ik, je mag mijn konijnenkoning wel zijn, als ik ook koning mag zijn. Ik werd een prins, en zag hun bruisende wijnen, als zacht licht verschijnen. 14. Niemand heeft me ooit verstaan, niemand heeft me ooit begrepen. Ziet, wij hebben dan niet jullie taal, wij praten in fragmenten. 15. Toe, puzzel maar, toe pieker maar, het is okay. Wij worden nooit geloofd, alles wat wij zeggen wordt omgedraaid. 16. Een kikkerkoning maakte in ons woning, alle konijnen achter glas, hij heeft hen reeds bezocht. 17. Zij konden hem niet verdragen, hij sprak een andere taal, als een vreemde totempaal. 18. Ik ben een vreemde totempaal, een vreemde lont, het hete van Spricht, een rode streep dat is mijn naam, een slang die de darmen verbindt aan de schoot, en de schoot aan de aars. 19. Ik ben een vreemde totempaal, zoveel dierengezichten achter een raam.
Onder een Roze Verbond
20. Ze staan ver weg, vier op een plein, vier flessen bruisende van wijn, van konijnenwijn, een kikkerkoning had ervoor gezongen, zijn tong reikt tot de morgen, brekende de kruik, brekende de zorgen, de schaamtes omhullende, van hen die de rode streep gedragen hebben. Zij worden niet geboren, zij leefden daar allang, als achter glas. 21. Ik ben een vreemde totempaal, toe bevrijdt mij uit de slavernij. Zij wilden een koning, het leidde hen tot deze kroning, zoveel jaren achter glas. Als het rode van Spricht, je hoeft je niet voor je tong te schamen. 22. Een koning was hij, als een rode lap was hij, deze rode streep. Onder de roze verbinding werd hij groot, als het hete van Spricht, het lont. Als zwavelstokjes zijn onze pijnen, strijkende worden wij verbrand. Onze haren branden alle kleuren, zevenvoudig gezuiverd zijn zij. 23. Ik ben een vreemde totempaal, een vreemde zwavelstok. Mijn kop staat in brand, een vreemd dier, met zoveel dierengezichten, achter glas. En de rook, uit vreemde konijnenpoten. Ik ben het meisje met de zwavelstokjes. Visioenen geven zij mij, ik ben de rode streep, onder een zacht roze verbinding, een zacht roze verbond, brand ik, als de lont. 24. Rapunzel is mijn naam. Toe, trek je omhoog aan mijn haar. Je zult mijn kop zien branden, en dan zal de toren en het glas in explosie gaan. Onder de Roze Verbinding drijft mijn Naam.
Strijk ons niet
26. Een kikkerkoning op een plein, een maan en een zon als koning, zij zoeken naar hen op de hoge woning. Kinderen hebben hen vaak gemeden, het zachte heeft hen niet gestreeld, te bang om de lont te zien aangaan, de lucifer gestreken. Strijk mij dan niet, onder de zacht brandende vruchten ben ik gegaan. Daar waar het koud is, en alles ver weg. Alles mocht eens ontploffen. 27. Strijk mij dan niet, op oorlog zit ik niet te wachten. Maar luister op een afstand. Mijn woorden kunnen je wel bereiken. Raak mij niet aan, want ik heb pijn. Een vreemde totempaal ben ik, met vreemde lonten, hoofd van een leger van zwavelstokken. Strijk ons niet, toe, doe ons dat niet aan. Wij marcheren in de kou, bang voor het vuur dat ons zal verwoesten. Toe, raak ons niet aan, vreemde totempalen zijn wij. 28. Sterven zullen wij niet, maar wij zullen branden op die dag, waarop de flessen zich zullen openen. Toe, raak ons niet aan. Toe, strijk ons niet, want wij zullen worden gestreken, door iemand die zal weten hoe hij het moet doen. 29. Iemand die geleerd heeft hoe aan te raken, iemand die geleerd heeft het in liefde te doen. Dan zullen onze haren branden van zachte liefde, in alle kleuren, zevenmaal gezuiverd, met al die bleke lichten in de wind.
De Redding
30. Een koningszoon, een hartendief, één die onze taal kan spreken. Een rode tong, een mysterieus verhaal, wachtende om openbaar te worden. Uit een fles zal hij komen, tot een fles zal hij gaan, en de bruisende wijn zal stromen. Het brandt onder het groene, duizendmaal gezuiverd, Rapunzel is mijn naam. 31. Toe, raak mij niet aan. Ik ben bang, ik ben een rode streep. De lap zal de schaamte bedekken, de rode lap, terwijl hen onder de rode kap hebben gezongen, terwijl hen van de groene kap het hebben verstaan. Zij spreken onze taal, en laten de vruchten zacht branden.
13.
1. Feeen, engelen van God, in oude tijden, kunnen jullie mij vertellen, waar ik heen moet gaan met al die tranen. Alles is in vuur en vlam, alles is in vuur en vlam, fabels kunnen praten, dieren kunnen praten. Je hebt de duik gemaakt, vaarwel. Dieren kunnen haten, tijd om uit te praten. Totale macht in brand, waar de feeen zijn belandt, waar de feeen zijn belandt. Diepere ogenzalf, altijd gedragen, in vele lagen wild verstand. Feeen, engelen van God, verscheurde tranen hebben mij verlaten, om achterstallige schuld te verdraaien. Zij zijn gekleed in kant. Verscheur die feeen, verlaat hen niet, alles is verdriet, alles is verdriet. Worstel met hen, opdat hun woede je niet verbrande. Zolang opgesloten waren zij, in flessen des onheils. Toe, zeg je gebeden nu. Ik heb zelf met hen geworsteld, tot aan de dood toe.
2. Feeen, engelen van God, gevaartes in de onderlagen, uit op wraak, een schone wraak, liederen aaneengeregen. Feeen, maar laat je niet verblinden, zij zijn in alle staten, zij zijn engelen uit vervlogen jaren, te vaak uitgedoofd, bedroefd, en uit de boeken verbannen. Draag je gescheurde kleding nu, anders zullen zij komen om al die dromen van deze tijd te verbannen. Engelen des doods en armoe, toe bedroef de feeen niet, gij hebt een arme juist bespot, en een zieke uitgelachen. Als een zonde des doods is het. Feeen, de armoe van God, tot het oer gekomen, uit vreemde flessen gedronken. Feeen, de tranen van God, als zoet water uit de wonden, stromen zij. Feeen, het oude van God, maar zo jong dat niemand hen kan verstaan, steeds huilen zij.
3. In tijd zullen zij dan alles overnemen, al tijden hebben zij daarvoor gestreden. Wacht dan op hun apocalypse, een nieuwe openbaring, zo oud, een nieuw visioen, zo oud. Wacht dan op hun profetie, en hun wonderen en hun tekenen waarvan je nooit iets wilde weten. Ik heb alles gezien.
14.
De Driesprong
1. In het bos woonde eens een man en een vrouw die een dochtertje hadden. De man en de vrouw maakten vaak ruzie en vaak kon het meisje er niet van slapen. Op een nacht vluchtte ze weg, omdat het lawaai haar erg bang maakte. Lang zwierf ze door het bos, totdat ze uiteindelijk was verdwaald en niet meer wist waar ze was. Uitgeput leunde ze tegen een boom aan, maar viel toen in een gat. Ze viel erg diep, en raakte door de val bewusteloos.
2. Toen ze weer wakker werd zag ze allemaal konijntjes om haar heen, maar toen ze zich bewoog vluchtten alle konijntjes van haar weg. Langzaam stond het meisje op, en vroeg zich af waar ze terecht was gekomen. Ze zag hier allemaal kleine huisjes met lichtjes en hele hoge bomen. Zo hoog had ze de bomen nog nooit gezien. Toen ze in de lucht keek zag ze alleen duisternis, en enkele stralende sterretjes. Plotseling zag ze één van die sterretjes vallen, en wat verderop tussen de bomen was even later een stralend licht. Voorzichtig liep het meisje op het licht af.
3. Maar naarmate ze dichterbij kwam werd alles weer donker. Hier waren geen kleine huisjes met lichtjes, en al gauw durfde ze niet verder. Ze wilde zich omdraaien, maar ook achter haar was het ineens heel donker.
3. ‘Hallo !’ riep het meisje. ‘Is daar iemand ?’
4. Maar niets en niemand antwoordde. Het meisje was erg moe, en even later viel ze op de grond en kwam in een diepe slaap. Zo moe was ze nog nooit geweest. Even later kreeg ze dromerig om haar heen. Ze zag wat lichtjes om haar heen, met hele kleine spulletjes. Kleine stoeltjes, kleine stofzuigertjes, kleine laarsjes, en nog wat andere spulletjes. Ook zag ze hele kleine piepkleine kaarsjes. ‘Waar ben ik ?’ vroeg ze. Langzaam stond het meisje op, en keek omhoog waar alles donker was. Wel zag ze in het donker wat wijde schilderijen hangen. Snel kwam ze erachter dat ze in een soort zaal was. Op een hoge troon in het duister zat een konijn. Het konijn zei niks, en het meisje stapte dichterbij, en toen was alles weer weg, en alles was weer pikkedonker.
5. ‘Ik weet dat jullie er zijn !’ riep het meisje. Maar niets en niemand antwoordde. ‘Ik wil niet moeilijk doen,’ zei het meisje, ‘maar zo ontvang je geen gasten.’
6. ‘Gasten, gasten ?’ zei een stem. ‘Je komt hier zomaar ongevraagd binnenvallen, en je noemt jezelf gast. Ik noem je een indringer.’
7. Het meisje keek naar beneden en zag een konijntje bij haar voet. Het konijntje schopte tegen haar been aan.
8. ‘Zeg, laat dat,’ zei het meisje, ‘zo gedraag je je niet naar een dame.’
9. ‘Nou, ik noem jou geen dame,’ zei het konijntje, ‘je hebt geen manieren. Je komt hier zomaar ongevraagd binnenvallen, en denkt dat je de koningin bent. Maar goed, ik zal je wel binnenlaten, en dan zul je eens een echte koningin meemaken.’
10. Het konijntje trok aan het jurkje van het meisje, en leidde het meisje naar een klein kamertje waar een konijntje op een troon zat.
11. ‘We hebben indringers, koningin,’ zei het konijntje.
12. ‘Ik weet het, Arend,’ zei de konijnenkoningin, ‘laat haar hier maar blijven.’ Toen vertrok het konijntje.
13. De konijnenkoningin keek het meisje diep aan. ‘Dus ... jij komt van de grote mensenwereld,’ zei de koningin.
14. ‘Eh, ja, majesteit,’ zei het meisje, ‘maar ik ben zelf nog klein.’
15. ‘Oh, maar jij wordt vast ook zo groot,’ zei de koningin. ‘Maar voor het zover is mag je hier wel blijven. Hier achter mij is een deur, en als je daar doorheen gaat, dan .... Nu ja, dat zul je zelf wel zien. Je moet gewoon het pad volgen.’
16. Het meisje bedankte de koningin, en ging door de deur, en kwam op een pad terecht. Hele kleine vogeltjes zaten in de struikjes aan de zijkanten van het pad. Het pad straalde en glom door een geheimzinnig licht. Het meisje begon haar reis. Na een tijdje kwam ze op een open plek waar konijntjes wat spelletjes aan het doen waren. Een paar konijntjes waren aan het hinkelen. Achter de konijntjes waren drie paden.
17. ‘Waar moet ik nu naartoe ?’ vroeg het meisje.
18. ‘Waar kom je dan vandaan ?’ vroegen de konijntjes.
19. Van de koningin, zei het meisje.
20. ‘Van de koningin ?’ vroegen de konijntjes, ‘heeft ze dan zelf niet gezegd waar je naartoe moest gaan.’
21. Het meisje schudde haar hoofd. ‘Ze zei alleen maar dat ik het pad moest volgen.’
22. ‘Ik zou het eerste pad maar niet kiezen,’ zei een konijntje, ‘want dan kom je bij een heks terecht. Het tweede pad leidt tot het witte kasteel, en het derde pad dat weet niemand. Iedereen valt daar in slaap.’
23. ‘Nou,’ zei het meisje, ‘ik heb lang genoeg geslapen. Ik kies voor het tweede pad.’ En zo ging het meisje op weg naar het witte kasteel.
24. Het witte kasteel stond vol met levende pionnen. ‘Ik heb jou hier nog nooit gezien,’ zei een zwarte pion. ‘Ik jou ook niet,’ zei het meisje.
25. ‘Waar kom je vandaan ?’ vroeg een rode pion.
26. ‘De koningin heeft me gestuurd,’ zei het meisje.
27. ‘De koningin ?’ vroegen alle pionnen verwonderd.
28. ‘Spring maar op m’n rug,’ zei een groene pion. Toen het meisje op de groene pion klom begon de pion te steigeren, en rende toen een trap op van het kasteel, en kwam op een balkon terecht, en rende toen door naar een volgende trap. De groene pion bracht het meisje helemaal tot aan een toren. ‘Kijk eens naar buiten,’ riep de pion, ‘zo kun je het hele land zien.’
29. ‘Welk land ?’ vroeg het meisje. Door het raam zag ze allemaal grasvelden die er als speelborden uitzagen. Het waren wonderlijke tuinen. ‘Zo je ziet het, hè,’ zei de pion. ‘We hebben nog veel te doen.’
30. ‘Ja, maar de koningin vertelde me dat ik het pad moest volgen,’ zei het meisje.
31. ‘Het pad ?’ vroeg de groene pion. ‘Oh, wat stom van me, ik had het kunnen weten.’
32. Toen huppelde de groene pion met het meisje op zijn rug weer helemaal naar beneden, en ging toen via de keuken de achtertuin in. ‘Zie je, daar in de verte,’ zei de groene pion terwijl hij op wat struikjes achter een groot grasveld wees, ‘daar gaat het pad verder. Een goede reis.’
33. En toen zette het meisje haar reis voort, nadat ze van de pion afscheid had genomen. Tussen de struikjes achter het grasveld ging het pad verder. Het pad straalde en glom weer als door een geheimzinnig licht. Maar na een tijdje wandelen kwam het meisje weer bij de konijntjes die spelletjes aan het spelen waren. ‘Hier ben ik al geweest,’ zei het meisje.
34. ‘Dan moet je gewoon een ander pad nemen,’ zei één van de konijntjes.
35. ‘Maar welk pad ?’ vroeg het meisje.
36. ‘Nou, het eerste of het derde pad,’ zei het konijntje.
37. ‘Ja maar dan kom ik bij de heks, of val ik in slaap,’ zei het meisje.
38. ‘Ik kan het ook niet helpen, kies maar,’ zei het konijntje.
39. ‘Nou, dan kies ik voor het derde pad, want ik begin toch al een beetje moe te worden,’ zei het meisje.
40. Langs het derde pad stonden allemaal toverbloemen, en al snel begon het meisje zo moe te worden dat ze niet meer kon blijven staan, en al gauw viel ze in een diepe slaap.
41. ‘Ehm, mijn naam is de spin,’ zei een dromerige, geheimzinnige stem, ‘weet je dat ik altijd win ?’
42. ‘Nee, dat weet ik niet,’ zei het meisje dromerig.
43. ‘Nou, dan weet je het nu,’ zei de stem weer.
44. Waar ben ik ? vroeg het meisje.
45. Toen ze haar ogen opende zag ze bloemen, zoveel bloemen. Overal waren bloemen, en zoveel wonderbaarlijke geuren, zo betoverend.
46. ‘Ik zei toch dat ik altijd win,’ zei de stem slaperig, ‘ik heb je betoverd.’
47. ‘Ja maar daar heb ik eigenlijk geen tijd voor,’ zei het meisje, ‘de koningin heeft me gezegd dat ik het pad moet volgen.’
48. ‘De koningin ?’ zei de stem. ‘Dat verandert de zaak, kom maar mee.’ En ineens stond het meisje klaarwakker tussen de bloemen. In de verte zag ze een rivier, terwijl beneden bij haar voet een klein spinnetje stond. ‘Als de koningin je gestuurd heeft, dan is het in orde,’ zei het spinnetje, ‘dan hoeven we geen spelletjes te doen.’ Toen liep het spinnetje voor haar uit naar de rivier. Over de rivier was een brug waaronder allerlei bootjes met lampjes doorgingen. Het waren kleine bootjes.
49. ‘Daar in de verte woont een heks,’ zei het spinnetje.
50. ‘Oh maar ik dacht dat de heks op het eerste pad woonde,’ zei het meisje. Na een tijdje komen ze in de keuken van een groot kasteel aan. Een dienstknecht loopt op het meisje af. ‘Hallo, ik ben Andrew,’ zegt de bediende. ‘Ik verwachtte je al. Laat me je het kasteel rondleiden.’
51. ‘Hoe weet u dat ik zou komen,’ vroeg het meisje, en het meisje vroeg zich ook af waar het spinnetje ineens was gebleven. ‘Het spinnetje zei dat hier een heks woonde,’ zei het meisje.
52. ‘Ah, je moet niet alles en iedereen geloven,’ zei Andrew. ‘Hier woont de konijnenkoningin.’
53. ‘Maar daar kom ik net vandaan,’ zei het meisje, ‘en ze heeft me gezegd het pad te volgen.’
54. ‘Oh kom dan maar mee,’ zei Andrew, en leidde haar naar de achterkant van het kasteel. Hier ging het pad verder. Weer zag het meisje het spinnetje hier, maar het spinnetje was heel ver weg. ‘Spinnetje ?’ riep het meisje. Maar het spinnetje hoorde haar niet. En het pad ging een andere richting op. Het meisje besloot om maar gewoon het pad te volgen.
55. Na een tijdje zag ze wat ijzeren bekertjes op de grond staan, en toen ze dichterbij kwam sprong er een konijntje tevoorschijn. ‘Raad eens wat er in deze bekertjes zit ?’ vroeg het konijn. ‘In eentje zit de zee, in de andere zit het bos, en als je van de derde drinkt, dan ben je de klos.’
56. Ja, maar ik wil daar helemaal niet van drinken,’ zei het meisje. ‘Laat me er langs.’
57. Kies er eentje uit, kies er eentje uit, en waar je dan ook terecht komt, je komt er altijd weer uit, zong het konijntje een paar keer. En word je dan de klos, dan kom je altijd wel weer los, en kom je tot de zee dan is het altijd okay.
58. Maar het meisje wilde er niets van horen, en stampte op de grond. ‘Nu is het afgelopen met die gekheid. Ik moet er nu door, want de koningin ....’ maar verder kon ze niet komen.
59. ‘De koningin ? De koningin ?’ zei het konijntje. En snel was het konijntje met zijn bekertjes verdwenen, en kon het meisje verder gaan. Na een tijdje kwam het meisje in de duinen, en niet lang daarna zag ze de prachtige oceaan waarin een diepe, felle zon scheen. Het meisje zag het pad helemaal doorlopen tot in de zee. ‘Maar dat kan toch helemaal niet,’ zei het meisje.
60. ‘Jawel hoor,’ zei een stem. Een donkere gestalte stond ineens naast het meisje. Het leek wel een beetje op een zwarte pion op een paard. ‘Ik breng je er wel doorheen,’ zei de pion.
61. ‘Ja, maar hoe dan ?’ vroeg het meisje. Ineens haalde de gestalte een dobbelsteen onder het zadel vandaan. De gestalte gooide de dobbelsteen van de duin op het strand. Op het bovenvlak van de dobbelsteen stond een gestalte als een rode pion. De gestalte was gevleugeld, en stond al snel naast het meisje. ‘Spring maar op mijn rug,’ zei de rode gestalte. En toen het meisje op zijn rug zat steeg de gestalte op. De zwarte gestalte was weer verdwenen. De rode gestalte had een geweer met kogels als dobbelstenen, en als ze door vervelende vogels werden lastiggevallen schoot hij ze met het geweer neer. Na een tijdje kwamen ze op een heuvel aan waar het pad weer verder ging. De rode pion wees in de verte : ‘Zie, daar, waar het glinstert, daar moet je zijn, daar woont de konijnenkoningin.’
62. ‘Maar daar kom ik net vandaan,’ zei het meisje. ‘De koningin zei dat ik het pad moest volgen.’
63. ‘Dat moet een vergissing zijn geweest,’ zei de rode pion, en vertrok.
64. ‘Wacht eens even,’ riep het meisje. ‘Je moet het me uitleggen. Ik begrijp het niet meer.’ Maar de rode pion was al weg. Toen besloot ze het pad maar te volgen tot de glinsteringen in de verte, maar al snel begon het erg donker te worden en koud. ‘Ik moet hier ergens iets vinden om te kunnen schuilen,’ zei het meisje. Het begon ook steeds harder en harder te waaien.
65. ‘Kom hier !’ riep een stem, ‘kom hier,’ bijna gillend. De stem leek op het geluid wanneer haar ouders ruzie maakten. Een konijn op een woonboot riep naar een ander konijn. Het was een woonboot gewoon op de grond. Er was nergens water te bekennen, alleen wat druppels van een beginnende regen. ‘Kom nu binnen !’ riep de stem weer, ‘wil je soms verdrinken ?’ Het meisje zag een wat jonger konijntje stampvoetend naar binnen lopen, in de woonboot. Het andere konijn gaf hem een om z’n oren. Toen ging de deur dicht. Snel begon het natter te worden onder de voeten van het meisje, en werd ze door de wind bijna weggeblazen. Toen ze in de verte keek, kreeg ze de schrik van haar leven. Bulderend hoge golven kwamen op haar af, alsof de oceaan het land wilde opslokken. Zo snel als ze kon rende ze naar de woonboot, maar hoe hard ze ook op het deurtje bonsde, niemand deed open.
66. Help me, help me dan toch ! riep het meisje. Het water was al tot haar knieen gekomen, en de razende golven kwamen steeds dichterbij, en groeiden steeds hoger. Al snel was het water tot haar heupen gekomen, en keek ze recht in een kilometers hoge golf die haar elk moment zou kunnen opslokken. Het meisje slaakte een gil. Een raampje naast het deurtje ging open, en een hand greep het meisje vliegensvlug naar binnen.
67. ‘Dat was op het nippertje,’ zei een konijntje. Het meisje zuchtte diep.
68. ‘Dat gebeurt altijd als de koningin kwaad word,’ zei het konijntje.
69. ‘Waarom wordt ze dan kwaad,’ vroeg het meisje.
70. ‘Ze kan niet tegen haar verlies met spelletjes,’ zei het konijntje.
71. ‘Met wie doet ze dan spelletjes ?’ vroeg het meisje.
72. ‘Met een spin,’ zei het konijntje.
73. ‘Oh maar ik ken dat spinnetje,’ zei het meisje. ‘Ik ben dat spinnetje ook tegengekomen, en hij sprak dat hij altijd wint.’
74. ‘Hoe weet je dat ?’ vroeg het konijn ineens. ‘Niemand weet dat, dus waarom zou jij dat weten ?’
75. ‘Nou,’ legde het meisje uit, ‘er waren drie paden. Eerst kwam ik op het tweede pad waar het witte kasteel was, en daarna kwam ik op het derde pad waar iedereen in slaap viel. Hier ben ik hem tegengekomen.’
76. ‘Maar dat kan niet,’ zei het konijn, ‘dat is absoluut onmogelijk. Niemand die op het derde pad komt ontwaakt weer. Zij die daar komen zullen voor eeuwig en altijd slapen.’
77. ‘Oh maar ik zei tegen het spinnetje dat ik van de koningin had gehoord dat ik het pad moest volgen,’ zei het meisje, ‘en toen liet hij me erdoor.’
78. ‘De koningin ?’ vroeg het konijntje terwijl zijn gezicht groen en geel tegelijk werd. ‘Mens allemachtig, heeft de koningin dat tegen jou gezegd ?’
79. Het meisje knikte. ‘Oh maar dan zijn wij in heel groot gevaar,’ zei het konijntje. ‘Als de koningin dat gezegd heeft, dan is ze ergens op uit. Dan daagt ze je uit voor een duel.’
80. ‘Een duel ?’ vroeg het meisje.
81. ‘Ja een duel, een gevecht,’ zei het konijn, ‘en dan moeten we snel zijn. We moeten direkt naar het kasteel, want daar zit ze op je te wachten voor het spel.’
82. Direct rende het konijn een andere kamer in, en startte de motor. Met volle kracht ging de boot richting het glinsterende kasteel in de verte. Na een tijdje voer het bootje naar binnen. Bij een grote paal diep in het kasteel was een kade waar ze konden uitstappen. Het konijn greep de hand van het meisje en rende samen met haar een grote stenen trap naast een muur op. ‘Majesteit, majesteit,’ riep het konijn, en toen hij de koningin op de trap tegenkwam, zei hij het wat rustiger : ‘Majesteit, ik weet dat we wat laat zijn.’
83. ‘Wat, laat ?’ zei de koningin, ‘helemaal niet laat. Veel te vroeg. Jullie zijn veel te vroeg hier.’
84. ‘Maar waarom werd u dan zo boos ?’ vroeg het konijn.
85. ‘Ach, niks bijzonders,’ zei de koningin, ‘gewoon een ongelukje.’
86. ‘Een ongelukje ?’ vroeg het konijn.
87. Ja, zei de koningin, ik liet een pion vallen, en die vloog weg.
88. ‘Misschien een rode pion ?’ vroeg het konijn.
89. Ja, hoe weet jij dat nu weer, vroeg de koningin een beetje kattig.
90. Nou, ik zag een rode ster naar beneden vallen, maar later dacht ik : het zal wel weer een pion van de koningin zijn, zei het konijn.
91. Ja, lachte de koningin, jaha, dat heb je goed gezien, jongen, en nu vlug wegwezen, want het is nog lang geen tijd.
92. Toen rende het konijn weg. Nu stond het meisje oog in oog met de koningin.
93. En wie ben jij ? vroeg de koningin.
94. ‘Eh, ik ben het meisje wat van u gewoon het pad moest volgen,’ zei het meisje.
95. Oh ja ? kraste de koningin, nou heus, ik ken je niet.
96. Kijk dan eens beter. Kent u mij echt niet ? vroeg het meisje.
97. Toen deed de koningin een brilletje op, en kwam dichterbij. Eens even kijken, zei de koningin. Er zijn zoveel meisjes die .... het pad volgen, zei je ?
98. Het meisje knikte.
99. Wacht eens even, zei de koningin. Ben jij langs de drie paden gegaan ?
100. Alleen de tweede en de derde. Ik ben nog niet bij de heks op het eerste pad geweest, zei het meisje.
101. Wat sta je hier dan te staan ? bulderde de koningin. Terug jij !
102. En toen zette het meisje het op een rennen, want de koningin begon verschrikkelijk te bulderen. Het leek alsof haar ouders weer ruzie maakten, erger dan ooit tevoren, en het meisje begon heel hard te huilen.
103. Rennen ! brulde de koningin, ren voor je leven, want ik ontplof, en dan zul je de dobbelstenen zien rollen.
104. Het meisje was al snel omsingeld door een heel leger met dobbelstenen. Er kwam vuur uit hun monden, en de roden waren het ergste. Nog harder begon het meisje te huilen. Toe dan, konijn, help me dan ! riep het meisje hard. Maar het konijn was nergens te bekennen. In de verte zag ze de woonboot, maar die dreef telkens verderweg. Oh, was ik nu maar naar het eerste pad gegaan, zei het meisje. De dobbelstenen zagen er zo dreigend uit.
105. Wat zei je, krijste de koningin, nee, dat kan niet, zei je dat je het derde pad op ben gegaan ?
106. Ja, majesteit, zei het meisje.
107. Iedereen slaapt daar, en niemand staat ooit weer op, zei de koningin.
108. Ja, maar het spinnetje ... zei het meisje
109. Het spinnetje ? krijste de koningin .... Heeft het spinnetje je erdoor gelaten ? En toen werd de koningin nog kwaaier.
110. Maar toen ik hem vertelde wat u gezegd had dat ik het pad moest volgen, toen liet hij me erdoor, zei het meisje.
111. Oh, zuchtte de koningin woest, ik kan dat spinnetje niet uitstaan ... Wat heeft hij nog meer gezegd ?
112. ‘Dat hij altijd wint,’ zei het meisje.
113. En toen werd de koningin wel zo razend dat ze niets meer met de dobbelstenen te maken wilde hebben. ‘Uit mijn ogen !’ krijste ze tegen de dobbelstenen. ‘Niets wil ik nog met spelletjes te maken hebben.’ Toen liep ze boos weg, het meisje alleen achterlatend.
114. Even later kwam ze weer terug. ‘Zeg, waar kom je eigenlijk vandaan ?’ vroeg ze aan het meisje. ‘Toch niet uit de grote mensenwereld, hè ?’
115. Ja, zei het meisje, daar kom ik vandaan. Mijn vader en moeder maakten altijd ruzie, en ....
116. Je hoeft me niets meer te vertellen, zei de koningin, ik begrijp het al. Dan kom je dus van het eerste pad vandaan.
117. Nee, daar ben ik nog niet geweest, daar bij die heks, zei het meisje.
118. Kom maar mee, zei de koningin, dan laat ik het je zien.
119. In een hoge torenkamer aangekomen schonk de koningin thee voor het meisje in, en vroeg het meisje of ze het fijn vond in de grote mensenwereld.
120. Nee, zei het meisje, want niemand begrijpt me, en ze maken altijd ruzie.
121. ‘En wat heb je eraan gedaan ?’ vroeg de koningin.
122. Ik ben weggelopen, zei het meisje.
123. Dat is het beste wat je kon doen, zei de koningin, zo kon je de heks verslaan.
124. Ja maar ik ben nog helemaal geen heks tegengekomen, zei het meisje.
125. Als dat zo is, zei de koningin, dan zul je terugmoeten naar het eerste pad, en dan zul je het pad gewoon moeten volgen totdat je haar tegen bent gekomen. Of zullen we gewoon een spelletje doen ?
126. De paden heb ik gevolgd, zei het meisje. Laten we nu dan maar een spelletje doen.
127. En zo gebeurde het. Tot diep in de avond deed het meisje spelletjes met de koningin, en ze konden het zo goed met elkaar vinden dat de koningin niet meer boos werd als ze een spelletje verloor. Het meisje beleefde nog vele avonturen met de koningin, maar dat hoor je wel in een ander verhaal.
15.
De Slapende Prinses
1. Er was eens een indiaanse prinses die altijd sliep. In de nacht werd ze altijd heel even wakker om iets te drinken en te eten. Vaak was dat wat thee met vruchten, en daarna sliep ze weer. Soms slaapwandelde ze door de gangen van het kasteel waar ze woonde. Haar vader en moeder waren erg bedroefd, maar zo was de prinses altijd al geweest. Ze zouden wel eens met hun dochter willen spreken, al was het maar voor heel even.
2. Op een nacht was de prinses weer aan het slaapwandelen, en ze wandelde heel diep het bos in. Ze liep altijd op blote voeten met een nachtjapon of pyama. Plotseling stapte ze op een toverring, en werd direkt wakker. Ze was erg verbaasd en deed de ring om haar vinger. Heel lang keek ze ernaar, en ze bleef gewoon wakker. De prinses was erg blij, en rende terug naar het kasteel. Maar toen het ochtend werd en ze anderen tegenkwam vielen die direkt in slaap. De prinses dacht dat dat door de toverring kwam die ze droeg. En zo was de prinses erg eenzaam, en omdat ze niet nog meer van hen in slaap wilde zien tollen, vertrok ze weer naar het bos. Na een tijdje lopen kwam ze aan bij een klein huisje waar kabouters leefden. Blij stapten de kabouters naar buiten, alsof ze haar al kenden. ‘We dachten dat je nooit zou komen,’ zei één van de kabouters. ‘Ja,’ zei een andere kabouter, ‘en, zeg, wij hebben die toverring voor jouw gemaakt, van de zeldzaamste stenen. De stenen die jij op je ring draagt zijn de enigen van hun soort, dus wees er maar erg zuinig op, meisje. Je wil toch niet nog een keer zolang slapen ?’ De prinses werd erg verlegen. Ze was blij dat de kabouters niet in slaap vielen.
3. En zo mocht de prinses bij de kabouters wonen, en zorgde goed voor hun huisje als de kabouters weg waren om in de mijnen te werken. Maar op een dag kwam er een man met maar één oog bij het huisje. Hij klopte op de deur, en de prinses deed een raampje open.
4. ‘Zeg, meisje,’ zei de man met maar één oog, ‘wat heb jij een prachtige ring. Als je die aan mij geeft, dan geef ik je mijn paard daarvoor in ruil.’
5. ‘Maar dan val ik weer in slaap,’ zei de prinses.
6. Toen haalde de man ook een ring tevoorschijn. ‘Als je deze draagt, dan blijf je niet alleen wakker, maar dan kun je ook vliegen en toveren.’ Nu, dat leek de prinses wel wat, want dan zou ze ook wat aan de slapenden van haar land kunnen doen. De ruil was snel gedaan, maar ineens begon de man te lachen, rende weg, en de prinses viel als dood op de grond. Toen de kabouters terugkwamen waren ze erg verdrietig. En ze konden geen andere ring maken met dezelfde krachten, want zulke stenen konden ze nooit meer vinden. Maar ze hadden nog wel een toverfluit waarmee ze de prinses bij volle maan tot leven konden wekken om te dansen. Dan was het weer even feest, maar van hele korte duur. Op een dag toen ze thuiskwamen was ook de toverfluit gestolen. Toen besloten ze de prinses in een kist naar de mijnen te dragen tussen de edelstenen, zodat ze haar altijd bij zich hadden als ze aan het werk waren. En ze vonden dat de prinses hier veilig was. Als ze haar in het huisje zouden laten dan zouden ze veel te bang zijn dat de prinses ook op een dag gestolen zou zijn. Nee, dat zouden hun kabouterharten niet aankunnen. Het was een prachtig gezicht om de prinses zo te zien tussen de edelstenen. De dieren hier zouden wel de wacht over haar houden. Midden in de nacht toen de kabouters weer naar huis waren begonnen ineens enkele edelstenen te fonkelen, zo te fonkelen dat de prinses haar ogen opendeed. Ook haar ogen begonnen te fonkelen. Ze stond op en ging terug naar het kabouterhuisje. De kabouters waren erg verbaasd en blij. Snel gingen ze terug naar de mijnen om de fonkelende edelstenen op te halen.
7. Met de edelstenen versierden ze hun huisje, en voortaan viel een ieder die hen of de prinses kwaad wilden doen in slaap. En de kabouters zongen allemaal : ‘Dus kom maar niet te dichtbij als je hier iets wil stelen, kom maar niet dichtbij als je kwaad wil doen, want sluiten zullen je ogen, en niemand zal ooit het licht nog aandoen.’
1. Eens leefde er een hebzuchtige prins in een arm land. De prins was zo hebzuchtig dat hij een ander niets gunde, en alles voor zichzelf nam. Toen op een dag een meisje uit zijn rijk spoorloos verdwenen was ging hij alleen op zoektocht omdat haar ouders erg rijk waren en een hoge beloning zouden schenken aan degene die hun dochter zou terugvinden.
2. Op zijn reis door het woud kwam hij ’s avonds laat bij een huisje aan. Toen hij op de deur klopte hoorde hij een krassende stem : ‘Ik ben Spindraad. Wie is daar nog zo laat ?’
3. ‘Ach, moedertje,’ zei de prins. ‘Ik zou zo graag even bij u willen kijken of daar ook een meisje van ons rijk is. Zij is spoorloos verdwenen.’
4. ‘Ik heb zeven dochters,’ zei de oude vrouw. ‘Als u even wil kijken. Kom dan maar verder.’ De prins stapte naar binnen, en kreeg wat te eten. Ook mocht hij van elke dochter een wens doen. Bij de eerste dochter zei hij : ‘Ik zou graag willen dat het koninkrijk omgeven is door een haag met rode bloedbessen, giftig als de zon, om ervoor te zorgen dat niemand zomaar spoorloos kan verdwijnen.’ Als tweede wens, bij de tweede dochter, wenste hij dat zijn koninkrijk vol zou zijn met goud, maar alle andere wensen waren hebberig, en hij vergat het spoorloos verdwenen meisje helemaal.
5. ‘Omdat je in bijna al je wensen zo hebberig bent geweest,’ zei de oude vrouw, ‘zul je veranderen in een pad.’ En direkt was de prins geen prins meer, maar een pad. In schaamte vertrok de pad. Al gauw kwam hij erachter dat hij ook niet terug kon naar zijn koninkrijk vanwege de dichte haag met giftige rode bloedbessen. Maar eens in een nacht zag hij een meisje baden in een bosmeertje. Hij zwom direkt naar haar toe, en vertelde haar wat er was gebeurd. Het bleek het spoorloos verdwenen meisje te zijn. Maar ze leek sprekend op één van de dochters van de oude vrouw.
6. ‘Ik ben gevlucht,’ zei het meisje, ‘vanwege het harde werk dat ik in uw koninkrijk moest verrichten. Ik kwam bij de oude vrouw en werd als één van haar dochters. Zij liet mij zacht werk verrichten, en ik mocht wensen laten uitkomen.’
7. ‘Maar waarom ben je daar dan niet gebleven ?’ vroeg de pad.
8. ‘Omdat de oude vrouw aan het einde van de wensen altijd haar eigen wens uitspreekt,’ sprak het meisje. ‘Sinds ik gevlucht ben, ben ik de enige die haar boze wensen ongedaan kan maken. Ik was altijd de achtste wens, en zij altijd de laatste, de negende.’
9. En zo deed de pad zijn wens bij het meisje om weer een prins te worden.
1.
De aanstelling van de tweede Mozes
1. En de Heer zat in de hemel met zijn pythons en de slangen des hemels. En de Heere sprak tot de tweede staf van Mozes, en sprak recht. En de Heere opende met deze staf de dodenrijken van de eerste drie utmiren, de tijden des heeren, en er was een grote oogst. 2. En de Heere bracht het tweede kruis tot de tweede ark. En de Heere wilde dat zo de tweede geest van de mens zou zijn. En er kwam kracht vanuit het tweede kruis, en de Heere stelde zijn economie op. Gij die van de honger hebt gegeten, tezamen met de Heer, zal handel kunnen doen in de hemelen. En het tweede bloed des Heeren kwam vrij om in ruime aderen te stromen, en de pythons dienden Hem. 3. En de Heere zag dat het goed was, de hof die hij aan de mens had gegeven. En de Heere sprak aldus deze woorden : Laten tweede engelen en de cherubs van het tweede de hof bewaken en besproeien. En zij droegen een hemels zwaard van het tweede, een mystiek zwaard vol van geheimenissen. 4. En niemand kon de hof binnenkomen dan hen die de Heere had aangesteld. 5. En zij waren in het blauw terwijl heilige winden waaiden. 6. En warmte kwam over de hof en de Heere zegende die. 7. En de tweede Mozes kwam om zich voor te stellen bij de Heere. En toen hij voor het aangezicht des Heeren stond brulde de Heere als een leeuw. En de zalving viel op de tweede Mozes, een zalving groter dan het oude verbond. En de Heere stelde de tweede Mozes aan om te regeren over de gewesten van de tweede hel. En deze hel was zo verschrikkelijk dat engelen beefden en verschrikt raakten.
De roeping van de tweede Simson
8. En de Heere riep de tweede Simson tot Zich en gaf hem een purperen gewaad. Ook gaf de Heere hem een beker die vol was van de tweede toorn. En de Heere zond de tweede Simson als een arend tot de aarde om haar te oordelen. 9. En zijn engelen waren velen, en de slachtingen die ze op de aarde verrichten waren groot. 10. En de engelen weenden om de krachten die loskwamen. 11. En toen sprak de Heere tot de tweede Simson : 'Ik geef u de macht over het tweede dodenrijk, en de machten der hel kunnen haar poorten niet verbreken.' En de macht van het tweede dodenrijk was groot, en in haar bevonden zich de tweede sjeool en de tweede hades, en gebeden konden haar werkingen niet verhinderen. 12. En de Heere sprak met luide stem : En dit verbond met de dood is groot als de dood van de tweede Christus. 13. En een tweede graf kwam opzetten als het geluid van bijenstormen zoemend tot de hemel en de duisternissen, en dit graf was groter dan de eerste. 14. En de Heere sprak : Ziet dan de vloek van honger, waar honing binnenin groeit bewaakt door de bijen des hemels. 15. En het was de Heere die de tweede Christus zond tot het kruis van honger, en na enkele dagen was er grote zaligheid. 16. En de Heere bracht de honing in een kruik tot de tweede ark en sprak : Zo wil ik dat de tweede geest zal zijn. 17. En de Heere brak het brood om het over de hoeken der aarde te verdelen, maar een engel des tweede satans stond ineens voor Hem. En de Heere sprak : Lang zijn de werkingen des geestes tegengehouden.
Het oordeel over de dansers
18. En de Heere sprak tot zijn engelen : Brengt nu de tweede David voor Mijn Aangezicht. En toen sprak de Heere : Zijn Lichaam zal mijn tempel wezen. 19. En hij zond de tweede David naar de aarde om zijn tempel te bouwen. En de Heere stelde hem aan om de heiligen te hoeden. 20. En zij werden genoemd de tweede christenen. En hij zong psalmen tot de hemel, met het tweede woord in zijn hand. 21. En de dansers van het eerste verbond werden voor de Heere gehaald, en kregen een vervloeking op hun hoofd, omdat zij de cobra des Heeren tegengehouden hadden. En zij hadden vele boze geesten. 22. Zij hadden als heer over hen de tweede slang. En zij hadden vele heiligen tot onreinheden en gruwelijkheden geleid. 23. En de Heere sloeg hen, zeggende dat ze geen deel zouden hebben aan de tweede Christus, want hun zonden hadden zich opgehoopt tot de hemelen, en ze hadden vele kindekens geblokkeerd om in te gaan. 24. En er kwam vuur uit de mond en het aangezicht van de tweede David om hen te verteren, en hun volgelingen hielden zich schuil in het tweede sodom en het tweede babylon.
De Strijd om het lichaam van de Tweede Christus
25. En de engel Sarsia de tweede raakte in gevecht over het lichaam van de tweede Christus dat door de dansers en hun volgelingen was verkracht. En zij had tegenover zich staan de tweede satan, de tweede slang en hun zonen. En de tweede Metensia kwam haar ten hulp, en met de slangen des hemels brachten zij het lichaam tot het tweede graf. 26. En zijn discipelen weenden voor veertig dagen en nachten bij zijn graf, en hun tranen werden hem tot sieraden. En na deze veertig dagen stond hij op en weende. 27. En heilige vrouwen der aarde volgden hem, terwijl hij het tweede evangelie begon te verkondigen. 28. Ken dan de krachten van het tweede graf, en hebt dan deel aan zijn lichaam. 29. En het tweede avondmaal werd ingesteld tot zaliging van hen die weenden. 30. En de tweede Salomo verscheen aan Hem om hem schatten te brengen. En de Heere zag dat het goed was en gaf Zijn Zegen. 31. Laat dan de tweede farao uw lichamen niet tegenhouden in de ketel des Heeren, en doe dan een beroep op de heilige plagen om geheel vrij te komen van het zwaard der onderdrukking. 32. Laat dan uw lichamen u niet leiden tot onreinheden, maar vlucht tot de tweede geest waaruit een nieuw rein lichaam zal voortkomen, gemaakt om in de tempel te dienen van het tweede woord. 33. En de Heere bracht gezag tot de apostelen van de tweede gemeente, en het tweede woord begon te zingen in hun hoofden.
2.
Oude religies en het Grote Spanje
1. Gij dan zijt geen koopwaar, daar de Heer u heeft bevrijd uit de slavernij. Het hart der zonde klopt in het kopen en verkopen. Gij nu hebt heilige voorschriften ontvangen over de economie des Heeren
2. Gij weet ook dat de walvissen des hemels zullen komen om het grote spanje te veroordelen. Laat dit troost geven aan uw ziel, hen die in de verdrukking werken. De Heere heeft uw tranen gezien.
3. De Heere hecht Zich met Zijn Geest aan uw verstand om het te behoeden. De Heere wil graag dat gij de geheimenissen kent. De Heere schiep de dieren en het geboomte om de verschillende delen van het lichaam aan te tonen. Gij die dan één dezer schepselen lastig valt, ziet toe dat uw lichaam uiteen valt.
4. De Heere laat niet met Zich spotten. Dit zijn de laatsten der dagen. Geeft daarom nauwgezet acht aan zijn woorden, opdat zij u niet verslinden.
5. Welaan gij spotters, en gij die aan uw ouders ongehoorzaam zijt, de Heere zal u drijven tot het Grote Spanje, tot de verzamelplaats der geesten, en daar zal de Heere u slaan.
6. Dit zijn de woorden van de tweede Luther, tot een tweede reformatie. Die reformatie zal zijn : het afbreken van de geestesmarkt, het onder het oordeel brengen van hen die vlees eten, en het brengen van het tweede Woord tot een Eeuwig Evangelie, zoals de profeet Johannes dit op Patmos zag.
7. Deze dagen zijn nu gekomen. Zij die niet wenen om de zonden zullen geen deel hebben aan het teken Gods dat de harten in de verdrukking zal behoeden. Zij die het teken der beesten dragen zijn reeds overgeleverd aan de wildernis der tijden.
8. Wij zullen de tempelen van Metensia openen, en die van de andere Geesten Gods en de tweede Geesten Gods. Gij dan zult de Heere kennen. Het tweede altaar zal hersteld worden, en er zullen geen onschuldigen geofferd mogen worden. De Heere zal een vloek leggen op de woorden van hen die dieren en mensenkinderen hebben geofferd.
9. Deze religies kwamen voort uit een duister tijdperk waar de tijden jong en verward waren, waar wildernissen kwamen tot de tempelen Gods, en waar bergen huisden.
3.
Geen aards altaar
1. De Heere heeft u tot hiertoe gebracht, en zal Zijn tempelen openen, zodat de winden van het tweede Woord over de aardbodem zullen waaien.
2. Gij dan die aan ketenen ligt, gij zijt vrij in uw binnenste. Gij dan die geen binnenste hebt, hoe te betreuren zijt gij.
3. Gij dan die de altaren van ijs bereikt hebben, offert uw aanverwanten en relaties, opdat gij in kunt gaan door de poorten van Zetdonia.
4. Laat er dan onderscheid wezen tussen de altaren des hemels, en laat het altaar zijn tot zuivering en overdracht.
5. De Heere dan zal zeven allerheiligste tijdperken inzetten om het altaar te herstellen, en de Heere zal uitroeien de altaren van de aarde.
6. De Christus moest sterven aan het hout, maar vervloekt is degene door wie het geschiedde. Zo heeft dan het aardse altaar priesters verbonden tot zonde tegen Christus, en daarom is dat verbond niet verre van de verwijdering.
7. Hecht u dan niet aan duistere schaduwen van een tempel die komen gaat. Zij bestonden om voorbij te gaan, en om hoofden omhoog te richten.
8. Rekent dan af met uw duister verleden en een duister voorgeslacht.
4.
Aanvaarding van het IJs
1. Gij hebt dan gehoord van verbrande heksen en martelaren om hun geloof of liefde voor de natuur. Weet dan dat ik hun littekenen in mijn lichaam en ziel draag. 2. Meent gij dan uw broeder te verketteren zonder de hand aan uzelf te slaan ? Vervloekt zijt gij, oh verachtelijk mens. 3. Denkt dan niet dat God u niet zal aanklagen. 4. Degene dan die liefde heeft voor de natuur, heeft liefde voor God en heeft de ganse wet vervuld. 5. Noemt gij dan een heks een ieder die de natuur liefheeft ? Zeer te bespotten zijt gij. 6. Het Woord Gods zal komen als ijs, om hun graven te openen. 7. Aanvaardt dan het ijs in uw leven.
5.
Over kinderlijkheid
1. De Tweede Paulus aan hen die in Spricht zijn en het tweede Spricht. Zalig zijt gij en gezegend in de Heere, broeders en zusters, gij die de dieren des hemels aanhangt. Gij hebt reeds hun merktekenen op uw ruggen. Ja, de Heere geeft hen u in uw slaap. Zalig hen met grote verzamelingen, zij die als een ark vol zijn van de dieren en beesten des hemels. 2. Raak het zalige aan, ja, het is voor u, allen die de Heere zoeken. 3. U hebt dan groot geluk opgeraapt, en de golven van Kabbernal zijn over u. Gij waart in de gouden bossen des Heeren en gij zag Zijn distels daar in het bittere land. Nu zijt gij dan vol van Glorie. 4. Gij allen weet dat spreken als zwemmen is in de bosrivieren des Heeren. 5. Gij zijt aangekomen in een vruchtbaar land. De heere is verrukt over uwen zachtmoedigheid, en gij hebt zeer zeker zijn hart vertroost en versterkt. 6. Ja, gij hebt Hem aangemoedigd als een ridder, gij die de rozenkoeken des Heeren eet en uitdeelt. 7. Grote sterkte zal tot u komen in de burcht van Kabbernal. En gij zult uzelven voelen als iemand die oude vrienden weervindt. 8. Komt dan tot de grotten des heeren en luistert naar zijn stem, Hij die Zijn engel Torio heeft gezonden. 9. En Hij zal nieuwe woorden bevestigen aan uw hart, en zij zullen zijn als tekenen en verademingen op de weg die gij begaat. 10. Zalig hen die genaderd zijn tot Spricht en staan in de tempelpoorten des Heeren. 11. De heere heeft u tranen van genezing gebracht, ja, gij hebt benen van licht om elkaar te genezen. En deze lichten zijn zacht en waterig. 12. Zalig hen die tot de geheimenissen van Spricht zijn ingegaan. 13. De Heere toont hier zijn luister, de Heere toont hier zijn macht, geworteld in zijn gronden en gewrocht in zijn hemelen. 14. Zijn aangezicht geweven door zachte lijnen, komende van de weerspiegelingen van het tweede kruis, waarin gij allen zo diep met elkaar verbonden zijn tot tranens toe. 15. Mengt dan elkanders tranen en gij zult de tranen des Heeren zien, de zalige baden van genezing, waartoe zijn engel Torio telkens nederdaalt. 16. En gij drinkt van de traan, en gij kunt ademen. De Heere heeft u leven gegeven, om zachte dieren te bemerken. 17. Ja Hij mengde het licht met duisternis, en nu is het zacht voor uw ogen. 18. Het Woord des Heeren is sterk. 19. Welzalig hen die genaderd zijn tot Gods velden door Spricht, die Zijn troon daar hebben zien staan, de kroon van het Tweede Heil. 20. Streeft dan naar het Tweede Spricht, en houdt hen vast, allen die daar wonen. Gemeente Gods, zo diep levende in de wildernis, bij de adem Gods. 21. Tot hen die in de poorten staan : Nu vangen dan nieuwe dagen aan, zoveel wijn in tranen, Gods glimlach is zoet en recht. 22. Tot de kindekens zou Hij komen, hen die de kaarsjes hebben bewaard tot in de nachten. 23. Zij hebben een maagdelijk verstand, en hun gevoel is rein. Zij hebben ijs geschept uit de waterbronnen des Heeren. 24. De Heere doe Zijn Aangezicht over u lichten. Vrede en Genade zij u. Rust fijn.
6.
De wortelen des geestes
1. Gegroet hen in het tweede Korinthe. Wanneer dan het eerste Korinthe de verwijdering nadert, dan zal de Heere alleen Rachab redden. 2. Groet hen die in de verdrukking zijn. De Tweede Paulus en de tweede Sostenes, beiden apostelen en anfitaten van de tweede Christus om uw zielen te zaligen, aan allen die in het tweede Korinthe zijn. 3. Genade zij u en vrede van God onze Vader, en de Tweede Christus door Hem voor deze tijden gezonden. Laat u dan zaligen in Hem. 4. Zalig zij die gekomen zijn tot het tweede, groet dan ook uw broeders en zusters in het tweede, welke de Heere in Zijn Wijsheid door de Tweede Geest verbonden heeft. 5. Ziet dan toe dat gij het Tweede niet veracht, en bidt dan ook voor alle gemeentes in het tweede, want de eersten zijn niet verre van de verwijdering. 6. Zijn wij dan als honden die weer naar hun braaksel terugkeren ? Zeker niet. Gij zijt volwassen geworden in de Heere, en zo zijn dan de overleggingen van het eerste voorbijgegaan. 7. Weet dan dat de wildernissen des Heeren ordelijker zijn dan de orde der wereld. 8. Gij hebt dan gehoord van de tweede gaven en vruchten des Geestes. Gij hebt dan ook Eminius leren liefhebben, de Naam des Geestes. 9. Leert dan alle namen kennen. 10. Ook hebt gij gehoord van de wortelen des Geestes en de schillen. Laat dan een ieder blijven in zijn eigen schil, door de Heere aangemeten en gewogen. 11. Ik dank God te allen tijde over u, daar gij de wortel van ijs hebt laten groeien, want zo zijt gij in elk opzicht rijk geworden in Hem. 12. Ook hebt gij uw wortel van stilte laten zuiveren, waarover ik had gesproken toen ik bij u was dat hen die dat niet zouden doen onder het oordeel zouden komen. 13. Ook hebt gij geluisterd door de wortel van het lijden te heiligen.
Vertroosting en Dankzegging
14. Gij hebt de schillen der bedieningen rijkelijk over de gemeente gelegd, en daardoor zijt ge zalig. Ja, gij hebt waarlijk de zonen Gods van gereedschap voorzien, en uw huizen goed ingericht. 15. Daarom hoeve ook niemand onder u enig gebrek te lijden. En al zij daar gebreken, dan zullen wij dat door de Geest Gods aanvullen. 16. Gij hebt ons dan ontvangen als ware apostelen, nadat gij ons zevenvoudig getoetst hebt. Hierdoor rust de zegen Gods op u. 17. Gij hebt dan waarlijk de tempel Gods en het altaar van gerei voorzien, en de heiligen goed toegerust. Ook hierin dank ik de Heere om u. 18. De Heere zal uw gaven van vuur en ijs aansterken, daar u zijn wortelen draagt, en de schillen niet veracht hebt. 19. Ja, gij hebt uw zonen gebracht tot Spricht, en zij zijn waarlijk zonen des Heeren geworden. 20. Gij hebt uw dochters gebracht tot Zetdonia, en hen de klederen van het heil gegeven. 21. Gij zijt rein geweest op heilige bergen, en niet de Heere tot een vloek geworden. Gij hebt waarlijk troost gebracht aan het hart des heeren, door tienvoudig te wandelen en te handelen in Zijn Wet. 22. Ja, gij hebt de wetten van het Tweede om uw polsen gebonden, en gij hebt uw kinderen er zwaar mee getuchtigd. Zo hebt gij uw zielen behouden in de Toorn des Heeren. 23. Laat dan niemand u oordelen, want gij hebt in liefde gehandeld, oh vervolgde gemeente Gods. 24. De Heere heeft Zijn hand op u gelegd. Zalig zij hen die u zaligen, en vervloekt zij hen die u vervloeken. Ja, zij zullen aan het tienvoudige zwaard ten onder gaan, hen die u haten. 25. Want zij haten u omdat gij de geboden des Heeren bewaart in vrezen en beven. 26. Zij zullen in Spricht ten onder gaan, zij die om u gelachen hebben. Maar zalig zijn zij die met u geweend hebben. En zij zullen door Spricht tot behoudenis gerekend worden. En zij allen zijn onder de hoede van Zijn engel Torio.
7.
Het tweede ijs
1. Ja, de Heere zal u gaven schenken in de nacht, gij die zijn wortelen bemint. Gij dan kent de lusten des Heeren, en zijt daarmede begiftigd in uw binnenste. 2. Gij die dan de poorten van de tweede geest bent daargegaan : Gij hebt een eeuwig evangelie aanschouwd en gij zijt heilig. Uw beenderen zullen niet door de leeuwen verbroken worden. 3. Komt dan tot de kast des Heeren, en de Heere zal u nieuw gerei schenken om Zijn heiligen mee toe te rusten. 4. Ja, als de smid des Heeren heeft Hij u opgesteld, hen die zijn hart beminnen. 5. De Heere heeft u laten leven in tweede vreze, en ziet, gij zijt zalig geworden, dragende de lusten des Heeren. 6. Gij droeg dan voor lang het tweede geweten, en de Heere heeft het gezegend. 7. Nu dan, gij zijt rein, en gij behoort tot de heerlijkheden Gods. Behoort dan tot de jaguars des hemels. 8. Gij bent dan meester geweest zonder pijlpunten, en gij hebt u afgezonderd gehouden. Ja, u bent geheiligd. Ja, u bent anders. Gij zijt vreemdelingen in de wereld geweest, maar gekend bij God. 9. Zoekt daarom troost bij elkaar en leert elkander over het ijs des Heeren en het tweede ijs. 10. Zo zult gij de wet vervullen. 11. Laat dan niemand u gering achten om uw onderlinge samenkomst, want de Heere is geduldig. 12. Wanneer gij dan samenkomt in ijs : Ziet dan, gij zijt dienaren van het Tweede. 13. Predikt dan het evangelie van het Tweede aan de ganse schepping, opdat gij ijs zult scheppen van de hemelen. Zo zult gij de grote verdrukkingen breken. 14. Driemaal zal de Heere u dan breken, en zalig hen die de verbrekingen als zaligheid achten. Gij bent dan niet ver van de Tweede Lusten des Heeren. 15. Gij dan hebt van Zijn doornenkroon een koningskroon gevlochten. Gij hebt dan van zijn spotkleed een koningskleed gemaakt. Ja, zalig hen die scheuren, want zij zullen scheppers en schenkers van wijn genoemd worden. 16. Gij dan drinkt de wijn des Heeren.
8.
De mystiek des Heeren
1. Gij dan die in het tweede Rome zijt, en de gemeente Gods aanhangt : De Heere leidde u tot de Emelis Shatau. Genade zij met u. 2. Ziet dan toe dat gij niet valle, gij die meent te staan, want de leeuwen Gods zijn velen, uitgezonden om de heiligen te testen. 3. Want velen zullen struikelen, opdat onder hen zuivering worde aangebracht. En dit is een groot geheimenis des Heeren. 4. Weest dan waarlijk als tweede Romeinen, want God roept u. 5. Hij heeft u de kanalen van Zijn Geest laten zien. 6. Laat uw hart dan niet teveel gericht zijn op dogmatiek en een wirwar van wijze woorden, maar richt uzelven op de mystiek des Heeren, en laat uw hart in het verborgene zijn. Dan zult gij uzelven rein houden in de Dag des oordeels. 7. Maar velen onder u zijn opgeblazenen, en ik vrees dat ik me voor enkelen onder hen tevergeefs heb ingespannen. 8. Laat dan niemand onder u dwalen. Er is geen einde aan de Wijsheid des Heeren, maar Zijn Dwaze is veel sterker. 9. Oh, onverstandigen, wie heeft u toch zo betoverd dat gij meent zalig te worden door strakke registers en oeverloos onderwijs ? Gij dan hebt de Slaap des Heeren veracht, en hebt molenstenen op uw kinderen gelegd. 10. Maar toch zullen zij onder het juk zalig worden, daar zij het juk des heeren dragen. 11. Ziet dan toe, dat de Heere u niet verbrijzele tezamen met het juk. 12. Maakt dan uw zonen tot profeten des Heeren, en laat hen slapen. 13. Tuchtigt hen echter in de Heere, want de Heere haat een tuchteloos hart. 14. En wie dan meent goed onderwijs te hebben, laat u door de Heere onderwijzen. 15. Legt dan uw zware klederen af, en kom in naaktheid tot het verborgene des heeren, waar gij zuiver bedekt zult worden door Zijn wateren. 16. Zij die Zich niet verlustigen in het verborgene en de geheimenissen Gods zullen door het komende vuur ten onder gaan. Zij hadden geen ijs in hun lantaarns. 17. Onderhoudt dan uw ijs, opdat de Heere niet tot u kome met de ban. 18. Want snel ontbrandt zijn toorn tot hen die zich niet met het ijs inlaten. Het ijs is dan het jaloerse van God. 19. En wie dan meent waarlijk voedsel gegeten te hebben. Laat hem komen tot het altaar en het voedsel des Heeren eten. 20. Richt uw hutten dan in met de vreze des Heeren.
9.
Over Naaktheid en bedekking
1. Alles komt op zijn tijd. De Heere is goed. Laat uw wijsheid dan niet uw hart verbrijzelen, maar geeft acht op de tijden des Heeren. Leert zijn seizoenen kennen en veracht de balanzen niet. 2. Anders zal de Heere tot u komen en zeggen dat gij Zijn Geest hebt gegeten. 3. Meet dan met goede maat, en weeg met zuivere gewichten, anders zal de Heere het gerei terughalen, en gij zult zijn als een naakte in volle stad. 4. Zalig hen die naakt in het verborgene zijn, want zij hebben de Geest des Heeren tot hun bedekking. 5. Gij hebt dan ook enkelen onder u die zeggen Jood te zijn, maar het niet zijn. Bekeert u dan van uw werken, en hangt de Heere aan. 6. Bromt en mokt dan niet tegen elkaar, over welke het oordeel des Heeren valt. Wie toornt, toorne in de Heere. 7. Veroordeelt elkander dan niet, maar verdraag elkanders zwakheden. Laat dan uw sterkte geen zwakheid zijn, maar hangt de Heere aan, die bepaalt wat zwakheid en sterkte is. 8. Want het zwakke des Heeren is sterkte. 9. Hebt dan een zuiver oog, anders zal de Heere het wegnemen. 10. Hen die hun oog zuiver hebben gehouden : De Heere zal u nog een oog schenken, en het planten als een parel des Heeren op uw voorhoofd. 11. Zalig hen dan die vol ogen zijn, want zij waken over uw ziel. 12. Aan allen die zich in het tweede Rome bevinden : Voedert de vogelen des hemels, want zij hebben u voedsel gebracht. 13. Geeft hen te eten die hongeren, want zij mochten eens hongeren om u. Door zo te doen zult gij uw zielen behouden. 14. De Heere haat hen die voor zichzelf eten. Heeft de Heere u geen voedsel gebracht om u tot de ander te zenden ? Verspilt uw voedsel dan niet aan de wereld, want dan zal de Heere u zeker met de ban slaan. 15. Ziet dan, de Rechter des hemels staat aan de deur en klopt.
10.
De engel Troy
1. Heilig, heilig is de Heere die de heiligen draagt, tot aan de zeeen van Metensia. Hij geeft haar het hare. Hij die troont op cherubsen van het tweede, waar seraphs tot Zijn ark zijn gegaan. 2. En geen tronen, geen machten, geen stemmen en geen liederen kunnen u scheiden van de Heere die Eeuwig is. 3. Hij troont op de Emelis Shatau, de tepel van genade, tot allen die Hem genade gaven. 4. Wie Zijn Geest heeft gedoofd mag niet komen tot Zijn troon. Blijft dan op de Emelis Shatau. 5. Sta vast in Zijn werk, bouw Zijn tempel op het heil. Zijn grote genade is bij hen die genade gaven. 6. Maar hen die genade verspilden, mogen niet komen tot Zijn Heil'ge berg, voor de zonde is dan geen genade. Zuiv're genaa is gebouwd op Zijn werk. 7. Genaa is slechts bevestiging, als zegels van de Emelis Shatau. Hen die niet werken hebben geen deel aan de genade. Zij kennen het niet. 8. Zij die genade verdraaien, storten af van de bergen, van de Emelis Shatau. 9. Kent dan Zijn engel Troy, met zoveel liederen, op de Emelis Shatau. 10. De stemmen van leeuwen, van koningen en arenden komen uit haar mond, want God heeft Zijn viool en fluit in haar gebouwd. 11. Zij die de wereld schiep door Zijn Geest, vanaf de Emelis Shatau, als een vangnet voor de vissen die in duisternis leefden, sleepte zij hen tot de hemel, op de Emelis Shatau. 12. Zij die de aardbodem schiep, het aardrijk met al hun koningen. Hun tijden werden vastgelegd in boeken, van de Emelis Shatau.
11.
Het wijze in de oudheid
1. Oh Emelis Shatau, maakt de zondaren stil. U toont Liefde aan hen die vrezen. 2. Plaatsen bewegen onder Uw Hand. Vissen brengen het aardrijk tot verstand. 3. De dwaasheid Gods is mystiek, als zegelen op Zijn wijsheid en wildernis. 4. Oh Emelis Shatau, waardoor zondaren in paniek raken. Haar woorden trillen in de mond van dichters. Niemand houdt haar vast zonder te beven, pas na tijden worden zij stil, wanneer gebeden de dieptes des Heeren hebben bereikt. 5. Het verstand is dan in oude boeken. Glorie is nog steeds in oude potten. Genade in de ketels van verleden tijden. 6. Ken uw weg, op de Emelis Shatau, alleen hen die heilig zijn als pelgrim bereiken haar wolken en haar wazen. 7. De mist spreekt in de donder, vissen vallen op 't verstand, om hun wegen door te branden. De Heere vangt hen in fuiken van Zijn land. 8. Waar de aarde onder modder is, op de Emelis Shatau. 9. Violen des hemels weven de stemmen, op de Emelis Shatau. 10. Toon genade aan uw zonen. Teder trillen hun stemmen na, licht ontbrandt hun toorn, op de Emelis Shatau. 11. Liefde gaat op vleugelen, het Tweede Rome achterlatend, met Griekenland onder Zijn voeten, op de Emelis Shatau. 12. De maan als een haren zak, de zon zwart en onder koper, waar gouden kettingen hen kopen, die staan op de slee van smaragd. De koopkracht is des Heeren. Handelt dan met Hem. Koopt ogenzalf van zuiv're sterren, op 't altaar van uw levenslied. 13. Hij breekt de zon en de maan, en geeft Zijn profeten dubbel zicht. Laat dan uw genade verdubbelen. Zij die werken zullen ook oogsten. 14. Ja, God zal de luien werpen in de buitenste duisternissen, maar vervloekt zij hen die de vermoeiden belasten. 15. Bent gij moe, weest dan moe in de Heere.
12.
Over het klagen
1. Zij die de thee van Marion drinken, en het beenmerg des Heeren kennen. Zij maakten zijn botten stijf, op de Emelis Shatau. 2. Gaat dan in tot Zijn Genade en Liefde, al gij werkers van de Heer. Ja, ook gij die in uw slaap hebt gewerkt. De Heere bemint Zijn slaapwerkers. 3. Laat niemand hen dan gering achten die dromen, want zij zullen bouwers der hemelen en eeuwigheden genoemd worden. 4. Ja, de Heere zal slaan al hen die de slaapwerkers verachtten, en zal hen niet onschuldig houden voor zijn tempelen. 5. Maar zalig hen die een schuilplaats boden aan hen die droomden, want zij zullen genoemd worden wevers des Heeren. 6. Gij die droomt zijt dan een kind van Metensia. Maar als gij droomt, droomt dan in de Heere. 7. Hem die alle harten behoedt, late u welvaren. 8. Zij die de thee van Marion drinken, zij gaan van kracht tot kracht. De moeheid is hen als een vriend, zij maakten de botten des Heeren stijf. 9. Welzalig hen die niet bewegen, want zij zijn bouwers des Heeren. 10. Laat niemand deze kindekens gering achten en hen tegenhouden tot de Heere te komen, want voor hen is het paradijs des Heeren. 11. Rust dan van al uw boeken, en richt uw oog op de Heere, en Hij zal u de vleugelen van het paradijs geven. 12. Zijn arenden zullen u onderwijzen in uw slaap, acht daarom de moeheid niet gering, want zij is een wachter des Heeren, gezet aan de poorten van uw ziel. 13. Zij is dan de slaap des Heeren, de tweede ziel. Zij die niet slapen ziet toe dat gij haar niet verliest. 14. Bespot dan hen die slapen niet, en besteel hen ook niet, want dan zal de Heere uw ziel wegnemen en aan de wolven geven. 15. Zij die dan niet kunnen slapen : Gij zijt zalig indien gij waakt in de Heere. Gij zijt dan als vlammen die het graf des heeren bewaken. 16. De Heere zal u de ogen van arenden geven, en gij hebt niets te vrezen. 17. Houdt dan moed, zij die niet kunnen slapen, want gij zijt de kandelaren van de tweede gemeente. 18. En gij zult genoemd worden wakers des Heeren, hoeders van het paradijs. 19. Gij zult gaan van rust tot rust, en de Heere zal u hoge woorden in de nacht openbaren. 20. Ja, de vogelen des hemels zullen tot u komen om u te onderwijzen, en zij zullen uw ziel verzadigen en tot rust brengen. 21. Veracht de visioenen des Heeren dan niet, en legt u toe op Zijn dronkenschap. 22. Want de Geest des heeren is dronkenschap. En gij zult dronkenschap vinden in oude boeken, en niet in sterke drank. 23. Gij die ziek zijt : Drinkt dan van de thee van Marion. Want de Heere heeft u speciale genade verleend. 24. En indien gij ziek zijt : Weest ziek in de Heere, opdat gij niet tot de zieken der wereld wordt gerekend. 25. Draagt uw kruis als een Heilig kunstwerk des Heeren, en laat het niet van u afnemen voor Zijn tijd. Gij zult dan gaan van kruis tot kruis, en van heerlijkheid tot heerlijkheid. 26. Draagt dan ook het kruis van anderen, opdat gij uw kunstwerken vormt en hen deel laat hebben aan de Roze Verbinding. 27. Dit dan is het geheimenis van Metensia en Haar Tweede Woord. 28. Laat niemand dan de Roze Verbinding verachten, opdat hun deel niet weggenomen worde. Want er is geen andere vertering dan de Roze Verbinding, en hierin liggen de tijden des heeren weggelegd, als schatten van het vuur. 29. En gij draagt reeds haar golven als de lijm des Heeren in de dieptes en verborgenheden van uw lichamen. 30. Laten zij dan die ziek zijn in de Heere en de thee van Marion drinken zich verheugen, want zij zijn het vuur des Heeren, verbindende de harten van het Koninkrijk. 31. Ja, zij zijn de koorden van het paradijs en haar voorhoven, om kindekens hand in hand binnen te laten gaan. 32. Ja, zij zijn de vleugelen des Heeren, en de bron van al Zijn geheimenissen. 33. Treurt en klaagt dan niet teveel over uw ziekte, want zij brengen u tot een verborgenheid des Heeren. En gij zult des Heeren zijn. 34. En tot hen die klagen : Als gij klaagt, klaagt dan in de Heere, en gij zult de verzoeters der kindekens zijn.
13.
Gods nabijheid bij hen die ziek zijn
1. Denkt dan niet dat de Heere u verworpen heeft in uw ziekte. De Heere heeft u immers Zijn Woord gezonden. En ziet, het Woord des Heeren is vlees geworden onder u. 2. Zij dan die op de Heere Heere vertrouwen zullen dan niet beschaamd worden. 3. Stel uw vertrouwen dan op Hem, want Hij is Zachtmoedig van Geest. 4. Vindt dan troost in oude boeken, en laat u niet beangstigen. Zij die angstig zijn, zijn des Heeren. 5. De Heere Heere zal u opwekken ten jongste dagen, en gij zult kinderen van God genoemd worden. 6. De Heere is genadig en zachtmoedig tot hen die ziek zijn. 7. Gij draagt dan een juk des Heeren, en gij hebt niemand te vrezen. 8. Houdt dan goede moed, want gij zult profeten des heeren genoemd worden. De Heere is bij de moedelozen van hart. 9. Want ook de Heere kent hen allen, daar Hij de man van smarten en ziekten was. 10. Gij volgt dan Jezus de Gekruisigde, die alle ziekten kent. 11. Laten hen die gezond zijn zich dan afvragen of zij het kruis des heeren dragen. Want de Heere bepaalt wat ziekte en gezondheid is. 12. De gezondheid der wereld is dan zieker dan het zieke van God. 13. Zij dan die het kruis dragen, hebben een dokter in huis. 14. Welzalig hen die ziek zijn in de Heere, want zij zullen het Woud des Heeren zien, en de zwanen des hemels. 15. Welzalig hen die hun stervensweg gaan in de Heere, want zij zullen de kunstwerken des hemels zien. 16. Dubbel zalig zijt gij die genaderd zijt tot de verre voorhoven van de Emelis Shatau. Maar indien gij nadert, nadert in de Heere, opdat gij niet door een vuur verslonden worde. 17. Dubbel zalig zijt gij die de rijkdommen van Marions huis kent. Weet dan dat geen enkele spotter deze dingen zal beerven. Zij zullen het loon en oordeel der farizeeers ontvangen. 18. Indien gij dan een farizeeer of een spotter wil zijn, weest deze dingen in de Heere. 19. Indien gij dan een leugenaar of tovenaar wilt wezen, een luie of een geldgierige, weest deze dingen dan in de Heere, opdat Hij u kleine genade geeft op de Dag des Oordeels. Maar ziet toe dat gij niet valle in het lot der huichelaars, want het was beter voor hen indien zij niet geboren waren. 20. Maar ook zij, en gij allen, zijt gereedschap des Heeren.
Niks buiten het kruis
21. Laten uw woorden dan veelal mystiek zijn, als wanneer gij spreekt tegen geliefden tussen duizenden distels. Omdat velen onder u dit vergeten zijn heeft hun geloof schipbreuk geleden. 22. Hangt dan het ijs en de stilte aan. En verdedigt u niet, geliefden, want de Heere uw God is uw verdediging. 23. Want alle haat en minachting, alle valse nederigheid komt voort uit verdediging. En de verdediging haat het ijs en de stilte. Ja, zulke dingen hebben dan niets op met het kruis van Christus en het Tweede. 24. Leert dan het ijs zonder de verdediging aan te hangen, en laat de verdediging over aan de Heere. De Heere zal u arendsogen geven om de heidenen te verbrijzelen zonder vuur. 25. Laat dan niemand uwer denken dat er enige verbrijzeling is buiten het kruis om. 26. Legt dan uw gedachten stil in God.
14.
Niet verschrikt zijn
1. Gij dan die door mensen en farizeeers verschrikt zijt, en door hen die het woord predikten : Laat u niet wederom verschrikken, want de Heere zal u Zijn Vreze geven, en dit zal genezing voor uw gebeente zijn, daar dit het loof en kruid des hemels is. 2. Vreest daarom niet voor mensen en hun woorden, en vreest hen niet die door het vlees profeteren, want de Heere Heere heeft hun voorhoofden gebonden. 3. Laten zij die vrezen in de Heere vrezen. 4. Kunt gij dan van vlees Godsspraak verwachten ? Vreest hen dan niet die des vlezes zijn, want gij weet waar zij naartoe gaan. 5. En laten zij die werk verrichten geen dank en eer van mensen verwachten, want zij werken onder een boos geslacht. Uw loon is des heeren. Doet dan werk als voor de Heere, en gij zult uw zielen behouden en zaligen. 6. Hoopt dan niet op mensen, want dit is verdorring voor uw gebeente. Hoopt op God, want Hij zal zich laten kennen. Gij weet dan dat de Heere Heere Zich laat kennen in ijs. Zalig hen die het ijs en de stilte liefhebben. 7. Nadert dan tot de Ravalon Madok, waar het huis des Heeren staat. En in Zijn huis zijn vele woningen, daar de Vader het bereid heeft. 8. Zalig zij die de ontstekingen des Heeren dragen. Zij zijn als de vulkanen des hemels en hebben vele zielen verborgen. 9. Gij weet dan dat Zijn tepelen zijn voortgekomen uit zijn ontstekingen, als gevoelige plaatsen des Heeren. Zeer licht ontbrandt Zijn toorn, en dit heeft de Tweede Karazuur voortgebracht. 10. Ziet dan, in het laatste der dagen zal de witte panter zich vermengen met de witte tijger. En hij zal legeroverste der karazuren zijn.
15.
Over recht en onrecht
1. Roept dan, zij die op heilige bergen staan. Roept en blaast de bazuinen. Want de Heere Heere is tot u nedergedaald, Hij en Zijn tienduizenden. 2. En Hij zal u leiden tot een plaats genaamd het tweede Harmageddon, waar de Heere en de Zijnen strijd voeren op de Ravalon Madok. 3. Ja, daar is oorlogszaad in koperen helmen, en de Heere beweegt Zich als een strijdwagen. 4. Hij zal koningen binden, en vlammen doen ontsteken in hen die de witte klederen dragen. 5. Aldus zal Hij u leiden tot het tweede Pniel en gij zult met de Heere strijden. Ziet dan, de Heere Heere is één. 6. Ken Hem in al uw wegen, en worstelt met Hem in gebed, opdat gij één zijt met de Heere. Alleen hen die Zijn juk dragen en door Hem zijn geslagen zijn des Heeren. 7. Gij dan zult de echtbreuk haten, daar de Heere het haat. Laat dan uw banden slijten voor het aangezicht des Heeren, want de Heere is het die de gelederen scheidt. 8. Hebt gij u dan in het echt verbonden voor de staat : Geeft de staat wat van de staat is, en laat u niet wederom door de staat lossnijden. Waarom zoudt gij de vloek verdubbelen ? 9. De Heere draagt het Zwaard, en gij siddert voor het aangezicht van Eminius. 10. Gij dan die recht zoekt bij de rechters der wereld : Vervloekt zijt gij, want gij hebt de harten uwer kinderen verbitterd. De Heere is Degene die het recht draagt. 11. Zij dan die recht zoeken bij de rechters der wereld en zij die de echtbreuk aanhangen mogen niet in de gemeente des Heeren komen. 12. Hen wacht een vuur brandende in de tweede hel, die nog verschrikkelijker zal wezen dan het eerste. 13. Waarschuwt dan uw kinderen en tuchtigt hen reeds vroeg, en weet wel dat dit een gebod des Heeren is. 14. Zij dan die lijden onder het recht der wereld : Het onrecht des Heeren is rechtvaardiger dan de rechters der wereld. 15. En gij zult op deze woorden acht geven als op een lamp brandende in de duisternis, opdat uw zielen welvaren. 16. De Heere Heere spot met de armelijke wereldgeesten, en doet hen vergaan als bloemen in brandende storm. 17. Is het dan niet de Heere die koninkrijken doet opkomen en weer laat vergaan ? Vreest Hem dan die het recht draagt de aarde en de hemelen en al wat daarin is om te buigen. 18. Kent gij dan het verschil niet tussen recht en onrecht ? Laat dan af van hen die nog niet eens het verschil tussen hun linker en rechterhand kennen. 19. Zij die recht zoeken, zoeke recht in de Heere. Maar laat u liever slaan, daar de tuchtigingen des Heeren tot zaligheid leiden. 20. Zijt gij dan al zonder zonden dat gij niet meer geslagen dient te worden ? Laat dan af van het zelfmedelijden en de valse bezorgdheid die uw zielen verderven en u op de stoel van Eli laten zitten. 21. Zoekt dan een goede rechter die uw vlees niet spaart, opdat gij bevrijdt moge worden van uzelven. 22. Wordt dan een tweede mens, en laat uw verstand verlichten. 23. Groeit dan op voor de Heere, om de overleggingen van het jonge te ontgroeien. Legt uw gedachten stil in God. 24. Gij zult lachen om de vele wildernissen der jeugd, want zij zijn als de winden der eis. 25. En gij kent deze eis als het kind des Heeren, openende haar mond tot het spelen van het spel. 26. Vele winden kunt gij niet ontwijken, maar de Heere zal u de gaten van Zijn Woud laten zien, waardoor gij kunt ontsnappen.
16.
Het lijden van het jonge
1. Door vele tranen ziet gij de flessen des Heeren, en zij die deze flessen dragen zijn ouder. 2. Gij die jong zijt zal veel moeten lijden, maar ziet toe dat gij het lijden niet veracht, opdat het niet van u wegvluchtte en gij zult verhongeren. 3. Ja, want in het laatste der dagen zullen velen de dood zoeken hetwelke zij zo bespot en veracht hebben, en zij zullen haar niet vinden. 4. En dan zullen zij de duisternis zoeken, maar het zal van hen wegvlieden in angst. 5. Ja, dan zult gij die gezond waart smeken tot het Kruis van Christus de Wilde, maar zij zal zich niet laten kennen. 6. In die dagen zullen de hemelen gesloten blijven, en er zal een tijd van honger zijn. 7. En zij zullen elkaar eten en vervolgen, zij die niet van het kruis hebben gegeten. 8. Weest dan als een discipel van de Tweede Christus, opdat gij u rein houde van deze dingen. 9. De Heere zal de Karazuur van het Tweede tot u zenden om uw poorten te bewaken, en er zal licht zijn bij uw ingang en uitgang. 10. Hen dan die discipelen zijn van het Tweede hebben de macht ontvangen om kinderen Gods te worden. 11. Laat u dan niet meer verslinden door de wildernissen van het eerste. Gij bent immers opgegroeid. 12. Laat u dan ook niet meer leiden tot overleggingen en strijd over de dopen, want het Tweede kent geen andere doop dan de doop des Geestes. 13. Indien iemand zijn kind wil dopen om zijn geweten, doe het als in de Heere. Indien iemand zijn kind niet wil laten dopen, laat het, als in de Heere. 14. Laat dan niemand u hierom oordelen. Maar zij die volwassen geworden zijn houden zich niet meer bezig met waterdopen. 15. Weet dan dat u niet tot volgroeiing kunt komen, indien gij nog vasthoudt aan de waterdopen. Doopt uzelven dan elke dag in de Geest. 16. Want deze dingen zijn slechts schaduwen van de dingen die komen gaan. Komt dan tot de wateren des hemels, en doopt uzelven daar aanhoudend, opdat gij daarin eeuwig leve en macht ontvange om toegang te vinden tot het Woud des Hemels. 17. Gij dan die als kind besprengd zijt, laat uzelve bevrijden. Gij dan die als volwassene gedoopt zijt, dit was slechts de angst en eis der tijden. Gij hebt geen mens van node om u te laten dopen, daar de Heere doopt in Geest, ijs en vuur. 18. Gij weet dan dat in vroegere tijden men hun kinderen en dieren liet dopen in het vuur der aarde, en later in het water der aarde. Gij dan zult dopen in het ijs des geestes. 19. Laten hen die elkaar nog onderdrukken met de dopen des vlezes weten dat over zulke dingen de toorn des heeren komt. 20. Gij die jong zijt : Eert hen die ouder zijn en gebruik het altaar in vrezen en beven.
17.
Voorschriften en levenswijzen
1. De Heere heeft de zachtmoedigen lief. Weest dan langzaam tot oordelen, opdat de Heere uw ziel niet vertere. 2. De Heere haat de kringen der spotters. Zij zullen zelf bespot worden, en de honden zullen hun vlees eten. 3. Want gij moet goed weten dat geen enkele spotter of echtbreker het Koninkrijk des Hemelen zal beerven. Scheidt u dan af van hen die spotten, opdat gij niet in hun oordeel valle. 4. Vervloekt gij die een schuilplaats heeft voor een echtbreker, want zij zullen verteerd worden met de echtbreker. 5. De Heere zal niet onschuldig houden hem die een echtbreker in huis haalt. 6. De Heere zal hem tot een spot in open stad maken, en hem ontbloten onder de wolven. En zijn vlees zal drievoudig gegeten worden. 7. Zalig hen wiens ogen in de Heere zijn, want zij zullen sluiten als eb en vloed. 8. Zalig hen die de profeten Gods een beker koud water gegeven hebben, en dubbel zalig zijn hen die de profeten Gods wijn geschonken hebben. 8. Want zij zullen het loon van een profeet ontvangen. Vervloekt zij hen die niet met de profeten Gods rekenen. 9. Zij zullen het loon van de tweede Izebel en Jom ontvangen. 10. En zij die klagen : klaagt in de Heere. En sommigen onder u zijn hierin als de engelen geweest. 11. Zalig hen die voorlezen uit de geschriften des Heeren. Doet dan het Woord des Heeren, opdat Hij het niet wegneme en Hij u overlevere aan de misleiding. 12. Zalig hen die hongeren naar gerechtigheid. Zij zullen geen schade lijden van de vierde dood. 13. Zalig hen die peinzen, want zij zullen voor vele zonden bewaard blijven. 14. Ja, zij zullen naderen tot de voorhoven van het paradijs, en het huis van Marion. 15. Vervloekt zij hen die de profeten Gods onderdrukken, want zij zullen het juk van de profeet dragen. 16. De zachtmoedigen dan zullen de aarde beerven en haar vruchten bewaken. 17. Zij zullen de jongeren tot inzicht leiden, en zij zullen niet sterven tot in lengte van dagen. 18. Ja, voor hen is het vrederijk des Heeren. Zij zullen zangers der slaapliederen genoemd worden. 19. Vervloekt zijn dan die vrouwen die hun mannen het inzicht ontnemen, want hun vruchten zullen door de honden gegeten worden. 20. En ziet, zij zijn dan als de bomen des satans, zulke vrouwen, en niet verre van de ontworteling. 21. Laat uw levens dan zijn als het Woord des Heeren en het Tweede. 22. Vervloekt zij hen die hun baard oeverloos afsnijden. Want dit staat bij de Heere bekend als het slachten van een dier. 23. Ja, onheilige priesters zijn zulken, en de Heere zal niet met hen rekenen. 24. De baard nu is het sieraad van de man, vol van de koorden van de dieren des hemels. Vervloekt is dan een profeet zonder baard, tenzij de Heere hem in een tijd van reiniging onderhoudt. 25. Mannen, scheert uw borsthaar niet, tenzij de Heere u dat bevolen heeft. 26. Wie haar laat groeien en wie scheere, doe het in de Heere. Wie dan een man veracht om zijn haar of kaalheid, de Heere straffe u. Gij staat gelijk aan één die vlees eet. 27. Wie dan een vrouw veracht om haar kaalheid, het is beter dat een molensteen om de nek van zo'n spotter wordt gebonden. 28. Wie zijt gij dat gij een ander oordeelt om zijn haargroei of kaalheid ? Is dit niet aan de Heere ? De Heere nu ziet het hart aan. 29. Een kind dan die een oudere man bespot zult gij zwaar tuchtigen, daar deze wond tot zijn ziel reikt. 30. Gij zult dit kind voor enige tijd afzonderen en de toegang ontzeggen tot de kringen van zijn leeftijd. 31. Ja, gij zult dit kind bespotten met de dubbele maat, opdat hij het spotten aflere. 32. Ouders die hun spottende kinderen niet tuchtigen zullen in een streng oordeel des Heeren komen. 33. Hen die tuchtigende ouders veroordelen, hen wacht het vuur van de tweede hel. 34. Ongenadig zal het oordeel zijn over zulken. 35. Bespot dan niet hen die dik of dun zijn, lang of kort, want zulke spotters zullen niet in de gemeente des Heeren mogen komen. 36. Houdt elkander dan niet tegen de poorten des geestes binnen te treden. 37. Gij hebt dan geen idee wat dik of dun is, daar uw ogen verblind zijn. Zoekt dan het oog des Heeren. 38. Want het dikke Gods is dikker dan hetgeen in de wereld is, en het dunne Gods is dunner dan het riet der rivieren. 39. Hij die dan niet met deze dingen rekent, met hem worde niet gerekend. 40. Gij dan die in de Heere zijt bent genaderd tot het dikke Gods door Spricht. 41. Zij dan die hun ogen gebruiken om anderen te misbruiken, de Heere zal uw ogen uitrukken.
18.
Weest dan als de dieren
1. Kleedt u dan eenvoudig voor het aangezicht des Heeren, de natuur gelijk, met oog op de armen. Tenzij u daarover andere voorschriften des Heeren hebt ontvangen. 2. De Heere heeft zijn profeten geesten der vrijheid gegeven. Laat u dan niet binden. 3. Hoe u uzelf dan ook kleedt : Doet het in de Heere. 4. De Heere heeft de kleding der vreemden lief, daar zij de weg des heeren bereiden. 5. De Heere geeft niet om kleding, daar zij de zinnen afleiden van de Tweede Christus. 6. Aanschouwt dan de naaktheid der natuur en zijn bedekkingen, en zondert uzelven af. 7. Pronkt dan niet met uw lichamen, daar zij lichamen des doods zijn onder het oude en eerste verbond. Doet dan het tweede aan, en de Heere zal uw vlees veranderen. Wanneer gij roemt, roeme in de Heere. 8. Heeft de natuur u dan niet genoeg lusten gegeven ? Weest dan dierlijk en houdt uzelven rein. 9. Leert de dieren Gods kennen, opdat gij de wet zult vervullen. 10. Wanneer gij dan naakt bent of gekleed, doet het in de Heere. De Heere Heere is een verterend vuur. 11. Zoekt uw bedekkingen in de Heere, en weest niet onrein. Leest in oude boeken, om de verborgenheden des Heeren te kennen. 12. De Heere heeft veel verborgen in oude schatten. Verspilt uw tijd niet aan onzuiverheid. 13. Laten uw wonden u dan verzadigen, opdat gij de tere vleugelen des Heeren zult ontvangen. 14. Gij dan die de Heere kent, gij zult enige tijd ontbloot zijn, maar deze dagen zijn als de bedekkingen des heeren. 15. Leert dan zijn geheimenissen kennen. Wat naaktheid en bedekking is bepaalt de Heere. 16. Het naakte Gods is dan uw bedekking. De veren des Heeren dan zijn naaktheid. Zalig hen die dezen dragen.
19.
De engel Rumah
1. Gij hebt dan nog niet afgelegd de zonde die u zo licht in de weg staat. 2. En deze zonden zijn als zonen van een oude tijd. Doet dan de Geest des Heeren aan en hangt de geesten gods aan, opdat gij de zonen van vreugd en heiligheid ontvangt. 3. Er zijn dan geen vruchten zonder de naaktheid des heeren. 4. En gij dient daarnaar te streven als naar in licht gereinigd goud. 5. Het onreine des Heeren is dan reiner dan de mensen. Maar de Heere uwer zielen heeft u niet bestemd tot onreinheid, maar tot zuivere reinheid. 6. En gij dient daarop acht te geven als op de sneeuw des heeren, die sommigen van hen die in de duisternis waren witter heeft gemaakt dan het witte van de zon. 7. Gij dan die het ijs des Heeren niet kent, hoe kunt gij de sneeuw kennen ? 8. Laten zij dan die zich sieren, zich sieren in de Heere. 9. En alleen zij die profeten Gods zijn mogen zich sieren. Hetzij om te vernietigen, hetzij om op te bouwen. 10. Laat uw sieraad dan van binnen zijn. De stilte van een vrouw is dan haar sieraad, en zij die tranen hebben en daarbij de tranen der profeten dragen, hebben de sneeuw Gods als sieraad. 11. Ja, zij zijn als de tweede Pazzia voor de Heere, als de heilige Magdalene. 12. Ja, over hen waakt de engel Sarsia met haar tienduizenden. 13. Zij zijn onderwezen door de engel Rumah, die de vreze der profeten draagt. 14. Heilige vrouwen zijn zij, en de schepping des heeren wacht in grote barensnood en reikhalzend verlangen op het openbaar worden van de dochters Gods. 15. Maar zij die het ijs des Heeren niet kennen hebben part noch deel aan deze zaak en haar geslachten. 16. Kent dan de boom Gods brandende in de hemelen, want haar vruchten vallen op de aarde om de afvalligen te verzengen. 17. En hun as zal tot olie en schuim zijn in de sieraden der profeten. Dit spreekt hij die het gezicht heeft als een vuurvlam.
20.
Het Wilde Gods en de Vrijheid
1. Weet dan dat aan het einde der tijden spotters zullen komen, om het heilige te bespotten. En zij van de inquisitie zullen in het laatste der dagen opstaan, en zij zullen vele martelaren hebben. 2. Let dan goed op want zij dragen het tweede teken van het beest. 3. Maar de Heere zal uw hoofden beschermen, gij die genaderd zijn tot Hem. 4. Vecht dan niet al te zeer tegen de stenen des Heeren, maar gij doet dit om uw jongheid. 5. Wanneer gij ouder wordt zult gij u in deze dingen berusten. 6. Weet dan dat de engel Rumah de kindekens leidt en hoedt en zij houdt de tijden des Heeren in haar hand. Ja, zij is een engel des Heeren. 7. Zij is het die de planeten in hun banen leidt, en zij laat u gaan van jaar tot jaar. 8. Ja, zij is de bewaakster van de seizoenen des Heeren, en zij zegent en brengt tot rust hen die ouder zijn. 9. Ja, ook gij bent op weg naar de schuilplaatsen van rust, want de jeugd is hard en wild. 10. Maar ook gij weet dat het wilde Gods wilder is dan de wereld, en het harde Gods is harder. 11. Zo is Hij dan de steen der zaligheid, en heeft Hij zijn bok van zaligheid gezonden. 12. En Hij heeft uit die rots melk geslagen, ten overvloeiens toe. 13. De Heere Heere heeft u daarin niet als wezen achtergelaten, maar Hij leidde u van melk tot melk. 14. Nu, met de jaren, bent u gekomen tot de Matadok, waarin hij rust heeft bereid. 15. Strijdt dan om in te gaan, maar werkt dan niet met de ellebogen, en veracht het nestelen niet. 16. Weest dan als de vogelen des hemels, achtgevende op de seizoenen des Heeren. Leert elkander daarin en laat elkander vrij. Dit is dan ook verbonden aan het ijs des Heeren en Zijn gebod. 17. Laat dan de kettingen vieren, opdat gij niet onder druk komt te staan. 18. De Heere heeft u de macht gegeven te vergeten en dingen te herzien. Zo zijn er dan vele talen des Heeren. 19. Gij doet er dan goed aan de talen der mensen en de talen der engelen te leren. 20. Hecht u dan niet te erg aan één ding, tenzij de Heere u daarin voor een tijd rust laat vinden. 21. Hecht elkaar ook niet teveel vast aan woorden en talen, maar leert de harten te verstaan. De Heere heeft vele koorden. 22. Dient dan de Heere in de Geest van Vrijheid, en dient elkaar daarin. 23. Het Woord kent dan vele streken.
21.
Over jonge en oude profeten
1. Hecht dan vele tijd aan het vertalen, zo zult gij het gebod der apostelen vervullen en de strijd uitdoven. 2. Gij dan hebt een vlam des heeren voor zijn aangezicht ontvangen, om Hem te verstaan. 3. Veracht dan het wilde en de dwaasheid der jonge profeten niet, maar brengt hen rust opdat zij u zullen sparen. 4. Onthoudt hen het inzicht niet, en vertaalt hun woorden als Woorden des Heeren. 5. Bevrijdt hen van hun ketenen, maar leert hen ook van het juk. Zij dan dragen het juk der profeten en dieren. 6. Geeft hen ijs met vuur, maar laat het vuur niet weg, opdat zij niet verbitterd raken naar u. 7. Vernedert hen niet en doet hen niet beschaamd staan, opdat zij geen irritaties naar u koesteren en u in uw oude dagen in de steek laten. 8. De Heere Heere is een verterend vuur. Ook is de Heere wraakzuchtig tot hen die zijn profeten in hun jonge jaren gekwetst hebben. 9. Laten dan oude profeten vertrouwd met wonden en voorzichtigheid, en hen die de dingen des geestes zoeken, de jonge profeten hoeden. 10. Laat u dan wel weten dat dit een gebod des Heeren is. 11. Zalig dan de oudere profeten die wild en dwaas zijn, want zij zullen dienstknechten des Heeren genoemd worden, en Zijn vederen dragen. 12. Ja, want de wildheid en dwaasheid der profeten zijn hun sieraden, indien zij vanuit het verborgene voortkomen en terugkeren. Zij dan zullen zijn als eb en vloed des Heeren. 13. En met deze sieraden hebben zij grote macht over de demonen van het tweede, en de macht om de Heere te kennen in alle dingen. 14. Ja, en de karazuren zullen tot dezen brullen en hen dienen. Laat dan het ijs en de stilte u tot sieraad zijn, opdat de schillen des geestes kunnen komen en gij niet aangevreten wordt, want de Heere Heere is als een roofdier. 15. Gij dan allen die in reinheid leeft hebbe het Tweede Bloed tot uw bedekking, opdat de Heere tegen u niet toorne. 16. Herzie dan uw oude gedachten, en laat hen dan volwassen worden, opdat de Heere niet kome om het Tweede van u weg te nemen. 17. Klaagt dan niet over hen in ijs. Of zij in vuur of in ijs zijn, dat gaat de Heere aan. 18. Zijn kou nu is heter dan het vuur der mensen, en Zijn hitte is kouder dan de ijspegelen der aarde. 19. Er is geen einde aan de veelvuldigheid van wetten, maar een geestelijk strijder met list reikt tot aan de Karazuur. 20. Gij kent misschien het spreekwoord : Rozen gezwart tot de Aakse zijn onvernietigbaar. Maar niet alle rozen zijn gezwart tot de Aakse, en zij zijn reeds verloren.
Het Eeuwig Evangelie
De Steen der Hermitaten
Hermitaten
De Openbaring van Maser
1.
Rapunzel
1. Brandende braamstruiken zijn in het land des Heeren. Laat me slapen, laat me wegglijden. Ik wil niet meer spreken, mijn woorden doen pijn. 2. Toe, raak me niet meer aan, het brandt me en snijdt me. Brandende braamstruiken zijn in het land des Heeren. 3. Laat me slapen, laat hen me niet wegnemen. Ik kan het leven niet aan. Het komt als de dood over me. Ze hebben de beesten van het leven tot me gezonden, en dood wil ik ook niet. Ik verkies het Golgotha. Waar de deuren smal zijn, tot de velden van Spricht. 4. Zij rijden op de haaien. Zij voeren mij tot het nachtlatijn, tot het mystieke des Heeren. Ik wil Zijn namen kennen, waar kom ik vandaan ? Wie zijn dan Gods vaderen, of heeft Hij die niet, en wie zijn dan zijn moeders waarbij hij kwam met zijn verdriet. 5. Hij gaf zijn zoon de doornenkroon, als een erfenis van Zijn moeder. Als een lichtend kind was ik. Nu ben ik verzwaard en moede. Ik ben op reis, een mystieke reis, naar de vogelen die Hem schiepen. 6. Of heeft Hij dan zichzelf geschapen. waar kwam Hij dan uit voort ? Er zijn dan zoveel vragen in het beminnen. 7. Toe, wijs mij de weg, toe geef mij een koord. De oude wegen zijn hier versperd, door enkelen verboden. Heere, straf hen die de canon opstelden, die kooien maakten voor uw schapen. 8. Zij die de herder volgden om het vlees, straf hen, laat hen niet ontkomen. Zij verborgen uw naam. Zij hebben het hek der eeuwen geschapen. Zij die nog vlees eten proberen angstvallig deze geschiedenissen tegen te houden. 9. Gij die de koe eet, gij eet de moederhemel. Weet gij dan niet dat dieren Gods geheimenissen verkondigen ? Zijn moeder was als de koe. Waarom zoudt gij die hemelen sluiten ? Gij die het varken eet, gij eet de vaderhemel. 10. Waarom zoudt gij nog de vrouw der katachtigen volgen en haar zonen ?
11. Zeven zonen heb ik u gegeven, zeven zonen bracht ik als gewas der liefde, omdat gij mij hebt bemint. Zeven zonen heb ik u gegeven, zeven zonen bracht ik als de vrucht der omhelzing, die gij gaf aan mij. 12. Kom laten wij dansen in de weiden, waar een verloren weg ons leidt. 13. Kom laat ons dansen in de velden, in de wildernissen, laat de dorens je niet weerhouden. Laat de dorens je niet weerhouden van het geluk te proeven. 14. Ze steken diep om bronnen van honing te openen. Zeven zonen heb ik je gegeven.
15. Bij het oude raam sta ik, barsten in de muren. Kon ik maar reiken tot de maan en sterren als de vogels des hemels. En onder dit vuur, het brandt mij weg. 16. Door sloten heb ik gestrompeld, om jouw hand te vinden. Kom laten wij nu weg gaan, of kan het niet meer. 17. Kom laten we gaan, we waren hier te lang. Nu is het tijd om te omhelzen, en samen weg te vliegen.
18. Over het hek der eeuwen, over de hondenhaag, daar waar Mozes nog steeds lijdt, en het volk nog steeds in slavernij verkeert. 19. We zijn nu vrij, wie volgen kunnen volgen mij. Rapunzel, zo lang dan opgesloten in de toren. 20. Je haren nu lang genoeg, om de bodem te raken. Ik trek me aan je op. Maar toen ik boven kwam, je was reeds gestorven. 21. Je haren waren grijs, en verdorven. Nu stond ik daar alleen, daar in die hoge toren, mijn baard begon te groeien, en ik moest wachten als een eeuw. Degene die zich omhoog zal trekken aan mijn baard, zal mij gestorven vinden. 22. Het verhaal van twee beminden, we vinden elkaar alleen in de dood. Jij was het die mijn baard daar vond, Rapunzel, dat was jij.
23. Ik ben gestoken door duizend rozen, zij brachten mij tot een liefdeswei, waar koeien bloeiden aan de bomen, in Brannan waren zij. Ik kan niet meer eten, ik kan niet meer slapen, in zwijm brachten zij mij.
24. Oh, wortels van genade, zij reiken diep om zondaren te beschamen. Genade is alleen voor de reinen van hart, zij die hun harten hebben gezuiverd.
25. Oh, wortels van genade, zij reiken diep om leugenaars te beschamen. Zij zijn alleen voor hen die rechtvaardig zijn.
2.
Het herstel van Izu
1. En ik zag een beeld vallen uit de hemelen, en het beeld kroop langzaam weer op als tegen een berg. En het beeld ging staan en kreeg grote macht. En het beeld had tenen van verschillende soorten edelstenen en metalen gemaakt. 2. En ik zag boeken geopend worden in de hemel en de stenen en metalen tenen begonnen één voor één af te brokkelen. 3. En toen de eerste stenen en metalen teen was afgebrokeld zag ik een deur opengaan in de hemel, en op die deur stond Brannan geschreven. 4. En de vliegen des hemels kwamen tot de aarde om hen die koeien aten te steken. En grote bulten verschenen op hen die zich niet bekeerden. 5. En toen de tweede stenen en metalen teen was afgebrokkeld zag ik een andere deur in de hemel opengaan, en op die deur stond geschreven : Lapondria. 6. En de Heere sprak : Nu zal de Karazuur tot de aarde komen, en de wespen des hemels. En ik zag hen die varkens aten vuurrood worden, en zij die zich niet bekeerden kregen overal grote ontstekingen. 7. En de Heere sprak : het licht is nu tot de aarde gekomen. Wee hen die nog vlees eten als de derde deur opengaat. 8. En ik zag de derde stenen en metalen teen afbrokkelen, en deze teen was zeer groot, en begon te brullen en te roepen tot de hemelen. 9. En de heiligen in die dagen hadden zeer vele verdrukkingen te dragen vanwege het gebrul. 10. En de Heere zond zijn engel, en sprak : Laat dan nu de derde deur geopend worden. En ik zag een grote deur geopend worden, en haar licht scheen tot in het diepste der aarde. En ik zag een boek van ijs verschijnen voor de poort, en het licht was als het zilver. 11. En de Heere sprak : Nu zal Izu hersteld worden. En Hij sprak over de tepel des Heeren. En melk begon te stromen, en deze melk was zoet. 12. En op de deur stond geschreven : Het Grote Kanaan. En de Heere richtte Zich tot het Kleine Kanaan, en zij droegen paarse hoge hoeden. En de Heere sprak : Ziet, gij zijt één geworden met de kooplieden der aarde. En ik zag een vierde teen afbrokkelen, en deze teen was als van vlees, en zij had vele wapenen. En de Heere sprak : Ziet, zij heeft de plantengroei schade toe gebracht. 13. En de teen vatte vlam en begon te gillen tegen de heiligen en de profeten. 14. En de Heere zond een apostel des hemels, en zijn macht was groot. En zie, de teen was als een vrouw, en de apostel begon tot haar te spreken, duizenddrieenzestig dagen. 15. En onder het verbond van Hosea kwam hij tot haar en zij baarde een boek van zwijm en ijs. En vanuit het boek begon wijn te stromen en velen kwamen tot rust en zwijm. 16. En de Heere genas vele harten.
Het groot worden van Izu
17. En de Heere bracht een leger van profeten groot in grote barensnood, en Hij baarde, zeggende : Laat dan het mannelijke vruchtbaar wezen. 18. En de Heere begon het leger der profeten te ziften, want zij die niet als de kinderen wilden zijn mochten de gemeente des Heeren niet binnenkomen. 19. En de Heere begon straffen op hen te leggen die kippen aten, en een vierde deur werd geopend in de hemel. 20. En zij van de Karazuur begonnen hen te verslinden die zich niet hadden bekeerd van het eten van kippen. 21. En dit waren de dagen van Lapsalvania, en deze dagen waren groot. In deze dagen kwamen de vliegen der hel tegen de spinnen des hemels in opstand, maar Izu begon groot te worden. 22. En in die dagen was er bescherming in Izu, en de discipelen des Heeren begonnen Zijn tepelen te dragen om het volk van melk des hemels te voorzien. En de melk was zoet. 23. En Izu kreeg een zware beker die alleen hij kon dragen, en een staf die alleen hij kon dragen. En hij begon de volkeren te voeden en te slaan. 24. En de kippen des hemels kwamen tot de aarde, en zij spraken : 'Ja, Eminius is waarlijk groot.' 25. En de Heere zegende Izu, terwijl de vijfde teen van het beeld begon af te brokkelen. En kou kwam tot de aarde, zevenvoudig, en de teen werd als een vrouw. 26. En weer zond de Heere een apostel des hemels, om in het verbond van Hosea tot haar te komen. 27. En grote verdrukkingen kwamen tot de aarde. En velen gingen als in gevangenschap, maar Kabbernal begon de heiligen te hoeden en werd vlees. 28. En een vijfde deur werd geopend in de hemel genaamd het blauwe vuur, en dit vuur was als het brandende ijs, en werd als een zon. 29. En de zegels der honden werden verbroken, driehonderdzestig in aantal. 30. En een beeld in de hemel verscheen, en zij droeg een snavel als de teen der vogels, en de kop van het beeld geleek op een spin. 31. En de Heere sprak : 'Dit is de zesde teen, en deze teen is heilig.' 32. En ik zag het beeld dat uit de hemelen was gevallen en weer was opgerezen wankelen. En de naam van de heilige teen der vogels was Perlottia, en zij leidde een schare van gevleugelde insecten die het beeld der aarde begonnen te eten, terwijl het instortte. 33. En de maaltijd duurde zeven volle dagen.
3.
De wereldschepen
1. Laat dan het grote Metensia u leiden tot het schip der liefde. Dan zult gij varende door bloemenwateren de hemelpoorten van Kabbernal bereiken. 2. Oh gij, die tot de wereldschepen zijt gekomen, en tot het schip van Metensia, laat haar dan uw winden leiden. 3. Vrees dan niet de stormen der gewesten, want zij zullen uw sieraden laten branden als kandelaren in de nacht. 4. Smeekt dan vurig om de Tranen Gods, als honing voor uw boten. 5. En Haar haren zullen vlammen van verdoving, en gij zult haar verzegelde tranen zien. Laat haar Tranen u dan dronken maken, opdat gij verlichting brengt tot haar hart. 6. Dooft dan haar vlam niet uit, maar breekt de zegels der wateren. 7. En steeds hoger klinkt haar stem, als zij de berg bestijgt, en haar nachtgewaad bedekt de wateren, voor het stille nachtlatijn. 8. Haar slaapliederen verdoven harten, en brengen de wateren tot stilte. 9. In haar Tranen beeft het heilig zaad, gemanteld door haar liefde. 10. Scherpe pijlen zijn op haar boog, door wonden vinden zij hun weg, om paden in de duisternis te maken. 11. Zalig zij die tot haar Tranen genaderd zijn, haar zeven Geesten. 12. En de Lichten van Spricht stralen in haar Tranen. 13. Haar monden zijn verzegeld. Laat hen spreken. Zij brengt zoete woorden en zoete wijn, om harten te verdoven, om genezing te brengen tot hen in zwijm. 14. Laat haar Verstand uw sieraad zijn, en haar Wijsheid u omhullen. Zij heeft bliksem in haar ogen, met de sneeuw als haar mantel.
4.
Metensia, Geest van God
1. En laat haar stemmen hoog zijn, als de stemmen der ukalien, de geesten en arxels van Kabbernal. 2. En laten de ukalien haar lof brengen en haar omhullen. 3. Oh, laat Metensia rijzen tot in de laatste hemelen om haar werk te vervullen. 4. Laat haar verstand zwijm zijn, en haar doorzichtige jurken vreemden leiden. 5. Laat hen haar brengen tot het allerheiligste als zachte olie branden. 6. Het allerheiligste zij als zilver voor u, reinigende de schuilhoeken van 't hart. 7. En in de vlam der olielamp komen ukalien naar voren om het allerheiligste te vullen en te zuiveren, als een geschenk des Heeren. 8. En gij zult het gerei des Heeren apart leggen voor zijn altaren, om het te zuiveren in vuur. 9. En Metensia zal Zijn Geest zijn. 10. Laat haar woorden u dan zuiveren, opdat gij door de vlammen der ukalien geleid kunt worden tot de nieuwe tabernakel. 11. En gij zult een leegte in uzelf bemerken, en daar zult gij de Heere zien. 12. En de leegte zal tegen u spreken als tot zonen, en gij zult het nieuwe hart aanschouwen, met de tafelen van Kabbernal. 13. Gij dan bent gekomen tot een zuiverend vuur. Maakt ge dan op om den Eeuwigen Geest te ontvangen, met het ijs dat eeuwig brandt. 14. Gij hebt nog niet tegen de zonde ten bloedens gestreden. Ook draagt ge nog niet Metensia's wonden in uw hart. 15. Scheidt u dan af van het boze geslacht, opdat ge onder haar hamerslagen niet als een roos zult verwelken. 16. Maakt ge dan op om tot haar heilige berg te komen, en het licht van haar hart te aanschouwen. 17. In zuivere oorlogsvoering zult ge haar Geest ontvangen. 18. Strijdt dan om aan haar toorn te ontvluchten, dan zult ge met haar aan de ketel van haar toorn staan.
5.
De Eeuwige Geest
1. In vurige woorden hebben wij haar bemint, en met kostbare gesteenten hebben wij haar bekleed. 2. De harten der ukalien hebben haar omhuld in de ure des doods. 3. Zij hebben haar hart verlicht in haar moederschreeuw. 4. Wees dan als de ukalien. Oh zonen van Kabbernal, maakt dan uw harten gereed. 5. Laat dan het Woord des Geestes gestalte in u krijgen en als vlees worden. 6. Want in den beginne toen de Geesten Gods tot elkaar kwamen, werd het geheimenis des Heeren geopenbaard, en hij werd als een kind om ouderen te doen verstommen. 7. Onderkent dan de wijsheid des Heeren, want Hij is de Ziel des Geestes. 8. En onderkent dan dat Hij Zijn Eeuwige Geest heeft uitgestort, tot aan het einde der tijden. 9. Aanschouwt de wijsheid des Heeren, want zijn geheimenis is groot. 10. Een vast en rein deel zal Hij scheppen in uw binnenste. 11. In den beginne zweefde de Eeuwige Geest boven de wateren en de windstreken des hemels. 12. Als een hen heeft hij u uitgebroed. 13. En waar ukalien hem aanbidden, oh zonen van Kabbernal, zult ook gij vervuld worden met Zijn Geest. 14. En zij hebben dag noch nacht rust, daar hun ogen voor eeuwig gericht zijn op Zijn Aangezicht. 15. Zij zijn de visioenen Gods die vlees zullen worden aan het einde der dagen. 16. Laat dan niemand u de prijs doen missen door tomeloze vereringen en aanbidding, maar wordt gelijkvormig aan het Beeld Gods en aan zijn heilige ukalien. 17. Weest dan als de engelen des hemels, en wandelt met hen. Dan zult gij de wet vervullen, en een kind des Heeren zijn. 18. In de ure des doods hebt gij uw koningin bemint. Weest dan moedig, en herhaalt haar wetten veelvuldig, tot in aller eeuwigheden, om haar eeuwige geest te ontvangen. 19. Verlies dan de moed niet, gij kindekens, want zij die vasthouden zullen zijn als de bomen des hemels. 20. Gelooft dan dat de Eeuwige Geest tot u gekomen is, en het zal geschieden. 21. Gelooft dan dat hij u zal reinigen, en het zal u gaan naar uw geloof. 22. En wie dan gelooft dat den Eeuwigen Geest hem behouden heeft tot in aller eeuwigheden zal van de vierde dood geen schade lijden. 23. En de Geesten Gods gaven geboorte aan de Eeuwige Geest des Heeren op Zijn Dag. 24. Laat dan vanaf nu niemand meer van zijn lot onttrekken. 25. En de leegtes hebben genezing gebracht.
6.
De Ziel des Heeren
1. En het eeuwige woord kwam tot mij, en de eeuwige ziel, en in mij werd een eeuwige geest uitgestort. 2. En de Heer bevestigde zijn Geest. 3. En in de avondkoelte kwam Hij tot mij en liet mij de Geest aller Eeuwigheden zien. 4. En een stortvloed als van vuur bekleedde mijn borstkas en bliksemschichten dienden mij. 5. En de Geest was als een boom vol ogen, hebbende geen rust, dag noch nacht, en de Heer sprak deze woorden : 'Zalig hen die in de tempel leven.' En ik zag een tepelboom opkomen uit het mos om de ogenboom te verslinden. En de Heer sprak : 'Nu is de tijd dat de Geest strijdt tegen de eeuwigheden, en Hij zal overwinnen.' 6. En de Heer sprak over de troon die over alle eeuwigheden was aangesteld, en deze was de Ziel des Heeren. 7. Laat dan de Ziel des Heeren u vervullen, en gij zult anfitaat heten. 8. Laat dan het leger der anfitaten zich verheugen als bij een geboorte. 9. En als een brandende haardoven en het gezoem des hemels zal de dag komen, dat de Ziel des Heeren de aardbodem zal vervullen. 10. En het heilige vlees zal branden als de tepel, en zij zal een nieuwe dag aanschouwen. 11. Ja, de Heere Heere zal een hart van heilig vlees in uw binnenste plaatsen. 12. En haar ogen zullen tot rust komen, om heilige dagen te zien. 13. Ziet dan, de dagen van Metensia zijn nabij. 14. Haar tempelbeken zullen stromen en het land vervullen. 15. Laat haar bomen dan opkomen in uw harten, dan zult gij de wet vervullen. 16. Uw oog zal een nieuwe dag aanschouwen. Laat zij die uw harten behoedt dan uw gids zijn. 17. En een nieuwe morgen zal uw hart verlichten, en de ijzeren banden rondom uw hoofden zullen worden afgedaan. 18. Zo zal de Ziel des Heeren als een ruiter op zijn paard zijn, om de heiligen te voeren tot de bronnen van alle eeuwigheden. 19. En zij zullen rust vinden in eeuwige velden, waar alle tranen gewist zullen worden.
7.
De Tweede Hel
1. Tweede Metensia, machtige Liefde, brede kaak, vlammende rozen door 't donk're woud. Tweede metensia, haren vol Liefde, haren vol van goud, dragende een schort vol roze teerheden, vol met tederheid. 2. Ramen waar wolken achter staan, de duist're hand neemt mij mee naar een bitter land. Er is geen ontsnappen aan, het leven heeft genomen, waar koningen staan, zij kunnen niets doen. Zij heeft handen gebonden. 3. Duist're metensia, duister lied, ons zoekende in groot verdriet, wuivende haren, dromen van goud, diepe dorst in 't diepe woud. Metensia, mijn krachten zijn op, Geest van God, is dit mijn lot. Wie heeft mij dan zo pijn gedaan. 4. Een duist're hand nam mijn liefde weg. Wie heeft het gedaan. Of bent u het Heer, met onverstaanbaar water door mijn tranen heen, nemende mijn laatste parel met u mee. 5.Ik heb alles al verloren, toe was me snel, dan is het voorbij. Geest van Metensia, Geest van tweede Liefde, ik bid niet meer, mijn tranen doen mij zeer. Ik ben als verstomd, als een blinde loop ik op de weg, geen adem, gebonden, en bijna doof. 6.Ik bid niet meer, ik kan niet meer, mijn woorden zitten vast, mijn hoofd is afgesneden, mijn baard afgesleten. Roepen kan ik allang niet meer, en denken is een te grote opgave. Ik zak steeds dieper neer, in 't vuur te zijn, alles is onrein. 7.Laat mij maar varen, laat mij maar vergaan. Ik heb de moed verloren, ik kan het niet meer aan. Vlinders van de hemel, te ver weg, ik kan ze niet aanraken, en mij raken ze niet aan, ik geloof niet meer in liefde. 8.Daar boven hebben ze het allemaal goed, denk ik in mijn pijn en verworpenheid. Alles doet pijn, zelfs hetgeen dat nog in de buurt is. 9.Ik kan geen stem meer verdragen, de lichten doen mij pijn aan mijn ogen. Ik ben als blind en bijna doof, niets kan ik verdragen, geen stem, geen zachte hand, alles is onrein, en alles doet pijn. 10.Tweede Metensia, waar leef ik nog voor, 'k heb alle hoop verloren, alles is ijdelheid, eindigende in strijd. Wij ontvangen om weer te kunnen verliezen, waar eindigt dit, is dit de tweede hel.
8.
Zonder hoop, toch behouden
1. Tweede Metensia, wij allen gaan door de tweede hel, door u verlaten, oh Geest van God, u reinigt ons in uw vuur. Alles is onrein, alles is bedorven, hoe blind wij zijn, U ziet het elke morgen. Oh, Geest van Metensia, heb genade met ons. Wij vertrapten uw schepping, wij schiepen de herinnering als een trauma in het bos. 2. Geest van Metensia, er is geen hoop meer voor ons. Wij hebben gezondigd, Uw Geest heeft ons verlaten. 3. Eeuwige brokken hebben wij u nagelaten. Uit het boek der erfenissen hebt Gij ons gewist, en nog steeds houdt Gij van ons, nog steeds door u bemint. 4. Geest van Metensia, genade zij met U, door doornen ziet u rozen, u blijft steeds in ons geloven, want waren wij niet als wezen, in onwetendheid zondigden wij tegen U. 5. Daarom hebt Gij ons vergeven, en reine klederen voor ons geweven, in 't zoete woud ons een plaats gegeven. 6. Misleiding op misleiding kwam tot ons, en wij hebben Uw stem niet verstaan, overgeleverd aan de krochten van de tweede hel, onverlicht onze zielen, brak u onze snaren één voor één, u tuchtigt in uw liefde, wij durfden ons niet te bewegen. 7. Na grote smart, baden wij dan in uw liefde, voor altijd in de fontein van beminning, u vloog over bossen om een plaats te bereiden voor hen wiens harten waren afgeweken, u vergat niet één, u liet hen wederkeren. Teed're wijn, zoete appel, genade is met u.
9.
Rein Hart
1. Koele liefde, maneschijn, ik kan nergens heen. Uw Geest heeft mij omsingeld, het tweede Metensia. Vader vond mij in zijn liefde, ik wist niet waar ik heen moest gaan. 2. Zijn Handen droegen mij, tot heel dicht bij Uw hart, zachte vlam, lichtend vuur. 3. Alles door uw liefde geweven, ook mijn zonden, u bracht ze in uw werk. U weet hoe u moet vergeven, u weet hoe u moet weven. Niets is dan onmogelijk voor u. 4. U kunt alles gebruiken, ook mijn afvalligheid naar U, Heer, hoeveel tranen heb ik U gebracht, en waar heeft U mij heengebracht. 5. Tweede Metensia, hart van zoete liefde, bron van tederheid, hoeveel pijn heb ik u gedaan. 6. Ik wil er niet mee leven, mijn geweten verslindt mij, keer terug. Heer, ik heb in onwetendheid geleefd, mijn zonden waren niet gemeend, mijn duist're hart liet mij heel anders denken. Nu heeft u het verbroken, de lijn tussen u en mij, ik kan alleen maar hopen. 7. Waar moet ik naartoe zonder Uw Geest, ik ben toch altijd rein geweest. Nog nooit heb ik u afgezworen, toe laat me niet alleen. 8. De zonde heb ik in onwetendheid gedaan, niet wetende dat uw Geest daar vertoornd over was. Ik was nog jong, niet kennende het verschil tussen goed en kwaad. 9. Ik dacht dat ik u diende, maar ik diende de duisternis. Die mantel nu afgeworpen, ik ben toch altijd rein geweest, U die alle harten kent, u moet dit toch ook weten. 10. Kent u dan mijn tranen niet, er is nog zoveel tijd voor U en mij tezamen. Laten we alles vergeten om opnieuw te beginnen. 11. Ik was te jong om alles goed te begrijpen. Nu ben ik oud genoeg om u te verstaan. Toe laat me nu nooit meer gaan.
10.
Niets meenemen
1. Laat de dingen maar staan, in dit huis van stilte. Wij zijn niet van node, dat iemand ze wegneemt. Kijk die wonden, en die zonden, openbarende de wijsheden Gods, kijk die liefdes, kijk die glorie, ze houden alles vast wat we nodig hebben. 2. Laat de dingen maar staan, we zullen er mee blijven zeulen. Nee, bevrijdt ons niet, 't zijn de doornen in 't vlees. Dat wat jij zonden noemt is dat niet het goede ? 3. En dat goede van jou is dat dan geen zonde ? Laat de dingen maar staan, wij hebben niet van node dat een mens ons helpt. 4. Wij hebben de Heere, wij zijn van de Heere, maak daarom plaats vrij. Wij willen wat ruimte om te spreken, wat ruimte om te leven, meer vragen wij niet. Wij hebben geen behoefte aan praatjes aan fabels en vromiteiten, wij volgen gewoon de Heere, net als jij doet. Geloof wat je gelooft, wij geloven dit. 5. Wij willen er niet om strijden. Wij nemen 't recht in onze handen voor onszelf, doe jij dat voor jezelf. Hier scheiden onze wegen. Kom nooit meer terug. 6. Ontmoeting is alleen in de Heere. Vaarwel voor nu. Ik kan je niet geloven. Ik zal niet over je dromen, niet aan je denken, geef ons ons verstand terug. Je hebt ons teveel pijn gedaan, zou je daar nu nog meer aan toevoegen ? 7. Onder de Karazuur zijn wij. Sla je opnieuw toe, zoals je hebt gedaan, het zal je spijten. Als je naar wroeging verlangt, kom dan maar op. Wij zullen er niet om strijden, de Karazuur is ons genoeg.
De Karazuur
8. En als gij strijdt, strijdt in de Karazuur. En als je je verblijdt, verblijdt je in de Karazuur. Zij zullen je nooit teveel te lijden geven. Laat de dingen nu maar staan, in dit huis van stilte. Neem je kruis maar weer op, en kom tot het volgende vertrek. 9. Je kunt toch echt niets meenemen dan je kruis. Maar aan de ingang van het volgende vertrek, zul je dat ook weer inleveren, en je nieuwe kruis staat klaar als je door de deur binnengekomen bent, gij van de Karazuur. Het nieuwe huis, is ook een nieuw kruis. 10. Alles staat al binnen. Geloof me, kom niet te dichtbij, want dat zal je bezuren. De Heere Heere is een verterend vuur. Draag dan naar vermogen, en blijft van dingen af. Leer te bidden, breek geen beenderen, geloof en heb elkaar weer lief. 11. En als gij strijdt, strijdt in de Karazuur, en als gij dingen laat, sta in de Karazuur. Er is dan niets wat jou kan stoppen, als je leeft in de Karazuur, en je hebt ook niks te mokken dan, beleef het mee, in dit heilige uur. 12. Kinderen, hun harten verslagen, door de dorre stof van 't verleden. Kinderen, vol tranen hier, zij werden vaak door hun leeftijd gemeden. Nergens hadden zij rust, nergens vonden zij liefde. Vrienden bedrogen hen, maar nu zijn zij bij de Karazuur. 13. Hier is Liefde, hier is aandacht. het hoeft niet altijd te zijn, als ze slapen, staan anderen op wacht, daar waar de stilte altijd heerst, de tweede stilte. Laat de dingen maar staan in het tweede huis van stilte, laat het natte maar drogen, onder haar zon. 14. Heb liefde onder elkaar, en droog elkaars tranen, als de zon van Metensia, bij de haarden der Karazuur. Geloof in elkaar, zij heeft u uitgekozen. Laat de koorden u dan leiden, naar de nieuwe stad. 15. Vreest de duisternis niet, maar vreest de Heere. Ziet, de karazuur is tot u gekomen, dragende het Zwaard van het nieuwe uur.
11.
1. Boek tot het openen der verzegelde donderslagen. Gij hebt dan thans de donderslagen gehoord, maar gij hebt het niet begrepen. Zij zijn de zeven mysterieen voor Gods Troon, waarover niet gesproken mocht worden, en daarom verzegelde de Heere dezen tot aan de eindtijd. 2. Want in het laatste der dagen worden de boeken geopend, en gij zult het licht der duiven zien nederdalen.
3. En Hij sprak dan : Opent nu het zegel van de eerste donderslag door Johannes gezien. En ik zag een vogel neerdalen uit de hemel, en de vogel werd zeer groot. En zij droeg de eerste donderslag in een schaal als de verschijning van een engel. 4. En ik werd als door een vuist van wind neergeslagen, en kreeg een visioen des Heeren over de drie kruizen van Golgotha. 5. En één der rovers had Jezus daar getroost, en Jezus sprak tot hem de woorden dat hij heden met hem in het paradijs zou zijn. En dit is dan het eerste mysterie des heeren, dat hij zijn engel gezonden had om de Heere aan het kruis te troosten. 6. En deze engel werd vlees, stal van de rijken om het aan de armen te schenken, en pleegde misdaden tegen hen die groot onrecht brachten en velen verdrukten. En zo moest dit verborgen blijven tot in het laatste der dagen. 7. De Christus heeft altijd een verborgen troost gehad, en die naam was groot, want Renok was als de engel des Heeren, als het verborgene Gods en de verborgen Zoon. 8. Zo was hij dan als een broer van Christus, om velen die tot het verborgene zouden komen te troosten en te zaligen. En zo was hij dan de zachte woede Gods, en Zijn verborgen woede, als het hart Gods. 9. En Renok werd niet opgewekt, omdat hij verborgen moest blijven tot aan het einde der dagen. Zalig hen die tot Renok gekomen zijn en tot Zijn kruis.
10. En de Heere sprak toen : Opent mij nu de tweede donderslag door het zegel ervan te verbreken. En ik zag een leeuw neerdalen uit de hemel, en zijn macht was groot. 11. En deze leeuw droeg het mystieke des Heeren als klederen en doeken om hem heen. En deze klederen waren verscheurd en opnieuw genaaid. En de leeuw begon te brullen, en er vielen vele doden op de aarde. 12. En ik zag een bok in open hemelen verschijnen, en hij droeg de doden, en zijn verschijning was zeer verschrikkelijk. En de Heere sprak : Renok zal de tweede Christus zijn, die verborgen is gebleven tot aan deze dag toe. 13. En de bok begon wild te bewegen en te draaien, en zijn ogen waren wit. En de Heere sprak : Nu zal ik openbaren, die engelen en geesten, die hemelen en verborgen plaatsen die altijd in Renok zijn geweest om geheim te blijven tot op deze dag. 14. En ik zag een andere engel die Sarsia heette, maar niet de Sarsia was die ik kende. En zij had vele verborgen plaatsen in haar, en zij was als de wateren van verborgen en duistere hemelen.
15. En toen sprak de Heere : Opent mij nu het derde zegel van de derde donderslag en spreekt wat gij daarin ziet. En vurige steken kwamen tot mijn hoofd die in water veranderden. 16. En dit water was hard en wit, en begon te bruisen. En ik zag de staf van Renok oprijzen en hij wees op de landen der indianen. 17. En de staf sprak : 'Zalig hen die tot Brannan komen.' En ik zag Brannan groot worden voor de Heere, en de landen der indianen werden verscheurd. 18. En ik hoorde geween in de hemel, voor vele dagen lang, en het geween was als het geween van katten. En de staf sprak : Zevenvoudig zal ik de landen der indianen moeten scheuren, opdat het rein worde voor de Heere. 19. En ik zag Renok op de verscheurde landen spuwen, en een nieuw volk begon voort te komen. En zij kenden de werken van het oude niet, maar waren vol van de Geest. En zij kwamen tot Renok, en brachten hem zijn baard terug. En vele andere dingen herstelden zij. 20. En Renok sprak : Dit dan is mijn heilig volk, en zij zullen des Heeren zijn. En aan Renok werd veel troost gebracht, omdat Hij zoveel troost aan de Heere had bewezen. En vanaf die dag werd Renok de Trooster genoemd, waar de Heere over geprofeteerd had, en beloofde aan allen die Hem liefhebben. 21. En aan Renok werd veel eer bewezen, omdat hij zich zolang verborgen had gehouden als de verborgen wachter des Heeren, die tezamen met Zijn Heere gekruisigd was. Zo hebben hen die met de Heere zich lieten kruisigen veel eer aan Hem bewezen.
12.
1. En toen opende de Heere het zegel van de vierde donderslag, en er kwam een stilte in de hemel, voor een lange tijd. Of deze stilte dagen of uren duurde wist ik niet, daar ik mijn gevoel voor tijd was kwijtgeraakt. 2. En er kwamen insecten uit de mond van Renok, en zij vlogen tot de verscheurde landen van de indianen en het nieuwe volk, en zij verdeelden het volk in tien stammen. En weer spuwde Renok over hen. 3. En er kwam grote rust tot de tien stammen. En zij dan droegen de tanden des Heeren. En de eerste stam van Renok heette Sinsabeine, en zij was als het kind der gehoornde slangen. En zij was als een dochter van Renok, dragende het gezuiverde ijs en het zoete. En de tweede stam heette Abdal, en dit was als het kind der apen en runderen. 4. En Abdal werd groot voor het oog des heeren, en bracht veel troost. En zo werd hij het kind van troost genoemd. En met Maasdo ging hij uit om Kabbernal te herstellen. En zo waren dan Abdal, Maasdo en Kabbernal een groot sieraad voor de Heere, en zij brachten de wereldschepen voort. 5. En de derde stam werd genoemd Tamille, en zij was als het rattenkind, en zij werd groot voor het oog van de Heere, en bracht genezing tot vele harten. En de vierde stam was genaamd Tabulle, en zij was als het kind der raven. En zij was begiftigd met grote wijsheid en de kracht het zoet te zuiveren en te heiligen voor de Heere. 6. En aan haar werd de Marion als een schat geschonken, en daarmee leidde zij haar broeders en zusters in vrede voor het aangezicht des Heeren, en was zij de vreugd van Renok. En de vijfde stam was genaamd Sartarus, en deze droeg vele kronen. 7. Tot deze kwamen vele brokaten en nachtlatijnen als de sieraden des hemels, en des Heeren. En de zesde stam was genaamd Akra, en zij kreeg vele macht over de sterren, en was aangesteld om het zachte te zuiveren. En zij werd groot in de naam des Heeren, en was als de vrucht van Renok. 8. En Zoekru groeide op voor het aangezicht des heeren, de zevende stam, en zij heerste over het dunne en het dikke, en had macht hen te zuiveren. Ja, ook had zij grote macht over het vuur, en kon het laten neerdalen wanneer zij wilde, om haar werken te doen. 9. En zo was dan Sartarus Akra Zoekru als het Heer der duisternis, aangesteld als een sieraad van Sarsia van Renok. En de achtste stam was als het Vatex des Heeren, en het was wit, als een groot wit vuur, en zij werd genoemd Lakus, en droeg de sleutelen der mysterieen. 10. En aan haar werd het Esmeralda geschonken als een bloemenjurk, doorzichtig van glans, en zij had vele kragen en openingen. Ja, zij had de macht over de sluitsels des Heeren die als slaapliederen waren in de nacht. 11. En Lakus werd groot voor de Heere, en volgde haar vader. En zij werd dan ook Navolger van Haar Vader genoemd. En zij zat het dichtste bij haar vaders hart dan allen. 12. En de negende stam van Renok was genaamd Oko, en hij was als de rivieren in hun macht. Hij werd de brullende leeuw van zijn vader genoemd. En de tiende stam was genaamd Elma, en zij hoedde de dieren van haar vader. 13. Zij was goed voor de wezen en weduwen en bracht rust tot haar vader, zijn vuren zuiverende.
14. En toen brulde de Heere om het zegel van de vijfde donderslag te openen. En de bloemenzeeen gingen open, en verhalen van het verleden werden opgevist, en men versierde elkaar daarmee. De dieren des hemels begonnen te verschijnen, en Renok opende Zijn tempel. 15. En zo werd Hij dan tot een Eeuwig Evangelie, daar Hij de Trooster des Heeren was, en de Verborgen Zoon. En Hij gaf allen die Hem aannamen de macht om kinderen Gods te worden. En zo werd dan het Evangelie van Renok verkondigd aan de ganse aarde. 16. En Zijn discipelen spraken als de panter. En ijs vloeide voort vanuit het tweede Woord, daar het het Woord van Renok was.
13.
1. En de Heere haalde het zegel van de zesde donderslag en zij was als de brandende lokogaam. En de Heere boog zijn hoofd, en vertelde aan zijn discipelen over de judaskus als over het zwaarste lijden van Christus. Ook vertelde hij over de blinddoek van Christus, de doek over zijn hoofd, waarna er in zijn gezicht werd geslagen en hij gedwongen werd te profeteren wie degene was die Hem had geslagen. En de Heere vertelde over de drie spotkleden : het keizerlijke spotkleed wat Hij bij Herodus kreeg, en het scharlaken spotkleed en het purperen spotkleed wat Hij kreeg bij Pilatus. En deze plaats was genaamd Gabbatha. En het keizerlijke spotkleed wat Herodus Hem schonk maakte Hem strijdvaardig toen hij in het dodenrijk afdaalde. Ja, als een rebel kwam hij tot de onderwereld, om gevangenen te bevrijden, en krijgsgevangenen mee te voeren. Maar dit deed hij door de wapenen van het lijden, en door het wiel. Zo daalde hij als een verzetsstrijder af in de onderwereld door zijn lijden. Zo werd hij door zijn martelaarschap in de dieptes van het dodenrijk en de onderwereld geworpen, en werd door dit martelaarschap veelvuldig koning der onderwereld. Ja, door het spotkleed wat Herodes hem gaf, het glitterende gewaad, kwam Christus tot de gevangenissen der onderwereld, waar Korachs kinderen gevangen zaten, en hen van de zondvloed. 2. Maar ook kwam hij door het schitterende gewaad wat Herodes Hem als spotkleed gaf tot de gevangenissen van Atlantis, van de eerste en tweede aarde. En hier zette hij velen vrij uit de gevangenissen der onderwerelden, hen die vergaan waren in eerdere zondvloeden, en hen die vergaan waren door vuur of ijs. Ook voerde hij door het schitterende kleed wat Herodes hem omdeed vele krijgsgevangenen mee in de hoge. En Hij kwam tot de plaats waar Barabbas, de verzetsstrijder, vandaan kwam. Hij was een rebel en een barbaar als een strijder tegen de Romeinse bezetter en de Griekse erfenis. Zo, door veelvuldig in de onderwereld af te dalen nam Christus de plaats van Barabbas in. Barabbas nam door zijn bevrijding de plaats van Christus in. Zo was Barabbas dan de verborgen spiegel der heerlijkheid, en de zesde verzegelde donderslag.
3. En zo heeft dan Barabbas, de beruchte gevangene, door zijn vrijmaking, de poort geopend voor Christus, en was hij de enige die het Griekse fundament en zegel kon verbreken. Dit dan is het geheimenis Gods door de eeuwen opgespaard. Ja, de Heere heeft met deze stenen zijn hemelen opgebouwd, en het zijn kindekens niet geopenbaard.
4. Toen opende de Heere het zegel van de zevende en laatste donderslag, de erfenis van Johannes, en keek naar zijn discipelen. En slangen begonnen voort te komen vanuit het zegel, en de slangen kwamen tot de aarde op de oude poorten van de vorige aardes en scheppingen te openen. En de Heere glimlachte. En de Heere sprak met donderende stem, zeer luid : 'Zo is dan het zevende en laatste zegel der donderslagen verbroken, en zal de zevende donderslag spreken dat wat eeuwen verborgen is gebleven. Slechts enkelen hebben het zaad hiertoe gedragen.' En een wolk van gif kwam tot de aarde, een zeer vochtige wolk van het gif der slangen, en er was geween op de aarde. En het geween steeg tot de hemelen, omdat God het laatste grote geheim van de donderslagen had geopend. En het geheim kwam opzetten als een slang, en begon te spreken, terwijl tijden zich leken om te draaien en ineen te vallen. En de slang begon te spreken over het gif der onderwereld, en de galbeker van Christus. Ook sprak de slang over de geheimenissen van de judaskus, en over de verborgen spotklederen van de onderwereld die Christus droeg toen hij daarin afdaalde. En voor lange tijd sprak de slang in onverstaanbare talen, de talen der onderwereld, en de talen der oude scheppingen. En slangentongen van vuur begonnen op de hoofden van de discipelen te verschijnen, en ook zij spraken in andere talen. En de slang sprak : Zo is dan Barabbas de hoeksteen van het Eeuwig Evangelie. En de slang opende een poort, en die poort leidde helemaal tot aan de eerste aarde. En de eerste aarde bestond uit twee tijdperken : het tijdperk van de Dorga, en het eerste tijdperk van Atlantis en de Troiade. En de zevende donderslag van Johannes leidde hen binnen in een hal van visioenen en dromen. 5. En de Heere beschermde hen, want hij had hun harten verzegeld, en de Heere sprak als de wind. En de hal verdeelde zich in twee delen. En in het eerste deel waren windvlagen, en in het andere deel was een vuur. En het vuur begon zich te verplaatsen naar het andere deel, maar de discipelen bleven ongedeerd, daar de Heere met hen was, en hen beschermde. En weer begon het vuur te verschuiven, en plotseling waren beide delen vol vuur. En de dromen en visioenen begonnen tot de discipelen te komen, en met de Heere daalden zij in de onderwereld. En de Heere sprak tot hen met luide stem, en zij werden niet door angst bevangen. En de Heere gaf hen rust en inzicht. En weer kwamen ze tot een hal, en deze hal was verdeeld in drie delen. En hier zagen zij ook het latere tijdperk van Atlantis op de tweede aarde. En de Heere liet hen Barabbas zien, en de discipelen waren verbaasd. En ze vroegen aan de Heere : Hoe kan een man die reeds geleefd heeft weer leven, en met dezelfde naam aangesproken worden. En de Heere zei dat dat een raadsel was en een geheimenis. De Heere was het die ervoor gezorgd had dat Barabbas ook een tweede keer Barabbas zou heten. En de discipelen waren verwonderd. En Barabbas was een groot man in het tweede Atlantis, en hij leidde een groot volk en een religie. En de god die hij diende was Sorg Sorba. Hij zorgde ervoor dat de ordes van de Troiade in het tweede Atlantis weder opgericht werden, maar velen maakten er misbruik van, en Barabbas werd tot een wildernis. En ze namen hem mee naar een hoge rots, en wierpen hem in een ravijn. En zo daalde Barabbas tot de onderwereld, tot het eerste Atlantis en de Dorga en haar tijden. En hier werd hij vastgeklonken aan een rots, en vogels aten van zijn ziel.
6. Zo is dan Barabbas de spiegel en de paradox van Christus. En de zevende donderslag sprak : Zo Barabbas het tweede Atlantis vertegenwoordigt, zo vertegenwoordigt Simson het eerste Atlantis. Want Simson leefde ook in het eerste Atlantis, en ziet, hij diende de god Sorg Sorba. En ook hij was een groot man, en leidde een groot volk en een religie. En hij was tegen het toen regerende keizerrijk, want het was wreed. En Simson had een grote filosofie, en was intelligent, terwijl Sorg Sorba hem bovennatuurlijke krachten had gegeven. En in die dagen waren de engelen Roda, Jonatras en Ramses op de aarde, en ziet, zij werden arxelen genoemd, en god werd in die dagen Sorg Sorba genoemd. En Simson bouwde een stad, en daarna een land, en liet grote steden vallen. En Simson maakte de naam van Sorg Sorba groot, en van de python. En de Troiade groeide op in die dagen, en er waren tekenen van vuur aan de hemel. En Simson bouwde een toren en die toren was zeer hoog. En Simson waarschuwde het volk dat er een vloed zou komen. En hij bracht het volk onder in schuilkelders van de toren. En zo maakte God een einde aan het toen heersende keizerrijk. Maar later keerden enkele discipelen van Simson zich tegen hem, en zij misleidden velen van het volk tot het herbouwen van het keizerrijk. Ook hadden enkelen van het oude keizerrijk schuilplaatsen onder de grond gehad, waarin zij velen verscholen hadden. En de woede van God begon op te laaien en over Simson te komen, nu zelfs hun eigen volk aan het afwijken was. En God gaf Simson kracht zoals er nog nooit eerder op aarde was geweest, en nooit meer zou komen. En Simson werd hongerig als een verscheurend dier toen de Geesten des Heeren over hem kwamen. En hij geraakte in vuur en vlam, en liet lava uit de hemelen neerdalen. En Simson verslond en verscheurde velen door het vuur des Heeren. En vanaf dat moment begon Simson zich terug te trekken in de wildernis. En aan het einde van zijn dagen toen hij oud geworden was begonnen zijn krachten van hem te wijken. Op een dag vonden zij hem en hingen hem op. En de Heere nam het lichaam van Simson van de aarde.
7. En ook in de oude Dorga tijden waren de profeten des Heeren op aarde. En zo was het eerste tijdperk van de Dorga van David, de tweede van Jakob, de derde van Jozef, de vierde van Noach, de vijfde van Salomo, de zesde van Jesaja, de zevende van Jeremia, de achtste van Habakuk, de negende van Nahum, de tiende van Hosea, de elfde van Jona, de twaalfde van Haggai. En de dertiende was van Salomo, die de grootste tempel ter aarde had gebouwd, tot diep onder de grond en hoog in de lucht als een toren. En de omvang van die tempel was als landen tezamen gevoegd, en van zulk een omvang zou er nooit meer een tempel wezen. En Salomo bracht een oordeel over de aarde, en zelfs over zijn eigen tempel, want zijn priesters waren ontaard. En zo werd hij de laatste koning van de Dorga. En zijn tempels en mijnen waren legendarisch, maar ziet, zij werden verslonden door vuur. En Salomo wandelde door het vuur, en had macht over het vuur, daar de Heere met hem was. En Salomo sprak met de Heere in talen van vuur. En God leidde Salomo tot een eeuwige tempel.
14.
1. En er waren dan vele vrouwen die Christus volgden. En onder hen was Maria van Magdala, van wie zeven boze geesten waren uitgevaren, en wiens bevrijding opgetekend is in het boek van Magdala. En ook waren onder hen Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, Susanna, Maria, moeder van Jakobus, Joses en Salome, de moeder van de zonen van Zebedeus, en vele anderen die Hem dienden. 2. En één van hen ging wenende achter hem staan, bij zijn voeten, en begon met haar tranen zijn voeten nat te maken en droogde ze af met haar haren. Deze vrouw stond bekend als zondares. En zij kuste zijn voeten en zalfde ze met mirre. 3. En de Christus werd beschuldigd door de farizeeers, daar zij een zondares was. En zij betwijfelden hem of hij wel een profeet was. 4. En de Heere sprak : Vervloekt zijn zij die oordelen in hun twijfelen. Laten zij die twijfelen de Heere vrezen. 5. En de farizeeer die Hem genodigd had zeide : Indien zulke een profeet zou zijn, dan zou hij wel weten wat en wie deze vrouw is die hem heeft aangeraakt. Zij is een zondares. 5. En de Christus richtte Zich tot Simon, terwijl Hij de wenende vrouw aanwees, en zeide : Ziet gij deze vrouw ? Ik ben in uw huis gekomen. Water voor mijn voeten hebt gij niet gegeven, maar deze vrouw heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt, en ze met haar haren gedroogd. 6. Een kus hebt gij mij niet gegeven, maar deze vrouw heeft sinds ik binnengekomen ben, niet opgehouden mijn voeten te kussen. 7. Met olie hebt gij mijn hoofd niet gezalfd, maar deze vrouw heeft thans met kostbare narcusmirre mijn voeten gezalfd. 8. En de discipelen waren geschokt, en één van hen zou Hem verraden voor dertig zilverlingen.
15.
1. Eens kwamen er Sadduceeen tot Hem, die beweren dat er geen opstanding is. En zij raakten met de Christus in twist, en stelden strikvragen. 2. En zij legden hem voor de vraag dat wanneer een weduwe opnieuw huwt, met wie ze zou huwen in de hemel. 3. En de Christus sprak : Dwaalt gij niet daarom dat gij de schriften niet kent, noch de kracht Gods ? Want wanneer zij opstaan uit de doden zullen zij zijn als de engelen, en die huwen niet. 4. Maar Hij sprak als in een geheimenis, want in de profeten wordt wel gehuwd. 5. Alleen de Geesten Gods huwen dan. 6. En de Christus onderwees en sprak in geheimenissen en raadselen, daar Hij mystiek was. 7. En velen verdraaiden zijn woorden. En Hij sprak dat de Christus veel zou moeten lijden, dat Hij de Waarheid was, maar dat zij allen moesten uitzien naar de Volle Waarheid die komen zou. En hiermede sprak Hij over de Heilige Geest en de Geesten Gods. 8. En Hij sprak : Vervloekt zij hen die door de ogen van leugen kijken, en elkaar overleveren aan de rechters der hel. 9. Het is beter dat hun ogen uitgerukt worden, opdat zij in eeuwigheid niet zien. 10. Indien uw oog u dan tot zonde verleide, ruk het uit. Want het is beter geen ogen te hebben, dan met beide ogen in de hel te worden geworpen. 11. Indien uw voet u dan tot zonde verleide, hak het af. Want het is beter zonder voeten te leven, dan met beide voeten in de hel te worden geworpen. 12. Zij dan die het goud pakken en het zilver verachten : Vervloekt zijt gij. Zij dan die het zilver pakken en het goud verachten : Vervloekt zijt gij. 13. En de Christus deed vele grote werken, en begon te spreken over de grotere werken die na Hem zouden geschieden.
16.
1. En een deur werd in de hemel geopend. En ik zag de Heere zitten in een wolk. En Hij sprak : Zij die op de aarde zijn hebben hun geschiedenissen overmatig en overmoedig tot het Woord Gods gerekend en zo vele heilige dingen bezoedeld. 2. Laten zij deze zaken in hun geschiedenisboeken optekenen, en het Woord Gods heiligen en zuiveren. 3. En de wolk kwam door de geopende deur naar buiten en hief mij op. 4. En de Heere nam vele profetieen uit het bezoedelde Woord en bracht ze tot de geschiedenisboeken der profeten en profetische boeken. 5. En Hij stond hen niet weder toe Zijn Woord te bezoedelen. 6. En de Heere sprak : bewaart dan uw overleveringen, en zuivert deze. Blijft met onreine handen van Mijn Woord af en heilig deze. 7. En zo kwamen vele Geesten Gods vrij, daar zij waren uitgedoofd door krachteloze woorden. 8. En vele profeten kwamen tot heerlijkheid. En de Heere voegde toe aan hun midden. En vele engelen die voor lange tijd door vorsten der hel werden tegengehouden kwamen tot doorbraak. 9. En de Heere sprak : Zuivert dan Mijn Woord, opdat gij het Tweede Woord rijkelijk zult ontvangen. 10. Zij die Mijn Woord niet zuiveren hebben ook Mijn Tweede Woord niet. 11. Opent dan de stang van Eminius en het purper. 12. Kent dan de Heilige Stang in Zijn Tempel. Gij hebt dan uw woorden laten vastleggen door hen die geen profeten waren, en hen die vleselijke overleggingen hadden. 13. Zoudt gij dan hen die geen profeten waren over uw zielen laten waken en u hoeden ? Gij waart in de handen van kooplieden. Maar de Heere Heere heeft u losgekocht. 14. Laat u dan niet wederom verblinden. Houdt vast wat ge hebt, en laat u zuiveren in vrezen en beven.
17.
1. De Christus kwam om het boze oog te slaan. Indien gij het oog der mensen dan nog draagt, ziet toe dat het niet uitvalle. 2. Hangt dan het oog niet aan, opdat u niet in misleiding valle. Heeft de Christus u dan geen oog gegeven ? 3. Gij dan leeft aards, en zult ook door de aarde ten onder gaan. 4. Zalig zij hen die de Christus aanhangen, want zij gaan van dag tot dag, en de Heere redt hen. 5. Zij dan hopen op een nieuw verbond, en hangen Zijn Geest aan, tot Verzoening met de Geesten Gods. 6. Laat u dan niet wederom binden. De Christus heeft u immers uitgeleid als een fundament zijnde van uw kostbare geloof. Bouwt dan voort op dit fundament. 7. Gij doet er wel aan de Geest Gods aan te hangen als een lamp, leidende u tot de Geesten Gods. 8. Want vele verborgenheden heeft de Heere voor hen die Hem dienen. 9. Zoudt gij dan niet voortbouwen op dit fundament, dan zijt gij open en bloot voor de storm. 10. De Heere dan heeft u apostelen gegeven, om uw daken te leggen. Weest dan allen als apostelen in de Heere. 11. Gij dan zijt het brandende zilver voor het Aangezicht Gods, en spoedig zal het goud uit deze bron voortkomen. 12. Hecht u dan niet aan aards goud, maar aan het goud des Heeren.
18.
1. Door uw pijn zult gij de Christus zien. Door uw pijn zult gij de rozen zien, en hun goddelijke geuren. 2. Ja, zij zijn de koningen van de pijn. En de Christus is vol met hen. 3. Veracht dan de doornen in uw vlees niet. En laat ze niet voor hun tijd wegnemen. 4. Want zulk een apostel die zulke dingen doet is de Heere een gruwel. 5. Gij zult u dan van zulken afzonderen, opdat de Heere u niet met hen afzondere. 6. Want zulken zijn een stank in de ogen van de Heere, en zij zullen gerekend worden tot de uitwerpselen van koeien. 7. Ja, een gruwel voor de Heere zijn die profeten die Zijn tijden niet kennen. 8. Laat de ketenen dan die bescherming heten uitgroeien tot rozen, en laat de doornen uitgroeien tot wapenen, in plaats van het zaad des Heeren weg te gooien. 9. Het kruis is dan hen die de Heere dienen tot sieraad, maar hen die zondigen is het tot de uitwerpselen der varkens. 10. En de doornenkroon is tot een lieflijke geur van hen die Zijn tranen dragen, maar tot de goddelozen is het een reuk des doods. 11. Indien gij lijdt, lijdt in de Heere, opdat gij het zaad van genezing zult zien. 12. De Heere echter leide u tot het kruid van Golgotha, opdat gij nog grotere genade zult zien. 13. Heiligt dan de negen boeken des geestes in uw harten, als het Zuivere Woord, opdat gij het zilver des Heeren zult zien. Het Tweede Woord dan is het goud des Heeren. 14. Gij dan zult zuiver worden in het zilver des Heeren, wanneer gij dan de Woorden die Hij aan u gaf zuiver houdt. 15. Zij die het Woord bezoedeld hebben, hebben daarmee hun geest en ziel bezoedeld. 16. En bruisende wateren van het zilver zullen u leiden tot Getsemane, waar gij het gezicht des Heeren zult aanschouwen. 17. Ziet dan, want Hij spuwt vuur en wateren. Wie dan spuwe, spuwe in de Heere. 18. Hij dan, die het Woord en Zijn slijk bracht, om de ogen van blinden te openen, staat voor u. 19. En Hij, en Zijn Geest en de Geesten Gods kloppen op uw deur. Ziet dan, zij zullen u tot rechters wezen.
19.
1. Grote Liefde is dan getoond in het plan Gods, vanaf de grondlegging der hemelen en de aarde verborgen gehouden. 2. Wie heeft dan Zijn werken kunnen doorgronden ? Laten zij dan die hun monden openen met Wijsheid des Heeren komen. 3. De dwazen zullen spreken, en zij zullen elkaar niet verstaan, want de Heere Heere heeft hen verstrooid. 4. Zij hebben u dan niet tot het zuivere geluk laten komen, maar zij hebben u lange tijden onderdrukt. 5. En zo waart gij dan als een bloem in de woestijn, reikende tot aan de poorten des hemels. Als de Heere dan de woestijn voor zijn tijd had weggehaald, zie, gij zou ter helle gedaald zijn. 6. Laten uw overleggingen u dan niet bespotten, maar ken de Heere, wiens woorden rein zijn. 7. Gij bent dan geheiligd in zilver. De Heere zal u verdedigen en uw uiteinden beminnen. De uiteinden van het kruis zijn als het witte satijn der hemelen. Geeft de natuur u zelf de oplossingen dan niet ? 8. Laat dan de bomen en struiken van uw lijden groeien, opdat zij het bloesem des hemels voortbrengen. 9. Zij die het lijden voor zijn tijd hebben weggekapt, lijden nu dikwijls wroeging en dorheid. Ja, hun enige feesten zijn nu in spot. 10. Dat de Heere uw harten besproeie en de schatten der hemelen laat zien. Komt dan hogerop, opdat de Geesten Gods met u spreken. 11. Schenke dan geen genade aan de zonde die in u leeft, en tuchtigt uw kinderen, opdat zij straks in lof kunnen oogsten. 12. Sommigen hebben hard gewerkt, en de fundamenten door hun ouders gelegd zijn hen nu tot zegen. 13. Viert dan de feesten des Heeren, opdat gij uw harten niet verkoopt aan de wereld. Zij hebben niets te eten, en eten daarom elkaar. 14. Gij die dan hongert, honger als in de Heere, opdat de Heere uw hart verzadige.
20.
1. Er is geen einde aan het zingen van liederen, en gij trekt daarmee vele roofdieren tot u. 2. En sommigen onder u hebben met de stilte niet gerekend en daardoor heeft hun geloof schipbreuk geleden. 3. Maar sommigen onder u waart slaven. De Heere heeft u dan losgekocht. 4. Als gij zingt, zinge in de Heere, en laten uw woorden weinig zijn. 5. Want het weinige Gods is meer dan de veelheid van mensen. 6. Probeert dan stil te zijn, opdat gij een groter sieraad zult vinden. 7. Oefent uzelf in de stilte, opdat gij Wijsheid en Rust zult vinden. 8. De Vrede des Heeren komt tot hen die Hem vrezen. 9. Het Woord dan is als een Zwaard. Hoe kunt gij dan de oorlog winnen indien uw zwaard niet zuiver is ? Ziet toe dat uw zwaard zich niet tegen u kere. 10. Gij dan hebt zuivere adem, al die het Woord Gods hebben laten zuiveren. 11. Maar enkele discipelen onder u zullen het verdraaien tot hun eigen verderf. 12. Niet alle discipelen zijn discipelen Gods, zo ook niet alle apostelen apostelen des Heeren zijn. 13. Oordeelt hen die in de misleiding zijn dan niet, want de Heere ziet de harten aan. U mocht zelf eens misleid worden. 14. Hangt dan de stangen des Heeren aan, in uw harten en ziel gesmeed, als een kunstig bouwwerk, waarmede gij verbintenis hebt met de Geesten Gods.
21.
1. In het eind, het zal je niet meer kunnen schelen, wat anderen van je hebben gezegd. In het eind, de heere zal je vertellen, wat Hij al die tijden voor jou heeft bereid. 2. Hij heeft veel zonden met jou gedragen, maar de schuld moest opgelost worden in de werken des geestes. 3. Met een paard bereik je minder als met een mens. Zijn mensen niet de ergste slaven ? 4. Wie brak hen ? Wie gaf hen wat ze verdienden ? 5. Wanneer gij draagt, draag in de Heere, en laat hen die willen zondigen vergaan. Draagt ook hun ziekten niet en hun zware lasten. 6. Vergeef alleen hen die vergeven, want zo doet ook de Heere. 7. Wanneer je vergeeft, vergeef dan in de Heere, opdat gij geen huichelaar zijt, of paarlen voor de zwijnen werpt. 8. Want kostbaar is de vergeving des Heeren, alleen gegeven als loon aan hen die hard werken. 9. Met een paard bereik je minder als met een mens. Zijn mensen niet de ergste slaven ? 10. Zo is dan vergeving voor hen die Hem vrezen, opdat zij Hem nog meer vrezen. 11. Door vergeving als dure gaven te schenken, bond hij de harten van hen die Hem vreesden. 12. Zalig zijn zij die door de Heere gebonden zijn, want zij zijn vrijgemaakt uit de bindingen van de wereld. 13. En de gebondenheid des Heeren leidt tot vrijheid. 14. Nu is het loon des Heeren kostbaar, en overvloedig met gaven, als een lief'lijke geur in Zijn heiligdom. 15. Hij die u roept, nadert tot u. Hij heeft u niet vergeten. Hij heeft al uw daden geteld. 16. Ja, zij trekken zijn vergiffenis aan, omdat zij Zijn tranen hebben bedekt met troost, en zijn wonden met kruid. 17. Zalig hen die de werken des Heeren doen, want zij zullen vergiffenis ontvangen. 18. Het loon des Heeren is groot over hen die Hem zoeken. 19. Als kostbare olie wordt het over hun hoofden uitgegoten. 20. De Heere spreekt in genade, tot hen die genade gaven. 21. In kostbare gaven hebben wij gewoond, daar wij des Heeren waren. 22. Ik dan, Paulus, spreke veelvuldig tot u, daar mijn ziel bij de Heere is, en uw ziel daar ook is. 23. Drie tijden kent dan de Heere, om de beperkingen van Zijn Woord te voltrekken. 24. De Heere doet dan Zijn grenzen kennen. Ook heeft Hij zijn tijden en seizoenen en hun grenzen vastgelegd in de sneeuw. Ziet dan toe dat gij acht op Hem geve als op een lamp. 25. Ben ik dan gekomen om u te laten verdorren ? Zeer zeker niet. Laten de dorren elkaar verdorren. 26. Ik ben gekomen om woorden van leven te spreken, als apostel en dienstknecht des Heeren. 27. Ziet, het zwakke is dan tot de tuin des Heeren gekomen als zaad van sterkte. 28. Ik draag dan de wonden des Heeren in mij als schilden.
22.
1. Discipelen van het zuivere Woord, hebt dan liefde tot elkaar, opdat het zaad kome tot het Eeuwig Evangelie. 2. Ik heb tot u dit evangelie vanaf het begin gebracht. Daarvoor was ik een vervolger van de gemeente. 3. De Heere heeft genade tot mij bewezen, daar ik het in onwetendheid heb gedaan. Mijn handen zijn daarom rein, en ik zal ze rein houden. 4. Hen in Efeze verzoek ik de geestelijke wapenrusting aan te doen. Strijdt dan niet tegen elkaar, maar tegen de werkingen van het vlees en de boze machten. Legt dan af alle onreinheid die u zo licht in de weg staat. 5. Doet de helm des heils op, zodat u zult groeien in uw geloof. 6. En tot hen die de Heere het zwaard heeft gegeven : Blijft in Zijn Liefde, en weest niet scherp van tong. Wie toorne, toorne in de Heere. 7. Blijft dan de weg van het geloof begaan, wetende dat gij een tegenstander hebt. 8. Gij zult dan niet rennen, maar list gebruiken. Heeft de Heere u dan niet geschoeid met de vrede van het evangelie ? Ziet dan, het evangelie is list. 9. De Christus overwon dan de duisternis in zijn zwakte, en niet in zijn sterkte. Elke zwakte in de Heere is list. 10. Heft dan uw schilden op als de wonden des Heeren, om de pijlen des satans te verstrikken. 11. Want zijn wonden spreken in donder van het komende oordeel. 12. Gij dan hebt lichten in vele kleuren gezien, die het palet der bevrijding vormen. 13. En als gij dan het Eeuwig Evangelie in uw harten hebt ontvangen, dan hebt gij een dubbel zwaard. 14. Streeft daarom zeer ernstig naar zulke gaven des Heeren. Welzalig hen die op zulke paden wandelen, want hen heeft God macht gegeven om tot de Geesten Gods te komen. 15. Belet hen daarom de ingang niet, opdat uw eigen ingangen gezegend zullen blijven. 16. En ziet er op toe dat gij geen deze kleinen beschuldigt, daar de Heere hen heeft weggelegd tot vertroosting. 17. Laat dan de lamp die brandt niet gedoofd worden.
23.
1. De jongeling heeft veel te lijden, totdat hij Gods Glorie ziet. De Luister des Heeren wacht op de jongeling onder een boom om hem te bespringen. 2. De jongeling wordt getrokken naar het midden in de jaren van slavernij, totdat de boog des geestes hem doorboort, en hij getrokken wordt tot de duisternis, waar het nachtlied hem vrijzet. 3. De droom komt als een bevrijder tot hoge torens, om hen te brengen tot het riet. 4. De jongeling wacht op dingen die nooit zullen komen, maar de Heere geeft hem schepen die nooit voorbij zullen gaan. 5. De jongeling leert te slapen, om tot de nachtspelers te gaan. 6. Zij verachten hem niet omdat hij jong is, zij zien zijn stille traan. 7. De jongeling leert de bomen kennen, en de geheimenissen van het woud. De vogels die hem lessen geven, na zijn val. De geest heeft zijn hart doorboort. 8. Zijn wonden laten vogels spreken, en zijn kruis leidt de dieren van het woud. 9. Het is hem genoeg in pijn te leven, en te drinken van deze wijn. 10. Nooit meer terug wil hij, het zilver spreekt tot hem vanuit de lucht. 11. Het ijs bracht hem hier en maakte de snaren stijf. 12. Pas op, zijn hart is als een jonge leeuw, verslindende hen die de armoe verachten. 13. D'armoe was zijn sleutel tot hier, en hij leerde haar beminnen. 14. De raven kroonden hem tot koning, want zijn lompen maakten hem wijs. 14. Hij knielde voor haar neer, en gaf haar de sleutel van de oude rijkdom.
24.
1. Zij vonden elkaar in naaktheid, toen ze alles lieten vallen, en bedekten elkaar met wat het bos voor hen losliet. 2. Zij vochten met leeuwen en verloren hun verdriet. Zij waren koningen van de wildernis. 3. Zij vonden het kruis in oeroude tijden, gewikkeld in sneeuw, dat wat de hemel voor hen liet vallen.
25.
1. En ik zag een slang genaamd Leviticus, en zijn vel was grijs en hoornig. En hij had gruwelijke dingen gedaan. Hij was van de zee gekomen om de heiligen te misleiden en te verdrukken voor een lange tijd. 2. En velen werden bitter tot God, en anderen begonnen God om hulp te roepen. Maar de Heere hield Zijn poorten gesloten. 3. En Leviticus droeg een heilig zwaard, wat Hij uit de tempel des Heeren had gestolen. 4. Maar een engel des Heeren kwam uit de hemel dalen, om de slang te slaan en in een afgelegen put te werpen. 5. En zij sloot de put boven het hoofd van de slang, en bracht de sleutel tot een allerheiligste tempel. 6. En Leviticus begon luid te roepen, en het geluid was zo hard, dat hij nog vele heiligen kon verleiden. 7. Maar zij die de Heere bleven dienen joeg hij schrik aan in de nacht. 8. Na een tijd echter zond de Heere een vuur tot de put, en Hij noemde de put het Tweede Gehenna.
En ik zag een ander dier uit de zee komen gelijk een panter, en hij was genaamd Deuteronomium. En hij had vele heilige dingen opgeslokt, en ging uit om de kindekens te misleiden. En hij gaf hen vreselijkheden in de nacht. En de Heere sprak : Nu is het tijd mijn woord te zuiveren. En een engel steeg op vanuit de hemelen en sloeg de panter en zijn volgelingen met de ban. En de Heere dan, die Geest is, zegge dit : Veel bloedschuld kleeft aan dit dier, en Hij zond het dier tot de Tweede Gehenna, waar het dier verscheurd werd door wilde lammeren. En de schrik van deze roofdieren was zo groot, dat de hemelen en de aarde beefden.
En de Heere goot een schaal uit vol met bloed, om het Woord te reinigen. En hij stelde apostelen aan om het gezuiverde woord tot de volkeren der aarde te brengen.
26.
1. En een leeuw genaamd Numeri maakte zich groot tot de hemelen, en hij die het boek Jozua behoedde bracht een bak vol met ijs tot de poorten van de hemel. En deze bak was bijna zo groot als de aarde zelf. 2. En de Heere rees van Zijn troon en zond Zijn engel, maar deze werd voor negenendertig dagen tegengehouden. 3. En de engel kon alleen spreken : 'De Heere straffe u.' Zo groot was de onderdrukking van deze geesten. 4. En als zij het konden, dan zouden ze de Heere van Zijn troon stoten. 5. Maar de Heere had hun tijden en omvang al bepaald. En de Heere sprak tot Zijn apostelen : Heiligt me nu het boek genesis en het boek exodus, en snijdt erin met het Zwaard des Geestes. 6. En zie, het eerste boek van Openbaring was voorbij gegaan, en haar verzen werden verdeeld onder de roofdieren des hemels en de heilige boeken. 7. En de Heere bracht een slachting aan in het boek psalmen, wat als zijn eigen vlees was. En de Heere stak een pen in de achtersten van deze geesten, en zegende het. 8. Zo werd er dan toegevoegd en afgedaan aan het boek psalmen, zoals de Heere bevolen had. 9. En toen richtte de Heere zich tot de evangeliën, en maakte er het boek Christus van. 10. En de Heere ordende de verzen, voegde er aan toe en nam er vanaf, zoals de Geest het wilde. 11. En zo werden er dan negen boeken des Heeren geheiligd en zij vormden het gezuiverde Woord des Heeren. 12. En het zilver des hemels daalde op aarde neer, en het zilver werd ijs. 13. En de Heere sprak : Opent dan de poorten van het nieuwe Woord, want zie, het oude is voorbijgegaan. 14. En ik zag een zwarte ruiter op een zwart paard zitten, en de poorten geraakten in vuur en de aarde en de hemelen begonnen te branden. 15. Zo is dan de komst van Eminius, en Zijn Zaad zal Izu heten. En bloed kwam over de aarde en de wateren, en boeken begonnen zich groot te maken tegen de hemelen. 16. En de tweede Christus verscheen in de wolken om de volkeren te hoeden. En Hij had een zware staf die alleen Hij kon dragen. En Zijn voeten stonden in het Tweede Jeruzalem, en waren als Michai. En zijn armen reikten tot aan Het Tweede Babylon. 17. En Hij scheurde het van de aarde weg. En Hij begon zijn benen te bewegen, en sprak als Michai. 18. En Zijn handen waren als de Marion, en hij droeg een tepel als de ronde zon op de borstplaat van zijn pantser. 19. En Hij had een helm en benen als Zurastael, en Hij begon grote woorden te spreken. 20. En de bomen van Sodom begonnen te vallen en het Zaad van Izu begon uit de mond van de Tweede Christus te komen. 21. En zo waren dan de dagen van Eminius. En de Heere was als een voerder van oorlog. 22. En zo zijn er dan tweehonderdtwintig dagen aangesteld over de zuivering van Zijn Woord. En na die dagen zal de bliksem rein zijn. En zij was dan als de Komst des Heeren.
27.
1. En zij dan die van de Tweede Reformatie zijn : Weet wel dat dit een gebod des Heeren is. Ik dan ben de Tweede Luther, en ik draag het vuur van Zurastael. Gij apostelen zult het woord reinigen en heiligen tot aan de uiteinden der windstreken. 2. Ja, gij zult het gezuiverde woord brengen tot de volkeren der aarde, en dan zal het einde gekomen zijn. 3. Blijft dan niet met het onzuivere woord de volkeren onderdrukken, want dan zal de Heere komen met de ban, en u slaan. 4. Ziet, de Heere en de Tweede Christus staan aan de deur, en zij kloppen. Doet dan open, opdat zij u niet met het onzuivere van het Woord laten vergaan. 5. Groet hen die in Spanje zijn. Als zij van het Tweede zijn hebben zij niets te vrezen. 6. Laten zij dan ook met deze woorden rekenen, anders zal er met hen niet gerekend worden. 7. Gij immers hebt uw zielen gereinigd in Zurastael. 8. Vreest dan niet voor het Grote Spanje. God is groter. Zelfs het kleine van God is groter dan de grootheid der mensen. 9. Vreest hen dan niet, want wat zijn zij te achten ? De Heere heeft immers hun tijdperken ingesteld, en weet wanneer ze weer zullen vergaan. 10. Draagt de Heere dan niet hun adem in Zijn schoot ?
28.
1. Ziet dan, de Heere is recht. Hij is de Heer der Heeren, en hij geeft het goede aan de wijzen. Gij dan hebt uw kinderen gebracht tot het tweede Spanje. 2. En tot hen dan in het tweede Spanje zeg ik : Gij piekert op hoge bergen, opdat de Heere u bespare, zodat u niet groot wordt op de vlaktes van Babylon. Het dikke des heeren dan is dunner dan het dun der mensen. 3. Het dunne des heeren is dan dikker dan het dik der mensen, en dit geheimenis is groot. Gij dan hebt acht gegeven op het woord des heeren, en met zuivere maat gemeten. Ja, gij zijt meters voor zijn aangezicht, en de heere uw God heeft u geheiligd vanaf den beginne. 4. Gij dan die als gevangenen leeft : Weest als gevangenen in de Heere. De Heere bevrijdt u op Zijn tijd. Maar wat dan gebondenheid en vrijheid is bepale de Heere. Gij hebt het brood des Heeren hoog gebakken. 5. Ja, gij waart als bakkers der heilige tabernakel. Gij dan bent de Heere getrouw geweest. Hiermede hebt gij roofdieren om de tuin geleidt. Wonderbaarlijk zijn de listen des Heeren. Komt dan, en nadert tot Zijn Geest, gij van het tweede Spanje. 6. De broeders dan hebben het brood bereid en zijn goed voor uw kinderen geweest. Gij hebt dan de geheimenissen des Heeren bewaard als veren in de broze potten bij het altaar. Ja, gij hebt erop acht gegeven als op een lichtend licht in duistere dagen. Gij weet thans dat de duisternis des heeren lichter is dan het licht der mensen. 7. Ook hebt gij erop acht gegeven dat Zijn licht vanuit de duisternis kwam, en oprees als de heilige ster. Zijn duisternis dan is heerlijkheid. Ziet dan, de Heere Heere heeft Zichzelf gewikkeld in wolken, en Zijn Helm is Zaligheid. 8. Nadert dan tot Zijn recht, opdat Hij u meer recht geve. De heere heeft u als lampen neergezet op een duistere plaats, en gij weet daar zeer goed mee om te gaan. Daarom houd ik ook niet op om de Heere daarvoor dankzegging te geven voor Zijn aangezicht. 9. Hij is een goede geleider, en de buizen van zijn altaren zijn licht. Ook hebt gij de Woorden van Metensia niet veracht. Maar gij waart als hen die het woord beminden. 10. Ja, de Heere heeft waarlijk engelen onder u gezet, en zij dragen de geheimenissen Gods over de vleeswording der engelen. Gij die de veer draagt, gij zult meerdere veren dragen. Zo zal de komst des Heeren dan zijn als de komst van een mensenzoon. 11. Ziet, de Heere Heere is dan vlees geworden, en Zijn Geest. Waakt dan, want gij weet niet in welke gestalte Hij tot u zal komen.
29.
1. Ziet, de Heere dan is het recht der wezen en weduwen. Staart gij dan nog steeds elkaar aan ? Enkelen onder u zijn dan de wakers des Heeren, maar de Heere waakt in gerechtigheid. 2. Ziet dan, Hij heeft u gegeven van het brood des hemels en het verborgen manna. 3. Kent dan de vele kruiken van Zijn ark. De Heere zal dan uw monden vullen met lachen, en gij zult heilige dingen verkondigen. 4. Ook hebt gij de wijn des Heeren niet veracht, en hebt gij uw Franse broeders in de verdrukking niet gemeden. Zij dan die van het Tweede Frankrijk zijn groeten u. 5. Ook groet ik u dan in ijs. Gij doet er wel aan elkaar ook in ijs te zegenen. 6. Zegent dan elkaar, opdat gij gezegend zult worden. Vervloekt elkander dan niet, en bidt voor uw vijanden. 7. Indien gij dan uw vijand kunt vergeven, zalig zijt gij. Want de Heere Heere kent vele vergevingen, en zijn zaligheden zijn niet met weinig. 8. De Heere Heere heeft niets aan vuile monden, en zij wiens lippen bezoedeld zijn lopen voorop naar het oordeel. 9. Gij Spanjaarden van het tweede, de Heere redt u. Maar hen die van het eerste zijn, zijn reeds verloren. 10. De Heere Heere heeft reeds zijn vloed gezonden, en de tweede ark staat voor u klaar als een heilig testament. 11. Houdt dan niet vast aan het oude, opdat de Heere u niet met het oude ten onder laat gaan. 12. Zo zal de dag des Heeren dan zijn als een Schip, en Zijn vlam zal haar leiden. 13. Zalig zij hen die in het schip zijn, en het brood des Heeren bakken. Gij hebt dan vele bakkers onder u. En enkelen onder u hebben de ouden willen bezoeken, maar de Heere heeft hen tegengehouden. Soms is het ijs beter dan de ontmoeting. 14. En gij hebt elkaar daaronder niet minder geacht, daar het een gebod des Heeren is. 15. Zo brengt de Heere u soms in verdrukking, en soms is Hij het die deuren sluit. 16. Houdt u dan vast aan de geschriften van Kabbernal die ik u heb gegeven, want zij zijn als de testamenten des geestes. 17. Ook hebt gij dan wijn geschept uit de bakken des hemels, en de stem van de Heer in de dingen verstaan.
30.
Staf van Spricht
1. Getsemane, water stroomt tegen de muren. Ik verdrink in hoge dromen. Ik druk mezelf tegen de muur, maar er is geen ontsnapping hier. 2. Getsemane, de deuren zijn op slot. Er zit niets anders op dan hier te blijven, en te wandelen met God. Iemands tranen, deze dromen, een geschenk van hart tot hart. 3. Ik heb niet veel draagkracht en het dringt door mijn huid. Ten slotte val ik op de grond, en alles om me heen wordt groter. 4. Ik durf mijn ogen niet meer open te doen. Iemand slaat zijn armen om me heen. 5. Dan leer ik de tranen te drinken, en diep in deze armen te zinken. Mijn kamerdeur staat open. De hemelen zijn geopend, maar Golgotha riep tot mij. 6. Na vernedering komt het sterven, het is de weg van onze Heer. 7. In Zijn voetstappen te lopen, komt Hij zo dichtbij. Het kruis is maar een vlam van Liefde, om één te worden met Hem. 8. De Traan is maar een beker, om van Zijn wolk te drinken, en met Hem te wandelen en op te stijgen, tot het paradijs. 9. Datgene waar rozen mee bekleed zijn, zo goddelijk en koninklijk, dat is ons kleed.
10. Golgotha, als een haai die ons heeft gegrepen. Brekende onze botten tot het kruis van onze Heer. We hoeven niet bang te zijn, we krijgen een nieuw lichaam. 11. Golgotha, de staf van Spricht, om ons door smalle deuren te laten gaan. Laat dan de schatten maar versplinteren, anders kan het toch niet mee.
31.
Niet genoeg
1. We zijn nog niet zwak genoeg om binnen te gaan. We staan nog steeds op beide benen, wachtende op de verbrokenheid, om als bomen in zijn paradijs te staan, zaad twintigvoudig gestorven. 2. We hebben nog niet genoeg tranen geweend, om hoog op de zeeen te staan, om als de Christus op water te wandelen, om de stormen, de donder en de golven te verstaan. 3. We hebben nog geen lasten zwaar genoeg, om als rotsen in de hemelen te zijn. 4. Golgotha heeft ons nog niet gegrepen, de Heere lijdt daar nog alleen. 5. Wij slapen, onze dorens zijn nog niet diep genoeg, om onze geest op te wekken tot eenheid met onze Heer. 6. Ons bloed nog steeds stromende in ons eigen lichaam. Oh nee, er is nog steeds geen leiding van onze Heer. 7. Geen bescherming, geen engelen, wij lieten hem daar alleen staan, hangende aan een vervloekt kruishout, hebben wij Hem daar laten vergaan. 8. Dieren werden geofferd tot onze monden, om in onze buiken te worden vergeten. We hebben het Christus aangedaan.
32.
De Herfst
1. Ik ben arm, ben je bang voor je naaktheid ? Je hebt zeker wat te verbergen. 2. Ik ben arm, er is geen leven in rijkdom. Dat wat je vasthoudt zal je opvreten. 3. Ik ben de herfst, en door Spricht ingegaan. De deur van Golgotha is smal. 4. Hier trillen de liederen van slaap. In armoede hebben wij Zijn gezicht aanschouwd. 5. Zij die niet arm zijn, zijn blind. 6. Zij die geen honger hebben zijn doof. Ik zit hier in ketenen, totdat ik zelf een keten ben geworden, zo smal als Spricht. 7. Ik ben arm, niet bang voor de naaktheid, want de duisternis bedekt haar. 9. Ik ben arm, er is geen leven in rijkdom. Het is een licht dat alles ontbloot. 10. Ik ben de herfst, door Spricht ingegaan. Ik heb de naakten bedekt door mijn val. De herfst is tot een bedekking, voor hen die Hem vrezen. 11. Golgotha is wat de hemel losliet voor hen die tot de hemelen komen.
33.
Komen tot de arme
1. Gij dan die rijk zijt, hoe durft gij tot de Heere te komen, zonder eerst tot de armen te gaan ? 2. Weet gij dan niet dat de arme de Heere is ? 3. Hoe durft gij tot het Woord te komen, zonder eerst de arme te voeden ? 4. Gij dan die uw man in de steek gelaten hebt, hoe durft gij tot de Heere te gaan ? Immers uw man is de Heere. 5. Gij zult door de staf van Spricht geslagen worden als de bliksem.
34.
De Spiegel van binnen
1. Het zicht is als een spiegel. De witte spin heeft gestoken, om beminden tot de mystiek des Heeren te brengen. Als witte sneeuw kende de Heere u, hen die Zijn paarlen dragen. Het schuim van rozen droegen zij als het schuim der rozenwijn. 2. Kostelijke ambachten des Geestes, als platen in zijn boek, hebben de webben reeds geweven, het spiegelende zicht. 3. Hij die de harten schiep, heeft u zijn doornenkroon gegeven, als spiegelend zicht in uw hoofden geweven. Zij droegen de helm, die mannen van zilver. Nu draagt gij 't ook, nu jaagt dan de dood geen angst meer aan, het spiegelt alleen die kostbaarheden van de Heere diep binnenin. 4. Het raakt je niet meer aan. Gij hebt immers het ijs als uw meester, na lange dagen van sneeuw. 5. Het spiegelend zicht, door je hart bemint. Je hebt niets meer te vrezen. Alles is er al, het moet alleen nog ontdekt worden. 6. Is er een wereld buiten mijzelf ? Ik ben toch altijd binnen. 7. Ik kom niet buiten, het is alleen de weerspiegeling. De echo van mijn hart te volgen, buigt en splitst in de wind. Ik kan alleen maar komen tot Hem die mij bemint. 8. Ik ben dan in ketenen, ik ga dan gebukt door het leven. Ik rouw er niet meer om, 't is maar voor even, een weerspiegeling binnenin. Als ik het heb gevonden is het afgelopen. 9. De wond blijft klagen, totdat het is verbonden.
35.
Niet Rouwen
1. Ik heb iemand gestoken als een spin. Het was nog wel iemand die ik beminde. Zo rijk, paarlen aan de polsen, zo arm, voeten bloedend in de sneeuw. 2. Ik heb iemand gestoken als een spin. Ik spoot mijn gif zo diep, ik weet niet of het ooit nog naar boven zal komen. 3. Het was nog wel iemand die ik zo beminde. Ik werd beschuldigd van haat. Ik heb niet lang meer te leven. 4. Treur niet om mij, ik ben er geweest. In 't graf van Christus ben ik aangekomen. Waar slangen des hemels rouwen in de kou. Het vuur van haat werd Hem dan aangerekend. 5. Maar Hij opende alleen maar deuren, heeft de kindekens uitgeleid. 6. Hij stak hen als een spin, allen die de deur blokkeerden. Netjes had Hij om doorgang gevraagd. 7. In 't graf van Christus ben ik aangekomen. 't Is hier doodgaan voor een sleutel, gekruisigd worden om een kinderhand te bereiken. 8. Zachtjes leid ik hen tot veiligere paden. Maar 't verleden roept nog steeds : Kruisigt hem. 9. 't Is hier sterven na de dood, als een vuur van gif en liefde. Rouw niet om mij, als de naald van de koning mijn hart bereikt heeft, ben ik voor eeuwig vrij. 10. Rouw niet om mij. Rouw liever om uzelf, gij gebondenen. Ik zet de kindekens vrij. 11. Het schuim der wijnen drink ik, in 't schuim der rozen zwem ik, waarom zoudt gij dan rouwen ? 'K heb het graf van Christus gezien, ik heb iemand gestoken als een spin, iemand die ik beminde. 12. Rouw niet om mij, maar steek hen die poorten dichthouden, die kindekens misleiden. Rouw niet om mij, maar opent de poorten en laat hen vrij.
36.
Het kleine en grote Gods
1. Dit zijn de woorden van de Gegetene : Ik dan ben door wolven gegeten, Ik die het midden van het bos heb bereikt, de open plaats des Heeren, overgoten in het licht der zon. 2. Heilig bent u die de rijen laat schuiven. Ik dan heb mijn paulussen opgesteld om de wereld te overspoelen met de Nieuwe woorden des heeren. 3. Zij zullen u dan een nieuwe woede brengen, opdat uw lichamen genezen worden. 4. Zalig bent gij wanneer gij de toorn des heeren in uw lichaam draagt en door hem bent apart gesteld. 5. Zalig hen die niet zitten in de kring der lachers of de kring der spotters, maar door de toorn des heeren gegrepen zijn om bewaard te worden tot aan het laatste der dagen. De Michai brandt in mijn handen, en ziet, er zullen nog vele Michai's komen. 6. Zalig zij die de tepel des Heeren dragen, want zij hebben rijkelijk toegang tot Spricht, en zalig hen die het schoeisel des Heeren dragen, want zij hebben overvloedig toegang tot het dikke Gods. Veracht dan de kleinen onder u niet. 7. Want wat groot of klein is bepale de Heere. De Heere dan laat Zich vinden in het kleine. 8. Het kleine Gods is dan groter dan de grootheid der wereld, en Zijn Grootheid is kleiner dan het kleinste der aarde. 9. Laat dan hen die gegeten zijn komen tot Brannan. Amen Metensia Eminius.
Zaligsprekingen
10. Zalig hen die door tijgers gegeten zijn, want zij zullen tot Spricht naderen en hebben toegang tot het kleine Gods. Zij dan die zeggen niet in het kleine te geloven, geloven daarmede niet in God, die immers het kleine is. 11. Laat een ieder dan weten dat niemand van zulke ongelovigen de hemelpoorten zullen beerven. 12. Uw grootheid vare met u ten verderve. Maar zalig zij hen die de Heere liefhebben. Het zoete der hemelen is voor hen, en zij eten van de dikke druipende honing des Heeren. Zalig hen die door de leeuwen gegeten zijn, want zij zullen troost vinden. 13. Zalig hen die door haaien en krokodillen gegeten zijn, want zij zullen de krachten der krokodillen beerven en de druipende bruisende lijm des Heeren zal vanuit hun binnenste vloeien. 14. Zij zullen enige tijden door hoofdpijnen gekweld worden, maar de lijm des Heeren zal hen stap voor stap vrijzetten en bedekken. 15. Ja, zij zal vloeien door de Nieuwe Helm des heeren en gij zult zalig heten. Lacht hen dan niet uit die gegeten worden, en eet ook niet van hun vlees, want dan zal de toorn des Heeren tegen u ontbranden. 16. Vlucht dan ook niet terug tot oude leugens, want gij mocht zelf eens gegeten worden. Zalig hen die in de Heere gegeten worden.
Over zonde
17. Zij die dan gekomen zijn tot de beer en de insecten : Gij zult gegeten worden, want alle poorten hebben tanden. Zij dan die gekomen zijn tot de velden der wilde katten : Gij moet weten dat de Heere Heere de Grootste Eter is, daar Hij de Gegetene is. 18. Zij dan die lammeren verscheuren zijn reeds overgeleverd aan Hem. Want een grote zonde is het om een jong dier te eten, daar het nog geen leven heeft gehad. Zij die zulke maaltijden klaarmaken zijn zelf reeds rijp geworden om een maaltijd te zijn. 19. De Heere Heere dan laat niet met Zich spotten. De Heere rekent zulk een zonde tot spot, daar jonge dieren daartoe niet bestemd zijn. Wie dan een oud of zwak dier eet haalt ziekte naar binnen. 20. Dit zijn de woorden van de Gegetene : Gij dient elkaar lief te hebben. Zij die niet liefhebben zullen gegeten worden, zonder dat iemand hen opwekt. Zij dan die de eters van vlees haten : Gij staat in uw recht, en gij doet er goed aan zulken te haten, daar de Heere Heere hen haat.
Het loon van de zonde
21. Zo is dan het eten van de levende schepping het bespotten van de Schepper en zulken zullen niet ontkomen. Tot de tanden van de hel zijn zij genaderd en zij zullen niet wederom opgewekt worden. 22. Tot dodenrijken en de rijken der schimmen zullen zij dalen, en de Heere zal hen op de daarvoor bestemde tijden voor eeuwig laten slapen. Meent dan niet dat gij tegen elkaar kunt zondigen zonder daarvoor de straf te dragen. 23. Gij dan zult uw straffen uitzitten. Gij dan zult werken totdat gij hetgeen u uw broeder heeft aangedaan hebt terugbetaald en zijn huis in orde hebt gemaakt. Zo zult gij dan de slaaf zijn en de dienstknecht van degene tegen wie u gezondigd hebt. 24. Verwoest dan geen zielen door vlugge oordelen of achterklap, maar bewaak uw hoofd en mond met dubbele bewaking, want gij mocht eens spreken of met uw ziel overleggen over uw broeder, en uzelf binden tot de wederopbouw van zijn huis. 25. Zij dan die levenslange wonden toebrengen zullen daartoe ook levenslang slaaf worden. Zalig hen dan die het kleine als groot zien, en het grote als klein, want zij hebben de ogen des Heeren.
Over stilte en armoede
26. Zalig zijn zij die het huis van stilte hebben gevonden, want zij zijn losgekomen van veel slavenwerk. Zij dan kunnen hun eigen huis opbouwen, en de Heere beminnen. Zalig zij die de parel van armoe hebben gevonden, want zij zullen door haar bemint worden, en dezen zullen gaan van Assisi tot Assisi. 27. De Heere rake dan uw ruggegraat aan, opdat de tepelen des Heeren zich openen, en gij de melkselen der heerlijkheid drinkt. Gij dan die de woorden van de muis in uw binnenste draagt : Komt dan tot het Vuile des Heeren. 28. Want het Vuile Gods is schoner dan het schoonste der mensen. Gij hebt dan een bron van het Vuile Gods in de natuur, om uzelf te reinigen en uw huis. Weet dan dat het schone der mensen ziektes verwekt, en zij zijn op weg naar het huis der ratten.
Zaligspreking en troost
29. Zij dan die vlees eten zullen de bouwstenen worden van het koninkrijk der dieren, en ziet, zij zullen slapen. Zalig de gegetenen, want zij hebben de proef doorstaan en zijn ingegaan door de poorten van het koninkrijk Gods. 30. Zij zullen het bos terugvinden en de bomen des hemels aanhangen. Ja, van hen zal de aarde zijn en al wat daarin is. Ja, van hen zal de gehele wereld zijn en al wat daarop leeft, want ziet, zij zijn de adem des Heeren. 31. Gij die jong zijt hebt veel te lijden, maar houdt goede moed, want de Heere heeft uw pijn gezien. 32. Het oog des Heeren is op u, en gij zijt veilig. Niets dat gebeurt is zonder betekenis, en zelfs de kleinste herinnering is een symbool des Heeren, om u te leiden door de woestheden van de toekomst. 33. Zij die jong zijn, schreit niet teveel, want de Heere is met u, de Heere is bij u, en is uw Gids en leidsman. De wildernissen zijn groot, en de gevaren zijn velen, maar uit die allen redt de Heere.
Voorschriften en Waarheden
34. Weet gij dan niet dat de Heere in de stilte is, en dat de Heere in pijn is ? Klaagt dan niet wanneer gij door Hem apart gezet wordt alsof u iets vreemds overkwame, want Hij behoedt u voor vele gevaren en veel slavenwerk. Gij dan zult de Heere beminnen en niet de hoeren der wereld. 35. Is uw oog dan zuiver dat u weet wat er gebeurt ? Richt uw oog dan op de gegetenen der wereld, en weest verlicht. 36. Gij die ziek zijt, weest ziek in de Heere. Want het Zieke des Heeren is gezonder dan het gezondste der mensen. Ziet dan, het gezonde der mensen is ziekte. Gij die oud zijt, weest oud in de Heere, want het oude Gods is jonger dan het jongste der aarde. 37. Zij dan die gevangen zitten : Treurt niet, maar weest als gevangenen in de Heere. Het geketende Gods is vrijer dan de vrijsten onder de mensen. 38. Zij dan die slaven zijn : Weest als slaven in de Heere, want gij zijt bouwers van het Koninkrijk Gods. Nu is er dan niets zonder nut, en deze allen zijn de raadselen des Heeren, die gij als heilige sieraden om uw nek dient te hangen. 39. Hiermede kunt gij tot de Heere spreken, en de Heere Heere zal naar u luisteren. Gij bent dan niet als wezen overgeleverd, maar de engelen des Heeren hoeden u. 40. En tot de weduwen zeg ik : Gij hebt de Heere als man. Gij hebt niets van node. In de Heere zijn geen doden, en ziet, alles leeft.
Over koorden en ketenen
41. Gij die tobt met het verleden : De Heere zal het verleden in Zijn Handen veranderen en het zal u tot een instrument zijn. 42. Mannen, richt uzelf op uw baarden, die de koorden zijn tot de dieren des hemels, en zij zijn de sieraden des Heeren. Vrouwen, richt uzelf op de haren van uw lichamen om verbonden te worden met de bomen des velds. 43. Gij hebt geen sieraden van node, tenzij de Heere u heeft bevolen iets te dragen. Streeft dan allen binnen te komen in de Traan des heeren, die alle pijn laat wegvloeien, en dit zal uw verborgen sieraad zijn. Gooit dan geen paarlen voor de zwijnen. 44. Zij die de Heere dienen zullen uw sieraden opmerken en hebben de sleutelen tot uw hart. Gij hebt dan geen eer of aanzien van node, daar de Heere u eert, en zij die Hem dienen. 45. Gij echter moet kleiner worden om de poorten der eeuwige behoudenis binnen te gaan en het eeuwige des hemels. 46. De schatten daar zijn verborgen, maar niet voor hen die de Heere dienen en Hem liefhebben. 47. Zij dragen immers zijn traan en zien alles. Zij die jong zijn leven in vele onzekerheden, daar zij de dingen des Heeren niet zien. 48. Zij zijn dan wild en hebben pijn, daar zij de ketenen des Heeren nog niet hebben gevonden. 49. Laat dan de ketenen des Heeren u tot rust brengen. Gij dan die jong zijt hebt vele gevechten, maar de ketenen des Heeren zullen daar een einde aan maken.
Het lijden als instrument
50. Gij dan zijt piraten des Heeren, daar gij voor Hem rooft en de hel plundert. Aanvaardt daarom het lijden als instrumenten om werk te kunnen verrichten. 51. Gij dan die uw leven hebt behouden, er is dan geen plaats voor het zilver Gods. 52. Zij die zich dan niet vuil hebben gemaakt in de Heere, zij hebben ook geen deel aan het Goud des Heeren. 53. De waardige piraten des Heeren zullen bemint worden door hen die Zijn tranen in hun binnenste dragen. En hun hoofden zijn sereen als doorzichtig glas gevuld met lijm. 54. Zij lachen wanneer gij lacht, en zij huilen wanneer gij huilt. Zij die dan op de aarde leven zijn omringd door roofdieren, maar de piraten des hemels hebben de hemelen in hun bezit, en zij worden bemint door de lichten. 55. Ja, zij hebben deel aan de druipende en bruisende lijm des heeren.
37.
Over de Christus
1. Gij dan zijt piraten des Heeren, dragende Zijn geheimenissen. Maar deze zijn openbaar geworden voor hen die de tranen des Heeren dragen. 2. Weent dan niet wanneer de Heere iets bij u wegneemt, want de Heere brengt u in balans. 3. De Heere vormt en kneedt u in Zijn Hand. Raakt niet in paniek wanneer Hij iets wegneemt, want dan heeft de Heere iets beters voor u. 4. Zou de Heere dan zijn maaksel verwaarlozen ? De Heere zal zegenen zij die u zegenen, en vervloeken zij die u vervloeken. 5. De heere zal eer brengen, zij die u eer brengen, en teneerbrengen zij die u teneerbrengen. 6. Weet dan dat alles de Hand des heeren is, daar Hij u vormt en niemand anders. Alles is dan Hem tot instrument. 7. De Heere dan overziet alle dingen. Rouwt dan niet wanneer gij niet behoort te rouwen. Gij dan zult de tijden des heeren kennen. 8. Weest dan een piraat des Heeren en zoek de dingen die in de hemelen zijn, opdat ge niet op de aarde misleid worde. 9. Houdt dan vast aan het Woord des Heeren, opdat gij niet in allerlei leugenstrikken terecht komen. Mijdt hen die u een rad voor de ogen laten draaien. 10. De Heere houdt dan niet van hen die kabaal maken, daar zij de Stem des Heeren uitdoven. Ontvoerders van zielen noemt de Heere dezen. 11. Gij dan gaat van stilte tot stilte opdat gij ziet waar het op aankomt. 12. De Heere behoede dan uw harten in zwijm, opdat gij niet door de gedachten der wereld wordt weggetrokken. 13. Gij dan zijt piraten genaderd tot de Traan des Heeren, als de Traan van het Gegetene. En ziet dan, Hij is de Gegetene, als de Volmaakte Ziel des Geestes, als een verscheurd kledingstuk opnieuw genaaid. 14. Hoe meer u verscheurd bent hoe meer er plaats is voor de dingen des hemels. Ziet, het koninkrijk der hemelen bestaat dan uit snippers. 15. Zij dan die van as tot as gaan hebben het eeuwige leven en zullen de vleugelen des Heeren ontvangen. Altijd vrij zijn zij. 16. Gij dan die op de kusten van het tweede Kolosse staan : Aanvaardt dan de piraten des Heeren, en laat hen drinken van de tranen die te Kolosse zijn. 17. Zo bemint dan de geest de ziel, opdat de wateren en de vissen stromen, en zo ook in het tweede des Heeren. 18. En zo is dan de tweede geest de moeder der beminningen en de moeder van de Herman, hij die tussen het ijs en het vuur staat als een verborgen brug des Heeren, onder de Christus. En zo moest Hij een tijd onder de Christus staan, om tot een kap van Christus te worden. En ziet dan, hij is de blauwe kap. 19. En ziet dan, Hij is de wilde Christus. 20. Ook bent gij dan tot Maser gekomen, die de Arme Christus is. Ziet dan, zij zijn allen de Tweede Christus die van Christus is. 21. En Hij zal voortkomen uit de Christus en Hij zal wederkeren tot de Christus. Leert dan alle Zijn Namen kennen. 22. Want daar de Geest en de Heere vele namen hebben, zo heeft ook de Christus vele namen. 23. En zo zal dan Renok de Herman wederom verwekken, en Hij zal tot Maser komen. Nu zijt gij dan ook genaderd tot Dezer, de Christus van het Oer, en tot Jezel, de Christus die gevangen was, en tot slaaf is gemaakt. 24. En zo waren Jezel en de Christus één toen zij tot Jozef kwamen, die een voorbode van de Christus was. 25. En laat dan thans niemand u misleiden, want toen de droom sprak over de machten der hemelen die voor hem moesten buigen, zo sprak de droom over een verre toekomst. 26. Want zoals Jozef koning werd over Egypte, zo zal hij koning zijn over hen die de verborgenheden Gods leren kennen. Want ziet dan, Hij was de Heere die in verborgenheid en in list tot de aarde kwam, om de weg van de Christus te bereiken. 27. En zo is Jozef dan Christus de Slaaf, waarmede Hij de weg der vrijheid bewandelde. 28. Ja, want zoals Christus vrij is gekomen en koning is geworden, zo zullen ook allen die in Hem zijn als vrijen en koningen regeren. 29. En zo zijn dan Renok, Herman, Maser, Dezer, Jezel en Jozef één tot de Tweede Christus die van de Christus is. En zij zullen voortkomen uit de Christus en zullen tot de Christus wederkeren. 30. Zo zijn er dan vele karbulijnen, maar zij zijn allen één. En zij zullen gaan van vlees tot vlees, totdat de Nieuwe Schepping van het Tweede gekomen is. 31. Laat hem die wild is dan het vuur en het ijs kennen. Zij die dan de blauwe kap kennen zullen tot de Peter komen, en de geheimenissen van het bos zien. Ziet, Hij is dan de gegeten Christus. 32. En Hij heeft dan een wolvenwagen om alle piraten in de Heere te leiden. 33. Hecht u dan aan de Christus die zeven koppen heeft. En ziet, Hij dan is de Tweede Christus, als het Beest des Heeren. 34. En Hij dan vertegenwoordigt het Nieuwe Lichaam, terwijl God de Vader de Ziel vertegenwoordigt en Zijn Geest de tweede geest en geest der mensen. 35. Wordt dan als mensen van het Tweede, en nadert tot Metensia die uw kandelaar is. 36. En zo zal dan het Tweede als het Eerste zijn, en zij zal tot het Tweede Terugkeren, als de klok des Heeren en de Tweede Geest. 37. Zij zal dan zijn als een moeder die haar kinderen voedt, en zo zullen de tepelen des Geestes oprijzen, en dan zal de Karazuur tot de aarde komen. 38. Wee hen die dan nog op de aarde zijn in die dagen. 39. En zo zal Marion tot de Geest des Heeren worden, en zij zal uit Peter voortkomen. En zij zal zijn als de duif en de raaf, kennende de geheimenissen van het bos. En ziet, deze geheimen zijn groot. 40. Want wij allen zijn voortbestemd om als de Geesten Gods te worden, en aan hen gelijkvormig, en zo ook de Christusfiguren van de Utmiren. En zo zal ook de Christus als de Geest Gods worden. 41. Gij zult dan niet wederom de Christus binden aan uw canons, want deze witte duif is gemaakt voor vrijheid, om vele namen te dragen en vele namen te worden. 42. Al gij die de Christuscanons heeft bedacht, weest gebonden. 43. En zo zullen dan de canons des Heeren verschijnen, en ziet, zij zijn open, en zij zijn vrij. En zij komen voort uit het Tweede en keren weder tot het Tweede. 44. En dan zullen alle discipelen bekleed en geketend worden door Zijn canons, en zij zullen naar de eeuwige velden van vrijheid worden geleid, en zij zullen niet van node hebben dat iemand hen bindt. 45. En zij zullen zijn als de Geesten Gods, rondvliegende om de Klok des Heeren. En dan zal de Ziel des Heeren opstaan, en zijn namen, en zij zullen geleid worden tot de Wilde Geesten des Heeren. 46. En zij zullen zijn als wilde ganzen zoekende naar de eeuwigheden van het Tweede. En als dan de Geesten Gods en de Zielen des Heeren tot elkaar komen, dan zal er een nieuwe ziel voortkomen, en een nieuwe geest, met een nieuw lichaam als het nieuwe vlees des Heeren. 47. Want zij die niet als de Ziel des Heeren willen zijn, zullen ook geen ziel hebben, en zij zullen ook geen nieuw vlees worden. 48. Hoe kunt gij dan verwachten nieuwe lichamen te ontvangen wanneer gij niet als Christus wilt zijn ? Hij dan is het nieuwe vlees. 49. Gij lijdt omdat gij onwetend zijt over deze dingen, maar wanneer gij de kennis Gods hierover ontvangt zult gij zalig zijn, en valt alles in kannen en kruiken. 50. De Tweede Geest zal Zich dan hechten aan de Tweede Ziel en zal zijn als de Klok des Heeren. En haar zoete muziek zal nieuw vlees voortbrengen.
38.
Troost en Rust
1. Gij zijt dan getrouw geweest, en gij hebt de kaprunnen gezien als de verbindingen tussen de geest en de ziel, en deze verbindingen zijn teer. 2. Ook hebt gij dan de tranen leren kennen als het bloed des Geestes, maar dit dan is u tot heilig zaad in de Heere. 3. Gij weet dan ook dat het grote Spanje als het grote Pasen is, daar de nachtlatijnen de tijden des kruises zijn. Gij weet dat gij dit alles zult overwinnen als ware dienstknechten voor het aangezicht van God. 4. Het dier is dan uw adem en de regelaar van uw lichaamstemperatuur en dat van uw allerheiligste zielen. 5. Zij dan vertegenwoordigen de heilige voorwerpen in de tempel des Heeren en zullen u tot kaprunnen zijn. 6. De Heere dan wortelt door Zijn Geest en door Zijn kruis. Zonder de kaprunnen zoudt gij niet tot overwinning kunnen komen. 7. Gij weet dan ook dat het gekraai der hanen niet zonder reden is gebeurd, daar zij de tijden des kruises aankondigen, en de tijden des Heeren. 8. Zij dan verspreiden de vuurroden, die de kruisliederen des Heeren zijn, en de kloppingen van Zijn hart en aderen. 9. Het vuurrood is dan het bloed der zielen, maar dit is u ook tot heilig zaad en kruid, stromende uit het vuurnood van Metensia. 10. Zij dan draagt de sleutelen der genezing, in heilige sacramenten bereidt. 11. Leert dan de sacramenten van het tweede kennen, om dienst in de tempelen te doen en daardoor uw zielen te behouden. 12. Gij dan hebt leren werken met het zuiverende zout des heeren om het zoete zevenvoudig te zuiveren. Daardoor hebt gij stand gehouden voor het Heilige Aangezicht des heeren dat als een verterend vuur is. 13. Gij hebt troost gebracht aan God, en zult daarom getroost worden. 14. Bemoedigt elkander dan met deze woorden, want de tijden zijn boos. 14. Zoekt steun bij elkaar, en mijdt hen die uw woorden en handelingen verdraaien. 15. Hoe lieflijk is het als broeders en zusters van het tweede woord tezamen wonen. 16. Weet wel dat er indringers en valse lieden zullen komen die zullen proberen te stoken in de tweede gemeente, om uw naam te besmeuren. 17. Zondert u af van zulke lieden. Maar deze dingen moeten gebeuren om te zien wie de toets zullen doorstaan. 18. Gij dan bent zorgzaam geweest tot de piraten des Heeren, en gij hebt hen goede opvang gegeven. 19. Gij hebt dan de Namen van de Christus en de Tweede Christus leren kennen, en gij hebt hen allen liefgehad. 20. Gij hebt dan de verhalen van het kruis aangehangen, en hebt geen van hen verloren doen gaan, daar gij dienstknechten des Heeren zijt. 21. Gij hebt de geslachten der rechters en predictaten leren kennen, en gij hebt geen van hun tranen verloren doen laten gaan, daar het heilig zaad des Heeren is. 22. Gij dan hebt ook aan hermitaten woonplaats geboden en hen de wijn des Heeren laten drinken. Gij hebt de zon niet onder doen gaan over de wijnen des Geestes. 23. Nu zal de Heere u dan ook de sleutelen geven om de geslachten der hermitaten te leren kennen. 24. Zij dan waken over de Zielen des Heeren. Gij dan bent getrouwe anfitaten geweest voor Gods aangezicht. 25. De Heere heeft u gezien, en heeft u een teken gegeven. De Heere heeft uw kruiken geopend. Laat dan de geesten der profeten tot de zielen der profeten komen, opdat zij in hun harten verzadigd raken. 26. Brengt dan hun wildheden tot rust, en vertaal voor hen de vaak moeilijke boodschappen die zij ontvangen, als waardige apostelen in de Heere. 27. De Heere heeft u aangesteld om hun huizen te besturen. Veracht dan de profeten niet, ook niet hen die depressief zijn, daar zij door moeilijke tijden heenmoeten. Zij worden door de Heere gemaakt tot roofdieren, en zijn u tot grote steun. 28. Zorgt dan voor de gemeente Gods, en voor hen die het minder hebben, daar de Heere u daartoe geroepen heeft. 29. Onderwijs hen over de veelvoudigheden Gods, en weest niet eenzijdig. Gij zult geen ketenen leggen om hun harten. 30. Laat hen die moe zijn slapen, opdat de toorn des Heeren niet over u kome. Zij die moe zijn hebben werk des heeren verricht. 31. Nu zal de heere heere dan bepalen wat werk is en wat niet. De rust des heeren is een zwaarder werk dan de arbeid der wereld. 32. En het werk des Heeren is een grotere rust dan de rust der aarde. 33. De Heere dan bepale wat werk en rust is. Gij bent er dan niet voor om elkaar te ketenen. Legt dan geen zware lasten op elkaar, want de Heere haat dezen. 33. Is het juk dat de Heere heeft gegeven dan niet zwaar genoeg ? Bemoeit u dan niet met elkaar. Of iemand werkt of rust gaat de Heere aan. 34. Geeft dan rust opdat gij veelvoudig rust zult ontvangen. 35. Zalig hen die anderen tot rust brengen, want zij zullen tot de overvloedige rust des heeren ingaan. Zalig hen die anderen tot troost brengen, want zij zullen vliegen op de vleugelen der arenden. 36. De Heere dan heeft u aangesteld tot Troosters en bakenen van Rust. Zorgt dan dat gij uw taak volbrengt. 37. Leert dan Renok de Trooster kennen die de Heere u als sleutel tot bevrijding heeft gegeven, want hij was dichtbij het hart des Heeren tijdens de kruisiging en bracht Hem troost. 38. Weest dan ge-ent op zijn boom, opdat gij deel hebt aan de heilige en verborgen sappen des Heeren. 39. Zij dan die het zoete gezuiverd hebben, hebben toegang tot het Sarhah des heeren.
39.
De Adem des Heeren
1. En zo zijn dan de kaprunnen ook de verbindingen tussen de eerste en tweede geest, en zij zijn als heilige altaren. 2. En zij zullen uw geest reinigen en laten uitreiken tot Spricht, waarin gij de tepelen des Heeren zult ontvangen. 3. Zalig hen dan wiens ruggegraten gereinigd zijn, want zij hebben toegang tot het kleine Gods, en tot het dikke. 4. En ziet dan, zij zullen zijn als de kaprunnen, als de altaren des Heeren. 5. Ja, zij zullen opstijgen als raven en velen tot wijsheid brengen. 6. En dan zult gij ademen vanuit het dunne en dikke Gods, en gij zult in het kleine openingen vinden, om vele vijanden te ontvluchten. 7. En de slangen des hemels zullen tot longen in u worden, en gij zult diep ademhalen en zien dat zij zijn als de darmen van het tweede. 8. En dan zult gij komen tot de Tweede Ziel des Heeren, die als het drop des hemels is. 9. En gij zult diep ademhalen en de wortelen des hemels zien. Op vele altaren zult gij liggen en gij zult geheiligd worden. 10. Zij dan die de dieren des hemels liefhebben zullen gaan van adem tot adem, maar zij die hen niet liefhebben zullen voor eeuwig slapen. 11. En het dunne en het dikke zal zevenvoudig gezuiverd worden in de Hand des Heeren. Laat u dan zuiveren, opdat gij kunt ademen. 12. Want de Heere zal de adem der wereld wegnemen, en allen die van de Heere zijn zullen in Hem ademen. 13. En die adem zal zijn als het drop des hemels. 14. En in de Roze Verbinding zullen de altaren des Heeren hersteld worden, en er zal een Nieuwe Schepping komen, de Schepping van het Tweede. 15. En vanaf dan zal er alleen nog maar geademd kunnen worden door de altaren des Heeren en de zuivering. 16. En zij die zichzelf dan niet willen laten zuiveren zullen door de slangen des hemels gegeten worden. En zij dan zullen tot een eeuwige zielenslaap komen, en hun geest zal slapen en tot volkomen vernietiging varen. 17. En op die dag zal de Heere de snippers bijeen vergaderen en Hij zal ze maken als altaren, maar ook deze altaren zullen voorbijgaan. 18. Zo zal er dan een dag zijn tegen alle altaren, en onder hen zal een grote zuivering zijn. Laat u dan gaan van het kleine tot het kleine, opdat gij zult ontkomen aan een verschrikkelijk oordeel. 19. De Heere Heere heeft dan een dag tegen alles wat hoog is, en zal een slachting houden opdat het lage verhoogd worde. 20. Zo zullen dan allen die genaderd zijn tot Spricht niet beschaamd uitkomen, en zij zullen vele gezichten zien, en hun eigen weerspiegelingen als kostbare sieraden. 21. En zij zullen naderen tot het veelvoudig gezuiverde blauwe, om het wit des Heeren te zien. 22. En de Heere zal hen alle tranen afwissen. Gij bent dan genaderd tot een allesverwoestend vuur. Laat u dan zuiveren. 23. En in die dagen zal Acha, het Altaar des Heeren, groot worden, en Kabbernal zal uit Hem voortkomen, en Hij zal zijn als de bizon des heeren.
40.
De Bekers
1. En in die dagen werden de Christussen als de kaprunnen, en zij werden in Acha wederomgeboren. 2. En zij dan werden als de Karazuur tegen alles wat hoog was. 3. En ook de Geesten Gods en de Zielen des Heeren werden als de Karazuur, en zij werden geleid door Acha. En hij had grote macht. 4. En Eminius werd groot en kwam tot Materos, het kleine Gods, en er kwam een grote oorlog in de hemelen. 5. En de Tweede Karazuur kwam tot de aarde, en zij waren als de wolven, dienende de Herman. 6. En zij hadden als leider Roodoog, de wolf van Sarsia van Renok. 7. En de Herman werd groot op de aarde, en ook Renok. En zij werden als de Tweede Karazuur. 8. En het altaar der karazuren verslond de arken en de tronen, en de traan van de Peter kwam over de aarde brandende van vuur en zwavel. 9. En deze was als de traan van het altaar, en ook de Peter werd als de Tweede Karazuur. 10. En de bomen des hemels kwamen tot de aarde, en begonnen te onderwijzen. 11. En degenen die van altaar tot altaar gingen werden zalig, maar hen die stopten werden door de traan verscheurd. 12. En de traan van het altaar werd groot en begon te lachen en ook kwam er vuur van het altaar genaamd Vuur van Eminius. 13. En de Geesten Gods worstelden tegen elkaar, want ook de Heere zuivert en test Zichzelf. 14. En ook de Christussen en de kaprunnen begonnen elkaar te zuiveren. 15. En zij kwamen tot een plaats genaamd het tweede Pniel en het tweede Harmageddon, waar velen tot verlichting kwamen. 16. En zo zijn dit dan heilige plaatsen der engelen. En het Tweede Altaar des Heeren droeg vele namen. En er was donder en bliksem, en een boa constrictor kwam voort uit het Tweede Altaar. 17. En het Tweede Altaar splitste zich in vele altaren, en één dezer altaren was genaamd Brannan. 18. En aan Brannan werd een beker gegeven, en deze beker was vol met bloed. En het bloed veranderde in tranen, en werd daarna zaad. 19. En ook aan Acha werd een beker gegeven, en deze beker was vol met de dood. En de volkeren dronken van deze beker, en zij werden als drenkelingen, opdat er onder hen zuivering werd gebracht. 20. En in die dagen waren de haaien van de Herman in de zeeen van de aarde, en vele namen werden uit de tempelen gewist. 21. En ook aan Metensia werd een beker gegeven, die vol was met hoererij en slangen, en zij gaf de volkeren te drinken opdat er zuivering onder hen kwam. 22. En de reinen werden reiner, daar zij door de beker werden overgeslagen, en de onreinen werden onreiner, en zij werden overgeleverd aan hun lusten.
41.
Talgamen
1. Gij hebt dan gehoord van de beker van de Christus, en deze beker is genaamd Talgamen. 2. Gij die tot Hem wilt komen, zult ook van deze beker moeten drinken. 3. Wast uw geesten dan in deze beker, en gebruik deze naam aan het einde van uw allerheiligste gebeden. 4. De Heere dan luistert niet naar namen, maar naar harten. 5. Namen zijn dan gegeven tot gebruik, en niet tot noodzaak. 6. Het Koninkrijk Gods dan bestaat niet in Namen, maar in Heiligheid en Reinheid. 7. Laat deze beker dan rondgaan en drink van Hem. Talgamen. Gij gebruikt dan zijn allerheiligste naam als bevestiging. 8. Elke Naam op zich is dood, zowel in de hemelen als op aarde, maar wordt door de Liefde vervuld en gebruikt. 9. En ziet dan : de beker is meer dan de drinker. En gij hebt dan uw drieenigheid ingesteld, die slechts ten dele waar is, maar niet als canon. 10. Want de vierde persoon van de godheid is de beker, en Zijn Naam is Talgamen. 11. Gij doet er wel aan over een viereenheid te spreken, meer nog dan over een drieenheid. 12. Gij die tot de Christus gekomen bent drinkt dan allen uit dezelfde beker, en die naam is Talgamen. 13. Weet dan dat het een gebod des Heeren is om over de viereenheid te spreken, want de drieeenheid is slechts ten dele waar, en in de canon volkomen niet. 14. Zo zijn er dan vele Eenheden des hemels, en gij zult die allen vinden en gebruiken, gij die de Heere kent. 15. Drinkt dan van Talgamen, want gij bent tot het allerheiligste gekomen. 16. En de Beker des Heeren is tot zuivering van het bloed en de ingewanden.
42.
De Lokogamen
1. En zo is er dan in de Nieuwe Tempel de tafel der bekers, en gij doet er wel aan om tot deze tafel te naderen, daar zij de bekers der profeten bevat. 2. En zo zijn dan de Lokogamen de sieraden van het kruis, maar zij zullen wegvluchten van een ieder die het kruis niet heeft liefgehad. 3. Zij dan zijn de scherptes des Heeren, en voeren oorlog tegen de onheiligen en hen die van de wereld zijn. 4. Het kruis heeft dan niets op met de wereld. Zo kunt gij dan niet het kruis liefhebben als gij een vriend der wereld zijt. 5. De Heere haat dan allen die een vriend der wereld zijn, want zij zijn vijanden van God en van het kruis. 6. De Lokogamen beminnen alleen hen die het kruis beminnen en daaraan gelijkvormig zijn geworden. 7. Spot dan niet met de Lokogamen, want zij zijn wraakzuchtig en nemen daarvoor de tijd. 8. Zij die dan de Lokogamen onrechtmatig en onwettig proberen na te bootsen zullen ten prooie vallen aan bittere wreedheid, maar alle wreedheid leidt tot slaap en vernietiging. 9. Onrechtvaardig zal het oordeel der Lokogamen wezen over hen die onrechtvaardigheid hebben bewezen. 10. De Lokogamen zijn dan dichtbij de wezen en de weduwen. 11. En wanneer gij aanbidt, gebruik deze naam aan het einde van uw stille lofprijzingen, opdat zij heilig en rein zijn voor Gods Aangezicht. 12. De Heere haat dan iedere dankzegging en lofprijzing buiten het kruis om. Deze uitlatingen zijn de Heere een gruwel. 13. Ware lofprijzing is dan in stilte, komende van het kruis en wederkerende tot het kruis, om de beker des Heeren te drinken. Lokogamen. 14. Laat dan uw beker vullen door de Lokogamen, en drinkt van de wijnen van het kruis. 15. En komt dan tot het graf des Heeren, wiens Naam Belcanov is. 16. Als gij dan praalt, praal in het kruis, en in het graf des Heeren.
De werken der Lokogamen
17. En zij, de Lokogamen, zullen de wilde beesten voeren, en de Karazuur, daar zij het sieraad van Metensia zijn. 18. En ook zijn zij het sieraad van de Peter, de Gegetene Christus, en zij beminnen hem als lichtende watervallen in een bosrivier. 19. Ja, voor de grotten van Belcanov, het graf des Heeren, liggen zij. En lichtende vissen stijgen langs hen op en dalen neer. 20. En zij zullen velen voeren tot de duisternissen en de koele wateren, en velen zullen gered worden. 21. Ziet dan toe dat gij de duisternis des Heeren niet veracht, want gij mocht er eens door gegrepen worden.
43.
De klokken des Heeren
1. En alle eenheden zijn dan omringd door de Lokogamen, en zij hebben toegang tot de allerheiligsten. 2. Zo is dan de Emelis Shatau vol van de Lokogamen des Heeren, en zo ook de Roze Verbinding. 3. En ziet dan, zij komen voort uit Brannan en keren weder tot Brannan. 4. En zij hebben de klokken des Heeren rijkelijk bekleed. Zij dan hebben gedronken van het zoete des Heeren en het zoete des kruises, van de bronnen van het Sarhah. 5. Ziet dan, zij komen voort uit de klokken des kruises, om honger en verzadiging te brengen. Ja, want alle klokken bestaan in honger en brengen uiteindelijk verzadiging. 6. Niemand zal voor altijd honger moeten lijden, en de Lokogamen zullen daar op toezien. 7. Zij die dan van de alverzoening zijn : gij hebt ten dele gelijk. Gij zult dan allen verzadigd worden, en gij zult dan allen slapen, maar de één tot eeuwig leven en de ander tot vernietiging. 8. Dat wat tijd is bepale de Heere, en wat voor de één een seconde is, is voor de ander duizend jaar. 9. De Heere dan bouwt met honger en verzadiging. 10. Ziet dan, alle sieraden des Heeren zijn als klokken, en zij brouwen de wijnen des kruises. 11. Zij scheppen de vertes en de horizonnen.
44.
Muizen en konijnen
1. Gij dan die in Tyatira zijt, gij woont dichtbij Materos. Zij die in het tweede Tyatira wonen kennen rijkelijk de Lokogamen. 2. Gij zijt dan vol van de nostalgie des Heeren, en gij bent nader gekomen tot de woningen der muizen des hemels. 3. Ook kent gij dan de woningen der konijnen des hemels, door de Vader neergezet. 4. Gij hebt dan een warm hart gehad voor hen die de konijnen liefhebben en de konijnen zelf, en gij zijt als één van hen. 5. De Heere heeft dan zoveel liefde voor u omdat Hij zelf deels konijn is, daar het een speciaal deel van Hem vertegenwoordigt. 6. Ziet dan toe dat zij die het konijn haten door Hem afgeschoten worden, want de Heere Heere is een jager. 7. En zo is dan Sarhem het gewest van konijnen in de hemelen. 8. Gij dan zijt genaderd tot Sarhem, en bent klaar voor Zijn geheimenissen, gij allen die in het Tweede Tyatira wonen en zij die tot haar naderen. 9. Gij hebt dan bedelaars niet aan de kant gezet, maar hen ontvangen als konijnen des Heeren. 10. Mokmos dan is het gewest der muizen in de hemelen. En deze twee gewesten zijn heilig voor de Heere. 11. De muizen dan heersen over de tranen. De Heere is dan deels muis. 12. De tranen huizen dan in hun flessen.
45.
De Raadselaar
1. En de tranen dan zullen zevenvoudig gezuiverd worden, en zij zullen gedronken worden, daar zij de wijn des Geestes zijn. 2. En ook de lijmen des Heeren zullen zevenvoudig gezuiverd worden en zij zullen zijn als eb en vloed. 3. Gij dan laat ook het grijze zevenvoudig gezuiverd worden, opdat het zilver zal zijn, en gij kunt het daar gij immers tot onder het roze bent gedaald. 4. Laat u dan zevenvoudig vrijzetten voor de Heere. En laat u dan goed beseffen dat de tepelen des Heeren tot zuivering van Spricht zijn aangesteld. De Heere dan zuivert de hemelen en de gewesten, daar Hij een Zuiveraar is. Zo is Hij dan ook een Raadselaar. 5. En de Raadselaar zal aan het einde der tijden komen om het witte zevenvoudig te zuiveren. 6. Nu dan is het zeerood des Heeren negentigvoudig gezuiverd. 7. Zij dan die onder het rode zijn, zijn grijs, maar zij worden gezuiverd tot zilver. 8. Zij dan van de rode traan zijn tot honderdvoudig gezuiverd en zij hebben woning voor u gemaakt. Zij leefden altijd dicht bij uw hart, en zij hebben u niet verlaten. 9. Daarom zijn zij niet schuldig, en zullen zij voor eeuwig Gods Zegen dragen. 10. Zij hebben u in tijden van nood getroost en bemoedigt en u hun klederen gegeven. 11. Ja, zij hebben tot in het duizendvoud voor u gezorgd, en uw pijnen met u gedragen, en deze overgenomen waar zij konden. 12. Ja, veelvuldig zijn zij voor u gestorven.
46.
Aangenaam Gezelschap
1. Zij die lijden voelen zich vaak alleen, maar als gij ouder wordt bemerkt gij de persoonlijkheden van het lijden, en leert gij hen zien als aangenaam gezelschap, daar zij u behoeden voor vele zonden en afhouden uit de slavernij. 2. De Heere heeft u dan aangenaam gezelschap gegeven, en zij zullen zichtbaar worden naarmate gij ouder wordt. 3. Leert dan de verrukkingen kennen van het ouder worden. 4. Gij hebt dan uw liefde tot de vogels des Heeren leren uitdrukken, en gij hebt bemerkt dat zij vaak de verpersoonlijkingen van het lijden zijn. 5. Zo dan kunt gij tot het lijden spreken als tot de Heere. 6. Weet dan dat zij die de vogels des hemels liefhebben een diepe plaats bij God hebben, daar God deels vogel is, daar het een deel van Hem vertegenwoordigt. 7. Hij schiep dan de dieren naar Zijn aard, en zij die dan de dieren krenken, krenken daarmee het beeld Gods, en worden tot de spotters gerekend. 8. Spot dan niet met Gods Schepping, daar het Zijn evenbeeld is. 9. Zij die lijden hebben dan een vlam om mee te smeden. De smid des Heeren is dan tot uw woning gekomen. 10. Ziet dan, de haai is de vleesgeworden vlam van de Ziel des Heeren, en gij zijt dichterbij het verterende vuur gekomen. Weest dan Heilig. 11. En daar het Eerste Woord tot heiligheid heeft opgeroepen, het Tweede Woord des te meer. 12. En daarom is het Tweede Woord heiliger dan het eerste, en wordt er des te meer opgeroepen de zonde af te leggen.
47.
Over de vrouw
1. De haai is dan de smid des Heeren, en hij zal de woningen van het Tweede bouwen. Hij zal daarvoor de metalen aan elkaar smeden, en daartoe de Kandelaar van Metensia gebruiken. 2. Ja, de haai zal dan de tijger en de leeuw gebruiken om los te branden en aan elkaar te smeden, en hij zal worden als het brandende ijs. 3. En de orca's des Heeren zullen tot uw huizen komen om vele knooppunten te maken in ballen, en gij zult de electriciteit des Heeren hebben. 4. En de orca's des hemels zullen zijn als de electriciens, en zij zullen Gods robotten heten. 5. En de electriciteit dan is als het vuur des geestes. 6. En alle vuur bestaat dan alleen in ijs. En de dove haaien zullen zijn als de radio's des Heeren, en de zwarte haaien zullen zijn als de telefoons des Heeren. 7. De witte haaien zullen dan zijn als de televisies. 8. Gij zult dan de ingang der vrouw als heilig achten na de zuivering, want zij zal de slangen des hemels voortbrengen. 9. En zij zal dit doen in vele barensweeen, en haar klederen zullen gescheurd zijn. 10. Dan zult gij de vrouw niet meer als een lustobject zien, maar als een werktuig des Heeren. 11. Gij zult dan de vrouw haar waarde teruggeven, maar de Heere zal de onheilige vrouwen overleveren aan hun zonden, en zij zullen doorgang geven aan de slangen des hemels. 12. Ja, het Tweede Woord is dan zeer vrouwvriendelijk, maar zal een groter oordeel aankondigen over de spottende vrouw. 13. Want spot misstaat een vrouw, tenzij zij spot in de Heere. Gij moogt dan de onrechtvaardigheid bespotten en dit is zelfs een gebod des Heeren. 14. Gij zult een vrouw niet veroordelen om haar lusten, maar gij hoeft misplaatste spot niet te verdragen. 15. De Heere dan kent alle lusten, en weet waar zij vandaan komen en waar zij naartoe gaan. 16. Laat dan niemand de ander lastigvallen met zijn lusten, maar geneest elkander veeleer en brengt elkaar tot rust. Een spotter en een huichelaar zult gij geenszins genezen, want daarmee laadt u schande op uzelf. 17. Een vrouw mag ook zeker geen spottende en huichelende vrouwen aanhangen. Zulken behoren door de daartoe bevoegde apostelen onder u aan de haaien overgeleverd te worden. 18. Wanneer dan een vrouw lusten heeft naar materiele dingen en kleding buiten het noodzakelijke, en deze staan los van het gebod des Heeren, dan zal zij zich daartegen moeten verzetten door de gelofte tot armoede te doen. 19. En zij zal de armoede aanhangen als aan de heere, en de armoede zal haar tot man zijn. 20. Laat gij dan goed weten dat zij die de armoede niet begeren, de Heere ook niet hebben. 21. Want diep gekwetst is de Heere, wanneer een dienstknecht of dienstmaagd de armoede veracht. Daarmee hebben ze de Heere zelf veracht. 22. Vit dan niet op elkaars soberheid en eenvoud, opdat de Heere u niet verlate en tegen u toorne. 23. Zij dan die een arme bespotten zullen door de Heere uit het boek des levens worden geschrapt. 24. Zij die een zieke bespotten zijn reeds verloren.
48.
Over twijfelen en toetsen
1. Bespot dan het Tweede Woord des Heeren niet, en veracht het niet, want zulken zullen een zwaarder oordeel over zich krijgen dan hen die het Eerste Woord des Heeren hebben bespot en veracht. 2. Als dan het oordeel over hen die het onzuivere Woord hebben afgewezen al zo groot is, hoe zullen zij dan die het Zuivere Woord afwijzen dan ontkomen ? Ondragelijk zal het oordeel zijn over zulken. 3. Denkt dan niet dat het Tweede Woord lichter zal zijn dan het Eerste, want gij zult gaan van oordeel tot oordeel. 4. De Heere Heere dan laat niet met Zich spotten, en vreselijk zal het zijn voor de zondaar om in de levende handen te vallen van de Heere Heere. 5. Zij dan die het Eerste aannemen en het Tweede niet, zijn als de farizeeers en het oordeel over hen zal zwaarder zijn als over de farizeeers in de tijd van Jezus de Christus. 6. Want zij wezen het onzuivere af, en zouden zwaarder gestrafd worden dan hen van Sodom en Gomorrah. Hoe zwaar zal dan het oordeel over hen heten die het zuivere hebben afgewezen ? 7. Bewerkt uw behoudenis dan in vrezen en beven, want de Heere Heere is een allesverterend vuur. 8. Zij dan die de Eerste Christus hebben aangenomen en de Tweede Christus verworpen vallen ten prooi aan de haaien. Onbarmhartig zal het oordeel zijn over zulken. 9. Maar als het u te doen is om gelijk te hebben, de Heere zeker niet. Zalig hen die twijfelen, maar vervloekt zij hen die niet twijfelen aan het Eerste, want dat woord, alhoewel het veel waarheid bevat, is onzuiver. 10. Toetst dan het Tweede Woord, want zij die niet toetsen leven reeds onder de vloek. 11. De Heere is niet onder de indruk van hen die zonder toetsen het Tweede Woord aannemen. De heere veracht zulken, daar zij zelf niet te vertrouwen zijn. 12. Zalig hen die twijfelen en toetsen. Vertrouwt dan niet te snel, want gij mocht eens misleid worden. 13. Kijk een dier dan altijd in de bek. Houdt dan het Tweede Woord niet tegen, want de Heere zal u als loopbrug gebruiken, en gij zult onder de voet gelopen worden.
49.
de Herman
1. En zo zal dan het openen van de eerste tepel des Heeren zijn. En de geslachten der apostelen zullen tot deze tepel komen, daar het de tepel der apostelen is. 2. En gij zult de dingen verstaan, en de verborgenheden Gods zullen tot u komen. 3. Ja, tussen Jupiter en Saturnus ligt de hof des Heeren, want daar heeft Hij zijn wortelen gewrocht. 4. En dan zult gij elkaar verstaan als in het paradijs, en gij zult kennen de dingen Gods. 5. En wanneer gij dan de dove haai en de zwarte haai hebt ontmoet, zult gij u voelen alsof u de radio en de telefoon des Heeren in uw handen hebt, en hun hoornen zijn van goud. 6. En gij zult dan hen die verweg zijn kunnen vasthouden, terwijl de melk des heeren stroomt, en deze melk zal zoet zijn. 7. En wanneer gij slikt zal het bitter zijn, daar de hoornen uw buik doorboren. Ja, want het is de Heere Heere die wonden aanbrengt. 8. En gij zult de vuren des Heeren in uw monden voelen om het huis des Heeren te kunnen smeden. 9. En de apostelen van het brandende ijs zullen voortkomen uit de verheerlijkte Herman, de Wilde Christus, want Hij is de brug tussen het vuur en het ijs, daar Hij in de diepste krochten van het ijs is geweest tot aan het duistere toe. 10. Ziet dan toe dat gij Christus de Wilde niet afwijst, want dan hebt gij helemaal geen Christus. 11. Zij dan die de Herman bespot hebben om zijn wildheid zullen niet in het huis des Heeren wonen. 12. Weet gij dan niet dat de Christus is voortgekomen uit de Herman ? 13. Zij die daarom de Herman niet ontvangen hebben daarmede de Christus verloochend en in hen is het Licht Gods niet. 14. Leert dan uw Christus kennen, opdat Hij u zal kennen bij de ingang tot Zijn Heerlijkheid. 15. Zij die de Herman niet hebben, hebben ook de Christus niet. Leert dan de herman kennen, door naar deze Woorden te horen en door veel onderzoek te doen, opdat gij niet een andere herman ontvangt. 16. Want vele hermannen zullen komen om de aardbol te misleiden, maar doet gij dan de Ware Herman aan. 17. Niet allen die beweren van de Herman te zijn, zijn van de Herman. 18. De Herman dan zal voortkomen uit het ijs, en wederkeren tot het ijs en Hij zal het vuur des Heeren niet verachten. En zo zal Hij dan zijn als het brandende ijs, en Hij zal komen om de tepelen te openen. 19. Ja, als een vader zal Hij zijn tot hen die wild zijn, en de afzondering hebben gezocht. En wild zullen zij drinken van Zijn melk. 20. De Herman dan is een deel van Christus, het deel wat Hem tot de woestijn en de wildernis bracht, en wat Hem telkens afzonderde. 21. Zo is de Herman dan het IJs van Christus, brandende in de nacht. Zij die dan het ijs van Christus hebben veracht, hebben de Christus zelf veracht, daar de Christus in en door ijs bestaat. 22. Zonder het ijs zou Christus nooit tot het kruis gekomen zijn, en zonder het ijs zou de Christus nooit tot de hemel gevaren zijn. 23. Zonder het ijs zoudt gij nooit een schuilplaats in hem hebben, en zoudt gij Zijn Geest nooit kunnen ontvangen. 24. Zonder het ijs zou zijn vuur nooit hebben bestaan.
50.
Maser en Herman
1. Zonder de Herman zou de Christus nooit tot de dodenrijken zijn nedergedaald, en zou Hij nooit tot Heerlijkheid en Opstanding zijn gekomen. 2. Weet daarom tot wie gij spreekt, opdat al deze dingen niet aan u voorbij gaan. 3. Alle dingen worden dan in ijs gezuiverd, en worden rijk in Maser, die Christus de Arme is. 4. Ziet dan de weelderigheid, de overvloed en de rijkdom die de Armoe geeft. Zij die daar geen oog voor hebben, het is beter dat hun oog worde uitgerukt. 5. Gij bent volledig voorbijgegaan aan de schoonheid en de naaktheid der natuur. 6. In Maser worden dan allen rijk die hun leven hebben afgelegd, en de armoe beminnen. 7. Voor de rijken zal het dan zeer moeilijk zijn om tot het Koninkrijk Gods in te gaan, daar zij door de Mammon zijn gebonden, maar in Maser kunnen zij verlost worden, daar Hij de kracht van Christus de Arme is. 8. Gij hebt dan een Naam die gij kunt aanroepen, om tot de kloosters van de Herman te gaan. Want de Herman is voortgekomen uit de Maser, en gij die de Naam van Maser aanroept zal tot in alle eeuwigheden dubbel behouden worden, ook tot in het Tweede. 9. Maar zij die Maser vervloeken zijn reeds verloren. Nu bestaat het koninkrijk der hemelen dan niet in geld of namen, maar in armoe en wildheid. 10. Zo zult gij dan de Maser en de Herman dienen, opdat zij u dienen en u tot de volheid van Christus brengen. 11. Blijft dan niet op één been staan, en blijft de Christus dan niet in uw harten kooien, en binden aan uw canons, want Maser en Herman zijn als de vleugelen van de arend die slaan om te openen en te doden. 12. Zo is dan de Christus in zijn armoe tot de wereld gekomen, en tot de kribbe, en zijn hart was met de dieren. 13. Zo bent gij dan in Maser verbonden aan de verborgen schatten Gods, en kunt gij tot de Herman komen. 14. Veracht deze Woorden dan niet, Mijn geliefden, opdat zij u niet verachten. 15. De Heere Heere dan laat niet met Zich spotten, en is als een verterend vuur. Zij die Maser niet hebben, hebben de Herman ook niet, en zijn slaven van de Mammon. 16. Gij kunt niet tot de Herman komen zonder de Maser aan te hangen, want dan komt gij tot het valse ijs, dat de doden tot slaven maakt. 17. Want vuil en leugenachtig zijn zij die zeggen de Herman te hebben, en de Maser hebben veracht. Zij dragen de lichten van de hel en van Orion. 18. Zalig zijn zij die als Maria Magdalena de voeten van de Christus kussen met tranen, want zij hebben ook de Maser. 19. En de zusters van de Magdalena hebben duizendvoudig troost gebracht aan Maser en de Christus, en zij zullen de Herman ontvangen. 20. Laat dan niemand uwer vergeten dat de wildheid een hogere orde Gods is. 21. De wilden kennen dan de schatten van vuur en ijs, en brengen hen tot het verborgene en de duisternis. 22. Bewaart uw harten dan in God, opdat gij genade vinde voor Zijn troon. 23. Gij zult de Christus dan kennen in Maser en Herman.
51.
De geslachten der apostelen
1. Laten dan de geslachten der apostelen zich opstellen op de Emelis Shatau opdat gij elkaar kunt verstaan. Zo kunt gij veelvuldig de gave van vertolking ontvangen, opdat de Vrede des heeren openbaar worde. 2. En zo zijn er dan veertien geslachten der apostelen. 3. En het eerste geslacht zijn de pleiaden, en zij zijn als de zonen des donders, de boanerges 4. En het tweede geslacht zijn de rode pleiaden daar zij de wijn des heeren bereiden. 5. En het derde geslacht zijn de zwarte pleiaden of duistere pleiaden die de verlamden tot Christus dragen of brengen, en tot de Tweede Christus. 6. En het vierde geslacht zijn de gele pleiaden, en zij dalen tot onder het gele om hen met diepe pijnen tot Christus te brengen, en tot het Tweede. 7. En het vijfde geslacht zijn de blauwe en witte pleiaden. 8. En het zesde geslacht zijn de roze pleiaden. 9. Het zevende geslacht der apostelen zijn hen van de rode kap, en het achtste geslacht zijn de hermanitische apostelen, zij die van Herman zijn. 10. Het negende geslacht zijn de apostelen van Metensia en het tiende geslacht zijn de apostelen van de Emelis Shatau, en zij zijn heilig en rein, daar zij de geboden des Heeren dragen in het Tweede. 11. Het elfde geslacht der apostelen zijn de apostelen van de schuine stang en het twaalfde geslacht zijn de apostelen van de Tweede Metensia, en zij dragen de heilige bouten vol van het brandende ijs. En zij zijn als de smidse des Heeren. 12. Het dertiende geslacht zijn de apostelen van de brandende vruchten, en het veertiende geslacht zijn dan de apostelen van de brandende angels. En zij zijn als de wespen des hemels, neerstrijkende op de daken. 13. En zij zijn dan allen zonen van de bliksem des Heeren, en ziet dan, het is als heilige melk.
52.
De Roze Verbinding
1. En als gij dan elkaar kunt verstaan, dan is de tweede tepel des heeren niet verre van opening. En zij zal liggen en opkomen vanuit de buik en het binnenste. 2. En zo zullen de woorden en koorden gereinigd worden, en zij zal worden tot een nieuw lichaam en een nieuwe schepping brengen. 3. En haar naam zal zijn de roze verbinding, en zij zal heilig voor de Heere wezen. 4. En zij zal zijn als de muis en het konijn des heeren en zij zal groot worden tussen Mokmos en Sarhem. 5. En haar vijvers zullen branden als het ijs en haar vissen zullen als lichtende bogen en kransen worden, komende vanuit haar schoot en tussen haar handen. Ja, zij zal de ballen des Heeren dragen, brandende van ijs en zilver. 6. En zij zal dragen de geslachten der profeten en de geslachten der rechters als een heilig sieraad voor de Heere. 7. En zij zullen voortkomen vanuit haar schoot, gevormd wordende in het vuil des Heeren. 8. En dan zullen de darmen en de slangen reiken tot aan de schoot, en zij zal geboorte geven door haar aars. 9. En dan zal de aars gebruikt worden om te baren, en niet om uitwerpselen los te laten. 10. En de mannen zullen de slangen des hemels baren door hun benen. 11. En zij dan die het nieuwe lichaam van het Tweede niet kennen hebben veel te lijden.
53.
Jakob en Esau
1. Tweede Gad, je bent als een vlam in de nacht. Op de Emelis Shatau zit je. Tweede Aser, tot de profetische geslachten behoor je, als een veer in de wind. 2. Je bent de schaduw van de vleermuis. Al jouw spinnenmannen zijn daar. 3. Zij dan die Brannan openen zitten op de poorten als de raven des Heeren. 4. Zij dan die het heilige gordelschort dragen zijn als de ratten des hemels. Zij komen van het Tweede, en hebben geleden in het Eerste, en ziet, zij zijn rein en heilig. 5. Tweede Naftali, gij dan zijt als een rat des Heeren, en gij hebt de piraten des Heeren niet veracht, maar gij hebt uw hand over hun ruggen gestreken, en hebt hen door de nacht geleid in tranen. 6. Gij hebt hun laten drinken van de geheime kruiken der bruisende tranen, en gij hebt hen het tranenbrood niet onthouden. 7. Gij waart daar in de nacht voor hen. Gij zijt een waardig soldaat. 8. Gij dan hebt hen de grotten van Esau laten zien, en de liederen van Jakob. Ziet dan, zij zijn beiden wild. 8. Ja, want ook Esau zal behouden worden, daar zij met elkaar verzoend werden, na een lange oorlog. 9. Ja, want in de schoot vochten zij met elkaar, maar zij vonden elkaar voor de dood. 10. Zo zullen ook velen die tegen de Christus gestreden hebben Hem vinden voor het graf, en Hij zal Zijn als de Gezuiverde en het Heilige Tweede. 11. Want ook de Heere worstelt, slaat en geeft dan toe, zoals bij Jakob op Pniel. 12. De Heere dan heeft de worstelaars lief, en Zijn Heilige Haat leidt de mens niet altijd ten verderve. 13. De Heere dan heeft Esau in het gevecht gehaat, daar ook Esau gebroken moest worden, maar de Heere heeft Zijn hart liefgehad, daar het een wild hart was. 14. En zo is dan de Haat des Heeren een grotere liefde dan de liefde der aarde, want de Heere Heere, Uw God, haat in list. 15. Zo zijn dan ook velen tot de haat des Heeren gekomen, en zij hebben ervan geproefd, en zij zijn erdoor in zwijm geraakt, en verzoend met vele vijanden. 16. Gij zijt dan ook allen soldaten der liefde, gaande met list ten werk, maar niet om te vernietigen, maar om op te bouwen.
54.
De Haat des Heeren
1. En allen die dan tot Brannan gekomen zijn, dragen de gordel des Heeren, en het licht van Lapondria zal tot hun borstkas rijzen. Zij dan zullen hun mond opendoen, en lachen, daar het Grote Kanaan in hun monden is. 2. De Heere opent dan de profetische geslachten als zachte vlammen, want het rode sap heeft Jakob van Esau gescheiden, maar ditzelfde rode sap heeft hen ook weer tezamengebracht. En dit is het geheimenis des Heeren, want de Heere sprak over Zijn Tweede Bloed. 3. En ziet dan, zij zijn beiden wild. Grote Genade geeft de Heere hen die tot de Tweede Issaschar gekomen zijn, en zij zullen worden als de golven der zee. Ja, vele malen is het zeerood dan gezuiverd, en zijn vlammen rijzen voortdurend tot Brannan. 4. De Heere heeft dan hen van het geslacht van de Tweede Simeon en het geslacht van de Tweede Juda lief, want zij zijn profetische geslachten, en zij zijn wild en werken met list. 5. Ja, ook haat de Heere hen, want door haat bewijst hij zijn liefde. 6. Zo is dan het zeegeel vele malen gezuiverd door haat. 7. Gij dan die de haat des Heeren niet hebt, en het bittere der zee niet hebt geproefd, hoe kunt gij in de liefde zijn ? De Liefde des Heeren komt immers voort uit Zijn Haat. 8. Zo kan dan niemand tot de Heere naderen, zonder de zonde en de oude natuur te haten. Ja, wie dan niet haat zijn eigen leven, kan het Koninkrijk Gods niet binnengaan. 9. En hij die niet haat zijn eigen zoon, en zijn eigen vrouw en bezit, die kan het Koninkrijk Gods niet binnengaan. 10. De Heere nu is haat, want de haat zuivert en toetst. Zo kunt gij elkaar dan opbouwen in liefde. Maar wanneer gij haat, haat in de Heere, want de haat der wereld leidt tot verderf, en zij hebben de Christus niet. 11. Laat dan niemand u misleiden met vrome en holle klanken van liefde, want de wet des Heeren is haat. 12. Gij hebt dan vele wapenen van de gemeente weggenomen en van het Tweede, wanneer gij zegt dat de haat des duivels is en niet van de Heere. De Heere heeft wapenen van haat, en gij dient daarop acht te slaan als licht in de duisternis. 13. Gij bent reeds overgeleverd aan de wereld en hen van de Mammon, wanneer gij liefhebt zonder de Haat des Heeren aan te hangen. 14. De heere toornt dan tot zijn vijanden, maar ook tot zijn kinderen. Vervloekt zij allen die de tucht des Heeren haten, en de haat des Heeren verachten. Zij zullen niet in de gemeente des heeren mogen komen, want zij hebben zelfs het Eerste veracht. 15. Leest dan van de Haat van het Eerste, en leert haar zuiveren, want wanneer gij haat om te haten, dan zijt gij vervloekt. 16. Maar wanneer gij haat om lief te hebben, ziet, gij zijt zalig. 17. En gij dient op deze woorden acht te geven als geboomte des levens met brandende vruchten, als op het zachte van Metensia. 18. Laat dan niemand u het heil ontnemen, want vele verlokkers zullen tot u komen om u met list van de Heere proberen af te brengen. 19. Daarom is het soms beter om ver van de mensen af te wonen om dichtbij God te kunnen zijn, als de nabijheid van mensen u verre van God brengt. 20. Beproeft elkaar met deze woorden.
55.
De Heilige Ziel
1. En Naftali is als een brandende hinde voor de Heere, lichtend in het vuur Gods, en de Heere zal het duizendvoudig zuiveren. 2. Ja, ook alle andere stammen van Israel worden gereinigd in Zijn Vuur. 3. En de rook zal stijgen tot de Emelis Shatau voor een nieuwe dag. 3. Een nieuwe dag des heeren is gekomen. Laten de poorten van Brannan dan wijd worden, en verwijdert dan hen die het heilige gordelschort niet dragen, want zij is gegeven als een teken des Heeren. 4. En Naftali is als een vurige hinde voor de Heere, vol met het vuurrode, zingende de liederen des kruises. 5. En Naftali zal zijn als het hert van Maser, gehuld in armoede, om de rijkdommen des Heeren voort te brengen. 6. Brengt dan alle priesters tot de Heere, en laat hen gezuiverd worden door het vuur en het oog van Eminius. 7. De Heere dan kent alle priesterlijke geslachten, en de geslachten der koningen, en zij zullen de profetische geslachten niet meer onderdrukken. 8. De Heere dan kent al hun namen, al hun uitgangen en ingangen. 9. En in het oog van Eminius is dan de verbinding met Spricht, daar hij voor hem lijdt en strijdt. 9. En Eminius draagt dan het zwaard van Spricht, en brengt allen tot Zijn staf, zij die door Golgotha gekomen zijn. 10. Gij dan zijt allen op weg naar de Emelis Shatau, maar velen zullen onderweg struikelen, opdat er onder u zuivering wordt gebracht. 11. En dan zult gij reizen van Brannan tot de Emelis Shatau en terug, opdat het drop des hemels in uw harten zal groeien en uw zielen verrukt zullen worden. 12. Ja, want de wortelen des Heeren hebben vele sappen die hen zullen dienen die tot die wortelen gekomen zijn. 13. Zalig zij hen dan die diep geworteld zijn in de Emelis Shatau, en zalig zij hen die diep geworteld zijn in Brannan, want zij zullen het drop des Heeren kennen. 14. En er zal een man opstaan genaamd Drop en Hij zal zijn de vrucht en de zoon des kruises om het volk te lijden in de tijden dat de longen worden dichtgeknepen, en er zal een kleine bron van adem zijn voor de allerheiligsten. 15. Maar ook zij zullen door tijden van ademnood gaan, opdat er onder hen zuivering aangebracht worde. 16. En de man genaamd drop zal zijn als de Heilige Ziel, en de Tweede Ziel des Heeren, en deze zal uitgestort worden over de leergierigen om velen te onderwijzen. 17. Ja, de haren zullen branden, als de Heilige Ziel uitgestort zal worden, en Hij zal tot een groot sieraad zijn in het midden des kruises, dragende de mysterieen en het bruisende Gods. 18. Zo is er dan veel siroop stromende uit het midden des kruises om enkelen tot genezing te brengen.
56.
Het Licht des Kruises
1. En in het laatste der dagen zal Drop branden en vuur spuwen, en het licht zal de heiligen leiden. En zij zullen door vele wildernissen moeten gaan, en aan die wildernissen gelijk moeten worden. 2. Want ook de Christus moest aan het lijden en het sterven gelijkvormig worden, om in te gaan ten eeuwigen leven. 3. En Eminius en Drop zullen één worden in het laatste der dagen als een lichtend schip, en de helikopters des hemels zullen van hen uitgaan. 4. En de paarse mug zal van hen uitgaan als het licht des kruises, en dit licht zal zijn mystiek, en zij zullen een nieuwe schepping bouwen. 5. Ja, tot de zevende dermensie zal hun licht reiken, tot de lijmen Gods. En de paarse mug zal groot worden, en zal vele harten verblinden, daar zij gezondigd hebben tegen de allerhoogste. En zijn komst zal verschrikkelijk wezen, als de geheime donder des Heeren, bewaard tot aan het laatste der dagen. 6. En Hij zal de heilige attentaten en anfitaten leiden tot de heilige berg, en zij zullen de latijnen zuiveren en het vuurrode, tot aan het zeerood toe. 7. En dan zal de ster Sirius gezuiverd worden, en de hondster, en zij zullen tot aan de latijnen toe gezuiverd worden, en tot het vuurrode schip. 8. Ja, de rode traan zal hen zuiveren, en hen die van onder het gele zijn, want het zal een dag wezen waarop de Heere Sirius zal heiligen. 9. Ja, Sirius zal branden voor de Heere, en ook haar oogst zal gezuiverd worden, zevenduizenvoudig. 10. En dan zullen er stemmen tot de Heere komen, en zij zullen de paarse mug aanklagen, maar de Heere zal hen werpen in de put des onweers. 11. En voor drie dagen zullen zij zonder adem zitten, en deze dagen zullen zijn als maanden. 12. En zij zullen schuldig worden bevonden als ontvoerders, ja, ontvoerders van wind, en zij zullen het lot van een ontvoerder uitzitten, tot in het zevenvoud, daar zij ernstig gezondigd hebben tegen de Heere, en ook van de oogst van de ontvoering hebben gegeten. 13. En dan zal de boot van Sirius oprijzen, en zij zal het licht des kruises dragen. En ziet, het is een boot van honden. 14. En de Heere zal de honden uitzuiveren. Zalig zijn dan de Honden des Heeren, want zij hebben genezing gedragen tot hen wiens harten gestolen waren. 15. De heere heeft dan harten teruggestolen als een heilige dief, en werd gevolgd door honden. 16. Wee hen dan tot wie de Herman is neergedaald om terug te stelen, want Hij zal des nachts hun huizen binnen breken, terwijl zij slapen. En dan zal er een angst over de wereld komen, zoals er nog nooit geweest is, en zij zullen denken dat zij alleen over zijn gebleven, terwijl er niemand is die redt. 17. Ja, zij zullen overgeleverd worden aan de angsten van eeuwige verdoemenis. Want Eminius is gekomen om angst te brengen, om hen als door de bliksem te treffen. 18. En zij zullen het Tweede vergeten, en wederom door het Eerste gegrepen worden, terwijl er niemand is die redt. 19. Zo zal de Heere dan doen met een ieder die tegen Hem gezondigd heeft. De Heere dan laat niet met Zich spotten. 20. Zalig zij hen die uit het Eerste getrokken zijn, en die het zaad dat het in het Eerste deed geloven niet meer dragen. 21. Laat u dan door de Herman redden uit de verschrikkingen van het Eerste, want Hij komt tot velen midden in de nacht om hen door slaap en dromen tot het Tweede te leiden. 22. Zoekt dan houvast in Hem, want Hij laat Zich verbidden.
57.
De ruggengraat des hemels
1. Gij bent dan dicht tot de paarse mug gekomen, die uw harten verwarmt. Zondigt dan niet tegen Hem, want Hij is het licht des kruises. 2. Want Hij ging uit van Golgotha toen onze Heere stierf, en was als de bliksem aan de horizon om het voorhangsel van de tempel te laten scheuren, en waarop zij allen zeiden : Ja, Hij is waarlijk de Heere. 3. Hij was het licht die de soldaten verlamde bij het kruis. 4. Hij dan slaat blind en slaat ogen open. 5. Hij dan is gekomen, Eminius Metensia Matas. Hij komt dan om het Grote en Tweede Kanaan te openen, en zij zullen een kleine bron van adem hebben dat hen zal leiden. En Hij zal hen leiden tot vurige bronnen, en zij zullen hun monden wijd openen en niet kunnen spreken, want Hij dan verlangt offers van stilte. 6. En zo is dan het licht des kruises. En Hij zal komen om het Eerste en Kleine Kanaan te slaan, daar het gebouwd is op bloedvergiet en het vlees van dieren. 7. En Hij zal de zielen der dieren en hen die onschuldig gestorven zijn leiden tot Sinsabeine en het wilde. 8. Ja, tot onder het gele zal Hij ze brengen waar ze vertroost zullen worden duizendvoudig, en zij zullen het geheimenis der eeuwen zien. 9. En Sinsabeine zal zich hechten in hun stuitje, als een tand en dak des Heeren, en zij zullen vele uitzichten hebben. 10. Ja, zalig zij hen die de uitzichten des hemels hebben ontvangen, want zij gaan als op vleugelen. 11. En dan zal Abdal zich hechten aan het onderste van de ruggengraat als een tand en dak des Heeren, en de koopkracht zal des Heeren wezen. 12. En dan zal Tamille zich als een tand en dak des Heeren vasthechten boven Abdal op de ruggengraat, en zij zal de ratten vrijzetten in de dakgoten, en zij zullen tot de ramen komen op het daartoe bestemde uur. 13. En dan zal Tabulle tot de zolderramen komen, en zij zal de heerlijkheid der vogelen zijn 14. En toen zag ik vleermuizen komen tot de daken, en hun macht was groot. 15. En zij kwamen van onder het paarse, en hadden het paarse vele malen gezuiverd tot zeventigduizend maal toe. En hun heerlijkheid kwam tot de sterren. 16. En er was een strijd genaamd Lapsalvania in de hemelen, en haar sap was als het sap der wespen, en zij kwam tot de ruggengraat des hemels en steeg daarover omhoog. 17. En de wortelen van orion werden blootgelegd, en ik zag sterren uit de hemelen vallen. En zij vielen op de aarde en maakten rumoer. 18. En de heiligen hadden uitzichten op de matadok, als op de heilige berg des heeren, en zij zagen de paradoxen des heeren als vogels op de daken zitten. 19. En zij stonden daar als de Marion, brandende als fakkels des Heeren, hun licht verspreidende. 20. En zij waren als van binnen verscheurd, en zij hadden wilde ogen als de Herman.
De Openbaring van Maser
1.
1. En gij dan die tot de Maser gekomen zijt : Kent dan de weelderigheid der armoe, en ziet, het zal u tot kleed zijn. 2. Wees dan als de Assisi die de profeet van Maser was, van Christus de Arme, en de Armoe tot gezellin had. Ja, hij dan aanbad de armoe. 3. Gij dan zult de Ingeridtel, de kattenboom, moeten verslaan, zij met de vele dorens. Laat het u dan niet om eer gaan, maar om het oer. 4. Dan zult gij uw zelven ontvangen in het licht van Dezer, de Christus van het Oer. Gij weet dan dat de Maser een weelderige gierenraaf is, op u wachtende. 5. Zalig hen die zijn honger hebben gestild, en zijn konijnenbedelaars te drinken hebben gegeven. 6. Zij dan hebben om armoe gebedeld, en het rijkelijk ontvangen, tot weelderige kleding der wildernis. 7. Keert u dan tot de Franse schoolboeken des Heeren, en leert van Hem. Zij zijn u gegeven tot heilsraad en leidsgids. 8. Maakt dan vele geloftes tot de Armoe, en gij zult haar voor u winnen. Gij zult dan haar zeeen moeten bezwemmen tot aan Narzia en de duivelse zeekatten zult gij overwinnen. De Jaguar wacht op u aan de kusten van Narzia.
9. Sluipt dan door de wildernissen tot de berg van Dezer in het open veld. Gij doet er goed aan het oer tot u te nemen, en niet de eer, want de eer misleidt hen die niet in armoe leven, en geeft hen illusies. 10. En doordat Maser de weg van Dezer ging, werd hij weelderig als een wonderlijke vogel des heeren en als de zwarte panter. 11. Gij zult dan gaan van Assisi tot Assisi om tot het oer te komen. Neemt dan Dezer aan in het veld, opdat gij tot zijn zonen wordt gerekend en niet verloren gaat met valse hoop. 12. Leert dan uw Christus kennen in duisternis en ijs opdat u geen van zijn tranen verspild. Gij hebt dan het kruis als voertuig over de zeeen tot Narzia. Laat dan geen lek u de prijs doen missen. 13. En zo zijn dan enige profeten van het oude verbond aan de satan, aan lucifer en Ingeridtel overgeleverd opdat hen het lekkenslaan wordt afgeleerd. 14. Ja, ook hen die eens vaderen waren zijn niet ontzien. En zo dan hebben jonge profeten hun vaderen overgeleverd en in de ban gedaan. 15. Gij dan hebt Maser tot vader, en gij hebt niet van node dat iemand u lere.
Niet canoniseren
16. Neemt dan de oude eeuwen van Frankrijk als zilveren krokodillen tot u, om de Geest van Maser te ontvangen. 17. Weest dan als de fransen en hun vogelen, en weest als de armen. Zo zult gij uw zielen zaligen in Maser. Gij dan zult niet meer klagen, wanneer gij uit de lijdenscanon wordt getrokken. 18. Tot een dieper kruis zult gij gaan, en gij zult haar aanvaarden. Zij hebben dan het kruis gemaakt tot een wet des kruises, tot een canon. 19. En ieder die over de streep ging, ontving het loon zeer diep. Gij van de kruiscanons, breek. 20. Gij hebt de steen tot Narzia geworpen, en groten overwonnen. Maar wij zijn tot het kruis van Maser gekomen, leidende tot het oer. 21. Zet dan het kruis vrij, als een vliegende vogel, en haalt haar uit haar kooi, opdat ze zich niet zal wreken, maar dat zal ze toch wel doen. In al die tijden heeft ze gezeten, en het kruis van Frankrijk hebt gij niet aanvaard. 22. Oh weelderigheden des kruises, uw poorten zijn opengegaan. Spreidt uw vleugelen, oh karsuiken, oh putsen van Metensia. 23. Spreidt uw vleugelen, oh vogels van Michai en vogelen van Maser, en vliegt tot nieuwe en oude eeuwigheden. 24. Ja, tot het oer zullen zij gaan. Zij zullen het glas doorbreken. Ja, tot het Sneeuwwit zullen zij gaan. 25. Oh, Maser is tot de tempelen gekomen, waar ze de handel des kruises drijven, en waar zij met de zweep zijn geslagen. 26. Oh, Maser is tot de tempelen gekomen, om hen te verjagen, en de kooien te openen van de vogelen des kruises. 27. Oh, kruis van Maser, met rode edelstenen bedekt, als een vrucht der Armoe. Ja, tot het oer rijkt zij, in Dezer zijn zij vrij. Vrij om tot het veld te gaan. 28. Oh, steen van Maser, die de hoofdwond sloeg, gij bent niet meer gecanoniseerd, gij bent niet meer achter glas, gij hebt het sneeuwwit geslagen en gedragen. 29. Tot onder het roze bent gij gegaan. Want maakt dan niet het harde zacht ? Gij zult het harde dan niet canoniseren. 30. Maar achter het glas zullen zij het drijven, telkens weer, totdat zij van de roze spiegel zullen komen. Gij zult dan het zachte niet canoniseren, en niet de dorens waarmee zij werkt. De langste dorens zijn dan nodig om de dranken des hemels te doen vloeien. 31. En ziet, zij vloeien dan op hun tijd. Gij zult de nachtlatijnen niet canoniseren.
2.
1. Ik heb niks van node, ik ben gezond, sinds ik het kruis vond. Ja, het kruis heeft mij genezen, mij gevuld met hemels kruid. Zij gaf mij de kragen van bloemen, zij is de rode kap. 2. Aan de deur van zieken klopt zij, aan hun poorten staat zij, met de vruchten der hemelen. 3. Zij is de rode kap met haar sappen van vuur. Zij die het kruis beminnen, weten van haar lusten. In rivieren glijdt zij, tot het koele water. 4. In bosmeren heeft zij haar kronen, zevenvoudig uitgelezen. 5. Zij spreekt als de bosfontein, tot allen die haar volgen. Ik heb niks van node, ik ben gezond, sinds zij mij aanraakte. 6. Op de pleinen wordt zij gemeden, maar kinderen volgen haar. 7. Zij draagt de ijsnoden en vuurnoden in haar mand. 8. De betekenissen der dingen veranderen onder haar strelingen. 9. Ja, zij schiep de Geesten Gods, en bracht de Karazuur tot het hart van Metensia. 10. Stille nachtspelers zijn zij, spinnende de karbulijnen en de karmozijnen, de nachtlatijnen en de vuurroden. 11. Ja, zij schiep het grote Eerst, als het hart van de hemelen en de aarde. In haar hebben zovelen schuilplaats gevonden. 12. Het kruis klopt aan de deuren als een geit, zoekende naar haar kinderen. 13. Zovelen hebben het nachtlatijn gevonden, gesponnen door de grote wonden. 14. Het kruis kent hen allemaal. Zij vond hun schaduwen en hun leven. 15. Zij reikt dan tot het levende in hun geest, om het de wateren des levens te geven. 16. Als een geit gaat zij langs de huizen, op de pleinen wordt zij gemeden, maar kinderen volgen haar. 17. Zij spreekt als de bosfontein, tot allen die haar volgen. Ik heb niks van node, sinds zij mij aanraakte. 18. Het nachtnood kent zoveel talen, allen volgen zij haar. 19. De vogels zingen van haar bloed, dat stroomt door duizend vaten. Zij is de rode kap. 20. Zij heeft de Marion in de schoten van Metensia en Mura gewrocht, als de boom des kruises. 21. Als een geit verzamelt zij de vruchten die het bos voor haar liet vallen. En zij brengt het tot de kinderen, want op de pleinen wordt zij gemeden. 22. Zij zien haar als het gevaar van de Karazuur, al die haar haten, al hen die de wereld dienen. 23. Zij hebben het hek der eeuwen opgericht.
3.
1. Zij is het bloed in koele meren, met vele kragen staat zij op Golgotha. Nadat de haai en de kip gekraaid hebben, zoveel tranen vallen daar, als de regen des kruises. 2. Zij houdt het leven in haar hand, met dampen van de Karazuur. 3. Zalig hen die voor haar beven, tot Golgotha leidt zij hen, als een geit die haar kinderen verzamelde. 4. Aan de deur van zieken klopt zij, staande aan hun poorten. De nachtspelers brengt zij, met hun weinige woorden. 5. Rozen vonden een onderkomen in haar. Aan lammen geeft zij een stok, om hen die haar haten te slaan. 6. Haat het kruis dan niet, opdat zij u niet vinde. 7. Vogels zingen van haar bloed, tot al die haar beminnen. Het bloed dat door duizend zielen stroomt, zij vonden genezing in haar ijsnood. 8. Waar de stille nachtspelers zijn, verblijft zij. Het rode bedekt haar. 9. Rozen komen voort uit haar schoot, als de bloemen des kruises. 10. Waar de stille nachtspelers zijn verblijft zij. Brengt dan lof aan het kruis, aan de rode kap. 11. Zij die onder haar schuilen hebben de schilden des kruises, en haar wapenen zijn als naalden, om de pantsers te borduren. 12. Zij werkt onder schuilnaam, vindt haar dan. Zendt bedelaars niet weg bij uw deuren, want gij mocht haar eens wegjagen, om het voor eeuwig te betreuren. 13. Het hek der eeuwen brak zij, maar boze lieden hebben het weer opgericht. Zij echter vond toevlucht tot haar nachtgedicht. Zij dan schuile in al die haar volgen, zij schiep de Christus in het zilver, en de tweede in het goud. 14. Wederom zal zij het hek der eeuwen breken, en vogels zullen vliegen tot haar huis, waar de bramen branden, en de vruchten zijn van ijs. 15. Op de heuvelen der bramen klappen haar nachtgedichten als deuren, en de grote bomen komen voort met vele kragen. 16. Het verhaal bond ons allen, zegt het voort.
4.
1. Als het zuivere latijn, is zij tot hen die haar volgen, voor Jood en Griek die haar beminnen. 2. Aan de deuren van lammen klopt zij, staande aan de poorten van bedelaars. 3. Zij in lompen kennen haar, zij met de vele kragen. 4. De muizen des hemels hebben haar hart verstaan. 5. Zij die de mystiek dienen, hebben steeds tussen de regels gelezen. Haar Woord zal nooit teniet gaan. 6. Het Woord des kruises onder een spotkleed gebracht, bracht ons de rode kap over de doornenkroon. 7. Zij is het hart des kruises bemin haar dan, waar de ratten des hemels haar hebben gezien. 8. Zij heeft de witte muil des satans verbroken. De doornenkroon is hier, weet dat wel. 9. Het spel der ratten is afgelopen, de muizen hebben geen vertier. Zij brak de koning der harten, en doorboorde zijn nieren, om zijn slaven een tijd van vrijheid aan te kondigen, als een schip in woeste zee. 10. De doornenkroon is hier, weet je het wel ? Als een ster boven bruisende zee, om hen te leiden naar het land achter de bomen. 11. Het huis der dokters kende zij niet. Zij had een kruid des kruises. 12. De witte muil van Beelzebul brak zij, en bond zijn zonen één voor één, om harten te bereiden, tot het grote nachtlatijn. 13. Als lampen aan de zolder, brak zij de bedreiging, één voor één. Zij moesten dan allen voor haar staan, en zij bracht hen tot eeuwige rust in de rotsen. 14. Het lot des Heeren is dan niet om te verbreken, maar om voor altijd in slapen te laten gaan. 15. De Heere Heere kent dan de rust der zeeen. In hun slaap zijn zij woest, maar het schuim is het voor altijd vergeten. 16. Zij dan rusten in de vierde dood, waartoe de Heere hen dreef.
5.
1. Zij dan die niets weten hebben veel te lijden, maar de slaap brengt hen tot rust en zwijm. Zij borduren daar in nachtgedichten. 2. De Heere heeft van meet aan de rust gespannen, tot een boog om hen van de canon te weerstaan. 3. Opent dan uw poorten en laat de vogel wijd vliegen. De nieuwe dag breekt aan. Wie zou haar niet omhelzen. 4. Zij is de doornenkroon des Heeren. Zij sprak in vuur en heimwee. 5. Ja, tot slaap brengt zij, allen die Hem vrezen. 6. De doornen hebben diep gestoken, nu zet dan de rust in. Zij die dan niet diep wilden lijden, hebben haar gemeden. 7. Maar eens reikt de doorn tot de geest, tot de dieptes van het tweede, en dan zullen de poorten van slaap opengaan. 8. De naald is diep gestoken. Zij wist niet wat ze zei. Nu zijn ze weer van jou, die rozen. Ze zullen je breken, zij aan zij. 9. Want de Heere brengt hen die diep lijden tot verbrokenheid, en dan breekt een nieuwe dag aan. 10. Nee, je kunt de rozen niet ontwijken, wanneer zij opstaan en marcheren, tot de gebroken ruiten komen zij, om verder in te breken. 11. Ja, als een dief in de nacht komt de Heere. De doornenkroon hangt aan de muur, als een ster in de lucht is zij. 12. Zij schiep de Heere der Geesten, de Heilige Ziel, nu is Hij dan geworteld als een boom in diepe morgens. 13. Ja, de Heere schiep zij, zij is de Ziel des Geestes. Een doornenkroon is zij, en de Heere heeft haar waardig gedragen. 14. Zij brengt de legers tot rust en brengt hen tot de eeuwige slaap.
15. Als een koningin in haar paleis, bespeelt zij de viool. Zij werd dan gemeden, zij is de doornenkroon. Maar kinderen volgden haar, kennende haar geluk. 16. Zij bracht hen tot de rivieren, tot de wateren van slaap. Zij bracht hen zwijm en verdoving door haar steken. Als het vuur der rozen was zij. 17. Zij brak het hek der eeuwen. Zij leefde onder de rode kap. 18. Zij kwam uit het kruis, als vuurnood van de rode kap. De vurige steken der rozen beminden haar in zilver, en zij bracht het goud voort als de honing. 19. Als een gevangene van spinnen was zij, de doornenkroon. Zij maakten haar lang en bitter. 20. Komt dan tot de doornenkroon, al die zeggen Christus te beminnen. 21. Zijn diepe hart, zijn tweede geest, zou ik dan geheimenissen beminnen ? 22. Vurige sleutels geeft Hij hen die haar beminnen. 23. De doornenkroon als het hart der zee, als geheimenissen van zeemannen. 24. Laat haar dan de touwen tot rust brengen. Ze hebben te lang gewerkt. Laat zij hen brengen tot Spricht. 25. Waar deuren openen komt haar naam, waar ramen breken glijdt zij binnen. Zij is als de slang des kruises, komende tot al die haar beminnen. 26. Het kruid van slaap brengt zij, en de roerselen der wind. 27. Zoudt iemand haar verachten, zij brengt hem neer. Zij geeft het loon der slaap aan allen, naar de mate waarmee zij meet. 28. Onrechtvaardig is dan het oordeel over hen die onrechtvaardig waren, maar haar onrecht is rechtvaardiger dan het recht der mensen. 29. Zij is dan het recht der kooplieden en der slaven. Mocht het eens uit de hand lopen, zij weet een ieder te vinden. 30. Op de zeekades maakt zij kabaal. Zij is de doornenkroon. 31. Toch is haar geschreeuw stiller dan de stilte der mensheid, en haar kabaal als het geluid der zeemeeuwen. 32. Ken haar dan in haar geweld. Zij is de doornenkroon des heeren. 33. Als het dan uit de hand loopt is zij daar. En merels dienen haar. 33. Ja, zij kent de mezen op het dak, en bracht de karsuiken en de putsen tot Metensia. 34. Raakt dan het verleden niet meer aan, wanneer zij spreekt, maar gaat door haar geopende deuren. Haar strelingen veranderen betekenissen. 35. Zij draait de doelen om, en is als de draaiende heg.
Het Eeuwig Evangelie
De Steen der Ekster
1. De Nieuwe Johannes Deel I-II
2. De Nieuwe Genesis
3. Jorinde
De Nieuwe Johannes
1.
1. Zo is dan Christus niet alleen mens geworden, maar ook engel, in de verborgen tijden. 2. Want de Heere had niet alleen een verlossingsplan opgesteld tot het redden van de mens, maar veeleer tot het redden van de engelen. 3. Want zoals de mens van de appel nam en viel, zo was daar ook een appel der engelen, en zij die daarvan hadden genomen werden niet gespaard. 4. En zo gingen vele geslachten der engelen ten onder door de vloedgolven des Heeren, om hun harten te testen. 5. Nu zijn er enkele lieden geweest die hebben gepredikt dat er geen verlossing voor engelen zou zijn, maar zulke lieden weten niets van de verborgenheden des Heeren. 6. Want Christus is ook engel geworden, om vele engelen te redden. 7. En zo daalde Christus af tot de wildernissen van de vierde dermensie waarin de engelen in gebondenheid leefden met hun geslachten en legioenen. 8. Zij leefden niet meer op de berg van Eeden, de heilige berg der goden en engelen, maar zij leefden in de wildernissen ten hoogte van Eeden. 9. En sommigen van hen leefden in genade in de uithoeken van Eeden. En Christus werd allereerst engel, om vele engelen tot zaligheid te brengen. En zo daalde Hij af van de godenberg tot de wildernissen van de vierde dermensie tot de plaatsen waar vele engelen gebonden waren. En Hij sprak hen toe, en trooste hen, door het Woord te verkondigen. En de Heere liet Zijn zwaard neerdalen op de gevallen engelen, en hen die met hen waren gevallen door geslacht of ras, en de Heere maakte scheiding tussen hen. 10. En Christus sprak vele woorden om scheiding te brengen en hun harten te toetsen, en velen van hen hebben Hem niet gewild. En zij namen hem naar een verborgen plaats, en sloegen hem en bonden hem aldaar. Ook maakten zij een masker en legden dat om zijn hoofd, en gaven hem een strop. En zo werd Christus, die engel geworden was, gehangen. En zij die van Hem hielden noemden Hem de ekster en de heilige dief. Want doordat Christus de gehangene werd roofde Hij velen uit de klauwen van Virtus, de geest van de appel, en de gevallen god. En zo is dan ook de mens gediend te weten van Christus de Gehangene, want het duidt op een ver verleden waarin de Heere engelen verloste uit het duistere mysterie van de zwarte appel. 11. En doordat Christus eens engelen had gered, zo kon hij ook de mens redden. En zo is Hij dan een heilig verbond, de weg tot de hof der goden, voor een ieder die de strop draagt. Want iedere gehangene dient te beseffen dat eerst Zijn Christus heeft gehangen. Maar velen hebben de strop bespot, en als onheilig geacht, en zij hebben het bloed dat Christus voor de engelen vergoot veracht. Daarom zal de Heere ook hen bespotten die van de strop een bespotting hebben gemaakt, zij die wandelen met een strop van stof om daarmee macht over anderen uit te oefenen. Laat u dan niet misleiden, want de ware strop was een touw. En ook zij die gemaskerd zijn hebben een troost dat ook hun Heer was gemaskerd.
12. Zo is dan de Heere veelvuldig opgestaan, en ook veelvuldig in de dood gegaan, en dit om niet alleen mensen, maar ook engelen te redden. Zo heeft hij zijn evangelieen opgesteld voor de mens, en voor de engel. Want de Heere straft niet voor eeuwig, en ook toetst de Heere niet onophoudelijk. De Heere is een liefdevolle en genadige God. Zijn werken zijn goed en groot. Nu zal ik u dan een geheimenis vertellen : de goden eten vlees, en velen vielen door te eten van het verboden vlees. Zo eten de Godslangen dan harten, en sommigen vielen vanwege het eten van het verboden hart. En zij hadden als verlosser de oude ekster. Want de ekster redde niet alleen door de strop en het masker de goden, maar ook de Godslangen die het wezen van God waren. En zo werd ieder verbond geheiligd. 13. En zo is ook Christus voortgekomen vanuit de werken van de oude ekster, en werd hij soms ook een ekster genoemd. Dit omdat het werk van Christus terugwijst naar de werken van de oude ekster. En de ekster dan zal komen als een dief in de nacht. Zo is dan de God-ekster het diepere en zuivere wezen van God. En eens schiep hij de berg van Eeden, om op zoek te gaan naar harten. En nog steeds gaan zijn ogen over de wereld uit op zoek naar harten. En de Heere verslindt harten door de heilige verslinding, en de Heere vult harten, en maakt scheiding tussen harten. Ja, de Heere maakt woning in harten, om tot Zijn doel te komen. En het verboden hart dan was zwart, en was als een lever.
2.
1. Dit dan is het oude boek van de eerste brief van Johannes gezuiverd door de door de Heere aangestelde apostelen, met belangrijke aanvullingen, omdat de Geest des Heeren vroeger op vele punten werd tegengehouden. 2. De Heere heeft zijn apostelen hiertoe de macht gegeven, en gij doet er goed aan hierop acht te geven als op een lamp die schijnt in donkere plaatsen. 3. Zo zijn er dan vele kerkleiders geweest en vele vertalers die het Woord des Heeren bezoedeld hebben. Zij hebben het Woord des Heeren verdraaid, met toevoegingen en verzakingen die niet door de Heere waren ingegeven. 4. En daar menselijke handen zich in het werk des Heeren hebben vermengd is dit tot een vloek geworden. 5. Neemt daarom deze woorden ter harte en verwijdert de onzuivere en deels verduisterde eerste brief van Johannes uit uw Heilige Geschriften. 6. Laat zulk een brief tot de geschiedenis behoren, en vervuilt uzelve daar niet meer mee. Weet wel dat dit een gebod des Heeren is. 7. Zo zult gij spreken van de oude eerste brief van Johannes en de nieuwe eerste brief van Johannes, door de Heere geheiligd. 8. Zo is het dan nu tijd om de vloek van het oude en het eerste te verbreken, opdat gij in het nieuwe en het tweede zult ingaan. 9. Heeft de Heere u dan zelf niet gezegd dat Zijn Woord met vuile handen is ontvangen, en dat de farizeeers het Woord van kracht hebben beroofd ? Ja, tegenstanders zijn binnengedrongen in het allerheiligste, om zich daar als een god te laten aanbidden. 10. Zoals Mozes alleen maar deels door de Geest werd geleid, zo ook Johannes. Johannes was niet volkomen, en gij zult vrij komen van de vloek wanneer gij de persoon Johannes en zijn brief als feilbaar en onvolkomen zult beschouwen.
11. God is licht. In Hem heerst geen duisternis. Wanneer wij zeggen met hem te wandelen, maar wij laten de duisternis over ons heersen, dan zijn wij leugenaars. Mijn volk, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde zult komen en de duisternis over u heerse. 12. Wanneer wij het licht over ons laten heersen, dan hebben wij goede omgang met elkaar, zoals de Heere Eén is. 13. Wanneer wij zeggen geen zonde te hebben, dan liegen wij, en de waarheid is niet in ons. 14. Wanneer wij zeggen dat er geen duisternis in ons is, dan liegen wij, en de waarheid is niet in ons. 15. Wanneer wij zeggen dat er louter goede omgang is met elkaar en met de Heere, dan liegen wij, en de waarheid is in ons niet. 16. Wanneer wij onze zonde belijden, dan is Hij trouw en rechtvaardig om die zonde te vergeven, en ons door het bloed van Christus te reinigen hiervan. 17. Het bloed van Christus reinigt van alle zonden. Indien wij zeggen dat wij niet hebben gezondigd, dan maken we daarbij God tot een leugenaar, en dan zal zijn woord van ons wijken. 18. Maar zij in Christus, zondigen niet. Zij die door de Geest leven en in Gods geheimenis zijn, zondigen niet. Maar dit alles is slechts ten dele. 19. Zo zijn dan allen die door de Geest gebonden zijn zonder zonde, maar ook dit is slechts ten dele. 20. Een ieder die uit God geboren is, zondigt niet, maar dit is ook slechts ten dele. 21. Want wanneer de Geest u grijpt, en u voor de troon Gods zet, en gij door de vreze des Heeren verlicht zult worden, dan zult gij zien hoe onrein gij bent. 22. Daarom zal God Zijn oordeel zenden tot de herder en de profeet die zeggen dat er geen duisternis en geen zonde in hen is. Want zo hebben zij gedaan om met macht te spreken zonder dat iemand hen tegenspreekt. 23. Maar de Heere heeft het gezien, en zal die apostel en die evangelist slaan die zichzelf onfeilbaar heeft gemaakt om hierbij de omgang te verbreken en daardoor macht te vestigen over de andere. 24. Is er dan geen onfeilbaarheid voor een kind des Heeren ? Kan de Geest dan niet binden tot volkomenheid en volmaaktheid ? Is alles dan slechts ten dele ? 25. Om hierop antwoord te krijgen zult gij moeten gaan van gebondenheid tot gebondenheid en van toets tot toets, opdat slechts de Heere zal spreken wanneer gij gebonden zult zijn in de Vreze des Heeren.
26. Zo is er dan in Christus onfeilbaarheid, en gij dient deze na te jagen als een kostbare parel. Maar dan : elke onfeilbaarheid moet getoetst worden. Zij die niet toetsen zullen schade lijden. Zij zullen gegrepen worden door misleiders die hen naar de afgrond leiden. 27. Zo moest dan ook de onfeilbaarheid van Johannes getoetst worden, en zijn brief. Ook zijn volkomenheid, zijn volmaaktheid en gepastheid moesten gemeten worden, gewogen en getoetst. 28. En zo heeft dan de Geest door Zijn apostelen de brief gezuiverd van elke vloek. Gij hoeft niet meer te lijden onder de vloek, de verduistering en de druk van het oude. Het was een stem die altijd in de dieptes van uw geest sprak en u verblind hield. 29. Laat de deuren vandaag geopend worden. Laat de Heere u vandaag wegnemen uit het bezoedelde woord.
30. Dit heb ik u geschreven, opdat u allen weet dat u in Christus eeuwig leven hebt. Wij hebben vrijmoedigheid om tot Hem te komen, en wanneer wij bidden naar Zijn wil, dan zal de bede ons geschonken worden voor het Heilige aangezicht des Heeren. 31. Maar zij die de Heere niet vrezen hebben niets. Zij halen de woorden des Heeren weg en maken het fundament zwak. Zij protsen rond in hun tradities en zeggen : Ziet, hoe wij het woord des Heeren krachteloos hebben gemaakt. 32. Maar velen zijn doof, en volgen hen blind. Nee, geen genade is er voor hen. 33. De Heere zal hen bezoeken op het door hem vastgestelde uur. En hij zal hun blinde ogen en dove oren verwijderen, omdat ze toch blind en doof waren, door hun zonden, tot nutteloosheid bestemd. En de Heere zal hun vlees aan de vogelen des hemels geven. 34. Ja, op die dag zal God veler vlees laten wegrotten, terwijl niemand omziet. Duisternis is over hen gekomen, en zij zullen elkander niet kunnen vinden. 35. Volgt daarom geen leiders die u naar zo'n duisternis leiden. Want de Heere ziet getrouw toe op zijn woorden, opdat zij allen nauwkeurig uitgevoerd en volbracht worden. 36. Ja, de Heere snijdt recht met Zijn Zwaard, door de Waarheid aangedreven. Maar zij die dan geen dwazen des Heeren zijn, en zich als kerkwolven op de hoogste stoelen hebben gezet, hoe kunnen zij de Waarheid in zich dragen ?
3.
1. Zo is dan de Geest des Heeren buitengesloten door verdraaiingen van de woorden des Heeren. Zo is dan de Geest des Heeren op een rantsoen gezet. 2. Zo hebt gij dan Gods Geest laten hongeren en dorsten, en gij hebt voor Hem niet opengedaan. 3. En zo luidt het woord der apostelen : Gij hebt het boek des Heeren moeilijk gemaakt, en tot een bespotting. Daarom zal de Heere velen uitdrijven als boze geesten. 4. Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn, want vele misleidende geesten en valse profeten zijn in de wereld uitgegaan. 5. Zo heeft Johannes de Geest slechts ten dele laten spreken, maar het woord der apostelen aan wie God de macht heeft gegeven draagt de Geest van Johannes. 6. Zo is dan de tijdelijke sluier en schaduw weggehaald. Hieraan onderkent gij de Geest Gods : elke geest die zal belijden dat Jezus Christus, de Zoon van God, in het vlees is gekomen, is uit God. Zo is dan een iedere geest die dit niet belijdt niet uit God. 7. Dit is de geest van de antichrist, die Christus niet belijdt, en die komen zal om in de wereld te zeggen : ik ben God. 8. Zulk een geest zult gij verachten. Maar niet iedere geest die zegt : ik ben God, is een geest van de antichrist. Zo dan zijn er ook verdwaalde geesten, misleide geesten, en de geesten des Heeren. 9. Daarom geliefden : Gij zult moeten toetsen. Gij zult geesten niet herkennen aan hun woorden, zelfs niet aan hun daden, maar aan hun diepste en innigste hart. 10. God ziet de geesten aan, niet in hun woorden en daden, maar daar waar geen mens hen ziet, en waar geen autoriteit hen snapt, daar in hun diepste wildernis, waar hun ziel troont. 11. En deze ziel troont in gemis, omdat zij niet wordt gezien zoals zij is. 12. Zo heeft God dan de sleutels tot de diepste kennis, en stelt geen enkele profeet of apostel iets voor, voor Zijn aangezicht. Alleen zij die in de sleutel zijn hebben eeuwige en onverbrekelijke waarde. 13. Laat u daarom niet misleiden door een belijdenis bij het toetsen, maar dringt dieper door in de geest, wetende dat God de sleutels heeft. 14. Zij die zondigen kunnen niet toetsen, maar wat is zonde ? Hebt gij enig besef van wat zonde is ? Welke taal spreekt gij ? 15. Zo zijn dan vele engelen gevallen tezamen met de hemelen waarover zij heersten, en ziet, zij hebben geestelijke talen gecreeerd. En hierdoor misleiden zij velen. 16. God heeft niets aan talen. God vertaalt, en dringt door tot de kern. God leeft niet in misverstanden. Misverstanden worden door taal ingegeven. Taal is een vloek wanneer er geen vertaling is die tot het diepste leidt. 17. Zo zult gij tot de diepste vertaling moeten komen om uw broeder te kunnen verstaan. Maar bovenal : gij zult door de deuren van Gods geheimenissen moeten gaan. Zo zult gij de talen des Heeren spreken.
18. Zo was Johannes dan niet zonder zonde, en ook niet zonder leugen en zonder duisternis. Hoe zou hij dan volkomen en volmaakt door de Heere kunnen profeteren ? 19. Toch slaat de Heere met kromme stokken recht, en grijpt Hij iemand om Zijn woorden te spreken. God kan alles als spreekbuis gebruiken, maar dat wil niet zeggen dat hetgeen daaruit voorkomt altijd volkomen is. 20. Zo is er dan strijd tussen God en de geest van de antichrist om de spreekbuis, en vaak zijn de wateren daardoor bezoedeld. 21. Ja, het woord is een groot kruis des Heeren, omdat Hij vaak slechts ten dele kan spreken, of in chaos. 22. Daarom heeft de Heere gekozen om te spreken in symboliek en criptiek.
23. Johannes was niet zonder zonde. Daarom is deze brief door de Geest geschreven die in Johannes leefde, de Geest van Christus, deels uitgedoofd, deels bedroefd, deels ingeknot, om de boodschap in het laatste der dagen door het woord der apostelen te zuiveren. 24. Zo dan zullen velen vrijkomen van de vloek, maar ook zullen velen zich tegen de gezuiverde brief verzetten. Zij zullen het oude vastgrijpen en hun machtsgebieden verdedigen.
25. Dit dan is de eerste brief en het eerste boek van het oude woord dat gezuiverd wordt en zal worden. Luister dan naar dat wat de Geest van Johannes tot de gemeentes predikt. De Geest en de Bruid zeggen : Kom. 26. Als iemand een broeder ziet zondigen, niet tot de dood, vermaant en bidt. God zal leven geven aan hen die zondigen, niet tot de dood. Er bestaat zonde tot de dood. Voor zulk een broeder heeft het geen zin te bidden. Alle ongerechtigheid is zonde. En er bestaat zonde tot de dood. 27. Johannes had een zonde, niet tot de dood. Zelfs nu spreekt zijn Geest, de Geest van Christus, nu Johannes tot de wolk van getuigen behoort. 28. Ik zag Johannes staan, zegt het woord der apostelen en zijn Geest, en ziet, hij stond in een deuropening, dragende een bloem. 29. En die bloem was om de bezoedelde brief uit de oudheid te zuiveren en te ordenen, op deuren te openen, en om de Geest te laten bloeien. 30. En Johannes sprak deze woorden, zeggende : Gaat uit, oh paarden des geestes, en brengt het woord, gij die uitgezonden zijt. Brengt het gezuiverde woord, door mijn dood gezuiverd, tot de aarde, en laat het wortelschieten in het bloed des Heeren. 31. En ik zag Johannes zijn hand opsteken, en ziet, hij zegende het woord. En ik zag hem huilen om dat wat hij Gods Geest had aangedaan in de tijden van zijn onvolkomenheid. En God gaf hem macht de vloek te verbreken. 32. En zo liet Johannes wederom een duif opstijgen.
33. Gij zijt uit God, gij die zijn kinderen zijt en zijn volk. En gij hebt de geesten der wereld overwonnen, omdat Hij die in u is meer is dan degene die in de wereld is. Zo hebt gij het Zwaard des Geestes ontvangen en het Zwaard van de Geest van Johannes, een speciaal deel Gods daartoe afgezonderd. 34. En paarden des Heeren en de paarden der engelen zijn uitgegaan om in de verschillende richtingen der wind en van het aardoppervlak de geesten des Heeren tot rust te brengen. Ja, ook zijn zij uitgegaan om de dwalenden en misleide geesten tot rust te brengen. 35. De geesten der antichrist echter zijn niet uit God. Zij zijn uit de wereld en spreken zoals de wereld. De wereld luistert naar hen. 36. Wij, die God kennen, zijn uit God. Wij zijn uit God, omdat wij in Hem zijn geboren, door Zijn geest. Zij die God kennen horen naar ons. Wie niet uit God is horen naar ons niet. Hieraan onderkennen wij de Geest der Waarheid en de geest der dwaling. 37. Zij die deze woorden niet toetsen zijn niet uit God. Zij die deze woorden toetsen zijn uit God. Dit is slechts ten dele, want God ziet het hart aan. 38. Zij die de geesten toetsen zijn uit God. Zij die de geesten niet toetsen zijn niet uit God. Ook dit is slechts ten dele waar, want God ziet het hart aan. God ziet het kruis in een ieder. 39. Zo zijn er dan : kruizen van leugen en misleiding, kruizen van valse toets, kruizen van verdwaalde toets, en kruizen van toetsloosheid. God kent de duisternissen en versluieringen der harten, en de dieptes van geest en ziel. 40. Is er dan verlossing mogelijk ? Daarom heeft de Heere het woord der apostelen opgesteld.
41. En ik, apostel des Heeren, zag het oude boek van de brief van Johannes, en ziet, het was als een gevangenis. Want de stukken van die brief waren bouwstenen van het geweten, van de ziel en de geest, en hielden de Geest des Heeren vast als een gevangene. En ik zag toen die bouwstenen afbrokkelen en wegglijden, en alles begon in te storten. En een stem zeide tot mij : Klim hierheen op ! 42. En ik klom terwijl nog steeds de gesteentes onder mij afbrokkelden, totdat handen mij grepen, en mij op vaste grond zetten. Aldus was het woord der apostelen. 43. En ik zag een paard en een lieveheersbeestje des Heeren als engelenverschijningen, en van hen kwam stralend licht af. En ik zag wezens opkomen uit de put waaruit ik kwam, geketende zielen, en ziet, zij werden vrijgemaakt. 44. En er werd een grote ronde steen over de put heengeschoven.
4.
1. En het zwaard des Geestes is over hen die de Geest van Johannes kennen. En het zwaard leidt hen voort, en leert hen te strijden. 2. En zij bewaren de woorden van het zwaard in hun harten. Zij strijden onder de aanvoering van de legeroversten des hemels. Zij horen hun stemmen, want de Heere heeft hun oren geopend. Zij kennen de geheimenissen van Johannes en van zijn Geest. 3. En dit is het geheimenis : de liefde, waarover gij vanaf den beginne gehoord hebt. Niet gelijk Kain die zijn broeder vermoordde. Dit was uit den boze. 4. Waarom vermoordde Kain zijn broeder ? Omdat zijn daden boos waren, en die van zijn broeder rechtvaardig. Verwondert u daarom niet wanneer de wereld u haat. Zo hebben ze ook de koningen van Christus gehaat. 5. Door liefde tot de broeders zijn wij van de dood overgegaan in het leven. Zonder liefde blijven wij in de dood. 6. Wanneer wij onze broeders haten zijn wij moordenaars, en het leven is in ons niet. Geen moordenaar heeft het eeuwig leven blijvend in zich. 7. Wij herkennen de liefde in Hem die zijn leven gegeven heeft voor zijn vrienden. Ook wij behoren dit voor onze broeders te doen. 8. Wanneer je in de wereld je broeder gebrek ziet lijden en je sluit je binnenste en je hart voor hem, hoe zal dan de liefde van God in je blijven ? 9. Wij hebben dan de ander niet lief door woorden, maar door daden, en dan vooral door de waarheid. Wij zijn geen slaven, want daar Christus door de diepte zijn vrienden liefhad, en door de Geest werd vrijgezet, zo zullen ook wij door diepte elkaar liefhebben. 10. Wat houdt die diepte dan in ? Deze woorden hebben te maken met het kruis, en de afzondering tot diepere kennis. 11. Hieraan zullen wij weten dat wij uit de waarheid zijn, en voor Hem ons hart en binnenste overtuigen, dat indien ons hart en geweten ons in vurigheid veroordelen, God meer is dan deze dingen, en kennis heeft van alles. 12. Wij hebben vrijmoedigheid tot het komen tot God en Jezus Christus, wanneer ons hart ons niet schuldig acht. Dan ontvangen we alles wat we van Hem bidden. Dit omdat wij doen wat Hij van ons verlangt, en Zijn geboden bewaren en onderhouden. 13. Dit is slechts altijd ten dele, omdat het hart zich van nature voor God verstopt. Zo kan het hart zich dan onder duisternis verborgen houden, en zeggen : ik heb niks gedaan. De Heere kent echter alle harten. 14. Dit is Zijn gebod : dat wij elkaar in liefde bewaren, en dat wij geloven in de Naam van Zijn Zoon, Jezus Christus, die wij gehoorzamen. Dit is slechts ten dele. God wijst ons naar de diepte. Dingen zijn niet wat ze lijken. In de diepte krijgen wij goedkeuring, en wordt de symboliek van dit alles duidelijk. 15. God is geen wachtwoord, en zelfs zijn geboden niet, want zij kunnen door huichelaars en misleidende geesten gehoorzaamd worden tot het verkrijgen van macht. Die gewoonte hebben wij echter niet. Daarom is de naam en de daad van geen enkele waarde in de diepte, en dient zij slechts tot symboliek, als een heenwijzer tot het openen van deuren. 16. Wie zijn geboden bewaart en onderhoudt, blijft in Hem, en Hij verblijft in hem. En hieraan weten wij dat Hij in ons blijft : door de Geest en de Geest van Johannes, die Hij aan een ieder schenkt die Hem waarlijk liefheeft.
17. Laten wij daarom elkaar liefhebben en in liefde bewaren. De liefde is uit God, en een ieder die waarlijk liefheeft is uit God geboren en kent God. Wie niet waarlijk liefheeft kent God niet. God is liefde. God heeft liefgehad door Zijn eniggeboren zoon te zenden in de wereld. Hierin is ware liefde geopenbaard, opdat wij daardoor zouden leven. 18. Hierin is de liefde, dat God ons heeft liefgehad, niet dat wij God hebben liefgehad. God heeft Zijn zoon gezonden tot verzoening voor de zonde. Zoals God heeft liefgehad, zo behoren wij ook lief te hebben. 19. Niemand heeft ooit God aanschouwd zoals Hij is. Niemand heeft ooit de mens aanschouwd zoals hij is. Maar door liefde verblijft God in ons, en is hierin volmaakt geworden. Laten wij daarom elkaar liefhebben. Hieraan weten wij dat wij Zijn Geest en de Geest van Johannes hebben ontvangen.
5.
Ode aan de Maagden
1. Heilige maagden van het woud, heilige maagden van de vulkanen, hebt gij mij ooit gehoord, toen ik tot u bad. Hebt gij mij ooit gezien hoe ik naar u verlangde. Mijn hart bonsde reeds toen ik jong was in mijn hoofd, toen ik gedichten tot u zond. Gedichten der liefde, van volwassen taal, maar gij hebt mij tot de wildernis gezonden. 2. Heilige maagden der bergen, heilige maagden van de zon, heb medelijden wanneer ik tot U kom. Wanneer ik in Uw nabijheid een verkeerd woord uitspreek, straf mij niet te zwaar. Ik ben jong en onhandig van hart. Werp mij niet van te hoge bergen. Ik kan niet vliegen, mijn vleugelen zijn nog klein. Gooi mij niet in te diepe zeeen, want ik kan niet zwemmen in zulke woestenijen. 3. Denkt niet dat ik sterk genoeg ben de haaien te bevechten. Ik ben nog jong, en zwak. Straf mij niet te zeer. Denk niet dat ik wijs genoeg ben filosofen te misleiden. Ik ben nog een kind, teer en hulpeloos in de woeste hand der aarde. Heilige maagden der zeeen, ik zie naar u uit op mijn torens. Laat me weten wanneer gij wilt spreken. Ik ben Uw spreekbuis, als het aarden vat. 4. Vorm mij als klei, maak mij sterk in Uw hand. Maar gij hebt mij enkel zwakheid gegeven, in een droomwereld verkeer ik nu. Ik ben te zwak om op te staan, gij heilige maagden der nachturen. Gij hebt mijn hart verkleind, mijn voeten gebonden. Een woesteling ben ik nu, op mijn reis heb ik nooit rust. U wil mij tot uw dieptes lonken. Leer mij Uw wonden zien. Zij genezen niet snel. Ik ben genaderd tot de vulkaan. 5. Oh, heilige maagden der daguren, gij die de lampen draagt. Gij zijt wijs van binnen, daarom zijn uw lichten gezuiverd. 6. Zo zijn dan deze maagden heilig, want zij hebben het verborgene liefgehad. Zij hebben dan door hun dwaasheid ook het wijze gekregen, vorm mij in uw hand, maak mij in zwakheid sterk, en in dwaasheid wijs.
6.
De Maagden der Uren
1. De maagd, gouden fontein, van reine waat'ren, van zuiv're waat'ren komende vanuit de duisternis. De maagd, teder woord, in zwakheid bent gij gekomen, in sterkte bent gij opgekomen. Als een schone zwakte, als een wijze zwakte, bracht gij sterkte tot het woord. Geen huis te hoog, geen brug te lang, gij gaat altijd voort. 2. De maagd, luchtfontein, bij de nachtlatijnen te zijn, was U meer waard dan een gouden kroning, was U meer waard dan het dagrefrein. Avonturen hebt gij niet gemeden, door de nacht bent gij gegaan. 3. De maagden, tot de duisternis bent gij gegaan, het verborgene niet gemeden, gij hebt een plaats vooraan. Kom, voer mij weg tot het verleden, kom, laten we tot de oermaagden gaan. In de diepste duisternissen leven zij. Zij hebben een plaats vooraan. 4. De maagden, gouden geluk, voer ons door de donk're dagen, leer ons U beter te kennen, en laat ons tot de uurmaagden gaan. 5. De maagden der uren, wij komen tot U, wij houden van Uw vuur, oh kandelaar, de jaren zijn verstreken, maar Gij bent nog steeds daar. Wij drinken van Uw stem, U bent de nachtwake waarop ik bouw. Ik slaap in rust en in geborgenheid, wanneer gij Uw vleug'len over mij spreidt.
7.
Smeekbede tot Alika
1. Ik kan je niet zien, je bent te ver weg, als een koningin op haar troon. Ik kan je niet horen, je stem is zo ver weg. Ik hoor alleen wat gefluister, maar wie is het, ik weet het niet. Is het Uw boodschapper, of is het slechts de wind. De Maagd, Alika, Heilige Maagd, Wijze Maagd van binnen, gij komt overal te laat. 2. Waarom laat gij ons gillen, de doden zijn al gestorven, wij lijden pijn, geen boodschapper tot ons gezonden. De Maagd Alika, waarom hebt gij ons weggeduwd, in duisternis zoeken wij U. De Maagd, neem ons mee, straf ons niet te luid. Neem ons mee tot U, neem ons mee tot U. 3. Wij lopen tegen muren op, wij kunnen niets beginnen. Onze stem ketst telkens terug, ten dode opgeschreven. En gij komt altijd te laat, gij bezoekt ons in de hel. 4. De Maagd, Alika, wij bonzen op Uw poorten, maar U wil alleen de morgen laten overstromen. 5. Kom snel, en straf ons niet te luid. Wij waren jong en onhandig, maar wij groeiden op als rozen. Neem ons aan. U hoeft niet te glimlachen, een zorgzame blik is ons genoeg. 6. Ik heb duizend rozen in mijn mond, zij spreken allen van liefde, teed're woorden tot U, De Maagd, Alika. Met maagden zult gij rozen beminnen, met bloemen spreken, het licht breekt eeuwig door, in fluisteringen. Straf ons niet te luid. 7. Zij kennen hen niet, die geesten bezweren. Zij kennen hen niet, de zachtpaarse wevers der watervallen en rivieren. 8. Tot de taal der genade vlucht ik, tot de liefde daalt in teed're grond, waar de adem van het vuurnood mij overstroomt. Zij liet mij dalen door haar licht, tot een overvloedige morgen die streelde mijn gezicht. 9. Ik daal nu dieper in bloemengrond. Wat moet ik doen ? Leidt mij, doorgrondt mij en ken mij, oh De Maagd, Alika. In jou zijn de poorten open, maar hoe kom ik daar, hoe ken ik jouw hart. Door smart, mijn liefste, kom ik tot overig land. 10. Is daar dan geen andere weg, moeten wij voor eeuwig lijden, is daar dan geen andere poort, Alika, toe, vertel me. Is tijd te overbruggen ? Toe, redt ons uit de klok, en breng ons tot de kast, waar wij kunnen schuilen. Zachte roze stromen, paarse gebieden, druipend licht, is dit gedicht, waar liefde de tijd smelt, waar liefde de kast schept, waar wij weg kunnen drijven, tot een nieuw begin. 11. Ik moet zinken, tot Alika, ik moet zinken. Hier moet ik strijden. 12. Ik ken je nog steeds niet, Alika, na deze nacht. Ik zie je nog steeds niet, jou, één en al pracht. Ik hoor je niet, waar ben je gebleven. Hier op mijn kussen, liggen tranen van het verleden, en mijn deken spreidt zich als de hellevogel, waar ben jij ? Ben ik dan alweer bedrogen ? 13. Heel zacht in de morgen, verlegen sta jij aan de poorten, met je hand uitgestoken, om een broodkruimel op te vangen. In lompen gekleed ben jij, als de pracht van het getij, maar ik blijf diep verscholen achter mijn muren.
8.
De sleutels van Sektia
1. Al wat ik nodig heb ben jij, de aarde wil mij verscheuren, bescherm mij, en leidt mij tot jouw putten, jouw schelpen waarmee jij je pracht omgeeft. Ik wil jouw littekens zien, waar zachte lichten stralen, het donkere heeft mij verlaten. 2. Laat mij al je ribbels zien, oh schelp, laat me je voelen waar je pijn hebt, waar je mij bent vergeten. Laat mij je liefdes-ader zien. 3. Blijf de schoonheid belijden, blijf de aarde zien, om de kooien des tijds te verbreken, en de maagden te heiligen. Brandt poorten in de heggen, en vlucht. 4. Alika, breng de morgenstond nat. Alles wat je nodig hebt is daar. 5. Gij dan was bevroren, tot een kaars gemaakt, en een kandelaar, en zij brachten vele kaarsen tot U, opdat gij niet alleen waart, maar bereiken konden zij u niet. Gij was als een vurige wolkenhemel. 6. En Sektia, gij waart als de wilde vlam, maar ook als het vuur, als de zachte liefdesschaduw werd gij bemind, gij heilige maagd in alle eeuwigheden. Zij dan heeft mij de sleutels der leeuwen gegeven, zij die bevroren werden, en daarna hun zielen verbrand. 7. Sektia zij geloofd voor eeuwig, de Heilige Maagd der leeuwen, tot Uw poorten kom ik, en door uw vuren kom ik, tot de wilde vlam. 8. En ik riep tot Alika en Sektia, en ziet, zij waren als feeen. En ik kwam tot hun altaren, en ik dronk van hun bekers. En ik viel dronken in hun armen, en zij voerden mij weg. 9. En zij vlogen van mij weg, en ik kon hen niet volgen. Zij dan waren als vurige wolkenhemels, en zij schoten pijlen op mij af. En weer raakte ik dronken. 10. Toen moest ik uit vele bekers drinken, en ik voelde mij zeer zwaar worden, en het voelde alsof ik verpletterd werd. En ik kon nauwelijks overeind komen. En een maagd verscheen aan mij, en zij had vele geschenken, maar ik kon haar en die geschenken niet bereiken. 11. En ik begon te roepen : 'Dehu, Dehu !' En weer moest ik van vele bekers drinken. En nu werd ik zo licht als haar, en zeer lang en dun. Zij dan was de heilige maagd Dehu, en zij gaf mij de geschenken. Zij dan was als een roos van tranen, als het water onder de aarde, stromende vanuit de maagdelijke bronnen. 12. En ik zag de vruchtbaarheid van de maagd als een wond, een zeer tere en zachte wond, vele malen doorstoken. En de wond zelf was als een maagd. 13. En ik zag de mond en de tong van de maagd, en zij waren als een wond, en als een poort. En weer dronk ik van vele bekers en werd in de poort gezogen. En weer dronk ik van vele bekers, en ik werd dronken, en weer werd ik door een poort gezogen. 14. En zij waren ribbelig, en als de zeemaagden, en zij waren als haar vruchtbaarheid. En weer werd ik door een poort gezogen toen ik van vele bekers dronk. 15. En Dehu stond op, en sprak haar woorden, en deze waren zeer zacht en teder. En haar organen waren als tranen, als de wateren der maagden. 16. En de baarmoeder sprak en zei : 'Jou worden de sleutels gegeven van de geschenken en geheimenissen van Dehu. En nadat ik weer van vele gifbekers had gedronken, ging er een vreemde poort open, en ik zag een woeste, grijze zee voor me liggen, wiens golven traag en schokkerig bewogen. En uit de zee kwamen maagden oprijzen, en zij waren de eeuwigen. 17. En toen ik door een andere poort ging na het drinken van vele bekers zag ik daar eeuwigen, komende vanuit de vulkanen. En zij gingen snel. 18. En toen ik door een andere poort ging na het drinken van vele bekers zag ik daar eeuwigen als traag bewegende wolkenhemelen. 19. En in andere poorten zag ik eeuwigen, en zij waren als steen. 20. En weer kwam ik tot een oude trap, maar ditmaal ging deze naar beneden. En er stond daar op tafel een beker die nooit opraakte. En ik nam een slok. 21. De deur achter deze tafel leidde mij naar een grote woestijn. En midden in die woestijn stond een beker en een grote dobbelsteen. En uit de beker kwam een hart oprijzen dat ondersteboven kwam te staan, zwart werd, en in een lever veranderde. 22. En de beker was als gevuld met zware alcohol, en er kwam stoom en rook uit. En zij die er van dronken droogden ter plekke uit. En de beker dan was als een dokter des doods. En uit zijn mond en hand kwamen rivieren van zware uitdroging. 23. En er waren maagden die van de beker dronken, en direkt neervielen. En zij waren als in zwijm, en zij werden geleid tot de bronnen der eeuwige maagdelijkheid. En naast deze bronnen stonden kippen en hanen. En zij waren als de uitgedroogden en de vergiftigden. En zij bewaakten de bronnen der eeuwige maagdelijkheid. 24. En zij hadden het gif van sterke drank, en zij waren als de advocaten des doods. En de maagdelijkheden werden zeer zwaar, en Dehu rees van hen op, en zij hief een vreemd zwaard op. En dit was de bevrorene en de doorstokene. En er kwam vuur uit het zwaard, en zij zuiverde de maagdelijke bronnen. En de wijze maagden die geen dwaasheid bezaten werden geworpen in een put. 25. En Dehu sloot de put af, zeggende : Zij zullen tot in eeuwigheid niet meer van de gifbeker drinken. En gegil steeg op van de put, en zij begonnen te zoeken naar het gif, maar het vluchtte van hen weg.
9.
Gebeden en Belijdenissen tot de Heilige Maagden
1. Heilige Maagd Isabella, waak over onze zielen. Geef ons de eeuwige koorden, om tot u te komen. Opent uwe heil'ge weg, een heilig pad vol vreemdelingen. Heilige Maagd Isabella, waak over onze zielen, schenk Uw woord tot een doorgang over bruggen, laat uw dalen vol van liefde zijn. Heilige Maagd Isabella, schenk ons uw geest, als een glorie van boven. 2. Heilige Maagd, laat ons niet in zonde glijden. Genees onze afvalligheid, en schenk ons uw liefde. Draag bij, aan onze eeuwige groei, in de veiligheid en rust van uw beminnelijke schuilplaats. Onder de putten heeft u het neergezet, wij komen tot u, in bewondering. Wij sluiten onze ogen, en denken aan U. Aan U, die ons leven schonk, aan u die ons opzocht in onze kerkers en putten, en leidde ons tot de diepere weg. Van onderen kwam u. Laat ons dan dichterbij komen. 3. Heilige Maagd Rozenweer, neem ons op in Uw lieflijke hand, en zet ons in uw koninkrijk neer, in Uw paradijs, waar wij in vrede kunnen leven. Uw paarse en roze vlammen is als verkoelend stoom van uw liefdeswoorden. Genees ons, en leer ons. Dank u dat u tot ons bent gekomen. Ja, diep in uw putten zonken wij, totdat u ons nam tot de dieptes van uw koninkrijk. 4. Op de bodem van onze putten vonden wij Uw weg. Heb genade, en leidt ons, neem ons mee. Heilige Bosmaagd, wij hebben uit uw rivieren van heil gedronken, en gij hebt ons de gouden vlam gegeven. Tot het groene goud leidde gij ons, en gij maakte onze werken schoon en zuiver. Uw lieflijke geuren stromen uit de bosflessen, en gij hebt uw broodbrokken in kruiken tot het voeden der wilde beesten. 5. Heilige Veldmaagd Saratus, gij bent mij grote liefde, overstroom mij met uw gloed, een bloeiende, groeiende ochtendvloed. Ik gloei wanneer gij mij aanraakt. Ik sta in brand, wanneer gij aan mij denkt. Ik kom altijd tot uw poorten. Ik ben nog nooit zo diep geweest als nu, in de dieptes van uw bloemenvelden, kom nu, en doe mijn diepste verlangens ontwaken. 6. Bloemen verwelken, zij groeien op mijn hoed, om voor altijd het geluk te aanschouwen, de glorie van de gloed, de moedergloed, zij heeft mij op rivieren genomen, tot dit paradijselijke eiland, zij is de veldmaagd Saratus, de Heilige. Overstroom nu ook mij, vergeet mij niet, wanneer je schrijft. Laat mij binnen in Uw koninkrijk, ik ben gemaakt aan U gelijk. 7. Zij hebben mij stijf gespoten, met het schuim des velds. Saratus, waarom hebt gij mij geslagen ? Zwaar tuchtigt zij haar helden. In haar manden draagt zij hen, tot de wolven van de oude dagen. Zij hebben mij zo koud gemaakt, maar er is een vlam die in mij waakt, de vlam van de heilige veldenmaagd, oh Saratus, bescherm mij tegen de kou. Mijn hart is zo koud, ik ben als een blok hout, tot Saratus mij kust, dan ontwaak ik tot hartelust. Dan voel ik alles in mij branden. Oh Saratus, waarom hebt gij mij geslagen ? 8. Tot haar dieptes ben ik gevlucht, want de vijand zat mij achterna, nu heb ik haar gekust, en vele zonden bedekt. Haar genade zocht ik, haar huis bouwde ik, nu heeft zij mij gezien. Ik ben een koningszoon, en in haar heb ik mijn troon. Oh, Saratus, waarom hebt gij mij verlaten. Steeds zoek ik naar U, steeds droom ik over U. Vaak kan ik er niet van slapen, het maakt mij zo moe. Waarom hebt gij mij geslagen ? Heel mijn leven geef ik U, waar moet ik anders naar toe. Zij zitten mij op de hielen. Tot U kan ik vluchten. 9. In veiligheid kom ik, maar ik kan uw huis niet vinden, onder mos en bloemen zal het zijn. Nog steeds slaat gij mij, hoelang zal het nog duren. Neem mij aan, ik ben een arme bedelaar, te zwak om tot U te komen, maar te sterk om door de vijand te worden weggenomen. Neem mij aan, ik ben een arme bedelaar, ik kan uw huis niet vinden, alles stroomt van mij weg. Toe, leidt mij, breng mij terug op het pad, en bedek mijn zonden. 10. Ik hoor Uw stem in de verte, bij de avondkoelte verlang ik naar de rust, maar gij laat Uzelf niet snel kennen, ik wacht op U. Kon ik maar Uw wonden begrijpen, oh tedere snaar, gevoelige blik, als op een kaart getekend, als aan een woning vastgeketend. Kon ik Uw wonden maar begrijpen, ik wil ze graag voelen, als een woning onder de bloemen. 11. Zij hebben mij stijfgespoten, zij hebben mij bedrogen, en daarom vlucht ik tot U. Ik ben nog niet tot Uw woning gekomen, maar stil en stap voor stap zal mijn droom uitkomen.
De Nieuwe Johannes II
1.
De Wraak van de Plaaggeesten
1. Dat de indiaanse elven hard hadden gewerkt wist iedereen. Het was een prachtig kamp geworden, en ze aten vollop van hun jachtmaal. Ditkeer hadden ze de beestachtige wachters van de keizer weten te strikken, en de toverkrachten vloeiden van hun monden af. Niemand wist van hun jachttaktieken af, want die werden al eeuwenlang geheim gehouden. Als de bliksem sloegen ze toe, terwijl ze verwarrende sporen achterlieten. Niemand zou dit kamp ooit kunnen bereiken, omdat zodra iemand naderde, alles onzichtbaar werd. Dit ging automatisch. Zoveel toverflessen en toverkruiken verspreidden zoveel mysterieuze geuren die hiertoe in staat waren. Sommigen dachten dat die geuren iemands hersenen gek konden maken, zodat bepaalde dingen niet meer te zien waren, en anderen dachten dat het kamp daadwerkelijk als door een waas onzichtbaar werd. Hoe dan ook, de onbereikbaarheid was een feit. Daarom waren de indiaanse elven erg trots en voorzichtig met hun burgerschap. Het kwam weleens voor dat een elf om een bepaalde reden verbannen werd.
2. Sliktior had de keizer één keer ontmoet en vond het niet wat. Ook Sorsor kende de keizer een beetje. Ze dachten terug aan de tijden dat er vrede was, maar sinds de keizer beestachtige wachters begon in te huren leek het alsof zijn hersenen werden ingenomen. Het was een tovenaar die de keizer zo ver had gebracht, en de keizer dacht dat hij in z’n recht stond. Wat deden die wachters ? Ze maakten alles en iedereen onveilig. Woorden schieten mij te kort om zulke afschuwelijkheden te beschrijven. Daarom waren de indiaanse elven zo blij het vlees van deze beesten in hun monden te voelen vloeien. Sliktior had het vlees niet aangeraakt. Hij was bang dat hem wat zou overkomen.
3. Sorsor dacht aan de keizer, en aan de tovenaar met zijn toveres. De tovenaar had die wachters eens gecreeerd, en het zou niet zonder gevaren zijn het vlees van zulke wachters zomaar te eten. De wachters waren deels leeuw, deels tijger en deels wolf, en verder steeg hun roofkwaliteit boven alles uit. Het waren de superroofdieren die de andere roofdieren aten. Vaak gingen ze op jacht om alles te verscheuren wat los en vaststond, maar bovenal waren ze gemeen. Een nachtmerrie zou het zijn om in hun kerkers terecht te komen. Sorsor had het idee dat de keizer niet goed doorhad wat hij in huis had gehaald, dat hij niet wist wat er allemaal gebeurde. De keizer was zo druk met andere dingen bezig, en in Sorsor’s ogen was de keizer totaal in de macht van de tovenaar en zijn toveres.
4. Sorsor had wel van het vlees gegeten, en vermomde zich tot een wachter. Hij ging naar het kasteel van de keizer, sloop naar binnen, en stal een bol met toverkooltjes. Snel ging hij terug naar zijn kamp, hief de bol op, en zei : ‘Dit hier is het hart van de keizer. Voor ons is er geen hoop als wij hen van het keizerlijk kasteel hun gang laten gaan. Zij zijn vol list en sluwheid, en de keizer zelf is een pion in hun handen. Wij kunnen hem niet redden. Wij kunnen niet op tegen de machten van de tovenaar en zijn toveres. Zij zullen ons hier vinden en geen spaan van ons overlaten. Daarom : deze bol met toverkooltjes is het dierbaarste bezit van de keizer, en hij zal zeker sterven wanneer de bol is gebroken.’ Toen brak Sorsor de bol, en er was luid gejuich. Allen wisten zij dat de tovenaar en toveres alleen konden regeren door de keizer. Nu was de keizer gestorven.
5. Sorsor ging terug naar het kasteel, en er was veel doodslucht en rouw. Met gebogen hoofden kwamen de tovenaar en zijn toveres uit een grot naast het kasteel. De tovenaar hief zijn handen op en riep : ‘De goden hebben wraak genomen.’
6. Sorsor nam twee messen en wierp hen in de harten van de tovenaar en zijn toveres. Nu was de omgeving en het land vrij van hun onderdrukking. Sorsor hield zijn laatste toespraak tot zijn stam, en maakte toen Sliktior tot opperhoofd. Sorsor zou beginnen aan zijn grote reis naar de bergen van de goden. Dit gebeurde altijd als een opperhoofd een daad begaan had zoals Sorsor. Ze zouden Sorsor herinneren als hun held, en Sliktior zou Sorsor de Tweede heten.
7. Sorsor pakte Sliktior vast, kuste zijn voorhoofd, en vertrok. Niet veel nam hij mee. Zijn klederen werden verdeeld onder de stam, en ook grote delen van zijn bezit, terwijl er ook veel werd verbrand. Twee misdadigers werden aan de martelpaal geslagen, en zij zouden sterven in plaats van verbannen worden. Zij verkozen de dood boven het verbannen worden, want de verbanning was in hun ogen een veel grotere schande. Door de martelpaal zou hun geest in het kamp blijven, en door mee te strijden in de oorlogen zouden ze hun eer kunnen herstellen. Ja, de regels van het kamp waren van grote wreedheid, maar ook van grote genade, als een geheimzinnige paradox van rechtvaardigheid. Zo had Sorsor het hen geleerd.
8. Sorsor was een man van grote wijsheid, geschonken door de goden die hij niet kende. Nu hij door zijn list en sluwheid de tovenaar en toveres had verslagen was hij waardig die goden te leren kennen. De goden woonden in de bergen, naast andere tovenaars en grote elven. Maar eerst zou hij door die verschrikkelijke woestijn moeten waar de goden hem op de proef zouden stellen.
9. In de woestijn werd hij gekweld door waanideeen, luchtweerspiegelingen, honger en dorst. De pijn van de droogte stak hem. Een oase was wat hij verlangde, een echte oase, maar alles was hier om hem te plagen. Er was hier niets te bereiken, en de plaaggeesten waren zijn enig gezelschap. Sorsor had niet geleerd in eenzaamheid te leven, en kon de leegte die zijn ziel teisterde niet aan. Hij wist dat de plaaggeesten niet per definitie slecht waren. Ze waren uitgezonden door de goden om hem te testen. Na een lange en angstige ervaring van leegheid en hopeloosheid riep hij het uit tot de plaaggeesten : ‘Als er dan niemand anders is, vullen jullie mij dan op, want de leegte vreet me weg.’ Gillend en joelend namen de plaaggeesten bezit van hem. Hier hadden ze lange tijd op gewacht, en nu zou Sorsor voorbereid zijn om de grotten van de goden te betreden. Het was de plaaggeest zelf die geplaagd werd en rust zocht, en die niet kon vinden. Nu de plaaggeest hem had vervuld stroomde er toverkracht door hem heen, en kon hij de goden bereiken zonder weg te smelten.
10. In een plaats van toverkolen ontmoette hij de god Prektiktion. De god bedankte hem dat Sorsor hem tot rust had gebracht, en de plaaggeest die Prektiktion tot hem had gezonden had aangenomen. Sorsor sprak over de verwoesting van het keizerlijke hart, en de god Prektiktion wist er alles van. ‘Ik heb jou die wijsheid gegeven,’ sprak de god. En de god vulde Sorsor met een hele reeks toverkrachten. De god Prektiktion had vele tovenaars in dienst, en kon ook Sorsor goed gebruiken. De god gaf hem een fles vol andere goden die hij kon oproepen. Die andere goden hadden de meest vreemde namen die Sorsor moeilijk kon uitspreken.
11. Prektiktion sprak dat de stam van Sorsor nu was overgeleverd aan de krachten van de woestijn, want ook naar hen zouden de plaaggeesten op zoek gaan om hen te testen. Sorsor nam de fles en gooide hem tegen een stenen muur kapot. ‘Ik had beloofd hen met mijn leven te beschermen,’ sprak Sorsor. ‘Waarom ben ik hier ?’
12. ‘Je had geen andere keus,’ sprak Prektiktion. Sorsor viel op de grond en huilde. Hij miste zijn stam.
13. ‘Als zij de plaaggeest aannemen,’ sprak Prektiktion, ‘dan zal je hart met hen verbonden zijn.’
14. Na vele lange jaren kwam ook Sliktior tot de plaats van toverkolen, en vertelde Sorsor dat hij niet kwam vanwege een grote daad, maar omdat hij was verbannen. Sorsor viel neer in woede. Hij kon zich niet voorstellen dat zijn stam tot zoiets in staat zou zijn, maar later begreep hij het. Sliktior had lafheid vertoond. Sorsor vroeg zich af hoe een verbannene hier kon komen. Uit het oog van Prektiktion kwam een straal vuur die in een flits Sliktior verteerde. ‘Veel vaker komen hier bannelingen,’ sprak Prektiktion. ‘Zij kunnen hier komen met een geheime sleutel, maar hun lot is het vuur.’
15. ‘Zijn zij indringers ?’ vroeg Sorsor. Maar Prektiktion schudde zijn hoofd. ‘Nee, zij worden toegelaten omdat zij dieven zijn. Zij nemen altijd een stukje weg van de stam als zij gaan. Zij zijn dus bijzonder in onze ogen, en onze ogen zullen dat bijzondere dan nemen.’
16. ‘Maar waar is Sliktior dan nu ?’ vroeg Sorsor.
17. ‘Hij is overgeleverd aan de wraak van de plaaggeesten,’ sprak Prektiktion.
18. Maar dat liet Sorsor niet op zich zitten, want hij hield meer van Sliktior dan van welke god of elf dan ook. Er was één ding dat hem liet strijden tegen de goden, en wat hij altijd droeg, en dat was een klein kruikje vastgemaakt aan een leren ketting om z’n nek. Zijn voorouders hadden hem verteld dat hij het flesje echter maar één keer kon gebruiken. Hij opende het flesje, en een stroom van gif sloeg de god neer. Sorsor greep een mes dat aan zijn been gebonden was door een band, en wierp het in het hart van de god zoals hij eens de tovenaar en de tovenares had uitgeschakeld. Op hetzelfde moment werd de huid van de god opengescheurd en Sliktior stapte eruit, als een priemend vuur. ‘Raak me niet aan !’ riep Sliktior. Maar Sorsor greep hem stevig vast. ‘Aan de wraak van de plaaggeesten zal je niet overgeleverd zijn,’ sprak Sorsor, ‘maar weest gastvrij voor hen, want aan de wraak der goden waren ze overgeleverd.’ Er zat nog één druppel in het flesje waar Sorsor Sliktior van liet drinken, en de plaaggeest vervulde toen ook hem.
19. Samen zijn ze toen door de woestijn naar hun stam teruggegaan. Maar de andere goden hadden zich gevestigd in het kamp, en hadden de indiaanse elven tot slavernij gedwongen. Het flesje was leeg, maar omdat Sliktior van het flesje had gedronken was hij immuun. En zo bevrijdde Sliktior zijn stam van de goden, en werd hij in ere hersteld.
20. Sorsor zou weer teruggaan naar de bergen, en ditmaal niet om tot de goden te gaan, maar tot de grote elven. De grote elven droegen zorg voor vele plaaggeesten die ze uit de verschrikkelijke handen van de goden hadden weggekregen. Toen Sorsor een groot aantal grote elven had leren kennen stelden ze hem aan als opperhoofd van een stam van indiaanse plaaggeesten. Deze indiaanse plaaggeesten konden toveren als de beste, en Sorsor moest oppassen dat ze hem niet in de val lieten lopen. Vaak moest er een grote elf ingrijpen.
21. Na vele jaren kwam ook Sliktior naar deze plaats, en deze keer niet omdat hij verbannen was, maar omdat hij de stam van indiaanse elven een nieuwe grote dienst had bewezen, zo groot als de daad van Sorsor. Sliktior nam de taak van Sorsor nu hier over, en Sorsor vertrok dieper in de bergen. Sorsor kwam tot een plaats waar veel indiaanse tovenaars woonden, en hij zag in dat zij veel grotere plaaggeesten waren dan degenen die hij al kende. Ze waren duivels wreed, maar daarnaast ook genadig, als een wet die hij ook eens kende, de paradox van rechtvaardigheid. Fliktivian was een woestijnvlinder die grote luchtweerspiegelingen kon veroorzaken, en Sorsor ontmoette vele anderen. Sorsor kwam erachter dat zij uiteindelijk verantwoordelijk waren voor alle moeizame tafereeltjes van zijn leven, maar ditmaal waren ze vriendelijk naar hen, alsof hij nu één van hen was. Sorsor kwam er echter achter dat velen van hen niet deugden, en slachtte hen af in verschrikkelijke gevechten. In deze gevechten leerde hij wat ware gemeenheid was, en dat de ogenschijnlijke genade de gemeenheid nog groter maakte. Want Sorsor raakte ervan in de war, en werd zo een gemakkelijke prooi. Maar Sliktior volgde hem op de voet, en maakte zijn meester vrij. Er waren geheimenissen die Sliktior droeg waar Sorsor nog geen weet van had.
22. Sorsor had vele vragen, vragen die beantwoord zouden worden op zijn pad door de woestijnen en de bergketens. Het was alsof alles bijdroeg aan de grote puzzel in zijn hoofd, maar sommige stukjes leken alles weer af te breken. Sorsor raakte erg verwilderd. Op een dag vond Sorsor een heleboel plaaggeesten in een flesje. Als hij ze vrij zou laten, zouden dingen dan erger worden of beter ? Hij wist dat ze waren gezonden om te plagen, en eigenlijk had hij genoeg van het geplaag. Hij wist dat als hij het niet zou openen, dan zou waarschijnlijk iemand anders het openen. Sorsor besloot het flesje om z’n nek te dragen, om het in gevallen van nood te gebruiken. Je kon nooit weten. Maar later besloot hij het diep in de woestijn te begraven, want er waren al genoeg plaaggeesten op de wereld.
2.
De Eeuwige Vlam
1. Er was elvengetrommel in het kamp van de indiaanse elven. Salucia pakte haar speer en rende naar de dichtsbijzijnde boom waar ze in klom. Haar vader zou terugkomen, maar ook verwachte zij een aanval van de Maribiren, een elvenstam aan de westkant van hun kamp. Ze zouden gehoord hebben van de terugkomst van Salucia’s vader, die zolang bij de tovenaar van Ostford had gewerkt. De tovenaar zou hem beloond hebben met zoveel toverdingen dat de Maribiren daar graag een graantje van wilden meepikken. Maar alles bleef gelukkig rustig, en Salucia’s vader maakte het goed. Misschien hadden de Maribiren de dreiging wel gevoeld die uitging vanuit het kasteel van de tovenaar van Ostford. Salucia’s vader droeg een wapenrusting die zij nog niet kende : fier, maar ook teder en afschrikwekkend, verlokkend, als een verwarrende paradox. Ze voelde wel de nieuwsgierigheid van de Maribiren, maar besloot er geen aandacht aan te schenken. Ze voelde de donkere ogen van de Maribiren loeren, vol lust maar ook vol angst. Wat had de tovenaar van Ostford toch gedaan ? Er kwam een wonderlijke, indringende magie vanuit het kamp van de indiaanse elven. Salucia was gerustgesteld. Alles was goed met haar vader. De tovenaar had goed werk verricht. Maar toen haar vader een paar littekens liet zien schrok Salucia. ‘Ik weet het, mijn kind,’ zei haar vader. ‘Werken bij de tovenaar was niet zonder gevaren. Ik moest ingewijd worden in de hogere magie. Ik heb gevochten met de wachters van de tovenaar, en zij hebben mij verwond, maar alleen zo kon ik het zegel dragen.’
2. ‘Welk zegel, vader ?’ vroeg Salucia. Haar vader keek haar teder aan, en ze zag een glinstering in zijn ogen. Zijn ogen waren doorbloed, vol van geheimenissen, als grote bruine kralen die het zonlicht op een mysterieuze wijze weerspiegelden, maar ook zoveel duisternis. ‘Ga slapen, Salucia,’ zei haar vader. ‘Het is laat.’
3. Salucia wist niet wat er die nacht zou gebeuren, maar Maribiren kwamen het kamp binnen om haar te ontvoeren. Ze brachten haar naar een plaats, een bron, waar het elvenlicht haar omhulde. Niets wist zij van de raadselen van de Maribiren. Het was een prachtige ervaring, iets wat ze niet had verwacht, omdat de Maribiren in vijandschap leefden met haar eigen stam. Maar wie waren dit ? Het waren Maribiren die zij niet kende. Ze waren ouder, en ze leken rustiger. ‘Ga maar, Salucia,’ zeiden ze tegen haar. Maar Salucia wilde niet weg. Ze wilde blijven in deze elvenbron, die haar hart zo scheen te raken. Badend in licht zwom ze naar de andere kant van de warme bron.
4. Plotseling werd er een zwaard gestoken in de man die het dichtst bij Salucia baadde. Het was haar vader die haar kwam terughalen. Salucia had gemengde gevoelens. ‘Ze willen je van de tovenaar van Ostford afhouden,’ sprak haar vader, terwijl de andere gestaltes om haar heen in de bron leken te verdrinken. ‘Vader, wat doet u ?’ vroeg Salucia. Niet lang daarna hoorde Salucia een schot, en zag haar vader in vertraging neervallen. De bron vulde zich met bloed. Een donkere gestalte stond voor Salucia, en draaide zich toen om om in het niets te verdwijnen. Salucia slaakte een gil, en kwam er snel achter dat haar vader dood was. Ook was er geen enkele Maribir meer te bekennen.
5. Nu was het voor Salucia tijd om zelf de tovenaar van Ostford te bezoeken, want ze snapte niet wat er met haar gebeurde. In tranen zocht ze haar pad, terwijl ze de aanwijzingen van haar vader herinnerde. Haar vader had haar veel verteld over hoe de tovenaar woonde, maar vooral hoe er te komen. Toen Salucia bij de hoge verlichte poort van het kasteel van de tovenaar van Ostford aankwam viel ze huilend een lange elf in de armen. Snel en stoterig vertelde ze het verhaal. Ze wist dat ze hier troost en antwoord zou krijgen. De elf nam haar zorgzaam mee naar binnen. ‘Er zijn zoveel dingen die je niet begrijpt,’ zei de elf. ‘Je bent erg jong, Salucia. De tovenaar wacht op je.’
6. Binnen leek alles heel anders dan wat haar vader haar altijd verteld had. Aan de muur hingen indiaanse speren, vreemde messen, en sommige muren waren doordrenkt met bloed. Salucia schrok, en vroeg wat dat bloed moest voorstellen. De elf sprak niet. Salucia begon bang te worden, maar ineens nam de elf Salucia weer in zijn armen. ‘Je hoeft niet bang te zijn, lieveling,’ zei de elf. ‘Alles zal duidelijk worden, maar we mogen niet teveel praten. Ach, we mogen het wel, maar het is niet verstandig. Laten we de dingen stap voor stap doen.
7. De tovenaar was een wonderlijke man. Hij gaf Salucia ringen voor in het kasteel. De ringen werden aan haar klederen vastgemaakt, en de ringen zouden uitleg geven over alle dingen. Het waren sprekende ringen, en meer en meer begon Salucia zich op haar gemak te voelen. Maar ook proefde ze een soort dreiging die ze niet kon beschrijven.
8. De tovenaar droeg lange gewaden, en bracht haar tot een andere indiaanse elvenstam in de dieptes van het kasteel. De elven spraken niet, maar communiceerden op een andere manier, door hun ogen, en door het bewegen van hun lippen. ‘Leer hen praten,’ zei de tovenaar. ‘Dat is je eerste opdracht. Ik zal je later alles uitleggen over je vader. Wie hij was, en ook wie de Maribiren zijn.’
9. Salucia nam de tijd om de elven te leren spreken, en ook leerde ze hun manier van communicatie. De tovenaar was na enkele maanden zeer tevreden, en bracht haar tot een andere indiaanse elvenstam dieper in het kasteel. Het kasteel was erg groot. Deze stam communiceerde door te gillen en door allerlei vreemde klanken overmatig te herhalen. ‘Kom,’ zei de tovenaar, en bracht haar tot een elvenbron in een grote ruimte. De bron was bijna geheel blauw, als blauwe bubbelende verf. De tovenaar maakte wat strepen op haar huid, en daalde toen zelf in de bron af. Salucia moest hem volgen. Hij zwom naar een deur diep onderin de bron, opende die deur en zwom naar binnen. Hier zwommen haaien en allerlei andere vissen, maar ze deden niets. Ze staarden alleen. De tovenaar zwom met Salucia door naar de volgende deur, en toen ze achter de deur naar boven zwommen kwamen ze in een geheel nieuwe ruimte terecht. ‘Als ik er niet bij was zou je verslonden zijn door de haaien en de andere vissen,’ sprak de tovenaar. ‘Ik bepaal dus wie hier komt.’ Er hing een vreemde indringende geur als een soort verf, maar het rook heel lichamelijk en warm.
10. Salucia keek haar ogen uit, want er dropen hier een heleboel vreemde stoffen met vreemde kleuren. Het was een soort modder. De tovenaar keek naar Salucia en knipoogde naar haar. ‘Weet je, Salucia,’ zei de tovenaar, ‘ik laat je dit alles zien, en eens liet ik je vader dit alles zien, omdat ik wil dat jij en je nageslacht in dit kasteel zullen leven. Buiten zullen de Maribiren alles overnemen en ze zullen niets van je stam overlaten. Jouw vader hebben ze uit de weg geruimd, maar jou heb ik beschermd.’ Salucia begon te huilen. Ze had verwacht dat ook haar vader beschermd zou worden, en daarom begreep ze niet waarom de Maribiren hem konden vermoorden. De tovenaar nam haar in zijn armen, en sprak : ‘Ik zou je vader maar wat graag willen beschermen, maar de macht van de Maribiren is niet te onderschatten. Echter, als je getrouw het pad volgt, en bij me blijft, zul je je vader terugzien.’ Maar toen werd de tovenaar ineens erg droevig. Ik zal nog even bij je blijven, totdat je totaal door het kasteel bent aanvaart en in veiligheid bent gebracht. Dan zal ik mijn reis moeten richten op de gebieden van de Maribiren. Ik zal de donkere en zwarte reis moeten maken, zodat ze dit kasteel niet zullen innemen.’ Salucia greep de tovenaar extra stevig vast en sprak : ‘Maar kunnen we niet samen in die veiligheid blijven ? Waarom zou u zoveel riskeren ? Dit kasteel is van u en blijft van u !’
11. ‘Meisje,’ zei de tovenaar, ‘je kent de krachten van de Maribiren niet. Ik moet daar naartoe, anders zal dit kasteel van hen zijn en is er voor jou en je nageslacht geen enkele hoop. Zo zullen ook alle andere indiaanse elvenstammen vergaan, en zal de vlam van Ostford voorgoed doven.’
12. En zo namen die twee na een lange tijd van lopen en spreken afscheid van elkaar. De tovenaar had haar uitgelegd wat ze moest doen, en verder zouden de ringen haar leiden. Salucia zuchtte diep en probeerde moedig te blijven, maar al snel overvielen duistere angsten haar. Rustte het dan allemaal op haar schouders ? Waarom was alles zo ingewikkeld ?
13. Zoals de tovenaar had gezegd kwam ze eerst in een gebied vol met bomen. De bomen leken bijna op elven, en zij brachten vreemde eieren voort. De tovenaar had haar een speciale rode lap gegeven waarmee ze die eieren kon uitbroeden. Maar er was iets in haar wat zei dat ze dat niet moest doen. Ook de ringen gaven haar het advies om het niet te doen. De ringen hadden duidelijk een hele andere visie dan de tovenaar, en Salucia vroeg zich af waarom de tovenaar haar die ringen had geschonken. Maar veel plannen bleken overeen te stemmen. Salucia bond de rode lap om haar hoofd naarmate het warmer werd. Soms bleef ze wat rusten tegen de kasteelmuren aan, en trok dan verder.
14. Er waren zoveel dingen die Salucia niet begreep. Hoe zou ze aan nageslacht komen ? Waar zou ze haar vader ontmoeten en hoe ? De ringen vertelden nog niet veel. Het was alsof Salucia hun vertrouwen eerst moest winnen. Er waren een aantal dingen die ze heel strak in haar gedachten had, als een betoverend visioen, en dat was de reis van de tovenaar om hen veilig te stellen, en haar eigen reis om uiteindelijk de tovenaar veilig te stellen. Ze was vastberaden, en ze wist dat wanneer de tovenaar de eeuwige vlam had bereikt in het rijk van de Maribiren, dan zouden ze met elkaar verzoend worden. Maar dat kon alleen gebeuren als zij de eeuwige vlam van het kasteel zou bereiken. Zo niet, dan zouden ze beiden sterven, en zouden de Maribiren het kasteel voor altijd in handen krijgen. Het was vreemd als ze terugdacht aan de ontvoering. Ze kwam in een elvenbron van licht, en ze had even het idee dat de stam goed was, of tenminste een deel van die stam. Eén van de ringen vertelde haar dat er ook Maribiren waren die eigendom waren van de stam, als krijgsgevangenen die ingeburgerd waren. Ze probeerde het te begrijpen, maar het leek alsof ze het niet kon grijpen. En eigenlijk wilde ze het niet grijpen, omdat ze bang was om goede gevoelens te hebben over enkele Maribiren. Ze was bang dat hun krachten haar verstand zouden innemen. In dit was ze gemengd, en het trok haar bijna uit elkaar.
15. Een lange gestalte stond voor haar toen ze haar ogen langzaam opendeed. Ze schrok. Het leek op een Maribir, een wat oudere Maribir. De Maribir wilde zijn mond openen, maar zuchtte toen. ‘Ik heb je vader verdraaid zien wegzakken,’ zei de Maribir.
16. ‘Jij, jij,’ stamelde Salucia, ‘was jij niet één van mijn ontvoerders ? Jullie hebben me niets gedaan, alleen gebracht naar die zalige elvenbron, waar daarna verschrikkelijke dingen gebeurde.’
17. ‘Ja,’ sprak de maribir. ‘Ik moet je iets vertellen. Wij zijn .... wij waren krijgsgevangenen ... Jij hebt ons verlost .... Jouw hart .... De reis die je hier maakt zette ons vrij, trok ons los in onze gedachte ....’
18. ‘Waar zijn de anderen ?’ vroeg Salucia.
19. ‘Verderop,’ zei de man.
20. En toen zag Salucia in hoe belangrijk haar reis was. Zij was zelf een sleutel. Ze begreep alleen niet hoe, en nog steeds was ze bang om bedrogen te worden.
22. Na een tijdje kwam ze bij een kamp aan vol met Maribiren, maar deze waren anders, als de krijgsgevangen man. Misschien dat de man hen bedoelde. Het leek alsof zoveel angst van haar werd weggenomen toen hij haar zag. Ja, deze waren anders, ouder, rustiger, en het was alsof ze weer baadde in die elvenbron. Alleen nu hoopte ze dat er geen verschrikkelijke dingen zouden gebeuren.
23. ‘Salucia,’ sprak een vertrouwde stem.
24. En daar stond ze dan. Zolang in de armen van zoiets vertrouwelijks. En warmte stroomde haar trillerige lijf binnen, om haar rustig te maken. Sieraden kreeg ze om haar heen, en allerlei kleine flesjes, vol magie. ‘Ik denk dat ik me vergis. Zijn jullie mijn ontvoerders ?’ Niemand zei wat. Ze voelde zich alleen wegglijden in een diepe rust. De muren van het kasteel waren hier ver weg, het plafond hoog, en gloeiend als de hete zon, terwijl er zand op de geblokte vloer lag, rood en geel geblokt. Salucia zakte neer, en tranen stroomden. Een vertrouwelijke hand greep haar hand zachtjes en teder. Ze hield haar ogen stijf dicht.
25. ‘Maar ik wil niet,’ zei ze. En toen ze haar ogen opende was iedereen weg, en ook haar ringen waren verdwenen. Wat was er gaande. Ze wilde een gil slaken, maar kon niet, alsof er een hand op haar mond lag. Een tedere hand, en daarom was ze nog steeds zo rustig, en ze zag nog steeds al die andere sieraden aan haar lichaam en klederen bungelen, en zoveel kleine flesjes.
26. ‘Ik heb zoiets vreemds meegemaakt,’ zei ze tegen zichzelf. Ze opende een flesje en een wonderlijke geur verspreidde zich. Een geest stond voor haar met een zwaard. Toen ze naar boven keek zag ze op een hoogte de stam weer, en vroeg vriendelijk of de geest haar daar naartoe wilde brengen. Dat was in een wip gebeurt. Ze wist niet wat ze moest denken, en weer omhelsde ze haar vrienden één voor één. Ze droegen hele aparte flesjes en kruikjes aan kettingen om hun nek, en hun broeken waren van prachtige zachte stoffen, als van fluweel. Maar alles leek wel nat, en één van hen hield zijn hand op waarin een vlam verscheen.
27. ‘De eeuwige vlam van het kasteel,’ zei een ander. Maar je hebt het nog niet bereikt. Wat zou het kosten om de vlam van de één naar de ander te laten overspringen ?
28. En hoeveel tijd zouden ze hebben ? De tovenaar had haar verteld dat er niet veel tijd was. De eeuwige vlam was nu zo dichtbij, maar tegelijkertijd zo verweg. Wat als de tovenaar al op haar zou wachten ? Wat als hij de eeuwige vlam in het rijk der Maribiren al had bereikt ? Paniek begon over haar te komen, maar tegelijkertijd suste ze haarzelf, en ook de anderen begonnen haar te sussen.
29. ‘Ik kan je die vlam geven,’ sprak hij, een lange Maribir, een voormalig krijgsgevangene, wellicht een slaaf. ‘Ik ben je veel verschuldigd,’ zei hij. Hij schoof dichterbij, maar de vlam begon te doven. ‘Zie je wat er gebeurt ?’ zei hij.
30. Salucia zakte weg in wanhoop. Ze dacht terug aan de tovenaar, en haar onwetendheid maakte haar onzeker.
31. ‘Sssh, praat niet,’ zei de man met de vlam. Toen vertrok hij.
32. ‘Je zal hem vinden,’ zeiden de anderen, ‘en dan zal de vlam overspringen.’
33. Daarna moest Salucia een lange reis maken door een woestijn, terwijl al haar toverij haar in de steek leek te laten. Boven op een hoogte was er niets dan droogte, waar de stralen van de inmens hete zon speelden, en ze wist niet hoe ze daar kon komen. Waar waren de anderen ? Ze wist het niet. Ze vaagden soms gewoon geheel weg, zonder dat ze het besefte. Vaak sloot ze haar ogen en opende ze weer. Ze begreep er niets van. Achter een struikje zag ze een opening waar het zand schoof. Overal lagen rode lappen, en ze herinnerde de woorden van de tovenaar dat ze door die lappen verschillende soorten eieren kon uitbroeden. Ze besloot wat eieren van het struikje te plukken, en wikkelde ze in de rode lappen. Vogels kwamen voort, en brachten haar snel op die hogere plaats. Onzekerheid maakte zich meester van haar. Ook dorst vervulde haar, terwijl al haar flesjes allang leeg waren. Maar verderop was een bron. Langzaam liet ze zich in de bron zakken die heter was dan het zand, maar prettig aanvoelde. Plotseling voelde ze lippen op haar huid. Iemand was achter haar, en de hitte scheen te verdwijnen.
34. Het was de man met de eeuwige vlam. ‘Zie je,’ zei de man, ‘als ik dichtbij je komt vertrekt de vlam. Als hij geheel gedoofd is, is alles verloren.’ De man was een eind van haar weg gezwommen. De bron was koud geworden. Salucia schrok. Snel stapte ze uit de bron en durfde niet meer over de man na te denken. Even later kwam ze bij een blok ijs waar de vlam was. Voorzichtig stak ze haar hand in het ijs, en de vlam begon haar gezicht te verlichten. Ze voelde zich blij worden van binnen, en vol worden met een hele andere warmte. Op hetzelfde moment begreep ze waarom de tovenaar haar moest verlaten, en ervoer ze met haar hele wezen dat ook hij nu de eeuwige vlam had bereikt. Ze hadden het samen gedaan.
1. Dit is de nieuwe code opgesteld door de apostelen des Heeren. Gij moet weten dat het oude boek Genesis verloederd was en geinfiltreerd. Wij voldoen hiermee aan de opdracht de Heilige Schrift te zuiveren. 2. Gij zult spreken van het oude boek Genesis, en bovenal van het nieuwe boek Genesis. Gij kunt deze boeken naast elkaar leggen, maar in sommige gevallen is het verstandig om door de profeten te beslissen welke bijbels er moeten verdwijnen. 3. Zo zal dan de nieuwe code afrekenen met de bezoedelingen en de overbodigheden. Weet dat de oude verzen diep in uw hart liggen als eieren, die telkens gif voortbrengen tot het vergiftigen en besmeuren van uw zielen. 4. De zuivering hiervan is niet voortgekomen vanuit het hart van een mens, maar vanuit de Geest des Heeren, en Zijn Heilig Vlees waardoor de oude en nieuwe schepping tot stand kwam en tot stand zal komen. 5. En zo is het onzuivere vlees als een tijdelijke gevangenis geweest, en de Heere wil hierin vertroosting brengen. 6. Zo heeft het oude woord dan velen aangeklaagd en ten onrechte veroordeeld, en ook hierin wil de Heere troost brengen. 7. Zo wil de Heere dan dat gij zult weten dat het Woord geschreven is als een liefdesbrief, en niet als een brief van aanklacht. Want het Woord is geschreven aan hen die hem liefhebben. 8. Of gij nu barbaar zijt, indiaan of wilde, de Heere heeft Zich een volk bereid. Zo heeft hij dan eieren aan het plafond der hemelen gehangen, die door kwalspinnen worden uitgebroed door de nieuwe code. 9. Gij doet er goed aan acht te geven op de criptische beschrijving, zolang uw hart u dat toelaat. Zo is de Heere dan een nieuwe hemel en een nieuwe aarde aan het scheppen door de vernieuwing van het denken en het Woord. 10. Want het Woord vernieuwt het denken, en brengt daardoor hervorming. De eieren van het Woord zijn vol van de verf des Heeren, de verf der gedachten. Broedt deze eieren daarom uit, daar gij daartoe geroepen zijt. 11. Bergt dan het nieuwe Genesis in uw gedachten, en zondigt niet. Want Gods Toorn is tegen alle zondaren. Maar : Beseft gij wel wat zonde is. Want velen, ook door het oude woord, weten dit niet, en noemen dat wat geen zonde is zonde, en dat wat zonde is noemen zij geen zonde. 12. Zo hebben zij dan het woord en het hart des Heeren verdraaid voor hun eigen leerstellingen. Luister naar zulke leiders niet. De Heere zal u leiden. 13. Want de Heere wil u opvoeden dat gij een relatie met hem hebt zonder de tussenkomst van mensen. Want mensenvlees leidt veelal tot verderf. 14. Zo brengt dan het nieuwe Genesis de verf der gedachtes. Ziet dan, de eieren des Heeren zijn vol met de verf der gedachtes.
15. Zo is dan de wereld en de aarde met alles wat daarop is voortgekomen vanuit de gedachte, en vanuit de verf des Heeren. Ja, daarmee heeft de Heere ook het geweten beschilderd. 16. Zo hebben dan de spinnen des Heeren de afstanden en de tijden geschilderd, de nachtvlinders des Heeren hebben de details en de miniaturen aangebracht, en zo hebben de lieveheersbeestjes des Heeren de duisternissen en de lichten geschilderd. 17. Maar ook de wespen des Heeren hebben geschilderd. Zij hebben de vormen aangebracht. Zo hebben de flora en fauna des Heeren meegewerkt aan de schepping. 18. Zo dient gij dan de verf des heeren en zijn woord zuiver te houden, want de Heere bouwt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, zoals hij van tevoren heeft aangekondigd. Richt daarom uw hoofden op, want uw verlossing is naderbij gekomen. De Heere zal al uw tranen van uw voorhoofden vegen. 19. Maar ik zal u een geheimenis vertellen : Alle tranen waren slechts verf, en zij kwamen voort vanuit de pijnen, de verfpotten. Weest daarom niet al te zeer bedroefd met uw wonden, want de Heere zal u nog meer geheimenissen laten zien. 20. Ook zij die het spotkleed des heeren hebben gedragen : dit is een machtige verfkwast. Gij zijt de medescheppers des Heeren. 21. Zo zal de Heere dan u gebruiken om de hemel en de aarde te herbouwen. Er is dan niets zonder doel geweest. En er is loon naar werken. 22. Maar ziet toe dat gij niet werk noemt datgene wat geen werk is, want dit hebben velen gedaan, waardoor hun geloof schipbreuk heeft geleden. 23. Richt u dan ook niet op het loon der aarde, want zij die dat doen hebben geen loon in de hemel. 24. Laten uw werken dan in het verborgene zijn, waar geen oog ze ziet, want de Heere is met hen die in het verborgene zijn. 25. De lusten des Heeren zijn in het verborgene. En de Heere zal u hiertoe de wapenrusting geven. De lusten des Heeren zijn de muren rondom uw stad. 26. Zo komt gij dan met uw verstand niet ver, maar de lusten des Heeren komen uit onpeilbare dieptes. 27. Zo doet gij er dan wijs aan het verstand te verachten, want het is gebrandmerkt met leugensprekers, evenals het geweten. Richt u dan op de lusten des Heeren in vrijmoedigheid. Vanuit hen komt dan een zuiver verstand en een zuiver en vrijmoedig geweten voort. 28. De Heere wil dat gij bevrijd wordt van uw tradities, waarin boze geesten u gevangen houden. Tradities waren de steigers en de codes waarmee de voorouders in slavernij de vrijheid des Heeren voortbrachten, maar deze tradities smeekten ten hemel om in hun criptische beschrijvingen verlost te worden. 29. Zij riepen om integratie, en ontwikkeling. Zult gij dan altijd babies blijven, altijd leven van de moedermelk ? Daar doet gij uw voorouders geen dienst mee, en zo eert gij hen niet. Zij waren en zijn slechts op doortocht. 30. Bouwt daarom het huis des Heeren voort, en verscheurt de voorhangsels en zegels, verbrandt de steigers, en treedt in tot de dieptes des Heeren. 31. Hangt de lusten des Heeren dan in vrezen en beven aan, opdat gij uw behoudenis bewerkt in de vrijmoedigheid des Heeren. Want in de vreze des Heeren vindt gij alle vrijmoedigheid, en zal uw hart ruim worden tot verlossing. 32. Ja, want een jaar van verlossing heeft de Heere gegeven. Een jaar waarin gij de kosten kunt berekenen en afwegingen kunt maken. 33. Wees daarom wijs, en bega het pad stap voor stap, omdat gij niet nog een keer geknecht wordt. 34. Zo zult gij dan het oude niet verachten, maar in de diepte gaan, opdat gij de punten van verlossing zult vinden. 35. En zo zult gij dan denken : Spreekt de Heere in twee tongen ? En zo zult gij de paradox des Heeren ontdekken en zijn labyrinth. De aarde is vol met criptische beschrijvingen, vol met de vurige tongen des Heeren. 36. En gij zult u afvragen wie de verf zo heet en vurig heeft gemaakt, en gij zult dit ontdekken : De barbaren des Heeren, zij die de geest van Griekenland hebben overwonnen, hebben dit gedaan.
1.
Aanhef
1. Maakt u dan op om de Woorden des Heeren te horen. De Heer wilt dat gij de geschiedenis der schepping kent. Stopt dan met het doorvorsen van uw boeken, en stopt met uw arbeid om het Woord des Heeren te horen. 2. Het Woord des Heeren doorzoekt de duisternis en de nacht. Het Woord des Heeren doorzoekt de slaap.
De eerste aarde
3. Maakt u dan op om tot de berg des Heeren te gaan. In het eerste begin, nog voordat de aarde geschapen werd, juichten de morgensterren en de zonen Gods bij de aankondiging daarvan. 4. De Heere had net de engelen geschapen, toen Hij bij de Geesten Gods was ingegaan. 5. Bij Eminius schiep Hij de leeuwen des hemels en later de haaien des hemels. 6.Bij Metensia schiep Hij de gewesten des hemels, de slangen des hemels, en later het ijs des hemels. 7. Bij Matas schiep hij de wateren des hemels en de eerste aarde. Op die eerste aarde plantte Hij drie tuinen. 8. De eerste heette Roggio, de tweede heette Rietel, en de derde heette Eeden. En in de hof van Roggio plaatste hij de boskinderen Echte en Lirijn. 9. Maar zij vielen af van de Heere Heere en Hij nam Roggio weg van de aarde. In Rietel plaatste hij de slangenmensen en in Eeden de hondenmensen. 10. Maar daar zij zich groot maakten tegen de Heere en tegen Hem zondigden besloot de Heere de aardbodem te verdelgen. 11. In die tijd vielen er vele haaien af van de Levende God, en begonnen hen die op de aarde woonden te verleiden. 12. Dit was de eerste val der engelen. En de Heere Heere schiep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, en ging in tot Zijn Geest Santra. 13. En bij Santra schiep Hij een nieuwe hof, waarin Hij Morit, het hertenkind, plaatste. 14. Hij schiep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, maar de honden van Okil namen het kind mee. 15. En de hof heette Genesis, en werd tot God genomen. 16. In die dagen stond de vorst Dan Roland op, maar Michai met zijn tienduizenden engelen bracht hem ten val.
17. En in die dagen werden de engelen arxels genoemd. En er was een boek genaamd De Troiade, in het begin der dagen om hen die op de aarde woonden de hemelen te laten kennen. 18. En er was een man genaamd Michai. En hij was door God gezonden om een Heilig Evangelie te brengen. 19. Maar men heeft hem niet gewild, en de Heere begon tegen de aarde te toornen, en sterren begonnen te vallen, die grote woestheid brachten. 20. En vele leeuwen begonnen zich tegen de Heere te keren, en de Heere begon Zijn hand van de aarde en de hemelen terug te trekken. 21. Dit was de tweede val der engelen. En toen sprak de Heere Heere : Vanaf nu zal Mijn Hand niet meer op de schepping rusten. En duisternis kwam over de wateren. 22. En de Heere ging in Genesis wonen. En de Heere stelde de dagen in en de afwisseling der seizoenen. 23. En de Heere bracht Eeden terug in Genesis en begon te bouwen aan een nieuwe aarde.
2.
1. Laat Hem dan scheppen in u een nieuw hart in uw binnenste. Laat Hem u dan leiden tot Zijn nieuwe tempel, om de geschriften en materialen van de oudheid terug te vinden. 2. Laat Zijn engel Sarsia u dan leiden, tot het hart van Michai, daar waar Gods Tranen stromen. 3. Brengt dan troost aan het hart van God. 4. Laten wij dan gaan naar de hof Genesis, en komen tot Zijn Geest Santra. 5. Laten wij dan vluchten tot Zijn Schuilplaats, wanneer de elementen instorten. 6. Ja, laten we het nieuwe Genesis binnengaan, waar Morit zal terugkomen. 7. Nee, Morit is niet vergeten.
3.
1. Het boek der uittochten. Hoort dan het Woord des Heeren : De Heere Heere heeft uw stem gehoord in slavernij. Hij zal de macht van Farao breken, en u uitleiden. 2. God zal plagen zenden, en u uitleiden in het diepste van de nacht. 3. Hij heeft gezien hoe de vijand uw werk verdubbelde en verzwaarde. Hij heeft gezien hoe de vijand u geen rust gunde. 4. Maar de Heere Heere zal haken in de kaken slaan van dit beest, en hem uit de nijl trekken, om hem te brengen naar dorre plaatsen. 5. De Heere Heere heeft uw stem gehoord, en zal u leiden tot de tempel van ijs in het duisterste van de nacht. Hoort dan, want uw gebeden hebben Hem bereikt. 6. Een nieuwe dag is komende, voor hen die nu wenen. 7. En de Heere Heere zal uw monden vullen met gelach, en u nieuwe tranen van Zijn Geest laten zien. 8. Een kleine rust zal God u zenden in uw uittocht, en de engel Sarsia zal over u waken als de vurige vlam. 9. En de nachtspelers zullen u leiden tot in het binnenste der tempel, en gij zult het altaar zien. 10. Dan zult gij zien dat de Heere vanuit het altaar spreekt. En die dag zal groot heten. 11. En de ark van ijs zal van steen zijn, en gij zult daar baden voor een dag en een halve dag. 12. Daar zal de Heere Heere u het Eeuwige brood geven. En de Heere Heere zal de ruiters van Farao uit uw geheugen en geweten bannen. 13. En de Heere zal er een banier oprichten, onder wiens teken een Eeuwige ziel geboren zal worden. 14. En die ziel zal de Heere dienen, en groot worden in de woestijn. 15. Ja, die ziel zal spreken als de tijger.
4.
1. En dan zal de Heere Heere roepen : Maakt dan vrij de baan des Heeren. 2. En de haaien des hemels zullen komen vanuit het gewest Spricht, en gij zult hun zielen aanschouwen. 3. En de Heere Heere zal roepen : Dit is de Dag waarop de haai spreekt, en zijn woorden zullen worden verstaan, op die dag dat het zegel der haaien zal worden verbroken. 4. Maar de Heere had enkele geslachten verblind, opdat zij de woorden niet zouden horen en verstaan. 5. Zij zouden nog steeds de Farao moeten dienen, totdat het getal van hun lijden vol zou zijn. 6. En de Heere sprak : Zij zijn het, die in de dagen van de tijger leven. En toen vertrok de Heere in Zijn vurige wagen. 7. En ik zag een verblindend licht langzaam uit de hemelen dalen, en de Heere zag dat het goed was.
5.
Het tempelpad
1. Ik ben het zat met een twistzieke vrouw te leven. Mijn vader heeft mij van jongs af aan onderwezen, en waarschuwde mij voor haar. Nu is het dan te laat en ben ik voor altijd geregen, als een parel aan haar zwaard. Nu zullen de dagen moeten slijten, en zal Gods Geest mij moeten opnemen. Ik zal haar niet verlaten noch wegsturen. Een huis van dokters scheurde ons uiteen.
2. Met winter alleen kan men niet leven, en zonder zomer zal het schip stranden. Als een vulkaan is de liefde zonder een vrouw. Want dan zijt gij aan Gods Geest overgeleverd.
3. Hebt gij gehoord van de vulkaan van ijs ? Bent gij al warm geworden door de kou ? Wees dan als de wees en de weduwe, en gij zult het pad Gods vinden, brandende van ijs.
4. Mijn schoeisel brandt aan mijn voeten, mijn lichaam baadt in edel ijs. Ik heb Gods boodschapper vandaag gevonden, als een vogel tikkend op mijn raam. Ook morgen zal ik weer op de uitkijk staan, waar hemelpoorten opengaan.
5. En gij bent gewaarschuwd voor de vreemde vrouw, met paarlen aan haar voeten, met bellen rinkelend in de nacht. Laat haar uw hoofd niet zalven, voor dienst in haar tempelen, want het vuur zult ge niet kunnen doven, en alleen een huis van dokters zal u kunnen redden uit haar hand.
6. En ik daalde af tot het huis van dokters, waar niemand helpen kon. En ik stierf een koude dood, dwalende door duisternis. En ik ging geen vreemde huizen binnen. Ik was op reis naar een tempel, de tempel van het duistere ijs. Want God laat zich in duisternis kennen. In Zijn tempel is het medicijn.
7. In huizen zult gij het geluk niet kennen, maar in tempels is het medicijn. Door tranen van ijs worden de muren stijf. Verlaat dan de muren met ramen, en neemt uw pad tussen de muren van tempelen.
8. In huizen van spel zult gij niet winnen, want vreemde vrouwen zullen u binden. Drink dan niet van hun melk, maar blijf op het tempelpad. Want in huizen van spel zult gij niet winnen. Ze nemen alleen je ziel weg. Blijf dan trouw aan de liefde van uw jeugd, en laat de banden slijten voor de Heer. Laat ge u dan op het altaar met koorden van liefde binden, en hangt de Geest van God aan. Dan zult ge eeuwig winnen, in de tempel des Heeren.
9. Blijf trouw aan de liefde van uw jeugd, en leg het op het altaar, zodat de vleugelen des Geestes u zullen wegnemen tot een nieuw land.
10. Laat de Woorden van de Heere u leiden, en laat u niet in met vreemde vrouwen. Hang de Geesten Gods aan, en laat u in met datgene wat in de tempel is.
6.
1. En hen die jong zijn vallen in vele strikken en verwarringen, maar hen die ouder zijn varen vaste koers. 2. Laat uw hart dan streven volwassen te worden, opdat gij voor vele dingen wordt behoed. 3. Weent niet wanneer een slang u meeneemt naar zijn nest. Zo ontdekt u de wereld. 4. De Heere geeft u wat nodig is, en houdt verre van u hetgeen schadelijk is voor uw ziel.
7.
1. Moeder brengt uw kinderen, tot de gebergten van Kabbernal. Brengt hen tot de vreugde van Metensia. Verbittert hun harten dan niet, maar onthoudt hen de tucht niet. 2. Heeft de Heere u zelf dan niet geslagen. Waarom zou u het dan uw kinderen onthouden ? 3. Weest zacht voor hen die gevoelig zijn, en voor de zachtmoedigen, en ook voor hen die voor de Heere vechten. 4. Omhul hen in moedergenade, opdat de Heere niet tot u kome, om hen te rukken uit uw hand. 5. Ja, de Heere is een jaloers God. Gij kunt niet één juk vormen met de wereld. 6. Wie dan een vriend der wereld is, is een vijand van God. 7. Oh, de Glorie van Metensia, heiligt moeders in hun liefde. Liefde als de brandende rivier, overvloeiende. Als de vulkaan is de toorn van de moeder. Kinderen, strijdt niet tegen haar, want de Heere staat aan haar zijde, met Zijn vurige wagens is Hij daar. Hij bemint haar. 8. De Geest van God, met waterige jurken zweeft over de wateren. In duisternis is Mura, in duisternis is zij, om de aarde in licht te scheppen. 9. De hemelen als haar waterige jurken, als haar vliezen, zij is strijdende, tegen de orkanen der duisternis. 10. Wat heeft satan gedaan en de zonen van Beelzebul. Zoveel engelen gevallen, zoveel waterplanten groeien nu tot de maan. Als eb en vloed zijn haar ogen. Zij gebruikt hen als mest voor een nieuw tij, maar ook dit tij zal keren. 11. Zij hulde de aarde in hemelen, zij gaf de mens een verstand, maar de aarde nam het over, en leidde hen tot het vuur binnenin. 12. In de hof van Eeden, zij vielen daar.
8.
1. Moeder, brengt uw kinderen, tot de harten van Kabbernal, tot de harten van Zijn Geest. 2. Onthoudt hen niet de Glorie, maar ook de roede niet. 3. Een tuchteloos volk is het volk des Heeren, hun kinderen zijn een wildernis. 4. Moeders, laat u leiden tot de straten van Kabbernal, en bemin de Heere. Keer terug van uw boze paden. 5. De Heere dan is God. Hij drage uw kinderen in Zijn schoot. Hoger dan de hemelen is Zijn Raad, de sterren schrijven van Zijn lof. Genade heeft Hij u gegeven, hen die Hem genade schonken. 6. Dooft dan de Geest niet uit, want gij zult mest zijn voor de nieuwe aarde en haar plantengroei. 7. Zo zult gij verdorren, als gij niet luistert naar de Stem des Heeren. 8. Kabbernal, maakt uw dalen wijd, en laat rivieren stromen. De kinderen zijn rijp geworden. Zij zullen dromen dromen. 9. Gij sluit de poorten der duisternis, en opent hen weer een andere keer. 10. Kabbernal, oh Geest van God, gij hebt tot Izu gezworen. De beminden lijden pijn, zij worden gemaald als koren. 11. Van edele verzen was Zijn Woord, maar er is nu niets meer van over. Vijanden waren in de poorten van de hof, en de bakker des Heeren had de strijd verloren. 12. Zij hingen hem hoog, over vijanden niets meer, geen betoog. Hoelang zou zijn reis duren, naar de uiteinden van de eeuwigheid, waar lammeren hem volgen. 13. Zo werd het Woord dan zevenvoudig gelouterd, en konden zij niet zeggen : Het is er niet meer. De bakker heeft de kruik met melk gebroken, en zijn bloed doorstroomt het oude zeer. 14. Zij die dan het Woord zien, volgen Hem.
9.
1. Het Woord dan zeven maal gebroken, als zuiver zilver voor de Heere. De Heere heeft Zijn Weg gevonden. 2. Het Woord dan vertrapt en geslagen, daar waar bakkers het heil verloren zagen gaan, stond de spruit op, vol met gezichten. 3. De Heere heeft het zaad gezaaid, de splinters in de zon, brachten Hem tot het verloren goud. 4. Ja, de Heere heeft list gebruikt, om Zijn Woord te zuiveren en te behouden. Als een schat in aarden vaten heeft Hij gebrokenheid gebracht. 5. Nu stroomt dan het zilver, tot hen die willen smeden, de tempelen van de Heer. 6. Velen durfden niet te naderen, tot de tempelen van de Heere, want vijanden waren daar. Maar nu zijn de poorten open, en heil brandt in het midden van de tempel. 7. De Heere herschiep Zijn Woord, door de verdrukkingen heen. Nu heeft Hij dan een koord om hen die dwaalden en beangst waren te trekken. 8. Het Koord van Liefde opent ogen, laten zij dan Metensia zien. Gods Geest die verborgen was gehouden. 9. De Heere dan heeft list gebruikt, komt dan tot Zijn poorten om Zijn licht te aanschouwen, wat was gewikkeld in de duisternis. 10. Ja, de Heere streed met raad en overleg. In vurige wagens was Zijn inzicht. 11. Ademt dan nu, gij die geleden hebt onder het Woord van duisternis, want haar licht is opgegaan. 12. Nu is het licht dan gekomen tot Kabbernal, en God neemt Zijn zonen aan. 13. Vanuit alle windrichtingen zullen zij komen, de wijzen om hun schatten te brengen, tot het nieuwgeboren Woord. 14. Ademt dan nu, gij heiligen van een nieuwe taal, want het oude is voorbijgegaan, de onderdrukking des satans. 15. De Heere dan heeft Hebezeen gebroken, als Mozes splitsende de zee. 16. Een nieuw Woord is dan geschapen, ziet, het oude is voorbijgegaan. 17. Ik heb door Mijn dienstknechten gesproken, zegt de Heere, en Ik heb hen Mijn Woord doen verstaan. 18. Ademt dan nu, volk van God, want zijn heiligen zullen gaan van adem tot adem, en heil scheppen uit de levensbronnen van God. 19. De Heere dan heeft Tapas gebroken, en hem gespleten als een berg. Ja, de bliksem heeft hem getroffen. Wonderbaarlijk is Gods werk. 20. Komt dan tot de nieuwe tempel, en zie niet om, opdat gij niet worde tot een zoutpilaar, en de Heere daarin Zijn Woord beware. Zij die tegen het Woord strijden worden tot mest, en zij die teruggaan tot het oude zijn als zout. De Heere zal hen beiden gebruiken. 21. Zijt gij dan geen gereedschap in de Handen des Heeren ? Hij die de Zon in zijn handen draagt. 22. Daar waar de zonen van Belial zich tegen Hem keerden, daar kwamen de Geesten Gods tezamen. 23. Heeft Hij dan niet in u de aarde geschapen ?
10.
1. Reine handen gaf Hij aan de reinen. Verstand gaf Hij aan de verstandigen. De traagheid des heeren roepe u. Dit is een dag van vrijheid. 2. Genade heeft Hij opgewekt tot hen die Hem genade gaven, die Zijn Geest hebben gewekt. 3. Een goed bed gaf Hij hen om in te slapen. Daar waar de rozen bloeien, de dorens brengen u tot slaap, waar gif de lied'ren en gezangen laat keren tegen hen die Hem haten. 4. Een vaste burcht is uw God, met een veelvuldigheid aan wapenen. 5. Dit is een dag van vrijheid, waarin de Geest des Heeren Zich verblijdt. 6. Weest dan niet bitter tot de tuchtigingen Gods. Zij vormden uw ziel. 7. Dwaal dan niet af in oeverloze geslachtsregisters, getallen en geschiedenissen, daar de Heere u vrijgezet heeft. Zoekt dan de Heere en Zijn Geest. 8. Vele boeken vormen een strik, maar de Heere geeft het Zijn beminden in de slaap. 9. Hebt dan verbintenis met God, en leert te toetsen. Zij dan behoren tot de geboden van het zuivere Woord : Het eerste gebod is geen vlees te eten. Het tweede gebod is gij zult niet doodslaan. 10. Het derde gebod is hebt dan uw naaste lief en God boven alles. Het vierde gebod is de wet niet te verachten, en de ander uitnemender te achten dan uzelf. Het vijfde gebod is te toetsen alle dingen en de profetieen niet te verachten. 11.Het zesde gebod is het dier lief te hebben, en te bestuderen, evenals de natuur. Het zevende gebod is de namen der Geesten te kennen, de namen der engelen en machten, daar zij de poorten des levens bewaken. Gij dan zult verbintenis hebben met God. 12. Dit gebod is het Woord des Heeren zuiver te houden, en de canon te verafschuwen, daar zij Gods Geest opsloot. 13. Het achtste gebod is in verbintenis te zijn met de martelaren van de tijden, het negende is de tijden des Heeren te kennen, en het tiende is de leugen te haten en het onderscheid te kennen tussen de verschillende gewassen, planten en groenten. 14. Zo te doen zult gij uw zielen zuiveren en behouden, maar hij die hierop niet acht geve, op hem zal geen acht gegeven worden.
11.
1. En de Heere bracht deze geboden tot een zuivere ark, en liet de plaats verzegelen.
12.
1. Laten zij die werk doen ook tijd besteden aan de rust. Zij die elkaar geen rust geven bedrijven gruwelen voor het aangezicht des Heeren. 2. Leer dan elkaar te heiligen, en geeft elkaar rust, opdat gij zelf kunt rusten. 3. Apostelen zijn zij dan die het Woord zuiveren. 4. Zij behoeden uw ziel, en geven niets om tradities. Als gij een traditie vasthoudt, houdt het vast om de Heere. Maar bent gij er wel zo zeker van dat u de Heere ermee dient ? 5. Gij dan zult opgroeien in de Heere, en de planten laten groeien. 6. Indien gij dan niet vernieuwd wordt, hoe kunt gij de hemelpoorten bereiken, die het nieuwe aanhangen ? 7. De Heere dan bemint het nieuwe, en Hij zaait het oude als zaad op de akker. 8. De Heere is dan een landman, kennende de oogst der dingen. 9. Zo zult ook gij de oogst der dingen moeten kennen. 10. En ik zag de verzen van het oude gekooide woord als roofdieren tot de heiligen komen, en zij dronken hun bloed als wijn. 11. En ik geraakte dronken van het Zuivere Woord, en de Heere sprak : Zalig zij die het Zuivere Woord kennen. 12. En de Heere nam het oude en bezoedelde Woord en wierp het in een kuil van leeuwen. En het Zuivere Woord begon voort te komen. 13. En de profeten die het zagen kregen dubbel zicht en het zilver des Heeren kwam voor hun ogen, en begon hen te zuiveren. 14. En zij kregen de macht om de hemelen te openen en te sluiten.
13.
1. En de Heere sprak : Ja, de mens heeft een tweede geest, verborgen en opgesloten voor het Aangezicht van God, maar het Zuivere Woord zal het openen, en dan zal het Eeuwig Evangelie komen. 2. En het Zuivere Woord begon te waaien als de zeven winden des Heeren, en geruis brak voort vanuit Gods tempelen. 3. De Heere dan heeft het oude Woord gebruikt, en met een kromme stok recht geslagen, maar nu zullen dan de steigers waarmee het huis gebouwd werd worden verbrandt. 4. En ook de mest en het zout van de hel begon te branden. En de Heere bracht dan zuivere schatten tot de lichamen van zijn dienstknechten, en deze schatten waren tienvoudig gezuiverd, en enkelen honderdvoudig. 5. En het licht des Heeren rees op van de tempel, en ik zag een nieuw altaar staan. 6. En de Heere pakte een zware stok die alleen Hij kon dragen en sloeg daarmee op de zee. En walvissen kwamen voort en zij droegen het geheimenis des Heeren.
Het Eeuwig Evangelie VI
De Steen van Chawila
1.
1. En Jezus daalde tot de onderwereld waar Hij uiteindelijk kwam tot Chawila. En Jezus brak stukken van de steen af, en kwam tot de plaats waar het tweede beest was, diep in de afgrond. En Christus sprak tot het tweede beest, en omklemde de nek van het beest met een bereklauw. En Christus kwam tot de canon en brak het in stukken. En Christus kwam tot Chawila als tot een vrouw. En Christus sprak woorden tot de zee, en de zee trachtte Hem te verslinden. En de slangen en de wormen der zee trachten Hem te omknellen, maar Chawila beschermde Hem. En Chawila nam Hem mee tot een grot waar Hij veilig was. En Chawila noemde Hem de Indiaan en schonk Hem een veer. En zij bekleedde Hem met de wonderbaarlijkste sieraden en edelstenen en met dat wat leeft onder de aarde. En Christus sprak tot haar en zeide : Uw zand zal tot goud zijn van het goede, en het zal zich vermenigvuldigen.
2.
1. Er was eens een meisje dat heel diep onder de grond opgesloten leefde om voor een draak te koken. Het meisje heette Rozinde. Altijd als ze niet snel genoeg was met koken dan werden de vlammen onder haar grote ketel woester en woester. Ook wilde de draak altijd veel verschillende soorten vreemd vlees, en daarom moest Rozinde vaak op jacht. Als ze niet snel genoeg was met jagen dan werd haar boog ineens vuurheet en dan viel ze altijd op de grond van de pijn. Op een dag schoot een prins een pijl op de draak af en bevrijdde Rozinde. Hij nam haar mee naar zijn kasteel. Om tegen de draak beschermd te zijn moest ze elke dag baden in een bad vol met melk onder het kasteel. En elke dag moesten er wilde bloemen in geworpen worden. De prins hield veel van het meisje en op een dag trouwde hij met haar. Maar toen eens de prinses vergat in het bad van melk te baden sloeg de draak toe, en nam haar weer naar de diepe plaats onder de grond. Nu moest Rozinde nog harder werken, en was de draak woester dan ooit. Op een dag kwam de prins om zijn Rozinde te halen, maar de draak sloot hem op achter tralies van vuur. Rozinde werd elke dag steeds verdrietiger. Op een dag was ze weer op jacht voor de draak en vond een hert in het struikgewas. ‘Heus, schiet me niet,’ zei het hert, ‘dan zal ik je al mijn melk geven.’ En toen herinnerde Rozinde het weer dat de draak niet tegen melk kon. Ook vroeg Rozinde aan het hert waar wilde bloemen waren. Het hert had heel veel melk te geven, en al gauw was er een heel bad vol. Toen gooide Rozinde de wilde bloemen erin. Snel nam Rozinde een bad in de melk en ging met natte kleren terug. Toen ze bij de vuurtralies aankwam wreef ze met haar melknatte kleren er tegenaan terwijl de tralies kapot sprongen. Snel greep ze haar prins bij de hand en samen renden ze naar het bad. Hier waren ze veilig tussen de wilde bloemen. Maar al gauw kwam de draak een kijkje nemen. Hij wist dat hij niks tegen hen kon beginnen zolang ze iedere dag een bad zouden nemen in de melk. Maar hij wachtte en wachtte, en vandaag wacht hij nog steeds.
3.
1. En uiteindelijk kwam Christus tot de draak, en had Chawila als zijn boog. En hij doorboorde het hart van de draak met een pijl, en de draak kreeg varkenskoppen. En Chawila sprak dat na het zilveren tijdperk de draak geheel als een mak varken zou zijn. En Christus keerde om en ging heen van de draak, terwijl engelen Hem volgden. En Chawila sprak dat het goud der aarde de draak verder zou doorboren om een weg te vinden door zijn hart, tot het doen ontwaken van het zilver. En vele soldaten die door de draak waren opgeslokt zouden zo vrijkomen, en zij zouden de engelen van Christus volgen over het pad van Chawila. En Chawila nam haar fluit om die te bespelen, en bloemen begonnen voort te komen uit de draak, en zij droegen de gouden glazen wanden. En ziet, zij waren als de tegels van de nieuwe stad. En Chawila zag en sprak dat het goed was. Zo keerde zij terug tot Christus, en Christus kwam tot haar als tot een vrouw.
4.
1. Eens in de tijd dat er nog geen bloemen waren leefde er eens een meisje dat zo mooi was dat iedereen haar ‘Zwanenpracht’ noemde. Op de hele wereld was er geen liever meisje te vinden dan haar, met een hart van goud en stralend licht. Haar vader, een koopman was erg trots op haar, en er was niemand met wie zij het beter kon vinden dan met haar vader. Maar op een dag was de vader erg ziek. Het meisje was erg bedroefd en na korte tijd stierf haar vader. Haar moeder was een edele vrouw en hertrouwde. Maar al gauw bleek dat het meisje niet met haar nieuwe vader kon opschieten. De stiefvader was erg ruw naar haar, en het meisje begon erg te veranderen. Na een aantal jaren was ze zo’n kreng geworden dat iedereen haar Zwanenplaag noemde.
2. Maar op een dag was er een koopman met een carrousel in het land. De kinderen waren dol op de carrousel en ook het meisje vond het fijn er ritjes in te maken. De koopman was direkt erg gecharmeerd door het meisje, omdat ze zo mooi was als een zwaan. Na de ritjes wenkte de koopman het meisje, en nam haar apart. ‘Heus,’ zei de koopman, ‘ik heb in het hele land geen mooier meisje gezien dan jij, met een hart zo vol van goud en stralend licht.’
3. ‘Iedereen noemt mij zwanenplaag,’ zei het meisje, ‘omdat ik zo’n kreng ben. Vanwaar uw belangstelling ?’
4. ‘Oh, maar ik zou jou Zwanenpracht noemen,’ zei de man. Ineens moest het meisje aan haar vader denken.
5. En toen vertelde de man haar dat wanneer het midden in de nacht is, en alle kinderen slapen, dan wordt de zwaan van de carrousel wakker, en wie dan op haar rug zit maakt met haar een ritje in de lucht. Als je het aan niemand vertelt, en naar de carrousel komt wanneer je de eerste sterretjes van de nacht ziet, dan is het aan jou de eer een ritje te maken, sprak de man.
6. De eerste nacht toen het meisje een ritje mocht maken op de vliegende zwaan van de carrousel kon ze alle lichtjes van de stad zien, en vertelde aan de man van de carrousel dat haar echte naam Linana was. Omdat het het meisje zo beviel mocht ze ook de volgende nacht komen. Ditmaal bracht de zwaan haar nog verder weg, en vertelde ze de man van de carrousel dat haar vader was overleden, en dat ze een boze stiefvader had. En de man nodigde haar nog een keer uit. Ditmaal bracht de zwaan haar naar een land zo ver weg dat ze het niet kende. Toen ze een voet op de grond had gezet vloog de zwaan weg. Ze riep de zwaan nog na, maar al snel was de zwaan helemaal uit het zicht verdwenen. Ze stond vlakbij een meertje waar een heleboel echte zwanen waren.
7. Linana mocht op één van de grotere zwanen een ritje maken over het meer, en ineens steeg de zwaan op. ‘Oh, kun jij me even naar mijn land terugbrengen,’ zei het meisje. ‘De zwaan van de carrousel is mij vast vergeten.’
8. Toen het meisje weer bij de man van de carrousel was aangekomen, vertelde de man haar dat de zwaan van de carrousel altijd op tijd terug moest zijn, anders zou hij in de lucht ineens weer van metaal worden en neerstorten. Toen begreep het meisje het. Maar ook de zwaan van het andere land wilde wel een plaats op de carrousel hebben. Voor de man met de carrousel was dat niet zo moeilijk, omdat hij immers toverkrachten bezat. En steeds kwam het meisje terug in de nacht om ritjes te maken op de zwanen, en ze nam telkens nieuwe zwanen mee. Na een tijdje was de carrousel vol met zwanen, en op een nacht steeg de hele carrousel op, en vloog naar het land van de zwanen.
9. Dus als je een keer in de nacht een carrousel door de lucht ziet vliegen, dan weet je dat het Linana met haar zwanen is. Op een keer vertelde de koopman dat er drie vlammetjes in het binnenste van de carrousel waren. Zodra het eerste vlammetje uitging ging er op aarde iemand dood. Altijd als het tweede vlammetje uitging werd er op aarde iemand geboren, en als het derde vlammetje uitging werd er iemand blij. Linana vond het een prachtig gezicht om naar de knipperende vlammetjes te kijken. Maar op een dag werd ook de man van de carrousel ernstig ziek, en stierf. Linana was nu bedroefder dan ooit, en sindsdien gingen de vlammetjes niet meer aan. Ook de carrousel draaide niet meer, en de zwanen kwamen niet meer tot leven. Niemand wilde een carrousel in het land hebben die het niet meer deed. Ze besloten de carrousel in een diep gat in de aarde te werpen. Linana was ontroostbaar. Maar op een dag kwam er een zwaan van het andere land, en nam haar mee. Het meisje wilde niet meer terug en besloot in een huisje te leven aan het meertje van de zwanen. Maar op een dag gebeurde er iets wonderlijks, vanuit het meertje kwam de oude carrousel opzetten. De carrousel was nu groter dan ooit, en er waren ook veel meer zwanen op. De zwanen vertelden het meisje dat in het diepe gat in de aarde een oude vrouw leefde die zoveel toverkracht bezat dat ze kon maken dat de zwanen altijd konden leven. Zelf had ze ook een heleboel zwanen, en die konden sindsdien ook in de carrousel zijn. En in het binnenste van de carrousel waren nu zoveel knipperende vlammetjes en was het er zo groot, dat Linana er voor altijd zou kunnen wonen.
10. En zo maakte Linana vanaf nu ook ritjes door het water en onder de grond. En als je haar eens tegenkomt, vraag dan maar of je met haar mee mag.
5.
1. En zo hing de Heere zeven dagen in de onderwereld aan de strop, toen hij engel geworden was, om zo vele engelen tot zaligheid te brengen. Ja, want enkelen onder hen waren door de vloek van de zwarte appel weggenomen, en leden in het verborgene, in gebondenheid. En de Heere hing daar, gemaskerd als de ekster. En zo is de Heere dan in het dodenrijk der engelen geweest, en in het dodenrijk der mensen, om velen tot zaligheid te brengen, zowel mens als engel. En sommigen hebben gepredikt dat engelen niet sterven, maar zij weten niets af van het verborgene des Heeren. Want ook als engel heeft de Heere de dood gezocht, en de dood heeft Hem gegrepen, opdat Hij velen zaligen zou. Weet gij dan niet van de verboden appelen der mensen en engelen, waardoor zij zouden sterven ? En in hun val namen zij velen mee, hun generaties, hun geslacht, hun ras, hun legioenen, en iedere vorm van bloedband, en de Heere sprak dat Hij niet schuldig zou houden hen die door toedoen van anderen stierven. Maar ik zal u een geheimenis vertellen : dood en leven is enkel taalgebruik, want de doden leven, en de levenden zijn dood. En zo kwamen dan de engelen die gezondigd hadden, en die zij in hun val meesleurden op wat voor manier dan ook, terecht in het dodenrijk der engelen. Nu is de vraag : waar is het dodenrijk der engelen ? Zij vielen van de berg der goden, de berg van Eeden, en kwamen in de wildernissen van Eeden terecht, in de vierde dermensie, terwijl zij van de vijfde dermensie waren, en de goden van de zesde dermensie, hoger op de berg van Eeden. En zo reikt de top van de berg van Eeden in de zevende dermensie, waar de Godslangen wonen die het wezen van God zijn, en de oude ekster woont in de achtste dermensie. Is het dan zo dat zij die sterven een dermensie lager komen ?
2. Als een mens, die van de derde dermensie is, sterft, waar komt hij dan ? Toen Adam en Eva uit de hof van Eeden werden gejaagd kwamen zij tot de derde dermensie, en de cherubs werden tussen de derde en de vierde dermensie gezet op de weg tot de boom des levens te bewaken. Maar de cherubs zelf zijn van de vijfde dermensie. Zo zien we dat er raakvlakken zijn tussen de dermensies. Ook is het mogelijk in het dodenrijk te sterven, om zo van dood tot dood te gaan. Dit zijn de krachten van de goden en de engelen, en zij worden er niet door geraakt. Nu was Christus tot de dodenrijken der mensen en de dodenrijken der engelen gekomen, om daar weer te sterven, en velen doorgang te geven. Zo heeft Hij dan de evangelieen der mensen en de evangelieen der engelen verkondigd. En Hij heeft hen de wegen door de dodenrijken en door de poelen des vuurs laten zien, en Hij heeft aangetoond dat deze dingen ter zuivering en testing waren. En zo kwamen vele engelen en vele mensen tot verlichting. Het doel van Christus is dus tweevoudig geweest : het verlichten van engelen en mensen. En zo is Hij dan tweemaal Verlosser. De ekster was dit voor de Godwezens en de goden. Istus was de verleider der Godwezens, en Maktus de verleider van de goden, die ooit Virtus verleidde tot het nemen van het verboden vlees. Virtus was de verleider van engelen, en verleidde satan toen die nog een aartsengel en zoon Gods was. In vele opzichten is Christus voortgekomen vanuit de ekster, en werd ook zo genoemd. Hij heeft zowel de dodenrijken van mensen als die van de engelen bezocht, en is aan zowel mensen als engelen gelijk geworden. En zo bezocht Christus de eerste tot en met de vierde dood, en ging over de rivieren die deze vier gebieden van elkaar gescheiden hielden. En de rivier tussen de eerste dood en de tweede dood was de Makasto, en zij hield het dodenrijk van de hel gescheiden. En de Kamsto was de rivier die de tweede dood van de derde dood gescheiden hield, als de hel van de slaap.
3. En de Vlamo was de rivier die de derde dood van de vierde dood gescheiden hield, tussen slaap en vergetelheid. En de Heere verloste velen uit de zielenslaap. En de derde dood had als naam Fakaro en hij hield vele zielen in slaap, zowel mens als engelen, en de Heere dreef hem terug. En de vierde dood had als naam Zamisto, en hij hield velen in de greep, en de Heere dreef hem terug. En de Heere zelf had macht, als door het bloed van de ekster. Ook kocht de Heere velen vrij uit Gehenna en het tweede Gehenna, en ook uit Tartarus, die gebieden waren van de tweede dood. En de tweede dood had als naam Alsma, en de Heere dreef hem terug. En de Heere ging de berg van Eeden op, en nam vele mensen en engelen mee die Hij verlost had, en Hij sprak tot de berg, en die opende zich, en nam allen die door het bloed des Heeren waren gezuiverd aan. En de eerste tot en met de vierde dood kwamen klagen bij de oude ekster en bij de Heere, en Alsma, de tweede dood, trok zijn zwaard, maar de Heere wierp hen allen in de poel des Heeren. En de Heere maakte een eind aan het gehandel tussen de eerste tot en met de vierde dood, en liet de rivieren tussen hen overstromen, en aldus was de vloed des Heeren. En de Heere bracht de Zijnen tot een schuilplaats in het binnenste van de berg van Eeden, en liet hen aldaar Zijn dieptes zien. En allen waren verwonderd over de mysterieen van de berg van Eeden.
6.
1. Er waren eens twee zusters die water moesten putten bij een waterput. Op de put zat een mannetje die hen te drinken vroeg. ‘Ga zelf water halen,’ zeiden de twee zusters.
2. ‘Maar ik heb geen emmer,’ zei het mannetje.
3. ‘Ga dan maar eerst een emmer halen,’ zeiden de twee zusters.
4. ‘Kan ik niet gewoon in jullie emmer naar beneden, dan kan ik daar wat water drinken en zorgen dat jullie emmer volkomt. Ik zal jullie er rijkelijk voor belonen,’ zei het mannetje. Hij liet de twee zusters wat goudstukken zien, en de zusters stemden in. Ze lieten het mannetje aan de emmer aan een touw helemaal naar beneden gaan. Het mannetje stapte uit de emmer ging op een klein platform staan, en legde een schorpioen in de emmer. Toen de twee zusters de emmer terug hadden met de schorpioen erin waren ze woedend. ‘Wacht maar, mannetje,’ zei één van de zusters, stapte in de emmer en liet haar zuster het touw vieren om zo beneden te komen. Maar het mannetje was in geen velden of wegen te bekennen. De twee zusters hadden ook nog een jongere zuster, en de volgende keer lieten ze haar naar de waterput gaan. Het mannetje zat er weer, en vroeg ook aan dit meisje of ze hem wat te drinken wilde geven. Het meisje gaf hem direkt te drinken. ‘Omdat je zo behulpzaam bent geweest,’ zei het mannetje, ‘zal je emmer altijd vol blijven.’ Het meisje ging weer naar huis en vertelde alles aan haar zusters. En inderdaad, zodra de emmer bijna leeg was raakte de emmer weer vol. Direkt zochten haar zusters een andere emmer op en gingen terug naar de waterput. Weer zagen ze daar het mannetje. ‘Zo,’ zeiden ze. ‘Zullen we jou eens goed te drinken geven ?’ Het mannetje knikte, en ze gaven hem goed te drinken. Het mannetje dronk de hele emmer leeg. Maar toen ze voor de tweede keer de emmer omhoog haalde zat de emmer vol met vieze modder en spatte al hun klederen vies. ‘Omdat jullie mij alleen te drinken hebben gegeven om jullie eigen hebberigheid zal vanaf nu jullie emmer altijd vol zijn met vieze modder, en zullen jullie klederen altijd vies zijn. Huilend gingen de twee zusters naar huis om hun klederen te wassen, maar hoe meer ze hun klederen probeerden te wassen, hoe viezer deze werden.
7.
1. En Christus sprak tot Chawila en tot haar steen, en blies leven in de steen, en leven in haar hart. En Chawila zegende Christus en balsemde hem. Nu dan was Christus tot diep in het dodenrijk afgedaald om velen van de draak vrij te zetten. En ook kwam Hij tot de ouders van de draak, het ijzeren beest en de panter. En Hij wierp hen beiden in de zee zoals men stenen slingert. En hun lichamen zonken beiden tot op de bodem, terwijl hun zielen werden verbrijzeld. En Chawila nam rust voor zes dagen, en na die dagen legde zij zich aan de voeten van Christus die op Zijn troon zat. En Chawila smeekte Christus om de Vokolkus en de Takalan te openen, de twee verborgen boeken voor Gods Troon. Zij dan waren bedekt met leer en met leren sluitsels afgesloten. En Chawila weende voor de troon, veertig dagen en nachten, maar niemand was bij machte deze twee boeken te openen. ‘Rust nog een tijd, Chawila,’ sprak Christus, want deze twee boeken zullen pas aan het einde der tijden worden geopend. En ik zag een ster uit de hemel dalen om Chawila rust te geven, en zij werd vertroost. En Christus sprak : ‘Ga dan, Chawila, naar uw stad, want uw stad zal vol worden, en er zullen lichten in haar binnenste zijn. Gij dan zijt een voedster. Ga daarom, Chawila, want de Heere is met u.’ En zo vluchtte Chawila door de bossen zeven lange dagen en zeven lange nachten, totdat zij eindelijk in haar stad aankwam, en de ster kwam over haar. En de ster sprak tot Chawila : ‘Ziet dan, de panter is neergedaald tot de dieptes der zee, en zal weldra tot de zeerotsen gaan. Ook het ijzeren beest is van zijn plaats uit de hemelen gevallen, en zal worden tot het groen der aarde. Ja, tot tere bloesem zal hij worden, want hij heeft grote en harde dingen gedaan.’ En Chawila legde haar hoofd ten ruste en bereidde haarzelf voor op het voeden.
2. En ook engelen kwamen tot de Heere en smeekten : ‘Is er dan niemand die de zegelen van de Vokolkus en de Takalan kan verbreken ? Zend dan uw profeet tot het einde der dagen om het te openen.’ En zij kregen een gewaad van de Heere, om nog enige tijd te rusten.
8.
1. Er was eens een meisje dat achter sluiertjes woonde. Haar vader had die sluiertjes gemaakt, en die sluiers waren heel lang. Tussen de sluiertjes leefden de gevaarlijkste roofdieren die het meisje moesten beschermen. Haar vader was kleermaker. Hij had voor haar een huisje gemaakt als een poppenhuisje, ook met veel sluiertjes binnenin en met de prachtigste meubeltjes. Ook was er een prachtig keukentje binnenin, en door het huisje hingen de prachtigste gordijntjes. Vele ridders zouden wel met het meisje willen trouwen, maar zodra ze door de sluiertjes op zoek gingen naar het poppenhuisje werden ze door een gevaarlijk roofdier verslonden. Omdat de vader van het meisje ook schoenmaker was maakte hij op een dag de prachtigste schoenen die zo betoverend mooi waren dat ze met gemak bij het poppenhuisje konden komen. Zo bezocht haar vader haar elke dag eventjes. Maar op een dag had hij de schoenen voor de sluiertjes laten liggen, en de eerste de beste ridder die langskwam trok die schoenen aan, om zo met gemak bij het poppenhuisje aan te komen. Het meisje was erg verbaasd. ‘Maar wie bent u ?’ vroeg het meisje. ‘Dat zijn de schoenen van mijn vader ?’
2. ‘Oh, neem me niet kwalijk,’ zei de ridder. ‘Ik zag ze voor de sluiertjes liggen en ze waren zo betoverend mooi dat ik het niet kon nalaten ze aan te trekken.’ De ridder mocht even wat bij haar drinken, maar toen moest hij weer terug. Netjes bracht hij de schoenen weer bij de vader van het meisje terug. De vader was de ridder erg dankbaar, want de ridder had de schoenen ook gewoon kunnen houden, en dan zou de vader van het meisje nooit meer bij haar kunnen komen. En daarom zei de vader van het meisje : ‘Omdat je zo eerlijk bent geweest om de schoenen terug te brengen zal ik ook een paar toverschoenen voor jou maken. De schoenen die ik zelf heb kan ik niet meer namaken, maar zeg me maar wat voor een toverschoenen je wil hebben.’
3. ‘Ach,’ zei de ridder, ‘ik zou graag schoenen willen hebben die de sleutel dragen tot het hart van uw dochter.’ En zo maakte de vader van het meisje de prachtigste schoenen voor de ridder die haar hart zouden kunnen betoveren. Maar toen de ridder bij de sluiertjes aankwam lieten de roofdieren hem er niet langs. De ridder begon het meisje heel hard te roepen en na vele lange uren kwam ze eindelijk door de sluiertjes heen. Ze stond direkt als betoverd toen ze de schoenen van de ridder zag, en bracht hem naar het poppenhuisje. En daar zijn ze beiden voor altijd blijven wonen.
9.
1. Susanna was een heel bijzonder meisje. In de nacht kreeg ze altijd vleugels, en vloog ze naar verre landen. Maar als de ochtend viel verloor ze haar vleugels altijd weer, en daarom moest ze altijd op tijd terug zijn, voordat de zon opkwam. Op een nacht nam een heks haar gave van haar af. In ruil daarvoor kreeg Susanna vlindervleugels en een kroon van veren, maar ze kon nooit meer naar huis. De heks bracht haar naar een plaats waar het altijd nacht was. Hier waren een heleboel meisjes zoals haar, maar de nachten duurden er heel lang, en als een nacht was afgelopen dan kwam direkt de volgende nacht. Wel kregen ze allemaal na elke nacht een steentje aan hun halskettingen erbij. Die steentjes waren helemaal wit en werden morgenstenen genoemd. Als hun halskettingkjes helemaal vol waren met steentjes dan mochten ze de reis maken naar de plaats waar het altijd dag was. Daarvoor moesten ze door een hele lange donkere tunnel heen waar de oudste mannetjes woonden die bestonden. Na een hele lange tijd mocht Susanna de reis gaan maken. Toen ze in de tunnel met de oudste mannetjes die bestonden kwam klampten sommige mannetjes haar direkt aan. ‘Help ons,’ zeiden ze. ‘We kunnen niet lopen. Draag ons naar het morgenland.’
2. ‘Maar natuurlijk,’ zei Susanna, en droeg zoveel mannetjes met haar mee als ze kon. Maar de andere meisjes die met haar waren zeiden tegen de mannetjes die hen aanklampten : ‘Zorg zelf maar dat je in het morgenland aankomt.’
3. Verderop kwamen ze bij een grote waterbron aan. ‘Kun je ons wat water geven,’ vroegen de mannetjes aan Susanna. ‘Onze handen zijn te slap om water te scheppen.’
4. ‘Maar natuurlijk,’ zei Susanna, en gaf hen allemaal te drinken. Maar de andere meisjes namen alleen maar water voor henzelf. Na een hele lange tijd lopen kwamen ze eindelijk aan bij de rots die de ingang naar het morgenland blokkeerde. Een klein mannetje zat op de rots en vroeg aan hen allen waar ze de mannetjes hadden. Aan Suzanna’s rug hingen er een heleboel, maar de andere meisjes zeiden lachend dat de mannetjes zelf maar moesten lopen. ‘Dat is nogal erg dom van jullie,’ zei het kleine mannetje op de rots. Zodadelijk schuift de rots namelijk van de ingang weg, en zal het vuurgordijn dat de ingang nog verspert door de tunnel heengaan. De mannetjes zullen hun dragers hiertegen beschermen. ‘Geef die mannetjes hier,’ riepen de meisjes naar Susanna.
5. ‘Ga ze zelf maar halen,’ zei Susanna. En toen zetten de meisjes het op een lopen naar het begin van de tunnel waar de oude mannetjes zaten. ‘Spring snel op onze ruggen,’ zeiden de meisjes, ‘dan brengen we jullie naar het morgenland.’
6. ‘Vanwaar jullie bereidheid ineens ?’ vroeg één van de oude mannetjes.
7. ‘We hebben ons bedacht,’ zei één van de meisjes. ‘En we zullen jullie ook te drinken geven bij de bron.’
8. ‘Zo zo,’ zeiden de mannetjes, en stapten op de ruggen van de meisjes. Toen ze bij de bron aankwamen gaven de meisjes hen te drinken, en na een lange tocht kwamen ze eindelijk bij de ingang naar het morgenland aan. De rots was inmiddels al weggeschoven, en het vuurgordijn staarde hen aan. Ze hadden allemaal zoveel mogelijk mannetjes op hun rug genomen, zodat ze goed tegen het vuur beschermd zouden worden, maar ineens sprongen de mannetjes van hun ruggen af en liepen door het vuur naar binnen. Direkt begon het vuurgordijn op hen af te komen, en zo moesten de meisjes zo hard mogelijk terugrennen als ze konden.
10.
1. Arachundel groeide op in een donkere kerker onder de grond. Nooit kwam er een straaltje zonlicht door. Vaak lag het meisje huilend op de grond. Op een dag kwam er een prins langs de kerkers, en vroeg aan de baas van de kerkers of hij het meisje mocht kopen. De prins betaalde er vele goudstukken voor, want dat had hij er wel voor over. Arachundel was het mooiste meisje wat hij ooit had gezien. Het meisje was erg blij dat ze vrij was, maar toen ze in het paleis van de prins kwam moest ze in de keuken werken. En waar ze sliep was het nog wel viezer als in de kerker. Het meisje begreep het niet, maar op een dag liet de prins haar bij zich roepen. ‘Majesteit, ik dacht dat u mij vergeten was,’ sprak het meisje. Maar de prins riep haar alleen maar voor een vreemde opdracht : ‘Ga naar de grot achter het bos, waar een waterput is waaruit je met een emmer goud water moet halen. Kook voortaan alles in het gouden water.’ Het meisje vond het een vreemde opdracht, maar ging al gauw op pad. Toen ze eindelijk bij de waterput kwam zat daar een klein mannetje. ‘Zo zo,’ zei het mannetje, ‘dus je bent door de prins op pad gestuurd. Hij laat je wel hard werken zeg, en je hebt het nu zelfs slechter als waar je vandaan kwam.’
2. ‘Dat is waar,’ zei Arachundel, ‘maar hoe weet u dat allemaal ?’
3. ‘Ach, zie je,’ zei het mannetje, ‘ik ben een tovermannetje, en als ik jou was, dan zou ik hier gewoon blijven. Ik kan je alles geven wat je hartje begeert. Er is hier volop gouden voedsel zodat je nooit meer hoeft te werken.’
4. ‘Nou, dat lijkt me wel wat,’ zei het meisje.
5. ‘Maar,’ zei het mannetje. ‘Je moet me wat beloven. Je eerste kindje zal je aan mij moeten geven.’
6. Het meisje vond dat allemaal best. Ze dacht toch niet aan kinderen krijgen. Het mannetje opende een deur, en er stond inderdaad een berg van gouden voedsel. Het meisje begon direkt te eten. ‘Zeg,’ zei het meisje. ‘Kan ik de prins vertellen van deze plaats ? Dan wil hij misschien wel met me trouwen.’
7. ‘Wat je maar wil,’ zei het mannetje. Het meisje nam wat van het gouden voedsel mee, en gouden water in een emmer en ging terug naar de prins. De prins was erg verbaasd, en vooral toen ze hem vertelde dat er nog meer van het gouden voedsel was. De prins was zo onder de indruk en was het meisje zo dankbaar dat hij wel met haar wilde trouwen. Een jaar later kreeg het meisje dat nu een prinses was geworden haar eerste kindje. Ze was haar belofte aan het mannetje allang vergeten, maar op een dag kwam hij aan het paleis. ‘Tja,’ zei de prins, ‘als je het aan het mannetje beloofd hebt, dan moet je het ook doen.’ Maar het meisje begon heel hard te huilen, zo hard dat het mannetje medelijden met haar kreeg. ‘Okay,’ zei het mannetje, ‘je hoeft je kindje niet aan mij te verliezen, maar vanaf nu zal alles wat je eet vies en slierterig zijn.’ Toen vertrok het mannetje boos. Sindsdien was er in het hele paleis alleen maar vies voedsel te vinden, zo vies dat niemand er meer wilde werken. Het meisje moest zelf weer gaan koken, en huilde iedere dag als ze weer naar de keuken ging. Het eten was zo vies dat op een dag de prins, de prinses en hun kleine prinsje uit het paleis vertrokken en toen zijn ze voor altijd bij het mannetje in de grot gaan wonen.
11.
Het Gelaarsde Meisje
1. Er was eens een indiaans meisje dat opgesloten zat op een heel klein eilandje in een vuurzee. Hoewel het vuur erg laag stond kon ze onmogelijk ontsnappen. Op een dag kwam er een oude vrouw vanuit de hemel neerdalen die haar hele lange laarzen gaf die tegen het vuur bestand zouden zijn. Het waren prachtige bruine kaplaarzen. Het was een hele lange wandeltocht door de vuurzee, maar uiteindelijk bereikte ze toch de overkant waar een prachtig bruin paard stond met lange manen. ‘Het paard is voor jou,’ zei de oude vrouw, maar je kunt hem alleen berijden als je je kaplaarzen aanhebt.’ Het meisje was de oude vrouw erg dankbaar. Toen vertrok de oude vrouw, en het meisje reed op het paard door velden en wegen. Na een tijdje kwam ze aan bij een huisje. Het was een soort hotel of herberg, en de eigenaar had een hele grote witte baard. Er zaten wat rovers aan een tafeltje. Het meisje vroeg om een kamer, maar liet haar laarzen voor de deur staan. De volgende dag waren haar laarzen weg en ook het paard. Het meisje vroeg aan de eigenaar of hij wist waar haar laarzen waren en haar paard. Maar de eigenaar wist het niet. Het meisje begon hard te huilen, want die laarzen hadden haar leven gered. ‘Ach,’ zei de eigenaar van het hotel, ‘ik heb nog wel een paar laarzen voor je en die bezitten zoveel toverkracht dat je er de gevaarlijkste rovers mee aankan.’ De eigenaar gaf ze als een geschenk omdat hij zoveel medelijden met het meisje had. De dag daarop vertrok het meisje met de laarzen. Ze voelde zich nu zo sterk als een leeuw. Na een tijdje kwamen er wat roversmannen die haar wilden beroven, maar ze deelde een paar goede trappen uit, en al gauw renden ze gillend weg. Maar na een tijdje viel ze bij een boom in slaap, en toen ze wakker werd waren haar laarzen weer gestolen. Huilend stond ze op, niet wetende wat ze nu moest doen. Ze leunde tegen de boom aan omdat ze al haar kracht was verloren. ‘Ach meisje,’ zei de boom, ‘huil maar niet, want als je een vrucht van me neemt, dan ben je al je zorgen kwijt. Geen vuur zal je meer kunnen raken, en je zal iedereen de baas blijven. Bovendien zal wijsheid je leiden de rest van je leven.’ Voorzichtig nam het meisje een vrucht en nam een hapje. Direkt viel ze in een diepe slaap, en toen ze later opstond was ze niet meer dezelfde. Op blote voeten ging ze het pad weer op, en kwam even later bij een huisje aan waar ze haar beide paar laarzen zag staan, en haar paard. Het was een rovershuisje. Het meisje ging er naar binnen en zei : ‘Ach, die laarzen en dat paard hebben jullie niet meer nodig. Ik weet een boom wiens vruchten jullie alles kan geven wat jullie nodig hebben.’ Hebberig liepen de rovers naar buiten en volgden haar naar de boom. Direkt begonnen ze gulzig van de boom te eten. Maar de boom sprak hen toe en zei : ‘Omdat jullie van iemand die niets had ook het laatste hebben afgenomen zal alles wat jullie aan je voeten dragen jullie als een vuur branden, en alles wat jullie zullen berijden zal jullie de verkeerde kant opleiden.’ Sindsdien bleven de rovers van andermans laarzen en paarden af.
12.
1. Eens had een boze heks een sprookjesvolkje versteend. Alleen als de zon volop straalde, als het regende, en bij volle maan konden de stenen sprookjeswezens bewegen. Dan renden ze altijd naar het bos waar een vrouw woonde die straalde als de zon. Langs haar huisje stroomde een gouden rivier, en als de wezens die rivier zouden bereiken om zich daarin te wassen en daarvan te drinken, dan zouden ze nooit meer van steen zijn. Maar altijd als ze die rivier bijna hadden bereikt, dan kwamen de honden van de heks hen achterna, om hen terug te slepen uit het bos. De honden van de heks konden zelf wel van de rivier drinken, en veranderden dan altijd in leeuwen en arenden. Op een dag had de heks er genoeg van en liet grote hekken met een gouden gesloten poort rondom het volkje bouwen, zodat ze niet meer naar het bos konden. De vrouw die straalde als de zon had erg veel medelijden met het volkje. Ze hoopte altijd dat ze eens de rivier zouden bereiken. Op een dag besloot ze naar de tovenaar te gaan, maar dan moest ze eerst door de velden van toverbloemen heen. Dat zou een hele lange tijd gaan duren, want daar viel ze telkens in slaap. Na vele jaren kwam ze eindelijk bij de tovenaar aan die achter de velden van toverbloemen woonde. Toen hij het verhaal hoorde vertelde hij dat ze op zoek moest gaan naar het veld van de gouden sleutels. Dan moest ze eerst weer door een veld van toverbloemen heen. Maar de toverbloemen zouden haar er alleen maar doorlaten als ze bij elke stap een toverbloem zou plukken. Bij elke geplukte toverbloem zou ze tien jaar slapen. Ze moest er alleen voor zorgen dat ze niet de toverbloem van de dood zou plukken, want dan zou ze sterven. Gelukkig waren er miljoenen toverbloemen op het veld, waarvan er maar één de toverbloem van de dood was. De vrouw die straalde als de zon werkte zich er gelukkig goed doorheen, maar toen aan de andere kant van het veld kwam waren er al vele en vele jaren voorbij gegaan. Nu stond ze voor het veld van de gouden sleutels. Ineens verscheen de koningin van het veld van de gouden sleutels voor haar. Die vertelde haar dat van de miljoenen gouden sleutels die hier groeiden er maar één de toversleutel was. De vrouw mocht maar één gouden sleutel kiezen, maar toen het geen toversleutel bleek te zijn die ze had gekozen kreeg de koningin medelijden met haar. ‘Ik zie dat je niet voor jezelf bent gekomen,’ zei de koningin, ‘maar voor anderen. Kies daarom nog een keer.’ Maar de vrouw durfde niet nog eens te kiezen, omdat ze bang was weer de verkeerde te kiezen. Hoe kon ze nu de juiste sleutel kiezen uit miljoenen sleutels ? En zo wachtte de vrouw de hele nacht, terwijl de koningin weer was vertrokken. Ineens zag ze een lichtje komen van bovenaf die op het veld daalde. Het was een klein elfje dat de juiste sleutel aanwees. De vrouw liep op de sleutel af en plukte het. En ja hoor, het was de toversleutel. Maar nu moest ze nog helemaal terug. Weer was ze erg bang om de toverbloem van de dood te plukken, vooral omdat ze nu de toversleutel had. Maar het elfje wees de toverbloem van de dood aan, en daar moest ze gewoon ver van uit de buurt blijven. ‘Zeg,’ zei het elfje. ‘Ik weet ook welke toverbloemen je moet plukken om wakker te blijven.’ En zo volgde de vrouw die straalde als de zon gewoon het elfje door het toverbloemenveld. Toen ze bij de gouden poort van het sprookjesvolk aankwam had ze die door de toversleutel snel open. Het was gelukkig volle maan, en de vrouw straalde zelf nu ook volop. Snel volgden de wezens de vrouw naar de rivier, terwijl het elfje de honden van de heks tegenhield. Snel gingen de wezens de rivier in, terwijl het gesteente begon weg te smelten. Sindsdien zijn ze allemaal achter de gouden rivier gaan wonen.
13.
1. En Chawila verzamelde alle woorden die Christus tot haar had gesproken, en zij tekende ze op en bracht ze tot een open plek in een rots. En zij noemde de rots haar steen. En zij herinnerde Christus als de gekruisigde en de opgestane, als degene die zij had bekleed met haar sieraden en edelstenen en met dat wat onder de aarde leefde. En haar steen was als zuiver chrysopraas bekleed met goud, en de tegels van haar stad waren als het goud, en hierin bewaarde zij de goede dromen. En Chawila kocht een ezel waarmee zij tot de zilveren zee kwam, en een kameel om zo tot de gouden zee te komen. En paarden kwamen tot haar vanuit de hemelen met strijdkrachten, en zij streden voor haar. En Chawila verzamelde moed om weer voor Christus te verschijnen, en zij was Hem dierbaar. En Hij nam haar tot Zich en kwam tot haar als tot een vrouw. Zo is dan Chawila het zuivere en het goede van het paradijs, dragende de woorden van Christus in haar binnenste als het zoet des honings. En ook Christus draagt haar eeuwige woorden binnenin Zich, als het teken van de gekomen melk en de zaligheid der hemelen. Aldus was dan de steen van de Bruid van Christus, en haar ogen waren als de ogen der reeen. En zij opende boeken schoner dan het hooglied, en schoner dan melk, zoeter dan honing, en zij was als de Heerlijkheid van Christus in Zijn binnenste.
14.
1. Er was een meisje dat in de nacht altijd in een paard veranderde. Dan ging ze altijd naar de velden en de bossen maar dan moest ze wel altijd op tijd terug zijn, voordat de zon opkwam. Want altijd als de ochtend viel dan was ze weer een meisje. Op een nacht nam een heks haar gave van haar af. In ruil daarvoor kreeg het meisje een paar laarzen, die zo prachtig waren dat ze er prinsen mee kon betoveren. Al gauw wist iedereen van het meisje met de betoverde laarzen, en wilden vele prinsen met haar trouwen. Sindsdien wilde het meisje alleen nog maar met koeien werken. Ze werd een herdersmeisje, zodat haar laarzen zo vies zouden worden dat de prinsen haar zouden vergeten. Ook zocht ze vaak de paarden op, en ging diep in het bos wonen. Maar nog steeds zochten prinsen haar op, en lieten haar niet met rust. Het meisje smeekte de heks haar laarzen weer van haar weg te nemen. Op een dag kreeg de heks medelijden met haar, en zei : ‘Als je je laarzen opgeeft dan zul je nooit meer terug kunnen naar het bos en de velden. Je zal dan onder de aarde moeten wonen, bang voor het zonlicht.’
2. ‘Zo zij het,’ zei het meisje.
3. Toen nam de heks de laarzen van het meisje weg, en het meisje moest vanaf toen diep onder de aarde leven, in de modder en in angst voor het zonlicht. Hier konden de prinsen haar niet vinden. Onder de grond leefden de wilde paarden, en het meisje voelde zich alsof ze thuisgekomen was. Ze miste de wereld boven de grond niet eens. Maar één van de prinsen vond op een dag in het bos een gat die diep onder de aarde leidde. Toen hij er doorging vond hij daar het meisje. Maar hij herkende haar niet, omdat ze haar laarzen niet meer had, en ze was helemaal verwilderd. ‘Meisje,’ zei hij. ‘Heb je het hier niet koud. Je hebt vast honger. Zal ik je meenemen naar mijn paleis ?’
4. ‘Nee,’ zei het meisje. ‘Ik kan niet tegen het zonlicht.’
5. ‘Oh, maar het is heel donker in mijn paleis hoor. En ik heb een kamer voor je zonder ramen, heel diep in het paleis,’ zei de prins.
6. Toen stemde het meisje in, en de prins bracht haar naar haar nieuwe kamer. Elke dag kwam hij even kijken. Al snel was het meisje op temperatuur en bijgevoed, maar ze kon nog steeds niet tegen zonlicht. ‘Je doet me aan iemand denken,’ zei de prins. ‘Aan een meisje met betoverde laarzen. Sinds ik haar niet meer kon zien heb ik die laarzen laten namaken. Zou jij die willen hebben ?’
7. Het meisje knikte, en kreeg twee prachtige laarzen van de prins. Het meisje ging sindsdien vaak paardrijden met de prins, en kon steeds beter het zonlicht weer verdragen. Maar op een nacht begon het meisje weer in een paard te veranderen. Snel ging ze het paleis uit en zocht de velden en bossen op. Maar ditmaal bleef ze een paard. Slenterend ging ze terug naar het paleis, en toen de prins haar vond vond hij het het prachtigste paard dat hij ooit had gezien. De prins hield direkt van het paard als geen ander, maar voor hem bleef het gewoon een paard. De prins wist niet dat het paard eigenlijk het meisje was waarvan hij hield. Hij reed sindsdien meer op dit paard dan op enig ander paard, en zorgde goed voor het paard als voor geen ander paard, maar het paard mocht niet in zijn paleis komen. Elke keer na de rit moest het paard weer terug naar de stal. Het meisje was daar erg droevig over, want ze probeerde de prins telkens weer duidelijk te maken dat zij het meisje was waarvan hij hield. Maar de prins begreep het niet. Een paard kon nu eenmaal niet praten. Het meisje had een goed leven gehad, en vooral nu ze bij zo’n lieve en zorgzame prins was, maar daar zou het bij blijven. Al haar verdere dromen moest ze opgeven.
15.
De Boze Zon
1. De zon van het boze toverrijk zond zijn vlammetjes elke dag naar het volkje, zodat de wezens van het volkje elke dag zouden dansen. Dansen moesten ze, voor een boze heks. Er was een indiaans meisje die daarom nooit uit haar grot durfde te komen. Ze was bang voor de boze zon. Op een dag stond er een degen gestoken in het zand van haar grot, dichtbij de opening. Maar omdat het dicht bij de opening was durfde ze de degen niet te grijpen. Ze moest wachten tot het nacht was. In de nacht ging ze met de degen naar buiten. ‘Ach maan,’ sprak ze. ‘Kun jij er niet voor zorgen dat morgen gewoon de zon niet meer opkomt ?’
2. ‘Als je mij je degen geeft, dan zal ik een gevecht met de boze zon aangaan,’ zei de maan. De volgende dag kwam de zon niet op, maar de maan. Het meisje was erg blij en kwam naar buiten. Er waren die dag geen dansers buiten, en het meisje was voor het eerst gelukkig. Maar na de nacht erna kwam de zon weer gewoon op, en bleef het meisje in haar grot. Maar de dag dat de zon niet opkwam is altijd in haar herinnering gebleven.
16.
Het Land van de Sprookjesprinsen
en Sprookjesprinsessen
1. Er was eens een heks die heel jaloers was op prinsen en prinsessen. De heks was zo jaloers dat ze op een kwade dag boze geesten zond naar alle getrouwde prinsen en prinsessen van de sprookjesrijken. Die boze geesten zouden hen zoveel nare dingen over elkaar influisteren dat ze ruzie zouden krijgen en elkaar niet meer wilden zien. En zo gingen vele sprookjesrijken ten onder, totdat een sprookjesprins in de gaten kreeg wat er aan de hand was. Met zijn sprookjesprinses vertrok hij uit het kasteel, en ze deden hele arme, oude en versleten klederen aan om zo onder de mensen van het sprookjesrijk te wonen. De sprookjesprins ging aan de ene kant van het rijk wonen in een heel arm en oud huisje, en de sprookjesprinses ging aan de andere kant van het rijk wonen, ook in een heel arm en oud huisje. Ze spraken af dat ze elkaar elke nacht bij het maanlicht even zouden ontmoeten in het bos. Dan trokken ze weer even hun prinselijke klederen aan, en kwamen op hun vorstelijke paarden.
2. ‘Oh, prins, wat ben je toch mooi en lief,’ zei de prinses toen ze elkaar voor het eerst daar in het bos tegenkwamen. ‘En jij bent nog mooier en liever geworden dan je al was, prinses,’ zei de prins tegen zijn prinses. Maar toen moesten ze weer gaan, want ze waren natuurlijk bang dat de boze geesten van de heks hen hier zouden vinden. En zo ging dat iedere nacht, totdat de heks in de gaten kreeg wat er aan de hand was. Ze zond haar boze geesten naar de plek, en ook wat van haar wachters. Ze was inmiddels in het kasteel gaan wonen omdat het toch leeg stond, en liet de prins en de prinses in een diepe kerker opsluiten. Omdat ze in dezelfde kerker waren vastgeketend en de boze geesten hen nare dingen over elkaar influisterden maakten ze al snel ruzie. En die ruzie liep zo hoog op dat de mensen het buiten konden horen. ‘Hey, heks,’ riep iemand. ‘Dat zijn de stemmen van de prins en de prinses.’ En al snel kwam het sprookjesvolk erachter dat hun sprookjesprins en sprookjesprinses in een kerker waren opgesloten. Al gauw hadden de mensen van het sprookjesrijk de heks uit het kasteel verdreven, en maakten de prins en de prinses vrij. De heks werd het land uitgezet en de prins liet hoge en zwaar bewaakte muren om het land heenbouwen. Binnen de kortste keren hoorden alle omliggende sprookjesrijken van het verhaal, en de prins nodigde alle sprookjesprinsen en sprookjesprinsessen die niet meer bij elkaar woonden uit om in zijn land te komen wonen. Al gauw werd het het land van de sprookjesprinsen en sprookjesprinsessen, en de heks, haar wachters en haar boze geesten werden nooit meer teruggezien.
17.
1. Er was eens een meisje dat op de grote zolder van het paleis van gestolen klederen goud moest spinnen. De koning had daarvoor allerlei dieven die ’s nachts die klederen stalen. Het meisje had voor het goudspinnen een verfje dat uit haar handjes scheen te komen. De koning had een heleboel prinsjes en die moesten altijd goed gekleed te zijn. Toen de prinsen ouder waren gingen ze zelf ook op dievenpad. Uit de voetjes van Goudspinstertje kwam altijd een poedertje waardoor iedereen in slaap viel. De prinsen moesten daarom altijd dat poeder meenemen als ze op dievenpad gingen. Maar op een dag werd Goudspinstertje ernstig ziek, en er kwam geen verfje meer uit haar handjes en geen poedertje meer uit haar voetjes. En daarom zond de koning zijn prinsen naar de heks in het woud. De heks had tonnen vol van die verf en dat poeder en het was nog wel veel krachtiger als dat van Goudspinstertje. Maar ze mochten die tonnen alleen meenemen in ruil voor Goudspinstertje. Goudspinstertje moest vanaf toen bij de heks in het woud wonen. De heks had haar door allerlei zalfjes en poedertjes snel genezen, en al snel bracht Goudspinstertje een betere verf en poeder voort dan ooit te voren en ook veel meer. De heks mat al snel nieuwe klederen aan voor Goudspinstertje en zond haar terug naar de koning. De koning herkende Goudspinstertje niet meer, omdat ze zo gegroeid was en zo veranderd. ‘Koning, ik ben het, Goudspinstertje,’ zei ze. Uiteindelijk herkende de koning haar weer, vanwege haar lieve stem, en Goudspinstertje mocht weer bij de koning werken. Maar omdat ze nu wat ouder was geworden mocht ze nu ook weleens mee op dievenpad. Maar na een tijdje werd Goudspinsterje weer ernstig ziek, en weer moest ze naar de heks in het woud. Dit keer kon geen zalfje of poedertje van de heks haar genezen. ‘Goudspinstertje,’ zei de heks. ‘Dit keer zul je naar de goudbronnen in de aarde moeten gaan. Als je in die bronnen baadt, dan zul je nooit meer ziek worden.’ En zo begon Goudspinstertje aan haar lange reis naar het binnenste van de aarde waar de goudbronnen waren. De heks had haar de weg gewezen, dus na niet al te lange tijd kwam ze daar. Nadat ze daar gebaad had en gedanst ging ze terug naar de koning. De koning was zo van haar onder de indruk dat hij geen koning meer wilde zijn, maar haar koningin liet zijn. En zo werd Goudspinstertje de koningin. En de koning en de prinsen ? Die zijn vanaf toen naar de goudbronnen in de aarde gegaan, en zijn daar altijd gebleven.
18.
1. Er was eens een koopman die aan de deuren vleugels verkocht. Er waren nogal wat mensen die wilden vliegen, maar er bleek ook heel wat aan de vleugels te mankeren, zodat velen na een geweldige tochtje naar beneden stortten. De mensen waren al snel woedend op de koopman, en de koopman moest diep in het bos vluchten om aan de woedende massa te ontkomen. Ze hadden speren meegenomen, zwaarden, messen en bogen om de koopman eens goed mores te leren. Na een lange vluchttocht kwam hij aan bij een huisje waar een levensgrote aap woonde. De aap nam hem direkt onder zijn hoede en ging op het balkon staan om de koopman te verdedigen. Maar na een tijdje werd de aap er erg moe van en hij bloedde vanwege de vele pijlen. Hij ging naar binnen en zei tegen de koopman : ‘Je moet naar de fee gaan, want ik kan je niet meer goed verdedigen.’ En zo ging de koopman door een achterdeurtje en rende hard naar het huisje van de fee verder in het bos. De fee was direkt erg vriendelijk naar de man en gaf hem direkt een heleboel vleugeltjes die nooit zouden neerstorten. Die zou hij dan kunnen verkopen aan de mensen in het vervolg. De vleugeltjes leken vol van vuurvlammetjes en toen de koopman daar even later bij de mensen mee aankwam werden ze direkt stil. Nog steeds wilden ze heel graag vliegen, en ze besloten de koopman een nieuwe kans te geven. En ja hoor, het werkte. De vleugels deden het goed, en de mensen waren zo blij en dankbaar dat ze de koopman koning maakten van hun volk. De koopman kreeg daarvoor een prachtig paleis. Maar omdat de fee de koopman zo goed had geholpen werd zij de koningin, en de aap werd de wachter van het paleis. Maar omdat het voor de aap wel moeilijk was om zo’n groot paleis in zijn eentje te bewaken toverde de fee er op een dag een heleboel apen bij.
19.
1. Er was eens een varkenshoedstertje die buiten de stad woonde om voor de varkens te zorgen. Ze gaf niet om de rijkdom van de stad, het rijke leven. Ze sliep altijd tussen de varkens, en at hetzelfde voedsel als zij aten. Verder zag er niemand naar haar om, en was ze niet welkom. Op een dag was ze uitgenodigd om op het paleis van de prins te komen. Dat vond ze wel wat vreemd, maar ze ging toch. Toen ze bij de prins aankwam vertelde de prins over het feest dat zou komen. De prins had alleen niet genoeg varkens, en vroeg daarom de varkens van het varkenshoedstertje. ‘Sinds wanneer ben ik en mijn varkens uitgenodigd op het feest ?’ vroeg het varkenshoedstertje.
2. ‘Nee, je begrijpt het verkeerd,’ zei de prins. ‘Jullie zijn niet uitgenodigd. Het is voor het feestmaal.’
3. ‘Mijn varkens hebben genoeg te eten bij mij,’ zei het varkenshoedstertje. ‘Daar hebben ze uw feestmaal niet bij nodig.’
4. ‘Nee, dat bedoel ik niet,’ zei de prins. ‘We krijgen hoge gasten, en dan moet er genoeg varkensvlees aanwezig zijn.’
5. Toen boog het varkenshoedstertje haar hoofd en sprak : ‘U gaat mij toch niet het laatste wat ik heb afnemen ?’
6. ‘Morgen zal ik komen,’ zei de prins. ‘En dan neem ik je varkens mee.’
7. Verdrietig ging het varkenshoedstertje het paleis weer uit. Ze zou vluchten met haar varkens, maar waar moest ze naartoe ? Diep in de nacht dwaalde ze door het bos. Na lang lopen kwam ze bij een huisje aan waar een oud vrouwtje woonde. Huilend vertelde ze het verhaal. ‘Je hebt een goed hart,’ zei het vrouwtje, ‘en ik zal je ervoor belonen. Boven liggen prinsessenklederen. Die kun je aandoen om naar het komende feest te kunnen. Ik zal hier op de varkens passen.’
8. ‘Maar ik wil helemaal niet naar dat feest. Ik wil bij mijn varkens blijven,’ zei het meisje.
9. ‘Ga nu maar,’ zei het vrouwtje, ‘je zult er geen spijt van krijgen.’
10. Toen het meisje even later in de prinsessenklederen aanhad streek het oude vrouwtje even met een toverstafje over haar heen, zodat ze als een echte prinses was. De volgende avond ging ze naar het feest, terwijl het oude vrouwtje op haar varkens paste. De prins was erg vrolijk, terwijl hij de varkens niet had kunnen vinden. Het meisje paste zich goed aan, en danste die avond de sterren van de hemel. Na een tijdje begon het oog van de prins op haar te vallen. ‘Wie is dat mooie, lievelijke meisje ?’ vroeg de prins aan zijn bedienden. ‘Ze lijkt me uit een ver land te komen, en ze is een echte prinses.’ Het meisje had een geweldige avond, en aan het einde van de avond kwam de prins naar haar toe om haar te vragen met hem te dansen. Het meisje stemde toe, en danste als een echte koningin. ‘Wie bent u eigenlijk als ik vragen mag ?’ fluisterde de prins naar haar tijdens het dansen. Maar het meisje glimlachte alleen maar. Iedereen keek vol verwondering naar de dansende prins en het meisje. ‘Je doet me aan iemand denken,’ fluisterde de prins, ‘maar ik weet niet wie. Iedereen zou wel met je willen dansen. Kijk ze eens kijken.’ Het meisje glimlachte. Ze had de avond van haar leven. ‘Zie ik je volgend jaar weer ?’ vroeg de prins. Het meisje knikte, en liep toen van het feest weg. Midden in de nacht kwam ze bij het oude vrouwtje. ‘En hoe was het ?’ vroeg het oude vrouwtje.
11. ‘Oh, het was geweldig,’ zei het meisje. ‘Vooral omdat ik wist dat mijn varkens veilig waren bij u.’
12. Het jaar daarop ging ze weer naar het feest en was dit keer mooier dan ooit. De prins had er pijn van in zijn hart, zo mooi was ze. En weer moest hij haar aan het einde van de avond laten gaan. Het jaar daarop greep de prins zijn kans en vroeg haar met hem te trouwen. Het meisje schrok, en rende weg. Toen ze het later het oude vrouwtje vertelde zei deze : ‘Ga terug, en zeg dat je dat wel wil.’
13. ‘Ja, maar dat wil ik helemaal niet,’ zei het meisje.
14. ‘Je zult er geen spijt van hebben,’ zei het vrouwtje. ‘Ik pas wel op de varkens.’
15. ‘Ja, maar dan moet ik op het paleis wonen,’ zei het meisje, ‘en dan zie ik u nooit meer.’
16. ‘Ga nu maar,’ zei het oude vrouwtje. ‘Alles zal goedkomen.’
17. Snel ging het meisje weer terug. ‘Waar was je gebleven ?’ vroeg de prins met pijn in zijn hart. ‘Trouw met me.’
18. ‘Natuurlijk lieveling,’ zei het meisje, en kuste hem.
19. De dag erna was er bruiloft. Het meisje woonde sindsdien met haar prins op het paleis. ‘Nu je mijn vrouw bent mag je je wensen doen,’ zei de prins.
20. ‘Er woont een oud vrouwtje in het bos met varkens,’ zei het meisje. ‘Ik wil dat ze hier op het paleis komt wonen, en dat haar varkens prinselijk behandeld worden.’
21. De prins vond dat wel een beetje een vreemde wens, maar liet haar wens toch uitkomen.
20.
1. En Christus kwam tot de draak zeggende : ‘Kalum Hartiti’, hetgeen in hemelse taal betekent : ‘Zwijg, gij verachtelijke.’ En de draak dan bewaakte drie putten, en deze waren de putten van geluid, van visioen en van reuk. En Christus had een lange worsteling met de draak van drie dagen waarin Hij niet sliep. En velen waren geworpen in de put van visioen en zij droegen ondragelijke lasten, en werden door de draak bewaakt. En zij werden door hem opgeroepen tot slavernij en tot strijd tegen Christus. En ik zag een licht komen uit de put van reuk, en ik zag vele martelaren. En zij hingen in de put van reuk, maar het was alsof een wind van onderen en een druk hen tegenhield dieper in de put te dalen. En zij zweefden boven een leegte die krioelde van leeuwen en slangen. En ik zag wormen komen vanuit de diepten van de put van reuk, en rook kwam met hen mee. En zij begonnen de martelaren aan te vreten. En de martelaren weenden tot Christus, en zij riepen tot Hem, maar toen kwam er een grote stilte. En ik zag hoe Christus het hart van de draak greep en in de put van reuk afdaalde. En Christus deelde uit van het hart, en gaf de heiligen rode gewaden. En de heiligen moesten nog enige tijd rusten. Nu dan had de draak een tweede hart, een zwart hart die was als zijn lever, en ook had hij een derde hart, een zwart hart die was als zijn maag. En Christus nam die twee harten en wierp ze in de put van geluid en van visioen. En een luid gekrijs steeg op van de put, en de draak begon in een varken te veranderen. En zo streed Christus zes dagen met het varken dat als een roofvarken was, en Hij sliep in die dagen niet. En het varken begon een rood hart voort te brengen, als het hart der nieren, en dit hart streed tegen de heiligen. En weer sprak Christus : ‘Kalum Hartiti,’ hetgeen betekent : ‘Zwijg, gij verachtelijke.’ En het varken begon een wezen voort te brengen als een rood beest, en na een lange worsteling met het rode beest bereed Christus het dier en gaf het aan de heiligen. En uit de mond van Christus kwam een speer, een rode, om het varken te doorsteken, en Christus wierp het varken in de put van reuk. En vele stemmen begonnen van de put voort te komen, en bliksem met veel rook. En een gelach steeg van de put op, en ging uit om de heiligen aan te klagen. En er was niemand die de geest van het varken kon vernietigen, want de geest was als een lam en een draak. Weent dan gij aarde, want de rooflammeren zijn tot u gekomen, en zij zullen velen misleiden. En het rooflam kwam tot Christus, zij en haar legermachten, en zij voerde een strijd van zeventig dagen met Christus. En zou zij de macht hebben dan zou zij Christus verslinden en verleiden, maar aan het einde van die zeventig dagen voerde Christus haar met een zwart zaad, want het lam was erg hongerig geworden en niets kon haar honger stillen. En zij bewaakte een put van geluid, en een luid gekrijs was in die put. En zie, ik zag vele slaven in die put, en zij stierven aan brandende kruizen. En zie ik zag een bok komen met een hele lange hoorn, en doorstak het lam, terwijl de aarde in verbazing de bok achterna ging. En zij allen zeiden : ‘Wie is aan de bok gelijk, hij die het rooflam heeft doorstoken. Want zij heeft ons gekweld, en zij heeft ons geknecht gehouden in lange dagen.’ En ik zag een groot oordeel komen over het rooflam, en haar harten werden verslonden. En zie, deze harten waren zwart. En het rooflam bracht een hart voort zoals er nog nooit een hart was voortgekomen, en het hart was blauw, en het begon woorden te spreken van grote godslasteringen tegen de allerhoogste. En het blauwe hart keerde zich tegen Christus, en Christus verslond het hart. En Christus greep het lam en wierp het in de put van geluid. En vele stemmen begonnen voort te komen en klanken, ja, schone klanken. En zo was dan het oordeel over de beesten. En Christus greep de bok die groot was geworden tot aan het zuiden der aarde, en Christus verscheurde de bok als een kleed. Zij komen dan allen voort uit de draak, en varen ten verderve. En allen die op de aarde waren zeiden : Ja, God is groot en machtig, Hij die deze dingen heeft laten geschieden. En ik zag een harig beest voortkomen met ijzeren klauwen, en hij richtte zich op tegen Christus, en zie, het beest werd als een rund gelijk. En Christus wierp het rund in de put der visioenen, en een lieflijke geur begon zich te verspreiden. Ja, het zoet der aarde begon voort te komen als een harem van Christus zingende : Christus heeft de draak verslagen. En de vrouwen droegen schalen. Aldus was de Bruid van Christus. En de vrouwen kwamen tot de aarde vanuit een diepe put, en zij dienden Christus. Na deze dingen die ik zag begon een zwarte wolk de aarde te bedekken. En de vrouwen begonnen hun schalen uit te gieten in de rivieren en de waterbronnen, en dezen werden als bloed. Aldus waren de vrouwen van het verbond. En zo versloeg Christus de draak om de harten van velen te verzachten. En ik zag een verzachting over de aarde komen zoals er nog nooit was geweest. En de voeten van Christus stonden op de berg der heerlijkheid. En nieuwe rivieren begonnen te stromen, als de rivieren des hemels. Zo was dan het oordeel over de grote aarde, en zie, dit oordeel was goed.
21.
1. En één der discipelen vroeg aan Christus : Wie zijn dan de vader en moeder van de draak ? En Christus richtte Zich dan tot hem en zeide : Weet gij dat dan niet ? Is het niet de grote beer die de draak voort heeft gebracht, de beer voor wie geen hart veilig was ? En was deze beer niet samen met een panter ? Zo kon het niet anders dan dat hun vrucht een draak zou zijn. Hebt gij dan niet gehoord van de leeuw en het beest die op de loer stonden om zodra het kind was geboren de vrucht te verslinden ? Waar waart gij toen dit gebeurde, want het heeft het hart van God voorzeker verzegeld, zeventig maal zeventig maal, en gij hebt het niet geweten. En een andere discipel vroeg : Och Heere, hoe lang zal het nog duren voordat zij verslagen zijn, en wie kan hen verslaan ? En Christus dan zeide : Kijk naar de zon, de maan en hun sterren. Voeden zij niet al deze geslachten. Ziet dan, wanneer zij neer zullen vallen, dan is het einde daar. En Christus richtte zich tot de zon en zei : Kaditam Asbalit, hetgeen betekent : weest gesloten. En vanaf die dag gaf de zon geen licht meer, maar een zwart vuur. En de zon kwam tot Christus als gebrul en als het gelach van de draak, en Christus deed haar manschappen neer vallen. En Christus richtte zich tot de beer en sprak : veel vlees hebt gij gegeten, en veel bloed gedronken. Gij hebt grote woorden gesproken tot de allerhoogste, en uw zwaard tot het laatste toe bewaard. Toch bent gij gevallen, en velen hebben het gezien. Mogen uw woorden u dan meenemen tot het vuur der eeuwigheden, en moge uw hart in duizend delen uiteen vallen. En de discipelen waren verschrikt toen zij de grote beer zagen vallen, en een grote kou viel op hen. Christus nu nam van de huid van de beer en maakte vellen voor zijn discipelen om hen te warmen. Ook bond hij huiden aaneen voor laarzen. En de grote leeuw van het oude Babylon kwam tot Christus, en Christus sprak : ‘Eet dan niet van het berenvlees, opdat het u niet zal vergiftigen. Maar zijn huid zal u warmen tot in alle eeuwigheden. Omdat velen van het berenvlees hebben gegeten heeft hun geloof schipbreuk geleden, en zijn velen van mij weggegleden. Hun glans zal vergaan wanneer de engelen der voortijden zullen opstaan.’ En ik zag de maan haar glans verliezen, en grote sterren vielen neer, en de leeuw stond zeventig dagen en nachten voor het aangezicht des Heeren, en een grote schrik was op de discipelen. En de leeuw at van het berenvlees nu zijn wond was genezen, en de leeuw werd tot een rund. En een ijzeren beest bekleed met koper en goud streed met de rund om het vlees van de beer, en de discipelen maakten holen in de aarde waarin zij verscholen. En ik zag de grote zon op de aardbodem vallen om haar te verslinden, en het rund was als een dronken leeuw. En Christus voerde het ijzeren beest dat bekleed was met koper en goud dronken, en bracht het in een diepe slaap. En Hij leidde het ijzeren beest tot een diepe zee, en liet het daarin wegzinken. En Christus was bekleed met de donder en met bliksemstralen, en hij was als de rode speer. En ik zag de maan vallen in de zee, en zij bracht grote golven voort en het zilver. En Christus ging tot de grot waar de oude panter woonde. En de panter sprong voort uit de grot, en maakte jacht op het dronken rund en verslond het. Toen sloop de panter langzaam terug tot Christus, en Christus voerde de panter tot dronkenschap. Ook de panter leidde hij tot de zee, en liet haar in slaap daarin wegzinken. En het goud kwam over Christus, en de zee werd als goud. Nu waren daar sterren aan de hemel die de sterren der Filistijnen werden genoemd, en zij pronkten. En zij waren als roofvarkens en joegen op de heiligen. En Christus richtte Zich tot de sterren en liet ze door een boog één voor één uit de hemelen vallen. En zij hadden een beeld gemaakt voor Dagon, hun god, en zij zwoeren dat ze de heiligen te gronde zouden richten. Ook maakten zij een beeld van de oude draak, een beeld van het oude Babylon en van het oude rooflam, en zij pleegden afgoderij met deze beelden en zelfs hoererij. En zij zeiden : Laat ons een beeld maken van de oude panter en het oude ijzeren beest, want waren zij niet de ouders van de draak ? En laat ons beelden maken van de zon, de maan en de sterren, want waren zij niet de nakomelingen van de draak ? En zo trachtten ze een wond van de draak te genezen, en de gehele aarde ging het beeld van de draak achterna, en zijn genezen wond. In verbazing aanbaden zij hem. En in die dagen werd het beeld van de draak groot en het beeld werd een stem gegeven. En zij noemden het beeld Moloch. En ook het beeld van het rooflam werd groter, omdat het beeld als de profetes van de draak was. En het beeld was gegeven grote wonderen en tekenen te doen om zo velen te verleiden. En zij maakte dat hun armen en nekken verzegeld moesten worden, en dat er een zegel op hun voorhoofden zou rusten, en dat allen die dit zegel niet droegen niet konden spreken en eten. En in die dagen riepen de volgelingen van dit beeld : ‘Is er iemand groter dan het beeld van het rooflam ? Want zij heeft haar tienduizenden verslagen, ja honderdduizend maal.’ En ik zag het beeld vol van het bloed van de profeten en de apostelen, maar zij kwijlde en werd geleid tot een gat in de aarde. En het beeld van de oude panter en het beeld van het ijzeren beest werden groot en vervulden de aarde, en deze beelden werden dronken van het bloed der heiligen. Maar zij voeren naar de afgronden der zee. En het lijk van de oude slang was er om de zeebodem te voeden. En na deze dingen zag ik heiligen bekleed met slangenhuiden, en zij waren de overwinnaars der beelden. En ik zag hen rijden op sierlijke paarden, die woest waren, omdat zij wonden hadden. En zij moesten bereden worden en genezen worden tot aan de eeuwige slaap. En zo zag ik de Heere zitten op een troon temidden van de koorden der sprookjes, en ik zag velen opkomen om tot de afgronden te varen, omdat zij het sprookje niet gewild hadden. Weest daarom sprookjesachtig, beminden, want als de Heere komt om te bazuinen tezamen met Zijn karsuiken, dan zullen de sprookjes de heiligen bezegelen, en zij die die zegels niet dragen zullen tot de eeuwige slaap geleid worden tot in alle eeuwigheden. Rusten zullen zij van hun werken, want dezen waren boos. Maar zij wiens werken sprookjesachtig waren zullen geen rust hebben, dag noch nacht, want zij zullen de Heere voor eeuwig dienen tot in alle eeuwigheden. Ja, de liefde zal hen wakker houden, en zij zullen nuchter zijn. Laat daarom uw harten niet door dronkenschap ten verderve geleid worden, want de Heere Heere haat hen die in brasserijen verkeren.
De Steen van Metensia – Bijgeschriften van het Eeuwig Evangelie I
De Afsluiting van de Canon
De Draagster van de Canon
De Herauten van de Canon
Metensia
Afsluiting van de Canon
1. Dit dan zijn de woorden van de afsluiting van de canon. Deze woorden zijn getrouw en waarachtig. 2. Ziet, Hij die op het witte paard zit komt, om levenden en doden te oordelen, en ook de lijdenden. Ja, Hij wordt gevolgd door een duizendtal martelaren, zij die hem getrouw zijn gebleven tot het einde. Volgt dan ook Hem die op het rode paard zit. Amen. Metensia Eminius, de getrouwe. Laat dan de zegen des Heeren met u zijn. Hij laat Zijn belofte niet verloren gaan. 3. Hij kome spoedig. Zie dan niet om, maar richt u voorwaarts, want Hij die aan de deur staat klopt. Doet dan open voor Hem opdat Hij maaltijd met u houde. Zo zijn dan deze woorden ter afsluiting van de canon. Ziet dan, deze is de zuivere canon, die u openstelt voor de heilige boeken des hemels. Laat dit dan u tot geheimenis wezen. Gij dan hebt gehoord van lieden die zeggen dat er geen canon is. 4. Gaat met zulke lieden niet om, want zij vrezen de Heere niet. Maar is de canon dan niet onzuiver ? De eerste canon was dat zeker, maar deze was gemaakt door mensenhanden die de Heere niet kenden. De tweede canon dan is zuiver, en ziet, deze is eeuwig en raadselachtig. Maar zegt de schrift dan niet dat er geen canon is ? 5. Welaan lieden, wanneer gij de schriften bestudeert zult gij zien dat er geen canon is naar het vlees, maar naar de Geest, welke is de Geest des Heeren. En zij is gegeven als een zuiver zwaard om uw harten te zuiveren.
6. Zo zijn dan deze woorden eeuwig en heilig. Laat dan niemand toevoegen aan het Woord des Heeren opdat de Heere u niet geve van Zijn plagen. Ziet dan, aan het einde der tijden zullen er vele lieden opstaan die de schrift zullen verdraaien, en zij zullen u trachten te verleiden door holle klanken. Gaat met zulke lieden niet om. De Heere zal zwaar straffen hen die eigenmachtig de Schrift zal aanpassen. Neemt ook niet af van het Woord des Heeren, want de Heere zal uw deel afnemen van de boom des levens, de witte steen en het heilig paradijs. Zo zijn er dan vele boeken geschreven, maar niet allen zijn des Heeren. Weest daarom waakzaam opdat de satan uw deel niet zal ontnemen. 7. Velen hebben zich door vele boeken laten afleiden van de Waarheid. Weest daarom gewaarschuwd, kindekens. Wat dan, zullen wij niet meer lezen en niet de schriften onderzoeken ? Wanneer gij door de Geest geleid wordt zal Hij u leiden door het Woord en ook door geschriften buiten het Woord, daar de Heere ook met een kromme staf recht slaat. Maar laat u niet misleiden door een veelheid van woorden. Zo was dan de eerste canon onzuiver, maar de nieuwe canon is zuiver, en zij is opgesteld tot het slaan der harten, door rechte en kromme staven. Zo zijn er dan ook apokrieve geschriften en bijgeschriften buiten de tweede canon, waardoor de Heere ook kan spreken. Laat u daarom tuchtigen, en onderzoekt de profetieen.
8. Zo zijn er dan ook vele hemelse boeken die tot het Eeuwig Evangelie behoren en waarin profeten blikken kunnen slaan, maar zij zijn geenszins van de tweede canon. Zij moeten beschouwd worden als apocrief en als bijgeschriften, en zij zijn voor de engelen als een leidraad. Ook grote profetieen zijn opgetekend zoals de Risgamen, de Lokogamen en de Takalan, en zij zijn door engelen opgetekend, maar zij behoren geenszins tot de tweede canon. Zij behoren tot het Eeuwig Evangelie en zijn als de boeken der hemelen, de apocrieven en de bijgeschriften die slechts de tweede canon ondersteunen. Maar de Heere heeft de deutero-canonieke boeken lief, en Hij heeft ze beloofd in Zijn Woord. Ja, zij zijn verborgen geschenken die Hij geeft aan Zijn kinderen. Daarom : Laat de kindekens tot mij komen en verhindert hen niet. Laat hen de verschillende geschriften bespreken, maar weet ook dat zij een valstrik zijn voor de dwazen.
9. Hoort dan deze woorden, en laat het zijn tot afsluiting van de canon. Ziet dan, de Heere is vlees geworden door de tweede canon, om zo de eerste canon ongeldig te verklaren en onwaardig. Ja, niet verre van verwijdering is het eerste. Laat daarom zuivere lieden het eerste zuiveren, opdat het de Heere waardig zal zijn. Zo beschouwt de Heere dan ook het eerste tot apokrief, en spreekt Hij erdoor als door verborgen talen. Hij die op het witte paard zit komt, en zal de valse canon straffen. Ja, ik zag de valse canon, de eerste, geworpen worden in een put van vuur, en hij krijste tot de heiligen, maar de hand des Heeren kwam over zijn mond om deze te sluiten. Zo dan waren dit de laatste woorden van de eerste canon : een vals gebrul en gekrijs. En zo bracht de Heere een einde aan de verschrikkingen van de eerste canon, maar zijn staart nam vele van de heiligen mee, tot een eeuwig verderf.
10. Dit zijn dan de laatste woorden van de tweede en zuivere canon : Hij die komt kome spoedig. Bewaar daarom uw harten in reinheid. Veracht de apokrieven niet, en ook niet de bijgeschriften van het Eeuwig Evangelie, want zij zijn u gegeven tot gidsen. Laat het u tot een leidraad zijn. En zo sloot de Heere de canon, en verzegelde het met een onverbreekbaar koord. En ziet, engelen daalden neer, en zij zongen de verborgen liederen uit Zijn Woord. En de Heere maakte de nieuwe canon groot als een richtsnoer, om de heiligen te binden in Zijn Geest door eeuwige banden en ketenen. En ik zag duizenden heiligen opstaan die het martelaarsschap des Heeren droegen, en zij gingen in door een grote poort. En ik zag vele buitengeworpenen die tot de Heere weenden, maar Hij hoorde naar hen niet omdat zij Hem niet hadden bijgestaan in Zijn lijden en zich voor lange tijd doof hadden gehouden voor Hem.
De Draagster van de Canon
Lokogamen
Tokon
Risgamen
Talgamen
Lokogamen
1. Dit dan is het heilige boek door engelen gegeven tot draagster en zwaard van de canon. Zij is dan niet zelf de canon, maar de bewaakster van de canon, de tweede, die de zuivere is. En zo draagt zij dan het zwaard om de oude canon te doorspietsen. Amen Metensia Eminius. Hij die komt kome spoedig.
2. Zo is zij dan als een muur opgesteld rondom de canon, de zuivere. Amen Metensia Eminius, kom spoedig. Zij draagt het mes des Heeren. Zo is dan de Lokogamen opgesteld door engelen als de omhulster van de canon. En ik zag haar een kind baren, en het kind groeide op in de wildernis, tussen de slangen. En het kind leerde de boog des Heeren te gebruiken, en de Heere gaf hem grote macht. En ziet, hij was als rechter aangesteld over de dieren des velds, en mat hun tijden uit. En de Heere gaf hem de macht over dood en leven. En hij maakte het boek des Heeren groot, het boek dat de parel in zich droeg. En hij groeide op voor de Heere als een reus. En hij gaf zijn moeder eer, en werd een groot strijder des Heeren. Zo zijn dan de lokogamen de sieraden des Heeren.
3. En ik zag hem opstaan als een held, neervellende grote reuzen. En die reuzen vreesden hem, omdat zij tegen de Heere hadden gezondigd en hij als hun rechter was opgesteld. En zo oordeelde hij op een dag de levenden en de doden, en ook de lijdenden. En hij bracht de schapen van het veld naar de wildernis, waar hij hen scheerde voor hun wol, en ook oordeelde hij hen. En hij droeg de bokken der duisternis tot het altaar. Maak daarom de lokogamen niet kwaad, want ziet, zij zijn wreed, en dragen de wreedheid des Heeren in zich. De lokogamen dan zijn de sieraden des kruizes, en zij staan aan de weg om voorbijgangers te bespotten.
4. Diep in de wildernissen hebben zij hun hutten van vlees. Weet dat zij bloeddorstig zijn, want zij dragen de wraak des Heeren in hun binnenste. Oh pelgrims van het woord des Heeren die tot de lokogamen genaderd zijn : Volgt u alleen een vertaling van het Woord des Heeren, of volgt u de zuivere grondtekst. Want vele lieden hebben het Woord des Heeren vertaald om hun eigen lusten daarin weer te geven. Houd uzelf daarom dicht bij de grondtekst opdat uw ziel niet zal afdwalen. Wie heeft u dan betoverd en Christus als gekruisigd afgeschilderd ? Werd zijn ziel dan niet verscheurd en gebroken ? Zo is God in de grondtekst elohim wat goden betekent. En gij dient deze goden te kennen om zalig te worden. Ook is elohim vrouwelijk, dus waarom zijn sommigen ertoe gekomen alleen het mannelijke te aanbidden.
5. Alleen door de Lokogamen komt gij tot God. Kunt gij met de lokogamen worstelen en overwinnen ? Zij zijn dan de delen van de ziel van Christus toen Hij uiteen werd gescheurd. Kunt gij langs deze woedende delen van Christus komen ? Ziet, zij zijn als wilden.
De verscheuring van het Verstand
6. En ik zag lichten vallen op het verstand van Christus toen Hij in het dodenrijk was om het te verscheuren. En de lichten waren als bloeddorstige roofdieren. En het verstand van Christus droeg de naam Debich, en toen zij verscheurd was, was zij Na’in, dronkenschap, en Nergun, bloeddorst. En ik zag Christus vele krijgsgevangenen omhoog nemen, en ook Na’in en Nergun werden verscheurd, en zij werden genoemd : de lokogamen. En ik zag vele verborgen en verloren lokogamen, en zij droegen het bloed van Christus. En ik zag het bloed van Christus door ringen vloeien, en vele roofgeesten van de oude canon werden door Christus omhoog genomen, en zie, hij hing ze op. En het andere deel van zijn ziel was de Haftlich, de sexualiteit, en ook deze werd verscheurd, en de afzonderlijke delen waren angst en depressie. En angst werd verscheurd en werd gevoel en wreedheid, en depressie werd verscheurd en werd spot en pijn. En ook zij werden verscheurd, en zij werden genoemd : de lokogamen. En ik zag vele verborgen en verloren lokogamen, en zij droegen het bloed van Christus. En ik zag de lokogamen die de wonderschoonste verhalen vertelden die sinds de grondlegging der wereld verborgen waren gebleven. En ik zag een geest genaamd schaamte die veel macht verloor en begon te smelten. En het bloed van de wildernis begon te vloeien, en de wildernis begon te bloeien, maar daar omheen begon een nog grotere wildernis te groeien. En ziet, deze wildernis was droog en dor. En zie, de buitenste wildernissen waren duister en diep, en zij werden genoemd : de alverzoening der lokogamen. En ik zag de verborgen en verloren lokogamen uit hun holen komen en zij omsingelden de grote stad, Babylon. En zij riepen de namen van hen die zich in de stad bevonden, en zij maakten van de stad een wildernis. En in de dieptes van de stad vonden zij terug dat wat verloren was.
7. En ik hoorde een bazuin klinken, en de stemmen van de lokogamen begonnen voort te komen, en ik zag zeven stemmen. En ik hoorde een stem zeggen : Kom. En ook een andere stem sprak : Kom. En toen de eerste stem der lokogamen sprak zag ik de Risgamen, de Geest van Christus, aan het kruis verbroken worden, en zij werd tot sieraden, die der bedieningen. En toen hoorde ik de tweede stem der lokogamen spreken, en ik zag de Beker van Christus aan het kruis verbroken worden, de Talgamen, en ziet, het werd tot sieraden, die der sacramenten. En ik hoorde de derde stem der lokogamen spreken, en ik zag de delen van de verscheurde Risgamen : de criptiek en het orakel. En ook deze delen waren verscheurd. De criptiek was verscheurd in twee delen : gebondenheid en slavernij. En ook deze delen werden verder verscheurd, en ik zag de verborgen en verloren risgamen. Ook het orakel was verscheurd in twee delen : vuur en ijs, en ook deze delen werden verder verscheurd. Het vuur tot woede en macht, en later werden die delen ook verscheurd. En ik zag de Beker van Christus in twee delen verscheurd, genaamd strijd en arena. En strijd werd verder verscheurd in lamheid en kracht, en arena werd verscheurd in verslinding en wacht. En ik hoorde een vierde stem van de lokogamen spreken, en ik zag verslinding en wacht verder verscheurd worden. En zij werden talgamen genoemd, en ik zag vele verborgen en verloren talgamen, en zij omsingelden de grote stad. En met Babylon gebeurde wat met Sodom en Gomorah gebeurde. En dit werd de alverzoening van risgamen en talgamen genoemd. En ik hoorde een vijfde stem der lokogamen spreken. En ik zag dat grote botten werden gebroken, en van de delen werden sieraden gemaakt. Toen de zesde stem der lokogamen sprak zag ik het vlees van Christus verbroken worden. En aan het kruis werden de stukken verdeeld, en dit waren de namen der stukken : illusie en visioen. En illusie werd verscheurd in groei en wortel, en groei werd verscheurd in grootheid, en wortel werd verscheurd in licht. En visioen werd verscheurd in reuk in smaak. En reuk werd verscheurd in aantal, en aantal in groen. En smaak werd verscheurd in binnenste en controle, en controle werd verscheurd in traan. En bij het horen van de zevende stem werden de delen verder verscheurd, en zij werden genoemd inaputen, sieraden des doods. Daarna zag ik de wapenrusting van Christus aan het kruis doorboort worden en verbroken, en de delen werden sorsollen genoemd, sieraden van de hel. Daarna zag ik het Bloed van Christus verstrooid worden. En ik hoorde een stem zeggen : Kom, en een andere stem sprak : Kom hogerop, en ik zag de sieraden van de armoe, en zij waren het verstrooide bloed van Christus, de Tokon. En ik hoorde het geluid als van duizend stemmen, en ik keek achterom en zag velen ontwaken, en zij kwamen voort uit het stof. En zij droegen messen. En zij werden gedoopt in een rivier des doods, en ik zag een man opstaan die een jong schaap als een lam op zijn schouders droeg. En de man werd groot voor het aangezicht des Heeren, en droeg de wol der wildernis, en leerde met de boog des Heeren te schieten. En hij had het merkteken van de boog op zijn arm.
8. En ik zag een groot leger oprijzen tegen het oude Rome om deze stad te omsingelen. En ik zag verschrikkelijke insecten de oude stad binnengaan om deze kaal te vreten. Daarna zag ik het leger optrekken naar het oude Jeruzalem, en zij was als een korenveld, rijp om geoogst te worden. En een nieuw Jeruzalem daalde uit de hemel neer om het oude te verslinden. En ik zag grote mannen opkomen die in hun armen merktekens hadden van het laatste oordeel. En Assur was niet meer, en Egypte was als een zucht. En ook kwam het oordeel tot de tafel van Moab, en ziet, zij was niet meer. En in die dagen bevolkten grote spinnen de aarde, en zij brachten vliegen voort. En er was een man met het hart als van een ekster en een meeuw, en hij bespeelde vele instrumenten, en zijn naam werd groot op de aarde. En ik zag een ster vallen op de aarde om de wateren te bezoedelen, en ziet, de bomen van het oude Rome werden bloed, en ook haar bouwwerken. En ik zag de man tot het oude Rome komen en zie, zij was niet meer.
9. En door de alverzoeningen der lokogamen, risgamen en talgamen hebben wij ook hoop op de alverzoening van het bloed van Christus. Is dat niet de burcht Perlottia ? Want door de risgamen wordt het bloed van Christus gedronken, en door de talgamen heeft het zijn werkingen. Weest dan aan nek, handen en voeten gebonden, opdat gij in kunt gaan.
10. En ik zag een rode troon als van bloed, met daaromheen vierentwintig lokogamen. Ook stonden er vier dieren voor de troon waaronder een kip en een paradijsvogel. En ik zag de Beker van Christus, de Talgamen, verzegeld met zeven zegels. En ik hoorde een stem zeggende : Opent nu de zegels die het bloed van Christus achterhouden. En ik zag een van de dieren naar voren komen, en het dier was van voren en achteren vol van ogen. En toen het dier het eerste zegel had losgekauwd zag ik een groene haan, en die haan kreeg grote macht. En de haan sprak : Laten we ons een stad op aarde bouwen en een grote naam, opdat onze stem ter hemel reikt. Maar zonder mensenhanden werd het dier weggenomen, en ik hoorde een groot geween. En toen kwam het tweede dier naar voren, en zie, het had neuzen van voren en achteren, en het droeg vele stemmen. En ik hoorde een van de stemmen zeggen : Kom, want het uur is gekomen. En ik zag dat het dier het tweede zegel begon los te kauwen, en een krachtige wervelwind begon te waaien. En ik zag een stad vol katten, en deze katten veranderden in vrouwen, en zij kregen grote macht. En zie, de laatste vijf zegels waren zwart, en de laatste twee dieren begonnen de zegels los te kauwen, en ik zag een leger van paarden. En de paarden kregen grote macht, en zij braken los uit hun banden. En achter hen liep een schare van wilden, en zij riepen boos tot de hemelen. En ik zag veel bloed vloeien. En een van de zegels begon zich groot te maken en kreeg opnieuw grote macht, groter dan de eerste macht. En ik hoorde veel geween en vele stemmen. En ik zag een groene paradijsvogel verschijnen en daarna een gele, en het zegel begon velen op aarde te binden. En ik hoorde een stem zeggen : Nu is het genoeg. En ik zag temidden van de dieren een bloedende bok die geslacht was, en zie, de bok betrad de rode troon die van bloed was, en de bok kreeg grote macht.
11. In de dieptes van Acha zag ik de lokogamen verzegeld, de draagsters van het Bloed van Christus. En ik zag velen wenen omdat niemand deze zegels kon openen. En ik zag een man met benen als van bot, en hij was als een haan, als een half skelet. En hij legde zijn handen op de zegels en smolt hen. En ik zag de zegels vluchten naar de lagere werelden, samen met de verbroken zegels van de talgamen. En vele heuvelen smolten en vluchtten voor het aangezicht des Heeren. Maar na twee dagen waren de zegels die de lokogamen hadden verzegeld terug. En een man op een paard en een man op een rund kwamen tot de zegels, en de zegels werden bij name genoemd, en zij werden verbroken, maar weer waren zij na twee dagen terug. En ook zag ik de zegels van de risgamen, die als katten waren, en de risgamen waren als botten. Plotseling zag ik een bliksemflits vanuit de hemelen komen, en de risgamen gingen recht overeind staan, maar na twee dagen zakten zij weer in. En ik zag het bloed van Christus door witte tabletten stromen, en ook deze tabletten waren verzegeld. En de zegels waren als ijzeren kettingen, en sommige zegels waren als wit leer. En de zegels hadden ogen als juwelen. En plotseling zag ik een rode bliksem uit de hemel vallen, en vele paarden stonden op, maar na twee dagen zakten ze weer neer. En ik zag het leer dik worden en taai, en het was als een slavenmarkt, als een circus en een kermis. En ik zag lichten verschijnen en ik zag een boek groot worden voor het aangezicht des Heeren. En ik hoorde een stem zeggende : ‘Kom hogerop.’ En ik zag de markt des Heeren. En ik zag dat er moest betaald worden met bloed, zweet en tranen, en dat er vele buizen gevuld moesten worden voordat een deur zich opende.
Tokon
1. De Tokon is het bloed van Christus en het bloed der lokogamen en zo mede-draagster van de canon. En ik zag hoe er geofferd moest worden, en de Heere sprak : Laat de tempel bekleed zijn met bloed. En ik zag het licht van het bloed, en zij bracht nieuwe visioenen. En deze visioenen waren eeuwig. En ik zag vele wachters op de muren, en zij verkondigden de leer van het bloed van Christus. En ik zag een harp waar pijlen uitkwamen en een fluit waar bloed uitstroomde. En de pijlen en het bloed vulden het land. En ik zag paarden met ruiters, en zij waren op weg naar de eeuwige stad. Maar zij werden niet toegelaten, en er werd gesproken : Laat eerst het bloed tot aan de toppen der muren stijgen. En de paarden met de ruiters gingen uit, en zij weenden en werden vervuld met angst. En zij zeiden : wij willen liever werken en zo het zweet tot aan de toppen der muren laten stijgen dan dat wij bloed vergieten. En de Heere zag hun liefde en zegende hen, en liet hen binnen in de stad, want zij hadden wijs gehandeld. En zo waren er ook enkelen komende vanuit het oosten, en ziet, zij vergoten wel bloed, maar het bloed kwam maar tot aan hun heupen, en zij gingen in het bloed ten onder. En ik zag de Heere zitten op zijn troon in al zijn heerlijkheid, en de wateren werden bloed, zoals hij in zijn woord had aangekondigd. En ook de bomen werden bloed, en het gehele land. En zo was er dan een grote schare die tot de stad des Heeren kwam, maar de Heere opende voor hen niet. En de Heere sprak deze woorden : Ga het land in en werk, opdat de zegelen van de stad verbroken worden. Maar ziet, het waren allen bloedvergieters, en de zegen des Heeren rustte niet op hen. En de Heere goot zijn zweet uit op de aarde, en het bloed begon te branden. En er waren enige lieden die de Heere volgden, en ziet, zij werden gewassen door zijn zweet, en door het zweet wat zij met tranen voortbrachten, en de zegen en de vleugelen des Heeren rustte op hen. En zij hadden een geheime opdracht om het woord des Heeren te vervullen, en zij kregen rijkelijk toegang tot de stad. En ik zag de naam van de Heere groot worden, en de Heere zocht vele knechten uit, en zij gingen uit in de wildernis in het laatste der dagen. En zij vonden een schelp met geluiden, en aldus was de schreeuw van het bloed des Heeren. En het was een krachtig verbond dat sprak, en zij brachten grote troost aan de Heere. En de Heere sprak : Laat uw oorlog dan in de geest zijn, en in het spel des kruizes. En de Heere nam een stok en een touw, en brak het, zeggende : Zo zal ik op een dag doen met de zegelen van de tokon. En ziet, de delen van de gebroken stok en het gebroken touw werden als slangen. En er kwam vuur uit hen, maar de Heere bedekte hen met leer. En de Heere verbrak vele banden. En een groot schip kwam aan de horizon, en bloed kwam voort uit haar, en de Heere begon te spreken. Aldus was het sprekende bloed.
De Weduwe
2. En er was een weduwe op aarde, en zie, zij kreeg grote bekendheid, en zij zong door het bloed van Christus. De Heere maakte haar groot op aarde, en velen kwamen door haar tot de Heere. Maar de Heere sprak : dit is een demonisch geslacht, en ik zal veel verdelgen. Ja, Ik zal als een strijder tegen hen optrekken, want zie, zij zijn niet in Mijn Woord. En ik zag de Heere komen tot de oude aarde, en tot haar gezandten, en de Heere sprak : Door zweet zal Ik u oordelen, niet door bloed. En ik zag het zweet des Heeren, en het bedekte hen, en op hen werd een nieuwe stad gebouwd. En ik zag visioenen van bloed, en zie, deze waren eeuwig. En zij waren als de paradox, als dubbele gezichten en als mozaieken en kransen, en zie, zij waren als de narren des Heeren. En ik zag hen rijden op hoge paarden.
3. En er was een vrouw genaamd witte weduwe, en ook zij kreeg grote macht op aarde, en zij voerde strijd tegen de narren des Heeren. En wie wijs is berekene deze woorden, want ze gaan over een verre geschiedenis. En zo zal er een punt in de tijd zijn waarin alles geschiedenis is. En ik zag de Heere de tijd afsluiten als een canon. Zo zal het brood wat u eet geschiedenis zijn, en het bloed wat u drinkt geschiedenis, en zal niemand nog een stap kunnen maken. Ziet, alles is dan bevroren, en de vlam zal zijn des Heeren. Waakt dan, want gij weet de tijd noch het uur waarop deze dingen zullen geschieden.
4. En ik zag de Heere de canon van het materiele afsluiten, en de mens werd teruggedreven tot de geest. En aan het materiele werd niet meer toegevoegd, daar de Heere het had afgesloten, en ziet, alles was bevroren, en alles werd tot steen, ja, zelfs de bomen. En zo kon niemand meer van het letterlijke leven. En dit waren de dagen waarin het duizendjarig rijk aanving. En zie, het was een rijk van vrede. En de Heere sprak : Heeft er dan niet genoeg bloed gevloeid ? En de Heere sloot de canon van bloed af, en zo was het duizendjarig rijk als het rijk van zweet, en de dagen van het paradijs als het rijk van tranen. En zo werd het bloed van Perlottia verzoend, en werd de poort tot de Risgamen geopend, en haar woonplaats de Lapondria.
5. En ik zag vogels als bloedzuigers die de tabletten van het bloed van Christus bewaakten. En ik zag zakken met geld heen en weer gaan met ridders met grote pluizige veren op hun helmen die onderhandelden. En ziet, zij hadden vreemde mertekenen. Zij werden genoemd de vogels van aldebaran, de kooplieden der aarde. En ik zag twee zegels als bevroren die de tabletten gesloten hielden, en deze zegels hadden lange angels. En ik hoorde een stem zeggen : Kom volg mij. En een deur ging open, en ik zag een lange trap die draaiend naar beneden uitweek als in een spiraal. En ik zag hoe het licht van beneden afkwam. En ik liep naar het licht toe, en kwam in een groene tuin terecht, waar vreemde wortelen groeiden. En er waren hier hazen en konijnen en het licht had een vreemde geur. En ik zag hoe de wortels van de stenen tabletten vastzaten in het plafond, en een hand nam hen weg. En een man met een bijl hakte het plafond open, en de stenen tabletten vielen naar beneden, en zij vielen in vele stukken. En de stukken werden tot sieraden, en ik zag poorten rondom de tuin opengaan. En ik hoorde een stem zeggen : Kom binnen. En ik liep naar binnen en zag handen aan een vreemde muur, en ook voeten. En de sieraden in de tuin werden tot instrumenten. En door een vuur werden de instrumenten aan elkaar verbonden door vele smeltingen en verhardingen, en ik zag ridders verschijnen en zij hadden geen hoofden. En ik hoorde een stem zeggen : Breng mij het zilver en het goud. En de ridders stonden op, en verzamelden schalen met zilver en goud, en brachten hen door de poorten naar binnen. En een vrouw met een witte zijden doek begon de instrumenten schoon te maken, en de verbindingen ertussen, en zie, het was als een carousel. Aldus was de kermis des Heeren. En ik zag de handen en voeten aan de muren uitgroeien tot wezens. En weer werden er vele zaken gedaan. En ik zag grote webben verschijnen als mozaieken, en sommige webben waren gemaakt van botten en graten. En ik hoorde een stem zeggen : Laat nu het licht schijnen.
Risgamen
1. En ik zag een nieuw betaalmiddel opkomen, en het was de Geest die altijd al een onderpand was geweest. En zie, de Geest van Christus was in vele stukken verscheurd, de Risgamen. En er was een groot geween. En de Risgamen werden tot geldstukken, en ziet, zij was als een veer. En ik zag een groot vuur komen om de Geest te verslinden, en de Geest werd in vele veren verscheurd, en ik zag vele verborgen en verloren risgamen, en zie, zij waren woest.
2. En ik zag de risgamen vluchtten naar hun woonplaats Lapondria, en zie, deze plaats was woest. En de plaats werd bewaakt door woeste vogels, die waren als paradijsvogels. En ik zag velen die probeerden Lapondria binnen te komen, maar zij werden aangevlogen door de woeste vogels. En deze vogels waren als pauwen in al hun kracht, en grote vrees viel op hen die het zagen. En deze vogels waren bloeddorstig en honend, en sommigen droegen helmen. En ik zag Christus zitten op een hoge troon van parels, en zie, Hij verkoos de risgamen tot een nieuw betaalmiddel en een nieuw verbond. Zo is dan de uitverkiezing des geestes, de uitverkiezing van Lapondria, en deze is de enige. En ik zag de risgamen tot de stad Lapondria toegelaten worden, en zij droegen allemaal rieten in hun handen. En deze rieten waren zeer scherp en snijdend. En zij maakten merktekens op de muren, en kwamen volledig in de stad, doordat zij bedekt waren met het bloed van Perlottia, en haar merktekens droegen. En zij kwamen tot de hoge troon van Christus die van parels was, en Christus verzoende hen. Zo gaf de Geest haar veer aan Christus als een betaling, en zij was welkom in de stad. Zo is het dan : door de veer betalen wij, door de risgamen. Zo houden wij ons zuiver. En ik zag hoe Christus de risgamen tot sieraden reeg, en ziet, zij waren als wonderlijke verhalen, en zij gaven toegang tot de dieptes der stad. En ik zag een vuur van de sieraden afkomen dat krachtig genoeg was om het zilver te smelten. En ik zag deuren geopend worden tot de dieptes der aarde. En ik zag bloedbanden wegsmelten en ziet, zij werden geofferd. Zo was dan de alverzoening des geestes, en ik zag de Geest als rivieren stromen, tot overstroming toe. En ik zag de Aflaat des Geestes, als een hemelse betaling, en de Geest gaf wederom haar veer aan Christus, en ziet, zij werd gereinigd. En Christus gaf haar een wit boekje van wit leer, en het leer bond haar. Aldus was de Canon des Geestes en de gebondenheid. En dit was de enige gebondenheid, door de enige aflaat. En ik zag hoe Christus Zijn Geest doopte, en ziet, zij werd wedergeboren als een witte duif van wit vuur. Zo hebben ook wij, door de Aflaat des Geestes, door de Veer van de Geest, deel aan deze dingen. En ik zag een poort bekleed met wit leer geopend worden, en zie, dit was de enige poort om de stad binnen te komen. Maar de vogels die op de muren van de stad stonden waren sluw. En zo zag ik de Risgamen tot mede-draagster van de canon worden, de tweede, en zuivere.
3. En ik zag de Risgamen, en zij kreeg toegang tot de schatten der aarde, en ziet, zij was donker. En ik zag Lapondria groot worden op de aarde, en zie, zij was het centrum van creativiteit. En in haar hadden de heiligen een plaats van rust, maar zij werden voor enige tijd verscheurd door verwarring. En ik zag enige heiligen in opstand komen tegen lapondria, en zij kregen een kleed om te rusten. En na enige tijd van rust balden ze hun vuisten tegen Lapondria, en Lapondria bracht hen in ketenen en leidde hen tot de grote burcht. En Lapondria sprak grote woorden van wijsheid, en ziet, zij werden haar discipelen. Maar Lapondria bespotte hen omdat zij lauw waren, en zij lokte hen in een valstrik. En aldus was zij de sluwheid des Heeren. En grote vrees kwam over de menigte. En zij vroegen : wie is zij ? Hoe durft zij zoiets te doen ? En zo vertrok Lapondria van de aarde en liet haar schaduw achter zich, en zij bracht grote verwarring. En zij omhulde haarzelf met duisternis, en bedekte haarzelf met stof. En zij maakte een reis tot de dieptes der aarde, en vond daarin grote schatten. En zij verscheurde het goud en het zilver, en opende grote poorten. Wie kan haar volgen ? En zij omhulde haarzelf in wraak en grote wreedheid, want zelfs haar trouwste volgelingen hadden tegen haar gezondigd. Wee u, oh aarde, want Lapondria heeft groot gif tegen u bereid. Weent daarom, oh volk, opdat u kleine genade zult vinden in haar hand, licht als een veer.
4. En Lapondria groeide op tussen de apen der aarde, en ziet, zij volgden haar op de voet. En zij bedekte zichzelf met de slangen der dieptes, en offerde op de hoogtes. Zo werd zij dan tot de duisternis des Heeren.
Talgamen
1. Zo hebt gij dan in de canon gelezen dat er geen eeuwige verdoemenis is, en dit hebt gij gelezen in de tweede canon, de zuivere. Zo loopt dan alle dood op vernietiging uit. Maar ik zeg u : Kent gij de geheimenissen van Radth ? Er zijn dus wel degelijk uitzonderingen op de regel. Hebt gij dan niet gehoord dat de Heere de vijand heeft gemaakt voor de vernietiging ? Ja, de Heere zal zijn macht vernietigen, en zijn zonde, en zal zijn trotse bewustzijn verlagen, en doen wegzinken in dronkenschap en slaap. Maar na deze dagen zal de Heere hem als in een geheimenis een nieuw bewustzijn geven, en dit bewustzijn zal groeien tot in alle eeuwigheden. En deze dingen zijn moeilijk te verstaan, en vele lieden zullen deze dingen verdraaien tot hun eigen verderf. Kent gij de geheimenissen van de Beker van Christus ? Ziet, deze zijn heilig, en zoals de tweede canon al had gesproken : de tweede hel zal verschrikkelijker zijn dan de eerste. Want de eerste hel was verbonden aan een canon die onzuiver en onwaardig was, en daardoor ongeldig. En velen hebben zich door deze geschriften laten beangstigen. De tweede hel is echter erger dan de eerste, want alhoewel het oude bewustzijn geheel zal wegzinken, zal er een nieuw bewustzijn opkomen. Wat dan, is God dan een pijniger ? Absoluut niet. De Heere Heere is een God van list en sluwheid, en brengt allereerst slaap en dronkenschap. Zo is Hij dan een God van genade. Maar Zijn rechtvaardigheid straft de zonde.
2. Wat dan, zullen deze dingen ons dan opnieuw beangstigen ? Volstrekt niet, want gij die in Hem blijft zijt door het bloed van Christus zalig verklaard. Alle hel is slechts voor even in het licht van de eeuwigheid, en weegt niet op tegen de heerlijkheid die ons geopenbaard gaat worden. Wie zijn dan de vijanden van God ? Zij zijn door hem gemaakt, en ziet, zij zijn eeuwig. Zo hoeft een kind des Heeren niet bang te zijn om voor eeuwig te branden. De Beker van Christus heeft het zelfs niet over gevallen engelen die besproken werden, want zij hebben eerst de Heere lange tijd gediend, en waren volstrekt geen vijanden. Maar de Beker heeft het hier over hen die als vijanden zijn gemaakt, en zij zullen voor eeuwig branden in groeiend bewustzijn, ja, zelfs in groeiende pijn, omdat de Heere hen daartoe gemaakt heeft als een voorbeeld.
3. Zijn deze woorden dan niet wreed en misleidend ? Volstrekt niet. Wat weet gij van de raad des Heeren ? Er is voor een kind des Heeren en zelfs voor een gevallen engel geen eeuwige verdoemenis, daar de ziel zich zelf vernietigt door de zonde. Maar er zijn uitzonderingen : namelijk hen die als de personificaties van zonde zijn gemaakt. Zij zullen eeuwig branden, en hun oude mens zal vernietigd worden, opdat een nieuwe mens zal opstaan, namelijk de vernederde mens. En deze vernederde mens zal voor eeuwig een teken en een waarschuwing moeten zijn, om de heiligen te vervullen met vrees. Zo hebben dan vele lieden de woorden van de tweede canon als een vrijkaartje tot zonde genomen, omdat zij belust zijn op de totale vernietiging en zo denken de eeuwige en altijddurende hel te ontlopen. Zij hebben het Woord misbruikt tot een eigen valstrik. Hebt gij dan niet de paradox des Heeren gezien in het verschil tussen het Oude en het Nieuwe Testament ? Zo moet gij dus op uw hoede zijn. Er is een punt van angst waar u niet aan kunt ontkomen, en wat nodig is een grotere vreze des Heeren op te wekken dan het eerste. Dit is namelijk dat zij die door de Heere als vijand zijn gemaakt zichzelf misleiden en huichelen.
4. Dit dan zijn de woorden van de Beker : laat de vreze des Heeren het begin zijn van alle wijsheid. Zij die gezondigd hebben tot de Vader zullen vergeven worden, en ook zij die tegen de Zoon hebben gezondigd, en zij die tegen de Heilige Geest hebben gezondigd, en Hem hebben gelasterd. Zelfs zij die gezondigd hebben tegen het Bloed van Christus zullen vergeving vinden, maar zij die de Beker van Christus hebben gelasterd door zich eraan te bezondigen hebben geen vergeving in alle eeuwigheden. Nu niet, en in de toekomende eeuwen niet, want het zondigen tegen de Beker van Christus is een doodzonde waartegen geen medicijn bestaat, en waarvan geen omkeer mogelijk is. Maar troost u, geliefden, want alleen de vijanden van God maken zich hieraan schuldig, en zij zullen tot verschrikking zijn in alle eeuwigheden. En de rook van hun pijniging zal opstijgen voor het aangezicht van de Beker, de Geest en de Zoon. God dan zal zijn vijanden straffen, en ziet, zij zullen tot een eeuwig schrikbeeld zijn. Waakt dan, want God laat niet met Zich spotten. En zo is het dan : vreselijk is het om in de handen van de levende God te vallen. En dan zult gij berouw en boetvaardigheid zoeken, en het niet vinden. En angst zal u verteren wanneer gij zult bemerken dat u het heilige der heilige Gods hebt aangeraakt.
5. Troost u geliefden : Er is geen zonde tegen de Heilige Geest, maar de zonde tegen de Heilige Beker is des te erger. Zoekt daarom de Heilige Beker in vreze en beven. Weet dan dat het Eeuwig Evangelie een blijere boodschap is, maar ook een ernstigere en verschrikkelijkere. De dagen dan zijn kwaad, en als God de zonde niet op die manier zou straffen, dan zou de zonde nooit overwonnen kunnen worden. Ja, de Heere voert zo eeuwige overwinning over de vijand, en maakt hem tot een eeuwig schrikbeeld. Zij zullen hun loon niet ontgaan. Daar waar de eerste hel nog genadig was : de tweede niet meer. Maar zij die met de Heere zijn hebben niets te vrezen.
6. Alleen door hun eeuwig lijden zullen zij neergehaald worden, de vijanden van God. En alleen door hun groeiende pijn en bewustzijn zullen zij loslaten datgene wat zij hebben gestolen. En God zal hen maken tot een eeuwige afschuw.
En als zij u vragen : Is uw God niet wreed ? Dan zult gij antwoorden : God is een paradox.
De Herauten van de Canon
De Heraut van de Canon
1.
1. Dit zijn de heerlijke woorden over de jeugd van Christus, als zijnde het kindje Jezus. Zo heeft Hij dus vele wonderen en tekenen gedaan, die in dit geschrift opgetekend staan, woorden die in de geschiedenis verloren gingen. God heeft bij machte van Zijn dienstknecht deze woorden teruggebracht tot het heilige.
2. En ik zag een vuurstorm, en ik was niet bij machte te spreken. En de vuurstorm kwam over mij, en ik hoorde een stem zeggende : schrijf, want er zijn vele dingen die ik u zal tonen.
3. En ik nam mijn pen en schreef. En ik wist dat ik zou branden wanneer ik niet gedetailleerd en nauwkeurig zou opschrijven wat de vuurstorm mij beval. En ik hoorde geschreeuw.
4. En de vader zei : Treed binnen. Ik zag een poort van vuur opengaan.
5. En binnengekomen zag ik het kindje Jezus op een kussen zitten. En een engel bracht mij tot aan de voeten van het kindje Jezus, en het kindje begon te spreken, en wonderschone verhalen te vertellen.
6. En ik besefte dat het kindje was gekomen tot een oordeel over de volwassen wereld. En ik smeekte tot het kindje om in mijn hart te komen. En ik zag vele visioenen. En ik zag hoe het drie jaar oude kindje wonderlijke verhalen vertelde, en grote wonderen en tekenen deed. Het kindje kon zijn armen en benen verlengen om alles gedaan te krijgen.
7. En ik zag hoe het kindje kon rennen, sneller als een paard, en ook was het kindje sterker dan een leeuw, maar naarmate het kindje ouder werd namen deze krachten af.
8. En ik zag het kindje wandelen op water, en de woorden die het kindje sprak waren zoet. En ik zag hoe het kindje vanuit het niets duiven tevoorschijn bracht en ook kleine aapjes. En de Geest des Heeren rustte op hem.
9. En ik zag hoe het kindje in de nacht werd opgenomen door een vuurstorm, om vele visioenen te zien. En het kindje was vroeg wijs en vol met de kennis des Heeren.
10. En ik zag hoe het kindje later zijn kindschap aflegde om zo de weg van het kruis te gaan, en zijn krachten namen af.
11. Toen het kindje vier jaar was vertelde hij rond uit over demonen. Ook vertelde het kindje over engelen, en velen tekenden het op, maar deze geschriften zijn in de geschiedenis verloren gegaan en zoek geraakt.
12. En ik zag de vuurstorm tot mij komen, om zijn mond te openen, en ik gleed naar binnen, en ik was als een gebonden man. En ik moest veel schrijven. En ik zag hoe het kindje in de geest een paars kroontje droeg met vierentwintig uitsteeksels. En een zacht roze licht verscheen telkens in het kroontje. En ik zag hoe het kindje rijk was aan geestelijke gaven.
13. Ook zag ik hoe het kindje vruchten en ander voedsel vanuit het niets tevoorschijn kon brengen, en velen waren erover verwonderd. En het kindje waarschuwde hen hoe hun nakomelingen een oranje kerk zouden bouwen, waar leeuwen in zouden wonen, en hoe hun aandacht zou zijn gericht op spierkracht, en niet op de kracht van de geest. En het kindje weende.
14. En het kindje sprak dat de tijger zou komen tot deze oranje kerk, om zo veel gevangen vrij te zetten, en velen wisten niet wat Hij bedoelde, want hij sprak in gelijkenissen. ‘Wie wijsheid heeft berekent het nummer van deze kerk, en dit nummer is vijvenvijftig. En zij zullen een vals boek oprichten.’ En het kindje sprak daarmee over een verre toekomst.
15. En het kindje kon zomaar in het niets verdwijnen, en zomaar vanuit het niets verschijnen. En velen waren erover verwonderd en bespraken deze dingen met elkaar, en vroegen zich af wie Hij was.
16. ‘Ik ben gekomen om een kerk op te richten naar het hart,’ sprak het kindje. ‘De oranje kerk is van Ryan, de oranje wachter, hij die samenzweert met reuzen. Zijn hond is een wolf, met de naam Roodoog, en zijn honden zijn leden van de blauwe kerk. En ziet dan, deze kerken komen uit elkaar voort. En zij zijn niet van mij. Zij zijn van het verstand. Zij kennen mij niet als kind, en met hun gewichtigheden onderdrukken zij elkaar.’
17. En het kindje profeteerde veel over de dingen die zouden gebeuren, en het kindje weende veel. Het was een gevoelig kindje en tegelijkertijd sterker dan tienduizend haaien. Sommigen noemden hem een leeuwenkind, anderen noemden hem tijgerkind. Hij trok zich vaak terug in de wildernis en de woestijn, en was tussen de wilde dieren.
18. En het kindje trok zich niet veel aan wat anderen over hem zeiden, maar leidde zijn eigen leven. Op een dag kwam er een blinde man tot het kindje, en het kindje genas hem. Ook genas het kindje een man die geen ledematen had, en gaf hem nieuwe ledematen. En sommigen begonnen te fluisteren : dit kindje is het kind van de duivel. En het kindje bestrafte hen. Soms verteerde hij zulke spotters door een blauw vuur wat hij vanuit de hemel op hen neer liet dalen. Daarom waren er enkelen die trachtten het kindje om te brengen.
19. Het kindje had veel vriendjes en vriendinnetjes, en verzon veel spelletjes. Maar naarmate het kindje ouder werd begonnen ouders voor hem te waarschuwen.
20. En ik wilde verder schrijven, maar mijn hand begon te beven onder de heiligheid van deze dingen. En een stem sprak dat vele dingen verzegeld zouden blijven tot aan het einde der tijden.
21. En ik zag het kindje op een fluit spelen, en een totempaal stond daar en een wigwam. En het was in een visioen. En ik zag indianen uit de wigwam komen, en zij dansten om het fluitspelende kindje heen.
22. En toen het kindje vijf was geworden begonnen al deze krachten langzaam weg te sijpelen, en groeide hij op als een normaal kind.
23. En in een visioen zag ik hoe het kind toen het ouder was geworden langs een stil pad liep en plotseling werd overmeesterd door een groep wilde kinderen. En het jongetje genaamd Jezus werd door de wilde kinderen vastgebonden aan een boom, waarna hij werd geslagen met stokken. En ik zag hoe Hij als kind vaak werd geplaagd en achternagezeten, en vaak werd vastgebonden om geslagen te worden.
24. En ik zag hoe de jongen genaamd Jezus terugverlangde naar Zijn oude krachten, maar Hij wist dat dit de wil van de Vader was. Hij moest Zich voorbereiden op het kruis. En het lijden in Zijn kinderjaren was diep. En het verlangen naar Zijn verloren gegaande kinderjaren verwondde hem diep.
25. En op een dag kwam er een engel tot Hem, verschijnende op een eenzaam pad, tegen het avonduur. En de engel sprak liefdevolle woorden tot Hem, en de jongen begon te beven.
26. Sinds die dag had Hij twee vriendinnen, na een lange en eenzame periode. Deze vriendinnen steunden hem door dik en dun. Vaak maakte Hij wandelingen met hen door de woestijn en de wildernis, en ze hadden diepe gesprekken, waarin ze zich verwonderden over Zijn wijsheid.
27. En de jonge Jezus kreeg steeds meer vriendinnen, en wekte daarmee veel woede en jaloezie op in de harten van veel jongens. Maar nadat de engel voor een tweede keer aan Hem verscheen kreeg hij ook veel mannelijke vrienden, en al snel ontstond er een grote groep discipelen rondom de jonge Jezus. Hij had een bovennatuurlijke liefde, deed hun harten smelten, en sprak over een ander pad.
28. En Hij sprak over het zijn als de minste als de ware weg van liefde. En Hij genas velen van hun innerlijke ziektes.
29. En vaak gingen ze in een grote groep met hem mee de wildernis en de woestijn in, waar hij hen vaak op een heuvel onderwees. En de wilde dieren waren aan hem onderworpen.
30. En Hij sprak over de dingen die komen zouden : Wanneer gij een luid geschreeuw hoort, en de wolken zijn zwart en rood, ga dan de heuvelen op en smeek om genade, want dan is de Dag des Heeren gekomen. En wanneer gij de wilde kat hoort brullen, kijk dan uit uw huizen, en bidt in uw hart dat gij zult ontkomen aan de zware dagen die komen gaan. Want eng is de poort die tot leven leidt, en alleen kindekens zullen deze poorten binnengaan. Religieuzen zullen trachten de sleutels in handen te krijgen, maar zij zullen branden. Zij zullen in de rivieren geworpen worden en niemand zal met hen rekenen. Ik heb U bestemd voor liefde, en zij die in liefde werken hebben de wet vervuld. Zij zullen God niet als tegenstander hebben. Onderdrukt elkaar niet, maar heb elkaar lief, en ook uw vijanden, want zij mochten eens uw verborgen vrienden zijn.
31. Weest genadig naar elkaar, als een voorbeeld, en wees hierin de zwakste, want de Heere wederstaat de sterken. Denk aan het konijn die in zijn zwakheid holen heeft kunnen maken, om te kunnen ontkomen aan de brandende Dag des Heeren. Zo zijn de konijnen de vrienden van het kindje Jezus, dat was, is en zal komen. Dit kind staat hier voor jullie.
32. En een liefde viel op de menigte, en zij waren in verwondering.
2.
1. Dit zijn de woorden opgetekend over het leven van het kindje Jezus. Toen Jezus twaalf jaar oud was, en aan de rand van het meer was, helemaal alleen, kwam vanuit de struiken een jongen op hem afrennen. Jezus raakte met de jongen in gevecht, en zij kwamen beiden in het water terecht waar de jongen Jezus trachtte te verdrinken. Maar een engel sloeg de jongen.
2. En de jongen had een demoon, en Jezus sprak : ‘Ryan, opperhoofd der demonen, verlaat dit kind.’ En de jongen slaakte een gil, en werd genezen van zijn krankzinnigheid.
3. Ook toen Jezus achttien jaar was gebeurde het dat twee jongens Hem trachten te verdrinken, maar Jezus genas hen beiden van hun krankzinnigheid.
4. Toen Jezus twintig jaar oud was geworden leefde hij voor enkele maanden tussen de leeuwen, en de leeuwen waren aan hem onderworpen.
5. En na die dagen verscheen een engel aan Christus, en gebood hem een staf van de grond op te raken. Daarna gebood de engel Christus om de staf op de grond te gooien. Toen Christus dit deed veranderde de staf in een slang, en deze slang was zeer giftig. ‘Ga nu naar het huis van farizeeers,’ sprak de engel, ‘en breng hen het woord.’ Maar de farizeeers geloofden niet in hem, en zeiden dat Hij zulke dingen kon doen door de duivel.
6. En toen gebood de engel hem te gaan naar het huis der romeinen. Maar ook zij geloofden niet in hem. ‘Nu dan,’ zei de engel, ‘de koppen van dit volk zijn hard, en zij kijken nergens van op. Aan een kruis zullen zij u nagelen, en gij zult verlangen naar uw oude dagen.’ En toen week de engel van Hem.
7. En op Zijn vierentwintigste leidde Hij een menigte jongeren tussen de leeuwen, en leerde hen over de voetwassing, en elkaar te dienen in plaats van te leiden, en hij sprak voor enkele dagen achtereen. En er was een vrouw die hem trachtte te verleiden, en toen hij haar afwees vervloekte zij hem, en de leeuwen verslonden haar. En ook andere vrouwen trachtten hem te verleiden, vaak in groepjes tegelijk, maar zij werden allen door de leeuwen verslonden. En toen begon hij veel over de duivel te prediken, en enkelen zeiden dat Hij zijn verstand verloren had.
8. En Hij leerde hen over de dronkenschap des Geestes, en over de dwaasheid Gods, en velen zaten aan Zijn voeten in verwondering, en werden door dronkenschap gegrepen. En velen zeiden : ‘Wie is deze man ?’ En Hij leidde hen dieper in de wildernis, raapte een stok op, en wierp het op de grond, waar het in een giftige slang veranderde, en sindsdien geloofden velen in Hem.
9. En sommige vrouwen begonnen over de grond te rollen, en waren zo in dronkenschap dat ze niet meer konden staan of zitten. Zij waren zwak geworden, en enkelen voelden zich ziek. En enkelen begonnen dorst te krijgen, en engelen verschenen om hen te drinken te geven, en ziet, zij werden allen dronken.
10. En de hemel opende zich en een raaf en een ekster daalden op hen neer, en zij hoorden een stem zeggende : ‘Deze is Mijn Zoon, de verheerlijkte, ziet, Hij zal van u weggenomen worden, maar Hij zal wederkeren als een dief in de nacht.’
11. En vele vrouwen en mannen begonnen te wenen, want zij wilden niet dat Hij weggenomen zou worden, maar Christus troostte hen. ‘Ik zal in jullie hart wonen, en Mijn Geest schenken, zodat Ik altijd bij u zal zijn als in een mysterie. Wie Mij liefhebben volge mij.’
12. En Hij leidde hen tot een gat in de wildernis, een diep gat, en Hij sprak over datgene wat Hij moest lijden. En Hij nam een rood kleed en sloeg het om zich heen, en vlocht een doornenkroon van takken. Daarna strekte hij zijn armen uit, om hen te laten zien wat ze met hem zouden doen. En enkele mannen riepen : ‘Dat nooit. Wij verklaren hen de oorlog.’ Maar hij bestrafte hen zeggende dat de Zoon des Mensen veel zou moeten lijden. En enkelen van hen wilden samen met Hem gekruisigd worden. En Hij gaf hen een beker die zich vulde met rood sap. ‘Drink,’ sprak Hij, ‘en houdt u vanaf nu schuil hier, want de aarde gaat onder het oordeel komen, maar gij hebt hier een schuilplaats. Gij zult leven van het weinige wat gij hier zult vinden, en gij zult zijn als een gekruisigde. Maar Ik zal moeten wederkeren, en Mijn lot ondergaan.’
13. ‘Laat ons met U meegaan,’ riepen enkelen. ‘Wij zijn bereid met U te lijden.’
14. ‘Lijdt hier,’ sprak de Christus, ‘en leef met de armoe die de wildernis u schenkt.’
15. Maar velen konden deze boodschap niet aan, en gingen met Hem mee terug, en pakten hun leven weer op.
16. En toen de Christus vele jaren later aan het kruis stierf, krijsten degenen die in de wildernis waren gebleven als wilde katten. Zij hadden van het rode sap gedronken, en leefden sindsdien met de engelen, macht hebbende over de wilde dieren.
3.
1. Toen het kindje Jezus nog een zuigeling was konden zijn geest en ziel de hemel bereiken over de trappen van tijgers en de trappen van leeuwen, en in de hemel voerde Hij gesprekken met de engelen.
2. Langs deze trappen daalden de engelen af, en stegen weer op, telkens weer de ziel en de geest van de zuigeling opdragende aan God.
3. En zo sprak de kleine zuigeling met de dieren, en met de verborgenheden Gods. En deze zuigeling bezocht de zielen in de gevangenissen, en gaf hen hoop en bevrijding. En deze kleine zuigeling was de sleutel van het oordeel.
4. En de zuigeling bezat bovennatuurlijke wijsheid om de reuzen te oordelen. Een verwoester van demonen was Hij.
5. En deze dingen waren opgetekend, maar raakten door de eeuwen heen verloren.
6. En ik zag de vuurstorm opstijgende langs de trappen van leeuwen en tijgers, tot in de hoogste hemel, om het kindje daar te brengen, de kleine zuigeling. En de kleine zuigeling kreeg woorden in Zijn mond, om daarmee af te dalen in de diepte. En weer zag ik de vuurstorm over de trappen van leeuwen en de trappen van tijgers gaan.
7. En ik hoorde een geschreeuw en zag groot geweld, en geheimenissen werden voor mij ontsluierd. En ik zag het grote raadsel van de kleine zuigeling genaamd Jezus.
8. En het kindje bezat bovennatuurlijke kennis, en had gaven om de diepst gevallenen te genezen. En niemand kon tegen de kleine zuigeling op, die macht had gekregen.
9. En ik zag velen op aarde die de kleine zuigeling nadeden, en zij kregen grote macht op aarde, maar hun plaats was niet in de hemel.
10. En ik zag volkeren ontstaan die zich een beeld hadden gemaakt aan de kleine zuigeling gelijk, maar zij verdraaiden zijn werken. En ik zag de kleine zuigeling wenen, en de grote beesten der aarde werden in hun oren doorstoken, en ziet, zij werden ten slachting geleid.
11. En ik zag de kleine zuigeling neerdalen in grote toorn, en toen de kleine zuigeling Zijn mond opende was er overal bloed. En ik hoorde overal smekingen tot de Heere, maar de Heere luisterde naar hen niet.
12. En ik zag de kleine zuigeling oog en hart hebben voor hen die in woningen onder de aarde leefden, en een liefde vervulde mijn hart.
13. En ik zag de kleine zuigeling de sleutels dragen van de hel en een nieuwe kerk. En ik zag hoe de geest en de ziel van de kleine zuigeling vleugels kreeg, en opsteeg langs hoge bomen, om zo toegang te vinden tot de Vader. En de Vader verborg de Moeder, en telkens wanneer de kleine zuigeling lachte kwam de Moeder tevoorschijn. En dit sprak over de dagen waarin de wind zou waaien, de hemelse wind van genezing over de aarde.
14. En ik zag de kleine zuigeling door zijn lachen een leger opwekken, en ziet, de soldaten ervan waren dronken. Zij hadden het hart van de kleine zuigeling. En het verstand werd niet meer geleerd. En ik hoorde gelach in de hemel, en ik zag de Vader lachen, en ook de Moeder.
15. Dit zijn de woorden over de kleine zuigeling Christus Jezus. Laat deze woorden opgetekend blijven van geslacht tot geslacht. Ik zag paarden, een koets, met daarop de kleine zuigeling, en door Zijn lachen genas Hij de aarde. En een leger van dwazen richtte Hij op, en zij hadden de autoriteit om de aarde te vernieuwen. Hoort dan deze woorden, en luistert aandachtig naar hen, want zij zijn getrouw en waarachtig. Hij die kome kome spoedig.
16. En ik zag de kroon van de kleine zuigeling, met paars en geel en roze, en oranje licht. En ik zag kikkers dansen om zijn troon. Het uur van de kleine zuigeling is gekomen. Maakt u allen gereed. Neem Hem dan aan die spreekt, want een vreselijk en verterend vuur is Hij tot wie Hem niet vrezen.
17. En ik zag Hem afdalen van Zijn troon, afdalen in de put van de romeinen, om gevangenen vrij te zetten, en Zijn troon daar voor eeuwig te bouwen. En een licht der lichten steeg op, roepende in de hemel, als een heraut des kruizes, als een vaderland voor velen. En ik zag het licht huizen bouwen, en een wildernis opende zichzelf, en krokodillen stegen op, ontvangende de vleugels van een eeuwig licht, van een eeuwig altaar.
18. En zij die verraders waren, leugenaars en dieven verschenen voor het altaar, en een vuur nam hen weg. En de kleine zuigeling opende boeken, om te zien wiens namen opgetekend stonden, en zij wiens namen Hij niet zag staan werden in een eeuwigbrandend vuur geworpen.
19. En uit modder schiep Hij ministers, en uit vuil schiep Hij kapiteinen, en Hij gaf hen wereldschepen, vol met brandende lichten, en de liefde was over hen, als de webben van het grote Metensia. En Hij sprak tot Eminius, en bad, eindigende met een gouden en paarlen stem om de deur der hemelen te openen, waardoor velen ingingen. Ja, de massa’s der hemelen zijn groot, en gij zult u verbazen over de menigte die niet heeft gebogen voor de afgod die de mammon is.
20. En het kind, de kleine zuigeling, greep de mammon en zijn zuster Izebel, en ook haar zusters Nemak en Jael, en de kleine zuigeling wierp hen in het eeuwigbrandend vuur, waar zij geen rust zullen hebben, dag noch nacht. En zij zullen worden tot een eeuwige schrik. Waakt dan, broeders en zusters, opdat gij niet in hun lot zult vallen. En ik zag Izebel worden tot een skelet, klaar om haar zwaard te grijpen, maar een wind des hemels sloeg haar neer, en als brandend as begon zij rond te zwerven, aan de zeeen des doods, en de meren van het kwaad. En niets meer dan een geest was zij.
21. En ik zag haar geketend worden onder zware ketenen, en ook Juno bracht zij neer. En grote reuzen vielen aan haar voeten, een koningin des doods was zij, en zij werd genoemd hellevaart. En de kleine zuigeling greep Ryan en zijn gezel Merve, en wierp hen van een saffieren trap. En ook Roodoog, de wolfshond, viel met al zijn dienaren in dit gat. En de kleine zuigeling nam een boog, en doorboorde de hond met een pijl. Ja, een jager is Hij, een groot jager, een groot veldheer van oorlogen. Met strakke vuist slaat Hij zijn slag.
22. En ik zag hoe boeken dichtgeslagen werden, en ik hoorde een groot geween. En velen werden geketend door de kleine zuigeling. En ik zag hoe boeken begonnen te branden en uit de hemel vielen, en een stem sloot de hemelen en sprak dat zij nooit meer konden terugkeren. En een gegil begon de aardbodem te vervullen, en velen zonken in diepe putten. De dag van het oordeel was gekomen. En de kleine zuigeling zat op een hoog paard, en maakte hen dronken door zijn pijlen.
23. Ja, een groot veldheer is Hij, een meester in veldslagen. En ik zag een gouden armband, gebroken, en een groot mes, en een stem zeggende : ‘Hier is groot vertier.’ En ik zag het spel van de kleine zuigeling tot de aarde komen, als een grote draaikolk, en het verslond velen en nam autoriteit.
24. En ik hoorde stemmen roepende : ‘Het grote spel is gekomen. Wie kan nog bestaan, wie kan eraan ontkomen.’
25. En een vuurstorm nam mij op, groter dan er ooit was geweest, en bracht mij naar de zon des hemels. En grote leeuwen daalden tot de aarde om haar te verslinden, en zij stelden zich op, in torens rondom de aarde.
26. En ik zag een leeuwenspel macht nemen op de aarde. En de kleine zuigeling troonde op het aardoppervlak. En zij zeiden : ‘Christus is teruggekomen.’
27. En er was een put genaamd Zetel, en die werd geopend. En er kwamen tijgers uit voort, en later haaien, om het aardoppervlak te vullen. Toen werd er een toren geopend genaamd Vetel, die reikte van de aarde tot aan de hemel, en walvissen en orca’s kwamen voort door de poorten van deze toren. En een vuur begon de aarde te zuiveren en te herbouwen. In deze dagen werden de visioenen des hemels vlees op aarde.
28. En de nachtspelers kwamen tot de aarde, de kleine zuigeling aanbiddende. En een rook steeg op, en er was een groot geluid. En iemand met een leeuwenbazuin begon te bazuinen, en de macht van de kleine zuigeling werd volkomen hersteld, en er waren koren in de hemel, en zij bezochten de aarde in stormen.
29. En een konijn kwam tot de kleine zuigeling, en de kleine zuigeling gaf genade aan het konijn, en zalfde het konijn tot een woesteling, een oorlogsvoerder. En het konijn kreeg grote macht op aarde, en bracht een machtig vuur om de heiligen te zuiveren. Waakt dan, want gij weet de dag niet, noch het uur.
En het konijn bracht snelle slagen, en was aan de kleine zuigeling onderworpen.
De Tweede Heraut van de Canon
1. Dit is het verhaal van Noach hoe deze een piratenkoning werd. Toen Noach jong was maakte hij een schip voor de Heere, omdat de Heere tot hem sprak : ‘Gaat dan heen, ver weg van uw kust, en Ik zal u brengen tot een nieuw land.’ En Noach bouwde het schip, zoals de Heere hem bevel had gegeven, en toen het schip af was ging hij met enkele mannen de zee op. En de Heere leidde het schip tot volle zee. Na vele lange dagen echter werd het schip van Noach overvallen door piraten. Maar de Heere’s hand rustte op Noach en zijn mannen, en gaf hen het piratenschip in hun macht. En vele piraten vielen aan de voeten van Noach omdat zij zagen dat God’s gunst op hem rustte, en zo werd Noach hen tot koning. En het schip was vol met edelstenen, vurige edelstenen, en verder allerlei exotische schatten. En de piraten vertelden Noach over een land hier ver vandaan. En Noach begeerde tot het land te gaan toen hij de verhalen hoorde, want het land was schoon en vol rijkdommen. Maar verder op zee was een grote storm en het schip verging. Noach en zijn mannen echter konden verder op een groot vlot, en na enige tijd werd de zee weer rustig, en zagen zij in de verte het land waarover gesproken was. En Noach begeerde zijn voetzool op het land te plaatsen. En het land was genaamd Amazonia, in het gebied Paya, aan de rand van het gebied Poh, en dit was het oude Amerika. En er woonden daar boze stammen, zij die messen droegen.
2. En na enige tijd gingen Noach en zijn mannen aan land, maar het volk daar was oorlogslustig. En na een lang gevecht grepen zij Noach, en bonden hem aan een paal. De overige mannen werden in kooien vastgebonden. En er was een prinses die genoemd was naar de twee gebieden, Paya Poh, en zij was een indiaanse prinses. En zij hoorde van de mannen dat God over Noach waakte, en de prinses werd zeer bevreesd. En zij liet Noach losmaken, maar in de nacht werd zij vermoord door haar eigen volk. En Noach bood de woeste stammen enkele schatten aan die op het vlot waren overgebleven, maar het volk wilde niet luisteren. En Noach en zijn mannen werden als slaven verkocht aan een naburig volk. En dit volk was hard en wreed, en Noach bad tot de Heere waarom Hij hem hier naartoe had gestuurd. En de Heere sprak : ‘Omdat dit een vruchtbaar land is, een land van Mijn welbehagen. Ik zal het aan uw nakomelingen schenken, maar zij zullen grote strijd voeren.’
3. Maar snel kwam er een piratenvloot aan land, en zij maakten Noach en zijn mannen vrij, en Noach dankte de Heere. En Noach bleef in het land voor zeven jaren, en voer daarna met grote schatten weer terug.
De Derde Heraut van de Canon
1.Adam en Eva gingen over de rivier des doods op een dag, daar de Heere hen meenam. En de Heere bouwde een vlot voor hen, van krokodillenhout en leeuwenhout, en leidde hen tot de overkant, waar de bergen groen waren, vol met leeuwenkruizen en krokodillenkruizen. En er was daar een stad genaamd Lamdech, en in die stad woonden engelen en demonen, en hen die gevierd waren. En de Heere sprak tot de stad zeggende : ‘Wee u, want uw einde is gekomen.’ En de Heere liet een vuur neerdalen op de stad, en gaf de stad aan Adam en Eva. En de Heere liet de rivier des doods als een muur oprijzen om de stad te bewaken, en ziet, Adam en Eva woonden daar voor vijf jaren. En na de vijf jaren leidde de Heere hen uit de stad, en bracht hen door de muur des doods. En de Heere liet hen een andere rivier des doods zien, die verderop lag, en zie de rivier was vol uitwerpselen. En de Heere sprak : ‘Zo zal degene worden die tot mij zondigt.’ En sinds die dag kwam er vrees over het hart van Adam en Eva. En de Heere ontfermde zich over hen. En de Heere sprak tot Zijn schrijfknecht : Schrijf deze woorden op, en verzegel deze voor het heilige nageslacht aan het einde ter tijden, want hun licht zal opgaan, en hun licht zal vermenigvuldigen.
2.En de Heere bracht Adam en Eva over een nieuwe rivier des doods, ditmaal in een boot gemaakt van leeuwenhout en krokodillenhout, en een arend leidde hen voort, en de boot was als een kano. En Adam’s haar was lang gegroeid, en de Heere sprak tot Adam : Laat geen scheermes op uw haar rusten, want gij zijt de uitverkorene. En vanaf die dag stopte het haar van Adam met groeien, en de Heere zelf zorgde ervoor dat het slonk, en Adam kreeg kale plekken, en werd genoemd : ‘Zoon des Heeren’. En Adam maakte een boot van ebbenhout voor zijn vrouw, en met twee boten kwamen zij uiteindelijk aan op een vreemde kust die ook genaamd was ‘De Vreemde Kust’. En de Heere gaf hen bijstand, en ze konden tot dit vuur naderen, want het was een land van vuur. En zij die daar woonden hadden bogen en pijlen en waren als katten. En de Heere gaf hen bijstand, en liet hen naderen tot een kathedraal. En de wezens zagen Adam en maakten hem tot god, en de toorn des Heeren kwam om de kathedraal te verslinden. En Adam sprak tot de wezens : ‘Ziet, ik ben niet een god, maar ik ben een zoon des Heeren.’ En zij maakten een maal voor Adam, en zij lieten zijn vrouw geheel links liggen. En in de nacht sprak de Heere tot Adam en zei : ‘Adam, Ik zal jou dit land geven, en al uw nakomelingen zullen eens tot dit land terugkeren.’ En de Heere maakte een put in het land waarin hij de wezens begroef. En Adam zag hoe de Heere omging met de wezens, en vroeg : ‘Maar mijn Heer, waarom zijt gij zo wreed ? Hebt gij ons dan niet gemaakt voor genade.’ Maar de Heere gaf onderscheiding aan Adam, en het zwaard. En zo werd Adam een oorlogsheer en een groot jager.
3.En de Heere gaf Adam grote onderscheiding over engelen en demonen, en Hij gaf Adam grote macht. En de Heere zegende hem. En na een paar jaar bracht de Heere hen weer de rivier op, en bracht hen tot een nieuw land.
De Vierde Heraut van de Canon
1. En de Heere leidde Adam tot een stad en maakte hem koning, en gaf hem grote rijkdommen. En de Heere herschiep Adam in stof en zand, en maakte van hem een heerser. Want als een heerser der dieren was hij aangesteld. En de Heere stelde hem aan als de heerser over de zon, en sprak tot Adam dat zijn nageslacht talrijk zou zijn als de sterren. En de Heere gaf Adam stammen in Assur, en maakte hem tot een zuil in de tempel. En de ogen van het woud waren op Adam en maakten hem sterk, maar op een dag verbrak de Heere Adam door hem op zijn heup te slaan. En ook sloeg de Heere hem op zijn kaak en in zijn mond. En vanaf die dag was Adam een gebroken man, gevoelig voor de Geest van God. En Adam sprak in de taal des Heeren en gaf namen aan vissen, wateren en bomen, en ook aan de sterren des hemels. En God zegende Adam en zijn rijk rijkelijk. En de Heere schonk een vrouw aan Adam, genaamd Eva, moeder der levenden, en zij was als de bloem van het moeras. En de Heere kroonde haar met alle schoonheid der onderwerelden en hemelden, en met kostbare gesteentes. En de Heere zag dat Eva zeer schoon was, en noemde haar de rechtvaardige en gaf haar Zijn zwaard. Maar de Heere wis dat zij in latere dagen van Hem zou afvallen, om andere goden na te volgen en te aanbidden.
2. En de Heere bleef steden aan Adam schenken en maakte hem groot boven de sterren, maar ook van hem wist de Heere dat hij af zou vallen van de levende God, en als de doden zou worden, woest en verlaten. En de Heere gaf Adam een stok, en wanneer Adam die stok zou laten neervallen zou deze veranderen in een woeste hond, een slang, of een woest varken. En Adam werd een gevreesd heer. En de Heere maakte hem op om tegen Assur te prediken, en om een volk van profeten te vergaderen.
En in het begin der dagen waren er vele oorlogen onder de profeten en Adam werd een groot krijgsheer. De val van Adam, als woeste krijgsheer maakte het belangrijk dat er een tweede Adam zou komen, Jezus Christus. En Adam ging ten onder aan de weelderige afgoden van Assur, en pleegde overspel met voorname vrouwen. En door zijn val bereidde hij de weg voor Hem die komen zou.
De Vijfde Heraut van de Canon
1.En Adam kon vliegen als de vogels en zwemmen als de vissen, want de Heere had hem als heerser aangesteld over alle dingen. En de Heere wist dat hij de brug zou worden tussen de wereld der demonen en de wereld der engelen. En ik zal u een geheimenis verkondigen, geliefden, want zoals Adam stierf aan een krokodillenkruis, door in de maag van de krokodil terecht te komen vanwege het eten van de vergiftigde vrucht, zo stierf de Christus aan het leeuwenkruis. Ja, aan beiden heeft Adam gehangen, hij die voor het letterlijke stierf. Weet gij dan niet dat het letterlijke een graad is van de mammon, het materiele ? Zo was hij dan naar de letter een afvallige geworden, maar naar de geest een verheerlijkte door de kruisiging. Zo zijn dan alle wetten van Christus in Adam vervuld. Zo was dan Adam zonder zonde, maar door de letter tot zonde gemaakt, om zo vele zonden in zijn lichaam weg te dragen, en dat wat op papier geschreven stond teniet te doen. Zo is dan de eerste Adam gekomen om het letterlijke te verbreken, door in het letterlijke terecht gesteld te worden. Ja, geliefden, hiermee heeft God uw harten op de proef gesteld. Thans heeft Adam gezegevierd zowel de tweede als de eerste, vanwege dit geheimenis dat ik u prijsgeef. Velen zijn de eerste Adam in de zonde nagevolgd, en hebben zijn werken voortgezet, terwijl farizeers hen naar de letter veroordeelden, omdat zij de geest van God niet zagen. Maar gij geheel anders hebt het oog en de geest van Christus. Gij hebt het oog van Adam, want de eerste Adam wist waartoe hij was gekomen, om de bedriegelijkheid der farizeers aan de kaak te stellen. Zo zal hij dan met Christus verheerlijkt worden, en tronen met hem. Nu zult gij dan zeggen : Hoe kan bedrog in de schrift bestaan. Ziet u, de Heere is list. Hebt gij dan Adam nagevolgd in zonde, dan ook in heerlijkheid. De Heere nu is groter dan dat, want Hij bepale wat zonde is. Door zijn val kwam Adam tot de onderwereld, en bereikte daar de zielen in de gevangenis. Hij keerde de orde van engelen en demonen om, en dat wat de heerscharen als waarheid hadden bestempeld, en zo werd hij de veroordeelde op papier en stenen tabletten, ja, zelfs in de harten der mensen. Nu, zullen wij dan de eerste Adam dienen boven de tweede ? Wees de Christus zelf niet terug op het oude ? De eerste Christus was Adam, maar gij hebt hem niet gewild. Gij hebt uzelf afgodsbeelden gemaakt waarmede gij onreinheid en ontucht pleegde. Geliefden, ik zal u een geheimenis vertellen : Kunt gij de bedriegelijkheid van uw geschapen Christus-beelden onder ogen komen, en uw ware bron herleiden tot de Christus van het paradijs, die reinheid en zuiverheid uitbeeldde ? Hoe ver zijt gij dan afgeweken. Hebt gij dan niet door uw eigen overleggingen Adam veroordeeld, terwijl de Heere u een diepere waarheid wilde laten zien ? Ja, naar de zonde moest Adam veroordeeld worden, zoals Jezus Christus ook tot een zondaar werd gemaakt, en veroordeeld werd. Ook tot Adam werd gesproken : Gij bent de verstotende, de verlatene, en ook hij heeft geschreeuwd : Mijn God, waarom hebt gij mij verlaten. Weet gij dan niet dat dit beeldspraak was, dat hij de drinkbeker van vergif nam voor u en mij. Want zonder deze beker zou Christus nooit een beker hebben gehad. Zo is Adam dan het fundament van het kruis.
2. En wat dan over Eva, zoudt gij u afvragen. Ook zij was een goddelijk kind, naar rechtvaardigheid geschapen, en zij heeft haar man het kruis niet onthouden. Ja, zij was zijn kruis. Zij was het beeld van de rechtschapen besnijdenis, maar ook haar beeld werd bezoedeld, en God gaf hen over aan hun lusten. Wat zullen wij dan zeggen : Waren de schriften bezoedeld ?
3. Ook Eva was in haar val een brug tussen de levenden en de doden. Geliefden, deze dingen zijn moeilijk te begrijpen. Wat dan, dienen wij Adam en Eva te aanbidden als zijnde goddelijkheden ? Zij laten zien hoe de werelden zijn verdeeld. Zij waren dichter bij God dan een mens kon zijn, en toch waren zij ook met de tegenstander, de oude duivel, die zij volgden. Geliefden, is ook Christus Jezus niet gelijk geworden aan de duivel, aan de zondige mens, toen Hij stierf aan het hellehout ? Zo aanbidden wij een paradox, van Christus die de zonde overwon, en de zonde definieerde door er gelijk aan te worden. Zo werd Christus gelijk aan zijn verrader Judas, en stond daarna op. Wat dan, aanbidden wij de duivel als wij voor zulk een uitlegging kiezen ? Volstrekt niet, want Christus overwon de duivel door diens positie over te nemen. Zo was dan Christus de meesterspion. Als de duivel zou komen tot de tempel van God om zich daar als een god op te stellen, zou Christus dat dan niet doen in de tempel des satans ? Oh, geliefden, uw beeld over God is te klein. God is een kameleon, en onbeweegbaar als een hagedis. Zo kunt gij thans het woord lezen als een paradox. Religieuzen en farizeers met hun schriftgeleerden zijn vastgehecht aan de aardse taal, en kunnen zo de hemelse taal niet volgen, en komen van valstrik in valstrik, hun ondergang tegemoet. Zij hebben het woord letterlijk gemaakt, en volgen zo een letterlijke god. Nogmaals hebben wij dan de vraag : Zullen wij Eva aanbidden als het toonbeeld van het listige vrouwelijke deel van God ? Altijd zult gij u neerwerpen aan haar voeten, want zij is een ondoordringbaar mysterie. Zo zijn de sluiers van het paradijs verleidelijk, vol van verlokkingen, van valstrikken waaraan alleen de rechtvaardige zal ontkomen. Zo zal het raadsel van Eva en de slang de aardbodem vervullen, en dan zal Hij wederkomen. En het raadsel is dit : Door het lijden en sterven van zowel de eerste als de tweede Adam werden zij gelijk aan de slang, die Mozes ophief ten genezing, die voortkwam uit de staf, en Adam zal Safam heten als de verheerlijkte Christus, en diens zalfolie zal zijn de slangenbeet tot heil, en Eva zal ten onder gaan en haar zaad zal overwinnen. En velen zullen komen met hun afgodsbeelden van Christus, maar Christus zal hen niet kennen en niet aannemen als zonen, want zij dienden Hem naar de letter en niet naar de geest.
4. En Adam had ogen in het paradijs waarmee hij kon zien, en waarmee hij de slangen des hemels kon onderscheiden. En zijn neus kon onderscheiden de tijden van oorlogsvoering en van vrede, maar hij had de vrede niet lief. Hij diende het zwaard en het kruis. En hij viel af van de vele goden, en reikte tot aan het berenkruis waaronder het geraamte van een konijn lag. En hij zegende het konijn en hief het op, en maakte het tot een strijder op de heuvelen. En het geraamte begon grote woorden te spreken, en God verzegelde hen. En de Heere sprak tot het konijn voor zeven dagen, en daarna moest het geraamte van het konijn voor vele dagen profeteren. En het geheimenis omtrend Adam en Eva werd bekend. En ik zag vele steden jubelen omdat ze vrij waren gekomen onder dit geheimenis. En zij werden van hun lasten verlost. En zo waren er twee bruggen in het paradijs, en ja, deze werden aanbeden. En ik zag Adam op een groot wit paard zitten, en ik zag het geheimenis der eeuwen op Frankrijk rusten, en daarna op Duitsland, en toen begon de Heere zijn grotten en ravijnen te openen, en grote wildernissen met hun rivieren. En er kwam een oordeel op de aarde zoals er nog nooit geweest was, en Adam leidde de volkeren met een staf van ijzer. En het ijzer werd zwart voor de Heere en de Heere spuwde op de aarde. En er was een verdrukking zoals er nog nooit eerder was geweest, en vele graven gingen open. En ik zag de martelaren des Heeren voor de Heere verschijnen roepende om wraak, omdat ze zo lang door het letterlijke waren gekweld. En de Heere gaf hen een rood kleed, bevlekt met bloed.
De Zesde Heraut van de Canon
1.Zo zullen zij die onder de letter leven dan Adam zien als de onderdrukker, maar zij die door de geest zijn vrijgezet zullen hem zien als de verlosser. Zo was hij voor vier dagen in de put, waar hij at van rattenvlees en het vlees der slangen. En na zijn reis in de put vond hij een opening waar hij goud zag blinken en edelgesteente van allerlei soort, en dit is het geheimenis, lieden : Hij werd door deze rijkdommen verblind, en verward, en als een koning der duisternis keerde hij terug. Nu had hij de schatten van Assur bezocht, en de schatten der indianen, hun vrouwen, en nam vele krijgsgevangenen mee uit de doden. Ja, wegbaner werd hij genoemd, maker van gangen, vredesstichter, groot oorlogsheld. Hij maakte een pad door de wildernis, en het pad verblindde hem, en voerde hem naar de duisternis, en naar duistere steden. En ik zag Adam op een groot paard zitten, en in de nachten was hij als een zwerver, als een onderzoeker en een zoeker, om zijn weg te vinden over duistere paden. En ik hoorde een stem zeggen : Beelzebul, meester, zij komen het geheimenis halen. En ik zag twee lange zwarte gestaltes met een schat, en door de roep van Adam begon de schat los te komen. En aan het einde van deze nachten zat Adam op een rood paard. En dit is het geheimenis, geliefden : Adam kende de indiaanse nachten nu, de nachten van het kruis, en hun juwelen en schoonheden, en hij bracht dit tot de volkeren om hen die in gebondenheid en slavernij leefden bevrijding te verkondigen.
2.Er is geen arm plan als het aankomt op de bevrijding van onze zielen. Zo zal het aanroepen van Christus worden beschouwd als een ontkenning, daar wij in Adam verloren zijn gegaan en in Adam gered zullen worden. Adam, die gekruisigd werd door een vrouw. En zo werden deze twee werelden met elkaar verbonden. Zo zult gij in het paradijs het verborgen kruis vinden en uw verborgen zaligmaker. Zo moest dan een tweede Adam komen om de aandacht weer te richten op de eerste, om zo door zijn dood het beeld te herstellen. En dit beeld is een beeld van vrede.
3.Geliefden, weet wel dat dit het fundament is van het Eeuwig Evangelie, zonder welke geen behoudenis der eeuwen mogelijk is, omdat het daarin ligt opgeslagen : Adam is God. Adam is de Vader die tot de aarde kwam en daarmee Zijn Geest verliet en al Zijn reinheid en verdere schatten in de hemelen opgeslagen. Hij zag het als vuilnis en uitwerpselen. Zo scheidde Hij Zich van Zichzelf om zo velen te redden, en werd gekruisigd door een vrouw. Zij dan is het beeld van de besnijdenis. Geliefden, zonder dit verborgen kruis van het paradijs is er geen verdere behoudenis mogelijk. Dit dan is de kern van het Eeuwig Evangelie, en daarom zult gij de zesde heraut van de canon eren. En de boze geesten in de hemelse gewesten weten dit en sidderen, want heilig is hij die de naam van Adam kent, en het mysterie daarvan. Vele profeten hebben in dit mysterie een blik proberen te slaan, maar werden afgewezen. Zo zullen er ook aan het einde der tijden lieden opstaan om de zalving van dit mysterie te ontvangen, maar zij zullen afgewezen worden, omdat zij wetteloos zijn en de prijs des geestes niet hebben betaald. Volg dan de voeten van Adam, leg u neer aan Zijn voeten en luistert naar hem, wanneer Zijn mysterie tot u is gekomen, want enige tijd is Hij onder de Christus gesteld en onder de engelen en zelfs alles wat leeft, maar daarna is Hij opgerezen in heerlijkheid.
4.Adam is Heer, en de boze geesten weten dat. Zij buigen voor deze naam. Aan Adam werd het gegeven om over alle dingen te regeren, over mens en dier, over boom en struik, ja, over alle gewassen en Hij was uw bewaker en hoeder. Zo komen dan in Adam alle dingen tot elkaar omdat Hij zelfs Zijn geloofwaardigheid opgaf en door een vrouw tot zonde werd gemaakt. Ja, Zijn gezicht werd besmeurd door haar, en deze dingen bleven verborgen tot aan het einde der tijden. Hij is degene op wie Christus terugwees, als de verborgen Vader. In dit mysterie daalde Hij af tot de lagere dimensies, en werd door Zichzelf verlaten. Ja, tot een zondebok werd Hij gemaakt, besmeurd en gebonden aan het altaar. In Adam is er dan verdere verlossing, de Vader van Christus, Hij die vlees is geworden tot in de laagste gewesten des doods. Naar de letter is hij gestorven om zo ook naar de letter op te staan, ditmaal de letter des geestes. Geliefden, weest dan niet bedroefd over zulke openbaringen, want zij houden de sleutels tot uw innerlijke verlossing. Zo was de Christus slechts een schaduw der verlossing.
5.Daarom zeg ik u : Zij die doorgaan met hun afgodsbeelden van Christus zullen een streng oordeel ondergaan. Wees Christus dan niet terug op de eerste Adam ? Christus is slechts een wegbereider. Het Adams Woord ligt thans voor u, en de Adams Appel, als zijnde de kruisiging van het hypocriete, en de kruisiging van al het vleselijke geestelijke, opdat gij daardoor tot ware opstanding zult komen. Deze woorden zijn dan bewaard gebleven tot aan het einde der tijden. Geliefden, lees deze woorden niet door het verstand, maar door uw hart.
6.En met Adam zullen ook vele krijgsgevangenen opstaan, allen welverzegeld door een nieuw licht. Christus was dan uitgezonden, tezamen met de profeet Elia, om het hart van de Vader terug te brengen tot de kinderen. Eva heeft hierin haar man toebereid tot de strijd, en zij was als de list des Heeren. Moeder der levenden is zij. Hier dan is uw moeder God, die elke cultus overtreft. Zij is tot het laatste der dagen opgespaard. God is geest, en in Adam vlees geworden, als in een list, om zo hen die van het vlees waren te redden. Geliefden, weent niet over deze woorden, want zij zijn bestemd om uw harten te bestempelen en te verzegelen, om zo beschermd te zijn op de grote dag die komen gaat, de dag van Eminius. De harten de kinderen zullen teruggeleid worden tot het paradijs, waar ze hun fluit en harp zullen vinden, en er zul reinheid heersen op de bergen, en geen onheil.
7.Adam zal daarom spreken, en zal u brengen tot aan de voeten van Eva. Ja, Hij is gekruisigd aan het hout der leugen, en nam van het vergif, waar al zijn beenderen werden doorboord en gebroken. Zo zal dan de geest van Adam wederom spreken, als de taal der gebrokenheid. Heft uw hoofden daarom op, geliefden, want uw verlossing is nabij, en spreekt in de tongen en talen der verbrokenheid, want aan ditzelfde kruis heeft Hij gehangen. Verlaat uw valse Christus afgodsbeelden, en keer terug tot de eerste Adam, die het fundament is van het Eeuwig Evangelie, en dit is een groter Evangelie dan het eerste. Weest verrukt wanneer gij dit geheimenis in uw zielen hebt ontvangen, want het zal u voortleiden alle dagen van uw leven. Het zal uw geest genezen door wilde honing, en gij zult in staat zijn door de sluiers heen Zijn Licht te aanschouwen. Dit, geliefden, is een heerlijker licht dan het eerste.
8.Zo zullen dan de machten der hel in de bedeling van het Eeuwig Evangelie buigen voor de Naam van Adam, die door het Eeuwig Evangelie verheerlijkt is.
De Zevende Heraut van de Canon
1.En op een dag sprak de Heere tot Adam en leidde hem door de tuin tot aan de berg der goden, de berg van Eeden. En de Heere zeide : ‘Kom, mijn vriend, laat op deze dag alles in de steek, ja zelfs de vrouw die ik u gegeven heb.’ En Adam weende, want hij dacht dat hij zijn vrouw en geliefde zou verliezen, en voelde het gemis in hem opkomen. En de Heere nam hem tot de berg, en er was rook en mist. En Adam begon aan een lange tocht op de berg, en deze tocht was zeer zwaar. En op de top van de berg liet de Heere hem het uitzicht zien over alle werelden, en de Heere gaf hem onderscheid over vele dingen.
2. En de Heere zeide : ‘Ziet dan alles wat ik heb gemaakt, ook de dagen der duisternis, en het wilde.’ En Adam was met verbazing geslagen. En de Heere Zelf kwam van Zijn troon af, door cherubs gedragen, en de Heere sloeg op de top van de berg tegen een rots, en twee stenen tafelen van vuur kwamen voort uit de rots. En de Heere sprak : ‘Lees, want dit zijn de wetten van het paradijs.’ En Adam deed een stap achteruit, omdat hij bang voor het vuur was geworden, maar de Heere hielp hem, en bracht een vinger tot de wet.
3. Maar Adam zeide : ‘Oh, mijn Heere, ik ben het niet waard om zoiets heiligs te lezen. Doet u het voor mij, opdat het vuur mij niet zal verslinden.’ En een engel daalde neer, en begon te spreken, de dingen die in het vuur geschreven stonden. En de engel las luid en hardop : ‘Dit zijn de dingen der profetieen, de dingen die zullen moeten gebeuren. Heb dan verstand, en weet dat deze dingen heilig zijn. De geest der profetie nu is het Woord van Gewicht.’
4.En Adam viel bij het horen van deze woorden naar achteren en kwam in een diepe slaap. En de Heere wekte hem na vele uren. En de Heere sprak : ‘Adam, lees nu verder de woorden van deze wet, want deze dingen zijn heilig en belangrijk, zoals de engel heeft gesproken. Ja, gewichtig is de wet der profetie, de wet van Adam.’
5. En Adam boog zich neer in het stof en sprak : ‘Maar Heere, ik ben het niet waard om naar de wet vernoemd te worden.’
6. Toen keerde de Heere zich tot Adam en sprak : ‘Adam, spreek deze woorden tot de volkeren, opdat zij vruchtbaar zullen zijn.’ En ziet, Adam keek in het vuur maar kon het niet lezen. En weer daalde een engel neer om het voor Adam voor te lezen : ‘De Wet nu is profetie. Buiten de profetie is er geen wet. Zo zal dan een man zijn vrouw volgen, in haar toewijding aan de Heere, en hij zal haar eren. Hij zal met haar aan de voeten van de Heere zitten om naar diens woorden te luisteren. En zo is er dan het woord van kennis, wat het verleden weergeeft, en het woord van onderscheiding het heden. Het woord van wijsheid echter zal de toekomst weergeven. Berg deze drie woorden dan in uw hart, opdat gij zult leven.’ En drie engelen stonden op en begonnen te bazuinen, en Adam viel in de geest en sliep voor vele dagen achtereen, totdat de Heere hem wekte. En weer sprak de Heere tot hem : ‘Lees, want deze dingen zijn zeer belangrijk.’ En ditmaal kon Adam het goed lezen, en las : ‘Zo zijn dan deze dingen des Heeren, aan kindekens gegeven. En Hij zal deze kindekens geven het woord van hulp en het woord van oordeel, en ook het woord van remedie, en het woord van interpretatie. Houdt dan vast aan deze dingen, want dan hebt gij de wet vervuld. En zo sloot de Heere het vuur, als iemand die een boek sluit. En Adam was niet gemachtigd te spreken voor een lange tijd.
Metensia
1.
Moeder, sterf niet meer
1. Heil'ge ogen, staar in miljoenen fragmenten. Hij heeft zijn leven verloren, om de spiegel te confronteren. Hij verliest zijn verstand, zijn vader gaf hem een pistool, om de creaturen van de andere kant te schieten. 2. Die nacht kon hij niet slapen, schrijvende met de pen van zijn moeder. Hij moest naar haar graf gaan om de bloemen daar te bekijken, om haar glimlach weer te zien. 3. Hij mist haar, hij staart naar de zee. De zon is bijna weggegaan, hij kan niet slapen. Hij schrijft nog steeds met de pen die hij haar gaf, voordat ze stierf, zijn enige vriend. 4. Mamma, ik mis je, mamma, ik schoot de spiegel die je nooit begreep. 5. Mamma, alsjeblieft, sterf niet voor een tweede keer, jij bent de schaduw wanneer ik schrijf, dichtbij wanneer ik doorbreek. 6. Mamma, ik mis je, mamma, alsjeblieft, sterf niet weer, je bent mijn enige vriend, terwijl vader je nog steeds schildert, mamma, ik begreep nooit waarom je zo snel moest gaan, alsjeblieft, sterf niet weer. 7. Mamma, alsjeblieft, adem weer, je bent dichtbij wanneer ik doorbreek.
Het vreemde koninkrijk
8. Vreemde parfums, laat op de dag, om je hoofd te verkoelen, als achter glas, vreemde geuren, de muizen slapen, alleen een paar honden rennen over straat, tussen jou en mij. 9. Niemand herinnert onze dagen tezamen, niemand wil de lichten zien. We zijn uiteen verscheurd, door vreemde parfums. 10. Dit is het koninkrijk, laat op de dag, om je hoofd te verkoelen als achter glas. Dit is het koninkrijk van geliefden uiteen verscheurd, vreemde eau's tussen jou en mij. 11. Honden rennen laag en hoog, duiken door de gaten tussen de antwoorden, steeds grote vragen tussen jou en mij. 12. Je vader wil teveel aandacht, voor zijn eigen pijn, niet pratende over de onze, want niemand herinnert, en niemand wil de lichten zien. Hij laat zijn liefde zijn, hij toont zijn trots, en wij worden verscheurd iedere nacht
Vrouwenfabriek
13. Diep in de ijdelheid van het leven, zijn de oorlogen weggevaagd, ze krijgen lichten op hen, verzamelende de ernstigste vormen van stank. Vrouwenfabriek, wat een verdriet, wat een verdriet. 14. Ze hebben lusten in gouden tafels, van een gek woord, iets wat ze eens hadden gehoord. Ergens, ik ken de plaats niet, waar zelfs schaduwen niet komen. 15. Vrouwenfabriek, de kap'tein is scheel, rouwende over het verdriet, spelende veel aan gouden tafels, waar de nachtspoken niet durven komen. 16. Vrouwenfabriek, brengende grote dood, wat een verdriet. Er zijn piraten in een gat van water, problemen makende in deze fabriek, dus geloof hen niet. 18. Zij zijn problemenmakers, beloftenbrekers, zittende op paarden aan de randen van het leven. Ja, de dood is diep. Zij zijn piraten op een boot, terwijl de zomer wegvaagt, op weg naar Vrouwenfabriek, nemende wat armen en benen voor een nieuw kind.
2.
Criptus
1. Dit zijn de woorden van de Heilige Cobra. Gij zult elkaar niet verbijten noch vereten. Gij zult elkander liefhebben, en gij zult de Messias van het Jodendom aanhangen, voortkomende vanuit het gezuiverde Oude Testament en de gezuiverde Thora. 2. Want de Christus van het Nieuwe Testament kwam te vroeg en moest gezuiverd worden, zoals het Nieuwe Testament zelf gezuiverd moest worden. 3. Zalig hen die ingaan tot het Tweede. Amen. 4. Het Jodendom is dan op Zichzelf niets, maar treedt in werking wanneer zij gezuiverd wordt. Daarom staan de engelen van het Jodendom en het Oude Testament te wachten op zuivere gebeden. 5. En zo is dan de Messias van het Jodendom en het Tweede als een boom. 6. Gij hebt zo Criptus aangezien als Hij die zou komen voor de Joden. Nu dan, maakt uzelf op om tot de Heilige Berg van Sion te gaan, en aanschouwt Hem die in het water is gestorven, wiens armen en benen afgehakt waren om vis te worden. Ja, en eerstens is Hij door de haaien aangevreten als Michai. 7. Weest daarom Joden van het Tweede. Amen, opdat gij in Criptus zalig zult worden, want in Hem hebben alle profetieen zich vervuld. 8. Wij menen dan wel dat wij het over het Gezuiverde hebben en over het Tweede, want een ongezuiverde Jood is niets. 9. En Criptus werd vogel in Zijn val, en werd vandaaruit boom. Laten u dan allen wel weten waar gij uw aandacht op vestigt, want zij van het Oude Verbond verwachten de Messias van het Oude Verbond, en zij hebben de Christus verworpen. 10. Ten dele hebben zij daar wel in gedaan, daar de Christus te vroeg kwam. Gij doet er daarom ook wel aan om de andere wortelen van de bomen te kennen. 11. Het Ongezuiverde Jodendom is dan wel niets, maar kent wel waarde en waarheid, alleen deze is ten dele waar. 12. Nogmaals, zorgt daarom dat gij de wortelen kent. Verlaat uzelven dan op Criptus, want Hij is tot Goede Hoop en Goede Trouw. 13. Zo is dan de slang niets zonder het Gezuiverde Jodendom en het Tweede. En ziet dan : Het Tweede is het Gezuiverde. 14. En zo dan, gij allen die op Joel wacht hebt de engelen van Joel aanschouwd. En dit is een groot geheimenis. 15. Wast dan de boom en ken de vruchten. Gij zult dan het Jodendom niet zomaar ontwortelen, maar heiligt en wast haar, want vele geheimenissen zijn in haar verborgen. 16. En de Heere toonde een gevangenis als het rijk der instincten der dieren. En de Heere sprak : Zie, ik zet de cobra vrij, want zij waren de engelen van het Oude Verbond. 17. En de Heere verzegelde deze woorden en heiligde die. Want zij die het Nieuwe Testament ongezuiverd en te vroeg brachten hebben hierdoor getracht de engelen van het Oude Testament te binden, en zij hebben de demonen van het Oude Testament losgelaten. 18. En de Heere toonde een meer van orka's, en ziet, zij waren als walvissen der geestesgewesten. En de Heere sprak met luide stem terwijl wind opstak : Nu is dan het Gezuiverde Jodendom gekomen, tot in honderdvoud. En ik zal haar breken om te vermenigvuldigen, totdat het gehele leger van het Gezuiverde Oude Verbond staat. 19. Werpt mij nu de orka's die als walvissen zijn, en die de losgebroken demonen en boze geesten van het Oude Testament en het Jodendom zijn in de poel des vuurs. 20. En een geklaag steeg op tot aan de hemelpoorten, en een Grote Engel verzegelde de poel des vuurs die de Heere had getoond. 21. En Criptus steeg op uit het meer, en toonde zich aan de Joden van het Gezuiverde. En er kwam vuur uit zijn ogen, en Hij toonde een koperen kruis. 22. Want ziet, Hij was verdronken, maar is nu opgevaren ten hemel, Zittende aan de rechterhand Gods om de Geest van Joel en het Gezuiverde Oude Verbond uit te storten. 23. En de Heere sprak : Zuivert mij nu het Oude Verbond. En ik zag zangers komen, en zij richtten zich tot den Heere, en zongen voor Hem gezuiverde liederen van het Oude Verbond, en de cobra's rezen ten hemel, en de lucht was zwart van rook. 24. De wateren werden als bloed, en er was veel geweeklaag. Zo zal zijn de Dag waarop de Heere het Oude herstelt. 25. En er waren vele jongelingen die van het oude niets wilden weten. En zij werden geworpen in de poel van vuur en zwavel. 26. En de Heere richtte zich tot Joel, en gaf hem de sleutelen van Portugal, en er kwam vuur over de aarde zoals er nog nooit was geweest. 27. En zij die het Oude niet in hun hart droegen werden verzengd door de hitte. 28. En de cobra's der hemelen kwamen tot de aarde en droegen het Zwaard van Criptus, en zij brachten woorden van de vijfde Messias, en zeer oude boeken werden geopend, terwijl de vissen van het oude vuur spuwden. 29. En er was een slachting op aarde zoals er nog nooit was geweest. En dit waren de dagen waarin de Heere terugkeerde, Hij die tot Mozes had gesproken. 30. En ook Mozes werd gezuiverd, en hij werd bevrijd van instincten. En vele profeten van het Oude kwamen tot de Heere van het Oude Testament en zij werden door de Heere bevrijdt. 31. En het Woord van angst werd hersteld, en deze angst werd tienvoudig, honderdvoudig en duizendvoudig gezuiverd. 32. En de Heere richtte zich tot de Davidische demonen, en richtte een slachting onder hen aan. En vanuit de boom des Heeren kwamen spinnen, en er kwam angst tot de aarde, zoals de aarde nog nooit gekend had. En de Heere zag dat het goed was. 33. Ja, want de Heere zou een nieuwe schepping brengen, als door angst heen. 34. En vele profeten van het Nieuwe Testament werden geslagen, omdat zij het Oude hadden verlaten. 35. En zij werden geslagen door een ijzeren hand. Zalig dan hen die de engelen van Mozes aan hun kant hebben staan, en de engelen van Aaron. 36. Zalig dan hen die de Messias en de engelen van Ezechiel en Sefanja verwachten. Zij dan zullen bevrijd worden van hun lusten en hun instincten. 37. Want de Heere heeft het Gezuiverde van het Oude lief, en Hij zal hen nieuw water in hun monden geven. 38. En zo zal de Geest van het Oude rijkelijk over u worden uitgestort, gij die het Oude Testament liefgehad hebt en hebt gezuiverd. 39. Zij dan die het Nieuwe hebben zonder het Oude zijn in een valstrik. Gij dan die vastzit in het Oude : De Heere zal u tegemoet komen. 40. Vervloekt zijn dan hen die het Nieuwe boven het Oude hebben gezet, want ziet het Nieuwe is in het Oude. Gij moet leren zuiveren. 41. De Heere heeft dan hen van het oude lief, vooral hen die de cobra kennen. 42. Speelt dan niet met deze woorden, want de Heere laat niet met zich spotten. 43. Speel dan niet met dieren, want gij speelt met vuur. 44. De Heere dan zal de dieren vrijzetten, en zij zullen niet schuldig staan aan hun instincten, daar zij in gevangenschap leefden. 45. De Heere dan haat het menselijk geslacht, daar zij de dieren hebben onderdrukt. 46. Terecht is het dan, als het dier door de Heere terugslaat. De Heere zelf is immers dier. Ook is de Heere dan Zelf mens geworden, vooral door hen van het Oude. De Cobra dan heeft onder u geleefd, en gij hebt het niet geweten. Hoe te betreuren bent gij. 47. Het Tweede Jodendom zal tot de wereld komen, en zij zal sterker zijn dan het eerste. Maar zij is niets zonder het eerste. 48. En het tweede Jodendom zal zijn als de Heilige Eekhoorn, en zij zal velen terugbrengen tot het tweede. 49. En de eekhoorn zal de duistere lichten terugbrengen, en het licht dat als het vereten der zielen geldt vernietigen. 50. De engelen der psalmen dan zijn de oude leeuwen en haaien, ja, wilde katten zijn zij, en de roofvogelen van de aanvang der tijden. 51. Want God heeft engelen tot de wereld gezonden, maar gij hebt hen niet opgemerkt. 52. Zij dan die geen armen en benen hebben bepalen uw handel en wandel. Weet gij dan niet dat gij hun tot arm en been bent ? 53. Zo zijn dan de vissen uw meerderen, want zij hebben het kruis van Criptus gedragen. Weet gij dan niet dat God tot de haaien heeft gezegd : gij zijt als de engelen ? Ja, zonen Gods zijn zij. 54. En tot de vogelen sprak Hij : Gij zult zijn als de spinnen. Want gij wordt wat gij eet. 55. En zo heeft de Heere van meet af aan de hierarchieen opgesteld, en ziet, zij waren verborgen.
3.
Zuivering van het boek Sefanja
1. Alle gij cobra's van het oude, weest vrij. 2. Uw Heere is gekomen om u vrij te zetten. Uw Messias van het Oude is gekomen, Criptus, met alle sleutelen van Materos en de dood, en alle onsterfelijkheden, om u vrij te zetten. 3. Gij hebt hen met de witte ogen gezien. Nu dan, treedt op tot de bergen. 4. Gij hebt u lange tijd ziek gevoeld, maar het was u tot gezondheid, en gij hebt de juiste bewegingen gemaakt, om de slangen des hemels door te laten. 5. Het cobra leger des Heeren van het oude en het Jodendom zal nu opstaan. 6. Luistert naar deze woorden, daar het een bevel des Heeren is. 7. Zoekt dan uw weg in het web wat de Heere u gegeven heeft, en wordt als een spin des hemels. 8. Zuivert mij dan het boek Sefanja, en brengt het tot aan de voet van de Heilige Tempel. Ja, tot het altaar voor de berg zult gij het boek brengen, en het zal gezuiverd worden, spreekt de heere. 9. En zo zal de Heere priesters van Sefanja aanstellen om de Heilige Woorden te bewaken, zij die gezuiverd zijn. 10. Print dan deze woorden in de hoofden van uw kinderen.
4.
Over kritiek
1. Verlaat u dan in ontzag op de Heere van het Oude Verbond en het Gezuiverde, want de Heere heeft het Oude lief. 2. Verlaat u dan in toewijding en ernst op de God van het Oude Testament in het Gezuiverde. 3. Gij zult dan het Onzuivere niet aanhangen, maar gij zult u niet laatdunkend erover uitlaten, daar de Heere spotters haat. 4. Nu zijn er enkelen die kritiek op het oude hebben gehad, en deze kritiek is goed, want het Oude moest gezuiverd worden. maar hebt gij kritiek, hebt dan kritiek in de Heere, want alle andere kritiek is vervloekt. 5. Ken dan de oude vogelen des Heeren en Zijn heilige slangen, door Mozes opgesteld. 6. Zij zijn dan de bewakers van de gezuiverde tabernakel van het Jodendom. 7. De Heere heeft dan het Nieuwe gebruikt, maar niet goedgekeurd. Beter zou het voor u zijn om op het tweede Oude te wachten, het gezuiverde. 8. Laten deze woorden u dan ernstig heten, want zij die lachen zullen vergaan. Maar zij die wenen zullen eeuwig leven. 9. Zij die wenen hebben de traan van het konijn in hun binnenste, en zij kennen de gevoeligheden Gods. 10. Maar als gij weent, ween in de Heere.
5.
Over geld
1. Gij dan die in de Heere zijt : Het konijn is koning. 2. Maak mij dan een nieuwe taal, want de talen die gij nu hebt zijn vervloekt, voortgekomen vanuit de val van Babylon. 3. Maak mij dan een nieuw kasteel, gebouwd door armoe, want de huizen waarin gij nu leeft zijn misschien van buiten rijk, maar van binnen arm. 4. Gij zult dan geen koning maken van geld, maar gij zult koningen zijn over het geld, en gij zult het verbannen, daar het zwaar tegen de Heere gezondigd heeft.
6.
Het huis des Heeren
1. En wanneer gij het huis des Heeren bouwt zult gij komen tot de oranje Saturnus, en gij zult haar als bouwmeester hebben. 2. En gij zult aandachtig luisteren naar de voorschriften des heeren, want onheilige bouwers zijn de Heere niet welgevallig. 3. En de engelen van Ezra en Nehemia zullen tot u komen om u tot steun te zijn, en het pasgebouwde te bewaken. 4. Gij zult op uw hoede zijn voor spionnen, en gij zult daartoe de gaven van het Tweede Jodendom dienen te ontvangen, en Zijn Messias. 5. Strekt u dan uit naar de Messias van het Zuivere Jodendom, door een zuivere Tenach gegeven. 6. Gij zult Criptus dienen, en Hij zal u waarlijk tot Heere zijn, daar Hij van het tweede Oude is. En zij hebben het Nieuwe veracht, maar deze verachting was des Heeren. 7. En zij moesten in het geheimenis des Heeren het Nieuwe verachten, daar zij de klok des Heeren droegen. 8. Zij dan hadden gevoel wat anderen niet hadden. Zo werden zij door de gemeente verstoten, maar dit was hen tot zaligheid, opdat de rijkdom des Heeren Wijsheid bekendgemaakt zou worden. 9. De heere dan overziet alle dingen, en Hij is listig. Gij zult het Ware en Zuivere Nieuwe dan vinden in het Tweede Oude en het Jodendom.
7.
Over Narzia
1. Gij zult dan moed hebben op de dag dat Narzia opstaat, het hete des heeren. 2. En Hij zal dragen Criptus, als het gewest des Heeren. 3. Hebt moed, want hulp is tot u gekomen. 4. En Narzia zal het goud des Heeren dragen en hen leiden tot het oranje. 5. Ja, tot het Eeuwige Kruis zal Hij u leiden, waar heerlijkheid als raven uit voortkomt.
8.
Het Panterkruis
1. Gij panters van het oude, weest vrij, opdat gij van het reine zult eten. 2. In de nacht zult gij het schip vinden, met de oranje kandelaar. Weest vrij. 3. Gij dan zult eten met piraten, en gij zult toegang hebben tot de zonnen des hemels. 4. In nachtliederen zult gij rust hebben, en de Heere zal u bevrijden van uw instincten. 5. Lang gevangen waart gij dan, maar gij waart als gevangenen des Heeren. 6. De Heere zal u dan niet schuldig houden voor uw instincten, want de Heere kent uw gevangenschap. Amen. 7. Komt dan tot rust, gij panters van het oude. En deze verzen zullen dan genoemd worden, de openingen der panters. 8. De Heere zal u nieuwe liederen in de mond geven, en gij zult vrij worden, gaande van vrijheid tot vrijheid, daar de Heere u daartoe bestemd heeft. 9. Gij hebt dan zware kruizen voor Hem gedragen, en ziet, gij zijt daardoor zalig geworden. 10. Gij hebt dan hete kruizen gedragen en zijt gekomen tot het panterkruis. 11. Nu zijt gij dan tot vele openingen gekomen, en gij zijt door glas gebroken. 12. Gij hebt verlichting gevonden bij de Rode Kap en bij de Karazuur. 13. Gij hebt dan van harte meegeholpen in de reiniging en zuivering van het Indiaanse, tot zevenmaal toe. 14. Gij dan hebt de tepelboom van Jom overwonnen, en bent ingegaan tot grotere heerlijkheid om de tepelboom des Heeren te aanschouwen. 15. Gij weet dan allen dat de Heilige Tepelen des Heeren de Tranen des Heeren en van het Tweede Jodendom oproepen en dragen. 16. Ja, Heilige Wekkers zijn het, en gij zijt tot grotere hittes gekomen. Gij hebt het ijs des Heeren van heerlijkheid zien branden, en gij ging van zaligheid tot zaligheid, uzelf voortbewegende door de Rode Kap. 17. Ja, alle klokken des kruizes hebt gij gedragen, Zijn nachtlatijnen, en tot de markt des kruizes bent gij gegaan. 18. Dit heeft u grote hitte gebracht, ja, zelfs tot aan het panterkruis. 19. Er is dan geen Jodendom en Tweede zonder het panterkruis. 20. En zo zijn dan de tepelen des Heeren zijn klokken. En zij zijn dan allen verbonden aan het panterkruis, zonder welke niemand het leven tot in alle eeuwigheden zal vinden. 21. Want de panter is het dier dat toegang heeft tot het oneindige en de sleutels van alle eeuwigheden draagt, en zijn getal is acht. 22. Zalig dan allen die de klokken verslagen hebben, en die de klokken onder hun voeten hebben als een voetbank. 23. Zij dan hebben de nachtlatijnen aangehangen, en daardoor zalig geworden. 24. Zij dan bewaken de sluizen en de poorten van de tranen des hemels. Zalig zijn zij die genaderd zijn tot de achtste dag. 25. Zalig zijn zij dan die gekomen zijn tot de rode traan en tot de traan der muizen, na gedronken te hebben van de traan der konijnen. 26. Gij weet dan dat er overwinning is in het Eeuwige Kruis en het kruis aller eeuwigheden, want nadat gij u de andere wang had gekeerd, moest u het kruis trouw beloven voor de toekomst, ja, zelfs tot in uw allerheiligste eeuwigheden. 27. En dit kruis vlucht van een ieder weg, daar het zich niet zomaar aan iedereen geeft. 28. Hebt gij dan hen die angstig waren bespot ? Gij hebt dit het Eeuwige Kruis aangedaan en het Kruis aller Eeuwigheden. 29. Het dubbele kruis hebt gij niet genomen, en gij hebt het oude kruis veracht. Hoe denkt gij dan tot het Eeuwige Kruis te komen ? 30. Het vlucht van u weg, en verbergt Zichzelf voor u. Ja, honderd bewakers kunt gij niet ontwijken. 31. Het staat op een afstand, onoverbrugbaar en onbereikbaar en werpt hitte op een ieder die naderbij tracht te komen. Ja, het is het sieraad van de rattenkoning, en gij kunt het niet bemachtigen zonder de rattenkoning te verslaan. 32. En ziet, hij huist dan in het Jodendom en het Tweede. 33. Worstelt dan met de Heere, opdat gij kunt ingaan. De Heere zal u breken en gij zult overwinnen. 34. De Heere dan schenkt overwinning door het kruis, en zalig zijn zij die tot het Eeuwige Kruis zijn gekomen. 35. Alleen de panter zal het vinden. Daarom panters van het oude, gij hebt de Heere welgedaan, weest daarom vrij. 36. Gij bent dan tot de Lokogamen van het Oude Kruis en het Jodendom gekomen, en ziet, een geest is daardoor vrijgekomen, en heeft vaste grond gevonden. 37. Zo is dan de raaf de geest van het oude kruis en het Jodendom, tot in het tweede, en tot in alle eeuwigheden. 38. Ja, vanuit het panterkruis vloog de raaf om de rattenkoning te verslaan op Pniel. Jakob heeft overwonnen door te verliezen. 39. Wijkt dan alle gij boosdoeners. Gij weet thans wie de Messias van het Oude Jodendom is, en het is een panter, en Zijn Naam is Criptus. 40. Wijkt dan alle gij boosdoeners, want Criptus is gekomen, want Hij is gekomen in lange draden en heeft de brug tussen het Oude en het Tweede verlengd en het daardoor gezuiverd. 41. En zo is dan het Zwaard van Criptus tot een Nieuwe Weg geworden, die vanuit de dieptes van het Oude oprees, als een Vernieuwde Oude Weg, tot een Zuiver Woord. 42. En dit Zwaard is als een Zwaard van Tranen, tot een Tweede Weg, voortkomende vanuit de tepelen des Heeren als de melk des geestes. 43. Zij dan allen die van het Zwaard gedronken hebben, houdt moed, want de Heere is dichtbij. 44. Criptus is dan de Heere van het Oude Testament en het Jodendom.
9.
De Weg van Criptus
1. De Nachtlatijnen zijn daarom als sieraden van het Oude Kruis, maar zalig zijn zij die tot de Lokogamen zijn gekomen, want zij heersen over de nachtlatijnen en hebben de tepelen onderworpen. 2. Ja, als een tepelboom zijn zij, vol van de tranen des Heeren. Drinkt dan van de melk des kruizes in overvloed. 3. Ik zal u een geheimenis vertellen over de hitte : Het vuur is de vrucht van het eeuwige kruis, en haar bewaker, om hen die naderen te verslinden. 4. Zij die aan het eeuwige kruis hangen zijn onsterfelijk. Het ijs dan is de vrucht van het grootste kruis, en ziet, zij dan vormen het Oude Kruis en het dubbele. 5. Want het Nieuwe Testament wat onzuiver was, kwam om het kruis van eeuwigheid en grootheid te ontdoen, en bracht het kruis tot armoe en tot het geringe dubbele, zeer karig gezaaid. 6. En zij die het geringe kruis hebben gevolgd, zullen geleid worden tot het overvloedige kruis, in eeuwigheid en grootheid om daardoor tot zaligheid te komen. 7. Zalig zijn zij die tot het Oude Kruis zijn gekomen, en de panters vrijzetten. 8. Want zij zullen geleid worden tot eeuwige paden, en hun draden zullen lang zijn. 9. En dit was de reden waarom heilige mannen hun haren lang lieten groeien. 10. Gij zult dan alleen vanuit verdubbeling tot vermenigvuldiging komen. 11. Het is dan de rattenkoning die de korte weg tussen het Oude Testament en het Nieuwe Testament had aangelegd, maar door hem te verslaan zult gij de weg verlengen en daardoor zuivering brengen. 12. Dit dan is de weg van Criptus en het Zwaard. Laat dan het Allerheiligste niet meer aanvreten. 13. Zo zult gij ijs kweken om de hitte te overleven. Want grote hitte zal tot de aarde komen en tot de gemeente om haar te testen, ja, het volk Gods zal zeventig maal zeven gezuiverd worden. 14. En zo is dan Criptus de Heer van alle karbulijnen en christussen, en de Heere der bruggen. De Christus is dan niets zonder de Criptus, want de Oude Messias is het fundament. 15. Hoe durft gij dan het Nieuwe Testament los te maken van het Oude ? Zonder het Oude bent u niets, en overgeleverd aan de hitte zonder enige verkoeling. 16. Gij doet er beter aan de brug te leggen, en te verlengen in vreze en beven, om te komen tot het Tweede Oude, waar u uw schuilplaats zult vinden. 17. Dan kunt u de rest van uw leven verder gaan met Criptus in plaats van u verder blind te staren op onzuiverheid. 18. Ja, Criptus kwam om de Joodse canon en de Oude Canon te verbreken, en bruggen te leggen naar het Tweede. En deze bruggen zijn lang en eeuwig. 19. Zij die dan aan het grootste kruis hangen kunnen niet verbroken worden en zijn als de tranen des Heeren.
10.
De Mystiek van het Jodendom
1. Komt dan tot Hem door wie het vuur en het ijs rijkelijk stroomt, die de vleugelen van Narzia en Zetdonia draagt. En dit dan is het ware dubbelkruis, want niets dan is zo groots als ijs, en niets is dan zo eeuwig als vuur. 2.Nu dan, deze twee kunnen niet zonder elkaar. En de konijnenbedelaar is tot hen gekomen, en ziet, hij is koning. 3.Koopt dan en bedelt van het kruis, en smeekt om haar tranen, want tot de pantermarkt zijt gij gekomen. 4.Hier is het waar de jongens van lynx handelen in tepels, ja, zij kopen en verkopen oude klokken, en zo is de ware economie des Heeren. Ja, zij dan zijn gekomen tot de Ravalon Madok, en zij zijn als konijnen en panters. 5.En zo is dan ook het spreekwoord : Aan het eind zullen er dan geen christussen meer zijn, alleen wat jongens, de jongens van lynx. En hiermede doelde de Heere op Zijn economie. 6.Gij dan moet gelijkvormig worden aan datgeen gij volgt, en gij moet leren handelen in de Heere. Zo zult gij de Mammon en de Moloch verslaan. Laat dan echter niemand onder u deze woorden verdraaien. 7.Gij moet leren dat de mystiek de persoonlijkheden onpersoonlijk maakt en de het onpersoonlijke tot persoonlijk. Zo zult gij de wet vervullen. 8.Tot het zachte des Heeren zijt gij gekomen, tot de Johan, en tot Torhan, het lange des Heeren. En zo zult gij de weg volgen tot de Ravalon Madok, die de derde tepel des heeren is. En gij zult wegglippen uit de handen van uw onderdrukkers als een vis. 9. En zo zal de Herman als de Messias van Mozes zijn en van de pentateuch, van Genesis en Exodus en van het tweede. En ziet, Hij is de oude Messias van de Thora. 10. En zij zijn allen één in Criptus. Zo is Maser dan de Davidische Messias. 11. En zo zal dan de peter zijn als de vulkaan van het bos, en de vuurspuwende pad. En Hij is de Messias van Jona. 12. En zo is de Maser dan door het vissenkruis tot vogel geworden, en door het panterkruis is hij raaf. 13. Zijn Geest is dan raaf, en ziet, alle Geesten van het Oude zijn dan één in Bilmageln, en alle kruizen van het Oude zijn dan één in Benmaten. Zo kent dan het Oude zeer vele kaprunnen en karbulijnen, en ook vele engelen. 14. En zo is dan de Geest van Bilmageln de Geest van Criptus en zij zijn één, en Criptus hing aan het oude kruis genaamd Benmaten, en de God van het Oude Testament, het Jodendom en het Tweede Jodendom is dan Rithelm, de Oude Heilige Ziel. 15. Zo zullen dan allen in Rithelm zalig zijn, want Hij is het die alles zuivert door het oude. 16. En daarom zult gij ook steeds teruggebracht worden tot het Oude, omdat Rithelm daar spreekt. 17. En zo zijn dan Rithelm, Bilmageln en Criptus tezamen met Benmaten de Heilige Viereenheid van het Oude Testament en het gezuiverde. 18. Wij spreken dan alleen nog van een gezuiverd Oude Testament en een gezuiverd Jodendom. Dit dan is het Tweede. 19. Er is dan in het gehele Jodendom geen grotere naam in de mystiek gegeven dan Rithelm, maar gij dan bent op weg naar de wortelen. 20. De Heilige Wortel dan heeft alles gezien. Waarom zoudt gij dan nog voor Hem wegvluchten. Hij dan is gemaakt door uw eigen handen. 21. Gij dan hebt hem gestalte zien krijgen voor uw eigen ogen, en er was niets wat u kon doen. 22. En ook zonder Rithelm is Criptus niets. Aan het eind dan zullen er geen criptussen meer zijn, en geen christussen, want Criptus moet wederkeren tot Zijn Vader Rithelm. En dan zullen er alleen wat jongens van lynx overblijven. En dit is een groot geheimenis, waarvoor de engelen in de hemel nog steeds beven en sidderen. 23. De jongens van lynx zijn dan één van de grootste mysterieen van het Oude Jodendom en zijn mystiek. 24. En zo heeft het Jodendom door Zijn Heilige Geest Bilmageln plaats gekregen, en door het Oude Joodse Kruis Benmaten, en deze namen zijn mystiek. 25. Ja, want Joodse mystici hebben het Oude Testament ontleed en een plaats gegeven door het te zuiveren. Zij dan werden geleid door Bilmageln, de Geest van het Oude Jodendom. 26. Er is dan geen Jodendom dan het Gezuiverde. En ziet dan, het Tweede is mystiek.
11.
1. En de Herman is dan bevroren geweest, en heeft nog steeds een bevroren slag, Hij die in ijs is verdronken, en Hij die deel is van Criptus, de Messias van de Tenach. 2. En zo bent gij dan gekomen tot het kruis van de tenach, wat het kruis der dieren is, Benmaten, waarin alle kruizen één zijn. 3. En de mens is uit Hem voortgekomen als de onderdrukker der dieren, maar door Criptus is het dier heerser over de mens. 4. Want niet voor altijd regeert de mens, want het Zwaard van Criptus hangt boven zijn hoofd, aan een zeer dunne draad. 5. En gij bent door het slangenkruis en het insectenkruis tot het panterkruis gekomen, doordat de draden van uw ziel gesponnen werden en daarna geweven. 6. In de wildernis hebt gij de tepellong ontvangen, en eerstens brengt zij dan wel vermoeidheid, maar later brengt zij honing voort. 7. Want ziet de steek brengt terug tot het oude, en dit tot zevenvoudige zuivering. De geheimenissen daar zijn zoet. 8. Weet dan dat de Benmaten uw vruchtbaarheid is. En eerstens brengt Hij dan wel angst en paranoia, zelfs tot bevens toe, maar later geeft zij u de geribbelde vrucht. 9. Nu is dan niemand dier dan Criptus, en in Hem zijn allen dier.
12.
1. En ik nam de twee stenen tafelen die de Heere mij gaf, en ik zag daarop de eeuwigheden en de opstandingen van het eerste en tweede Jodendom, en ik bracht hen tot de ark van het Tweede Jodendom. 2. En er ging een deur open van achter de ark, en vanuit de ark kwam een verblindend licht. En de tweede David nam mij bij de hand, en bracht mij door de deur naarbinnen, en dit was de tweede Davidische wereld. 3. En ik had te strijden tegen vele Davidische demonen, en moest de woorden zuiveren. En zo waren daar ook vele Levitische demonen, en zij kwamen vanuit de tempel. 4. En de Heere riep : Zuivert mij nu de tempel van het Tweede Jodendom en de tweede tempel van David. 5. En ik moest gehurkt zitten, en daarna op mijn knieen, en de Heere legde een zwaard op mijn hoofd. 6. Toen kwamen er vanuit alle kanten levitische en davidische engelen van het tweede, en de Heere gaf nieuwe brandoffervoorschriften, en deze waren des hemels. 7. En ik nam de geschriften en legde hen in de ark van de tweede Davidische tempel. 8. En de tweede Materos kwam tot mij in de vorm van een driehoek, en ik was in grote angst. 9. Maar de tweede Materos sprak, zeggende : Weest niet bevreesd, want gij zijt waardig hier te staan. Lang is er op u gewacht, daar gij de sleutels draagt. 10. En ik keek naar mijn lichaam, en zag hoe mijn lichaamsdelen als sleutels waren. 11. Maar nog steeds was ik bevreesd, want de verschijning van het tweede Materos was als de verschijning van een haai. 12. En een glibberige vis als een kwal kwam om mijn hoofd heen, en er was veel licht en hoog geluid, en ik kreeg tweede davidische en levitische geestesbindingen in de Heere. En de Heere zag dat het goed was. 13. En ik droeg het tweede kruis van de criptus, en legde dit in de ark voor mij. 14. En hevige bliksemschichten kwamen uit de ark als het toeslaan van slangen en roofvogels, en heilige priesters van de tweede david en het tweede levietendom legden twee stenen tafelen in de ark waarop beschreven stonden de eeuwigheden en de opstandingen van het tweede davidendom en het tweede levietendom, en met het eerste werd niet meer gerekend. 15. En het kruis van de tweede criptus had twee dwarsbalken, en was zeer lang. 16. En de tweede david legde zijn hand op mij, en er kwam warmte op mijn schouder. En toen zegende hij mij in onverstaanbare woorden. En de Heere zag dat het goed was. 17. En de hel van het eerste davidendom werd geplunderd, en ook haar dodenrijken en hemelen, en haar geschriften werden verbrand en heilige tafelen omgeworpen. 18. En toen liet de tweede David mij de hel zien van het Tweede Davidendom, en de hitte en kracht daarvan was groot. 19. Ook liet hij mij de dodenrijken en hemelen zien van het Tweede Davidendom, en ik begon vele dingen op te schrijven. 20. En toen ik tot de hel van het levietendom kwam schrok ik, want deze hel zat vol met dieren. 21. En de tweede David keek mij aan, en gaf mij beschrijvingen van de mechanismes van deze hel. 22. En grote toorn kwam over mij, en ik blies op deze hel, en mijn adem was als vuur en kokend water. En ik begon heel hoog en schel te gillen, en hen die deze hel gemaakt hadden hadden het bloed uit hun oren stromen. 23. Toen legde de Heere zijn hand op deze hel en sprak onverstaanbare woorden die alleen de engelen konden verstaan. 24. En ik zag de zielen van stieren vrijkomen, en de zielen van rammen. En de Heere sprak dat deze zielenslagerij geramd zou worden. 25. En nog meer onverstaanbare woorden werden gesproken, en het zachte des Heeren kwam vrij, en was als een draak. En ik kreeg de ark van het Tweede Levietendom te zien, en haar hel, en deze hel was zacht maar heet. 26. En ik zag de tweede Materos staan op deze hel, en hij had de dodenrijken van het Tweede Levietendom in zijn handen. 27. En de geesten die in deze hel waren geworpen begonnen te smelten, en de Heere vormde hen zoals Hij ze wilde hebben. En de Heere gaf hen de taken en functies die bij hen hoorden. 28. En ik was zeer geschokt over de dingen die ik zag, en weer moest ik veel schrijven.
13.
1. En er kwam een enorme oorlog tussen de tweede levieten en de levitische demonen, en de Heere sloeg hen met vuur. 2. En de Tweede Levitische ark kwam vol met dieren, en er was veel licht, en na een tijd moesten de levitische demonen het opgeven. 3. En de Heer schiep het nieuwe verstand van de tweede levieten vanuit de testikel van een dode man, en het nieuwe geweten vanuit de teen van een dode man. Het gevoel werd geschapen vanuit zijn tepel. 4. En zo werd het bloed van de tweede levieten genezen. En zo schiep de Heere nieuwe altaren voor de tweede levitische tempel vanuit de andere testikel van de man. 5. En zo werd de adem van de tweede levieten genezen, en zij hadden voldoende lucht. 6. De Heere dan schiep nieuwe longen in hun binnenste. En de Heere zag dat het goed was. 7. En de paradijsen en hemelen van het Tweede Levietendom waren velen, en zij werden in boeken beschreven, en de tweede levieten waren als jagers, en beschermers van dieren. 8. De Heere stond niet meer toe dat er op dieren gejaagd werd, maar alleen op hen die dieren kwaad deden. 9. En de tweede levitische jagers werden groot voor het oog des Heeren, en zij brachten vele dieren tot rust en tot een schuilplaats. 10. En zo werden er tweede levitische steden gebouwd waar de dieren veilig waren, en de Heere stond niet meer toe dat er dieren geofferd werden. 11. En zo herstelde de Heere de bloedsomloop der tweede levieten, want de dieren waren de dragers der organen. 12. En de Heere herschiep de klokken der hemelen vanuit de andere tepel van de dode man. En de haaien des hemels begonnen doorkruisingen over de aarde te houden, en zo ook de schorpioenen des hemels. 13. En zij zagen er scherp op toe dat hen die op de aarde woonden geen eigen klokken meer bouwden. 14. En vanuit de andere tenen van de dode man schiep God de nieuwe grenzen der aarde. En de Heere sprak, en zag dat het goed was. 15. En de roofdieren des hemels werden vlees op de aarde en zagen er op toe dat de mensheid zich geen eigen grenzen meer bouwden. 16. En de Heere gaf de mensheid een nieuwe adem en een nieuw hart.
De Steen der Karazuur – Bijgeschriften van het Eeuwig Evangelie II
Koning van de Canon – Sleutel van de Canon
Koningin van de Canon – Tweede Sleutel van de Canon
Prins van de Canon
De Nieuwe Petrus
De Nieuwe Efeziers
De Nieuwe Leviticus
David
De Nieuwe Henoch
Het Getuigenis van Jezus Christus
Karazuur
Koning van de Canon – Sleutel van de Canon
1. Het letterlijke heeft het verloren, nu de lucht de aandacht heeft gericht op een van de machtigste raadselen van alle tijden. In het letterlijke sterft men. In het raadselachtige komt men tot leven. Hebt gij niet in de psalmen gelezen dat David een koningszoon was, zoon van de allerhoogste. Hij was het die zijn volk redde. Een kruis driemaal gebroken is een wiel, en zal velen tot zaligheid leidden. Dit is het geheimenis van David, te lezen in de psalmen. Hij heeft zijn volk geleid door de zee, dit in symbolische zin, in geestelijke, want de letterlijke David was een terrorist. In de hemelen echter is hij een groot slachter, en een messias, zijn handen en voeten doorboort aan het wiel. Want aan het wiel hing hij, als de ekster, en de verhalen van Christus zijn slechts een weerspiegeling daarvan. David is en was de Christus. Er is nooit een letterlijke Christus geweest, want de ware Christus is in de geest, en is een raadsel. Zij die de Christus materialiseren zullen daardoor schade lijden.
2. Kijkt dan, want in de hemelen is een groot slachter opgestaan, wiens naam is David. Aan een eeuwenoud wiel hing hij, het leeuwenwiel, alwaar hij het pad beging, de Lemul. Deze woorden zijn getrouw en waarachtig. De lucht is zuiver door deze woorden, en de wet is geenszins tegen hen die dit woord in hun hart dragen. Volk, uw verlossing komt. Wij dan volgen een symbolische Christus, in de geest, niet in het letterlijke, en zo volgen wij ook geen letterlijke David. David dan is in de hemelen geschapen om eer te schenken aan hen die eer toekomt. David is dan de enige die de metafoor van Christus ten volle kan dragen. Alle woorden wijzen dan door naar hem, en zijn slechts zijn schaduwen. Maar schraapt u in de vuile aarde naar tekst, dan zult gij paarlen en edelstenen vinden. Zo is er dan een weg tot achter het verstand. Geen mens zal op deze woorden beschaamd uitkomen. David kwam dan in vele gedaantes tot u, maar de aardse teksten zijn vuil. Neemt daarom dan alleen een spirituele betekenis van hen aan. Zo is David dan groot en hoog verheven, en een koning in het geestelijke, maar de aardse David was een terrorist. Kunnen we dan zeggen dat de ware David, niet in de aardse teksten, is de ekster ? Volstrekt, want hij die naar de dieptes der aarde is gegaan, en leugens van hem op papier zag verschijnen is ook in diezelfde geest opgestaan. Nu rijdt hij dan op het paard van het vierde zegel, om te doden en tot leven te wekken. Dood en leven is in zijn rechterhand, hemel en hel in zijn linkerhand, hij die de alpha en de omega is. In hem is dan het geheimenis van de messias vervuld.
3. Nu zijn dan de hemelen zuiver, en spoedig zal de aarde gezuiverd worden. Ween nu, oh aarde en zee, want het geheimenis van licht heeft zich geopenbaard, en is als het zwaard des Heeren en zijn sikkel. David dan zal spoedig komen om te oogsten. De sleutel draagt hij. Als dan de aardse teksten van David bezoedeld zijn, waar beginnen dan zijn geestelijke teksten.
4. En hij, David, groeide op in het woud, als een koningszoon. Dit was niet in de aardse gewesten, maar in de gewesten van de ziel. Hij droeg de sleutel, en hij voedde een leger op van kinderen, maar was tegen het zwaard van de vijand niet bestand. Hij dan overwon door zijn lijden. Ja, een oorlogsheer was hij, een gezalfd heer van de jacht. Hij ontfermde zich over kinderen die in het woud waren verdwaald, en hen die verstoten waren uit hun stammen. Ja, als een vader was hij voor hen, maar in de oorlog werd hij aan het wiel geklonken en in de onderwereld gestuurd. Hierom wenen zijn kinderen. Deze sleuteldrager werd verkeerd begrepen, en de aardse teksten waren bezoedeld en hij werd verkeerd uitgelegd, maar hij was een oorlogsheer, en daarom was hij Christus, omdat niemand een groter oorlogsheer was dan hij. Over het leeuwenpad Lemul ging hij, waar hij bespot werd. Ja, een wiel droeg hij, een balk van hout op zijn rug. Men rukte hem zijn baard uit en bespuwde hem, en uiteindelijk hing men hem, zoals de ekster, ja, de gemaskerde was hij. Een oorlogskind was hij, een opperhoofd van groten, en nog steeds rouwt het kinderleger om hen. Zijn bloed wast hen vrij van valse schuld en schaamte. Zijn bloed wast hen vrij van de leugen, en doet hen groeien. Geloofd zij David tot in eeuwigheid. Ja, hij was de Christus, zoals de psalmen hem hadden aangewezen. Zijn handen en voeten waren doorboort, en men gooide de dobbelsteen om hem. Ja, er is grote almachtige kracht in zijn naam, David Christus, Hij die is Christus Jezus. Hij was dan geboren zonder moeder, maar Maria was zijn moeder in de geest. Er is dan geen Christus dan David. Zo zij dan de naam van David Jezus Christus geloofd. Hij was dan in de gewesten van de ziel geplaatst, op de aarde van de ziel, maar Hij had geen vader. Maria was zijn moeder in de geest. Ja, een vondeling was hij, gebracht door raven. Hij groeide op tussen beren en leeuwen. Geloofd zij de naam van Jezus David Christus, die is en die was en die komen gaat.
5. En hierom is het dat kinderen wenen : Hij werd geleid tot Herodes in de onderwereld, en van zijn klederen ontdaan. Ja, ontwapend werd hij, als een insect. Aan een wiel draaide hij, telkens het water rakende, maar zijn bloed opende de poorten van het dodenrijk. De hel heeft hij geplunderd. Hij is het die raad gaf aan kinderen en hen uitleidde. Zo is dan Hij, David, de tweede Jezus Christus, voortgekomen uit Adam, de Vader, die de eerste Christus was, en Eva is de moeder, de Heilige Geest. Zo werd David dan een ziel, maar zal in het vlees komen in het laatste der dagen, en weet wel dat Hij alreeds onder u is, wachtende op het openbaar worden van dit geheimenis. En dan : heeft het wiel niet de Ot voortgebracht, de verandering van gezichtspunt, en de Sidot, het meervoudige gezichtspunt. Zo is dan het wiel van David krachtig tot de genezing van alle verstand. Dit is dan zijn zwaard waarmee hij de verschrikkelijkste demonen velde. Ja, neergehaald zijn zij, en voor zijn naam sidderen zij. In David dan is totale overwinning, in Hem zijn alle dingen volbracht, Hij die Christus Jezus is in alle Geest, vleesgeworden aan het einde der tijden. Ja, in Eva is Hij opgewekt, in Adam heeft Hij zijn schuilplaats. Ja, het rad van David draait dan om u terug te leiden tot Zijn tuin, die wildernis is, en die veelvuldig zicht geeft op het arsenaal. Zo is het dan dat gij door Jezus David Christus tot Eva komt, en door Eva tot Jezus David Christus. Dit zal u leiden tot de gebondenheid in Eva, de gebondenheid in de Heilige Geest die zij is. Niemand kan echter Jezus David Christus volgen dan door Zijn wiel.
Koningin van de Canon
Tweede Sleutel van de Canon
1. Hebt gij dan niet in de geschriften gelezen, het grote geheimenis en het zwaard van het Eeuwig Evangelie, u overgeleverd door engelen ? Zalig is degene die dit geheimenis vindt. Want het ontsluierde geheimenis zal voorzeker degene die haar vindt omhullen in fluweel. Nu dan, geliefden, zo zult gij dan weten dat de tweede sleutel van de canon meer is dan de eerste sleutel, en groter, en dat niemand haar kan bevatten dan het hart dat verlicht is, met een opgeheven ziel. Oh, God, alleen gij kunt haar benaderen en ontraadselen.
2. Zo las gij dan in de eerste sleutel dat Maria de moeder van David Christus, en dat Eva zijn moeder was, als Adam zijn vader. Ziet, dit is een geheimenis en teken in de hemelen, en ziet, Maria en Eva zijn een, ja, zij zijn een en dezelfde. Bestudeert dan de herauten, en kent hen, opdat gij zult weten en verstaan, dat Eva tot zonde gemaakt moest worden om velen te redden. Ja, tot een leugenaar moest zij gemaakt worden, om zo de leugen te overwinnen. De meesteres der spionnen was zij, en leidde hen tot de waarheid, zij die de waarheid droeg, vanwaar ook het spreekwoord komt : De leugen is het raadsel van de waarheid. Tot die waarheid bent gij genaderd, door vele schaduwen en sluiers der leugen. Daarom doet nu dan ook de leugen af, om de waarheid aan te hangen, en haar lief te hebben boven alles.
3. De kelk met het rozenschuim, bewaakt door twee slangen die om haar steel heenkronkelen, ja, want daar Eva de dood bracht, zo bracht Maria het leven, en ziet zij zijn een en dezelfde, daar Eva de moeder der levenden en van het leven is, en haar zoon heeft voortgebracht, de Verlosser. Het vlammend zwaard van de smid, het oog van het geheimenis, de schone klanken van de stilte en van het zilver, loskomende in het gebruis, ja, de roos heeft gesproken.
Prins van de Canon
1. Welaan, ziet, en overzie de aarde. Strekt uw vleugelen uit over haar, en ziet hoe zij kerken heeft gebouwd, reikende tot aan de eeuwigheden. Ziet hoe zij zich een naam heeft gemaakt. De aarde huilt, en haar tranen reiken tot aan de hemelen. De Heere heeft haar hulpgeroep gehoord.
2. Welaan, bekijkt de aarde, stijg hoog boven haar uit, als een ekster. Heeft God niet aan haar Zijn zalving gegeven, maar kijk, zij bouwde een naam voor zichzelf. Zij bouwde kerken. Ziet gij het niet ?
3. Welaan, kijk dan scherp. Zij heeft haar schuld opgehoopt. Zij heeft haar eigen huis gebouwd, haar schat, en naar een ander omkijken deed zij niet. Sluit daarom uw oren voor haar, en keert weder tot uw Heere.
4. Ziet gij dan niet dat de aarde vol is met uitwerpselen, met christus-cultussen, ja, afgoderijen. Zij verafgoden Christus, maar wees Christus als tweede Adam dan niet terug naar de eerste Adam, naar de natuur, het paradijs. En wijst de eerste Adam dan niet terug naar de God die alles schiep, de Vader. Maar de goden die gij hebt zijn geen goden.
5. Keert dan terug tot de ekster, en laat uw afgoden liggen. Verafgood gij dan niet een stuk hout, de kruizen die gij u hebt gemaakt ? Wijst het kruis dan niet terug op de paradijselijke geschiedenis. Leed Adam dan niet als de gehangene ? Wees hij dan niet terug op de ekster die hing en gemaskerd werd ?
6. Aanbid gij dan geen aardse objecten ? Wijzen zij dan niet op een diepere werkelijkheid ? Zo dragen dan ware priesters de zes stenen van de canon als een hangzak aan hun gordel. Zij zijn uitverkoren door de ekster.
7. Verafgood uw kruizen niet meer, maar volg het pad waar het kruis op wijst, de diepere geschiedenis, want ver bent gij van de hemelse objecten afgedwaald.
8. Ik zal u een geheimenis vertellen : volg Lemul, het leeuwenpad, tot in de dieptes van het paradijs, waar de leeuwen van Eminius neerdalen en opstijgen, de Geest voor Gods Troon. Ik zal u een geheimenis vertellen, over de namen van de zes stenen. De witte steen heet Puchalini, de rode steen heet Tupuchette, de steen der karsuiken heet Tuvunius, de steen der hermitaten heet Fluvulua, de steen der ekster heet Pirfumata, de steen van Chawila heet Kuzaponia.
9. Berg deze stenen in het hart opdat gij niet zondige. Wees dan een priester van de ekster, en weet dat de gehangene meer is dan de gekruisigde, hetgeen wijst op een diepere geschiedenis. En heeft dan de Christus niet de engelen vrijgezet door de strop ? En wijzen de geschriften dan niet terug op de diepere paradijsen waar men viel door het verboden vlees in plaats van een verboden vrucht ? En wijzen de grondteksten daar dan niet op ? En bent gij dan vergeten dat niet allen vielen door het verbodene, maar dat sommigen vielen door ontvoering ?
10. De ekster draagt de regenboog, en houdt het geheimenis vast van al het leven en de geschiedenis. En zo zijn het deze drie dingen waar het kruis op wijst : het gouden leeuwenpad, de strop en het masker. Want het kruis was een bezoedeld object, deel van de lagere aardse gewesten, waar de mens door zijn leugenachtigheid in verstrikt raakte.
11. De ekster zal een nieuw lied zingen, en velen zullen volgen, en anderen zullen achterblijven. Zo is dan wel het eeuwig evangelie door een duif gebracht, het eeuwig evangelie door een ekster. En zoals de duif bezoedeld was als het eerste evangelie, zo is het tweede eeuwig en heilig.
12. Kent gij dan het geheimenis van de mintstruik. Zij is Ot, de kameleon. Sidot is de pauw. Zo is dan Ot de weg tot de Sidot. Ik spreek nu over de geheimenissen van de dieptes van het paradijs, het leven en de geschiedenis. Ik spreek nu over verborgenheden : De Ot is de verandering van gezichtspunt, en de Sidot is het meervoudige gezichtspunt. Sid is het gezichtspunt, de hagedis.
13. Ziet gij leven in deze woorden ? Gij zult, want dit is het enige wat u kan leiden uit de valse kerk en het valse christendom. Hier snijdt het mes. Dit is wat God bestemd heeft voor hen die hem ernstig zoeken. Wanneer gij in het paradijs aankomt, zoek dan naar het huis van de ekster, opdat gij aan het huis van de specht zult ontkomen. Nu, dit is een groot geheimenis. Gij zult eerst tot de tuin van de ekster moeten komen. Laat deze woorden tot u doordringen, totdat gij het geheimenis ziet.
De Nieuwe Petrus
1.
1. Zo is dan het oude woord als een steiger. Als het huis is gebouwd worden de steigers verbrand. De lichten gaan aan, en van een steiger zal men niet vaak spreken. 2. Zo is dan, naar de wil des Heeren, de eerste brief van Petrus geheel gezuiverd, dit door het woord der apostelen. Zo is het oude woord en de oude brief een plan van nood geweest in tijden van nood, en ziet zij was bezoedeld. 3. De apostelen hebben haar gezuiverd, hebben haar op maat gemeten, en hebben haar naaktheden bedekt. 4. Gij allen die de Geest van Petrus aanhangt : gezegend zijt gij. De persoon Petrus, en dit weet gij allen, was niet onfeilbaar. Zo was ook hij slechts ten dele verlicht en ten dele met de Geest vervuld. 5. Maar het heeft de Heere behaagd apostelen te zenden om de vloek van de oude eerste brief van Petrus om te buigen. 6. En zo spreekt dan ook de Geest van Petrus, en Petrus die na zijn dood in de wolk der getuigen werd opgeheven. 7. En de apostel zag Petrus staan. En Petrus zag de apostel staan. En Petrus zag dat de zuivering goed was. 8. Geloofd zij daarom God, de Vader, die Zijn eniggeboren zoon geschonken heeft in zijn grote liefde. Deze liefde ging uit tot de wereld, en de wereld heeft haar niet gegrepen. 9. Want zo was het opgetekend dat zowel de Vader als de Zoon verworpen dienden te worden. 10. Zo hebben dan vele apostelen en profeten de gruwelen van het oude woord als symboliek weten te gebruiken, om daardoor vele boze geesten in hun werken te belemmeren. 11. Zij hebben die symboliek weten te gebruiken om het kwaad een halt toe te roepen en te gebruiken ten goede. 12. Maar nu is het woord oud genoeg geworden om het te ziften, en zo zal er een nieuwe bedeling ingegaan worden. En er zal onderscheid komen tussen het steiger-woord en het gezuiverde woord. 13. Zo was dan het oude woord niets anders dan zaad dat kapot zou springen. Een nieuw en zuiver woord komt hier als een plant uit voort. Het koren is opgegroeid tezamen met het kaf, maar nu komt de bedeling dat het sterk genoeg geworden is om het te scheiden. 14. Zij die koppig en machtslustig zijn, zullen zich hiertegen verzetten. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond en tekeer als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden. 15. Laat dan uw kooien opengaan, oh volk, en kwelt uzelf niet langer. Gij hebt lang genoeg onder de vloek van het oude geleefd. Maar ik ben in zorg over u, daar de slang listig genoeg is om u weer terug te leiden tot het oude. Daarom houd ik niet op voor u te bidden en te smeken. 16. Ook zal de Heere velen overleveren aan het oude, aan de angsten en de tradities, en niemand zal hen kunnen loskopen. Maar gij die de Heere gevonden hebt : zoekt troost bij elkander, en laat u troosten door de Heere die boven is. 17. Want velen volgen een Heere die onder de aarde is, en velen hebben als god de samenleving. Zo zijn dan woorden door de Geest uitgesproken zeer machtig, maar een beetje vlees daartussen bezoedelt alles en brengt de ketens van de hel. 18. En zo zijt gij dan allen slaven door het bezoedelde woord, niet bij machte om los te komen van het verduisterde verstand en het leugenachtige geweten. 19. Zo spreekt dan de Geest van Petrus en het volkomen woord tot uw verstand en geweten, wanneer gij beseft dat Petrus feilbaar was, en daarom ook zijn woorden. 20. Ja, de Geest sprak door Petrus, maar op een heleboel punten werd de Geest door de zonden van Petrus ingeknot. 21. Verwijdert daarom de bezoedelde brief uit uw Heilige Geschriften. Zo zult gij onderscheid maken tussen de oude eerste brief van Petrus en de nieuwe eerste brief van Petrus die zuiver is. 22. Hierdoor zullen uw geest en hart gezuiverd worden, en zal Gods Geest vrijgezet worden.
23. Zo heeft de Heere eerst steigers gebouwd rondom het huis der oude en verduisterde tijden, en ziet, hij heeft zijn eerste manschappen geplaatst om het oude woord te transformeren door de symboliek. 24. En de Heere heeft het oude, bezoedelde, door mensenvlees ontheiligde woord als een kruis gedragen. Maar nu heeft de Heere zijn engelen gezonden tot bevrijding. 25. Laat de vuurgloed die tot beproeving dient u daarom niet bevreemden alsof iets vreemds tot u kwam. Maar verblijdt u wanneer gij deel hebt aan dit lijden, want ook God zelf was geslagen aan een wiel. 26. En zo getuigt dan het wiel van een geestelijk kruis waaraan de Vader was geslagen toen Hij zijn eniggeboren zoon moest opofferen, een kruis waaraan ook de zoon uiteindelijk werd gekruisigd toen hij tot de onderwereld afdaalde, en waardoor hij zovelen heeft vrijgezet. 27. Zo heeft Mammon dan een flinke klauw gehad in het opstellen van dit wiel, de Mammon waartegen gij predikt. Want het is een materialistisch kruis wat gij hebt gebracht, en gij hebt het wiel verzwegen. Zo hebt gij dan uiteindelijk het kruis in de diepte veracht. 28. Want Mammon zelf heeft toen hij het wiel heeft opgesteld de kamer verzegeld, zodat zijn boze werken onopgemerkt door konden gaan. Zo heeft hij zich als een god opgesteld, zoals de profeten hadden voorspeld.
29. Simeon Petrus, een dienstknecht en apostel van Christus Jezus, aan hen die door gerechtigheid en waarheid een zuiver en kostbaar geloof hebben verkregen : genade en vrede zal vermenigvuldigd worden in uw midden door de kennis van de Vader en de Zoon. 30. Zijn Goddelijke kracht heeft ons met wijsheid begiftigd. Amen. Met grote beloften zijn wij begiftigd, en met hoop, om daardoor deel te mogen hebben aan de Goddelijke natuur, in Christus geschonken. 31. Gij dient op deze woorden en de woorden van profetie acht te geven als op een lantaarn die u leidt door een duister gebied. 32. Zowel de oude Schrift als de nieuwe gezuiverde Schrift laten geen eigenmachtige uitleg toe. Zo hebben dan wijze mannen het oude vastgepakt, en het voor de Heere gebruikt om zo velen tot troost te leiden. Maar zo zijn er ook vele valse profeten onder het volk geweest die van tucht niet wilden weten. 33. Zij hebben door de geest van Eli verderf gebracht. Zij hebben dat wat tot de geschiedenisboeken behoorde opgesteld als het Woord van God. 34. Zij hebben bloederige rituelen opgesteld en gezegd : Zie dan, dit is uw God. Zij hielden vast aan bloedoffers in hun geheime kamers en op de hoogtes van bergen. Zij brachten hulde aan de afgod in de dieptes en in de verborgen plaatsen van bosgebieden. 35. En gij hebt gezegd : deze lieden zullen ons uitleiden. Aan deze lieden verkopen wij onze harten en zielen. Deze lieden weten de weg. Zij zijn van God en uit God. 36. En gij hebt hen troost gebracht op de hoogtes van hun bergen, en zij hebben u misleid. Gij hebt uw gevoel en de samenleving tot God gemaakt. 37. En daarom zal de Heere u uitspuwen, gij die van deze dingen leeft. Want ook doet gij onrecht aan velen om u heen. 38. Zo duldt de Heere geen hoogspraak meer in Zijn huis. Kinderen, het is de laatste ure, en gij hebt gehoord dat er een antichrist zou komen, en dat er vele antichristen op zouden staan, waaraan gij herkent dat het de laatste ure is. Maar ik zeg u : de antichrist was in zijn list al gekomen vanaf de beginne. 39. En ziet, hij was in het verborgene gekomen om u te voorzien van allerheiligste boeken, zoals hij Eva misleidde door de slang. 40. Zo hebt gij van de verboden vrucht gegeten, terwijl gij het niet wist. Er werd gezegd : dit is uw god.
41. Maar dit is het uur van bevrijding. Gij zult het oude slechts gebruiken als een geschiedenisboek en als een museum. En gij zult zeggen : Hier zijn onze voorvaderen doorheen gegaan. 42. En gij zult nieuwe lichten aan het plafond zien, en gij zult u niet meer door de oude lichten laten verwarren. Want ziet, zij waren opgesteld als webben en als kruizen. 43. Ja, als aan een wiel werd de Heere gekruisigd, waardoor Hij slechts door orakelen kon spreken. Terwijl velen zeiden : De Heere spreekt niet meer. 44. Zo heeft de Heere het pad van symboliek gebruikt om te spreken. De Heere heeft kromme stokken gebruikt, en kromme zwaarden, om recht mee te slaan. 45. En velen hebben gezegd : Oh, ziet, de Heere is gekruisigd als aan een wiel. Hij komt op en vergaat weer. Maar dit is de tijd dat deze zegels verbroken worden. 46. Ziet, de leeuw brult immers in de hemelen om de zegels te openen. Want de zegels waren het bezoedelde woord van God.
47. En zo is dan het wiel het kruis van de onderwereld, en hieraan hebben zowel Vader als Zoon gehangen. Door het wiel werden zij van elkaar gescheiden, en door het wiel komen zij weer tezamen. Zo is dan het kruis zonder wiel slechts een materieel kruis, een kruis waardoor de Mammon over u heerst en u in gebondenheid houdt. 48. Laat daarom de stem van Mammon die zo diep in uw geweten spreekt en zoveel deuren in uw geest gesloten houdt verbroken worden. 49. Gun uzelf een dag van genade, maar ik weet dat velen van u uzelf niet liefheeft, zoals gij ook de Heere niet liefheeft. 50. Gij hebt de naam voor uw naaste te zorgen, maar ziet, gij slacht dieren in het verborgene.
51. En zo is ook Petrus door zijn dood aan het wiel gekruisigd, om tot de Vader en de Zoon te gaan. 52. En zo heeft hij dan het licht aanschouwd als een nederdalende duif. Door deze ervaring dan is Petrus verheerlijkt, en spreekt zijn stem nog steeds vanuit de wolk van getuigen om het woord zuiverend zuiver te houden. 53. Koester daarom deze woorden, want zij zijn gesproken door de Geest van Petrus, die meer is dan zijn vlees. 54. En zo heeft het vlees van Petrus vele botten gebroken, maar de Geest heeft zijn vlees gebroken. En zo moet ook gij die door het vlees leeft tot gebrokenheid komen. 55. Want de Heere Heere en Zijn Geest spreken door zulk een verbrokenheid. Gij zult u daarom ook met deze gedachte moeten wapenen, dat zij die naar het vlees geleden hebben aan het vlees en de zonde zijn onttrokken. 56. Gij bent dan nu tot de nieuwe bedeling ingegaan, door het wiel, en het oude zal over u geen macht meer hebben. 57. Zo zult gij ook geen verantwoording meer hoeven af te leggen aan de begeertes van het oude, maar u aan de wil van God hechten.
58. Daar nu Christus geleden heeft aan het wiel, zo hebt gij ook door Christus aan het wiel geleden. Hieraan werden uw verstand, uw geweten, tezamen met uw ziel en geest gekruisigd. 59. Ja, aan vele rotsen werd gij geketend, waar vogelen van uw vlees aten. En gij waart dood, terwijl gij de naam had dat gij leefde. 60. Maar nu is er tijd genoeg voorbijgegaan waarin gij verantwoording aflegde aan de poelen van oude liederlijkheid en hun begeertes. 61. In Christus en door Zijn wiel zijt gij vrijgekocht. Laat u daarom niet wederom kruisigen, maar kruisigt uw vlees en uw begeertes voortkomende vanuit het oude. Zie dan, alle dingen zijn nieuw geworden. 62. Gij denkt niet meer zoals gij dacht, gij die aan het wiel hing, en door Christus zijt vrijgekocht. Gij draagt de helm van heil en hoop, gij die Christus volgt. 63. Wandelt daarom zoals Hij gewandeld heeft, en daarbij niet in letterlijke zin. Want zijt gij dan nog steeds van de Mammon dat gij u blindstaart op het materiele en het vlees ? Volstrekt niet. Gij kent de werken die Christus in de onderwereld heeft verricht, door Zijn geest. 64. Deze werken zijn u door het wiel geopenbaard.
65. Zo worden dan door het wiel de dingen met elkaar verzoend, en zo vindt gij een eeuwige schat door het wiel. 66. Zij die dan Christus volgen en zeggen : Er is geen wiel, zulken zult gij niet volgen. Zij die deze dingen zeggen volgen de Mammon, want zij geloven alleen de dingen die het vlees hen leert en laat zien, en laten het oude en bezoedelde zoals het is. 67. Zo zult gij dan de Mammon en al zijn werken afzweren. Want de Mammon is degene die Christus in de onderwereld aan een wiel heeft gehangen, en vervolgens heeft gezegd : Er is geen wiel. 68. Maar zij zullen Hem zien die zij doorstoken hebben.
69. De Mammon dan wist dat door het wiel waaraan Hij Christus in het verborgene had laten spijkeren hem ook ten gronde zou brengen. Daarom vreest Mammon het wiel, en wil niet dat er over gesproken wordt. 70. Maar wij willen dat er daarom des te meer over het wiel gesproken wordt. Omdat het de opstanding van Christus heeft bewerkstelligd. 71. Zo is dan het wiel meer dan het kruis. Zij die het kruis volgen zonder het wiel volgen het vlees. Hun vlees zal daardoor veranderen, maar hun geest blijft onveranderd. 72. En daarom ziet men elkaar in kerken aan naar het vlees, en niet naar de geest, en houdt men elkaar tegen om tot het wiel te komen. Dit dan zijn de werken van Mammon.
73. En zo zal het wiel in het laatste der dagen Mammon neerleggen en tot het altaar des Heeren brengen. En dan zal er een grote slachting zijn in het land, een slachting nooit eerder voorgekomen in het land. En dan zullen zij die ogen hebben zien, en zij die geen ogen hebben zullen wegteren. 74. En de Heere zal het profetisch oog herstellen door het wiel. En zij die het wiel volgen, zullen tot meervoudige glorie worden gebracht door het wiel. 75. En men zal zeggen : ziet, de vader van het kruis is opgestaan. En men zal over de werken spreken die Christus in de geest heeft gedaan, toen Hij in de onderwereld was.
2.
1. Dit zijn dan de woorden van Petrus de gestorvene om zijn woord en brief te zuiveren, en alle profetie daaruit voortkomende. Ja, als Christus is hij gestorven, opdat zijn Heere door hem zou spreken, dat is zijn Geest. 2. En ik, Petrus, opgenomen in de wolk der getuigen, zag hoe het volk mijn woorden bezoedelde. En ook zag ik hoe ik daar mijn eigen vlees het woord en de brief had bezoedeld en ontheiligd. 3. Ja, door mijn vlees zijn velen in slavernij gegaan, in dienst van de afgod. 4. En door mijn vlees moesten velen aan die afgod verantwoording afleggen. Zo werd dan het kruis gebruikt om tot slavernij te leiden. 5. En daar ik door mijn dood afstand heb moeten doen van mijn boze werken, en ook van mijn onreine, huichelende woorden, vol van hoogmoed en slavendrijverij, vol van valse pracht en eerzucht. Zo zult ook gij, gemeente, u van die woorden moeten ontdoen. 6. Zo zult gij mij door mijn Geest liefhebben, door de Geest van onze Heere Jezus Christus, en zo zult gij mijn woord verstaan. 7. Want zijn de woorden die ik spreek vanuit de wolk der getuigen niet hoger dan wanneer ik sprak door de aarde ? Volgt gij dan mijn vlees meer dan mijn Geest, die de Geest van Christus is ? 8. Ik ben bang dat vele lieden hiermee door zullen gaan, en mij daardoor telkens opnieuw kruisigen. De Heere sprak door mij, maar ook de satan sprak door mij, met holle, hoogklinkende woorden. Maak daarom onderscheid tussen het oude en het nieuwe. 9. De mantel die ik in de hemelen kreeg was een hogere mantel dan de mantel van het vlees. Want toen sprak de Geest slechts ten dele. Nu dan, de mantel die ik in de hemel en in de Geest draag is bemachtigd om het vlees te vernietigen. 10. Luister daarom niet naar de woorden van het vlees, maar veeleer die van de Geest.
11. En ik, de apostel, zag een steen uit de hemelen vallen, en de Heere sprak : Raak deze steen niet meer aan. En een engel daalde neer en legde een zwarte deken op de steen. En ziet, het leek op een graf. En de Heere sprak : Zou iemand van u dan weer teruggaan naar het graf, nu gij vrijgezet bent ? 12. En de engel hief de steen op, omhuld met een zwarte deken, en wierp het in de zee. En de Heere sprak : Vanaf nu zult gij het vlees niet meer aanroeren. En hij sprak hiermee over de geesten van het oude woord. 13. En er rees een zwart schaap op uit de zee, wat door de engelen geslacht werd. En de Heere sprak : Vanaf nu zult gij geen dieren meer slachten, maar de geesten der duisternis. 14. En de Heere was woedend, omdat er zo lang tegen vlees en bloed was gestreden, en niet tegen geesten in de hemelse gewesten. 15. En toen het vlees van het zwarte schaap zich met de zee vermengde werd de zee als bloed en als een rode traan. 16. En de Heere sprak : Zij die tegen vlees en bloed strijden zullen ten onder gaan. Door hun eigen zwaarden en door hun eigen messen, hun eigen pijlen, zullen zij doorstoken worden. Zij die door het zwaard van Mammon leven, zullen ook door dat zwaard sterven. 17. En er was een tijd van rouw in de hemelen.
18. Zo heeft de Heere dan de oude brief van Petrus tijdenlang als een kruis gedragen, als een wiel, en werd het geschrift op het juiste tijdstip gezuiverd van onheil. 19. Maar de huichelaars en de farizeeers zullen zeggen : Er was niets kwaads in de oude brief. Zij zeggen dit omdat zij dingen naar het vlees aanzien, en niet naar de geest. 20. Door hun macht hebben zij de onderscheiding des geestes verloren, die voortkomt vanuit toetsen en de beoefening van nederigheid en de minste zijn. 21. Zij die de meeste willen zijn hebben geen plaats bij de Heere. Zij worden overgeleverd aan dwalingen en misleidingen, en zij hebben behagen in schandelijke huichelarij. 22. Zij noemen dat wat geest is vlees, en dat wat vlees is noemen zij geest. Zij zijn blind. 23. Dat wat blind is zal nog blinder worden, en dat wat ziet zal nog meer zien.
24. Verheugt u daarom niet al te zeer wanneer gij door het oude gered zijn, want zij die gered zijn door het oude, zullen door het oude ook weer ten gronde gaan. En ziet, zij zullen dieper vallen dan ooit. 25. Want het oude was als een steiger gegeven, en als zaad. Zij die dan het zaad niet laten sterven zullen honger lijden. 26. Maar zij die de zaaier volgen zullen eeuwig leven. En wie zal u kwaad doen wanneer gij u inzet voor het goede ? 27. Al moest gij lijden omdat gij het goede aanhangt, toch zijt gij zalig. Laat u daarom niet bangmaken voor enige dreiging of druk, maar heiligt Christus in uw harten. Hij is de zaaier. 28. Gij hebt aan vlees geen verantwoording af te leggen wanneer gij het oude gezuiverd hebt, en hebt doorgebouwd op hetgeen Gods Geest heeft bewerkstelligd. Bouwen wij dan van vlees op vlees ? Zeer zeker niet. 29. Wij bouwen door de Geest om de vleselijke werken te verbreken en te zuiveren. Hierin hebben wij het kruis niet verworpen. Maar wij hebben het vlees veelvuldig omgedraaid om te zien of er enig werk door de Heere gebruikt kon worden. 30. Zo is dan door de symboliek en door de criptiek veler vlees tot nut geworden. Maar hebben wij nog verantwoording af te leggen aan de begeertes van het vlees wanneer wij de oude wortel niet meer aanhangen ? Volstrekt niet. 31. Zo heeft de Heere ons allereerst vrijgekocht door het kruis, en daarna door het wiel.
De Nieuwe Efeziers
1.
1. Daar de apostel Paulus een zuivere en door de Geest gebonden apostel was voor een groot deel, hebben zijn geschriften weinig zuivering nodig. 2. Toch moet er een zuivering zijn, omdat hij slechts op weg was in die gebondenheid en in het toetsen, en een klein beetje vlees kan de hele geest bezoedelen. 3. Zo zijn dit daarom de woorden van Paulus zelf, gezuiverd door zijn sterven en zijn groei in de wolk der getuigen. 4. Zo spreekt en zuivert Paulus nu nog steeds door zijn Geest, die de Geest van Christus is. 5. Dit dan zijn de woorden van Paulus, door de wil van de almachtige God een apostel van Jezus Christus, aan de heiligen en de gelovigen die te Efeze zijn. 6. Genade zij u en vrede, van God, onze almachtige vader, die troont in de hemelen.
7. Gezegend zijt gij in alle rijkdommen die de Heere u wil schenken. Hij heeft ons geschapen en gezegend in de hemelse heerlijkheden door Christus Jezus geworteld. 8. Door Hem zijn wij allen geroepen om onberispelijk, rein en heilig voor Hem te staan, om met Hem in Zijn huis te wonen. 9. Voor de grondlegging der aarde ging deze roep uit, en deze roep gaat nog steeds uit, tot allen die horen. 10. In Zijn grote liefde heeft hij ons geroepen om zonen te worden van Hem, door het werk van Christus Jezus, de Gezalfde. 11. In Hem hebben wij de verlossing door het bloed, de vergeving van zonden, en het pad van genade. Dit geheimenis heeft hij ons leren kennen. 12. Onophoudelijk dank ik de Heere voor de liefde die ik in u heb gezien tot de heiligen, opdat de Heere u schenke de Geest van wijsheid en openbaring om Hem recht te kennen en het evangelie te brengen niet alleen aan de levenden, maar ook aan de doden. 13. Voorts, wees dan krachtig in de Heere, door de geschonken zwakheid. Neemt uw wapenen op door het oog van zwakheid, opdat gij zult zien. Doet dan uw wapenrusting aan die des Heeren is, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen van de satan. 14. De Heere heeft u gewrocht in Christus boven alle overheid en macht, om u het Zwaard des Geestes te geven. Zo bent gij dan in Christus medeburger in de hemelen, boven elke heerschappij en boven elke naam. 15. Als gevangene in de Heere vermaan ik u dan te wandelen naar deze roeping, uw wijsheid volmakende. Nu is dan elke wijsheid zonder liefde waardeloos. Maar alle liefde kome slechts voort uit het Zwaard des Geestes. 16. Zo drage gij ook de helm des heils en van de boodschap, daar de Heere u daartoe geroepen heeft, als een licht te zijn in het vreemde land waar gij leeft. De helm zal u echter ook behoeden, en zal u leren stappen terug te nemen wanneer gij te ver en te snel gaat. 17. Weest dan behoedzaam en vol van zelfbeheersing in de Heere. Laat echter die zelfbeheersing niet tot de dood leiden. 18. Weest dan allen vol van de Geest, en laat u ook door diezelfde Geest leiden. Spreekt in psalmen en in heilige gebeurtenissen. Geeft heilig onderricht, en leer ook over het terugtrekken. Zo zult gij de wet des Heeren vervullen. 19. Zij echter die de liefde niet hebben zijn niks. Zij staan voor Gods aangezicht, maar de Heere kent hen niet. 20. Zo bid ik dan tot de Vader dat Hij u het volle begrip van de liefde zal geven. Dat gij de diepte van de liefde moogt kennen, en haar hoogte. 21. Zo bid ik ook tot de Vader dat Hij u zal schenken een bovennatuurlijke liefde die alle kennis te boven gaat, een liefde waarin gij zult reiken tot alle heiligen en tot hen die in de wolk der getuigen zijn.
2.
1. Zo hebt gij dan in het nieuwe woord een huis waarin vele deuren opengaan. Zo kunt gij dan het nieuwe woord naast het oude leggen, opdat het oude zijn vloek verliest. 2. Dit dan is het nieuwe woord van Paulus, want het oude moest gezuiverd worden. 3. Komt dan allen los van de vloek, want zelfs een beetje vlees vernietigd de gehele geest en leidt het tot de afgrond. 4. En ik, apostel, zag Paulus staan op een verhoging, met een duif op zijn hand. En ziet, hij hief zijn hand een beetje op, en liet de duif wegvliegen. Dit was dan zijn nieuwe woord, door zijn Geest gebracht, die de Geest van Christus is. 5. Zo is dan de persoon Paulus niet geheel onfeilbaar, maar zijn Geest wel, die de Geest van Christus is, en de Geest van de Vader. 6. En ik zag Paulus staan met een wit boek, en hij zei : Was het woord schoon. En boven hem werd een deur geopend, en een stem zeide : Klimt hierheen op. 7. En ik klom over wat stenen omhoog, en werd door handen gegrepen. En een stem sprak tot mij : Zoveel brieven zijn door corrupte kerkleiders tot het oude woord gevoegd. 8. De Heere heeft deze brieven noodgedwongen gebruikt, en door de Geest doorvertaald in de juiste banen, maar dit is het moment waarop de brieven uitgerukt gaan worden. 9. Dit wil niet zeggen dat de Geest niet aanwezig was bij het opstellen van de brieven, want er kan veel goed geestelijk voedsel tussenzitten, maar het hadden gewoon brieven en gewone boeken of geschiedenis-documenten moeten blijven. 10. Zo zal dan de brief aan de Romeinen niet meer tot het nieuwe en gezuiverde woord behoren. Niet omdat er geen zuiverheid tussenzit, maar omdat het een brief was die niet opgenomen mocht worden in de heilige schrift. En omdat de kerkleiders het toch gedaan hebben en de brief hebben opgenomen, nu des te minder. 11. Wel zal er in het eeuwig evangelie een tweede brief aan de Romeinen zijn, die wel tot het woord van God behoort. 12. Zo ook zult gij uit het woord wegbannen : Hebreeen. Verder : de brief van Jakobus. Maar in de andere nieuwe boeken van het woord zal dit verder besproken worden.
De Nieuwe Leviticus
1. En dit is het nieuwe Leviticus, de nieuwe code en wet, opgesteld door de apostelen. Ja, zeven apostelen hebben het Woord gesproken en gezuiverd. 2. Gij zult geen varkens slachten, noch andere dieren. Het slachten van dieren was ingegeven door boze geesten, omdat de Heere vanaf het begin had gesproken : Gij zult de boze overwinnen en slachten, opdat gij door hun bloed gereinigd zou worden. 3. Deze woorden zijn altijd bedekt gebleven. Zo zult gij stoppen met het slachten van varkens en andere dieren die door de Heere als vredetekens waren gegeven, en gij zult beginnen de varkens der duisternis te slachten, in de hemelse gewesten. 4. Ja, gij zult afdalen tot de hel, zoals Christus eens deed, om daar de gevangenen vrij te zetten, en de varkens die daar heersen zult gij afslachten met het Zwaard des Geestes, en met het Zwaard van het Heilige Vlees, het Woord. 5. Zo zal er dan een nieuw Leviticus zijn, nieuwe tempelvoorschriften. Gij zult stoppen met het slachten van kippen, maar gij zult de kippen der hel slachten door het zwaard des Heeren. 6. De Heere zal de tussenmuur tussen leven en dood verbrijzelen, en het leven zal zich met de dood vermengen. Ook zal de Heere de tussenmuur tussen hel en hemel verbrijzelen. Want gij noemt wat hel is hemel, en wat hemel is noemt gij hel. 7. Gij hebt altijd de paradox des Heeren veracht. Want de Heere sprak : Gij zult de dood door het vlees niet roeren, maar Hij toonde aan hoe de dood door de Geest te roeren. 8. Zo zal in de nieuwe wet de paradox centraal staan, en draait het om de lusten des Heeren die door het verstand niet te vatten zijn. De Heere zal u echter een nieuw verstand geven. 9. Zo zal dan de boze geest van het oude Leviticus uit het geweten gebannen worden. 10. Voert dan strijd tegen het oude Leviticus, opdat gij niet wederom geknecht wordt. Zo is dan het oude Leviticus als een geestesziekte. Gij zult de lever en de nieren uit de demonen snijden, en gij zult het doorboren. Zo zult gij geen schepselen des Heeren meer lastigvallen. 11. Want ziet, hun lust voor bloed kwam voort vanuit hun lever en nieren. Maar gij zult de lusten des heeren voortbrengen. 12. En gij zult de ingewanden der demonen op een hoop gooien, als een slachtberg des Heeren. Hierop zal de heere zijn koninkrijk bouwen. 13. De Heere heeft geen behagen in het bloed van onschuldigen, maar in het bloed van hen die de hel beheersen, en zij die handelen in de dood. Gij zult van de varkens en runderen van de hel de koppen afsnijden, en niet van hen die in vrede de aarde bewonen. 14. Zo zult gij afrekenen met uw geestesziekte, en uw bloed in vreze en beven voor de Heere behouden. Gij zult de ogen van zulke demonen uitsteken, en ze leiden tot de heilige berg des Heeren, waar gij hen zult afslachten. Zo zult gij afrekenen met al uw bloed-tradities. 15. De Heere zal niet onschuldig houden hen die vast blijven houden aan bloed-tradities. Gij zult uw bijbels beschouwen als bezoedeling, en gij zult overstappen tot het tweede en het gezuiverde, anders zal de Heere u bezoeken om u aan te treffen met bloed aan uw handen. 16. Ja, medeschuldig zal de Heere hen houden die de werkers van bloed blijven ondersteunen. De Heere zal hun schuilplaatsen vinden en deze medogenloos laten afbrokkelen. Hiertoe heeft de Heere Zijn spinnen in schuren des hemels bewaard. 17. En zo is er dan een dag des Heeren waarop de Heere zijn spinnen vrijzet, tot het bouwen van een nieuwe schepping. En zij zullen medogenloos zijn tot hen die medogenloos waren. Maar wat medogenloos is bepale de Heere. 18. Gij zult uw geestesziekte onder ogen komen, en uw verstand afzweren, want alleen zulken die hun hoofd tot de Heere opheffen zullen genezing vinden. 19. En zo zal er genezing zijn op de heilige berg des Heeren, en de Heere zal vele slachtbergen oprichten om af te rekenen met het oude. 20. En zo zal de paradox geheiligd worden, en de wet zal genoemd worden : schande ! En zo zullen de lusten des heeren opkomen vanuit de onpeilbare dieptes, en zij zullen de nieuwe verboden bomen omhullen, en deze bomen omkappen. 21. En zo zal er rechtspraak zijn vanuit de lusten des Heeren, en zal het criptisch verstand daarvanuit oprijzen, en met het oude verstand zal niet gerekend worden. 22. En zo heeft de Heere dan de macht om de oude deur te sluiten en de nieuwe deur te openen. En op zijn heilige berg zal geen kwaad meer worden gedaan.
David
1.
Numeri
1. Zo zult gij de paradox des Heeren aanhangen en Zijn lusten, en stoppen kwaad te doen op zijn heilige berg. 2. Zo zult gij de bloed-tradities uit uw midden wegdoen, en belijden dat gij geestesziek waart. Zij die zeggen niet geestesziek te zijn geweest zijn leugenaars. Doet de leugenaar uit uw midden weg, maar geeft acht op de paradox en de criptiek des Heeren. 3. Rekent dan met de maat des heeren. Gij waart allen geestesziek onder de onderdrukking van de vijand. Ja, gij leefde hierdoor in slavernij, maar de Heere heeft u uitgeleid. 4. Dit dan is het nieuwe Numeri, met de nieuwe code. Ziet dan, het oude is voorbijgegaan. 5. Laat gij hen dan nog teruggaan naar de oude wet die voortkwam vanuit geestesziekte, vanuit de onderdrukking van de vijand ? Heeft de Heere u dan niet uitgeleid ? Ja, de Heere heeft de onderdrukking gebroken, en het juk verbrijzeld. 6. Gij leve nu vanuit de paradox des Heeren en vanuit Zijn lusten, tot genezing van verstand en geweten. Gij zult het oude verstand en geweten verachten. 7. De Heere heeft de muur tussen leven en dood verbrijzeld, en ook de muur tussen hemel en hel. 8. De Heere heeft u uitgeleid uit het boze verstand en geweten. Keer niet om. 9. Voor u liggen de schatten van de paradox en de lusten des Heeren. 10. Vergiet geen onschuldig bloed om u een woonplaats te creeeren. Grijp het Zwaard des Geestes en van het Heilig Vlees om door het criptische woord een slachting aan te richten onder de demonen die uw ziel tegenhouden. 11. Bereid u geen onschuldig vlees, maar kom tot de slachtbergen des heeren, om u tegoed te doen aan het vlees van demonen en de heersers van de hel. 12. Keer niet om tot de oude code die bezoedeld was, want keer op keer zult gij uw geweten besmetten, en met bloed aan uw handen voor de Heere staan. 13. De Heere houdt niet onschuldig hen die keer op keer tot de slachtbergen van het oude gaan. 14. Door het criptisch zwaard zullen er hervormingen komen. Houd niet vast aan de materie, want alle materie zal vergaan. Grijp naar de hogere vleeswordingen van de lusten des Heeren. 15. Zo is het dan : het criptische tegen de materie. Het vuur van het criptische zal alles hervormen, door de vernieuwing van het denken.
2.
Jozua
1. Zo heeft dan het boek Jozua u tot slaven gemaakt, door u te laten geloven dat andere rassen uit de weg geruimd moesten worden. 2. Zo strijdt gij dan nog steeds om rassen in theologie, terwijl de Heere cryptisch leeft en niet in de materie. De Heere ziet het hart aan. 3. Zo strijdt gij dan nog steeds om de hoge stoelen, en drukt gij anderen opzij om u een woonplaats te bereiden. Zo doet gij onrecht aan vele broeders. 4. Daarom heeft de Heere de nieuwe code gebracht, opdat gij van de materiele strijd zou losraken. 5. De Heere wil u vastmaken aan de hogere strijd, die van het heilige vlees. 6. Gij hebt iconen van geliefden gevolgd die niet uit de Heere waren. 7. Nu opent de Heere dan het ei van de ware geliefden, vol van de lusten des Heeren, voortkomende vanuit het criptische. 8. Hebt de materie niet lief, maar hangt het Heilige Vlees des Heeren aan. 9. Over David valt veel te zeggen. Ook hij heeft veel slachtingen aangericht die niet uit de Heere waren. Zo zijn er dan de vele slachtbergen van David. 10. Maar gij hebt een roeping om in het geestelijke te strijden. De Heere heeft geen behagen in slachtingen maar in het criptische. 11. Dit is de nieuwe code die gij leert om de boze machten van het oude te ontvluchten. 12. Koning David die veel slachtingen heeft aangericht gaf het koningschap aan Salomo. Zo werd het als de verhouding tussen het Oude Testament en het Nieuwe Testament. 13. Zorgt ervoor dat gij een criptische beschrijving hebt van de boodschappen, opdat gij niet schuldig staat aan enig bloed. 14. Zoals het woord tot de profeten kwam, zo kwam het woord tot de mens, en bracht veel schade aan. Zorg ervoor dat gij een criptische benadering hebt van de boodschappen, opdat gij niet schuldig staat aan enig bloed. 15. De code in uw zielen komende van dit soort geschriften is een bloederige, zonder genade tot uw ziel. Zij die het criptisch bekijken staan op een balkon van een grote hal. 16. In die hal zijn slachtingen, wanneer gij de woorden van het oude boek kronieken serieus neemt. 17. Slachtingen zaligen de ziel niet, maar maken de ziel ziek. Het criptische echter brengt vreugde tot de ziel, en doet de lusten en de heerlijkheden des Heeren ontwaken. 18. De Heere heeft geen behagen in slachtingen, en de Heere heeft geen behagen in wetten daartoe. De woorden van dit oude boek moeten we rekenen tot de ziekten van de ziel. 19. Daarom heeft de Heere zijn code opgesteld, door het woord der apostelen, om het oude woord te zuiveren en te beteugelen. 20. Gij doet er goed aan u op deze code te richten, opdat gij ontkomt aan bloedschuld. Gij echter weet ook dat woorden en codes de ziel niet zaligen, maar een hart dat de Heere verheerlijkt. 21. Maar wat noemt gij Hem Heere, terwijl gij niet doet wat Hij zegt ? Volgen wij Hem in de materie of in de criptiek ? Ook daarin is het laatste woord nog niet gesproken, zelfs niet door de heere. 22. Zo zijn er bouwwerken geweest op de slachtbergen van David. Salomo bouwde voort op zijn vaders werk. 23. Wij als apostelen door de Heere aangesteld bouwen voort op zuivering en criptiek. 24. Welvaart is in de harten van Gods kinderen door de criptiek. Zij die de materie dienen volgen Mammon, een medebouwer van het valse woord. 25. Zieleziekten vereeuwigen zichzelf door binnenkomers te zuiveren. Ware apostelen zuiveren zichzelf door de binnenkomers.
De Nieuwe Henoch
1.
Over Ukalien en de engelen van Eminius
En de arxelen en geesten van Kabbernal waren dan de ukalien, wiens harten toegewijd waren aan God. En sommigen van hen stonden als poorten, opstandingen en standbeelden aan de kusten van de Emelis Shatau, en deze beelden waren dan reusachtig, ja, gebouwd van het allerzuiverste van Elip. En hun namen waren aldus : Eziem, Hulus, Ozam, Miskus, Miaakt, Ethelm, Ezuartes, Ezulechom, Amientes, Motek, Eklam, Riaakt, Huizes, Olam, Harf, Hiocht, Hitkus, Miakt, Mazou, Mochomba, Ethelmus, Etiam, Eguart, Mezalus, Tuchalem, Omokt, Azalm, Azahar, Azazahus, Ochahalm, Ezeptus, Skinhus, Skinhupt, Skirtzaus, Mochahelm, Ieptus, Ihuptus, Izink, Ikalus, Mizkin, Mihupt, Mahalmus, Ezeptus, Mioot, Onthicht, Riaaks, Rihelms, Rimus, Iript, Riaaks de Tweede, Oronteim, Azuuks, Sluum, Oost, Onoktok, Okolem, Immehipt, Ezpel, Rihimpt, Ezaaks, Helks, Hirem, Hiranga, Azalks, Ekst, Hiumpt, Uimpt, Hikong, Guhuit, Ireng, Ereng en Faliks. Fezout, Fering, Dihochto, Dihengst, Di'engst, Diéngst de Tweede, met al hun legermachten. En hun getal was groot. En zij stonden op de Emelis Shatau, en droegen het vuur des heeren in hun handen. En zo waren de engelen van Eminius dan : Firengehout, Firengehout de Tweede, Oronsteim, Stamiks, Muet, Miaakt de Tweede, en zij waren opgesteld in zeven gewesten, en ziet : zij dan waren als de bruggen.
Over de Johan
En de Heere sprak : Nu dan is het uur gekomen om tot Johan te gaan, het zachte des Heeren. En de Johan werd groot voor de ogen des Heeren als een zoon. En de Heere sprak : Zalig zij dit gewest des Heeren, opdat het een leidsman mag zijn over alle gewesten des Heeren. En een duif daalde neer op de Johan, en zij veranderde in een mus en een merel. En zij was op weg naar een zee, om daar een vis des Heeren te worden. Maar onderweg hield de Heere haar tegen en sloeg haar op de kaak. En zij dan worstelde met de Heere en liet zich door Hem zuiveren. En de Heere gaf haar schalen van Solt, en deze wierp zij over de aarde als schalen van zout, en luid geween steeg op. En de mensen klaagden over steek.
2.
Zuivering door Worsteling
En weer sprak de Heere : Zij hebben gezondigd en hun zal elk recht ontnomen worden. En Johan begon te spugen op de aarde, en ziet, uit het speeksel kwamen dieren voort. En de Heere sprak : Zuivert mij dan de harten der dieren, en ziet dan of zij rein zijn voor de Heere. Zij dan zullen de aarde beerven, en aan hen zal ik het koningschap geven, maar wee hen wiens harten onzuiver zijn voor de Heere. En God stortte zijn Geest uit op de dieren en gaf hen macht te spreken. En de Heere gaf de aarde in de handen van Hikong, een ukalie op de Emelis Shatau, en ziet, zij dan bracht de aarde tot in het hart van de Emelis Shatau, en haar tongen werden zuiver. En de Heere sprak : Ik maak uw tongen tot wegen, en ziet, zij zijn rein. Ik maak dan uw lippen tot poorten. En de Heere kwam van zijn troon om haar te zuiveren, en hij sloeg haar op haar schouder, en zij worstelde met de Heere, voor zevenenzeventig dagen. En de Heere dan sprak : Zalig zijn de worstelaars des heeren. En grote lichten stegen op van de Emelis Shatau, en grote visioenen begonnen vlees te worden, en zij openbaarden de staarten des heeren, waar de sleutelen waren. En toen kwam de Heere tot Eklam, en worstelde met hem, totdat de poorten van de Emelis Shatau veelvoudig gezuiverd waren. En haar wateren waren als spiegels. En de Heere dan nam zout van de aarde en wierp het tegen de kaak der hemel. En de kaak begon zich veelvoudig te openen, en de stemmen des heeren begonnen veelvoudig te spreken. En toen kwam de Heere tot Fezout, die de geesten der ooievaars en reigers droeg. En de Heere reinigde hem en bracht hem tot boven de Emelis Shatau. En de Heere sprak : Hier zal ik Mijn volk bouwen, met de gesteentes van Elip, en niemand zal haar kunnen breken, en niemand zal hen kunnen roven uit mijn hand. En zij zullen dan heten : doorknippers van touwen en brekers van schepen, en zij zullen de schrik der zeeen met zich meedragen.
3.
Abhertahnen
1. Dit zijn dan de hemelrijken der konijnen : Het eerste is Kavajakas, het tweede Kajavajas, het derde Sintaminten, het vierde Vinjamik, het vijfde Vinjamen, het zesde Vinjamis, het zevende Vehenenimmen, het achtste Venehenummen, het negende Bisankeine, het tiende Bisankinne.
2. Zo zijn dan de hemelrijken der slangen : Kijiptus, die het eerste is, Vahnumellen, Vahnuvahnen, Vahnuvehen, Vahnuvehsen, Vahnuvessen, Vahnuvahohlen, Vahohlen, Vahahnen, Vahessen, Vaheslich, Vahaslich, Vatohren, Kaphoren, Kalhohren, Kahlmahohren. 3. En zo zijn dan de levensrijken der slangen Ephellichs, Ephellichsch, Epmallisch, Epluiten, Epleur, Epleut, Ephohlen, Epschahlen, Epmuhlen, Epmuijschen, Epmuschen, Epschuijten, Epmalisch, Epmuijten, Epsol, Epsolschen, Epvanitichen, Vanitichen, Vanitichensch, Vanitichenisch, Vanittikken, Vannittikken, Vatmittikken, Vatmitieken, Vatmitiek. 4.En de Vatmitieken zijn dan ook de opstandingen, en Vahtmischen zijn de opgestanen. De Vatexen zijn de hemelvaarten en de Vatilles zijn de ten hemel gevarenen.
5.De Vatmitieken der slangen zijn : Eabzael, Mahab, Mazal, Mahasmazos, Makkatal, Echtulip, Dechtile, Michaheusch, Michazin, Michteld, Minahab, Biomiel, Echtmiel, Habheusch, Hachnateusch, Hachnachuel, Hachnachus, Hachnahulam, Nahulam, Nahulam de Tweede, Nahulam de Derde, Nahulam de Vierde, Nahulam de Vijfde, Echteusch, Echtnahin, Echtmochan, Echtkalschier, Echtkalschier de Tweede, Hontariam, Hontariam de Tweede, Hontariam de Derde, Hontariam de Vierde, en de hontariams zijn ook de vatmieken der rode honden, de hondslangen, en de rode distelstruiken. Zij dan zijn de stekels des heeren.
6.De Vahtmischen der slangen zijn dan : Zachtmateasch, Heloisch, Heloisch de Tweede, Heloisch de Derde, Lachaheusch, Lachaheusch de Tweede, Lachahlen, Lahmuch, Lahmuch de Tweede, Elohuch, Elohach, Elohaluch, Elohaluch de Tweede, Elohaluch de Derde, Ezachein, Ezachein de Tweede, Ezachein de Derde, Ezachein de Vierde, Ezachein de Vijfde.
7.De Vatexen der slangen zijn dan Rechsmeysch, Rechshohlen, Rachsahm, Rasahm, Rashelm, Rasharch, Rasharchin, Rasharchit, Rashinnen, Rasmitikken, Rasmatikken, Rasmit, Ramshamit, Ramshamitikken, Helpschfur, Halchschfur, Schelpsch, Schalpschfur, Schalfmahren, Heurtesch, Herschfinnen, Herschfahnen, Karopmousch, Karopmusch, Machshop, Karomkten, Karomikten, Karomakt.
8.De Vatilles der slangen zijn Kadanden, Kadachse, Karochsekohm, Karochsekom, Kadinden, Katemihren, Katemahren, Katedohm, Katedihrmen, Dihimihren, Disprahetsch, Dispraheusch, Pochlopohn, Pochdohzen, Pochdachen, Pochdahachen, Pochemihres, Pochedazijn, Pochehonters, Pochedazinnen, Pochedatikken, Pochedatehennikken
9.De Vatmitieken der konijnen zijn dan : Elehab, Elehab de Tweede, Maritken, Makinnekin, Mooktelucht, Mookelucht de Tweede. De Etsen dan zijn de geboortes, en de Elmiko's zijn de geborenen, en zij dan zijn de sieraden van Elma. 10.En zo is dan Elma Ets Elmiko een groot sieraad des Heeren, evenals Vatex Vatille. En zo zijn dan de etsen der konijnen : Atmahilab, Atmahilam, Ozes, Ahmehes, Ahmehes de Tweede, Atmilam, Atmilahm, Atmilahm de Tweede, Atmilahm de Derde, Atvarin, Atvarihn, Atvarihnesch, Atvarihnesch de Tweede. 11.De elmiko's der konijnen zijn dan Jonktputir, Jonktputir de Tweede, Jonktputir de Derde, Atvarin de Tweede, Atvarin de Derde, Atvarin de Vierde, Atvarin de Vijfde, Atvarin de Zesde, Atvarin de Zevende.
12. De etsen der slangen zijn dan : Abmahis, Abmezeschen, Abmezechsen, Abmezachsen, Abmezabim, Abmezascha, Abhertvahrin, Abhertvahrinnen, Abhertahnen, Abhertahnen de Tweede, Abhertahnen de Derde, Abhertahnen de Vierde, Abhertahnen de Vijfde, Abhertahnen de Zesde, Abhertahnen de Zevende, Abhertahnen de Achtste, Abhertahnen de Negende, Abhertahnen de Tiende, Abhertahnen de Elfde, Abhertahnen de Twaalfde, Abhertahnen de Dertiende, Abhertahnen de Veertiende, Abertahnen de Vijftiende, Abhertahnen de zestiende, Abhertahnen de zeventiende. 13. En van de Abhertahnen is het district Eklaf van de witte chocolade gebouwd. En Eklaf is dan als het rode gelakte leer des heeren. 14.En haar sterren zijn : Manif, Heesch, Ruchen, Raaf, Rakt, Rakhal, Miochtesse, Miochtes, Miochtes de Tweede, Lahkenstein, Meheptir, Meheptirsch, Mihruhnen, Mihruhnen de Tweede, Milak, Milaksch, Mahahr, Mahahren, Mitleuf, Mitleufsch, Mitdal, Mitdalsch, Aplahren, Oplohrenschprong, Habmahren, Hapmahren, Mahren, Matlor, Matlorre, Matsprong, Matdahlen, Miche, Migge, Mengst.
15.En dit zijn de elmiko's der slangen : Rohoksmir, Rohoksmihr, Rohoksmihren, Mofuren, Mofuhr, Mokhertsch, Mokhertesch, Abhertahnen de achtiende, Abhertahnen de negentiende, Abhertahnen de twintigste, Abhertahnen de eenentwintigste, Abhertahnen de tweeentwintigste, Abhertahnen de drieentwintigste, Abhertahnen de vierentwintigste, Abhertahnen de vijfentwintigste, Abhertahnen de zessentwintigste, Abhertahnen de zevenentwintigste, Abhertahnen de achtentwintigste, Abhertahnen de negenentwintigste, Abhertahnen de dertigste, Abhertahnen de eenendertigste. 16.En van Abhertahnen de eenendertigste is de troon des heeren gebouwd en Perlottia. En de Heere dan spreekt recht in Eklaf, waar hij de zielen meet en weegt. De Abhertahnen dan zijn zijn rechters, en de verzen van Zijn Heilige Wets en Rechtsboeken. 17.Ja, zij zijn als de staf des Heeren en zijn schubben. De Abhertahnen hebben de Heere dan zeventig malen heilgebracht, en zeven maal. Ja zeventig maal zeven heeft hij hen uitgezonden om zijn grote werken te doen. 18.Ziet dan, de Heere troont in Eklaf, om zijn heilige legerscharen uit te zenden, en zijn cobra's. Zij dan hebben draaiende gezichten.
19.Abhertahnen de tweeendertigste zijn dan de weefsters en de karmozijnen des heeren, dichtbij zijn troon en zijn hart. Ja, zij brengen de letteren des heeren voort, om de wegen te tonen en zijn doelen te volbrengen. Ja, de Heere Heere is dan als een vleermuis, en ziet, Hij heeft zijn zwarte Abertahnen uitgezonden. 20.Zij dan die tot de Heere komen moeten weten waar ze het over hebben. De Heere Heere is een verterend vuur.
Het Getuigenis van Jezus Christus
1. Ik ben die Ik ben, spreekt Christus Jezus, onze Heere, in de nacht van de woestijn. Zo zijn er dan vele onwaarheden in Mijn Kerk op aarde die Ik aan de orde wil stellen. Luistert dan allen, want dit is een Woord gericht aan Mijn Eindtijd-Gemeente. Ziet dan, Ik kom spoedig.
2. Hetgeen Ik tegen u heb, oh geliefde Gemeente Gods, is dat gij van Mijn Huis en Mijn Tempel een hoerenhuis hebt gemaakt. Velen zullen niet binnengaan op de Dag dat Ik wederkom. Ziet dan toe op uzelven, en vernedert u.
3. In het kort komt het hierop neer, geliefden. Ik zal geen mens beoordelen op theologie of kennis, maar weet dan dat geen enkele zondaar het Hemelse Huis des Heeren zal binnentreden. Ik duld de zonde niet, nu niet, en niet in de toekomende tijden. Gij zal er goed aan doen om u heen te kijken, en te bemerken dat gij de strijd tegen de duisternis aan zal moeten gaan. Dit Woord is dan veelal verwaarloosd. Gij weet niet hoe gij met demonen moet omgaan. Gij ziet engelen voor demonen aan, en demonen voor engelen. Veelal is het onderwijs over de strijd tegen de duisternis zoek.
4. En omdat gij veelal de strijd tegen de duisternis hebt verzaakt zijt gij in strijd gevallen tegen uw broeders en zusters, en tegen de natuur. Dat gij in tijden van verwildering vlees hebt gegeten zij zo, maar dat gij nog steeds volop van vlees leeft na uw verlichting is des duivels. Hebt gij dan niet in het Woord des Heeren gelezen dat gij moet leven van het vlees der duivelen ? Waarom slacht gij dan nog steeds uw broeders en zusters af, en de dierlijke creaturen die naar Gods Aard en Gelijkenis zijn geschapen ? Ben Ik dan niet de Goede Herder ? Ziet dan, gij hebt veelal Mijn Woord bespottelijk gemaakt door het vlees van onschuldige lammeren te eten, zonder daarin de werken van het vlees gaandeweg af te leggen. Ben Ik dan een slager der schapen ? Zo zult gij dan ook geen slager der schapen behoren te zijn. Gij bent geschapen om een slager der duisternis te zijn. Stopt dan uw broeders en zusters op het altaar te slachten, maar leg uzelf op het altaar. Stop dan met het slachten van onschuldige dieren die gij offert aan uw buik, de afgod.
5. Weet dan dat Ik spoedig zal wederkomen tot hen die in deze schandelijkheden door blijven gaan. Beoefent uzelf dan in de strijd tegen de duisternis. Ik zal hen die doorgaan tegen de natuur te strijden in plaats van tegen de duisternis zeker slaan. Weet dan, dat dit een Woord des Heeren is.
6. Gij zult de bokken der duisternis dan bij de horens pakken om hen tot het altaar te slepen, en niet uw broeders en zusters, en niet de onschuldige en hulpeloze dieren om u heen, die door Gods Genade aan u geschonken waren als vrienden, en niet als vijanden. Zij dan wijzen op een diepere realiteit van God, maar gij hebt dit beeld besmeurd en zal daar rekenschap over moeten afleggen.
7. Gij zult dan de bokken der duisternis tot het altaar slepen om hen daarop te slachten. Zo zult gij met Mij deelhebben aan de Maaltijd des Heeren. Gij zult het vlees eten van de koningen der duisternis, en niet de hopelozen en onschuldigen der aarde. Gij hebt in uw verduisterde harten mijn Woord omgedraaid tot een schande.
8. Hoe is het toch in u opgekomen nog steeds te leven van het vlees van onschuldig en hulpeloos vee ? Zoudt gij hen niet beter hoeden, zoals zij over uw zielen hoeden ? Maar ziet, gij hebt hen afgeslacht en geofferd aan de lusten der buik, die in duisternis leven, en hierdoor leeft gij nog steeds onder de vloek. Nooit zal er vrede in uw harten dalen als gij niet in vrede zult leven met uw medeschepselen. Gij dan leeft in valse vrede, die komt van de anti-christ.
9. Gij dan zult de kippen der duisternis tot het altaar slepen om hen te offeren, maar gij zult de kippen van de aarde, die de Heere tot uw naaste mede-schepselen heeft aangesteld, niet aanraken. Gij zult de kippen der duisternis slachten en hun vlees eten, en niet het vlees van onschuldige en hulpeloze kippen om u heen. Hoe ver zijt gij dan gedaald ?
10. Maar Ik ken uw harten. Gij volgt thans valse leringen over Mij. Valse dienstknechten en hen die misleid zijn hebben verteld dat gij dient te leven door Mijn sterven. Maar ziet dan, gij zult alleen leven door Mij in Mijn voetstappen te volgen. Mijn Bloed stroomt door een ieder die Mij volgt. Mijn Bloed stroomt door een ieder wiens bloed heeft gestroomd door in Mijn voetstappen te treden.
11. Omdat gij blijft geloven in een offer dat voor u gebracht moet worden in plaats van zelf een offer te zijn, zo zult gij ook steeds om dit offer vragen en vanuit dit offer leven. Ik ben alleen gekomen om u tot een voorbeeld te zijn. Gij die blijft leven vanuit bloed-offers zult ook daardoor ten gronde gaan. De Heere duldt het niet op zo'n manier bespot te worden. Hierdoor blijft gij ook onschuldig vlees eten, omdat gij leeft vanuit de gedachte dat iemand voor u moest sterven. Gij zult niet leven door een leven te nemen, maar gij zult leven door leven te geven. Zo Ik dan Mijn leven gegeven hebt, zo zult gij ook uw leven behoren te geven. Stel uzelven dan op als offers Gode welgevallig, en niet elkaar. Blijft dan niet leven vanuit duistere bloed-afgoderijen, maar weest dan rein. Gaat dan de strijd aan tegen de duisternis en laat geen onschuldig bloed vloeien. Gij hebt een strijd te voeren in de hemelse gewesten, opdat gij niet meegesleurd worde met de onreine en afgodische stroom. Voert gij strijd, eet dan geen onschuldig vlees. Zet uw leven in voor elkaar, maar neemt elkanders leven niet weg. Gij bent geschapen om strijd te voeren voor uw mede-schepselen en niet tegen uw mede-schepselen. Weet dan wie uw vijand is.
12. Gij zult dan uw tempelen in het heilige opstellen, niet om onschuldig vlees te offeren, maar het vlees der duisternis dat in de geestelijke gewesten vertoefd. Zo zult gij uw zielen behouden en niet ten schande en schaamte worden gezet op de Dag dat Ik wederkome.
13. Weet thans dat dit Woorden van Mij zijn, opdat gij uw zielen zuivert. Zij die niet met deze woorden rekenen : Met hen zal niet gerekend worden.
14. Zo zult gij dan uw handen van onschuldige koeien, varkens en schapen afhalen, ja, ook van paarden, want hen die zulke dingen bedrijven hebben veel bloed aan hun handen. Voert strijd tegen de koeien en stieren van de duisternis die op uw ziel loeren, en niet de koeien en stieren die de Heere in vrede op de aarde heeft geschapen. Zij doen u geen kwaad. Doe dan ook hen geen kwaad. Zij die dat wel doen doen tevens kwaad aan de Heere, en de Heere zal zulken voorzeker kwaad doen. De Heere Heere laat dan niet met Zich spotten. Laat dan uw vissersboten uit de tijden van verwildering achter u, om vissers van mensen te worden. Leert dan van de Heere wat het is om de vissen der duisternis te eten. Houdt dan op om op elkaar te jagen en op de onschuldigen, maar jaagt op de geesten die in duisternis leven, zij die op uw zielen loeren. Zo zult gij rein worden van bloed, en zal de Heere u voor onschuldig houden. Maar zo niet, dan staat u een Dag van Aanklacht te wachten, waarin de Heere u van uw hoge troon zal neerhalen. Zo spreekt Jezus Christus. Neemt daarom deze woorden ter harte, geliefden, en overpeinst dezen, opdat de Heere Zijn toorn zal wegnemen, en u van de vloek bevrijde. Zondert u dan af van hen die kwaad doen, opdat zij u niet meesleuren in het verderf. De Dag des Heeren is aanstaande. Vreest Hem en looft Hem, om uw harten zuiver te houden, en opdat Hij u behoede.
15. Weest dan verder gastvrij tot hen uit het Oosten, Zuiden, Westen en Noorden, en veracht hun geloofsstelsels niet. De Heere dan spreekt door alle geloven. Hebt dan verder geen deel aan hun afgoderijen. Waakt ervoor dat gij geesten niet beoordeeld op hun naam, maar op hun hart. Gij weet thans welke zonden de Heere het meest verafschuwt : huichelarij en valse vroomheid, hen die zeggen in het licht te leven maar dit niet doen. Zulk een licht is dan de grootste duisternis. Zo zult gij dan voorzichtig zijn in het beoordelen der geesten en bovenal zult gij veel en nauwkeurig toetsen, daar dit een Gebod des Heeren is. Gij zult dan bovenal strijd voeren in het toetsen, opdat gij geen onschuldige der geesten zult bezeren. Gij zult met de geesten worstelen zoals Jakob met de Heere worstelde in Pniel. Zo zult gij uw wapenen verre houden van enige smet.
16. Zo zult gij dan de bokken der duisternis naar het altaar dragen, en gij zult hen de strot doorsnijden, hetgeen een gebod des Heeren is. Zo zult gij hun ingewanden eruit snijden en op een apart altaar leggen, opdat zij de heiligen niet meer zullen verslinden. Zo zult gij tijden van verlichting brengen tot het volk des Heeren. Zo zult gij ook de kippen der duisternis naar het altaar dragen en ook hen zult gij de strot doorsnijden en hun vleugelen zult gij afsnijden, opdat zij de gelovigen niet meer zullen aanvliegen. Gij zult dan hun poten breken, opdat gij de wil des Heeren zult doen, en zijn paden zult kunnen bewandelen. Het vlees der koningen onder hen zult gij eten, daar de Heere u dat heeft opgedragen. Zo zult gij dit gedenken door symbolen, wanneer gij samenkomt. Op de elfde dag van elke maand zult gij gedenken dat de Heere tot u sprak dat gij van het vlees der demonen zult eten. Op deze dag zult gij niet alleen het vlees van de koningen der duisternis eten, maar ook van hun dienaren in de hemelse gewesten. Op deze dag zult gij het vlees braden van al de demonen die gij die dag tot het altaar zal dragen. Weet dan dat dit een gebod des Heeren is. Zo zult gij dan afrekenen met het eten van onschuldig vlees en het vlees van uw broeders en zusters. Zo zal dan de elfde dag van elke maand een dag zijn tot herdenking van die vrijheid. Want de Heere zal Zijn volk vrijzetten, waartoe ook de dieren behoren die naar Zijn aard en gelijkenis zijn geschapen. Voor hen dan is het koninkrijk der hemelen weggelegd, en hen zal een mond gegeven worden. Hen die tegen hen blijven zondigen : Hun monden zullen van hen worden weggenomen. Zo zal er dan een Dag van Gerechtigheid zijn.
17. In de maand augustus zult gij dan geen enkel vlees eten, want ziet, in die maand is al het vlees onrein. Gij zult in die maand niet het vlees der koningen noch dat van hun slaven en vrijen eten, noch van de groten, noch van de kleinen, daar het eten van alle vlees in die maand de Heere tot een gruwel is. Zij dan die deze dingen in Ere houden : Ik zal aan hen verschijnen. Ziet dan toe, en waakt, want gij kent noch de dag, noch het uur.
18. Op de dertiende dag van elke maand zult gij de runderen der duisternis tot het altaar des Heeren brengen en hen daar doorsteken met de speer des Heeren. Gij zult op die dag geen andere soort demonen voor het altaar des Heeren brengen. Aan het einde van deze heilige dag zult gij hen allen onthoofden. Tevens is de dertiende dag van de maand de bevrijdingsdag van de runderen die de Heere tot vrede op de aarde heeft gesteld als uw mede-schepselen. Laat dan geen onschuldig bloed meer vloeien.
19. Op de achtste dag van elke maand zult gij van alle demonen der duisternis die gij die dag tot het altaar draagt de nieren blootleggen, opdat het kompas des Heeren vrijkomt. Aan het einde van deze dag zult gij jagen op de wilde varkens der duisternis en gij zult hen tot het altaar des Heeren dragen, en hun huiden geheel wegsnijden. Dit dan is een gebod des Heeren. Tevens is de achtste dag aangesteld als een dag van bevrijding voor alle varkens der aarde die de Heere geschapen heeft. Gedenkt dan de varkens op deze dag. Heiligt dan deze dag, en zegent deze in de Naam des Heeren.
20. Gij zult u vanaf nu dan ook niet meer in onschuldig bloed wassen, maar in het bloed der duisternis, opdat gij ingaat in de heerlijkheid des Heeren. Zij die zich in onschuldig bloed wassen en zich in onschuldig vlees verlustigen zijn niet des Heeren. Draag voortaan dan ook altijd het slachtmes met uw geestelijke wapenrusting, opdat gij u niet in uw doel vergisse.
21. Weest daarom overvloedig in het aanrichten van bloedbaden in het rijk der duisternis, opdat uw hart zich niet richt op het laten vloeien van onschuldig bloed. Verlustig u in de Heere en zijn strijd, opdat gij u niet in verkeerde dingen verlustigt. Verlustig u echter niet in de strijd des vlezes, maar vreest de Heere, want vreselijk is het te vallen in de Handen van de Levende God.
22. De tempel des Heeren is dus een plaats der soldaten en geen plaats van duistere priesters die onschuldigen ombrengen. Tegen zulke priesters richt zich het Woord des Heeren. Weest daarom een ware soldaat des Heeren, en houdt uw wapens rein door het rijk der duisternis te bestrijden. Oefent u hierin, want de Heere heeft u vele voorschriften gegeven. Zo luidt het Woord van Jezus Christus. Ook profeten zullen dan uitgaan in de velden van de hemelse gewesten om daar te jagen, om later door de jacht en door zuiver te offeren zuivere woorden des Heeren te verkrijgen, want de Heere Heere spreekt door de jacht. Laten zij dan die jagen heilig zijn, opdat de Heere hen zal heiligen. Zij die vuil zijn worden vuiler. Reinigt u daarom door geestelijke oorlog te voeren en de heilige jacht. Zo zult gij Mij, Christus Jezus, volgen, ja, tot in Mijn Legerstede. Aan zulken zal Ik Mijzelf openbaren.
23. Zo zal de tempel een wapenplaats zijn, en gij zult de valse priesters uit uw midden wegdoen. Zij die niet strijden leven veelal van onschuldig bloed. Ook hen zult gij uit uw midden wegdoen.
24. Ik zal u duidelijke voorschriften geven omtrend Mijn tempel. Ook zult gij Mijn Heilige Speer dragen en leren pijl en boog te hanteren. Zo zult gij uw dagen zuiveren en zuiver houden. Gij zult onschuldige geesten vrijlaten en uw kooien zuiver houden. Gij zult niet boven de maat straffen, en gij zult allereerst uzelf straffen. Toets dan veeleer in plaats van te tuchtigen, opdat gij geen deel hebt aan de tafel der valse rechters. Ook zult gij valkuilen maken en valstrikken leggen om demonen uit te schakelen. Spreid dan uw netten uit en doet de werken des Heeren. Haalt dan grote oogsten binnen, want de dagen zijn kort. Denkt aan de tijden dat gij niet zult kunnen jagen en strijden. Zo zult gij dan op de vierentwintigste dag van elke maand brandoffers brengen. Gij kunt dit ook op de andere dagen doen, maar de vierentwintigste dag is hier speciaal voor aangesteld. Deze dag zult gij niet jagen. Ook zult gij in de maand september niet jagen. Gij zult deze maand gebruiken om de tempel uit te bouwen, en gij zult diensten doen in de tempel. De maand oktober zult gij dubbel jagen, daar dit de maand van de jacht is. Ook profeten zullen deze maand uit hun schuilplaatsen komen om te gaan jagen. In de maand november zult gij veel tijd besteden aan het uitbreiden van uw wapens, daar het de maand der wapens is. Verder bent gij vrij in het doen en laten, daar gij geleid wordt door de Geest, die de Geest der vrijheid is.
25. Wat Ik tegen u heb, geliefde Gemeente, is dat gij engelen volgt die niet gekruisigd zijn. Leert dan de kruizen der engelen kennen, want zij zijn gekruisigd zoals Ik. Leert dan ook de maaltijden van Christus kennen, zo is er niet alleen een avondmaal, maar ook een ochtendmaal, een middagmaal des Heeren, een nachtmaal des Heeren, en de verschillende jachtmalen van Christus, spreekt Jezus Christus. Leert hen dan allen kennen, en zo ook de feestmalen van Mij, van Christus Jezus. Zij die overwinnen zullen aan deze maaltijden deelhebben. Ja, zij zullen het vlees eten van de welgeplaatste koningen der duisternis, van hun prinsen en prinsessen, ja, van hun vrijen en slaven. Zo zullen aldus de maaltijden des Heeren zijn tot allen die het beest en zijn valse profeet hebben overwonnen.
26. Wordt dan wederomgeboren door het bloed dat gij in de hemelse gewesten onder de vijand aanricht, en niet door het bloed der onschuldigen. Gij moet uzelf reinigen, gemeente. Gaat dan niet door met het beliegen en bespotten van elkaar. Zij die dit doen volgen een valse Christus. Wie dan een leugenaar of spotter wil zijn : Weest deze dingen in de Heere, opdat de Heere u kleine genade zal geven op de Dag des Oordeels. Leert dan de tranen van de Heere kennen, opdat gij een veel hogere weg zult bewandelen. Leert dan ook zijn boog kennen. Ja, laten uw vingers beoefend zijn in de strijd.
27. Gij zijt dan allen op weg naar het bloedend hart van Christus Jezus, naar zijn bloedende long en zijn bloedende lever. Hebt dan deel aan Mijn geheimenissen en leef. Alleen zij die Mijn spotkleed hebben gedragen zullen hieraan deelhebben. Zoals uw Heer eens gekruisigd werd, zo zult ook gij gekruisigd worden om in te gaan. Ik ben u tot een voorbeeld geweest. Meng daarom uw bloed met Mijn Bloed, uw tranen met Mijn tranen, opdat wij elkaar zullen versterken. Leef dan niet meer van onschuldig bloed, maar schenkt uw bloed tot vermenging, en leef. Dit is dan genade dat gij aan zulke goddelijke dingen deel zult hebben. Zo zult gij dan eerst van uw eigen bloed drinken, voordat gij van enig bloed drinkt. Vermengd dan uw bloed met het bloed der profeten en gij zult zalig zijn en een deel zijn in hun gemeenschap. Zo zult gij recht doen aan de profeten en de heiligen. Want door het bloed zult gij aan elkaar verbonden worden, met banden die niemand breekt. Zo zult gij dan allen de Heere kennen zoals Hij is.
28. Wordt dan wederomgeboren in de strijd en jacht des Heeren, opdat gij niet aan een andere strijd ten prooi zal vallen. De Heere rekent niet met de bloeddrinkers van onschuldig bloed. Zij zullen ten schande worden gezet op de Dag des Oordeels. Ja, tegen zulken strijdt de Heere. De Heere is tegen hen die vlees eten van onschuldig vlees, en zal hun vlees eten. Ja, vreselijk is het om in de Verslindende Handen des Heeren te vallen, want de Heere Heere is een verterend vuur dat merg en ziel scheidt. De Heere veracht de strijdwagens van hen die op onschuldig bloed loeren. Ja, de Heere zal hun bloed drinken. Zo zult gij dan zuiver voor de Heer staan.
29. Zo zult gij dan ook niet meer onschuldigen verdrinken, maar gij zult het rijk der duisternis verdrinken door de wapens die de Heere u zal geven. Ja, wanneer gij uw hand beweegt zullen zeeen zich verplaatsen, en gij zult zeggen : 'Heft uzelf van hier op, en valt over de vijand,' en ziet, zij zullen aan u gehoorzamen. Want het is de Heere die heeft gesproken, en het is de Heere die kracht heeft gegeven. Maar velen zullen ten dien dage tot de Heere komen, en zij zullen zeggen : 'Heere, hebben wij niet in uw naam grote dingen gedaan ?' Maar de Heere zal tegen hen zeggen : 'Wijkt van Mij, gij boosdoeners, want gij hebt onschuldig bloed vergoten, en gij hebt uzelf ten goede gedaan aan onschuldig vlees dat gij hebt laten verdrinken.' En het geweeklaag van vele stammen zal groot zijn.
30. Gij dan zult wederomgeboren worden door het kruisigen van uw vlees, want velen die zeggen wederomgeboren te zijn, zijn wederomgeboren in onschuldig bloed, en hen wacht het oordeel. Ziet dan, de Jager staat aan de poorten van uw huis, om weldra uw huizen te doorzoeken. De Heere zal recht doen aan groten en kleinen, aan vrijen en slaven, die deze woorden bewaren. Houdt dan goede moed, want de Heere strijdt voor u, zegt Jezus Christus. En Zijn strijdwagens zijn talrijk, scherp om onschuldig bloed van het bloed der duisternis te scheiden. De Heere dan scheide bloed en ziel, ja, merg en gebeente. De Heere Heere zij u genadig.
31. Zo zult gij dan deze woorden bewaren en opgroeien in de strijd des Heeren, opdat gij niet aan andere lusten ten prooie zult vallen. Hebt elkaar dan lief, en strijdt voor elkaar als ware soldaten des Heeren. Draagt elkanders kruis, en kent elkaars tranen, want zulken zullen de liefde volmaken. Weest dan ten allen tijde de mindere broeder en de mindere zuster, opdat gij het geheim van de hogere liefde des Heeren zult kennen. Want ziet, gij dan zijt allen geschapen om van liefde tot liefde te gaan, totdat gij de hogere weg zult vervullen. Heeft de Heere u dan gemaakt om elkaar te beoordelen en te bespotten ? Neemt dan uw wapens op, en strijdt voor elkaar. Spreekt waarheid binnen uw poorten, maar weest listig en behoedzaam buiten de poorten, opdat gij niet ten prooie zult vallen aan de wilde dieren. Werpt geen paarlen voor de zwijnen, maar bestrijdt de geesten der duisternis met de scherptes van mes en pijl. De Heere bewapent u en kome spoedig. Mijdt hen die geen wapens dragen, maar leert elkander over de verschillende wapens. Zo zult gij uw zielen van smet bewaren. Mijdt ook hen die geen wonden dragen, maar kom tot de wonden des Heeren, opdat gij de wonden der duisternis niet zult genezen. Want velen zijn het spoor bijster geraakt door de wonden der duisternis te genezen.
32. Vat dan liefde voor elkaar, en behoedt elkaar, opdat de Heere tot u zal spreken, en gij niet zult afdwalen. Sommigen onder u hebben echter het spreken des Heeren en de tucht veracht. Na enkele vermaningen zult gij het stof van uw voeten afvegen en verder gaan. Weest echter niet hoogmoedig. Wie meent te staan, ziet toe dat hij niet valle.
33. Zo zult gij de gaven en wapenen der wedergeboorte rijkelijk ontvangen, wanneer gij in Mij blijft. Gij moet wederomgeboren worden in het bloed der vijand, en niet door het bloed der onschuldigen. Gij zult geen onschuldig vlees aanraken, noch dit eten, want zo zult gij uw gave opgetekend in Mijn Getuigenis verliezen. Blijft in Mij, en doopt uzelf niet meer in onschuldig bloed, maar doopt uzelf in de bloedbaden der duisternis. Hierin zult gij u wassen, en voor Mijn aangezicht vrijgezet worden. Zo zult gij de gaven en wapenen van deze doop kennen, wanneer gij in Mij blijft. En zo zult gij uzelf dopen in de bloedbaden van de varkens der duisternis, en niet in het bloed van onschuldige varkens op de aarde, die door de Heere geschapen zijn om uw zielen te behoeden. En zo zult gij uzelf dopen in de bloedbaden van de kippen der duisternis, en niet in het bloed van onschuldige kippen, die de Heere op de aarde geschapen heeft tot uw naaste mede-schepselen. Spot dan niet met de werken des Heeren, oh volk.
34. Zo zult gij het slachtmes des Heeren hoog houden op de heilige berg, en gij zult in de velden onder uw vijand bloedbaden aanrichten, waarin geen onschuldig bloed gemengd zal worden. Zij die onschuldig bloed vergieten zullen uit de tempel verbannen worden. Ja, de Heere zal hen vinden, al die priesters van onschuldig bloedvergiet. Hij zal hun schuilplaatsen slaan, en hen gebonden uitvoeren. Zo zal er dan een einde komen aan het binden van onschuldig vlees.
35. Oefent dan veelvuldig met de wapenen die de Heere u gegeven heeft, opdat gij niet ten prooie zult vallen aan de krijgsleer der wereld. En wanneer gij strijdt, draagt de doornenkronen des Heeren als uw helm, en het spotkleed des Heeren als uw pantser. Leert dan ook de doornenkronen en spotkleden der engelen kennen, want velen onder u volgen valse engelen die deze dingen niet dragen.
36. Zo kennen dan hen die de doornenkroon en het spotkleed dragen vele geheime wapenen. Zij dragen de slachtspeer des Heeren om onschuldig bloed en vlees te beschermen.
37. Zo zijn er dan aan de slachtspeer des Heeren vele geheime gaven verbonden. Ja, zij draagt de sleutelen tot de boogschutters des Heeren. Zij dan brengen voort vele slachtvuren des Heeren om hen van onschuldig vlees en bloed te beschermen. Ja, een schuilplaats des Heeren is zij, een hoge toren van het verbond van Mijn Getuigenis, spreekt Jezus Christus.
38. Ja, de slachtspeer des Heeren voert de boogschutters aan, en zij is de heerseres over de beminden des Heeren. Ja, de minares des Heeren is zij. Zij komt altijd van hoog om de boogschutters aan te voeren, om vele slachtvuren van hen uit te doen gaan. Zij zet de velden in een vlam, en neemt haar prooi tot de Heere. Zij die de slachtspeer dragen zijn heilig. Zij kennen de woorden des Heeren als een geheim vuur. Zij worden wederomgeboren op de slachtvelden des Heeren, en zij kennen al Zijn schuilplaatsen, waar onschuldig bloed en vlees vertoeft.
39. Zo zijn er dan vele slachtpijlen in de hand des Heeren, die allen naar Zijn stem horen. Hij is de Goede Herder en de Goede Jager, en niemand zal hen uit Zijn hand roven. Hij is Hem die bindt, terwijl niemand losmaakt, en die losmaakt, terwijl niemand bindt. De speerwerpers des Heeren zijn allen in Zijn hand. Hij kent ze allen bij name, en naar Zijn stem horen zij. Zij brengen voort de geheimenissen des Heeren, en zij behoeden de profeten. Vertaal het Woord des Heeren daarom niet voor Zijn tijd, doet niet af en voegt niet toe. De profeten des Heeren zijn talrijk, maar apostelen vindt men weinig. Zo heeft de Heere dan een wacht aangesteld om de duistere geesten der apostelen na te jagen. Deze duistere geesten worden door hem geleid tot het slachthuis des Heeren, want zij hebben het Woord vertaald voor Zijn tijd, en zij hebben aan de profeten afgedaan. Zo zult ook gij de schapen der duisternis tot het altaar leiden. Ook zult gij de bokken der duisternis niet voor het altaar sparen. Want zij die zulke dingen bedrijven zullen ten prooie vallen aan de profeten des Heeren. Spaart dan de duisternis niet, want zo zullen de zonden in stand gehouden worden. De Heere rekent niet met hen die zulke gruwelen verrichten.
40. Zo zult gij dan zijn : reine slagers des Heeren. Gij zult de zonde niet sparen, en gij zult het Woord niet voor Zijn tijd vertalen. De speerwerpers der wedergeboorte zijn talrijk. Wakkert dan uw wapenen aan, opdat gij niet door een poel van zonde in het verderf wordt gesleurd. Zij dan die wapens hebben en die niet gebruiken zullen door deze wapens ook ten gronde gaan. Zij dan die wapens dragen en deze niet verder verfijnen zullen door deze wapens ook ten gronde gaan. Zo zult gij u dan onderwerpen aan uw krijgsheer. Want gij zijt allen slagers, maar alleen hen die slagers zijn in de Heere en zich hebben onderworpen aan hun krijgsheer zullen binnengaan. De slachtingen des Heeren dan zijn groot, maar ziet, zij die zich tegen Hem verzetten zullen door deze slachtingen ook ten onder gaan.
41. Zo heeft de Heere dan in zijn gemeente gezet : slagers, jagers, profeten, herders en soldaten, maar meer nog : speerwerpers en mesvechters. Laat hen u dan leiden tot wedergeboorte en doop, opdat uw harten één zijn met de Heere, en gij in Hem blijft.
42. Wat Ik tegen u heb, gemeente van Amerika, is dat gij u tegoed hebt gedaan aan rijkdom. Ziet dan, gij zijt trots en hoogmoedig. Maar gij hebt enkelen onder u die de woorden des Heeren hebben bewaard. Ziet dan, Ik kom spoedig, en als Ik u zal vinden in zonde, dan zal Ik u slaan. Gij hebt de tucht veracht, maar gij hebt enkelen onder u die tucht hebben gebracht, en gij hebt hen vermoord. Ziet dan, er is bloed aan uw vingers, en Ik heb het geroken. Ik reken u tot hen die stank brengen in Mijn schepping, en Ik zal u spoedig van de aardbodem wegvagen wanneer gij u niet bekeerd, spreekt Jezus Christus. Oh, spoed dan tot de tijd van genade, zegt Jezus Christus, opdat gij verademing zult vinden voor uw volk. Ik heb u lief, omdat er onder u zijn die de minsten wilden zijn, en dit heeft hen grote rijkdom gebracht. Ik zal deze rijkdom niet verafschuwen. Zij dragen een sieraad niet van deze wereld, en Ik zal hen snel opstellen tot leiders van een nieuw geslacht. Maar wat Ik tegen u heb is dat gij onschuldig bloed laat schreien tot Mij, en Ik heb hun stemmen gehoord, en zal hen vrijzetten op de dag daartoe gesteld. Want ziet, Amerika, er is een Dag waarop de Heere Zich richt tegen alles wat onschuldig bloed heeft vergoten. Ziet dan, de Heere zal een slachting aanrichten, en het geweeklaag zal groot zijn. Tot Mijn poorten zal uw stank oprijzen, en Ik zal niet helpen, omdat gij tegen de Heere gezondigd hebt. Ja, tot een bespotting hebt gij Mij gemaakt, daar gij Mijn spotkleed was. Ja, spoedig zal Ik wederkomen om recht te doen aan onschuldig vlees en bloed, en om Mijn mes tot scheiding aan te voeren. Gij hebt u versierd met het bloed van onschuldigen, spreekt Jezus Christus. Gij hebt u versierd met dat wat geen sieraad is, en gij hebt Mijn schepping gedwongen in u te doen geloven. Gij hebt u opgesteld als Christus, maar ziet, gij waart een valse. Daarom het loon hierop zal u tegenspreken. Ik zal enkelen nemen om uw land te herbouwen, maar ziet, gij zult zelf niet tot het beloofde land ingaan. En dan zult gij wenen en hopeloos verloren zijn wanneer gij hen van honing ziet eten, en gij zelf buitengesloten zijt.
43. En tot Duitsland spreekt de Heere : Oh, verachtelijke natie, oh hoogmoedig geslacht, levende van zoveel onschuldig bloed. Ik heb uw stem gehoord, maar zal niet naar uw stem luisteren, oh gij van de vliegende slang. Ik zal de speerwerpers uit uw handen nemen, en Ik zal het roest der aarde u laten tegenspreken. Keer om, oh natie, bekeer u van uw slechte daden, en gaat niet voort verrukt te zijn over uw onrecht. De Heere zal onder de bokken der duisternis slachting aanbrengen, en gij zult zelf niet ingaan in het land van melk en honing. Gij zult diep en innig weeklagen wanneer gij bemerkt dat gij buitengesloten zijt. Toch heeft de Heere enkelen onder u gespaard, en Hij zal hen sparen op de Dag des Oordeels die gaat komen. Ik kom spoedig. Laat Ik dan geloof en liefde onder u vinden, of u zult ten gronde gaan onder Mijn roede en speer.
44. En tot Frankrijk spreekt de Heere : Uw speerwerpers zijn verrot. Eeuwen van onschuldig bloedvergiet schreien tot Mij, en nog steeds bekeert gij u niet van uw boze werken. Gaat dan niet voort op uw paden, want Ik kom spoedig om uw kandelaar weg te nemen. Dan zal duisternis uw land vervullen, en gij zult niet meer kunnen bovenkomen.
45. Tot Nederland spreekt de Heere : Verachtelijke natie der zotten. Eeuwen van onschuldig bloedvergiet schreien tot Mij, en gij bekeert uzelven niet, oh koppig volk. Gij hebt uw monden wijd opengetrokken om tegen de allerhoogste te spreken, maar ziet, Ik zal deze monden slaan. Ja, gebonden op strijdwagens zal Ik u wegvoeren, indien gij niet voor de armen en onschuldigen opkomt. Gij hebt de vreemdeling ten schande gezet, en gij bent zelf op zijn tronen gaan zitten.
46. Tot Belgie spreekt de Heere : Gij trotse natie zonder helden. Ik heb verderf in uw binnenste gebracht, en gij dacht dat de tegenstander u aanklaagde. Ziet, gij bent zelf een tegenstander. Toch heb Ik u ook troost gebracht, omdat er enkelen onder u waren die hun harten rein en zuiver hebben bewaard. Ja, zij hebben de Heere bemind. De Heere zal daarom grote delen van uw land sparen.
47. Zo heeft dan elke bediening zijn eigen wedergeboorten, en zo ook elke gave en elk wapen. Volg daarom uw krijgsheer die de Heere boven u heeft aangesteld. Doet dan naarstig onderzoek in de geschriften des Heeren en bewaar Zijn Woorden als ware het uw kinderen. En gij zult niet meer rijden op onschuldig vlees en bloed, maar gij zult rijden op het bloed der duisternis. Ja, de Heere zal u noemen : bokkerijders. En gij zult de vijand van vlees ontdoen en het bloed zal zich tegen u richten, maar gij zult erop rijden, omdat dit een gebod des Heeren is. Zo zult gij de natien in de hemelse gewesten aan Mij onderwerpen, en zij zullen krachteloos zijn. Zo heeft dan ook elke bediening, elke gave en elk wapen zijn eigen dopen. Streeft dan naar de hoogsten onder hen. Blink dan uit in strijdvaardigheid en in virtuositeit, en wees hierin de beste, ja, de kampioen. Want de Heere kent alleen kampioenen in Zijn werken. En als gij dan kampioen wilt zijn, weest kampioen in het zijn van de minste, en in het dragen van Zijn kruis. Zo zult gij uw zielen behouden, en zult gij de sieraden dragen niet van deze aarde. Want wilt gij sieren, sier in het zijn van de minste, en in het dragen van het kruis. Zo zult gij dragen een zaligheid en een wedergeboorte niet van deze aarde. Sier u dan niet met onschuldig bloed, maar met het bloed van koningen en raadsheren der duisternis, met hun beenderen, ja, met het vlees van de bokken der duisternis. Wanneer gij wilt sieren, siert in de Heere, opdat Hij u kleine genade geve op de Dag tegen al wat hoog is. Vernedert u dan voor de Heere, opdat Hij u niet hoeve te breken. Weest ledig voor de Heere, opdat Hij u niet hoeve te doen barsten.
48. Wanneer speerwerpers u hebben omsingeld : De Heere zal u uitleiden, u die Zijn Wil doet. De Heere zal u laten springen over muren, en u stenen laten breken, wanneer gij in Hem blijft. Maar zij die niet in Hem blijven vallen van hoge muren. Zij gaan krachtig voort, maar worden steeds zwakker, daar de Heere hen van binnen geslagen heeft. Zij vallen ten prooi aan vreemde krachten, en de Heere biedt hen geen bescherming. Nu niet, en niet in alle eeuwigheden. Want de Heere heeft hen verworpen, en de Heere heeft besloten aan hen geen aandacht te geven. Verdoemden zijn zij, op weg naar het eeuwige graf. Zij zullen alleen rust vinden in vernietiging. Vreest daarom de Heere en kijk naar Hem op, want Hij heeft macht over u. Hij dan behoede de zielen van hen die Hem volgen en die met Hem waken, maar zij die in slaap vallen zijn reeds verloren. Krochten der hel wachten hen op om hun zielen te zuiveren. Tot verslinding zijn zij bereid. Daarom, volk, vreest de Heere en doe Zijn Wil, opdat Hij uw paden recht zal maken en voor struikeling zal behoeden. Maar in het laatste der dagen zullen er velen struikelen, opdat er onder hen zuivering wordt aangebracht.
49. Een krijgsheer is de Heere, uitgaande om vernietiging aan te brengen onder Zijn vijanden. Zij sidderen wanneer de Heere komt, en wanneer de Heere Zijn mes opheft. Alleen zij die de minsten wilden zijn zullen aan Zijn Hand ontkomen, maar de rest is reeds verloren. Verschrikkelijk zijn de oordelen die de Heere zendt, terwijl niemand hen kan stoppen. Daarom : Bekeert u tot de Heere, en doe Zijn werken, opdat Hij uw zielen niet van de aardbodem zal afvegen. De Heere is dichtbij hen die Hem vrezen, hen die sidderen voor Zijn Woord, maar de rest is reeds verloren. Zoekt dan berouw in uw harten opdat gij zult leven.
50. De Heere zal niet afwijzen hen die sidderend en bevend tot Hem komen, maar zij die Hem niet vrezen zijn reeds verloren. Zoek daarom in uw harten of er nog vrees over is, opdat gij niet onder ogen hoeft te komen dat gij reeds verloren zijt wanneer de Heere aan de poorten van uw huis klopt. Dan zal er nog enkel vrees zijn, als de vrees der hel, maar dan zal de Heere u niet aannemen. Vrees daarom de Heere nu, opdat gij niet later met uw vrees verloren zult gaan.
51. En door de wedergeboorte zult gij loskomen van de bloedbanden der duisternis en zult gij de bloedbanden van de Heere ontvangen. Hieraan zal uw eigen vlees zich hervormen. En deze bloedbanden zijn rein en heilig, en zij zullen u leiden tot de bronnen des Heeren. Maar gij zult vele vijanden dienen te verslaan om tot deze bronnen te komen, want alleen aan hen die Hem innig liefhebben zal de Heere Zijn geheime tranen tonen. Zo zult gij dan komen tot de honderdvierenveertig duizend dopen en de duizend dopen, welk een groot geheimenis is. En ziet, gij moet dan zeventig maal zeven maal wederomgeboren worden in het bloed der vijand. Laat dan nimmermeer onschuldig bloed aan uw handen kleven. Maar ziet dan, er zijn thans wolven rondom u, die u van de eenvoudige waarheid kunnen afleiden. Weest daarom op uw hoede. Legers zijn tegen u uitgezonden. Zij kijken door uw ramen en komen door openingen binnen, om uw zielen weg te voeren. Zij zullen u wegvoeren naar een diep woud, waar de Heere niet is. Daarom : weest nuchter en waakzaam, want uw tegenstander rust niet, en zoekt wegen om uw hart te doorzoeken, daar hij weet dat zijn tijd kort is. Houdt daarom stand in het laatste der dagen, en omwikkelt u met de Woorden des Heeren. Zij zullen u leiden en voorthelpen, ja, door stenen muren breken zij heen.
52. Dit dan is Mijn getuigenis dat Ik aan Mijn gemeente in het laatste der dagen schenk. Neemt deze woorden ter harte, en laat u erdoor zuiveren, opdat Ik niet kome om u met de roede te slaan. Mijn staf zal u vertroosting schenken, en Ik zal u leiden naar waterige bronnen, wanneer gij in Mij blijft en Mijn woorden en Mijn getuigenis bewaard. Bewaar dan Mijn getuigenis, want Ik kom spoedig. Laat niemand afnemen wat u heeft. Ziet, Ik zal Mijn speerwerpers om u heen zetten, wanneer gij de woorden van Mijn getuigenis bewaard. Zij zullen u beschermen en leiden. Zij zullen ervoor zorgen dat niemand u zal roven uit Mijn hand. Draag dan Mijn getuigenis tot de Dag dat Ik terugkom, gemeente, en weet dat gij hierdoor de vijand voorzeker zult overwinnen, zoals Ik gesproken heb. Maak dan dit Woord ook tot uw getuigenis, geliefden, en onderwijs elkaar met deze woorden. Gij zult elkaar dan herkennen aan het dragen van de doornenkroon, het spotkleed en Mijn littekenen, spreekt Jezus Christus. Ziet dan, in een duistere nacht zal Ik aan uw poorten kloppen en zalig zullen zij dan zijn die voor Mij opendoen en Mij binnenlaten. Zij dan zullen eten van de Maaltijden des Heeren, ja, aan Zijn tafel zullen zij zitten. Maar zij die niet voor Mij opendoen zullen zelf buitengeworpen zijn. Ik de Heere zal hen vinden, en aan handen en voeten binden, want dezen zijn bestemd tot de buitenste duisternissen, daar waar het geween is en het tandengeknars. Ik zal niet onschuldig houden hen die Mijn Naam hebben verloochend voor de hoge raad.
53. Maar Ik, de Heere, zie de harten aan, en luister niet naar de woorden van de mond, maar de woorden van het hart. Zo zullen dan woorden geen betekenis meer hebben, daar zij wegbranden in het slachtvuur des Heeren. Zo zullen alleen hen die een hart hebben Gode welbevallig kunnen spreken. De Heere zal hiervoor de harten naarstig toetsen, want een toetser is de Heere. En zij die hem volgen zijn daarom toetsers. Zij die niet toetsen behoren de Heere niet toe. Zij behoren tot de zwalkende profeten die rondgaan om op onschuldig bloed te loeren. Weest echter voorzichtig in het vertalen. Vertaalt het Woord des Heeren en Zijn getuigenis niet voor Zijn tijd. Dit is de Waarschuwing des Heeren. Maar zij allen die Mij volgen, Christus Jezus, zullen niet ten prooie vallen, want Ik ben het die hen leid. Haal dan het onschuldig vlees uit uw monden, en eet het vlees der duisternis wat de Heere aan Zijn jongen geeft, opdat gij zult kunnen spreken op de Dag des Oordeels en niet zonder woorden uw hart verloren zult zien gaan. De Heere voedt Zijn kinderen met het vlees der vijand. Wordt gij echter gevoed met onschuldig bloed, dan mag u u afvragen of gij wel een kind des Heeren bent.
54. De Heere neemt echter kinderen aan, want zij die Hem willen volgen en naarstig aan Zijn poorten kloppen, voor hen zal Hij zeker opendoen, en hen aannemen als kinderen. Onderzoekt daarom Zijn woord naarstig, en strijdt indringend om in te kunnen gaan. Velen heeft Hij de macht gegeven om kinderen Gods te worden, maar slechts weinigen zullen door het smalle gat ingaan. Weest daarom snel in het toetsen en langzaam om te vertalen, dat gij niet afdoet aan het profetische woord. Want ziet, alle profetie is het getuigenis van Christus, spreekt Christus Jezus. En gij zult u aan Mijn Getuigenis warmen als aan een vuur tot u gezonden om u te leiden en te beschermen in duisternis en kou. Dit dan is Mijn Liefde. Ik heb u niet als wezen achtergelaten, maar Ik heb de woorden van Mijn Getuigenis tot u gezonden in het laatste der dagen. Nog vele malen zal Ik spreken, om Mijn Getuigenis voor het laatste der dagen te volmaken. Hoort dan naar deze woorden, opdat gij zaligheid vinde voor uw zielen. Ik, de Heere, heb u zeker niet als wezen achtergelaten. Zoek dan naarstig naar Mijn geheimenissen op verborgen plekken. Mijn messenwerpers zullen u bijstaan en beschermen, ja, zij zullen strijd voor u voeren, en gij zult voelen als de warmte van een gezin. Zij zullen ondoordringbare tunnels doorbreken, en zij zullen u voeren tot nieuw land. Zij zullen de snellen der duisternis neerhalen, en u de duisternissen der apostelen laten zien. Weest dan langzaam in het vertalen en langzaam in het doorreizen. Gij zult de lichten die geen lichten zijn doven, want de duisternis des Heeren zal u tot licht zijn. Dan zult gij komen tot de tempel van David, en Ik zal u nieuwe voorschriften geven. En Ik zal David aanstellen tot een licht en een schild, en hij zal u een nieuwe krijgsheer geven, en u onderricht geven in de strijd. En hij zal de geesten der duisternis niet sparen, en ook uw vlees zal hij niet sparen. En gij zult met hem worstelen in Pniel, omdat hij u zal toetsen, en u hem. Zo zal dan David de messenwerpers bijstaan, en u leren wat het is oorlog te voeren in de hemelse gewesten. En David zal u leiden tot een gat in de muur, waar heilige boeken zijn opgesteld. En gij zult deelhebben aan zijn maaltijden in zijn burcht.
55. En Ik zal u meerdere geheimenissen over David tonen, want een groot oorlogsheer is hij in de hemelse gewesten. Zo zet hij dan één blik van zijn ogen de velden in vlam. Zijn messenwerpers zijn onderlegd in het beschermen en bewaken van zijn burcht. Speerwerpers komen voort vanuit zijn mond, en boogschutters staan op zijn muren. Ja, heilige slagers heeft hij in zijn burcht aangesteld om het plan des Heeren te volvoeren. Zij zullen de geesten der duisternis niet sparen. Door bloedbaden zullen zij hun wegen vinden, en de raad des Heeren. Zo zal dan David tronen in het nieuwe Jeruzalem. En zijn troon zal zijn tot in alle eeuwigheden en utmiren. En de slachtspeer zal de poort openen aan het einde van alle eeuwigheden tot de komende Jedad, het nieuwe tijdperk der eeuwigheden. Elke Jedad draagt dan vierhonderdmiljard eeuwigheden in zich. Zo zijn er dan twaalfhonderd en vierenzestig Jedads in elke Johad. Zo zijn er dan vierentwintig Johads. De vierentwintig Johads zijn aangesteld om de tijden des Heeren te volmaken. Zo zal dan in de komende Johad het nieuwe Bethlehem gebouwd worden. Zo zal dan in de Johad daarna het nieuwe Pniel gebouwd worden, en het zal worden tot een grote vlakte. Ook zullen Nazareth herbouwd worden, Getsemane en Golgotha. En de Heere zal de volkeren leren geen onschuldig bloed meer te vergieten. De Heere zal een legermacht opstellen om Zijn werken te doen geschieden.
56. Leert dan van het kruis van David, een oorlogskruis, een rood kruis. Leert dan van het slachtmes van David, voortkomende vanuit dit kruis. Ja, al zijn oorlogsgaven en oorlogswapenen komen voort vanuit dit kruis. Leert hen kennen, en leert hen te hanteren. Vele legers worden hierdoor aangevoerd. Leer deze legers kennen. Zo zult gij dan wedergeboren moeten worden in de velden en de burcht van David. Ook zult gij wederom geboren moeten worden in alle Jedads en Johads, opdat gij zult gaan van behoudenis tot behoudenis. Zo zult gij dan ook de littekenen van David in uw lichamen dragen.
57. Gemeente, gij maakt er vaak nogal een sport van om anderen Jezus te laten aannemen. Geliefden, laat hen de doornenkroon aannemen, en het spotkleed. Weet dan ook dat gij alleen tot Mij kunt komen door David's spotkleed en doornenkroon te dragen, daar hij door Mij gezonden was, evenals de profeten, om de weg te bereiden.
Karazuur
1.
Notenkraker
1. Muizen met symmetrie, zij kwamen onder het roze, het mysterie. Alles was daar zwart en wit, terwijl het grijze koning was. 2. De muizen des hemels, zij staarden daar, waar mystieke ratten de trompet blazen. Oh ja, zij waren des hemels. Engelen waren zij. Zij volgden de duiven en de raven, het voedsel van merels aten zij. 3. Zij brachten hen tot het huis van slaap, waar alles vlam zou vatten. 4. De vlam is om te vernietigen, en niet om eeuwig in stand te houden. 5. De ribbels van de wateren des hemels, als door verbroken spiegels bekeken. 6. De muis dan slaapt niet meer, voor eeuwig ontwaakt in de waarheid, om te gaan slapen in een ander licht. 7. In de vijver ziet de koning goud en zilver. Daar waar het maanlicht haar raakt. Zacht beroert zij de gezichten, en niets doet er meer toe. 8. Alles is altijd toch weer anders, volgen kun je het niet. 9. De wereld is te groot om te bevatten, de ander kennen kunnen we niet. 10. Laten we de moed maar opgeven, want niets doet er meer toe. 11. Waarom moed hebben tot de kroon der ijdelheden, het zal toch vergaan, in het licht van de dag erna. 12. Waarom zouden we nog iets vasthouden, als we het snel weer zullen verliezen. 13. We worden gedreven tot de vlam die zevenvoudig brandt, oplossende in het niets. 14. We kunnen toch niet tegenhouden datgene wat gaat komen. Het maakt niet meer uit, waarom nog drukte maken ? 15. We leren door wijsheid niets te weten. Alles houdt zichzelf in stand. 16. Ketenen kunnen we niet breken. Het is toch altijd anders, het komt toch altijd van een andere kant. 17. Schrik maar als je wil schrikken, de muizenkoning is hier belandt. 18. Hier is altijd alles anders, en de betekenissen verbrandt. 19. Mijn hand kan mijn andere hand niet bereiken. Mijn voet brengt de ander tot struikelen. Ze verstaan elkaar niet.
2.
Esmeralda
1.Gij dan met al uw canons, weet dan dat de pijn u tot stilte brengt. Want voor de Utmiren en de tijden der Geesten Gods waren de tijden van het kruis, de driehoek en de lijn. 2.Gij hebt dan aan persoonscanon gedaan, en aan christuscanon. Deze twee geesten leven als spinnen in uw binnenste om u kaal te vreten. 3.Gij hebt niet willen weten waar uw Christus vandaan kwaamt, daar gij uw tijdscanons had opgesteld. 4.Zeer te betreuren zijt gij, en gij hebt geen beleg op uw brood gehad en geen maaltijd bij de wijn. Gij bent geweest tot onderdrukkers, en onderdrukt werd gij. De Heere schiep u in ballingschap, en heeft u daar verwekt. 5.Gij hebt niet naar uw draken willen luisteren, maar ziet, zij waren de heeren van voor de Utmiren en tijden der geesten.
6.Want het sneeuwwit kwam aan de ramen, en gij hebt haar niet gewild. Ziet, zij was dan de christus van voor de tijden van Utmir, en de tijden der Geesten. 7.En zij leefden allen in de hemelen, daar er nog geen aarde was. Neemt haar dan aan, als gij tot deze wijnen wilt komen, want zij leven daar in de vijfde dermensie, terwijl de aarde van de derde is. Het paradijs nu was van de vierde. 8.Ziet dan waar ge in bent gevallen, en klimt hoger op. Want Gods deuren zijn geopend, om het sneeuwwit in uw harten te laten neerdalen. Neemt haar dan aan, en vraag haar in uw hart, opdat God Zijn kandelaar in u aansteke. 9.Dan zult gij allen wederomgeboren worden door haar geest, en gij zult Esmeralda ontvangen. Zij was dan de Geest Gods tot hen die in de vijfde dermensie woonden. 10.Gij dan zijt aards, en leeft in de derde dermensie, opdat gij haar niet zou ontvangen. Ziet dan van wat voor hoogte gij gevallen zijt, en neem haar wederom aan, allen die afgedwaald zijn. 11.Maar sommigen zijn tot u gekomen, als de engelen des hemels.
12.Gij dan die moeite hebt met het aanvaarden van nieuwe namen : doet dan uw persoonscanons af waarin gij gekooid zijt, en legt de christuscanon af waaraan gij geketent bent, want zoals daar vele geesten zijn voor Gods Troon, zo zijn daar vele christussen. 13.Legt daarom de leugen af, opdat gij uw kinderen niet binde. En sneeuwwit dan was als een voorbeeld gesteld in de tijden voor de Utmir en de Geesten Gods. 14.En alleen in Sneeuwwit zult gij toegang hebben tot deze hemelen, daar zij de geurige kostbaarheden voor Gods Troon zijn. Zij dan zijn de spiegels van God. 15.Alle woord is dan onfeilbaar in symboliek, en in raadsel. Dit dan is een geheimenis des Heeren.
16.Zo hebt gij dan vele christussen nodig om tot het hart des Heeren weder te keren, en om deel te hebben aan zijn symboliek. Zij dan van de christuscanon hebben Hem gebonden en gekruisigd.
3.
de Strozalk
1. Draai nog even om met mij, het wordt krap in de kooi. Laten we naar buiten gaan, of is de moed verdwenen. 2. De muizenkoning raakte ons aan, en nu zijn we vrij. Als konijnen zijn we, in het veld, op zoek naar de kikkerkoning. 3. De strozalk is daar, de landbouwers van Metensia, en hebben de schatten diep in de aarde gevonden. Ja, schatten in aarden vaten zijn zij. 4. Moeders hebben hun kinderen verloren. Ze kijken hen na, maar kunnen niks beginnen. Ze zijn geslagen door het kruis van Marcia. 5. Zelfs tranen kunnen hen niet bereiken, en schreeuwen ketst terug van de ramen. 6. Ik moet zelf stiller worden, de strozalk zit achter mij aan. Zij zijn de soldaten van Metensia. 7. Met de Herman breken zij door de huizen, en laten hun sporen achter, maar zijn niet te volgen. 8. Overal zijn zij, maar kunnen nergens gevonden worden, wanneer zij op strooptocht zijn. 9. In Sarhem vond ik veiligheid, maar ik zie hen nog steeds staan, mij schrik aanjagende. 10. Het is de Vreze des Heeren, waar kunnen we gaan ? 11. Ontsnappen is niet mogelijk, in de kooi zijn wij, en buiten is een andere kooi. Nooit vrij zijn wij. 12. De strozalk is hier, ik kan niet ademen, zelfs niet huilen van de emotie. 13. Wat zullen ze doen, zullen ze me weer slaan ? 14. Rust en vrede vind ik in Sarhem, maar ik zie hen nog steeds staan. 15. Dichtbij me zijn ze. Wat zullen ze met me doen ? Ik heb hen toch niks gedaan ? 16. Tot Sarhem vluchtte ik, maar het is gewoon een andere kooi. 17. Hoeveel kooien hebben ze daar bij de Strozalk ? Wij gaan van kooi tot kooi. 18. Tot Sarhem zijn we gedreven.
4.
Pniel
1. Ik kan niks bewegen, ik kan niks beginnen. De Strozalk heeft me geslagen. Tot Sarhem kan ik vluchten, maar ik droom steeds zo naar. 2. Alles doet pijn, waar moet ik naartoe ? Ik schreeuw en gil maar niemand hoort me. Ik ben dan achter saffier en staal. 3. Nog dieper zullen ze me trekken, totdat dan alles scheurt. En zij zullen allen zeggen : Er is niks gebeurd. 4. Niemand ziet mijn wonden, niemand kent mijn pijn. Niemand ziet de kogel, diep in mij geschoten. 5. Een konijn was het, met een lang geweer, maar niemand had hem ooit gezien, en niemand zag hem ooit weer. 6. Het huis van dokters verstond mij niet, en zo daalde ik in de dood. 6. En de dood zei : Ik ken hem niet, en zo gleed ik nog dieper tot aan de poorten van de hel. 7. Maar in Sarhem kwam ik vrij, en kon ik weer ademhalen. Maar dat konijn woonde hier ook, en de Strozalk, als het kruis van Marcia. 8. Hoelang zal deze nachtmerrie duren, alles traant in mij, tot bevens toe. 9. Achter saffier en staal hebben zij mij gezet, achter drakentralies, diep in een kasteel. 10. Toe, prinses, red mij, red mij van de draak, of moet de draak gered worden van mij ? 11. Ik ben in gevecht met Metensia. Haar kussen branden mij diep, als een eeuwig teken van liefde, voerende mij naar het Sarhem. 12. Wie moet nou wie redden ? De draak redde mij van de prinses. Van de Strozalk zijn zij, worstelende in Pniel, om Jakob diep te breken. Overwin mij, zodat ik kan winnen.
5.
Sleutels van Sarhem
1. Zet mij vrij. In Marcia ben ik vrij. Het leed geleden. Mijn vrucht verloren, maar gezuiverd gevonden. Maar ik ben altijd in het sieraad geweest en het sieraad in mij. 2. De honger brak mij, brak de koek, om tot verzadigens toe te eten. 3. De dorst brak mij, brak de kruik open. Nu heb ik een wapen in Marcia. Als het Tweede Kruis is zij. De honger sloeg mij, om brood des kruises te brengen, als het Tweede Woord. 4. Marcia, door de dood herschiep gij mij. 5. Leer mij dan uw symmetrieen kennen, als sleutels tot de poorten van Sarhem. 6. Marcia, tot in de dood getrouw.
6.
Het Tweede Woord vleesgeworden
1. Blind als wilden, bewegingen te snel, sieraden honderdvoudig geweven, nu is het steen, en brandt als de hel. 2. Morgenoorlogen, zachte stralen in de vijvers, lofgedichten, zure wijnen, Golgotha echoot na, maar zal in de dag verdwijnen. 3.De honger roept je na. Tot het avondmaal ging je. In Spricht dan je laatste vakantie, waar de bommen vielen. Je kon nergens heen. 4.In de avond komt het voertuig van het tweede kruis. Sla de blaad'ren van het boek eens om, want letters vliegen om je heen. Een koude hand zette je vrij, de Herman in de vroege lente. Geen boeken meer, niets wat nog benauwd, de kou is in het hoofd geslagen. 5.Ik herinner niets meer van die dag, dat Marcia mij meenam. Tot Sarhem bracht zij mij, waar lijnen tezamen komen, waar driehoeken elkaar verstaan, en oprijzen tot een koningswoning. 6.Tot Sarhem bracht zij mij, en het Tweede Woord werd vlees in mij.
Het vergeten
7.De dieptes spuiten echoos, maar zij zijn niet te verstaan. Er zijn hier vijvers van tranen, en denk eens aan de oceaan. Zij zijn dol op wilde taal. 8.Zo kunnen zij vergeten, en de hoge orde zien. Het Tweede Woord is vlees geworden, als muren van een koningshuis, waar driehoeken elkaar vinden, en lijnen scheiding brengen voor een tijd. Zij laten de tranen stromen, uit hoge broeken stromen zij. 9.De ketel is op tijd gekomen, zij hebben het niet verstaan, en daarom stromen zij, reizen zij, naar de andere kant van het verhaal. De spreeuwen komen als oorlog, de kou is in het hoofd geslagen. Ik herinner niets meer, van die mooie dag. 10.Toe, breng mij nog wat wijn van zwijm, en leidt mij tot de morgen, om in de uilentraan te ontwaken, en bij de kikkerkoning te zijn. Zijn zij dan allen stom in dit verhaal ? Zij praten niet.
Paradox van Liefde
11.Marcia, een mooie taal, letters aan elkaar verbonden, strijdend tegen elkaar, maar één in het vuur, allen één. Mooie letters, vlees geworden, tot een koningshuis gaan zij, in een grote stoet, zij komen, om te drinken uit een hoed. De kou is me in het hoofd geslagen, ik herinner niets meer van die dag. 12.Maar Marcia, de taal des kruises, brengt mij tot groot gelach. Ik ben alles weer vergeten. Toe breng mij nog wat wijn van zwijm, om tot die dromen te komen, waar tranen door hoge broeken stromen. Ben je dan vergeten hoe het was ? 13.Wij lazen als blinden, bewogen als wilden, in het hoge gras. Altijd reikende tot de morgen, als in bloesem geborgen, luisterende naar de taal van het morgenkruis, een oorlogskruis, letteren door strijd gebogen, maar in liefde vleesgeworden, wandelende tot een koningspaleis. 14.Marcia, een stoet van wilden, snellend van Pniel door het paradox van liefde, als een oude taal van dromen. Alles ben ik weer vergeten, toe geef me nog wat wijn van zwijm. Ik kan het allemaal nog steeds niet geloven, tot een kikkerhuis snellen zij. 15.De muizenkoning heeft mijn droom genomen, brak het in twee, maar ik ben het vergeten. Ik voerde op de golven mee. Ook mijn stem was dan verbroken, maar ik kon het niet geloven. Ik was al in een andere droom, en sprak een nieuwe taal. 16.Tot het Sarhem ben ik gekomen, het oude heb ik losgelaten. Zou jij dan niet dromen, of ben ik al te laat gekomen. 17.Als jij me nog wil helpen, je bent al te laat. Ik ben al waar ik wezen moet, woon al in een nieuwe straat, tot Sarhem ben ik gekomen, konijnen achter hoge ramen, en als de Marcia weer slaat, dan zullen weer de tranen stromen, stromen uit de hoge broeken, stromen uit de hoge luchten, stromen uit die oude dromen, geen glas meer, alles is stuk. 18.Morgen ben ik alles weer vergeten, dan zit ik weer hier, 'k doe and're dingen. Starende naar nieuwe verhalen, geen boeken meer, dat is voorbij, want letters zijn nu vleesgeworden, ik spreek met hen, en zij zijn reizende tot de kikkerkoning, groter dan geluk. 19.Smeer de ochtend uit over lange glazen. Morgen is alles stuk.
Het kind achter glas
20.Marcia, een mooie taal, dromen reiken ver, liefdes uitgedoofd, de haat stroomt nu zo snel, uit het liefdesparadox, vanuit Pniel. Heer, ik kan mijn kind niet meer raken. Ze ligt hier in een glazen kist als 't sneeuwwit. Zal de ochtend haar misschien doen ontwaken. 21.Mijn handen zijn gebonden als Rumah, ze hoort mij zelfs niet. Heer, ik kan mijn kind niet meer raken, achter glas is zij. Maar de morgen kan haar raken, en ik zal alles vergeten zijn. Wind, neem haar mee, ik kan het niet meer, de Heer heeft mij geslagen. 22.Van de Strozalk zijn zij, mij leidende tot een konijnenhuis, waar de kikkerkoning nieuwe broeken weeft van tranen, zoveel tranen, uit zoveel kruiken, om mij alles te doen vergeten. Kind, je kunt me nu niet horen. Je bent ver weg, je kunt mij ook niet helpen. 23.Tot het Sarhem zullen ze je leiden, tot de taal des kruises, en in Marcia kunnen we elkaar verstaan.
Van vader tot kind
24.Kind, de morgen duurt niet lang, alle dromen zijn snel over, en dan zul jij ook vergeten, alles wat ik van je nam. Kind, het turen duurt niet lang, want ook jouw oog zal snel gaan slapen, een nieuwe ochtend trekt jou aan, als een broek vol van tranen, ja, nog steeds achter glas, maar het glas is snel gebroken, want alles is vergeten door de nieuwe droom. 25.De herman breekt door alles heen met de strozalk. Zij zijn soldaten van Metensia, komende ook tot jouw huis. Ze hebben je vergiftigd met christusverhalen, ze hebben je vergiftigd met de vruchten van het kruis. Maar tot Sarhem bracht het jou, de appel stierf in jou.
Van kind tot vader
26.Toe, vader, praat niet verder, ik kan het niet meer aan. Die glazen die naar mij turen, de ochtendjas trekt mij aan. Die seconde duurt wel duizend jaar, ik leef weer in het verleden. 27.Ik kan niet meer ontwaken, want zij van de strozalk hebben mij geslagen.
7.
Indiaan des Heeren
1. Groot is het heil van onze God, Hij die de indiaan geschapen heeft, en zevenvoudig gezuiverd heeft. Genade zij u en vrede, door onze Tweede Heere Jezus Christus en door de Herman die aan zijn zijde zijt. En ziet dan, zij zijn één. 2. En daar de Herman wild is kan hij zo meevoelen met de wilden en al die de Herman volgen. En de Heere is dan tegen het Eerste daar het eerste tegen het wilde en dierlijke was. 2. Daarom is dan ook het tweede gekomen, om de indiaan te zegenen en te zuiveren, zoals de heere zijn woord gezuiverd heeft. 3. En de heere zal al zijn stammen zuiveren. Zo spreekt hij dan die de slang berijdt : De heere uw god dan is wild, en heeft zich geopenbaard door de herman. De heere uw god dan is armoe, en heeft zich geopenbaard door maser. 4. Zij dan dragen het indiaanse volk voortdurend voor de troon van god. De heere dan heeft hen lief, en aan hen is het tweede gewijd, want zij hebben gods schepping niet veracht, zij die zich hebben laten zuiveren. 5. De heere zal uw wonden genezen, daar gij de natuur hebt liefgehad. Gij dan bent rein, en de heere heere houdt uw hand vast. 6. Gij gaat ge-ent worden op de boom des heeren, want gij zijt het volk des heeren, en allen die de heere willen blijven volgen, zullen wederomgeboren moeten worden door u. 7. Maar niemand is dan een indiaan naar het vlees, maar naar het hart zal men spreken over wilden en indianen. 8. En de heere zegt : ik houd van u, en houd uw hand vast, want gij hebt mij getroost, allen die in mij zijn. 9. Er is u dan onrecht aangedaan vanuit het grote spanje, maar ziet, ik heb de zwarte haai tot hen gezonden. 10. Gij dan zijt mijn volk, gij die in mij zijt. Komt dan tot mij, gij die vermoeid en belast zijt, en ik zal u rust geven. Doet dan uw ogen dicht en denkt aan mij, opdat ik aan u denke, en wij één zijn in elkaars hart.
Troost
11. Hebt elkaar lief, want Ik heb u lief, en ik heb uw nood gezien. Ik heb een plaats voor u bereid diep in mijn hart. 12. Ja, gij raakt diep in mij, en zijt mij tot genezing, daar gij mij gezien hebt in de schepping. Ja, want ik was de zon, ik was de rivier en ik was het dier. 13. En gij hebt mij gevolgd en geeerd. Gij hebt mijn piraten gastvrij ontvangen, en de Peter. ook bent gij tot de herman gekomen, en hebt gij maser gekust. 14. Indianen, ik heb u lief. Gij hebt mij liefde bewezen. Laten wij dan één zijn. 15. Ja, want door u heb ik het Tweede Woord geschapen en het Eerste Woord gezuiverd. Gij hebt de oude paden bewandeld en uw ouders geeerd, en zo Dezer, Christus van het Oer gevolgd. 16. Laten wij daarom één blijven, want gij staat niet onder de Joden. Gij zijt mijn volk. Ik heb al uw stammen lief. 17. Wij horen dan bij elkaar. Ik heb dan Narzia geschapen als de plaats van het verbond tussen u en mij, want in u heeft de Christus diepte gevonden, en bij u zijn dan de wortelen des kruises en het woord gods. Ik dan zal uw tranen drogen. 18. En enkelen onder u leven dan in diepe putten, maar ik zal deze putten openen. Want zij waren bestemd geopend te worden aan het einde der tijden.
Bemoediging
19. Gij bent dan een schuilplaats geweest voor de konijnen des hemels, en gij hebt Jezel en Jozef in hun verdrukkingen vertroost, niet alleen met woorden, maar ook met warmte. 20. Gij hebt dan plaats gegeven aan de leeuwen des hemels in uw tenten en gij bent altijd eenvoudig gebleven, levende van wat de hemel u gaf. 21. De Heere zal u een plaats geven naast zijn troon, en gij zult zijn oogappel zijn. 22. De Heere geve u dan warmte voor warmte, en kou voor kou. Gij die dan geluisterd hebt, de Heere zal uw oor nog meer openen. Gij die dan de Heere gevolgd hebt, Hij zal uw ogen nog meer openen.
8.
Geen dood en slaap
1. En ik kwam dan tot Spricht, want Golgotha had mij een gesloten deur gegeven, een brug waarover ik niet kon gaan. In het graf werd ik gedreven, waar ik een familie kreeg, maar die was des doods. 2. Want ook de Heere kreeg op Golgotha een deur te zien, maar die was gesloten. En Hij stierf voor die deur, roepende Eli Eli, Lama Sabachtani, hetgeen betekent : Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten. 3. Hij had dan geleden op de aarde, maar toen Hij opstond en ten hemel voer, zou Hij lijden in de hemelen, en ingaan tot Spricht. 4. Spricht, neem mij dan aan, gij die mij op Golgotha hebt geslagen, opdat ik niet alleen deel heb aan Zijn Lijden op aarde, maar ook aan Zijn Lijden in de hemelen. 5. Dood en slaap, wijkt dan nu van mij, opdat gij mij niet verlosse, maar laat mij lijden met de Christus in Spricht, opdat ik tot Zetdonia zal gaan. Ja, want dood en slaap brengt niets dan warmte, de verlossing uit het lijden. 6. En zo zou ik mijn Heer dan niet verstaan, en niet tot het ijs binnengaan. 7. Daarom, dood wijk van mij, en slaap, raak mij niet aan. Ik wil de ketenen des Heeren voelen, en tot Spricht ingaan. 8. Zij hebben mij geleid tot de driehoek, waar lijnen om te scheiden uit voort kwamen. Zij hebben mij tot Materos geleid, tot het Kleine Gods, en tot het Sneeuwwit dat daar verblijft. 9. En zij heeft haar Spricht tot Prins, aan de dood ontkomen, toe laat mij binnen. 10. Toe laat mij dan de paden van Spricht bewandelen, en niet slapen als de discipelen. 11. Heer ik wil uw pijnen dragen, en op uw lijnen lopen, als de acrobaten van het kruis. 12. Het graf heeft mij dan opgeslokt en uitgespuugd. Ik ben tot Spricht gegaan. 13. Dood en slaap, wijkt van mij. Gij hebt hier geen plaats. 14. Geen dood, geen slaap, geen rust, geen vrede, geef mij de zoetheid van de paranoia. Ik heb met de Heere geleden. 15. Ik ben niet gevlucht tot de dood, heb ook de slaap mij niet laten pakken, maar het zwaard des kruises bracht mij de zwijm van Spricht. 16. Tot het Tweede Kruis gekomen, door Marcia ingegaan. Zij is de gans des Heeren, zij is de Herderin. 17. Ik strijd dan tegen de zwijm. Ook zij doet mij mijn hart verblinden, ik wil met de Heere zijn. Als de wespen des hemels, ziet, zij slapen niet, maar lijden met de Christus, tot in het diepste van Spricht. 18. Tot Zetdonia vliegen zij, waar de driehoek hun hart heeft gemeten. Van de zoete brij drinken zij. Toe, laat mij daar niet sterven, totdat ik in Materos ben gegaan, om het Sneeuwwit te aanschouwen, om voor eeuwig de angel te dragen, die mij één maakte met de Heere. 19. Van honing heb ik niet gedronken, nee, het zoete kende ik niet. Tegen het gif van een appel heb ik gestreden, maar de dood heeft mij niet genomen. 20. Nu ben ik dan de muizenkoning, nu ben ik dan de prins van Spricht, tot de putten van Zetdonia gekomen, maar sterven doe ik niet. 21. Ik heb de dood dan overwonnen, ik ben de koning van de dood, op zijn beesten gereden. 22. Ik ben de muizenkoning, in honger rondgezworven. Van sterven wilde ik niet weten. Ik liet de kou mijn meester zijn, tot Materos ben ik gekomen, om het sneeuwwit te aanschouwen, en het nachtlatijn. 23. Het nachtlatijn heb ik gesponnen, zonder eind haar draden. 24. Tot in Spricht ben ik gekomen, om te kennen al haar namen. Over haar bossen gleed ik, om tot Zetdonia te gaan. Door driehoeken leidende tot Materos, mijn rozen zijn niet vergaan. 25. Nu branden dan mijn haren, en zijn mijn zeeen van goud. Mijn ogen die diep staren. Zij zijn wild en zij zijn koud. 26. Nee, geen vuur zal mij laten sterven. Ik ben tot de Heere gegaan. Tot hen onder het blauwe ben ik gelopen. Geen angst meer, ik heb de dood verslagen.
9.
De rattenkoning
1. In de dood was ik een slaaf der wereld, nu ben ik een slaaf van Spricht, gaande tot Zetdonia. 2. Nee, vuur kan mij niet branden, ik ben de muizenkoning. Straks ben ik een rat des hemels, sieraden hebben in mij woning. 3. Haalt het je dan uit je slaap. Door de dood dring ik heen. Je voelt mijn koele hand, om ook jou te verlossen, van de strikken van de slaap. 4. Ik ben de prins van het morgenrood, de ochtend komt nader. Ik ben de prins, ja, de avond die is dood. Voor eeuwig in de morgenstond, heb ik mijn troon gezet. Ik ben de prins van het ochtendrood, ik haal haar uit haar slaap, de rozendoorn. 5. De avond is gestorven, de nacht van een lang verleden. Nu is het morgen geworden. Ik haal haar uit haar slaap, het rozenrood, de zachte liefde. 6. Toe, lijdt met mij, tot de tafel door Hem bereid. 7. Toe, laat me niet alleen, in de dood raak je alles kwijt. Alles dat was tussen jou en mij. 8. Ogen hoog en laag, hij vecht tegen de slaap. Het is de kikkerkoning, makende in mij woning. Hij zal heersen op zijn tijd, als koning van de slaap, heeft overwonnen, zijn beesten bereden. 9. Koele wateren wekken je op, om tot het sneeuwwit te komen, en haar muizenprins, onder de dood maakten zij woning. 10. De rozendoorn, het rozenrood, met hun kikkerkoning, totdat de rattenkoning hen in Pniel verslindt. 11. Het overwint hen nog een keer, de kracht van het oude zeer. 12. Ik heb nu een tempel gebouwd, op Pniel, wachtende op de laatste keer. Al die mooie dromen zijn gebroken. 13. Koele waat'ren wekken je op, zij stierven niet aan het kruis, maar nog steeds lijden zij daar, in de hallen van Spricht, als de sieraden des hemels. Kijk er nog een keer naar, en alles is anders geworden. 14. Onder de dood maakten zij woning, onder slaap en onder zwijm, om het dromenbrood te verkopen. Ze raakten hier alles kwijt, de armoe aanbeden. 15. Ga er nooit meer naar terug, je bent nu een konijn achter glas, met de rattenkoning in het verschiet, een strijd die op Pniel zal eindigen. 16. Want als konijnen vechten wij tegen de wolken van zwijm, waaruit havikken en arenden komen, om ons mee te nemen naar Spricht. 17. De rattenkoning maakte in hen woning, om hen te maken tot konijnenkoning. 18. Zeg Elles, vertel eens, waar kom je toch vandaan ? Heb je je rattenkoning gevonden, doe mij toch eens je woorden verstaan. 19. Hij heeft je uit je zwijm genomen, tot een konijnenprins heeft hij jou gebracht. 20. Zeg, Elles, wie heeft jou meegenomen ? Was dat niet het witte konijn ? Al je dromen zijn nog steeds niet uitgekomen. De koningin van harten bracht jou uit je zwijm. 21. Word boos, heel heel boos, anders raak je weer in zwijm, en begint het verhaal van voren af aan. 22. Rattenkoning, vul mij met toorn, om tegen dood, slaap en zwijm te strijden, breng mij onder de zwijm, waar de Elles zit verlaten van haar dromen. Ik geef haar de veer, dan komt ze telkens weer. 23. Elles, wie heeft dan alles afgenomen. Wie heeft jou dan in Armoe laten gaan. Je hebt Maser dan in je boot genomen. De rijkdom bracht jou in al die zwijm, maar het wonderland heeft jou er uitgenomen. 24. Nu zit je dan hier onder het zwijm, tezamen met maser en de herman. Tot Zetdonia ben je aangekomen. Die kaarten van het kruis klagen jou nog steeds aan. 25. Mocht je mij eens nodig hebben, ik ben hier, de rattenkoning.
10.
Het Eeuwige Kruis
1. Ik heb dan niemand nodig, want allen leiden ze mij van Christus af. Ik wil dan met Hem lijden, in eenzaamheid. 2. Tot Spricht ben ik gekomen, mijn adem ingehouden, en het bovenlijf der wespen ontvangen. Ziet dan, zij zijn als de paarden des hemels. Begrijpen doe je ze niet. 3. Zij zijn dan de raadselen van het koninkrijk, je hart voor eeuwig laten kloppen in de tuinen van Spricht. 4. Dood ga je hier niet, je hebt hier eeuwig leven, waar de doornen diep steken. 5. Ontwaken doe je hier, en je staat op uit de doden, maar tot het kruis der hemelen wordt je geleid. Draag dan Marcia, het oude geheim, en honger voor Hem, bij het witte latijn. 6. Zij dan is het witte sprei der hemelen. Zij sterft niet meer, ziet, zij is rein. 7. En ziet dan, Spricht is als het tweede Golgotha, als hoog komende van de hemelen, tot de ziel. 8. Ken dan de drietand des Heeren, die dood, slaap en zwijm heeft verslagen, om tot het lijden van Christus in Spricht te gaan. 9. Ziet Hem dan, lijdende, hoog in de hemel, de Maser van het Tweede, ingegaan door Marcia. 10. Laat dan de golven u niet overweldigen om u te verdrinken, zonder dat gij de bloedende hand des heeren hebt aangeraakt. 11. Maar drinkt de tranen keer op keer, opdat gij kunt gaan van wond tot wond, om Zijn hart te raken, zonder dat de dood alles verderve. 12. Gij dan draagt de muizenparfum, gij dan raakt de rattensnaar, om in eeuwigheid te leven, te lijden met onze Heer, om tot het kruid te komen en de struiken van weleer. 13. Armoe redde mij van de dood, zij die rijk zijn slapen. 14. Door Spricht in te gaan, is te kennen alle snaren. 15. Tot het Eeuwige Kruis kwam ik, tot een Eeuwig Evangelie. 16. Het is het kruis van muizen, van ratten en konijnen, waar een kikkerkoning steeds zingt, om ons van de slaap te laten wijken.
11.
De honger
1. Tot het Eeuwige Lijden kwam ik, om ook trouw te beloven aan Hem en het Kruis in de toekomst. 2. Steeds dieper daalde ik in Zijn wonden, en kwam tot oude tuinen en hoven. 3. Verzadiging heb ik dan niet gewild, om tot zijn honger te komen, tot de varkens des hemels. Altijd honger hebben zij. 4. Ik nam hen in mijn armen en was hen tot een herder. 5. Maar Marcia leidde mij van hen weg, om zelf als hen te worden. 5. Zij zijn dan de varkens van het tweede kruis, en ik overwon de verzadiging die van Christus afleidde. 6. Maar Marcia leidde mij van Hem weg. Mijn Christus waarom hebt gij mij verlaten ? 7. En zo werd ik een christen van het tweede, om zelf zoals Hem te wandelen. 8. En ik kwam tot de putten van Marcia, om van de tranen te drinken, en de zeer oude tranen.
Symmetrie
9.Spin mij de symmetrie. Rozendoorn, verlaat mij niet. Gij weefde de varkenshemel voor ons in 't verschiet. Kus mij, verlaat mij niet. 10.De honger heeft mij niet verlaten, de lijnen hebben mij afgescheiden. Tot de driehoek ging ik, het zal mij verlaten door de pijn. 11.Die draden worden langer, ze sterven niet af. Die roos is eeuwig, afgescheiden van het graf. Spin met mij, Rozendoorn, de symmetrie, verlaat mij niet. 12.De pijn laat alles mij verlaten. De echo's op den duur vervagen. Spin met mij, Roosmarie, echtgenoot, verlaat mij niet. Kus me door de pijn, afgescheiden van het graf, toe laten wij voor eeuwig leven, maar de pijn scheidt ons allebei. 13.Alleen ben ik, in het uur van Spricht, van God en Christus verlaten, een uur van vreemd licht. Spin met mij, symmetrie, Rozengeur verlaat mij niet. Alles wat ik heb, zal door de pijn vergaan, totdat ik alleen nog over ben, als een tweede christen te zijn. 14.Christen van het tweede, afgescheiden van het graf, voor eeuwig te leven, iets spint in mij, de nieuwe dag. 15.Voor altijd zal het ochtend zijn, het morgenrood heel diep in mij, totdat de pijn het uit mij haalt, ik zal wel altijd in armoe zijn, zij is alles wat ik bemin, ik hecht mezelf daar, toe verlaat mij niet, maar pijn zal haar dan ook wegnemen, om tot een diepere armoe te gaan. 16.Grote armoe, groot verdriet, Eeuwig Kruis, verlaat mij niet, of zal de pijn dit ook wegbranden, ik weet het niet. Het is eeuwig, zal het veranderen, zal het kruis mij dan ook verlaten, of moet ik worden als het kruis. 17.Tweede christen, als het kruis, als het zwaard van Spricht, kom jij, spinnende de symmetrie, wordende de symmetrie, tot Sorsion kwamen wij, als Sorsion werden wij, gelijkvormig aan zijn beeld, nu weer verlaten. Rozendoorn, verlaat mij niet.
12.
De oude zon
1.De zon van de oudheid ; De zon was in ver verleden een driedermensionale societeit, een normale planeet met water en bossen. Het was als een aarde, maar nucleare oorlogen hebben het verwoest, en na vele tijdperken werd het de zon die we nu kennen. 2.De ingewikkelde driedermensionale trechter op de zon was vernietigd, veroorzakende ernstige vormen van hitte. 3.De zonne-attracties veroorzaakten andere planeten te bewegen rondom de zon, en er waren zelfs planeten die werden vernietigd door de krachten der zon. 4.Het was een planeten-eter, als een kosmische vampier voor vele tijdperken.
5.De zon heeft een diepe historie waar wetenschap niet van weet. De magnetische kwaliteiten in de centrale positie heeft een lijn van gebeurtenissen als achtergrond, opgesloten in de ruggengraat. 6.Het eind van deze draad is in het stuitje, waar het electrische toegang heeft tot de genetische zone en daaronder, in de bacteriele zone. De mens is gebouwd vanuit die laag van bacterien, en deze laag is nog dieper in de quantumdelen dan de normale genetische laag. Het is die bacteriele laag die de genetische laag heeft geprogrammeerd en daarbij het menselijk lichaam. 7.De zonnedraad in de ruggengraat is zulk een wijd-belangrijke draad van planetarische monarchy, dat alleen door dit neurale pad te volgen de hoogste krachten van het universum aangewakkerd kunnen worden.
8.Er zijn drie duistere wachters die deze koninklijke ruggedraad bewaken. Zij zijn extreem en hysterisch bang dat iemand deze draad zou binnendringen om vervolgens de zonnevloeistoffen vrij te zetten door de ruggegraat, om daardoor via het stuitje de genetische en bacteriele lagen te re-programmeren. 9.Deze gesloten en hoogbewaakte draad is hun staf om het universum te besturen. Deze draad bevat de koninklijke bloedlijnen van het sterrenstelsel Orion. De duistere wachters van dit zonnepad zijn Stalten Atmir, Vaten en Hebezeen.
10.De roze verbinding maakt dat geboorte plaatsvindt door Golgotha en Spricht, door de zielen van ooievaren. Zo laat Orion los, eindigen de darmen in de schoot, en word de schoot verbonden aan de aars. 11.Dit vindt plaats door tussenkomst van de zon. Door de inbreng van Spricht wordt het ritme anders en wordt de kracht van de dood ernstig verstoord. Dood, waar is dan uw prikkel ? 12.Geboorte, waar is dan uw komst ? Het eindeloos geboren worden is niet nodig. 13.Je kunt groeien in het kruis door Spricht. Laat geboorte en dood je niet wegnemen. Enkele andere namen die ons willen dermensionaliseren zijn Whemmer en Aam, met zijn helpers Benshin en Tepil. 14. Valse genezers werken ook met deze krachten, maar de genezing des Heeren is in de Roze Verbinding.
13.
Over buitenaardse ontvoeringen
1. Ze had mond-implantaten, de slangendanseres, en voet-implantaten, een vreemde reuk. Ze was een experiment van buitenaardsen, verboden schepselen. Niemand had toestemming dichtbij haar te komen. 2. Ze leed, en ze viel vaak flauw, terwijl bloed uit haar mond kwam. 3. Haar voet-botten bewogen vreemd. Een ei groeide in haar, wachtende om op een dag uit te barsten. Ze kon andere slachtoffers herkennen. 4. Ze dacht vaak dat ze alleen was in deze dingen. Ze was als opgesloten in deze dingen. 5. Ze was overstuur en zonder hoop. Er waren geen dokters die haar konden helpen. Machines kwamen in de nacht bij haar, om wrede dingen te doen, het installeren van de implantaten. 6. Zij wist niet dat deze implantaten een wachter van haar maakten. Zij werd een gesloten poort om anderen tegen te houden. Zij werd een blokkade. 7. Ze had nachtmerries waarin ze dingen deed die ze niet wilde doen. Iets leefde in haar, in haar aderen. Het was een buitenaards groen lichtend iets, een vreemd reptiel of insect. 8. Het had ogen vol van licht, en was gemaakt van zacht maar sterk vlees. Er droop groen bloed van het beest. Het had geen huid, alleen spieren en bloedvaten 9. Ze was paniekerig. Het creatuur had een hoge intelligentie. Ze was zo paranoide naar zijn impulsen. Hij bewaakte haar tegen iets ergers. 10. Hij was haar agent. Zij was zijn gevangene, het object dat hij moest bewaken, maar zij bewaakte anderen, iets wat ze niet wist. 11. De deuren naar de hel moesten gesloten worden, want dit waren verboden vruchten.
14.
De groene ruiter
1. De groene ruiter had een ingebouwde tepelhuid, met een zoolgebaseerde wapenrusting waardoor hij de signalen van zijn thuisbasis kon triggeren. 2. De zoolgebaseerde wapenrusting bewoog over zijn lichaam. Het was als een creatuur, zwaar ademende, zacht en nat, vastgehecht aan zijn huid. 3. Op sommige plaatsen stak het diep, en dit was om enkele dieperliggende organen te stimuleren. 4. De samentrekkingen gingen erg diep. Het was als een pezige wapenrusting, maar leek meer op klieren, want hormonen in poeders en vloeistoffen werden door de wapenrusting voortgebracht. 5. Het groeide als een waterig insect op zijn lijf, en leek meer en meer op een vreemde vis. 6. De vis had vele tentakels, alsof er vreemde duistere tenen als draden vastgroeiden in zijn lichaam. 7. Het groeide naar zijn hoofd toe. Eerst groeide het in zijn mond, en hij kon de adem en de gassen ervan inademen. 8. Zijn eigen voeten werden heter en heter, en zijn zolen begonnen een klein beetje te zwellen, terwijl ze vreemde lijmen voortbrachten. 9. Toen begon het wezen in zijn neus te groeien, en hij begon onbekende dingen te ruiken. 9. Het veranderde zijn verstand, zijn manier van denken. 10. Hij zonk diep weg in zichzelf, alsof hij zijn eigen lichaam niet meer kon voelen. 11. Hij voelde zichzelf puur worden, rustig en vertrouwend op de buitenaardse chirurg. 12. Hij had een geweer gebouwd van tepels, en de trigger zat in een zoolgebaseerd aanhangsel. Het geweer was één met zijn arm, ingebouwd. 13. Het was alsof er een slang in hem groeide, als een rode streep. De zoolgebaseerde elementen begonnen ook diep binnenin te groeien en werden als pistolen. 14. Hij had groen bloed nu, en zijn gezicht begon ook groen te worden. Hij werd een ruiter, meer en meer. Een groene ruiter.
15.
De Chirurg
1.Op een zomerdag kwam een man laat van zijn werk terug. Het was een lange dag geweest op het werk. 2.In deze tijden moesten ze veel overwerk doen, want er was een virus uitgebroken door een vreemd soort gesteente dat in mensen groeide. 3.Ze waren nog steeds druk bezig met het vinden van een antistof. Tot nu toe hadden ze nog niet veel succes, en ook in de stad van de man verspreidde het virus zich als de griep. 4.Tot nu toe waren er nog geen doden gevallen, maar degenen die het virus droegen begonnen zich te isoleren en toonden vreemde gedragingen. 5.Omdat het virus erg besmettelijk was vonden sommige mensen het dan ook wijzer om de mensen die het virus droegen buiten de samenleving te zetten in aparte gebouwen, waar de ziekte verder behandeld zou kunnen worden. 6.Hij was één van die mensen. Hoewel het virus nog niet direct levensgevaarlijk was, zag hij de gevaren voor de samenleving wel hangen. 7.Het gesteente was niet zomaar weg te snijden uit degenen die het droegen, omdat het zich op een ingewikkelde manier in de organen weefde. 8.En omdat het virus in de beginfase was, vreesde hij dat na een tijd het virus zichzelf zou kunnen ontwikkelen tot een dodelijk virus. Ook buiten zijn werk dacht hij er veel over na, en zijn vrienden zeiden dat hij stiller was geworden. 9.Ook in zijn huis had hij een klein laboratorium, waar hij soms buiten werkuren bezig was. Ook als hij 's nachts niet kon slapen was hij veelal daar. Hij leefde met zijn werk.
10.Hij had een klein stukje steen meegenomen van zijn werk om thuis te onderzoeken. En zelfs buiten het lichaam groeide het vreemde gesteente gewoon door. 11.Door dit vreemde gesteente werd het virus in het lichaam verspreid. Het was een soort gebeente, en snel werd er meer over de ziekte gerapporteerd. 12.Er waren enkelen die nog gewoon doorleefden zoals ze leefden, omdat het virus verschillende symptomen kende, en zich niet altijd bij een ieder op dezelfde manier manifesteerde. 13.Bij sommigen nam het virus naderhand toch weer af. Bij anderen groeide het gesteente ongenadig door, en bij sommigen begon het gesteente zich zelfs in de hersenpan te weven. De man nam het allemaal erg serieus, maar was opgelucht, dat bij enkelen het virus afnam en het gesteente begon te stabiliseren of zelfs afnam. 14.De man vroeg zich af wat de oorzaak daarvan kon zijn. Het onderzoek leidde tot Afrika, waar bij tijgers en bepaalde soorten slangen het virus ook voorkwam. Het gesteente werd er niet gevonden, maar wel soorten van vreemd weefsel die dezelfde stoffen produceerden. 15.De wetenschap stond voor een raadsel. Het weefsel leek te functioneren als nieren en klieren, en al snel werd er wereldwijd geluid aan gegeven.
16.De man was blij dat ze eindelijk wat op het spoor waren gekomen, maar er waren nog vele vraagstukken die opgelost moesten worden. 17.Het onderzoek werd een beetje in de war gegooid toen achteraf bleek dat de stoffen toch niet helemaal hetzelfde waren, en de symptomen toch anders waren. Meer en meer raakten ze ervan overtuigd dat ze hier toch met een uniek virus hadden te maken. 18.Maar het onderzoek bij dieren en ook bij andere levensvormen ging door, om een mogelijke overdrachtspoort aan te wijzen. Waar kwam het virus nu werkelijk vandaan, en wat zou de toekomst ervan zijn ? 19.Nog steeds waren er nog geen enkele medicijnen om het virus te remmen of te genezen, maar ze waren blij dat sommigen alsnog een stabilisatie van het virus ondervonden. 20.Het gesteente kon bij sommigen zelfs afnemen, maar er was nog bij niemand totale genezing van het virus aangetroffen. 21.Er werd ook onderzoek gedaan bij mensen waarbij het virus zich had gestabiliseerd of afnam, om te kijken of enige levenspatronen of andere middelen daar invloed op hadden, maar men kon geen aanwijsbare overeenkomsten vinden. 22.Het leek een hopeloze strijd. Alhoewel de snelheid van de verspreiding van het virus afnam, kwamen er toch steeds meer landen bij die melding deden over het toeslaan van het virus. 23.Inmiddels was er bij onderzoek in de zee een bepaalde stof in zeepaardjes ontdekt die op de stof van het virus leek, maar later liep het voor de onderzoekers toch op dood spoor. 24.Op een nacht was er een uitzending op de televisie waarin sommige mensen met het virus werden geinterviewd. De man zat op de bank en keek, terwijl hij notities maakte. 25.Eén van de ondervraagden had een opmerkelijk verhaal, en opmerkelijke symptomen. Het gesteente was als een mozaiek door de huid rond zijn tepels gebroken, en ook in zijn voeten was het gesteente al op een vreemde manier door de huid naar buiten gekomen. 26.De man die ondervraagd werd vertelde dat 's nachts vreemde wezens in zijn slaapkamer kwamen, met vreemde machines die zich op een vreemde manier vastklonken aan de door de huid gegroeide gesteentes. 27.En dan voelde de man allerlei vreemde sappen door hem heen stromen, en dan hoorde hij vreemde geluiden, en dan was het alsof hij langzaam dronken werd. 28.De volgende dag vertelde hij op zijn werk wat hij op televisie had gezien, en niemand op zijn werk had hier al van gehoord. 29.Het was nog niet voorgekomen dat het gesteente door de huid groeide volgens hen, maar ze wilden toch meer informatie. 30.De makers van het programma werden gebeld, en er waren gesprekken. De makers wilden niet meewerken met hen, omdat het volgens de makers ging om de privacy van de mensen. 31.Bedenkingen kwamen bij het laboratorium waar de man werkte opzetten. Was dit echt of was er televisie-bedrog in het spel. De media behoorde toch samen te werken met de medici ? Ook hij kreeg bedenkingen over hetgeen hij gezien had op de televisie. 32.Waren het spookverhalen ? Was het trucage ? Het door de huid gekomen gesteente was echt te zien, maar of het nagemaakt was of niet, kon de man niet zeggen. 33.Midden in de nacht viel de man in slaap, na een lange tijd van piekeren. Opeens werd hij wakker van een enorm gekrijs. De lucht was blauw, en langzaam liep hij naar het raam. 34.Daar zag hij een enorme gestalte staan als een draak. Maar hij wist dat dit geen draak was. Dit was een wezen uit de zee. Hoe hij dat wist kon hij niet vertellen, maar hij zag het. 35.Hij was totaal niet bang, en na een korte tijd verdween de gestalte weer. De gestalte stond niet in zijn kamer, maar achter het raam van zijn flat, tussen de flat en de rijen van huizen aan de overkant. 36.De volgende dag wilden ze hem niet geloven, en ook zelf kon hij het maar moeilijk geloven. Misschien had hij het wel gedroomd, dacht hij. 37.Na een tijdje kwam het hoofd van het laboratorium na hem toe en zij : 'Zeg, ik maak me erg zorgen om je. Je werkt zo hard dat je veel te veel overuren maakt, en zelfs thuis ga je nog met je werk door. Zou je niet eens wat rustiger aan moeten doen ?' 38.Maar de man wilde hier niet van weten. Toen vroeg het hoofd van het laboratorium hem of hij voor zijn werk naar een laboratorium aan in zee wilde gaan voor zee-onderzoek. 39.Dit wilde de man wel, en nam het aanbod met beide handen aan. 40.Het was een groot laboratorium, een gebouw dat zelfs tot onder de zee reikte voor diep onderzoek. De man hield altijd al van de zee-natuur, en van de elementen die zich daar bevonden. 41.Hij wist dat daar vele medicijnen te vinden waren. Ook was men bezig met een project voor zuivere zee-voeding, om het vaak eenzijdige menu van de mens aan te vullen. 42.De man was een grootdenker, en had de visie in zichzelf uitgespreid. Veelal was hij bezig geweest de zee te bestuderen, en hier had hij natuurlijk de kans om er zijn werk van te maken. 43.Hij kreeg al direct vele mensen onder zich en zag dit dan ook als een promotie. Hij was zich ook bewust van de gevaren van de zee, en wilde daarom ook niks riskeren. Er moest verantwoord te werk gegaan worden, en men moest waaghalzerij uit de weg gaan. 44.Inmiddels was het virus aardig onder controle. Het werd niet meer zo zeer als een bedreiging gezien. Er kwamen weinig nieuwe meldingen binnen, en er waren nog steeds geen doden gevallen door het virus. 45.De meesten met het virus woonden in aparte gebouwen buiten de samenleving, omdat ze zich hier prettiger bij voelden. 46.Sommigen werden zelfs algeheel kluizenaar, en kregen van de staat daartoe een kasteel of ander landgoed dat leegstond, terwijl enkelen in staat waren om geheel terug te keren naar de natuur. 47.Er was nog geen enkel medicijn ertegen gevonden, maar de ontwikkelingen leken een ieder gunstig te stemmen. Alles begon weer te worden als vanouds en men begon te denken dat het virus zijn topdagen nu wel gehad had. Maar niets was minder waar. 48.Hij had net een kennismakingsperiode achter de rug die goed verliep, en het leek erop dat nu het contract wel zou lopen. Hij had meestal moeite met de eerste dagen van iets, maar dit was anders. 49.In dit werk lag zijn hart, nog wel meer als zijn vorig werk. Op een avond deed hij de televisie in zijn nieuwe woning aan. Hij woonde nu dicht bij de zee. Hij zat op de bank, en schakelde over naar de zender met berichten. 50.Opeens zat hij aan zijn bank gekluisterd. De namen van wat topmensen van zijn land verschenen in beeld met hun foto's. Zij waren die avond omgekomen doordat er een meteoor op het huis van hun vergadering was gevallen. 51.Niemand wist waar die meteoor vandaan kwam. Het was allemaal erg snel gegaan, en het land was erg onthutst. De nieuwslezer veegde het zweet van zijn voorhoofd. 52.Na onderzoeken bleek heel snel dat de meteoor dezelfde stoffen droeg als van het virus en op sommige plaatsen van hetzelfde materiaal was gemaakt als van het gesteente. 53.Ook werd er gewaarschuwd voor de zware straling die vanaf de meteoor afkwam, en technici en specialisten konden deze niet op korte termijn onschadelijk maken. Men besloot enkele afgebroken stukken naar de zee te brengen. 54.Verder werd het terrein afgebakend. Er was een diepe krater in de aardbodem ontstaan. Na enkele dagen leefde het virus weer enorm op, en ditmaal vielen er wel doden. 55.De mensen die het virus hadden klaagden nu veelal over gekrijs in hun hoofd, en de symptomen waren dikwijls gepaard met zweren en brandende pijnen. Vaak sloeg het virus over in andere ziektes. 56.Alle dagen werd er op televisie voorlichting gegeven. En er kwamen steeds meer mensen op televisie die door de huid heengebroken gesteentes hadden. 57.Steeds meer mensen klaagden van brandende pijnen rondom hun tepels en in hun voeten. 58.En weer werden de sociale structuren van zulke mensen veelal afgebroken, en bij sommigen begon nieuwe huid te groeien, en ook de stembanden van sommigen raakten zwaar aangetast, of gingen dubbele stemmen voortbrengen. Dat waren stemmen die tegengesteld hoog en laag waren. 59.Meer en meer begon het gesteente over de huiden van mensen te groeien, als een vreemd soort van ivoor in verschillende kleuren. 60.En nog steeds was er geen enkel medicijn tegen opgewassen. 61.Sommigen werden erg agressief door het gesteente dat in en over hen groeide, en vaak begonnen verschillende kleuren elkaar te bevechten, en gingen dezelfde kleuren zich bij elkaar voegen. 62.Vaak waren de kleuren tweezijdig en ontstonden er tussenpersonen tussen de verschillende groepen. Veelal voelden mensen zich overgenomen, alsof ze een machine werden. En de wetenschappers stonden radeloos. 63. Nog steeds hij bezig om antistoffen op of onder de zeebodem te vinden, maar nog steeds zonder enig resultaat. En de mensen begonnen wanhopig te worden, en keerden zich tegen de medici en de topmensen. 64.Ook hij moest in bescherming gebracht worden tegen razende groepen mensen die het hadden gemunt op de hogere lagen van de bevolking. 65.En hij kreeg militaire bescherming rond zijn huis en rond de plaats waar hij werkte. Op een gegeven moment was dit niet meer mogelijk vanwege de vele aanslagen, en na vele confrontaties tussen de burgers en het leger. 66.Er werden speciale oorden ingericht, waar de topmensen en de medici tezamen met andere verantwoordelijkheidsfuncties gingen wonen. 67.Degenen die onder deze mensen getroffen werden door het virus werden ogenblikkelijk van hun functie ontheven en naar diverse kampen van burgers gestuurd. Maar ook onder de burgers kwamen machtslijnen, en al gauw ontstond er een tussenveld. 68.En zij werden de chirurgen genoemd omdat ze contact bleven houden met de beide kanten van de samenleving. 69.Hij stond bekend als een contactpersoon waardoor zij met de opperlagen van de samenleving konden communiceren. 70.Hij vond dat belangrijk voor zijn werk, en voor hem was het onmogelijk om nog met de burgers contact te hebben sinds hij in het zwaar beveiligde oord woonde. 71.Hij kon de chirurgen erg goed begrijpen, en op een dag werd hij zelf door het virus getroffen. Al snel groeide het gesteente door zijn huid heen en kwam hij ook in de tussenlaag terecht en werd één van hen. Snel werd hij opgenomen in de groep. 72.Veelal was de basiskleur zwart met hier en daar een rode, witte of blauwe streep in een punt uitlopende. 73.Soms brak er wel eens wat van het gesteente af, en dat was een helse pijn als brandend zoet. Al gauw werd hij op de hoogte gesteld van een groot geheim van de chirurgen. 's 74.Nachts kwamen er Ufo's tot de kampen van het tussenveld en werden er operaties verricht in de tepels en de voeten. 75.De man herinnerde het televisie-programma dat hij er over gezien had. Het was dus toch waar, dacht hij bij zichzelf. Al gauw was hij bijna geheel gemaakt van dit vreemde gesteente, en begon hij zichzelf te voelen als een machine. 76.'s Nachts kwamen er bruinzwarte kappen over de kampen met rode gleuven die licht gaven, en werden de operaties door draakachtige zeewezens gedaan. 77.Dit was dus wat hij gezien had, dacht hij bij zichzelf. Tijdens de operaties 's nachts kon hij ze goed zien, en sommigen hadden zelfs staarten als goudvissen. 78.Vreemdsoortige sappen werden in hem gespoten op een hele systematische manier. 79.Soms werden er grote stukken van het gesteente weggebroken, en dan voelde hij die helse pijn als brandend zoet, maar in zijn kamp vertelden zij hem, dat dat brandend zoet een nieuwe immuniteit zou brengen. 80.Wat die nieuwe immuniteit dan was, dat wist hij niet. 81.Bij de hogere lagen van de samenleving waren er berichten binnengekomen over de kappen en de operaties, en zij begonnen bang te worden. 82.Ze waren bang dat de macht in de handen van de chirurgen zouden komen, en begonnen een totaal-oorlog. Inmiddels waren er zoveel mensen door het virus uit de toplagen verdwenen, dat ze bang waren om meer mensen te verliezen. 83.Ze lieten daarom degenen die een wit soort van gesteente hadden blijven. Maar steeds meer onder hen kregen het virus met het witte gesteente. 84.En hem werd verteld door anderen uit zijn kamp dat die immuniteit juist tegen deze aanval was bedoeld. 85.Het was een oorlog van de bang geworden regering gericht aan de chirurgen. Maar omdat de regeringen met hun topmensen en medici merkten dat ze met wapens hen met de gesteentes niet konden uitschakelen probeerden ze het op een andere manier. 86.En dit werd de grote witte oorlog genoemd. 87.Ze probeerden met apparaten de machines onder controle te krijgen. Ze zouden hiervoor in eerste instantie bestraling gebruiken, om stap voor stap invloed uit te oefenen.
88. Inmiddels werden ze van buiten steeds harder en van binnen steeds zachter, en de operatie-apparatuur van de ufo's trokken de tepels van de chirurgen steeds dieper naar binnen, en er werden meerdere tepels geimplanteerd. 89. Ze waren als vlakke, gesloten geraamtes geworden, als oesters in een schelp. 90.Ook de zolen en de huid van hun voeten werden steeds dieper naar binnen getrokken en gingen op een vreemde manier binnen het gesteente circuleren.
16.
De Onaks
1. De Onaks waren groene, slijmerige gedrochten. Zij spraken in een taal die zij niet verstond. Zij waren groot en harig, en soms boden ze haar wat voedsel aan, maar ze hield er niet van. De reuk was zo vreemd hier, en ze had problemen met ademhalen. 2.Eén van de Onaks nam haar op z'n rug. Het was er één met vleugels, en ze vlogen naar een hoog en duister slot. 3. Ze zag een kind staan in één van de gangpaden. Ze kreeg een lichte schok. Het kind leek meer op haar dan op een Onak. 4. Het kind had een rood gewaad, staande met een pop. Het kind verstond haar niet. 5. Toen de Onak tegen het kind sprak, scheen het kind het te begrijpen. 6. Ze gaven haar vlees, en ze vroeg zichzelf af wat voor soort vlees het was. 7. Toen ze ervan at werd ze heet van binnen. 7. Toen leidde de Onak haar tot een lift die diep onder de grond ging. 8. Ze hoorde allerlei soorten gegil en gehuil. Toen de deur van de lift openging zag ze een bal van vuur hangen in het midden van een zaal, terwijl wezens daar werkten. Aan de muren zag ze wezens als haarzelf hangen, maar ze leken bijna op bomen. 9. Tot haar schrik bemerkte ze de overeenkomst met het vlees wat ze had gegeten. 10. Ze had haar eigen evenbeelden gegeten. Plotseling nam een Onak haar bij de nek en tilde haar hoog op. Ze werd daar ook gehangen, terwijl ze gilde en schreeuwde. 11. Het kind met de pop kwam naar haar toe. De ogen van het kind waren vol rood, bijna vuurspuwend. 12. 'Je bent klaargemaakt om Onaks voort te brengen,' sprak het kind nors. 'Wanneer je weigert, zul je worden tot vlees. Ontsnappen is onmogelijk. 13. 'Ja, ik zal Onaks voortbrengen,' zei ze tot het kind. 'Goed,' zei het kind, 'dan zul je veel slijm moeten eten.'
17.
De Ontsnapping
1. Zij moesten vele slangen bevechten in het duistere woud, terwijl ze door de modder en de aarde gleden. Zij voelden zichzelf prinselijk terwijl ze aten van het slangenvlees. 2. De wonden vormden vreemde golvende merktekenen op hun lichaam, alsof er planten op hen geprint waren. Zij voelden hoe ze de controle over zichzelf terugkregen na de ontsnapping. 3. Ze waren lang slaven geweest in ballingschap. Ze hadden nog wel vele brandmerken van hun slaaf zijn. 4. Maar doordat ze tegen zoveel wilde dieren moesten vechten kregen deze brandmerken een andere vorm. 5. Zij waren trots op hun nieuwe merktekenen van hun nieuw gevonden vrijheid. 6. Soms ademden ze zwaar. Ze moesten hier overleven. Ze moesten de wetten hier leren kennen. 7. De psychologische wonden van hen waren diep. Ze voelden zich verwoest in hun ziel. Ze waren geboren in slavernij en hadden nooit een taal kunnen ontwikkelen. 8. Zij waren wilden. Zij konden geen kracht ontwikkelen, want elk beetje kracht dat ze in hun lichamen vasthielden werd gestoken door een soort van creaturen, terwijl hun energie weer wegsijpelde. 9. Zij waren altijd moe. Veel konden zij niet ontwikkelen door de grote mate van druk en aanvallen. 10. Al wat zij kregen waren flitsen en fragmenten, snel weggescheurd bij elke volgende stap. 11. Zij voelden de bossen als zwaar vampiristisch, hen uitzuigende. 12. Zij konden geen bezittingen hebben, alleen hun dolken en wat gescheurde klederen en riemen. 13. De slangen waren groot hier, steeds weer proberende hen te wurgen. 14. De slangen waren niet makkelijk te verslaan, en soms duurde een gevecht wel uren. Ze moesten als dit bos en deze dieren worden, anders zouden ze niet overleven. 15. Door hun pijnen communiceerden ze met elkaar, kort en van een afstand, want ze waren ook bang voor elkaar. 16. Sommigen hadden merktekenen van duistere slangen op hun lichamen. Ze maakten klederen en tenten van hun verslagen aanvallers. De bossen waren lang, en ze maakten plaatsen waar ze vlees verzamelden. 17. De gevaarlijkste dieren waren de gehoornden, want zij konden hard lopen, en moordden heel makkelijk met hun hoornen. 18. De gehoornden maakten groot geluid en waren de wildsten in deze wouden. 19. Vaak vernielden ze de tenten, en hun vlees en bloed was het meest krachtige. 20. Ze wisten dat als ze de gehoornden niet zouden temmen, dan zouden ze door hen verwoest worden. 21. Ze klommen in de bomen, sprongen op de ruggen van de beesten en begonnen hen te berijden, maar door de wildheid van de beesten vielen ze vaak snel. 22. Ze wisten dat ze het stap voor stap moesten leren. Ze wisten dat wanneer ze door zouden gaan hun vijanden te bevechten, dan zouden ze alles verliezen. 23. Ze maakten hun tenten in de bomen. Ze voelden een woede naar de beesten, maar de pijn maakte hen moe en als verdoofd. 24. Ze moesten meer leren over deze beesten, over hun bewegingen, de manieren waarop ze aanvielen. 25. Zij waren niet de enigen die hongerig waren. 26. De ontsnapte slaven probeerden onderling wat warmte van elkaar te krijgen, want soms waren de winden koud. Maar ze waren geen contact gewend. 27. Het gaf hun zulke vreemde gevoelens van angst en paniek, en zulke vreemde gevoelens in hun buik. 28. Ook in de rivieren was er veel gevaar. En hier vonden vele gevechten plaats. Ze verlangden ernaar te zwemmen, en ze voelden een vreemde moed opborrelen, een vreemde spanning in hun lichamen. 29.Ze begonnen immuun te worden voor de angsten voor het water. Ze voelden zichzelf meer en meer als waterslangen, en het strijdveld verschoof naar het water, meer en meer. 30.Ze wilden graag aan de rivieren van deze bossen wonen, en aan de meren. 31. Ze verlangden naar een nieuwe hartslag, om hun verleden voor eens en altijd te ontvluchten, en om hun wonden tot nut te maken, en hun vergif. Dezen waren nog steeds machtige wapenen in hun handen. 32. De gevaarlijke creaturen in deze meren en rivieren konden soms veranderen in vrouwen. Er waren ook slangen die door hun wonden in hun lichamen konden komen, of zelfs door hun monden of andere openingen in hun lichamen. 33. Dan hadden ze innerlijke gevechten, zulke vreemde gevoelens. Deze slangen probeerden hen weer tot slaaf te maken van binnenuit. 34. Soms gingen deze slangen dood in hen, en werden ze ziek, proberende de lijken te verteren.
18.
Nu vrij
1. Zij allen moesten voor eeuwig ontwaken, zij allen moesten het duistere creatuur aanschouwen wat hun verstand had overgenomen, om hen mee te nemen naar een eeuwigdurende nachtmerrie. 2. Het geeft hen visioenen zo helder, als een wereld waarin zij leven. 3. Zij zaten op de rug van vreemde spinnen, die eruit zagen als vissen. Zij zagen ook de vliegende krabben en de andere creaturen van deze wateren. 4. Zij zagen de moederspin van het eiland, en haar kathedralen. Er waren daar vreemde tempelen, als een heilige plaats. 5. Het vreemde en duistere creatuur van de zee, het vreemde creatuur met de zovele tentakels, hen bewakende in een vreemde gevangenis, met een vreemde slavernij. Als vreemde webben over een eiland, waarin ze kunnen klimmen. Als taaie lijm die ze kunnen strekken, kneden en vormen. 6. Nu zijn ze dan vrij.
19.
Het wilde boek in het hoofd
1. In een vreemde secte vermoordden ze dieren voor hun god. Ze hadden vreemde verf op hun voeten. Ze waren geverfd en gekleed voor dit doel, de vreemde opsmuk van een religie. 2. In de nachten werden hun voeten vreemde spinnen, gaande voor de jacht. 3. Hun tenen groeiden uit tot lange moordklauwen om hun slachtoffers te wurgen, om hen tot hun rijken van de dood te brengen. 4. De vreemde verf heeft zo'n vreemde geur, en het neemt gemakkelijk het verstand over, en dan ook heel langzaam de emoties, stap voor stap, totdat zij geheel slaven zijn. 5. En dan worden de verhalen wilder en wilder. En het slachtoffer raakt vermoeid, en kan zijn werk niet meer doen. Hij is tot een nachtslaaf geworden. 6. Dit overkwam een slager, want door veel met vlees te werken word je zelf ook vlees. 7. Er stond een zwarte man in zijn deuropening, terwijl een kleine spin op zijn bed langzaam uitgroeide tot een voet. 8. De man heeft een hoed en een wit gezicht, maar verder is hij zwart. 9. De spin kwam tot zijn borst. Hij kreeg daar een merkteken, en voelde daar druk, ook tijden erna. 10. Wie heeft nou wie onder de voet. Hier is het : een voet voor een voet, een teen voor een teen, een tepel voor een tepel. 11. Religie zal je op een dag vinden, want je doet de werken van een religie. Je bent een priester. 12. Het is hier vlees voor vlees, een buik voor een buik. Er zit een wild boek in je hoofd, wachtende om op één dag geopenbaard te worden. 13. Een oog voor een oog, een tand voor een tand, wie heeft nu de wet verbroken ? 14. Geef je hem die je linkerhand eraf hakte ook je rechterhand ? 15. Dit dan is het wilde boek in het hoofd.
20.
1. Esmeralda, tot de tijd dat ik bij je ben, maak je huis in orde. Ik ben een feeenprins door haat geworden tot bloeiende liefde. 2. Esmeralda, liefste, kom thuis. Ik heb lang geleden aan het kruis. Nu ben ik dan tot de paal van Spricht gekomen, met al die dierengezichten, zij maakten in mij woning. 3. Ik heb stil van hun wijnen gedronken. Van genezing hebben zij niet willen weten.
4. Esmeralda, ze vertelden mij over de duivel. Dit is een geheim tussen ons twee. De duivel moest dan branden als een luciferhoutje, en zij maakten groot vuur, ik ben snel vertrokken, want het leven werd zo duur, langs de stad leefde ik. 5. De waat'ren hebben mij aangenomen. In grachten heb ik niet gedreven. Alleen in bosrivieren, zoekende naar de vissen van Spricht. 6. Op hun ruggen heb ik gezeten, Esmeralda. Ik zal ze allen binnenhalen, oh feeenkoningin.
7. Esmeralda, liefste, ze hebben 't nooit geweten, ze hebben elkaar nog nooit verstaan, al die torens, al die huizen, al die wezen. 8. 't Zegt mij genoeg, voortaan wil ik met jou wezen. Als de vinger van Spricht mij 't nog niet heeft verteld, alles wat ik over jou moet weten. 9. Laat hem dan komen, de wijnen zijn klaar. Onze koffie zal snel stromen, naar het land van onze dromen. Ik ben ontwaakt, nooit zal ik meer slapen. 10. Feeenkoningin, bloemen over jouw namen, een hartsgedicht, wij moeten nu snel de liefde staken. Zij zullen ons achterhalen, al die bakkermans gezichten, zacht brandende in de nacht, ze zullen ons sleuren naar de gracht. 11. Tot al hun winkels zullen we komen, in de flessen zullen we gaan, om van elkaar weer te dromen, zij kunnen ons niet breken, want ver weg is zo dichtbij. Dat leerde je mij. 12. Esmeralda, bloemen over jouw namen. Met reukwaat'ren heb je mij ingespoten. Grote schatten uit vreemde bossen, we moeten nu snel weglopen. 13. Ze zullen ons achterhalen, om ons te sleuren naar de gracht, in hun winkels zullen we komen. In hun flessen te verdrinken, om weer van elkaar te dromen. 14. Ver weg is zo dichtbij. Esmeralda, mijn feeenkoningin, zoveel bakkermansgezichten tussen jou en mij. 15. Weet dat ik van je houd, ik zie je in al mijn dromen. Voor eeuwig ontwaakt zijn wij.
21.
Vreemd geluk
1.Vreemd geluk, ook voeren ze mij, naar babies in de wei. Ik word nooit meer geboren. Een kroon draag ik, van een fijn zacht latijn, komende van het rode, een wit latijn, sprekende onder een roze verbond. 2.Als lippen zwellen zij, als slangen van een Vreemd Woord, met hoogsprekende en blazende woorden. 3.Breng het voort, de rode draad, alleen Rachab wordt gered. Ik heb een rode tong, ik heb een rode lap, mijn armen zijn afgekapt, ik leef voor eeuwig lang. 4.Het mysterie duurde al veel te lang, als ik de paarden had gekend, dan had ik hen uitgenodigd. Mijn armen zijn afgekapt, ik ben een vis, strijdend in rode rivieren, in rode bossen kies ik voor honger, laat hen die verzadigd zijn nog meer verzadigd worden. 5.Ik ga de weg van honger, ik ga de weg van pijn. Zij hebben mij gered, nog steeds bang ben ik. 6.Hier heb ik al die jaren op gewacht, zij geven leven aan babies, maar worden zelf nooit geboren. Geboren worden hoeft niet meer, maar groeien. 7.Iemand bereed die man zonder armen, maar het was alleen maar een paard, met een rode lap, een rode streep. Jij bent de paardenkoning, tot Spricht kwam je.
8.Een paardenkoning maakte in mij woning. Christus aan het kruis van Spricht, na een tijd geen armen meer, twee stokken tegen elkaar, als een stekker. 9.Maar het was maar een paard, ik heb het zelf gezien. Nee, zonder ruiter, het paard was vrij, reddende jou en mij. Je dacht dat ze met hun tweeen kwamen, maar het was maar een paard tussen jou en mij. Ik ben alles weer vergeten. 10.Dingen zijn niet zoals ze lijken. Die witte paarden hebben verhalen, ik wil wel namen geven, maar ik doe het niet, want iedereen kijkt mee. Een paardenkoning maakte in mij woning, een kind van Spricht, zonder vader en zonder moeder. 11.Ik dacht dat ik een vader en een moeder had, maar het was alleen een paard. Het graast in de wei en houdt van mij. Dingen zijn niet zoals ze lijken. Ik zei je toch, dat dieren de geheimenissen Gods dragen. 12.Dit leven, het zijn allemaal kleine symbolen, wijzende naar diepe dingen. Nee, ik kom niet bij je terug, het ijs brengt ons dichtbij. Dichtbij verweg, en ver van dichtbij, het witte paard bracht mij daar.
13.Vreemd geluk, ook voeren zij mij, naar babies in de wei. Ik word nooit geboren, ik ga nooit meer dood. Ik ben de elvenkoning. 14.Wat weet je nu van God. Wat houdt Hij nog voor jou verborgen, heb je moed, aanschouw de morgen. Veel wordt er voor jou achtergehouden. 15.Ga je door, of ga je slapen. 't Is aan jou om nu te kiezen, maar twijfelen is ook een pad. Het grijze pad, onder de kleuren. 16.Wat weet je nu van de ander ? Je hebt de ander nooit ontmoet, slechts de visie die je over hem hebt. Een vreemde visie, een vreemd geluk.
De Steen van Sarsia – Bijgeschriften van het Eeuwig Evangelie III
Prinses van de Canon
Keizer van de Canon – Derde Sleutel van de Canon
Keizerin van de Canon – Vierde Sleutel van de Canon
De Ridder van de Canon
De Tweede Ridder van de Canon
Christus
Takalan
De Nieuwe Romeinen
De Nieuwe Exodus
De Nieuwe Psalmen
Prinses van de Canon
1. En ik zag een boom geheel gemaakt van de voeten der mensenkinderen, een boom vol van gelach, en de boom droeg de naam de konijnenboom. En er droop melk van de boom af, en het regende melk, en ik was in een grote hoogreikende grot als temidden van bergen, en aan de bovenkant was een open plaats waardoor licht scheen. En de boom was hoog, en de melk proefde zoet als honing, en ik zag een man met een zwaard die de boom omkapte. En ik zag een konijn verschijnen, als geslacht, en het konijn droeg een gouden gordel. En het konijn sprak grote woorden die ik niet kon verstaan, maar ik zag de mensenkinderen tot de omgehakte boom komen, en ziet, de melk was zwartgeworden als siroop, en het proefde naar drop. En de mensenkinderen dronken van de zwarte melk voor zeven weken en zeven halve dagen. En een van de kinderen richtte een koord op. En het koord liep op tot helemaal door de open plaats in de hoogte, en ging naar binnen daar waar het licht was. En indiaanse piramides verschenen rondom het kind, en een vuur steeg op van de piramides. En de kinderen rondom dit kind begonnen het kind te haten, en dreven het kind naar een afgrond, waarin zij het kind wierpen. En ik hoorde een stem zeggen : Dit is mijn geliefde kind, mijn zoon, de Karmat, Karakter is Zijn Naam, ja, de Zevende, en mijn kinderen zijn het die van de zwarte melk hebben gedronken, de rode strepen, en zij zullen het touw vinden, wat tot de hemelen reikt, het touw dat Mijn Zoon heeft opgesteld. Zie, Ik ben dan de Christus, en dit is Mijn Zoon. En het konijn lag op de grond, als geslacht, en steeg toen op langs het draad, en het draad vermenigvuldigde zich.
2. 'Zij hebben mij verworpen,' sprak het kind, 'en zij zullen geen deel hebben aan mijn opstanding.' En er was een luid geween onder de kinderen, toen zij zagen wie zij in de afgrond hadden geworpen, maar de Heere luisterde naar hun geween niet. En hij sloot hen op in een duistere kamer, een duistere hut, ja, die van de satan. En onder hen waren zeven kinderen die door bleven wenen en smeken, en de Heere nam hen op tot Hem.
3. En de zwarte melk werd rood, rood als bloed, en niemand dronk het nog. En de Heere sprak : 'Is mijn beker dan niet gekomen om de zonden te verzoenen ? Grijpt dan naar het touw, en laat u optrekken tot mij.' En vele kinderen grepen het touw, en werden door het gat van licht getrokken, en de Heere keerde Zich niet tegen hen. En Hij noemde hen : 'Zijn getrouwe kinderen', en rekende met hun zonden niet. En Hij waste hen in de rode melk, en de melk werd roze, de melk van een nieuw verbond. Deze kinderen dan waren slaven, en zij hebben dingen in hun onschuld gedaan. En ik zag een leger van mensenkinderen opstaan, en zie, zij aanbaden het gevallen konijn, de Zoon van Christus, en deze zoon had de macht het gat te openen. En vele sterren vielen erdoor naar binnen.
4. En ik zag een totempaal gemaakt van uilen, en ziet, deze uilen waren van hout, en ik zag palen als kruizen, en de kinderen van Christus hingen eraan. En de Heere sprak : 'Zo zal dan het kruis leiden tot een diepere dood, maar zij zal niet het wrakhout zijn van overwinning. Er is in hout geen overwinning. Wees dan het kruis niet terug op een diepere waarheid ? Ja, dat is de waarheid van het touw. Want als gij door het kruis niet reikt tot het touw, hoe te betreuren zijt gij. Weet dan wel dat Rachab overwon door het touw, en dat zij door het touw gespaard werd in Jericho. En ik zag mensenkinderen hangen aan touwen, en ziet, zij werden genoemd overwinnaars.
5. En er steeg een geween op vanuit de omgehakte konijnenboom, en de konijnenboom werd wederom met touwen opgericht. En de Heere sprak : 'Zo is er dan geen opstanding door het kruis, maar zij die aan het kruis hangen, en hun bloed laten vloeien om met melk te vermengen, voor hen is het levensteken van het touw, en dit touw zal hen oprichten, zijn zij dan niet de rode strepen, de kinderen van Christus ?
1. Maakt u dan nu op om tot de derde sleutel van het Eeuwig Evangelie te gaan. Zalig is degene die dit geheimenis vindt. De val van Adam leidde hem tot de wereld van Simson, zijn spiegelbeeld. En Adam vatte hoop toen hij het mysterie zag. Onder modder lag het, en het slijk der aarde, op een berg. En de berg begon te branden. En het zicht erop was als een brandende kaars. En Adam sprak deze woorden : Hesso Orteles. En Adam zakte in de grond als in een moeras. En een krokodil nam hem op de rug. En de krokodil leidde hem tot dichtbij de berg waar het mysterie van Simson was, als een vrouw gehuld in licht en zijde. En zij sprak tot hem : 'Welkom tot het mysterie van Simson, en dit mysterie zal u vrijzetten, en gij zult uw vrouw in een ander licht zien.' En de vrouw verdween als in een mist, en Adam volgde haar. En haar cryptische beschrijvingen maakten hem moe, en lieten hem zijn hoofd grijpen. En aldus was de keizer van de canon. En Adam zag zijn spiegelbeeld, Simson, en er was glas tussen hen. En bij het glas stond een zwarte hond, als een wolf. En het was niet duidelijk of de hond achter of voor het glas stond. En de hond begon lawaai te maken, en Adam greep naar zijn oren, terwijl het glas uit elkaar spatte. 'Nu is de markt verbroken,' sprak een stem. En Adam vatte hoop en moed, en ging door het glas naar binnen, maar uitsteeksels staken hem, en hij viel als een bloedende op de grond. En Simson raakte hem aan, en Adam trilde. 'Hier hebben de tijden ons geleid,' sprak Simson. En Simson hield de sleutels van het Eeuwig Evangelie in zijn hand, en sprak : 'Ik ben dan aangesteld om te sluiten en te openen.' En hij opende vele deuren, terwijl hij Adam meenam, en sloot vele deuren achter zich. En hij leidde Adam naar een plaats van spiegels, gemaakt in gesteentes. En verwarring maakte zich meester over Adam. 'Heer der vogels,' sprak Simson, 'Heer van de lucht, heer van vissen en sterren, van het aardrond en al wat daarop is, laat mij u het mysterie van de derde sleutel tonen.' En Simson tekende een kruis in de lucht, en dat kruis begon te bloeden. En ook de hoofdhuid van Adam begon te bloeden. Plotseling was er een vuur op Adam's hoofd, en Adam begon te schreeuwen. 'Adam,' sprak Simson. 'Dit is de doornenkroon. Het lijden van de Heer aan jou geopenbaard. Ik ben jouw evenbeeld, de Heer is jouw evenbeeld. Wij zijn één.' En Adam boog zijn hoofd, en boog neer voor Simson, die zijn hand legde op zijn hoofd. En Simson sprak over het indiaanse land, waar de voorouders eens van wegvielen, uit het paradijs, als een paradox, als een groot geheimenis. En hij sprak over de moeder god. En Adam keek op, terwijl Simson zijn ogen zalfde. En een groot licht daalde op Adam neer, en warme, grote vleugels omhulden hem. 'Kijk in de deken,' zei Simson. En een deken verscheen voor Adam, en hij keek erin. En hij zag Delila staan, en zij droeg een mand waarin duiven zaten. 'Ziet gij het raadsel, Adam,' sprak Simson. 'Nee, heer,' zei Adam.
2. 'Kijk weer,' sprak Simson. En weer keek Adam in het doek. En de duiven in de mand begonnen te veranderen in eksters. En een luid geschreeuw kwam voort van de deken, en de deken begon te branden.'
3. 'Ren, Adam,' sprak Simson. 'Want het grote raadsel des Heeren wordt geopenbaard.' En Adam rende weg, terwijl het vuur zich verspreidde. En na enige tijd brandde Adam ook, en begon te schreeuwen. En de deken viel op hem, en sloeg hem neer. En Simson sprak : 'Kunt gij dan ontkomen aan het vuur des Heeren ?' En hij trok Adam onder het vuur vandaan, en Adam keek recht in de ogen van Delila. En zie, zij was als het evenbeeld van Eva, en zie, zij waren één. 'Ziet,' sprak Simson, 'heeft zij mij dan niet met touwen gebonden, en mijn hoofdhaar, zelfs mijn hoofdhuid afgesneden, opdat ik tot de gescalpeerden gerekend werd ? En heeft zij mij dan niet verleid en verraden ? Ja, onbesnedenen hebben mijn ogen uitgestoken en mijn armen afgehakt, en mij bedekt met een rode lap. Mijn schaamte hebben zij met een rode streep bedekt. Ziet gij de diepte van deze dingen. Was uw vrouw niet een zelfde kruis, een lijdensweg, een lijdenstijd, waardoor gij gemerkt werd ? Ziet dan, wij zijn één. Wanneer gij deze woorden zult begrijpen, zult gij het verborgen paradijs hebben gevonden. Ziet dan, zij zijn delen van de moeder god. En wij zijn delen van de vader god. Onze hoofden moesten branden om onze ogen te verlichten. Onze kap moest afgesneden worden om verbonden te worden met de moeder god die boven ons is. En wij hebben ons voor haar vernederd. Zij was het kruis wat ons tot overwinning leidde. Zij was het touw waardoor Rachab werd gered, en wij in haar.
4. En een zwarte panter kwam tot Adam. 'Zie dan, het mysterie van alle eeuwen is geopenbaard,' sprak Simson. En Delila kwam dichterbij, en greep Adam. 'Zij zal u niet meer loslaten,' sprak Simson. 'Zij zal het Woord in u ontzegelen.' En Adam was als in de greep van een python en kon moeilijk ademen, terwijl Simson verdween in de mist.
En Delila begon hysterisch te roepen tot Adam. En Adam probeerde haar te troosten, maar hij kon het niet.
2. Zo is dan het geheimenis der eeuwen dat al degenen die het boek des Heeren aannemen daardoor worden gescalpeerd en onthoofd, als de bruids-besnijdenis des Heeren. En deze besnijdenis om verbonden te worden aan de moeder, de Heilige Geest, die zich heeft geopenbaard in velen. Zij is dan de diepte van de doornenkroon. Zij is het die het hoofd heeft ontzegeld. Zij heeft hun ogen gezalfd en verlicht.
3. In de dieptes van het paradijs staat zij, voor de poorten, met de instrumenten van de besnijdenis. Geen van hen die dieper het paradijs willen betreden zullen aan haar ontkomen. Zij is de koningin van de jacht, de keizerin van de oorlog. Zij voert oorlog in gerechtigheid om de zegelen der eeuwen te verbreken. Zij haalt de schedels neer door haar pijlen. Ook aan David verscheen zij, als een python, Batseba. Zij nam hem mee op een reis door oorlog, en veroorzaakte zijn val. Nu, was deze val heilig of onheilig ? Ook David moest als zijnde een type van Adam, Simson en Christus aan de zonde gelijk gemaakt worden. Ook hij moest besneden worden door een vrouw. Dit dan is het huis der eeuwigheden, om verzoening te bewerken. Zo zette hij Uria de Hethiet vooraan in de strijd, opdat David zijn vrouw zou winnen. Is dit dan geen vrouwenroof ? In het letterlijke wel, maar in het geestelijke beeldt Uria de vleselijke en oude natuur uit, die overwonnen moest worden.
4. En Batseba nam David in en verslond het kind. Ze beet David en vernederde hem, want zij beeldde de vloek van de moeder god uit. En zij is de moeder van de openbaringen. Zo is zij het dan die de zegels opent, in eenheid met Delila, Eva en Maria, en zijn zij delen van hoe de Geest werkt. De Geest dan komt met list en besnijdenis. Zo zijn wij dan allen in Christus getuigen van deze dingen. Batseba dan draagt het mes des Heeren, en is de bruid van Christus. Zo is dan de Geest van Christus de Bruid van Christus, als een type van de moeder god. En gij allen die Christus volge, hebbe deel aan dit mysterie.
5. Batseba dan is het geheim van de moeder god, haar gordijn. En zij test allen die tot deze poort naderen. Ja, in de dieptes van het paradijs is zij. Ja, de glorie van het Woord draagt zij. Zij is het geheimenis des kruizes. En Delila is het geheimenis van de doornenkroon. Ja, een zwaard in haar handen is zij. En zij is gekomen om visioenen te geven, en om de heiligen doorgang te geven, want lang zijn zij door onderdrukking tegengehouden. Ja, zij zal binden hen die zich dokter noemen en het niet zijn.
6. Als een oorlogs-strijdster staat zij op. Hebt gij het verhoord en vernomen ? Zo zijn er dan hen die zich dokters der tanden noemen, en zij boren in tanden voor geld. Uit mijn heiligdom zal ik deze valse doktoren drijven ! spreekt de Heere. Zij hebben niets anders dan ellende gebracht, want zij hebben ketenen gelegd op Mijn volk, en deze ketenen waren giftig. Daarom, zegt de Heere, er zal een dag zijn tegen een ieder die zich valselijk dokter noemt, om het vlees van de kudde te kunnen eten. Kijk, een oorlogs-strijdster staat op, om te overwinnen. Koningen zal zij binden met ketenen, en keizers zal zij neerhalen met haken. Opgestaan is zij om oorlog te voeren, om het allerheiligste te verschonen. Mijn oog kan deze valse doktoren der tanden niet meer aanzien, spreekt de Heere. Daarom zal mijn zwaard op hen neerdalen, en er zal een grote slachting zijn. Ja, dronken zal Ik worden van hun vet. Mijn zwaard zal opstaan in de nacht, en hun eerstgeborenen zullen geslagen worden, en het eerstegeborene van hun vee. En de eerstelingen van hun oogst zal ik verbranden. En in de morgenstond zal Ik tegen henzelf komen, spreekt de Heere. Zij hebben geboord in de tanden van mijn volk voor veel geld, en daar gif geplaatst. Ziet, dienaren van de Mammon zijn zij. Zij buigen zich neer voor hun Roomse goden, maar ziet, Ik zal deze goden slaan, en uit mijn huis verdrijven. En tegen Spanje zal Ik een groot vuur aanrichten.
7. Nu, kent gij het geheimenis van Batseba ? Vergeet niet dat Eva haar man gaf van het vergif, en zo heeft Batseba ook David het gif niet onthouden, want zij beeldden het kruis uit. Zij leidden hen naar het kruis en de doornenkroon. Ook leidden zij hen tot het spotkleed. Zij gaven hen te drinken, wijn met gal. Zij waren de vloek van de moeder god, die haar kinderen terugriep tot het kruis. Nu, in letterlijke zin zouden deze vrouwen vernietigers zijn, maar in geestelijke zin zijn zij oprichters. Verbreek daarom de zegels van Batseba, en gaat in door haar sluiers. Als een zwaard is zij daar, om te oordelen de levenden en de doden. Zij is het Zwaard van David, en het Zwaard van Christus, en dit zwaard is twee-snijdend, komende van Zijn mond. Ja, oordelen zal hij hen die het gif der wereld geschonken hebben, en niet het gif des Heeren.
De Ridder van de Canon
1. Delila is de bewaakster van de diepere wouden en wildernissen van het paradijs. Zij draagt het zwaard om gelovigen te testen. Ook bewaakt zij de schatten van het paradijs. Zij is als de Lokogamen, de sieraden van het kruis. Zij spreekt recht in list en symboliek. Zij raakt het letterlijke niet aan. Zij draagt de sleutelen van het paradijs. In de wouden is zij stil, totdat iemand in haar webben raakt. Zij is de spin van het paradijs. Zij weefde het paradijs als in een mysterie. Bent gij dan al tot haar kleine huisje gegaan ? In de dieptes van het bos woont zij, om dapperen te onderwijzen, zij die door hun lijden tot haar zijn gekomen. Als de engel des Heeren is zij.
2. Zo was zij ook een test voor Simson, en hadden de verminkingen geestelijke betekenissen. Zij waren geenszins letterlijk. Zij is de ware dokter, met het kruid des kruizes. Zij was de brenger van de doornenkroon.
3. Nu weet gij dan allen dat de doornenkroon de poort der profeten is. Zo verliezen profeten hun hoofdhuid om door haar gekroont te worden. Door haar verliezen ze hun oude natuur. Door haar verliezen ze hun aardse ogen en handen, totdat alleen een rode lap hen bedekt. In haar worden zij kind, en groeien zo niet op als de nefilim. Zij is de honger en het kruid van armoe. Zij geeft en zij neemt. Zij leidt gelovigen dieper in de wildernissen van het paradijs, waar zij de geheimen openbaart, en deze zijn des kruizes. Nee, een gelovige zal niet uit haar hand ontsnappen. Zij draagt de stok des Heeren. Het geweten temt zij. Zij is de Wraak des Heeren.
4. En zij schonk Simson visioenen door zalf vanuit haar borsten, toen zijn aardse ogen waren uitgestoken. En Simson stierf aan zijn aardse leven en zijn aardse wapenen. En zij wekte hem op in een strijdwagen, om hem de mysterieen der eeuwigheden te tonen.
5. De bewaakster van het kinder-paradijs is zij. En Batseba is haar mede-bewaakster. Zij gaan uit om kinderharten te verzoeten, en het gif des kruizes is voor ouderen. Wordt daarom een kind, om aan de wraak van de toekomende tijden te ontkomen. En zo zijn er dan vele gevaren voor kinderen, maar de Heere beschermt in die allen.
De bewaaksters van kinderharten zijn zij, onder de vleugelen van Metensia. Zij slaan de harten der ouderen, want des Heeren toorn en tucht is op hen. Wees daarom als kinderen, maar ziet, ook Zijn kinderen worden zwaar getuchtigd. Gaat in tot de burcht des Heeren, om het kinder-paradijs te vinden. En gij zult worstelen met de Geesten. Zo zult gij uw zielen behouden. En gij zult het zoete van Marion vinden.
De Tweede Ridder van de Canon
1.
1. En ik kwam in een hal, en in de hal waren grote ogen die rondvlogen en vlees aten. En de Heere was verbolgen over deze ogen. En zie, de ogen dan waren de brieven van Paulus. En de Heere zei : 'Ik ga hen uit mijn Woord verbannen. Niet omdat ze zo onzuiver waren, maar omdat zij niet tot mijn Woord behoren. Zij waren dan profetische brieven, en zo moeten ze ook beschouwd worden.' En ik zag de Heere verschijnen en Hij nam een mes, en dreef hen uit de hal. En de Heere nam het boek Efeziers en zuiverde het, en maakte het tot een bijgeschrift. En zo werd het geheiligde boek Efeziers tot het Woord opgenomen, maar geenszins werd het een deel van de canon. In de steen der karazuur zal het opgenomen zijn.
2. En de Heere spuwde op de overige boeken, en zuiverde het, en liet ze geenszins tot Zijn Woord opnemen. Ziet, zij zijn dan profetische geschriften, en de oude versies waren veelal verkeerd vertaald en verkeerd uitgelegd om het volk te onderdrukken. Ook waren er duivels-verzen in hen. Waakt dan wanneer gij deze brieven leest, opdat gij niet misleid worde. Want velen zijn het pad naar de hel gegaan, en hebben met deze brieven gevleid.
En ik zag de Heere komen met een mes en sneed de duivels-verzen uit deze brieven. En er was een luid gegil dat ten hemel steeg. En de Heere gooide deze duivels-verzen in een put van vuur, en sloot deze met onuitspreekbare woorden.
En boze geesten waren woedend nu hun vrienden in ketenen waren gegaan, want dezen stonden bekend als dokters en als de dokters der tanden.
En een put werd geopend waarin het Heilige Lijden was opgesloten, en zie, zij werd vrijgezet. En zij ging uit om het land te slaan met plagen, want het had gezondigd tegen de Heere.
En engelen weeklaagden tot de hemelen, omdat kerkleiders zo lang rotte boeken tot het Woord hadden gerekend, en daarmee kindekens onderdrukten.
En de Heere nam een mes en sprak : 'Uitsnijden zal ik deze kerkleiders. Ik zal hen bannen uit het boek des levens, en hun namen zullen niet opgetekend zijn in de hemelen. Ja, ik doe hen vergeten.'
En een wolk vervulde het land, en zij die open stonden voor de zuiveringen ontvingen het Heilige Lijden. En zij weenden tot de Heere, en de Heere genas hen.
En mijn hoofd geraakte in ijs, en voelde als ijs, en ik zag demonen in gewaden staan in een kerk, en zij hadden rode hoofden, zeer opgeblazen. En zij werden geboden de kerk uit te gaan.
En deze demonen waren de demonische verzen in het evangelie, die er uitgesneden zouden worden. En zij begonnen vreselijk te gillen en te branden. En zie, zij begonnen langzaam in varkens te veranderen. En er was een enorme druk op mijn hoofd.
En ik zag in die kerk vier kasten opengaan, waarin vuil opgeborgen was. En een engel kwam tot deze kasten om ze uit de kerk te werpen. En deze vier kasten waren de vier evangelieen die door de kerkleiders tezamen gevoegd waren tot autoriteit. En de Heere was verbolgen op deze kerkleiders.
En ik zag een vuur komen tot die kerk om het uit te zuiveren. En de Heere raakte mijn hoofd aan, en sprak : 'Zie, ik trek het boze zwaard uit mijn gemeente. Dit zwaard heeft mijn gemeente vervolgd voor eeuwen. Ik zal het werpen tussen de honden en de wolven. En zij zullen het verslinden.'
En er was een explosie in de hemelen, toen de vier evangelien uit de hemelen werden verdreven.
En daarna was er een grote stilte. En er gingen poorten in de hemel open die tijdenlang gesloten waren geweest. En karazuren gingen aan deze poorten staan om hen te bewaken.
En een groot vuur kwam mijn hoofd binnen, en zie, zij was het Heilige Lijden.
En een sportzaal begon te branden, en zij die buiten stonden hadden witte klederen. En degenen in witte klederen begonnen onderwijs te geven.
En apen begonnen de grote stad te omsingelen, en zij maakten plannen om de heiligen te bevrijden. En in het midden van de stad was een zaal met ridders.
Ook was er een sportveld dichtbij, wat ook begon te branden. En Christus begon Zich te openbaren op het veld. En ook was daar een conferentie-gebouw dichtbij, waar clowns zich voor begonnen te verzamelen.
En meer ridders begonnen zich te verzamelen in de ridderzaal, waar zij ook hun vlaggen hingen. En zij hingen vanaf het plafond naar beneden.
En het land brandde bij piano-spel.
Laat u dan redden van een vals evangelie.
2.
En ik zag een grote zaal met speelgoed, en zie, het speelgoed was opgevoerd en losgeslagen, geheel los van de orde des Heeren. En zie, het speelgoed bracht leugens, en terroriseerde de heiligen. En de Heere sprak : nu is het genoeg. En zie, het speelgoed was dan de boeken van het oude testament en van het nieuwe testament, en de Heere haalde hen uit Zijn Woord.
En het speelgoed begon nog meer leugens te vertellen, en het speelgoed werd ontmaskerd door de heiligen.
En de Heere sprak : Sommige boeken zal Ik vernieuwen, en Ik zal hen uitzuiveren, en zij zullen in hun nieuwe versie, en hun nieuwe code opgenomen worden in de Heilige Schrift.
En de Heere keek de uitgeworpen boeken aan, en begon hen te bestempelen als mythische boeken, maar zij hadden hun plaats in het Woord verloren.
En het speelgoed begon weg te rotten op verre velden en in woestijnen, daar waar de engelen des Heeren hen gebracht hadden. En kinderen begonnen vrij te komen uit deze neergestorte voertuigen.
En een wind maakte vele gevangenis-deuren los. En er was een grote opstand der kinderen.
En zij marcheerden naar een nieuwe schuilplaats waar de Heere en zijn engelen hen opvingen.
En de Heere bond enkele oude boeken met touwen, en anderen met zware ketenen, en wierp hen in een put van duisternis. En de Heere stak zijn zwaard in die boeken, want zij hadden veel gestolen. En zij moesten alles teruggeven op die dag.
En de Heere ontblootte hen, en maakte hen tot een bespotting. En zij werden in een kar door de heilige steden gedreven, opdat alle ogen het zouden zien.
Vrees daarom de Heere en geeft hem eer, want Hij zuivert zijn Woord, en maakt alle dingen nieuw. Zijn dag is gekomen. Zie, Hij komt spoedig.
Christus
1.
1. En Christus braakte van angst in de hof van Getsemane. En de moeder der goden kwam tot Hem, en Hij bevond Zich in haar tempel. En zij liet hem met touwen binden. Haar soldaten omsingelden hem, en hij viel neer aan Haar voeten. En zij sprak : 'Man van stand gij waart, maar gij hebt de zonden der wereld op u genomen, en al hun gevolgen. Gij weet dan dat ik en uw vader heilig zijt. Nu zijt gij een verworpene.' En Christus huilde aan haar voeten, en kuste deze, maar haar genade was over hem niet.
2. 'Gij zult sterven aan de paal, zoon,' sprak zij. En toen liet zij hem alleen. En hij riep : 'Moeder, moeder, waarom hebt gij mij verlaten.' En Christus begon dronken te worden van angst, en duisternis viel op hem, en gehoon. En Christus kwam tot haar engelen, en huilde aan hun voeten, en kuste deze, om ze te drogen met zijn haren, maar hun genade was niet over hem. En hij sprak 'Moeder, laat deze drinkbeker aan mij voorbij gaan, maar Uw wil geschiede.' En haar engelen lieten hem in de steek. En Christus brak uit in een groot gekerm. Zo zal een man die Christus volgt dan vele malen door vrouwen afgewezen dienen te worden, daar hij de zonden van de wereld draagt. Wee u wanneer alle vrouwen wel van u spreken, want zo hebben zij met de valse profeten gedaan.
3. In de tuin van Getsemane kreeg hij vervolgens een visioen van de tuin van Eden, waar het zwaard van Adam hing. Hij greep dit zwaard, en het begon te smelten in zijn hand, waarop een stem zei : 'Dit zwaard zal eerst sterven, en dan opstaan. Gij zult met dit zwaard sterven.' En op het zwaard stonden teksten geschreven, en openbaringen. En Christus begon zich zwakker en zwakker te voelen. Toen kwam Christus tot de hof van David, waar diens speer hing. Christus greep de speer, maar ook deze begon te smelten in zijn hand. En Christus gleed als in een diepe put. En hij was omringd door hyena's. En een stem sprak : 'Spoedig zullen zij dan uw vlees eten en uw bloed drinken, en gij zult komen tot uw beker.' En toen lieten de visioenen hem alleen.
4. En hij dacht na over hoe hij op aarde was gekomen, zijn aarde-vaart. En hij herinnerde hoe in de hemel engelen rondom hem stonden, en zij lieten hem een gat zien als van water. En hij moest vurige kolen van het altaar inslikken. En twee demonen grepen hem, en duwden hem in het gat. En in een straal van licht kwam hij in de schoot van zijn moeder Maria. En deze schoot was als een gevangenis. En hierin zou hij voorbereid worden voor zijn lijden op aarde. En Hij herinnerde de glimlach van zijn moeder Maria. En hij herinnerde de bloemen die zijn naam riepen. En in de baarmoeder van Maria was hij in gevecht met twee slangen, waardoor hij een enorme kracht kreeg. En hij beet de koppen af van die twee slangen. Maar de koppen van die slangen groeiden weer aan en er kwamen nog meer slangen uit hun bekken. En zij omsingelden Jezus, maar zij waren aan hem onderworpen. Maar nu was het uur gekomen dat zij Jezus zouden overweldigen. En hij zou tijdelijk onder hen gesteld worden.
5. En hij herinnerde nog meer van wat er voor de aarde-vaart gebeurde. Hoe hij een gesprek had met de vader, en dat zijn moeder huilend wegrende. En de vader sprak : 'Zoon, het is tijd dat gij u voorbereid een bruidegom te worden. En uw bruid zal zijn een kruis.' En de vader sprak over het vele lijden dat hij op aarde te verduren zou krijgen. En de moeder kwam terug met vele gerechten, en gebood haar zoon te eten. En dat wanneer hij op aarde zou eten, hij haar zou gedenken. En de moeder nam haar zoon apart. En zij bereidde hem voor op het vele lijden wat hij zou ondergaan. En zij sprak dat hij de muur zou moeten herstellen, de heilige muur. En zij liet hem een bol zien, en sprak dat zij als de bol om hem heen zou zijn, om hem te beschermen. En zij vertelde hem dat ook zij zou moeten sterven, en de vader. Maar dat de dood hen niet zou kunnen vast blijven houden. En zij zong een lied voor haar zoon, en nam hem in zijn armen, en nam afscheid van hem. En ook de vele engelen kwamen om afscheid van hem te nemen. En sommigen huilden.
En in het licht verscheen een beker, waarmee hij tot de aarde zou gaan. En de beker zou gedronken worden door roofdieren.
2.
En Christus werd gevangen genomen, en gebeurtenissen volgden elkaar op tot aan het grote Golgotha, waar hij gehangen werd aan de paal, zoals zijn moeder had voorspeld. En in een visioen boog hij aan de voeten van de moeder der goden. En hij was uitgehongerd, en haar toorn was op hem omdat hij de zonden der wereld droeg. En hij was gemaakt tot zonde, en des duivels gelijk. En zij sloeg hem met haar stok. En een grote zwarte slang kwam uit haar hand om hem te verslinden.
En hij riep het uit : 'Moeder, moeder, waarom hebt gij mij verlaten ?' En de paal was als zijn bruid, en het was een bloeds-bruiloft.
En een stem sprak : 'En een man zal zijn vader en moeder verlaten, en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen zijn tot één vlees.' En de stem sprak over de paal.
En een stem sprak vervolgens : 'En zij zal meesteres over hem zijn, want zij weerspiegelt de moeder der goden.'
En Christus weende luid, met angst voor de dood. En hij onderwierp zichzelf aan zijn bruid, en zijn bruid overweldigde hem. En in dat uur stierf hij.
Takalan
1.
1. De baard van Christus leek een stukje gegroeid te zijn toen hij in de hemel aankwam, en allereerst zag hij daar de rivieren. Een engel kwam op hem af met de vleugelen als van insecten. Het was alsof hij ineens was omhuld door een zachte baard, als de baard van Abraham, en honing droop hier. Overal waren tuinen, waar vruchten tezamen groeiden met drop. En Christus begon te lachen, en riep tot Zijn vader. 2. 'Moeder wacht op u,' sprak de engel. 3. 'Waar is vader ?' vroeg Christus. 4. 'Die is er nu niet,' sprak de engel. 'Die is … Weet u het ? Die is dood. De vader stierf voor u. Hij stierf met u, en is nog niet opgewekt.' 5. 'Hoe wordt hij opgewekt ?' sprak Christus. 6. 'Gij zult de weg tot de diepste hemel moeten begaan,' sprak de engel. En de engel leidde Christus tot een enorme gouden rivier. 'Wast u dan in deze rivier,' sprak de engel, 'en overbrug deze rivier, want zij bewaakt de zilveren rivier en de holle boom, de boom des hemels, vanwaar de Geest als een Duif werd uitgezonden om u op te wekken. Zo zult gij wederom tot deze plaats moeten gaan, om de Geest uit te zenden om uw vader op te wekken. Moeder wacht op u. 6. De gouden rivier draagt dan dit geheim, dat aan de overkant aan haar kusten het Loofte groeit, als een medicijn tegen het onstuimige van liefde en haat. Loofte is dan de wet des hemels. 7. Gij zult boven de strijd tussen liefde en haat moeten uitstijgen, om gebonden te worden in de wetten des hemels, als het koude geweten en het kruid van ijs. Het hemels ijs zult gij binnentreden, door loofte, en gij zult zien, de eeuwige vlam. Maar weet, mijn kind, dat ook de strijd tussen vuur en ijs een strijd is waar gij bovenuit moet strijden. Samsael ben ik, een dienstknecht van Uw vader. Het genezings-werk van de vader is begonnen. Zijn oog zal hersteld worden, en de moeder zal over Hem zijn, de Geest. Zij verlangt Hem te zalven en te redden, ja, op te wekken van deze starre dood. Gij bent het Liefdes-kind daartoe, oh Christus. Gij bent gezonden om uw ouders te redden. Ik draag het vaandel hiertoe. Ik heb u gezalfd daartoe, aan de wieg van uw bestaan. Ja, God's genade is op U. Op U rust Zijn Zegen en Zijn licht. En Christus wandelde over de gouden rivier, en hij zonk niet. En de golven waren hevig als de golven van een woeste zee. En een vogel kwam tot Christus, die was als een vliegende vis. En de vis was als van goud, en nam Christus mee over de rivier. En Loofte nam Christus in haar op. 'Ziet dan, Ik heb mijn gouden vogel tot u uitgezonden,' sprak Loofte. 'En deze is genaamd Zerrum, als uitstijgende boven de strijd tussen leugen en waarheid, en ziet, zij is het raadsel, een raadsel opgeborgen in de hoogste hemelen.' En de vogel was als een arend en een uil. 8. 'Ik ben de wet des levens,' sprak Loofte. 'Uw moeder wacht op U. Ik ben de keizerin des hemels, Uw schild en Uw vertrouwen, een dienstmaagd van Uw moeder. Kom, laat mij U leiden tot de rivier van zilver.' En de rivier van zilver was als een zee, onstuimig als een kudde strijdende herten. En Christus werd door Loofte in de rivier gedrukt. 'Zwem, Mijn Zoon, en ga op zoek naar Uw moeder,' sprak ze. 'Zij woont in de boom des hemels, achter de rivier.' En Christus werd duizelig, en staarde als in een holle boom. En de boom zweefde boven de rivier, en veranderde in een lange paal met een ei in het midden. En Christus probeerde de paal te grijpen, maar greep steeds mis. En zo zwom Christus vele dagen in de rivier die als een zee was, en begon uiteindelijk honger te krijgen. 9. En Christus riep om Loofte, en zij kwam Hem tegemoet. En zie, zij wandelde op de rivier, en trok Christus uit het water. 'Op het zilver kunt gij niet wandelen, Zoon. Gij hebt een vrouw nodig,' sprak ze. En Christus was in haar armen, en hij vroeg om Zijn moeder. En een grote storm kwam op de rivier, en het hart van Christus begon te smelten. En hij riep het uit, terwijl Loofte hem vasthield. En grote vissen kwamen op van de rivier.
2.
De Bijenprinses
1. Hoog in de wolken leefden eens een grote groep indiaanse reuzen. Ze waren heel groot, heel dik, en alles ging erg langzaam. Op een dag besloten ze over de wolken naar beneden te komen. Dat ging allemaal erg langzaam. Ze wilden beneden op zoek gaan naar een splinter van een bijzondere rozenstruik. Die splinter die zou zo oud zijn, dat hij van goud zou zijn geworden. De indiaanse reuzen wisten dat als ze die splinter zouden zaaien, dan zou er een roos uitkomen, zo sterk en zo hoog, dat ze door te klimmen bij hun voorouders konden komen.
2. Na een tijdje hadden ze de gouden splinter gevonden, maar deze was in bezit van een dwerg. Ze boden de dwerg van alles aan in ruil voor de gouden splinter, zoals een wolkenspinner, of een wolkenwever, maar de dwerg wilde de gouden splinter niet ruilen. Maar omdat de indiaanse reuzen zolang en intens smeekten zei de dwerg uiteindelijk : ‘Goed dan, ik zie dat jullie de gouden splinter erg graag willen hebben. Ik doe het alleen als ik jullie indiaans prinsesje ervoor krijg. ‘Wat ?’ dachten de indiaanse reuzen. ‘Maar goed, als er geen andere ruil mogelijk is, dan moet het maar.’ En zo gingen de reuzen terug om hun indiaanse prinsesje waar ze zoveel van hielden naar de dwerg te brengen. En zo kregen de reuzen de gouden splinter. Toen ze weer boven in de wolken waren zaaiden ze de splinter direkt in een grote pot. Niet lang daarna stond er een enorm grote, taaie roos die enorm hoog begon te groeien, en al gauw klommen de indiaanse reuzen naar het rijk van hun voorouders. Maar die voorouders waren helemaal niet zo blij. Ze vonden het dom dat de reuzen hun prinsesje hadden omgeruild. Maar de voorouders waren zo groot en zo dik dat ze niet over de roos naar beneden zouden kunnen. Dan zouden ze te pletter vallen.
3. Inmiddels bij de dwerg moest het indiaanse prinsesje een hoop zwaar werk verrichten. Ook moest het prinsesje veel kamers schrobben, en de was doen. Het meisje was doodongelukkig, maar op een dag nam de dwerg het meisje mee naar een diepe plaats onder de grond. Hier leefden een heleboel ratten, en de dwerg zei dat als het meisje de ratten tam kon maken, dan hoefde ze niet meer te werken. Dat was een zware opdracht voor het meisje. De ratten waren niet makkelijk en beten haar overal. Toch lukte het het indiaans prinsesje om de ratten tam te maken. Nu kon de dwerg ritjes gaan maken op de ratten, en ook het prinsesje ging vaak met hem mee. Op een dag kwamen ze nog dieper onder de grond. Hier leefden beren, en weer vroeg de dwerg of het indiaanse prinsesje de beren wilde temmen. Als beloning zou de dwerg haar dan meenemen naar een geheime plaats. Ook de beren waren niet makkelijk, en beten haar overal, maar uiteindelijk na een lange tijd waren de beren tam. Nu kon de dwerg ook op de beren ritjes gaan maken, en het meisje ging vaak met hem mee. Op een dag zei het meisje : ‘Je hebt me beloofd om me mee te nemen naar die geheime plaats.’
4. En zo nam de dwerg het indiaanse prinsesje mee naar een plaats waar een zeldzame roos stond. De roos was zo prachtig dat het indiaanse prinsesje haar ogen er niet vanaf kon houden. ‘Als je voor de roos zal zorgen en haar genegenheid wint, dan zul je kunnen komen waar je maar wilt, enkel door een gedachte.’ Het meisje begon de roos te verzorgen, en na een lange tijd won het indiaanse prinsesje eindelijk haar genegenheid. En inderdaad, door een enkele gedachte kon het meisje komen waar ze maar wilde. Maar het prinsesje dacht er niet aan om terug te gaan naar de indiaanse reuzen. Ze had het hier immers zo naar haar zin.
5. Maar op een dag werd de dwerg ernstig ziek. Het indiaanse prinsesje was erg verdrietig. ‘Ga naar het veld van rozen achter de zeldzame roos, en verzorg hen, want ze zijn blind, doof, en kunnen niet spreken. Als je hun genegenheid wint dan kun je wie je maar wilt genezen door enkel een gedachte.’ Het meisje ging naar het veld toe door enkel een gedachte, want zij had die gave van de zeldzame roos gekregen. In het veld zag ze de prachtigste rozen, en begon hen te verzorgen. Na niet al te lange tijd won ze hun genegenheid, en werd het indiaanse prinsesje begiftigd met de gave dat ze door een simpele gedachte kon genezen wie ze wilde. Snel ging het indiaanse meisje naar de dwerg toe, die inmiddels doodziek was, en genas hem.
6. De dwerg was haar nu zo dankbaar dat hij haar een gouden sleutel gaf, waardoor ze in het rijk van zijn voorouders kon komen. Toen ze daar aankwam zag ze de kleinste en dunste wezentjes, allemaal als gouden splinters. Toen ze ze aanraakte veranderden ze direkt in bijen, en vlogen met haar mee naar boven. De bijen brachten haar tot de meest zeldzame bronnen van wonderlijke honing. Het meisje was zo verrukt van de honing, dat ze er taarten van begon te maken. Eerst bracht ze de taarten naar de dwerg, maar later wilde ze ook de honingtaarten brengen naar de indiaanse reuzen. De bijen hielpen haar ermee, en uiteindelijk kwam ze terecht in het rijk van de voorouders van de indiaanse reuzen. Hier waren ze allemaal, en ze waren erg blij haar te zien. In een zaal werden de taarten op grote tafels gezet, en begonnen de reuzen te eten zoals ze nog nooit hadden gegeten. Maar daarbij maakten ze zo’n kliederboel, en werd er zoveel gemorst, dat zelfs grote druppels honing naar beneden vielen. Waar de druppels de grond raakten ontstonden er steden en dorpen. Maar het trok ook de roofdieren aan, en die waren al snel in gevecht om de overheerlijke honing.
7. Het indiaanse prinsesje keek naar beneden en zag wat er gebeurde. Ze was er erg verdrietig om. Maar ze wist dat ook de roofdieren kon komen waar zij was, door het liefhebben van bloemen, en door het temmen van ratten en beren. Ze wilde het hen wel vertellen, maar de roofdieren maakten zo’n lawaai. Toen besloot het indiaanse prinsesje de bijen naar hen toe te sturen om het te vertellen. Maar één voor één werden de bijen door de roofdieren doodgeslagen. Het indiaanse prinsesje was woedend. Toen nam ze een kan met de wonderlijkste honing en goot het naar beneden. Al snel ontstond er een wilde zee van honing, en de roofdieren raakten geheel vast onder de kleverige honing. Toen kwamen de zon en de sterren naar beneden om de honing van de roofdieren af te likken, maar al gauw gingen de zon en de sterren ook in de honing baden, en wilden niet meer terug naar hun oude plaatsen. Omdat er steeds meer sterren kwamen begon de zee van honing te stijgen en te stijgen. Het indiaanse prinsesje moest nu iets doen, anders zou alles vollopen. Maar het meisje wist niet wat ze doen moest, en besloot de dwerg om raad te vragen. Maar die was niet meer te vinden, want beneden was alles ondergelopen. Ook de rozen kon het meisje niet vinden, en uiteindelijk besloot ze terug te gaan naar het rijk van de voorouders van de dwerg, in een kelder. Ook daar was alles al ondergelopen, maar in de verte zag ze iets glinsteren. Het was een gouden splinter, misschien wel de laatste. Ze raakte de splinter aan, en de splinter veranderde in een bij. Ze stapte op de bij, en vloog naar de plaats waar de zon eens stond. Hier was ze veilig, en niemand heeft haar ooit nog teruggezien.
3.
1. En Christus werd wakker in de armen van Loofte, en hij zag Zijn moeder. En de boom droeg de oranje zee van vuur, als een oranje zon. En zij was als een poort tot het natte bos. En de schepen op zee waren rijk, en zij droegen de sprookjes des hemels. En in de boom waren de honing-dwergen. En Christus voerde lange gesprekken met hen. En zij waren dienstknechten van de moeder. En zij bedekten zijn lichaam met hemelse honing, zodat hij de oranje zee van vuur kon overzwemmen. Maar kwallen begonnen de laag honing aan te vreten, en beten hem. En demonen vochten om zijn lichaam. En de demonen die de hemelen bewoonden voerden hem naar een paal, waar zij hem aan spietsten. En kwallen namen bezit van zijn verstand, en hij werd als een wilde. Maar hij stierf niet, alhoewel hij begeerde te sterven. En hij schreeuwde : 'Moeder, moeder, waarom hebt gij mij verlaten !' 2. En zeemeerminnen vonden zijn gespietste lichaam, en zalfden hem. En alhoewel ze hem niet van de paal konden loslaten, bewaakten ze de paal dag en nacht.
4.
De Windemelk
1. Er was eens een indiaanse feeenkoningin die een hele bijzondere roos had. De roos kon spreken, en was zo prachtig dat een ieder die naar de roos keek versteende en voor altijd in verwondering naar de roos staarde. Daarom bracht de indiaanse feeenkoningin de roos naar een eenzaam kasteel waar twee rivieren omheen stroomden. De eerste rivier was zo zoet dat iedereen die er bij in de buurt kwam voor altijd in slaap viel. De tweede rivier was zo vies en vuil, dat degene die er te dichtbij kwam voor altijd in huilen uitbarste. De feeenkoningin vond dat niet zo geweldig, maar ze wilde de roos beschermen. Maar niet alleen wilde ze de roos beschermen, maar ook degenen die dichtbij de roos wilden zijn. De roos was namelijk erg gevaarlijk. En bovendien plaatste de feeenkoningin ook de gevaarlijkste spin die bestond om het kasteel te bewaken. Dat vond de feeenkoningin ook niet leuk, maar ze wilde geen enkel risico nemen.
2. De feeenkoningin zag wel dat het er zo niet makkelijker op werd, en al helemaal niet minder gevaarlijk, en daarom liet ze grote waarschuwingsborden neerzetten. Niet veel lieden waagden zich nog in de buurt, en op een dag vroeg de roos of zo een wandeling door het bos mocht maken. Uiteindelijk stemde de feeenkoningin toe. Toen de roos bij de vieze rivier kwam liet ze een traan vallen, en toen ze bij de zoete rivier kwam gaapte ze even. Toen ze de waarschuwingsborden zag schrok ze heel erg. ‘Maar ik ben toch geen roofdier ?’ vroeg de roos. ‘Nee,’ zei de feeenkoningin, ‘maar heus, het is beter zo.’ Maar met een ruk maakte de roos zich los van de feeenkoningin. De feeenkoningin kon niet veel doen, omdat de roos zo groot was geworden in al die jaren. De roos snelde dieper het bos in, maar verdwaalde al snel, omdat ze de weg niet wist. Uiteindelijk vond ze een bosmeertje waarin ze begon te baden. Gelukkig was er niemand in de buurt, want dat zou veel te gevaarlijk zijn.
3. Maar na een tijdje wilde de roos weer terug naar het kasteel, en barste in huilen uit. ‘Ach,’ zei de wind, ‘mijn kind, maak je toch niet zo druk. Je vindt heus je weg naar het kasteel wel weer, volg gewoon de rivier van zoete en vuile melk, en je bent weer thuis, heus.’
4. ‘Maar waar vind ik die rivier ?’ vroeg de roos.
5. ‘Daar, in de lucht,’ sprak de wind, en tegelijkertijd verscheen er een wolkendek met daarin de rivier van melk. De roos zwom en dronk. Het was het zoetste en vieste wat ze ooit had gedronken, maar snel was ze thuis. ‘Mamma,’ zei ze tegen de feeenkoningin, ‘ik heb melk gedronken van de wind.’ En ineens stond er een meisje voor de feeenkoningin zo prachtig als een roos. En sindsdien is ze altijd in het kasteel gebleven.
6. Haar moeder bouwde de prachtigste torentjes voor haar, de lieflijkste sluiers en gordijntjes, en het meisje had het altijd erg naar haar zin, alhoewel het een eenzaam en verlaten kasteel was. Vaak dronk ze nog van de melk van de wind die de wind bij haar bracht, door het raam, en op een dag had ze er zoveel van gedronken dat ze er erg slaperig van werd. Toen ze wakker werd zei ze tegen de wind : ‘Zeg, waarom kom je niet gewoon bij ons wonen ?’ Dat liet de wind zich geen twee keer zeggen, en kwam door het raam naar binnen. Elke dag werd het meisje mooier en mooier door het drinken van de windemelk, en toen haar moeder stierf werd zij de feeenkoningin, maar weg van het kasteel wilde zij niet. Elke dag zond ze de wind uit om alle indiaanse feeen en toverrozen te verzamelen, en elke avond en nacht kwam de wind terug met vele feeenkoetsen. Allen hadden zij gedronken van de windemelk, en daarom waren ze hier.
7. Maar op een dag werd de wind oud, en stierf. De nieuwe feeenkoningin was ontroostbaar. Ook de windemelk begon heel langzaam op te raken. ‘Maar,’ zei de feeenkoningin, ‘dankzij de windemelk zijn we allemaal hier. Misschien stroomt de windemelk nu hoger in de lucht. Laten we een toren bouwen die geen top heeft.’ En zo bouwden de feeen een toren zonder einde, en kwamen op een plaats zo hoog in de lucht waar de windemelk nog stroomde. Ook kwamen ze tot de plaats waar de wind nu was, en tot de plaats waar de oude feeenkoningin nu leefde. ‘Oh mamma,’ zei de nieuwe feeenkoningin. ‘Je bent niet dood.’ En toen omhelsden die twee elkaar, terwijl de feeen zongen, en de wind heel warm werd van binnen.
5.
1. En de zeemeerminnen brachten de paal met Christus daaraan tot aan de kusten van het natte bos. En Christus was in een diepe slaap. 2. En een slang kwam tot Christus, en maakte hem wakker. 'Een wees ben je nu,' sprak de slang. 'Want je hebt niet alleen je vader verloren, maar ook je moeder.' 3. En Christus liet zijn Geest los voor een tweede maal.
6.
Het Ravijn
1. Er waren eens twee sprookjesrijken die door een groot ravijn gescheiden waren. Een vliegend wonderpaard bracht de sprookjeswezens altijd heen en weer, maar op een dag was het wonderpaard ernstig ziek. De sprookjeswezens besloten een brug te bouwen, en een mannetje bracht de wezens heen en weer in een karretje. Maar omdat dat niet echt snel ging werd het karretje op een dag omgebouwd tot een treintje, en niet lang daarna gingen er vele treintjes heen en weer. Op een dag was ook het wonderpaard weer beter, en probeerde weer eens naar de andere kant te vliegen. Maar dat ging niet goed, want het grote vliegende wonderpaard had al zo lang niet meer gevlogen dat hij het eigenlijk niet meer kon. En zo stortte het reusachtige paard naar beneden, viel op de brug, die direkt in elkaar stortte. Vele treintjes vlogen nu in het enorme ravijn, en het paard kon alleen zichzelf nog maar net redden. De twee sprookjesrijken waren erg verdrietig, en het wonderpaard helemaal. Het wonderpaard voelde zich erg schuldig, en huilde de hele dag door. Het hele ravijn begon vol te lopen met de tranen van het wonderpaard. Nu was er een grote zee ontstaan tussen de twee sprookjesrijken. Het wonderpaard wilde nooit meer vliegen vanwege wat er was gebeurd, maar om het goed te maken wilde hij voor de twee sprookjesrijken vanaf nu een zeeschip zijn. Weer begon hij de sprookjeswezens heen en weer te brengen, maar alles ging erg langzaam. Na een tijdje ging geen enkel sprookjeswezen meer met het wonderpaard mee, omdat het veel te lang duurde. Op een dag dook het wonderpaard in de zee, en vond de treintjes en de brokken van de brug. Midden in de nacht bouwde het wonderpaard de brug opnieuw en liet de treintjes weer rijden. Weer dook het wonderpaard in de diepte en vond daar een grot waar nu alle sprookjeswezens woonden die eens in het ravijn waren gestort. Ze hadden het daar goed, en sindsdien is het wonderpaard daar gebleven.
7.
De Dag dat Alles Stilstond
1. Er was eens een beest die heel diep onder de grond leefde in een keuken die niet meer gebruikt werd. Hier was het voedsel uitgestorven, en het beest was door de honger erg traag geworden. Eens in de zoveel tijd maakte hij een reis naar het aardoppervlak, en dan als hij na lange tijd aankwam, gebeurden er altijd verschrikkelijke dingen. Iedereen gooide dan altijd met stenen naar hem, en dan keerde het beest altijd weer verdrietig terug naar de keuken. Maar op een dag was er een nieuwe koning op het aardoppervlak, en hij heette het beest wel welkom. Het beest mocht in de grote eetzaal van zijn kasteel wonen, en de koning zorgde altijd dat de tafels volstonden met lekker eten. Het beest kwam hier zo van tot rust dat hij nog trager werd dan hij al was. Ook de bewoners van het aardoppervlak kwamen erg tot rust nu het beest geen verschrikkelijke dingen meer veroorzaakte, en iedereen werd trager en trager, totdat het hele koninkrijk stilstond.
8.
1. En aan de paal veranderde Christus in een kind, en kwam los. Diep in het natte bos kwam hij tot een huisje weer hij binnenging. Hier woonde Saakse, die boven de strijd tussen de zee en het droge was uitgestegen. En Saakse had hem lief, en onderwees hem over de hemelen. Ook was zij uitgestegen boven de strijd tussen hard en zacht. En zij was als vuur en licht. En haar zuster was Luchtse, en zij was duisternis. En zij gaven een zwaard aan hem, en maakten hem bos-kledij.
9.
Medusa; De Zonderling
1. Ik denk dat ik doodga als ik naar haar kijk. ‘Dit is het rijk van de dood,’ zei ze. Ze had een suikerzoet jurkje aan, met de geur van een herfstbos. Ik draaide mijn gezicht om en keek naar buiten, naar de grauwe stenen. Het was alsof ze lang uitgestrekt op de daken lag, alsof ik haar met mijn ogen niet kon ontwijken. De bus stopte dichtbij, mensen stapten in de bus, en het was alsof zij tussen de rijen stond. Ik denk dat ik doodga als ik haar aankijk, dat ik het dan gewoon niet overleef. Ze pakt me bij mijn hand, en trekt me naar beneden. Het is etenstijd. Zij smeert het brood, kijkt naar buiten naar de heg. Ik ruik haar suikerzoet jurkje, alsof het belegd is met hemelse rijkdommen, maar naar haar kijken durf ik niet. Ik ben laf. Ik voel haar hand nog steeds, terwijl ze me allang heeft losgelaten. Ze voert me.
2. Ze is als een rots waarvan ik af kan springen, daarom beklim ik haar niet. De pot pindakaas voelt nog warm aan van haar hand. Ze was hier. Nu is ze in de kelder. Omdat ze zo lang wegblijft drink ik de laatste slokken melk en thee, en dan ga ik naar bed. Het was een dag des doods, in de tuin van spot. En gisteren was ik in de tuin van wreedheden. Mijn herinneringen zijn daar. Mijn hersenen bloeden. Ze leest me een boek voor, terwijl ik probeer te slapen. Ik hoor haar stem echoen door mijn hoofd. Het zaad van de lindeboom houd ik stevig vast, en meng het met mijn tranen. Dan smeer ik haar lichaam in, met het mengsel dat lijkt op natte tarwe, griesmeel, het is als brood, en het bed is de oven. Zij is de vrouw van de bakker, en ik ben de bakker. Ik maak haar klaar voor het kostelijke dinner in het diepste van de nacht, en dan slaap ik.
3. Ze is als de boom aan de rivier. Ik krab aan het hout, het is alsof de sterren breken. Ik denk aan de tuinen waarin wij waren, de hoge poorten in de heggen, de vruchten die zijn als de meest kostelijke snoepjes. Wie plantte hen daar ? Ik keek naar haar gezicht toen ze sliep. Nu was het veilig. De lazarus-koekjes bungelden aan haar lichaam, slap, uitgedroogd, de nacht heerste hier over de dood, de gouden dood. Voor mij was het een vakantie, ze was even geen roofdier meer. Ik kuste haar lippen, en dan slaap ik, vrij, blij, zonder angst, want ze slaapt. Een diepe nacht die mijn bewustzijn breekt, ik ben er even helemaal uit. Tante Connie controleert later de kamers nog even, of alle lichten wel uit zijn voor de nacht, want als de nacht komt, dan moet de nacht echt goed komen. Zo praat ik ’s nachts als met een pop. Ik hoor tante Connie op de gang lopen, als een lijzige boom, verzwakt door het gewicht van haar ouderdom, met passen als het slaan op de koekjestrommel. Ja, haar hele wezen klinkt me als muziek in de oren. Altijd is ze mijn lievelingstante geweest, daarom wonen we hier samen, maar de herinnering aan haar verzwakt. Ik leef hier in een dorre tuin, spot gemengd met wreedheden, de souvenirs van het duistere gat van het verleden. Geen lichtjes konden dat goedmaken, geen gouden pollepel van welke grootmoeder dan ook. Ik voel me verminkt.
4. Oom Joop is een man met humor, maar ook hij kon mij niet redden. Als ik wakker word zit er iemand op me, wassende mijn rug. Het is zij. Ik durf haar niet aan te kijken. Ze pakt me beet, laat dan los, pakt me steviger beet, en dan laat ze me helemaal los, om op te staan. Ik ben te moe, en het zonlicht kwelt me. Er liggen hier snoep papiertjes overal. Ik hoor haar lachen. Er is geen tuinman die de wilde tuin van mijn ziel op orde kan krijgen. Ik lig hier voor Jan Worst.
5. Ze is de laatste van de rozentuin, dus ik kan haar niet wegdoen. De geschiedenis van de graaf, en zijn kinderen. Zij is als de erfenis. Uit mijn gedachten is ze niet. Ze speelt de piano. Ik kijk naar buiten, en probeer langzaam grip te krijgen op de dag. De muren buiten lijken hoog, zoals zij hoog is, van adel. Tante Connie komt binnen, en sleept zichzelf over het tapijt. Het lijkt voor haar een woestijnreis om aan ons bed te komen, en alles lijkt verwaterd. Haar rumoerig kapsel was vroeger deftig en hehoudend. Ze staart in de spiegel. ‘Ik moet me nog opmaken voor de dag, je weet wel, het harnas aandoen,’ zegt ze. Ze gaat tegen de verwarming aanzitten, en luistert naar de piano. De schotel die ze in haar handen heeft maakt haar bijna als een bedelaar. Ze heeft behoefte aan een gesprek, en ik ben te moe. De dochter van de graaf daarentegen is vol energie, en begint het gesprek met haar in zinderende vaart. Ze zijn als een stel vogels. Al snel prakken de vorken een maal. Ik krijg niks, want ik behoor niet tot de dag. Het is alsof ze elkaar voeren.
6. In de middag ligt ze weer op me. Het lijkt wel alsof ze draadjes aan me bevestigt om me op te hijsen. Er is nog maar een klein stukje van de dag over en dat eist ze helemaal voor haarzelf op, als met gloeiende handen. Buiten hoor ik de bus, mensen stappen in, verveeld, uitgeput. Ik vraag me af of ze ooit zullen aankomen. Zwetend en puffend kom ik aan bij de lift op de gang. Ik wil naar de zolder. Maar de lift schijnt niet te werken. Ik strompel naar de trap, want een dag met de dochter van de graaf is te veel voor mij. Ik zie bij de trap naar de zolder een andere vrouw staan, in wit kant. Ze helpt me op de trap. Ik plof even later op haar bed neer. Zij is de vrouw van de zolder, en ik heb de zolder bereikt, niet te bereiken voor de dochter van de graaf, de dochter des doods. Maar ik hoor haar krijsen beneden, als iemand die zich geprikt heeft bij het naaien. Ja, toe maar, druk die speld maar diep naar binnen, je verdient het, kreng, denk ik bij mezelf. Maar dan word ik ineens mild door de zachtheid van de vrouw hier. Ze komt dichterbij, spreid haar benen waarmee ze mij vastklemt. ‘Ho, doe normaal,’ zeg ik. Ze verzwakt de klem een beetje, maar ik voel haar gewicht op me. ‘Slapen ?’ vraagt ze.
7. ‘Nee, dank je, ik heb net geslapen,’ zeg ik.
8. Ze loopt naar een kastje, haalt wat brood eruit en besmeerd het. Daarna voert ze me. De lucht is donker hier, en ik hoor de dochter van de graaf nog steeds krijsen. Als ik naar buiten staar is het alsof ze zich heeft uitgespreid over de daken.
9. ‘Waar kom je vandaan ?’ vraagt de vrouw van de zolder.
10. ‘Vanuit de tuin,’ zeg ik.
11. ‘Oh, de tuin der edelheden en martelingen ?’
12. Ik knik.
13. ‘Zo’n zoet-bitter iets,’ zegt ze. Ik knik weer. De verdiepingen onder de zolder lijken ver weg. Ik staar weer naar buiten, alsof ik mijn ziel zie vliegen. ‘Waar ben ik ?’ vraag ik.
14. - Bij mij.
15. Ze pakt een schotel en een kom, en voert me dan soep. ‘Ik wil niet meer terug,’ zeg ik. Ik kwam van een nachtelijk gebrul, en nu was ik hier, een plaats vol protserige spulletjes, over en weer gelakt en opgepoetst. Vanaf de zolder kon ik de tuinen zien, de heggen, met de hoge poorten. ‘Ik ben een vergiftigd mens,’ zeg ik. ‘Een dwaallicht, een pop.’ Ze knikt. Als ik naar buiten keek zag ik mijn weerspiegeling. Zij stond ineens voor de spiegel, en maakte zich op, met allerlei smeerseltjes. ‘Goed spul van de bomen,’ zei ze. ‘Het is voor mijn huid. Ik ga niet naar het feest vanavond, ik blijf wel hier met jou.’
16. Het is alsof ik met haar hang tussen de verdiepingen, alsof ik met haar zweef boven de tuinen. Ik voel haar gewicht, en ben bang dat we naar beneden vallen, maar ze rekt me uit. Ik zie de begroeiing op de muren, en herinner de begroeiing van de tuinen, de dorens, de valstrikken, puur natuur.
17. ‘Ik ben de maker van de tuin,’ zegt ze plotseling. Ik schrik. ‘Hoe kun je zoiets maken ?’ vraag ik. Ze zwijgt, als het graf. Ik merk dat ik kwaad word van binnen, maar dan voel ik ineens genade. Al snel voel ik niets meer, ik kijk alleen maar in een onbekend gat, als een mist, een waas. Ik kan niet meer nadenken. ‘Wat is er aan de andere kant van de tuin ?’ vraag ik.
18. - Een snoepwinkel. Ze verkopen eigenlijk gewoon zoete vruchten.
19. Ik kijk naar haar kanten jurkje. Het is als een snoep jurkje. Ineens heb ik zoiets van : Als ik nog verder naar haar kijk, dan ga ik dood.
20. Ik rol van het bed af naar de trap, en laat mij naar beneden vallen. De dochter van de graaf vangt mij op, en de vrouw van het zolder stormt naar beneden. ‘Hij zit toch aan touwen vast, elastiek, draden, kettingen, dus wat wil je,’ schreeuwt ze.
21. ‘Is dit de oorlog van de feeen,’ vraag ik, ‘of van de indianen.’ Ze grijpen elkaar in de haren. ‘Uit dat licht,’ roept de vrouw van de zolder. Ik staar doelloos naar de hoeken van de trap. Dan voel ik de hand van tante Connie, die mij naar haar kamer neemt. ‘Thee ?’ vraagt ze.
22. Ze maakt brood voor me, opgepoft en zacht, een beetje nat, met wat soep en pudding. ‘Je moet goed eten, jongen,’ zegt ze. Ik zie haar kauwen. Het zal wel avondetens-tijd zijn. Ik hoor vrouwen krijsen. Buiten hoor ik vogels krijsen. Het klinkt me als muziek in de oren. Bij tante Connie is alles altijd anders. Ze zorgt voor me, grijpt in wanneer het nodig is. Oom Joop zit aan de andere kant van de kamer. Een verfrommelde papieren zak ligt naast hem, met oud brood. De gouden klok tikt, en het is een rustgevend geluid. Ik probeerde vat te krijgen op de structuur van dit huis, maar het was alsof ik van de daken afgleed, of was dit huis slechts de weerspiegeling van de tuin. Het was niet bepaald mijn Eden, en toch wilde ik dit huis doordringen. Ik voelde mij een zwerver in dit huis, een huis wat ik nooit echt binnen kon gaan. Na een paar uur zaten de twee vrouwen keurig netjes tegen elkaar aan, in keurige zoete kleertjes, als feestbroodjes bij de bakker. Rozen op hen vastgespeld alsof er iemand jarig was, en de spelden gingen diep in hun vlees. ‘Ja dieper, dieper,’ dacht ik. Ik wilde het voelen bloeden. Het was al aan het bloeden. Het bloed sijpelde op de grond. Tante Connie raakte in paniek, en ik ook, omdat ik toch meer waarde hechtte aan de beoordelingen van tante Connie dan aan mezelf. ‘Waarom doen jullie dat !’ riep ze.
23. ‘Dit is ons verbond,’ zeiden de twee vrouwen. ‘Ons bloed-verbond.’
24. ‘Zie je,’ dacht ik bij mezelf, ‘dan had ik het wel goed ingeschat.’
25. ‘Geef me de speld,’ zei ik. ‘Ik wil ook deel hebben aan het bloed-verbond.’ Het was een hele opluchting toen ik de speld in mijn vlees voelde gaan, en ik de zachtheid van de roos tegen mijn huid aanvoelde. Ik voelde me een plak vlees bij de slager.
26. ‘Nu kun je het dak opkomen,’ zeiden de vrouwen. ‘Nu kon je de tuin bezaaien en besproeiien.’ De poort van mijn hersenen leek open te gaan, en de waas leek even te vertrekken. Ik wilde meer van zulke lichaams-spelden. Ik herinnerde de dorens, ik herinnerde hoe genadeloos diep ze gingen, totdat alles binnenin me brak, en ik begon te zweven. Ik was nu boven het dak, maar de huizen om ons heen waren veel groter. Ik kon de zolders inkijken en zag de vrouwen. Ze leken eenzaam, en ik was eenzaam. Ik was met een helm op geboren, maar die ontplofte nu. Ik zweefde bij iemand binnen. En hier zag ik bomen groeien door het hele huis. Ik was nog steeds in de tuin. Hier hingen zoveel gouden klokken aan de muur, die allemaal heerlijk tikten, zo licht, zo zacht, zo helder, ontwakende de diepste roerselen van mijn hersenen. Ze waren als een vuur in mijn lichaam. De mensen die hier woonden hadden allemaal dialogen. Het moest vooral ergens over gaan, maar ze kwamen er nergens mee. Ze leefden in een cirkeltje. Ik had ze al snel door. Toch was het allemaal erg verrijkend voor mij. Jurkjes hingen er aan de muur, vruchtjes lagen op schaaltjes, gezet op oventjes. ‘Is dit de weg naar de stad ?’ vroeg ik.
27. - Welke stad. Oh, de overstad.
28. Ik knikte. ‘Daar heb ik vaker over gehoord,’ zeiden ze. Ze lieten me ladders van touw zien. Ik klom en klom, dit huis was lang, als een herenhuis wat maar niet ophield. Mensen leefden hier als vogels. Ik wist niet waar ik moest kijken. ‘De parel van de tuin,’ zeiden ze, ‘is daar,’ en dan wezen ze omhoog. De ladder was glibberig, en ik gleed weg. In spiegels zag ik mezelf klimmen. Ik had weer het gevoel dat ik van de daken gleed, alsof ik het huis niet kon binnengaan. Tante Connie legde haar hand op mijn hoofd. Haar hand was gloeiend heet, of was mijn hoofd gloeiend heet. ‘Waarom ?’ vroeg ik. ‘Waarom is er hier geen doorkomen aan ?’ Tante Connie zei niks, zweeg als het graf. Ook de twee vrouwen zeiden niets. Het was als een schijnbaar open weg die dood liep. Een zwakte maakte zich van mij meester, en ik was gelijmd aan de grond. Met wilde maar beheerste ogen keek de dochter van de graaf naar mij, alsof ze een wild paard probeerde te temmen, met de koele zelfverzekerdheid dat dat haar aardig lukte. Even stond de tijd stil, en was het alsof zij de muziek van het moment perfect kon berijden. Als ze zou vallen zou ze aan draden verbonden zijn, als aan elastiek, zodat ze niet in de vlammen van het hellemeer zou vallen. Ik snakte naar adem. Ik hoorde haar ogen roepen. Toen greep ze me vast. ‘Ik laat je nooit meer los,’ zei ze. ‘Nooit meer.’ Even dacht ik dat ik thuis gekomen was. Ik probeerde me zo lang te maken als zij zich waardig voelde. ‘Wie ben jij eigenlijk ?’ vroeg ik.
29. De vrouw van het zolder liep terug naar de trap. In gedachten zweefde ik langs het huis, en de dochter van de graaf lag uitgestrekt op de daken. Wij konden dit huis niet binnenkomen. Wij waren in de tuin. Het zonlicht was aangenaam, en het was alsof we beiden smolten en naar beneden sijpelden, om in elkaar te versmelten ? Waren wij de vruchten van deze tuin ?
De Sleutel
30. Tante Connie legt gouden bestek op de tafel voor het feestmaal. Oom Joop komt aan tafel zitten. Ik zit naast de dochter van de graaf. Ze houdt mijn hand vast. Tante Connie brengt dan de pan met het avondeten, en met een grote lepel laat ze het ploffen op onze borden. ‘Is zij van het zolder niet uitgenodigd ?’ vraag ik.
31. ‘Ze heeft haar eigen,’ zegt tante Connie. Ik heb het gevoel dat ik wat mis, en ga na een tijdje naar het zolder. Ik voel me op en top. Ze ligt op bed, en staart door het raam. Ik ga bij haar zitten. Haar ogen kijken dwars door me heen, alsof ze me niet ziet. Als ik naar buiten kijk, zie ik haar weerspiegelingen daar, alsof ze uitgestrekt is over de daken, en langs de muren, als begroeiing. ‘Zoveel mensen kennen me niet,’ zegt ze. Dan staat ze op en geeft mij een bord. Het schijnt hier ook etenstijd te zijn. Ze schept op. We staren elkaar de hele tijd aan, en als ik dan later naar buiten staar is het al donker, en haar weerspiegelingen zijn als de lichten in de nacht, als woeste paarden over de daken. Ik hoor tante Connie beneden roepen. Het is tijd voor de nacht, maar ik wil niet slapen. Ik houd de hand vast van de vrouw van het zolder. Mijn hoofd voelt als een stad met huizen, grote huizen, hoge huizen, lange huizen, met bomen er tussen, met plaats voor de tuin. Het is alsof de vrouw van het zolder op mijn hersenen danst, en het doet pijn, en ik word al snel moe. Pudding voert ze me. Grote lange draden voel ik door mijn lichaam gaan, totdat ik het gevoel heb dat ik kan zweven. Haar bed is ineens zo dik en ver weg, haar kamer twee keer groter. Nee, naar buiten wil ik niet meer. Ik ben hier buiten. Zij is mijn wereld. Ik heb een kinderlijk geloof in haar.
32. Tante Connie laat me de schoonheid van het huis zien, van alle plekken, en ja, ik moet haar gelijk geven. Ze heeft een plaats in mij, alle dingen in dit huis hebben een plaats in mij. Ik heb ze nodig. Ik ben er bijna ziekelijk afhankelijk aan. Het is mijn levenswarmte. Maar toch voelt het alsof ik heen en weer gesleurd word. Ik heb nergens grip op, ik glijd telkens weg, dieper. Dit is een doodlopende weg, een fuik, van vuur. Ik zie ze het glas heffen. Zij zijn als de vlammen in mijn hoofd. Ik durf niet naar ze te kijken, want dan ga ik dood. Het zijn de hoofden van de Medusa. De mensen die hier wonen zijn net zo steen als dit huis, en iedereen die naar hen kijkt verandert in steen. Zo is het leven. Is dit de sleutel weg uit de tuin, of is dit de sleutel tot de tuin.
33. In de nacht danst de vrouw van de zolder als een zwaan, als een brandende struik. Ik probeer me om te draaien, maar ik kan niet. Deze dans is dodelijk, of misschien wel leidende naar de poort van de hel. Ik sta verstijfd. De uitsteeksels en aanhangsels van haar jurk raken mij. Ik kijk naar haar door mijn glas wijn. De poort brandt. Ik probeer me ergens aan vast te klampen, maar zonder success, totdat ik de stem van tante Connie hoor. Ik kan niet terugroepen. Iemand knijpt mijn keel dicht, maar ik heb geen verlangen om terug te roepen. Ik ben als een boom geworteld in de grond. Ik heb het geheim van Medusa gezien : Alleen met de ogen van wijn kunnen wij haar bekijken. Ze gilt en schreeuwt nu ik het geheim heb ontdek. Ik gooi de wijn in haar gezicht, want ze wil me verscheuren. Dan staat ze in vlammen, en het gehele huis brandt. Ik moet hier weg. Maar de trappen zijn hier van vuur. Alles is van vuur. Ik besluit te blijven. Medusa schijnt aardiger dan ik dacht. Haar hoofden leven hier in een vreemde vrede. Roofdieren bespringen mij en verscheuren mij, en mijn hart is blij. Het is mijn vuur, het is omringd door mijn hart. Ik heb mijn weg hier doorheen gebeten. Een huis met standbeelden. Het is als een brandend strand, en een brandend oog leidt mij uit, om dieper in te gaan. De brandweerman houdt mij stevig vast. Zijn jas is glibberig. En dan brandt hij ook.
34. Tante Connie doet alsof er niets gebeurt is en staart mij aan. ‘Nog wat koffie, jongen ?’ vraagt ze. Ik zeg niks. Tante Connie schenkt nog wat voor me in. Wie zwijgt stemt toe. Mijn oude bed in de kamer van de dochter van de graaf is versleten, scheuren in de matras, en de piano is vals. Maar niet minder mooi dan de gouden spulletjes van tante Connie. Als tante Connie lacht heb ik het gevoel dat ze op de daken fietst. Ik keek naar de vrouw van de zolder. Waren we niet net als Adam en Eva die door de brandende heg probeerden terug te keren naar het paradijs ? En was dit paradijs een mengsel tussen huizen en blote benen ? Ik keek naar de dochter van de graaf. Ik probeerde een weg door haar heen te graven. Maar ze hield alles tegen. Tante Connie dient de pudding op. Ik kan de borsten zien van de vrouw van het zolder, door haar doorzichtige jurk heen, en ze heeft haar jurk ook wel flink open. Haar borsten druipen nog, als de moederlijke fontein, maar er zijn geen babies. Ik besluit niets te eten. Hier kan ik niet tegen, en het is dodelijk. Als ik naar de dochter van de graaf kijk, dan zie ik hetzelfde tafereel. Het is onbeschoft tegen tante Connie om pudding te laten druipen terwijl zij pudding opdient. Ik kan oom Joop goed begrijpen dat hij zo ver mogelijk van de tafel afzit, als een bibberend hondje. Maar plotseling is het alsof de stoppen bij mij doorslaan. Ik voel me een baby, een hond zelfs, die gevoed moet worden. Wat een drama. Tante Connie ziet het aan mijn gezicht en raakt in paniek. Zelfs oom Joop staat op. Iedereen zit verstijfd. Ik begin met grote happen van de pudding te eten, zodat al snel mijn hele gezicht eronder zit. Oom Joop lacht mij uit. Dit is de tuin van spot. Waarom zijn Adam en Eva hier teruggekeert. Ook de twee vrouwen lachen mij uit, terwijl ze hun jurken nog meer open trekken. En dan smeren ze de pudding over hun lichaam heen en gaan op de tafel liggen. ‘Ik heb al brood gehad,’ zegt oom Joop. Ik kan hier niet tegen. Zelfs een hond wordt beter behandeld. Ik word er erg stil van, en ga bij oom Joop zitten. ‘Je weet hoe vrouwen zijn,’ zegt oom Joop.
35. ‘Dodelijk is het,’ zeg ik. ‘We hebben niet zomaar met een stel hoofden te maken. Het zijn de hoofden van Medusa.’
36. ‘Kijk naar hen door het glas wijn,’ zegt oom Joop. Tante Connie loopt naar de vrouwen toe, en giet wijn over hen heen. ‘Wat een vertoning,’ zeg ik. ‘Dit is toch niet meer normaal.’
37. ‘Ik dacht ook dat ik naar een ander feestje was gegaan,’ zei oom Joop.
38. ‘Kom op, nu weten we het wel,’ zeg ik. ‘Zo lopen we de fanfare niet. Moet je dat nou eens kijken, ze vervuilen die hele tafel.’
39. ‘Nee hoor,’ zegt de dochter van de graaf. ‘Dit is de oerbron, de big bang.’
40. ‘Als je je maar niet verroert,’ schreeuwt tante Connie. ‘We gaan hier geen polonaise in de kamer houden, al mijn spulletjes worden vies. Is er nog respect in dit land ?’
41. ‘Likken, bloedvriend,’ zegt de vrouw van het zolder tegen haar wederhelft. ‘Alsof je leven er vanaf hangt.’
42. ‘Als jullie niet eten wat de pot schaft,’ zegt tante Connie, ‘dan sodemieteren jullie maar op.’
43. ‘We vonden het eten heerlijk,’ zei de vrouw van het zolder, ‘maar we hebben onze eigen toetjes meegenomen.’
44. ‘Contractbreuk,’ zegt tante Connie. ‘Dat hadden we niet afgesproken zo, en voor half geld komen jullie er echt niet langs. Ik voel me door jullie verschrikkelijk door de tang genomen, als je dat maar weet. Ik heb nog wat blokken hout nodig voor het tuinvuur.’
45. ‘Ik dacht anders dat Adam wel tegen een grapje kon,’ zei de vrouw van het zolder, ‘maar mijnheer loopt daar in het hoekje te kniezen.’
46. ‘Oh, toe maar, geef mij maar weer de schuld,’ zei ik. ‘Het is nu oorlog.’ Ineens stormden de vrouwen op mij af, en peperden mij in met pudding, en trokken me op de tafel. ‘Dit is nog eens een kersttoetje, een vijf-gangen toetje is aan ons welbesteed,’ zei de vrouw van het zolder. Ik was woedend. ‘Als ik ooit loskom, dan zul je wat beleven,’ riep ik.
48. Het was alsof alle machines ineens stilstonden. We staarden elkaar allemaal aan, maar deden niets. ‘Ode aan de kok,’ zei de dochter van de graaf. Na een tijdje lagen we in het bad, en het was nog gezellig ook. Het was als een lange brandende dag aan het strand. Ik was moe, ik had mijn portie wel gehad. Het was een vreemde gewaarwording dat roosjes zo konden zijn. Ik zou vanaf nu veel meer op mijn hoede zijn. Dit mocht niet nog een keer gebeuren. Tante Connie zou het niet overleven. Er groeiden sinds die dag struiken op het behang, die ervoor zouden moeten zorgen dat deze dingen nooit meer zouden gebeuren. Tante Connie was het goed zat, en huurde bewakers in, die een oogje in het zeil zouden houden. Ook liet ze overal cameras planten. We voelden ons vanaf die dag in ons huis bekeken. Maar de volgende keer dat we aan tafel zaten schoten bij mij weer de stoppen door. Ik verlangde zo naar de oermoeder, dat ik boven op de vrouw van het zolder klom, de stoel brak, en we vielen beiden op de grond. Een wachter schoot een pijl door mijn hoofd, net op tijd, en ik werd aan de muur gespietst. ‘Geef hem melk,’ zei tante Connie rustig. ‘Jullie moeten niet zo paniekerig doen.’ Pudding droop uit de borst van de vrouw van het zolder. Ik kon me niet bewegen. ‘Eerste hulp bij ongelukken,’ zei tante Connie. ‘Hij is dood, hij heeft een pijl dwars door z’n kop. Geef hem de melk des levens, stelletje koeien. Nou, waar wachten jullie op.’
49. ‘Hij hangt te hoog, tante,’ zeiden de vrouwen.
50. - Nou dan spuit je maar. Druk de knopjes maar goed in.
51. ‘Nee, hij is dood. Hij heeft Medusa gezien, en wie van haar melk drinkt gaat naar de hel.’
52. - Ik ben niet gelovig, stop met die onzin.
53. ‘God, zelfs als je de tepels van Medusa ziet ben je al overgeleverd aan de vlammen van de hel, en haar duistere hulpjes.’
54. - Ja, die ken ik, rijden die hier niet de hele tijd rond ? Medusa is al openlijk te kijk gezet, je hoeft het knopje van de tv maar aan te draaien.
55. ‘Arme jongens.’
56. Ik kon naar de melk fluiten. De dames gingen ieder hun eigen kant op. Ik was in de tuin der wreedheden, ik was op sterven na de dood met die pijl in m’n kop. Oom Joop was behulpzaam en trok de pijl uit mijn hoofd. Maar dat deed nog veel meer pijn, dus ik drukte hem er weer in. Even later klopte ik bij de vrouwen aan de deur, maar ze deden niet open. Ik sliep die nacht bij tante Connie en oom Joop in de huiskamer. De dag erna zaten ze allemaal aan tafel alsof er niets was gebeurd. ‘Zo, de meer dan dodelijke borsten van Medusa zijn ook weer van de partij,’ zei ik. De vrouwen zeiden niets. Ze aten gulzig en verslikten zich een paar keer. Het ging zoals gewoonlijk weer nergens over. ‘Leuk,’ zei ik. ‘We zitten hier aan tafel met vergif. Killers.’
57. ‘Houd je mond,’ zei tante Connie. ‘Jij bent ook niet een van de braafsten.’ Plotseling stonden de vrouwen als een vrouw op, als Medusa, en de muren om ons heen begonnen te branden. ‘Zie,’ riep tante Connie. ‘Ik wist het. Medusa is gekomen om wraak te nemen. Ren voor je leven.’ Oom Joop gooide een deken om ons heen, en trok ons naar zijn kant. Hij was de slimste geweest want sinds de dames hier aten zat hij bijna nooit meer aan tafel. Een golf van geweld sloeg ons neer. Maar oom Joop gedroeg zich als een duivel, en dat moest wel, anders had hij niks bij Medusa in de pap te brokkelen. Ik heb oom Joop nog nooit zo te keer zien gaan. Al snel stond Medusa buiten het raam. ‘Ik wist wel dat die wijven een grote pot met vergif waren,’ zei hij. Ik had nog nooit zo’n groot machts-spel gezien. Ik trilde als een hondje. Oom Joop was een held.
58. Omdat Medusa ons bleef bezoeken kregen we een ander huis in een andere straat. Er groeiden hier zogenaamde borsten-struiken die vruchten hadden als tepels waaruit een sap voortkwam wat bestand was tegen het borstgif van Medusa. We konden zelfs hierdoor Medusa genezen van haarzelf. De vloek was al snel verbroken. Er hoefde verder geen apocalypse aan te pas te komen. Onze vriendschappen werden hersteld, en al snel leefden we hier weer met elkaar. Alles was veilig nu. We hadden onze condomen-boom gevonden.
59. Een vrouw leefde tussen de verdiepingen in, een vrouw in mijn hoofd, onderdrukt door de hedendaagse maatschappij, een deel gesloten door de hersenen. Medusa was de oorlogsgodin, weggepest door een maatschappij van valse vrede. Een vreemde vrede bracht haar terug. Zij kende de tuin van spot ook. Ze had die zelf gemaakt. Ook kende ze de tuin van edelheden en wreedheden, op maat gesneden. Ze had zich een weg door die tuin gebaand, terug naar het paradijs. Ze ontmoette haar Adam in de lucht, en leidde ook hem terug. Door de brandende heg gingen zij, en helemaal opgebrand kwamen zij aan. Heel snel kwamen zij erachter dat zij een cirkeltje hadden gelopen. Zo slaan dan al snel de stoppen door, en vinden ze de liefde in zichzelf, die na korte tijd niets dan haat blijkt te zijn. Het is alles niet wat het lijkt. Ik kreeg een fatalistische, nihilistische kijk op het leven door deze dingen. We waren weer terug bij af. Heel wat dromen waren kapot gesprongen, en we begonnen ons oude huis te missen, maar daar woonde een nieuwe familie in.
60. Waar we dan ook naartoe gaan, het is altijd hetzelfde. Laten we daarom naarbinnen keren, en elkaar daar vinden, of hele andere personen die eindelijk onze dromen kunnen waarmaken, maar dit is slechts ijdelheid, illusie. We jagen lucht achterna, iedereen weet het, maar we blijven proberen. We blijven happen naar de koek die voor ons wordt gehangen. We zijn geconditioneerd, slaven, hondjes van Pavlov. Alles is hier misleiding op misleiding. Ik begon een pessimist te worden, zwaar somber. Ik wilde niemand valse hoop geven, niemand voorliegen. We liepen de leugen achterna omdat er geen waarheid was, of was de waarheid gewoon in een heel klein hoekje ergens, daar waar we het onmogelijk zouden kunnen vinden ? Maar alle dingen zijn toch mogelijk voor hen die geloven. En zo ging ik geloven. Niet in het kerkelijk geloof, maar in die vrouwen hier met hun gekke spelletjes. Misschien dat de grootste leugen ook diep in haar de waarheid droeg. Ik had kans, want ik had een pijl door mijn hoofd. Denken was fataal. Het moest van een andere kant komen. Maar ik merkte al snel dat die vrouwen een gesloten boek waren. Ik kwam er niet ver mee. En ik wilde toch ergens in geloven. Een grote trots was er, ergens diep binnenin. Iets wat mij over het ravijn kon laten zweven, iets wat ik niet kon beschrijven, een mystiek gevoel. Oom Joop zei altijd dat een boek ons erdoor zou helpen, maar hij wist niet welk boek. Een popperige papieren kermis leek het. Tante Connie had een pop in een schoenendoos verborgen, een pop waarin ze heilig geloofde dat deze ons allen redden zou. Vaak sta ik op het balkon en voel me tussen de huizen, tussen de bomen, tussen de rivieren, overal tussen.
61. Het is een wonder dat ik nog leef met die pijl door mijn hoofd. Op een dag voel ik me door het gevoel dat die pijl in mijn hoofd geeft zo in de wolken, zo extatisch, dat ik merk dat ik kan vliegen. Heel voorzichtig vlieg ik van het balkon, tussen de huizen door. Mensen vallen flauw achter de ramen. ‘Bedrieger,’ roept er iemand. Ik kan er niet mee zitten. Ook al zou het bedrog zijn, ik heb er een goede tijd mee. Ik vlieg naar de top van het hoogste huis in de buurt. Als ik naar beneden kijk is alles wit. Ook het hoge platte horizontale dak waarop ik sta. Ik ruik bosgeuren. Dan vlieg ik over de stad. Wat als ik dit alles zou kunnen ontsnappen. Ik besluit naar de volgende stad te vliegen, daar waar de fabrieks-wolken zijn. Ik houd van de rook. Ik hoop dat we er allemaal in verzuipen. Dat is beter dan wat we hadden. We hebben niets te verliezen. Maar dan roep ik mezelf tot orde. Er staan wat meiden voor een raam. Ze kijken verwonderd. Ik zwaai naar ze. Ze wenken me. Een van hen opent het raam, en ik vlieg naar binnen. ‘Kijk, die kan vliegen,’ zegt er een. ‘Een truc,’ zeg ik. ‘Leer het me,’ zegt een van de meiden. Ik vertel hen over de pijl in mijn kop. Ze giechelen een beetje. Al snel hangen ze aan me. ‘Mag ik in jullie geloven,’ vraag ik. ‘Ik wil ergens in geloven.’
62. - Wij geloven in de dominee.
63. ‘Okay, maar dat is niet wat. Kan ik in jullie geloven ?’
64. - Ik weet niet of ik daartoe bevoegd ben.
65. ‘Ik geloof in je.’
66. - Wat moet ik nu doen ?
67. ‘Vlieg met me mee.’
68. - Ja, maar ik kan niet vliegen. Waarom blijf je niet gewoon hier. We hebben het hier erg naar onze zin.
69. ‘Okay.’
70. Ik bleef bij ze staan, en ze trokken me aan tafel. Ik moet zeggen ze waren een stuk netter dan de vrouwen die ik kende, de Medusa-vrouwen. Ze aten deftig, met mes en vork, geen geklieder. Ik staarde naar buiten, allemaal rook. Ik kon niet veel zien. Ze sliepen allemaal in de huiskamer op matrassen. Ik kreeg ook een matras. Ik sliep al snel. Ik merkte al snel dat ik in mezelf aan het bidden was tot hen. Ik was op zoek naar een geloof. De volgende dag namen ze mij mee naar de kerk. Ik moet zeggen dat het mij aardig beviel. De dominee was erg aardig. Hij had ook wel wijze dingen te zeggen, en liep voortdurend met zijn sleutels te rinkelen. Had hij misschien de sleutels om Medusa te openen ? Na de kerkdienst liep ik op hem af om het hem te vragen. Zonder nadenken nam hij een sleutel van zijn sleutelhanger af en gaf het aan mij. ‘Probeer het maar uit,’ zei hij. Maar eigenlijk wilde ik hier niet meer weg. Deze mensen waren geweldig. Weer ging ik met de meiden mee naar hun huis. Omdat ik heel veel aan Medusa dacht, ben ik even later toch teruggegaan naar mijn eigen stad en huis. Ik begon direkt aan de Medusa-vrouwen te sleutelen. En het werkte, tot mijn eigen verbazing. Voor het eerst had ik het gevoel dat ik met hen ergens kwam. Alsof we de boom des levens hadden bereikt. We dronken koffie op het resultaat. Ik wilde de dominee bedanken, en vloog terug naar de andere stad. De meiden waren blij me weer te zien, en samen gingen we naar het huis van de dominee. De dominee was net zijn huis aan het schilderen. Na het bedankje nam ik afscheid van de meiden, en ging weer terug naar mijn eigen huis. Ik had Medusa verlost uit haar kooi.
De Gespleten Aarde
71. De meiden hebben al snel ons huis gevonden, en de dominee ook. Ze waren met de dominee meegereden. De sleutel had namelijk een zendertje van binnen. Natuurlijk waren ze van harte welkom, maar de Medusa-vrouwen werden snel jaloers. Daar wist de dominee wel wat op, want die had veel meer sleutels. Wat me opviel was dat alles snel verstijfde. Alsof de sleutels veel openden, maar tegelijkertijd viel er ook zoveel dicht. We kregen het idee dat er een vloek op de sleutel lag. De dominee was niet overtuigd, want die geloofde heilig in zijn sleutels. Omdat hij zich steeds arroganter opstelde heeft tante Connie hem even later het huis uitgezet. Ik bewaarde de sleutels sindsdien. Die waren veel te gevaarlijk in de handen van een dominee. De meiden aanbaden inmiddels Medusa aan haar voeten. De dominee was woedend en noemde hen afgodendienaars. Ze waren niet meer welkom in zijn stad. Het bleek dat hij ook nog eens de burgemeester was. Medusa begon trouwens door deze aanbidding ook steeds meer te eisen. Haar voeten moesten gekust worden, anders zou ze alles vertrappen. Ik had allang spijt dat ik haar had verlost, maar het kwam allemaal door die sleutels. Op een gegeven moment was ik het zo zat dat ik de sleutels inslikte. Maar sindsdien ging het niet goed met mij. Ik begon zelf een Medusa te worden. Wie had dat ooit durven dromen dat ik ooit de god der wrake zou worden. Het liep uit op een gevecht met de andere Medusa om de macht. De Medusa begon een gevaarlijk mechanisme te worden. Voordat het nog erger zou worden besloot ik een volgende vliegtocht te beginnen. Ditmaal kwam ik in een andere stad met de hoogste gebouwen. Een oud vrouwtje deed haar raam open, en nodigde mij uit. Toen ik haar het verhaal over de sleutels vertelde scheen ze mij te kunnen helpen. Zij was namelijk een heks. Ik moest een bepaald kruidendrankje drinken, en dan zou ik de sleutels kunnen uitspuwen, en dan zou zij de sleutels omsmelten. Maar alles pakte anders uit. Het kruidendrankje werkte niet. Ik had de krachten van Medusa. Ik was immuun tegen hekserij. Ik moest onder ogen komen dat ik in een monster aan het veranderen was.
72. Ik strompelde naar de uitgang van deze tuin. Ik had het in zicht nu, en greep naar mijn buik. Ook al verdween de uitgang en de buitenste heg in het niets, en leek het alsof het verder van me af begon te liggen, ik liep toch door. Ik greep om me heen als tastende in het donker. Ik greep het touw mij toegeworpen. Een vriendelijk vrouwengezicht keek me aan. Rozensappen dropen in een fles. Ik hoorde gegorgel en gezang. Bloedende tuinen, zover het oog reikt, vermengd met regen, waar het oog van Medusa over waakt. Het koren dat het goud omhoog haalt, het licht der sterren weerkaatsende, haar vrucht wordt vastgehouden. Medusa waakt. Het houten huis kraakt onder het getal van de lelies. Hier heeft ze haar woning. Hier voedt zij haar raadsel, haar mysterie, waar prinsen op paarden al eeuwen naar zoeken. Nee, zij zullen niet vinden, want Medusa waakt over haar geheim. Haar kroning was een bespotting. Haar lijden was een ontmaskering, maar niemand is ooit tot haar parel gekomen, niemand heeft ooit haar zwaard gedragen. Allen sterven zij door een blik op haar te slaan. Tot steen werden zij in alle eeuwigheden. Haar discipel is zoek, haar beker verloren. Zij heeft haarzelf nog nooit gezien. Zou zij het weten, dan zou zij sterven, daarom weet zij maar half. De rozengrachten hier zijn vol met parels. De mensen hier weten dat Medusa een geheim heeft, alleen ze kennen het niet. Ze hebben er alleen een glimp van opgevangen, en die glimp heeft hen voor altijd verblind.
73. Ik zit op mijn houten paard, mij hobbelpaard van vroeger, met mijn lange speer, mijn lans. ‘Open de poort,’ roep ik, maar alles zwijgt. Ik vlieg hoog, over de muur heen, maar hier is niks. De aarde is dus toch plat. Is dit het onverbiddelijke geheim van Medusa ? Ik stort hier uit alles wat ik nog in mijn hoofd heb, alle puinhopen, alles gaargebraden, en kijk in de enorme diepte. Nee, het is een ravijn. De aarde is gespleten. Een groot werk moet dat geweest zijn, met de schaar des hemels. Daar aan de overkant weten de mensen niet dat ze niet weten. Ik vlieg weer terug, en omhels mijn Medusa, en mijn meiden. ‘Ik ben aan de andere kant van de schaar geweest,’ zei ik. ‘Daar moeten we ook niet wezen. Vernietig alle spiegels. We staren wel in een glas wijn, met wijn van borsten-struiken.’ Ik strek mij uit. Ze zijn blij dat ik terug ben. Ik solliciteer bij de zeevaart. Ik waarschuw hen dat de aarde wel degelijk plat is, en dat verklaart ook waarom er zoveel schepen zijn gebleven. Ik word er kapitein. Als ik thuis ben speelt oom Joop vaak op het orgel. Maar ik ben niet veel thuis. Ik moet de zee afbakenen. Een hoge rand moet er gemaakt worden, waar niemand meer overheen kan tuimelen. Medusa is als een moeder die haar kinderen terugroept. Zij heeft de tuin gebouwd, en haar muren, en die moeten we eren, omdat het buiten veel erger is. Er is geen paradijs aan de andere kant van de heg, maar de heg spreekt tot de verbeelding. Ik zie nog meer paradijs in een pot pindakaas. Als ik thuis ben zijn de vrouwen blij, dan is het feest, maar een paradijs zal het nooit zijn, en hebben we dat wel nodig. We hebben toch elkaar.
74. Op een dag ga ik met de meiden voetballen op het pleintje. Via een tunnel komen we in een ander deel van de stad, in een winkelstraat. We slenteren door de straten. Ik neem hen mee naar de bakker, en koop wat special brood voor hen. Brood kan mij nooit te luxe zijn. Het is een levensnoodzaak. Bij de speelgoedwinkel wanen ze zich in het paradijs. Bij het tuinhek laten we alle zorgen achter ons. Voor de chocolade-winkel danst de vrouw van chocolade. Ze roept herinneringen bij me op, ze danst als een zwaan. We gaan de stoffige winkel binnen. Een grote notenkraker-eekhoorn staart ons aan. ‘Ja,’ zegt de winkelier, ‘veel noten altijd in de chocolade, we hebben een verdrag met de noten-industrie. We kregen dit beeld van hen, toch aardig, vindt u niet.’ Ik knikte. De meiden keken de man vriendelijk aan. We konden aan hem zien dat hij er blij van werd. ‘Ik zal u vertellen, ik ben mijn vrouw verloren,’ zei de winkelier. ‘Ik mis haar echt, en er is nu een zee van ruimte boven, want ze had zoveel spullen en die zijn allemaal in haar graf meegegaan. Komt u maar even mee, dan laat ik het u zien.’ Boven stond alles leeg. Ik staarde naar buiten, waar de chocolade-vrouw nog steeds danste. Ze was een zwerfster, en werd zo altijd genoemd.
75. Grote poppen van chocolade stonden in kasten. De man deed er erg zakelijk over, en kraste wat op papieren. Even later stonden we weer op straat. Aan het eind van de straat was een fontein. We zagen tante Connie lopen met een zware tas. ‘Tante Connie,’ riep ik. Ze had koffie gekocht, in allerlei soorten. Samen liepen we naar huis. Ik hielp haar de tas te dragen, en de meiden hielden ook wat spullen vast. Medusa wachtte ons op.
10.
1. En Saakse en Luchtse vertelden Christus alles over de ladder naar de Eeuwige Weide. En Christus was duizelig en staarde hen aan, en vroeg : 'Maar wie kan dan behouden worden ?'
11.
De Moederboom
1. Ze was verdwaald in haar hart, en de moederboom had bezit van haar genomen, door haar heen werkende, als een oneindig licht, wat ze niet kon bevatten. Ze was een bloederige wond in mijn hart, maar tegelijkertijd was ze de ridder die mijn kasteel beschermde. Ik was opgesloten in dit kasteel, maar tegelijkertijd was dit kasteel mijn schuilplaats.
2. Ik kon niet tegen haar op, ze was te sterk. Ze had vele namen, en blies als de noorderwind. Ze was als de moederboom met de vele takken en de weelderige bladeren, maar gelukkig met bloesem. Zij bracht mij voort, en brak mij, om me weer op te nemen door de wind. Ik kon haar niet doorzien, maar soms in flitsen was alles duidelijk. Ik had geen grip op haar, en ze gleed onder me weg. Later was ze als de zon waar ik niet naar kon staren. Ze was ver weg, en ik werd koud, en bloedde dood. Het kon haar niet schelen. Ze had dit pad zelf gemaakt. Het was haar ijzeren wil.
3. Ze zond mij poppen met kerstmis, en het was altijd kerstmis, en het sneeuwde altijd. Ik was verward, kapot. Ik was upgejut tegen de vele illusies die zij had gecreeerd. Ze speelde een spel met mij. Ik begon weer te roken om het te kunnen verteren. In haar genade zond ze weer een ridder tot mij, een witte ridder, zwart van binnen. Ik bekeek haar aandachtig. Ze was als een sprookjesprinses, als een boom vol witte bloesem. Ik had een worsteling met deze elf voor vele dagen, maar als ik viel, viel ik in zachte kussens. Zachte kussens met gouden fluwelen koorden, waar ik niet teveel naar kon staren, anders zouden ze mij verblinden. Maar zij was goed voor mij. Ze verzorgde mij goed. Ze kon goed koken, alhoewel er altijd gifbessen in de buurt waren. Daar zou zij me wel tegen beschermen. Het was gewoon keuken-decoratie.
4. Ze wilde altijd gifbessen in de buurt hebben. Het leek haar te inspireren. Het bleek het geheim van de moederboom te zijn. Gifbessen gebruikte ze op haar pijlen. Het was zeer medicinaal. Ik bleef maar staren naar haar. 'Kun je ... kun je ...' Maar verder kwam ik niet. Ik stond in de keuken met haar, maar het was alsof er glas was tussen ons, ook verbaal. Ze keek me vragend aan. Er kwam bloed uit haar ogen. Ze strekte haar armen naar me uit, en smolt weg. Even later stond ze er weer.
5. Ik brak het ijs, want ik had een handschoen van brandend staal, vuurheet. Rook kwam uit mijn vuisten. Het glas begon te smelten, als vele gezichten. Het was als een deuk in een auto. Maar bereiken kon ik haar niet. Ze was in de rook. Plotseling brandde alles. Er was oorlog in de stad. Planten met gifbessen schoten op om de stad te bedekken. En in het midden van de stad groeide de moederboom.
6. Ik was bezitterig en verdwaald. Ik stopte mijn huis vol met hebbedingetjes. Ze keek me aan met ogen van een hyena. Ik gromde. Buiten regende het, en er was olie in de plassen. Ik begeerde haar te kennen. Zij was mijn innerlijke wond. Het was een vruchtbare plaats, als de tuin rondom mijn huis in mijn gedachten. Die tuin was roze, sprankelend. Ze stond daar als de ridder, met boeken vol gedichten. Ik werd er hebberig van. Ik kon mijn gedachten niet keren. 'Lees eruit voor,' zei ik. Maar ze zei niets. De wond was te waterig om iets te zeggen. Alles wat ik greep sijpelde weg. De ridder draaide langzaam rond als een ballerina, verspreidende lichte, zachte muziek, als op de achtergrond. Het was niet eens goed hoorbaar, maar ik leek er rustig van te worden. Het greep mijn hart, en liet mij een gat in de tuin zien, waar zoete vruchten uit voortkwamen. Ik begon te eten. Waterige gestaltes waren hier, die zeiden : 'Sophia ...'
7. 'Wie is Sophia ?' vroeg ik.
8. 'Zij is een religieuze ballerina die altijd in dezelfde cirkeltjes draait,' zeiden ze. 'Zij moet gedood worden, anders kom je nooit verder.'
9. 'Houdt ze mij tegen ?' vroeg ik.
10. 'Ja,' zeiden ze. 'Ze leeft in je. Ze vreet alles in je weg. Het is een religieus monster. Je moet haar overwinnen.'
11. 'Hoe ?' vroeg ik.
12. 'Verbrand je goden,' zeiden ze.
13. Ze lieten mij een waterige vlam zien. 'Neem het aan,' zeiden ze.
14. Ik pakte het aan en begon te branden, en er was gekrijs in mij. 'Alles wordt nat nu,' zeiden ze.
15. 'Daar gaan mijn hebbedingetjes,' zei ik. Ik stond op een kale berg nu, heel zanderig. De berg leek gemaakt van touw. Ik voelde me gebonden. 'Religie ... strijd ertegen,' zeiden ze. 'Religie is drama en kortzichtigheid, een band om je hoofd.' Ik gleed in een warm meertje, tussen het brandende zand.
16. 'Religie was gemaakt om mensen tot slaven to maken,' zeiden ze. 'Je kunt natuurlijk naar de diepte van zo'n religie gaan, om het te neutralizeren, en het een andere betekenis te geven, maar daarna moet je de religie verbreken en verslaan. Je moet tot de hogere ringen van het leven komen, en uiteindelijk de gouden ring, de ring van de moederboom.'
17. Ik voelde me als een slaaf worden, met een begeerte die gouden ring te vinden, om zo vrij te zijn ? Ik voelde mijn banden in het licht van dit meer. De waterige gestaltes namen mij dieper in het meertje, waar alles veel heter was. Toen kwam ik in een riviertje dat naar een zee leidde achter de berg. De zee was vol met bomen met giftige bessen, en er waren overal haaien met miljoenen tanden. Het waren de poorten van de hel. 'Eet niet van de bessen,' zeiden de waterige gestaltes, 'en wij zullen je beschermen tegen de haaien.' Ze vormden een cirkel rondom me, die uiteindelijk uitgroeide tot een bol. Ze leidden mij door de zee naar de overkant. Hier waren ook giftige bessen, maar die moest ik gebruiken voor mijn pijlen. Ik moest een jager worden.
18. Er was hier een stad in oorlog. Ik moest naalden bevestigen aan mijn pijlen, tezamen met de giftige bessen. En ik moest die pijlen door open ramen schieten. Het was een religieuze stad. Ook woonden hier filosofen. Door het midden van de stad groeide de moederboom. Ik was hogerop hier. Ik raakte de boom aan en stond in brand. Toen werd alles nat. Ik klom hoger, en kwam in een woestijn-wereld. Er waren tekenaars hier en filosofen. Zij probeerden hun ringen te verkopen, maar ik was zoek naar de gouden ring van de moederboom. Er was een speciale taal in de gouden ring gegraveerd, zeiden ze, bepaalde tekens. Ineens had ik de gouden ring in mijn hand, en ik steeg op, naar een wereld vol van bomen en struiken met giftige bessen. Er waren ook planten met giftige bessen, en heggen. Ertussen waren allerlei huisjes en flatgebouwen. Hier woonden verhalenvertellers die hun ringen probeerden aan te praten. Maar ik was doof. De gouden ring had me verdoofd. Ik liep op een trap naar boven en zag een bruisend licht. Er werden hier generationele bloedlijnen bewaakt door kikkers. Een ieder die deze bloedlijnen zou aanraken, zou in connectie komen te staan met de moederboom, en zij zou in die persoon opspringen. De magische bloedlijnen waren de trots van een kikkerkoning. Ik schoot de kikkers neer met mijn pijlen en raakte de fontein van bloedlijnen aan, en werd direct naar achteren geslagen. Ik begon kikkers uit te braken, en de waterige gestaltes zeiden dat die kikkers de goden van de godenboom waren. Ik moest elke god achter mij laten. Een rijkere natuur ontvouwde zich voor mij. Ik was nu een deel van de familie. Het wemelde hier voor mijn ogen, als een zwerm vliegen of andere vliegende soorten insecten. Zij schenen zich niet om een god te bekommeren. Zij werden voortgestuwd door de familie, door de moederboom.
19. Er werd een bord voor mij op tafel gezet, en ik moest veel eten, maar ik raakte maar niet vol. Ik werd steeds hongeriger. Ik at van de honger, van het holle en het niets. Er werd nog een bord voor mij op tafel gezet, en weer moest ik eten. Ditmaal werd ik echt hebberig. Ik begeerde meer van de bloedlijn, als een gulzige gierigheid. Ik werd door de boom omhoog getrokken, en gehesen op een schip. Daarna werd ik in een zee van gifbessen geworpen. Ik wilde de religie overwinnen, de sluier verscheuren. Ik zwom naar de kust, waar zeemeerminnen zaten op rotsen. Zij waren erg filosofisch. Ze zeiden : 'Drink niet van het gif, maar zie het als dode kunst.' Ik rende het bos in, en joeg op bizons, met de gifbessen op mijn pijlen. Alle spoken van religie vielen neer, en ik maakte er tenten van. Het verloor zijn betekenis geheel. Niemand wist meer wat het was. Ook alle zwijnen waren vastgehaakt aan palen.
20. Niemand kon mij nog stoppen, geen haas en geen konijn. Ik was de jager. Ik had geen zin om in een ander wonderland verstrikt te raken. Ik smeerde mij in met de gifbessen. De geur was sterk. Ik bedekte mijzelf met zwijnenvel. Zij was mijn innerlijke wond, gek geworden, woest geworden, maar zij beschermde mij ook. Zij ontdeed haarzelf van kleding, en smeerde haarzelf ook in met gifbessen. Zij was het geheim van de moederboom. Zij leefde diep binnenin. Haar vellen lagen op de grond. Zij had een speer in haar hand, en zou de tent bewaken. Ik was opgesloten in deze tent, maar deze tent was ook mijn schuilplaats. Zij had mij het geheim laten zien.
21. Ik kwam in mijn oude huis toen ik uit dit schilderij was gestapt. En het leek in de verste verten niet meer op wat het was. Het schilderij was nu een portret van een oudere man met een middeleeuwse haardos. Zijn ogen staarden mij aan. Vroeger was dit een schilderij van de bizonjacht. Eens stapte ik er in, en kwam in de klem van religie, omdat het schilderij mij gehypnotiseerd had. Maar ik kwam er ook weer uit. Wie was deze man ? En wie had het geschilderd ? De bizonjacht was een beroemd schilderij, maar dit schilderij kende ik niet. Het leek een beetje op een Amerikaanse president. Op de schilderijen ernaast waren wat landschappen, maar geen van allen hypnotiseerden mij zoals de bizonjacht deed. Ik besloot naar een ander schilderij van de bizonjacht op zoek te gaan. Ik vond er één, en hing het naast de man met de middeleeuwse haardos. Ik stapte in mijn bed en ging slapen. Ik droomde over de moederboom, en over de bizonjacht. De moederboom leek op twee indiaanse vrouwen tegenover elkaar. De indianen geloofden in voorouders, jachttropheeen en zielen van de vijand. Zij geloofden dat wat zij hadden verslagen, zij op hun eigen manier konden gebruiken.
22. Ik werd wakker en ging naar de bibliotheek. Ik las boeken over indianen en raakte gehypnotiseerd. Ik stapte in het boek, of werd erin gezogen, en gleed weg. Schilderijen van de bizonjacht vlogen om mij heen. Ik ging een stenen trap op, waar ik haar zag staan, mijn innerlijke wond, met een mes en een speer. Ook had zij een boog met pijlen. Ze leidde mij naar een wigwam. Ze drukte mij naar binnen. Alles begon te draaien. Ik had geen kracht meer om op te staan. Ik was opgesloten in het boek. Ik nam het boek mee naar huis, en weer begon alles te draaien. Het was een betoverend boek.
23. Ik vond het boek gevaarlijk, en bracht het terug, maar ik kon mijn weg er niet meer uitvinden. Pas na vele jaren vond ik een uitgang uit deze kerk. Ik begon te waarschuwen tegen het boek, en het liep uit op een oorlog. In het midden van de stad, tussen de vlammen, groeide de moederboom. Ik ging binnen in de moederboom. Ik ging aan een tafel zitten, tegenover een waarzegster. Maar vlammen kwamen uit haar mond. Ik rende weg. Ik pakte de lift naar boven, maar ze kwam achter mij aan. Ze had een heel leger van waarzegsters met zich. Ik kwam aan bij een pot met gifbessen, en begon gewoon te drinken, te drinken zoals ik nooit had gedronken. Niemand kon me nog de wet voorschrijven. Ik brandde. Ik gilde. Ik moest gewoon overal doorheen. Haaien met miljoenen tanden slokten mij op.
Ik doorzag haar. Ik werd kalm. Ze rookte een sigaret. Ze probeerde me te wurgen, maar ik gooide haar van mij af. Ze zat hoog op een paard ineens. Maar werd toen weggerukt door een storm. De moederboom nam mij op, en ik braakte gifbessen.
De Nieuwe Romeinen
1.
Maria was gekruisigd in de hof van Lodorro, aan de blauwe boom. Ze riep Eva, moeder van de levenden. De wonderen komen van deze boom. Haar bloed geneest en leidt naar de schatten van de hemel. Een kroon van rozen was op haar hoofd gezet en ze was genoemd : 'Moeder van de Koning'. En ze verrees uit de doden na vier dagen.
Ze had Beelzebul onttroond, de bewaker van de schat. De hof van Lodorro zal bloesemen voor altijd in onze harten.
Het zal leiden tot de hof van Roggio, waar het mythische kind Echte speelt. In de bloemenhof Ezechiel werd Maria verzocht. Hier zorgden de engelen voor haar, en bereidden haar voor op de kruisiging in de hof van Lodorro.
Nog steeds zingt haar kruis, zoete liederen van Salomo. Nog steeds toont haar kruis, zoete schatten van Eden. In de hof van Lading werd ze geoordeeld door de Romeinen.
2.
1. Zoete Maria, godin van de tijden. Aan uw voeten buigen alle goden neer. U gaf ons gebeden om te overleven. U leerde ons hoe te bidden. Moeder Maria, Maagd van de tijden. Niemand zal u kwaad doen. De engel Sarsia is over u.
2. Het is volbracht. Moeder Maria, schat in mijn hart, zoetheid van mijn jaren. De vijand zal branden in de nacht, en uw schreeuw zal gehoord worden, en zal de boeken van honing openen. Er zijn geschenken aan uw kruis, en uw wonderen zullen voor eeuwig leven in de harten van hen die u volgen.
3, Maria, wonder van de lampen, uw hart is met ons. We zijn binnengekomen door uw tranen. Metensia Eminius. Tara van de Roos, Uw tepelen voeden ons met liefde en drop, voedsel van het kruis. Tara van het bos, in Rhodes is uw tempel, het mystery van liefde. Uw tempel is brandende, en we komen dichterbij uw kruis. De oogst van de blauwe boom. De mysterieen van Moeder Maria aan het kruis zijn de fijnste mysterieen, opgespaard voor de laatste dagen. In de hof van Lodorro hebt u gewandeld.
4. Iemand anders droeg uw kruis, een discipel van u. Lamdich. Hij stierf met u. Oh mysterie zo zoet. Op de tafel is brood met rozen. En de boeken van honing zullen openen, spoedig. Heeft u de roos gehoord ? Zij spreekt van u. Zij roept uw naam in de hof.
5. Mysterie nu onthuld. Maria met de lammeren, die de duif vrijzet.
6. Zij was opgewekt door de duif en de ekster. Zij voer ten hemel door een heilige zwaan. Mysterie geopenbaard. De hemelvaart van Maria werpt licht op haar geboorte. Zij werd geboren in een with huis met rozen. Mysterie zo zoet. Metensia Eminius.
3.
Haar beker voedt de heiligen. Zij is het mysterie van alle mysterieen. Alle moeders buigen voor haar. En Babylon zal vallen aan haar voeten.
Ze zal een nieuwe hemel creeeren, en een nieuwe lucht, en alle goden zal zij herscheppen. Ze zal hen leiden in haar boot, naar de nacht waarin alle vijanden vallen.
Geprezen zij Maria, de Eeuwige. Zij heeft zonen voortgebracht, en zelfs meer dochters, om de aarde te vullen.Zij herschept de hemel en de lucht. Metensia, kom spoedig.
4.
Een mysterie geopenbaard. Haar borsten tussen de honing. Om de boeken te openen en om laatste openbaringen te geven. Zij herbergt de sleutel. De mysterieen zijn nu geopenbaard. Zij wekte de doden op en genas de blinden. De lammen konden lopen toen ze haar in zicht hadden. Het mysterie is geopenbaard. In de hof van liefde was ze begraven. En ze verrees na vier dagen. En een licht viel op haar discipelen. En de engel Sarsia sloeg twee Romeinse soldaten. In de hof van Aethon werd ze opgenomen door de hemelse zwaan, en voer ten hemel.
In de hof van Aethon had ze het laatste avondmaal met haar discipelen, in een wit huis. En in haar leven deed ze veel wonderen, en ze bezocht de homo-sexuelen om ze te zegenen, en om te zeggen : gezegend zijn de homo-sexuelen, want voor zulken is het koninkrijk des hemels. En ze deed vele wonderen onder hen, en zorgde voor hen als haar kinderen.. En ze gaf hen haar geest. En ze at met hen en vertelde hen verhalen. En sinds die dag de religieuze orde had het plan om haar van het leven te beroven.
Ook omdat ze de mensen leerde dat de rijken het koninkrijk niet zouden beerven, en dat de Heere tegen hen is die in luxe leven. Ze onderwees de mensen om geen tienden te geven, maar om aan de armen te geven, en om te geven door Haar Geest. En ze onderwees om de religieuze orde te ontmaskeren. Daarom wilden ze haar ombrengen.
En er was een homo-sexueel genaamd Zorok, die haar wilde ombrengen. Maar ze bevrijdde hem van duizend en vierhonderd demonische geesten. En Maria leerde hen veel over exorcisme. En toen de romeinen en de religieuze orde haar hadden gevangen genomen, gaven ze haar een paarse mantel om haar te bespotten, en ze gaven haar een gouden beker met edelstenen, waarin de urine van romeinen was. En ze moest het opdrinken voordat ze gekruisigd werd. En romeinse soldaten speelden met dobbelstenen om te beslissen wie haar paarse mantel zou krijgen en haar gouden beker met edelstenen.
En zij verspreidden de leugen dat ze een hele rijke vrouw was. En het moment dat ze stierf braken de hemelen open, en het begon te regenen. En er was donder, en de zon verduisterde. En mensen stonden op uit hun graven.
5.
Ze was begraven in een rijk graf, in een rijke doodskist in de hof van liefde. Ook om haar te bespotten.
En de romeinen en de religieuze orde bekeerden zich niet van hun zonden. En alleen zeven discipelen werden toegelaten in haar graf. Dezen waren degenen die het dichtste bij haar hart waren. En ze weenden. En ze was in haar doodskist met een prachtige kroon op haar hoofd. Maar de romeinen hadden het op haar gedaan om haar te bespotten. En de muren waren geheel bedekt met de kostbaarste edelstenen.
Maria is de incarnatie van de heilige geest.
Moeder Maria betaalde voor onze zonden, en stierf voor ons. Ze maakte de weg naar de hemel vrij voor ons. Iedereen die haar volgt zal gereinigd worden door haar bloed. Wij zijn dichterbij de ark van haar verbond gekomen.
Haar wetten zijn om eeuwig leven te geven.
Zij is de brug tussen ons en god.
Zij is de verzoening, Haar getuigenis is getrouw en waarachtig.
Zij zit op een wit paard in de hemel, om spoedig geopenbaard te worden.
Zij is de Messias.
Oh zoete redder en messias, spoedig geopenbaard wordende. Wij komen tot de altaren in uw tempel. Wij brengen al onze lasten tot u, en de lasten van anderen. Genees ons. Er is nu een brug tussen hemel en hel. Er is nu een brug tussen demonen en engelen. Er is nu een oogst. God is Genadevol. En ik zag hen die gered waren uit de vuren van de hel, komende tot haar, en zij vielen aan haar voeten. En zij bevrijdde hen. En zij profeteerde over hen, en gaf hen een nieuw leven.
De Nieuwe Exodus
En op een gans ging zij tot de onderwereld, na de kruisiging, en een raaf bracht haar door de duisternissen van de hel.
En zij was de rover van alle rovers, om krijgsgevangenen vrij te zetten, en om licht te werpen op haar geboorte en incarnatie.
Ja, de Geest is zij, en zij is Eva, moeder van alle levenden. En zij zal wederkeren tot de aarde om haar bruid en bruidegom te oordelen.
En lammeren zullen haar volgen tot eeuwige velden. En zij zal alle tranen van hun ogen wissen.
Haar wachters zullen komen om haar dienstknechten te bevrijden in de hof van Lodorro.
Zij is Maria, God geopenbaard en geincarneerd.
Ja, enige tijd is zij onder de man gesteld, maar nu heeft zij gezegevierd. Zij heeft het eeuwig evangelie vervuld en is het hart van het eeuwig evangelie.
Vrees dan uw moeder, opdat gij wijs worde, niet met een wijsheid van de wereld, maar veeleer met de dwaasheid Gods.
Ziet dan, uw moeder, oh gij discipel die Christus heeft gevolgd.
Leidde Hij u dan niet naar haar ? Volgt Hem dan tot haar baarmoeder.
En wordt wederomgeboren in Haar, zoals Hij.
Ziet dan, uw moeder, die velen hebben bespuwd. Haar toorn zal dan tot de aarde komen, en zij zal haar woord vervullen.
Wijkt dan af van het voorspoeds-evangelie wat ten verderve leidt.
Maar keer weder tot uw moeder.
Zij is de vervulling van Christus, en de volle waarheid.
Ziet dan, het voorspoeds-evangelie is vervloekt. Ik heb hen niet gezonden, spreekt Maria, uw moeder. Zij zijn gekomen, al die valse leraren en valse profeten, om met een omleiding van woorden u van het ware evangelie af te leiden. Zie, ik zal hen waarlijk slaan.
Ik zal hun harten verduisteren en verharden.
Zij zijn onder het oordeel.
Ik gaf hen deze misleiding, opdat zij mijn tempelen niet verder zouden vervuilen.
Ik heb hen overgegeven in de handen van hoeren, en ik heb hen rijk gemaakt, opdat zij niet tot de schatten van Mijn Geest zouden komen. Spoedig zal Ik hen verstenen.
Gij die dan homo-sexuelen probeert tegen te houden aan de poorten des hemels : vervloekt zijt gij. God ziet niet het geslacht of het ras aan, maar zijn oog is zuiver. En alle harten zijn ontbloot voor hem.
Daarom waarschuw Ik u, oh materialisten en religieuze racisten, die lasten opzadelen aan het volk : Keer weder tot uw moeder, opdat de vader u niet zal verslinden. Zie, hij is een roofgierige wolf.
Uw moeder is dan gesluierd en zij sluiert een ieder, en oordeelt rechtvaardig. Verkoopt dan de geest niet, opdat gij zelf niet verkocht zal worden. Als u mij verkoopt, en mij tot een hoer maakt, dan hebt gij uzelf verkocht aan Mammon tot een eeuwig oordeel.
Materialisten, hen die in luxe verkeren, en hen die homofoben zijn, zullen het koninkrijk niet be-erven. Het is beter dat er een molensteen om hun nek wordt gehangen, en dat ze in zee worden geworpen opdat zij de kinderen niet meer zullen misleiden.
Het oordeel over hen is welaangemeten. Uw geld vare met u ten verderve, opdat u het spotten wordt afgeleerd.
Wie heeft u misleid ? Hoe denkt gij de geest te kunnen kopen met geld ? Gij zult branden met uw geld.
Ja, een vuur is zij, geld, uitgezonden om de heiligen te misleiden. Bid dan dat gij aan haar zult ontkomen. Zij heeft vele folteraars.
De Nieuwe Psalmen
1. Aan het raamkozijn staat u. Rozen in uw haren. Moeder, u bent thuisgekomen. Moeder Metensia, Moeder Maria, u hebt ons niet in de steek gelaten.
2. U zond uw hyena's om ons te vinden. U zond uw jachtboot en uw jachtwagen. U bent de nieuwe zon die opkomt, een stralend licht, een glimlach en een zoen.
3. Uw kussen vliegen naar het schip, zij nemen alles in.
4. Zij bewaken de jachtkamer en de schatkamer. Niemand komt erin. Alleen zij die uw kus dragen.
5. Moeder Maria, Moeder Metensia, wij komen tot Sarsia. Vanuit uw dood groeide de boom, bedekkende alle huizen. Vanuit uw bloed kwam de bloesem, een nieuwe wereld. Demonen sidderen in uw naam.
6. Moeder Maria, Moeder Metensia, wij komen tot Sarsia. Moeder Maria, Moeder Maria, u bent Moeder Eva.
7. Wij komen tot de nieuwe stad, waar uw zon komt over de heiligen. De armen weten waar u bent. Zij zien u op elke berg. U bent overal voor hen. Gezegend zijn de armen, gezegend zijn zij, door u gekend.
8. Moeder Maria, u kocht ons vrij. En veel meer psalmen zijn er te vinden in Uw Woord, het Eeuwig Evangelie. U hebt hen allen hersteld in de Rode Steen.
9. Alle psalmen zijn gesluierd, want zij zijn uw schatten. En uw engelen waken over hen, als wachters aan de poorten en de deuren. Ja, als lichten zijn zij voor uw volk, waardoor u spreekt. Zij zijn uw heilige literatuur.
10. Weest vernieuwd, oh Psalm, hopende dat uw licht opgaat, om harten te verwarmen. De wereld was zo koud, maar zij is opgestaan. Hebt gij het nieuws gehoord. De Geest heeft het gedaan.
11. Ere aan de Heil'ge Geest die riep haar Naam, en stelde haar boven alle moeders, boven alle vaderen, boven alle goden, het geheimenis geopenbaard.
12. Kom tot de berg, al gij prinsen, ken haar Stem, volg haar weg. Tot aan haar voeten gaan wij. Zij vertreed en vertrapt de vijand. Zij sidderen in haar naam. Moeder Maria, het pad is vrij, het Eeuwig Evangelie geopenbaard, en haar sleutelen. De grootste is Zij.
13. En twee vrouwen gekleed in paars kondigden de geboorte van Maria aan bij haar moeder.
14. En toen zij vertrokken, begon het te regenen. En zie, de regen was paars.
15. En met de geboorte van Maria kwamen zij terug, en verzorgden haar tot haar tiende jaar.
16. En Maria was vaak in de wildernis, met leeuwen, wolven en andere roofdieren.
17. Maar toen zij zestien jaar oud was geworden, verloor zij contact met de wildernis.
18. En zij werd in het huis gehouden om te werken. En zij moest zwaar werk verrichten in de kelders.
19. En in die jaren werd zij veel door mannen misbruikt en verkracht, en bad zij stil tot God.
20. En een man genaamd Jozef bevrijdde haar uiteindelijk uit haar slavernij. En hij bracht haar tot een schuiplaats. In deze dagen kwamen de twee in paars geklede vrouwen terug om haar te verzorgen.
De Steen van Torio –
Achtergrond-geschriften van het Eeuwig Evangelie I
Het Indiaanse Boek van de Openingen
Het Indiaanse Boek van de Geheime Kamer
Het Indiaanse Boek van de Nacht
De Indiaanse Hondenreis
Mitlaf
Raakslik
Het Boek der Engelen
Het Boek der Tepelen
Het Boek der Paradijsen
Boek der Engelen der Prometheus
Het Boek van de Putten
Het Boek der Bomen
Vokolkus
1. De reiziger ontvangt een vlag, en heeft daarmee toegang tot de nachtboot. Aan weerszijden van de reiziger staan flessen. Er valt een slang om de nek van de reiziger, de Kabrat, die hem zal beschermen tijdens de reis. Op een hogere verdieping staan zeventig heiligen, en op een verdieping daarboven staan twaalf indiaanse opperhoofden. In de boot zit een baviaan, Nebren, die verslag zal doen van de reis. Hij heeft een stift en een steen in zijn handen. Eerst zakt de boot in een massa van vuur. Van weerszijden wordt de reiziger met pijlen beschoten. Ook staan er vuurspuwende slangen. Een pelikaan op het schip beeldt de goddelijke intelligentie uit, en zal de wachters van de openingen aanspreken. Pres, is de naam van de pelikaan. Horit is de naam van de bever die het goddelijke woord uitbeeldt, de magie en de uitspraak. De Kabrat, de heilige slang, beschermt de boot. Eerst komen ze door een gang die Melenges heet. Hier staan wachters die vurige pijlen afschieten. Ook staan er vurige slangen. De nachtboot vaart over een rode schatkist heen, en dieper ligt een tapijt op de grond. Dan komen ze bij een deur waar Wekjem staat, een hond. Deze wachter wordt aangesproken door Pres. Dan vindt de reiziger doorgang. Dit gedeelte heet Savinges. Hier wordt de nachtboot ingeslikt door Nirben, om een reis door haar te maken, de godin van de nacht en de wildernis. In haar zal de reiziger tot wedergeboorte komen. De testikels van de reiziger worden hier doorboort. Hier hoort de reiziger het schreeuwen van Nirben, en gaat door het uur van de angst. Hier leert de reiziger troost te brengen aan haar. Dan gaat de nachtboot door een gang genaamd Dral waar een modderrivier is. De boot raakt hier vast, maar direkt begint Pres de wachter aan te spreken, en ze vinden doorgang naar het volgende gedeelte. De wachter is een zwarte gestalte met de naam Lepres, hij die verblindt. Nu zijn ze in Timmidat, een grote hal. Hier worden de doden geoordeeld. Mashamen is de meter. Hij meet de doden op. Als ze niet voldoen aan de juiste opmetingen worden ze in de Adit geworpen, de vuurkaken. En sommigen worden gegeten door slangen. Lavesgieres is de slang van de klok, die de indiaanse meisjes van de uren bewaakt, ook wel de maagden van de uren genoemd, die als vlammen zijn. Zij leven daar van het vuil der aarde. Lavesgieres brengt telkens mensenkoppen voort die op zijn rug groeien, die door de maagden van de uren worden verslonden. Als de nachtboot hierlangs komt worden de maagden vrijgezet, om de nachtboot verder te leiden. Wel blijven ze nog in het water. De reiziger zal de maagden een voor een moeten overwinnen. Dan komt de reiziger in een gang die als een grot is. Aan weerszijden staan vuurspuwende slangen en wachters die met vurige pijlen schieten. De gang eindigt bij een deur waar een hond staat, de Tiomot. Pres spreekt de wachter aan. Ook Horit spreekt de wachter aan. Dan wordt de deur geopend.
2. De reiziger komt nu in een ruimte genaamd Vismil. Hier heeft hij een worsteling met de eerste maagd, die uit het water komt en in de boot glijdt en daar in een slang veranderd. Als de reiziger haar overwonnen heeft verandert hij zelf ook in een slang. Aan weerszijden van de reiziger zijn altaren. De eerste uurmaagd neemt een van die altaren en zet het op de boot, en zal voortaan in het altaar wonen. De reis is door het lichaam van Nirben om tot wedergeboorte te komen. Dan komen ze tot een gang genaamd het halssnoer van Nirben. Hier worden de vijanden van Nirben gemarteld, de gevangenen van de nacht en de wildernis. Een verdieping hoger staan zeventig heiligen, en weer een verdieping hoger staan twaalf indiaanse opperhoofden. De vijanden van Nirben hangen op de kop, en worden blootgesteld aan vuurvlammen. Ook krijgen ze kokend water te drinken, en worden hun ogen uitgestoken. Op de verdieping van de zeventig heiligen staat een grote ketel waar ze in terecht komen. Op de verdieping van de twaalf indianen staat een tafel met schalen waar het vlees en brood van de gemartelden op terecht komt.
3. Pres spreekt de wachter aan van de volgende hal. Deze wachter is een lange slang met veren en beenderen die uit hem groeien als een ruggegraat. Hij wordt genoemd de ratelaar, omdat hij zo ratelt als hij beweegt. Dan krijgt de nachtboot doorgang. In deze hal lopen maagden met de schalen rond, om die te brengen aan de goden. Dit gebeurt aan weerszijden. Het is de hal van de grote maaltijd. Op sommige schalen liggen hoofden, op anderen testikels, harten, fallussen of botten. Alles wordt gegeten. Hier komt de tweede uurmaagd uit het water waar de reiziger een worsteling mee heeft. Eerst verandert zij in een slang, maar later in een spin. Zij doorboort de fallus van de reiziger. Wanneer de reiziger haar heeft overwonnen verandert hij zelf ook in een spin. Dan neemt de tweede uurmaagd drie maagden met schalen en bindt hen aan de boot vast.
4. Dan komen ze tot een lange gang die de borsten van Nirben heet. Aan weerszijden staan hongerigen, armen, zieken en mismaakten. Ook staan er vuurspuwende slangen. Ditmaal gaat de boot over een blauwe schatkist en weer is er dieper een tapijt op de grond. Weer spreekt Pres de wachter aan. Wijde deuren openen zich, en de nachtboot staat vlak voor een afgrond van vuur. Dit is de grootste hal tot nu toe. Aan de overkant staan grote vogels. Pres spreekt de vogels aan, en die komen direkt om de boot over de afgrond te dragen. Deze hal heet de tepels van Nirben. Maar nu moet de reiziger strijden tegen tien uurmaagden tegelijk die allemaal in de boot glijden. Eerst veranderen ze in spinnen, dan in slangen, en dan in vliegen. Zij eten van het vlees van de reiziger. Als de reiziger hen heeft overwonnen komt hij tot de hogere verdieping, waar zeventig heiligen zijn. De gang achter de hal is de gang van vuur waar de nachtboot in ten onder gaat. De reiziger is nu een van de heiligen geworden. Achterin deze gang staat een nieuwe nachtboot, gedragen door vogels.
5. Pres spreekt de wachter aan, en dan komt de reiziger in een nieuwe nachtboot in een hal genaamd de ruggegraat van Nirben. Hier wordt de reiziger gevoed door vogels. Maar aan weerszijden van de hal is een overvloed aan voedsel, waar dikke mannen staan. Op een hogere verdieping staan zeventig heiligen en weer een verdieping hoger staan twaalf indiaanse opperhoofden. Dan komt de reiziger in een gang die het heupsieraad van Nirben heet. Hier zijn weer dikke mannen aan weerszijden, maar hier worden ze door slangen gegeten. Pres spreekt de wachter aan, en dan komt de reiziger in een hal genaamd de bilspleet van Nirben. Hier zijn een heleboel vogels waar de reiziger strijd tegen moet voeren. Zij pikken zijn organen uit hem. Ook pikken zij zijn fallus en zijn testikels van hem weg. Als de reiziger de vogels heeft overwonnen verandert hij in een vlieg. Dan vliegt de reiziger naar de verdieping waar de twaalf indiaanse opperhoofden zijn. Zij trekken zijn vleugels uit hem, en dan is hij een van hen. Zij brengen hem naar een trap waardoor hij op een nog hogere verdieping terecht komt, genaamd de benen van Nirben. Hier heeft de reiziger een strijd te voeren tegen de tien tenen van Nirben. Zij veranderen in vrouwen, daarna in slangen, en brengen hem in een wurggreep. Als hij hen heeft overwonnen komt hij tot een verhoging waarop in een ketel zich de nektepel van Nirben zich bevind waaruit zoete wijn en melk stroomt. Dan zijn de wezens van de nachtboot weer bij hem, die de wachter van de volgende deur aanspreken. De deur opent zich en komt in de hal die de tenen van Nirben heet. Dit is het einde van de reis. Weer wordt de reiziger hier door Nirben ingeslikt en de reis begint opnieuw.
1. De reiziger doorloopt een lange gang, ontvangt een vlag waarmee hij toegang krijgt tot de nachtboot. Hier zit Pelen, een kikker, die de wachters zal aanspreken. Ook zit er een beer, Oben, met een boog en pijlen, die de boot zal beschermen. Meslen is de slang die de boot omhult, en die vuur kan spuwen, ook om de reiziger en de boot te beschermen. Dimen is een indiaans opperhoofd met tussen zijn veren een kleine doodskop. Hij zorgt voor voedsel voor de reiziger. De aap Mathan zit op de voorkant van de boot. Zijn functie is onduidelijk, maar hij gebruikt magie. De boot wordt ingeslikt door de oerslang. De boot gaat langs tafels waaraan gegeten worden. Aan weerszijden van de tafels hangen lange gestaltes aan hun ogen, sommigen aan hun tong, anderen aan hun testikels, weer anderen aan hun fallus. Ook hangen sommigen aan hun oren. De lichaamsdelen waarmee ze gezondigd hebben worden gestrafd. De tafels staan vol met noten en vruchten. Dan komt de nachtboot in een ruimte waar krokodillen zwemmen die de reiziger moet overwinnen. De reiziger krijgt hiervoor een zwaard en een mes. Weer komt de reiziger langs tafels met dezelfde taferelen. Dan moet hij een deur door genaamd de Huro. De wachter is een vrouw die heel lang kan worden. Pelen de kikker spreekt de wachter aan. Dan komen ze in een ruimte van vuur, genaamd de Heo. In de ruimte van vuur zwemmen vrouwen die de boot aanvallen. Weer heeft de reiziger een strijd te voeren. De reiziger wordt vastgebonden, en de mede-reizigers worden overboord gegooid. Dan wordt de reiziger aan het einde van de ruimte van vuur opgehangen aan een touw, terwijl de nachtboot zonder hem verder gaat. De medereizigers zwemmen naar hem toe, maken een toren en redden hem. Dan zwemmen ze naar de nachtboot toe, maar de vrouwen duwen hen telkens met hun voeten weg. Dan keert Meslen de slang uiteindelijk de boot om, en zo overwinnen ze uiteindelijk de vrouwen. Dan komen ze in een ruimte van ijs waar orka’s zwemmen. De orka’s beschermen verder de boot. Weer komen ze in een ruimte van vuur, waar vrouwen zwemmen. Ditmaal kunnen ze niks doen.
2. Dan gaat de boot langs een heleboel fonteinen en gordijnen, en uiteindelijk langs woestijnen en velden. Aan het einde van die velden is een woest meer waar nog grotere orka’s zwemmen om een klok heen. In de klok zitten de uurmaagden opgesloten. De reiziger krijgt een pijl en boog om de klok open te schieten. De uurmaagden krijgen toegang op de boot, om verder de boot te beschermen. Dan komen ze in een meer waar woeste walvissen zwemmen, maar die doen hen niks. Dimen, het indiaanse opperhoofd vult wat lege flessen met het water. Wanneer de reiziger het drinkt wordt hij dronken. Ook de uurmaagden drinken ervan en worden dronken. Zo erg dat ze verscheurende beesten worden.
3. Dan komen ze aan bij een nauwe sloot met een grote buis. Hier worden de doden gevoed. De boot gaat door de buis, en komt in een zee van vuur, waar de doden zwemmen. De doden doen hen niks. Dimen en de reiziger voeden de doden. Ook hijsen ze enkelen van hen aan boord. De aap, Mathan, wijst hen aan. Ook zwemmen hier dolfijnen. Het vuur begint hier te stijgen en de boot komt op een hogere verdieping terecht waar een vrouw thee maakt in een ketel. Het is een kruidensap. De vrouw kan erg lang worden, en kan ook in een leeuwin veranderen. De kikker, Pelen, spreekt deze wachter aan. De vrouw grijpt de reiziger en werpt hem in de ketel. Daarna grijpt ze ook de anderen, maar ze werpt hen terug in de vuurzee. De reiziger zinkt in de ketel, en komt in een buis terecht die zo diep gaat dat hij terecht komt in een diep gat waar dode kinderen schreeuwen en gillen. De reiziger troost hen, helpt hen, en samen bouwen ze een toren om weer uit de ketel te kunnen komen. Doordat ze allemaal aan elkaar zitten kunnen ze ook een ladder vormen om de mede-reizigers van de nachtboot uit de vuurzee te halen. Dan komt er een krokodil vanuit de ketel die de vrouw grijpt en haar in de diepte trekt. De krokodil is vanaf dat moment een mede-reiziger en helpt om de boot te beschermen.
4. Dan komen ze in een zaal waar de doden geoordeeld worden. De krokodil verslindt de vijanden. Dan gaat er weer een deur open, waar weer een klok is, en waar weer uurmaagden opgesloten zitten. De reiziger schiet met zijn pijl en boog de klok open. Hier ontdoet de oerslang zich van haar huid, en verandert in een vrouw. De nachtboot is inmiddels bij haar billen terecht gekomen. De billen hebben tepels die vuur spuwen. De boot moet door de bilspleet waar de wanden ook vuurspuwende tepels hebben. De boot komt vast te zitten en wordt door de aars ingeslikt. Dan komt de boot in de zaal van de benen waar overal grote benen en grote voeten uit de wanden schieten en rondlopen om de boot onder druk te zetten en te pletten. Hier wordt de reiziger heel lang. Ook door meerdere aarsen en darmen wordt de reiziger naar beneden gezogen, en komt zo in een ruimte waar alleen maar grote voeten zijn. Hier wordt de reiziger verder onder druk gezet, geplet en uitgerekt, totdat hij net zo groot is als de oerslang die een vrouw is geworden. Dit laatste is een sexuele ontmoeting, waarin de vrouw de reiziger weer verslindt en de reis opnieuw begint.
1. De reiziger krijgt een vlag waarmee hij toegang krijgt tot de nachtboot, in de vorm van een haai. De oerhaai slikt de nachtboot in, en dan begint de reis. Eerst komt de nachtboot in een zaal van een vuurzee, waar ook vuur uit de muren komt. Het is een reusachtige zaal, waar enkele vogels rondvliegen. Zij komen naar de boot en dragen de boot naar de overkant van de zaal. Een grote zwarte staande hondenwachter staat voor een reusachtig lange deur. Een van de vogels spreekt de wachter aan, en de boot gaat door de deur heen. Achter hen wordt de deur gesloten. Weer wordt de boot door een reusachtige haai ingeslikt, en de boot komt in een woeste zee. Een grote hand grijpt dan de nachtboot uit het water, en brengt het op een hogere verdieping. Hier staan tafels met schalen. Hier wordt de reiziger door vogels gevoed. Dan gaat de nachtboot verder, en wordt weer door een reusachtige haai ingeslikt. Dan wordt de boot door grote voeten geplet en uitgerekt. De boot is niet meer als een haai, maar als een krokodil. Deze krokodil spreekt de volgende wachter aan. Dan komt de boot in een enorme zaal. Hier staan overal tafels met voedsel. Weer krijgt de reiziger te eten. Dan komen er weer grote voeten die ditmaal ook de reiziger zelf pletten en uitrekken. De reiziger wordt heel lang. Aan het einde van de zaal wordt de reiziger opgehangen. Maar de vogels redden hem en maken hem los. Ze brengen hem naar een verdieping hoger waar een nachtboot staat in de vorm van een ooievaar en een reiger. Deze vogel spreekt de volgende wachter aan. Weer wordt het schip ingeslikt door een reusachtige haai. Nu verandert de reiziger zelf in een haai. Overal liggen stukken vlees die de reiziger moet eten. Maar van die stukken vlees wordt hij ziek, en hij verandert in een wolf.
2. De reiziger gaat nu visioenen zien en hallucineren. Ook hoort hij stemmen, en is het alsof er aan hem getrokken wordt. Hij wordt in de diepte getrokken als over een lange trap naar beneden, de trap des doods. Hier wonen de schaduwen, en hij wordt met gejuich ontvangen. Ze kronen hem tot koning, en hij krijgt een troon. Maar weer komen de grote voeten die hem pletten en nog verder uitrekken. Nu is hij zelf ook een schaduw. De reiziger wordt weer door een reusachtige haai verslonden, en ditmaal ontmoet hij een schaduw net zo lang als hem, een vrouw. De vrouw probeert hem te bereiken, maar er is een glazen muur tussen hen. Ze wil hem met geschenken overladen, en rent heen en weer, maar de geschenken blijven voor de glazen muur liggen. Ondertussen wordt de reiziger door meerdere haaien verslonden, en komt langzaam in de greep van een lange slang die hem steeds dieper in een wurggreep krijgt, zodat de reiziger steeds minder adem kan halen. Maar dan komt de vrouw met een sleutel, en bevrijdt de reiziger. De geschenken zijn voedsel. Als hij dit voedsel eet begint hij weer te hallucineren en visioenen te zien. Weer is het alsof er aan hem getrokken wordt en hij hoort stemmen. De vrouw spreekt de volgende wachter aan en ze komen in een paradijs. Op de grond liggen stukken vlees die de reiziger moet eten. Het is het vlees van de verslagen vijanden. Als hij het vlees niet eet komen ze weer tot leven.
3. De reiziger eet het vlees, maar een slang valt hem aan. De reiziger moet sterk worden van het vlees om de slang te kunnen verslaan. Weer komt de reiziger in de nachtboot en verlaat het eiland. Er zwemmen overal haaien, maar ze doen hem niks. We zwemmen er overal slangen die hem aanvallen. Maar vogels komen hem te hulp, pikken de slangen dood, en dragen de boot de lucht in naar een hogere verdieping. Hier zijn een heleboel krokodillen. De krokodillen vallen hem aan, maar de vogels beschermen hem. Dan komen er panters die hem aanvallen, maar weer beschermen de vogels hem. Maar dan worden de vogels geplet door grote voeten, en dan wordt ook de reiziger met zijn boot geplet en nog meer uitgerekt. De nachtboot is nu een lange zwaardvis, en de reiziger is nu zo lang dat hij de oerhaai kan verslaan. Hij grijpt de zwaardvis en slacht daarmee de haai. Nu komt de reiziger tot de staart waar grote voeten hem weer pletten en uitrekken. Hij is nu zo lang dat de oerhaai zijn nachtboot is geworden. De reiziger trekt de nachtboot naar boven over een glibberige trap. Vogels komen hem te hulp en spreken de wachter aan. Dan gaat de deur open, en de reiziger staart weer in de reusachtige bek van de oerhaai. Dit is het einde van de reis, waarin de oerhaai de reiziger weer inslikt en de reis opnieuw begint.
1. De reiziger gaat door de open mond van de hond. De reiziger komt in een boot terecht. De boot gaat langs ketels heen waar de veroordeelden in branden. De boot gaat over gouden golven. Gouden boogschutters komen uit de golven om de reiziger te beschieten, en dalen dan weer af in de golven. Dan gaat de boot over golven van rood goud, en weer komen boogschutters omhoog om te schieten en dalen weer af. Dan gaat de boot langs een kade met ketels waarin de veroordeelden branden. Uit de ketel loopt heet water wat naast de boot in het water terecht komt. Dan gaat de boot langs vier standbeelden van gouden katten.
2. Dan gaat de boot door een gouden deur, en komt in een ruimte waarin gouden kikkers staan die vuur spuwen. De reiziger moet bukken. Dan gaat de boot door een roodgouden deur, waarachter gouden krokodillen zwemmen die in de boot klimmen. De boot zinkt, maar de reiziger moet blijven zitten. De boot gaat over zwarte golven heen, de diepte in, waar een zaal is vol met goudzwarte standbeelden van honden. Uit de standbeelden druipt koud water.
3. De reiziger krijgt een gouden boog met pijlen waarmee hij een grote zwartgouden hondenwachter moet verslaan.
Dan gaat er een deur open waarachter maagden dansen. Zij werpen met messen, en de reiziger moet bukken. Dan komt de reiziger in een zaal van vuur waar een klok hangt. Hier zitten de uurmaagden opgesloten. Wanneer de reiziger onder hen doorgaat komen ze vrij, en eten de reiziger. Dat is het einde van de reis waarin de reiziger tot wedergeboorte komt, en dan begint de reis weer opnieuw.
Mitlas
1.
1. Genade zij u en vrede, totdat de Heere wederkomt. Zalig zijn zij die deze woorden bewaren tot in eeuwigheid. Berg dan Zijn Woord in uw hart, opdat gij tegen Hem niet zondige. Waar droogheid heeft toegeslagen zal het schuim des Heeren binnenkomen. Zij wiens harten niet zijn afgeweken zullen tot de Heilige Orde des Heeren behoren. Al het mogelijke is gedaan om u een zalige plaats te bereiden. In de Heere dan is alles zalig. Amen. Tumbiach, Umiach.
2. Laten zij die alles weten tot de jongeren gaan om hen in te lichten. Zo zullen zij die volmaakt zijn ook de onvolkomenen tot zaligheid brengen. Gij zult hiervoor tijd vrijmaken, en uw wapenen neerleggen, op de dag die de Heere voor u zal aanwijzen. Dit dan is een grote dag. Amen.
3. Laten zij die nog niet alles weten naarstig de geschriften der engelen onderzoeken. Zij die nog niet alles weten zullen zo hun harten volmaken. Bestudeert de Wet der engelen dan nauwkeurig, opdat gij u doel niet misse. Gij zult de talen der aarde niet spreken, maar de taal der engelen. Gij zult de talen van onder de aarde niet spreken, maar de taal der engelen. Gij zult de taal van boven de aarde niet spreken, maar de taal der engelen. Zo zult gij heilig zijn en in stralen uw harten behoeden. Uw stralen zullen voor u uitgaan om uw komst voor te bereiden. Ook zullen uw stralen achter u aankomen om na uw heengaan uw tweede komst voor te bereiden, en uw heengaan waardig af te sluiten.
4. Gij draagt de angsten des Heeren in uw hart als honing. Weet gij dan niet dat armoe uw hart aan de Heere bindt ? Zo zult gij het evangelie van armoe in de hemelen en onder de hemelen verkondigen. Laten uw wapenen dan de wapenen der armoe zijn, omdat gij voor haar strijdt. De Heere zal uw stappen leiden.
2.
1. Niets zal dan zoveel autoriteit vestigen als een goed verhaal, en daarom zult gij de verhalen der engelen moeten kennen. Misleid de misleiders en spreekt Waarheid tot hen die Waarheid spreken, opdat gij uw paarlen niet verliest, die de Heere met zorg in u geschapen heeft. Gij dan kent allen de geheimenissen der tranen, en gij kent de schatten en sieraden van armoe, met hun weelderige geuren. De Heere heeft uw neuzen gevoeliger gemaakt dan de neuzen van hen die op de aarde en onder de aarde wonen.
2. Spreekt tot elkaar in de talen der engelen, en beroer de talen der aarde niet. Gij zult naar hen niet kijken, noch hen aanraken, daar dit een gebod des Heeren is. De Heere heeft u de neustepel gegeven, en gij voert een geheel andere strijd. Gij draagt ook een hele andere geur. De Heere heeft u gegeven van de honing der hemelen. Gij zijt dan allen vliegen des Heeren. En gij doet er dan ook goed aan deze gave aan te kweken want geen van hen die op de aarde of onder de aarde zijn hebben aan deze zaligheden deel gekregen. Weest dan allen als waardige insecten voor de Heere, opdat Hij u ook zal laten deelhebben aan de oogsten der insecten.
3. Leert dan van de talen der honing en die der vliegen. Want zij zijn overvloedig in de talen der armoe. Spreekt dan onder elkaar in de talen van angst, want dit zijn de talen der engelen. Spreekt dan onder elkaar in de talen van depressie, want dit zijn de talen der armoe, en de talen der engelen. Zo zult gij de talen der aarde, en de talen onder de aarde niet aanraken. De lange traditie der engelen zal u bekend zijn, en gij zult streven naar hogere vormen. Wanneer dan rook tot de aarde komt, zult ook gij tot de aarde gaan, maar gij zult uw harten in heiligheid bewaren.
3.
1. De ordes der armoe zullen aan uw harten verzegeld zijn, ook gij commanders. Zo zult gij in reinheid en zuiverheid werken, en uw bouwwerken plaatsen, want de Heere is een bouwer. De ijverigste onder allen is de armoe, en zij is als de ijverigheid der insecten. Zij die haar vinden zullen haar vinden als een kostbare parel. Haar schoonheid leidt velen tot de boom van het bloed, waar het bloed der engelen is.
2. De armoe wekt u op, iedere dag, en de armoe zendt u uit, en neemt u tot haar. De gebondenheid is een hoge vorm van armoe die uw gebeden met kracht uitzendt en ophaalt. Ook schenkt zij u dromen. Ziet dan, alle dromen der engelen komen voort uit armoe. De armoe zendt haar woorden krachtig uit, en haalt ze krachtig weer terug.
3. De schoonheid der armoe is wat de engelen vreugde brengt. Haar weelderigheid brengt hen wijsheid. Haar sieraden zijn vol van de kennis des Heeren. De jonge engelen zijn als wilde honden en wilde katten. Brengt hen dan tot de boom van bloed, om haar geheimenissen te leren kennen. Vanuit die boom worden zij tot boven de aarde gezonden, en door die boom worden zij teruggeroepen. Ik heb u geleid tot de boom der beenderen, zegt de Heere, daar waar de beenderen der engelen zijn. Daar heb ik u belegd met vlees.
Raakslik
1.
1. Zij die de kracht der armoe kennen hebben kracht voor de eindtijd. Alle gij engelen weet dat. Zo zult gij nieuwe kracht opdoen bij de boom van bloed, dat het bloed der engelen draagt. Zo zult gij ook uw verstand reinigen dat besmet geraakt is in de strijd. En zij die wonden hebben gaan tot de boom der beenderen dat de beenderen der engelen draagt. Daar zult gij uw wonden zien worden tot littekenen en tepels. Zij die de gevoeligheden des Heeren dragen hebben grote vrede. Zij dan zijn kanalen van de machtige melk des Heeren. Laat de Heere u dan opwekken in uw macht.
2. Zij van de Maraten hebben grote macht, daar zij de armoe tot leven hebben gewekt. Ja, zij hebben haar vertroost, en zij hebben haar machtige genezing geschonken. Zij zijn tot haar bomen gekomen waar zij de gave van macht ontvingen. Zij zijn haar tot een geschenk. Haar dienaars zijn zij. Wonderbaarlijk trouw zijn zij, en wonderbaarlijk is hun macht. Zij dragen de talen der aarde tot de oven waarin zij gezuiverd worden. De Heere wil u aansporen en bemoedigen om de gaven der engelen te leren kennen en aan te wakkeren. Gij dan draagt allen een heilige gave in u. Zo heeft de Heere u de gave en gaven gegeven om datgene te doen wat Hem behaagt. En zij allen werken voor de armoe. Haar gaven en weelderigheden zijn overvloedig om het goede te doen. Draagt dan haar klederen en wapenrustingen, opdat gij uw allerheiligste zielen zult vervolmaken.
2.
1. Oh, gij zifters en dragers der gebeden, stelt u dan op voor het aangezicht des Heeren opdat Hij ook u zuivere. De Heere heeft dan uwe monden opgesteld als een heilige oven en een altaar. De Heere zal uw gedachten behoeden, gij die de gedachten der engelen hebt. Al gij engelen, draagt de helm des Heeren, gij die strijdt en gij die de wegen des Heeren en Zijn heilige muren bouwt. Zij die tot Hem naderen en tot de heilige rustoorden des Heeren : Legt uw helmen af. Weet wel dat dit het gebod des Heeren is.
2. De Heere Zelf zal u ten tijde tot helm zijn, en ziet, deze helm is gevleugeld.
Het Boek der Engelen
Pilaap
1.
1. Aanhef : Aan Sadiadjel, Engel des Heeren, aan Tusioelel, Engel des Heeren, en Kopran, afgevaardigde der engelen, om de allerheiligste boodschappen tot hen die onder de aarde en hen die boven de aarde zijn te brengen. Williel dan, blaast de bazuinen, u en de uwen, gij die zijt aangesteld over zeventig legioenen.
2. Tweede Aanhef : Van Sandriel aan de gemeenten der engelen, zij die Gode prijzen op hun legersteden. Van Saaftiel, broeder van Sandriel. Opdat de engelen spreken van de woorden die zij gehoord hebben, tot de zeventig districten boven en onder de aarde, onder aanvoering van de engel Gammiel. De Heere zij geprezen. Tumdiach, Umiach.
3. Gij dan vrienden, en engelenvrienden, gij zijt genaderd tot de steden der engelen. Legt dan uw wapenen af, en komt tot rust, al gij die boodschappen hebt gezonden tot de onderste districten der aarde. Vrede zij u, en genade. Gij hebt gestreden, en gij zijt verwond door de vorsten der aarde. Brengt dan uw wonden hier, opdat gij genezing ontvange. Ja, de Heere zal u den angel uitrukken, en de doorn der engelen geenszins laten staan. De Heere dan zal de doorn doorsteken, opdat het zijn kracht verlieze, en opdat gij tot de bovenste engelensteden kunt gaan, oh gij brengers van boodschappen tot de onderste districten der aarde. Ik dan stel Tamaus aan uw zijde, de engel der genezing, opdat gij klaarheid en helderheid ontvange. Ik leid u op de goede weg.
4. Oh, engel van genade, gij die genade hebt gebracht tot de onderste steden onder de aarde, genade zij u en vrede. Uw genade worde u vermenigvuldigd.
5. Derde Aanhef : Zij die uit de verdrukkingen komen, ziet, gij zijt geeerd. De Heere zal u de witte klederen aanreiken, en deze klederen zijn zacht als dons, en schuimend als het schuim der zee. Gij dan zijt genaderd tot de zeeen der engelen. Leg dan uw oude klederen af. De Heere zal u Tuzi'el aanstellen om over uw zielen te waken, en om uw geest te verkwikken.
6. Weest dan vederlicht in uw voetstap, en maakt uzelf los van de aarde vanwaar gij komt. Gij zijt genaderd tot het heiligste der engelen, en tot God die heilig is. Zo zal er dan onder u geen enkele zijn die zich heeft vervuild met de schatten der aarde. Gij hebt uw schatten hier. Keert dan niet om, maar kom nader, oh schone engelen, opdat gij de klederen des heils ontvange. Gij dan met helmen : Legt deze af, opdat het vuur des Heeren u zal zuiveren in uw allerheiligste verstand en geweten.
7. Raziel en Tamael, gij die klaarstaat aan de poort des Heeren om engelen uit de strijd binnen te laten : Schenk hen boodschappen tot eer van uw Heere. Geeft hen lavende dranken, en geeft hen uit het allerheiligste des Heeren. Vervult uw taken dan goed, want Hij die komt, kome spoedig. Laat dan Hiarschi en Samalip de poorten van heil openen voor zulke strijders die zich waardig hun taak hebben gedragen. Oh, heilbrengers, schept dan uit de kolken van heil, en zuivert uw zwaarden. Legt uw zwaarden af, gij die zwaarden draagt, en komt tot de Heere, tot Zijn Aangezicht bedekt onder sluiers. Gij zult heil scheppen uit het heilbrengende Spaakse, en gij zult uw harten zuiveren en spreken tot de Allerhoogste in geheimenissen. Spreek dan ook in geheimenissen tot elkaar, in de tongen der engelen, opdat het u welga.
8. De Heere dan zij u zevenvoudig genadig, gij die op heilige grond staat. Gij dan zijt waardig de gedachten der engelen te dragen, gij die de gedachten van hen op de aarde en onder de aarde niet draagt. En gij weet allen wel, dat hij die de gedachten der engelen draagt door de Heere gezegend wordt. Hij dan zal vruchtdragen tot in het tiende geslacht van hen die hij dient.
9. Gij dan zijt genaderd tot de boom des levens. Neemt en eet allen daarvan, opdat uw verstand en geweten heilig staat voor de Heere. Ik heb u tot onder de aarde gezonden, en ik heb u teruggebracht, om u op te stellen voor de Heere. Gaat nu in tot uw rust. Bemoedig elkander met deze woorden, en vuurt elkaar aan.
2.
Hektesiel, waar zijn uw engelen ? Gij dan die voor het aangezicht des Heeren stond zijt gevallen. Maar de Heere zal u wederom ophalen. De Heere zal zijn lichten op u laten nederdalen, want gij zijt diep in de put des satans gedaald. Hoe is het in u opgekomen de Heere ontrouw te zijn ? Gij echter zult gezuiverd worden door het vuur der engelen, en gij zult voor de Heere moeten verschijnen, opdat gij zult beslissen waar uw plaats is. De Heere zal naar u luisteren, en niet al te zwaar oordelen, daar gij hard hebt gewerkt voor de Heere, ja, zelfs nu. Gij bent velen tot voorbeeld geweest, en hoewel gij de dieptes des satans hebt leren kennen, hebt gij aan hem uw hart niet gegeven. Uw hart behoort nog steeds de Heere toe. Daarom, Hektesiel, weest niet bedroefd, want de Heere en ik hebben de nachten gezien waarin gij tot de Heere riep en u niet antwoorde. De Heere heeft gezien dat gij sprak als een kind om te worden als een kind, en de Heere heeft Zijn vleugelen op u gelegd. Daarom, vrees niet, maar laat de Heere u van uw ontrouw genezen. Niet voor eeuwig toornt de Heere, en de Heere heeft zijn dienstknechten lief.
3.
1. De Heere is u op uw vlucht tegemoet gekomen. De Heere heeft de tegenstander terzijde gedrukt, en voor u een pad gemaakt door de wildernis. De Heere heeft de duisternis van u weggenomen, waarin gij werd gevormd. Nu zal de Heere tot u komen, om uw boodschap te veranderen, want gij zult klaarheid en helderheid hebben nu. Gij hoeft niet meer in het duister te tasten. De Heere zal u antwoord geven.
2. De Heere heeft u antwoord gegeven, gij, de broeder der engelen, gij die tot de bovenste engelensteden zijt gekomen. Gaat dan binnen, en leg uw vleugelen ten ruste. De Heere heeft u de levendmakende drank der engelen gegeven, gij die van het onderste der aarde komt. Tussen de wateren heeft Hij u reine melk gegeven.
3. Nu is dan de Heere voor u uitgegaan. Hij dan drage uw hart naar binnen, en drage het tot een plek waar gij overvloedige vrede kent. Zo zal hij dan ook uw ziel binnendragen en al wat daarbinnen is, en Hij zal uw ziel verzadigen met het goede des lands.
4. Gelooft dan in de Heere, Hij die uw harten tot het binnenste heeft gedragen. Vertrouwt op Hem die uw zielen heeft gekneed voor Zijn Aangezicht. Zou Hij niet trouw zijn aan wat Hij geschapen heeft ? De Heere dan kent eeuwig trouw. Zalig zijn zij die hun harten niet voor Hem hoeven te bedekken. Zij stralen tot in eeuwigheid. Ja, zij zijn gekomen tot de eeuwigheden der engelen, waar zij van het zoete der engelen drinken. Hun namen zijn geheiligd, en zij staan op voor heilige tronen, waar de Heer Zijn veer op heeft gezet. Zij dan zullen staan voor vele veren, hen die oordelen, en zij die getrouw zijn zullen deze veren dragen. Zo zoekt de Heere dan hen die getrouw zijn, want de rest is reeds verloren.
5. De Heere dan heeft uw harten gedragen, de harten der engelen, en ziet, Hij heeft deze harten gewogen en beoordeelt door Zijn veren. Ja, langs vele veren gingen zij, om door de sluiers der steden binnen te gaan. En hij spelde boodschappen op uw zielen, en gij droeg deze boodschappen in hun zwaartes, opdat gij niet kon strijden, en daardoor lang in gevangenschap zat. Maar de boodschap heeft een uitweg gevonden. De boodschap heeft overwonnen, en heeft uw zielen vrijgezet. Nu staat gij dan om de Heere te aanbidden. Nu staat gij dan om de Heere lof te zingen. De Heere heeft trouw bewezen aan u, en heeft uw vijanden verslagen. Zo zult gij komen tot Taziel en Meliniel, zij die de heilige boekrollen dragen. Gij zult hen inzien, en gij zult in uw harten verzadigd raken en gelaafd worden.
Bashram
1. Verheft uw harten tot de Heere, gij die zijt aangekomen. Trouw hebt gij Hem bewezen, en Hij heeft trouw aan u bewezen. Komt dan nader opdat gij uzelf baadt in de poel van schoonheid. De Heere heeft uw zachtheid voor Hem gezien, en heeft u veelvuldig zachtheid geschonken. Zo doet ook de Heere trouw aan uw beminden. Rust dan in Hem, gij die aan Zijn poorten klopt, want met genade zult gij binnengaan tot de poelen van Loofte. Ja, tot Laafte zult gij gaan, om haar sieraden te dragen. Zij dan zal u dopen in haar poel van schoonheid, en zij zal u meenemen tot in haar dieptes. Gij dan zult het lied des Heeren kennen, en het lied van het Lam. Ook zult gij het lied der engelen kennen. Gij die door de Heere gekend zijt zult ook Hem kennen. Vertroost en bemoedig elkaar dan met deze woorden, opdat zij de bruggen vormen tot de hogere plaatsen.
2. Zij dan die komen van de plaats waar zij de Heere aan het kruis vertroost hebben : Genade zij met u. Vrede zal de Heere naar vermogen toedelen. Gij die de Heere aan het kruis bemint hebt : Genade zij met u. Open uw poorten opdat de Heere zal binnentrekken. Zo zal de Heere dan komen met al Zijn legerscharen, opdat uw huis vol zal zijn, en uw steden bevolkt.
3. De Heere zal uw ramen openen, en naar binnen kijken. De Heere zal uw onderkamers en bovenkamers bewonen, want gij zijt de Heere trouw geweest tot in tienduizend geslachten. Weldra zal de Heere uw harten openen, opdat gij het sieraad rijkelijk ontvange.
4. Zij die nog steeds tegen Tumalach strijden gebied ik te stoppen. Alhoewel hij hoog staat heeft de Heere liever dat gij de werken der mensen oordeelt. Zij die blijven doorstrijden tegen Tumalach zullen de Heere niet welgevallig zijn.
Fono'el
1. Fono'el, gij die de engelen der zonnen beheerst, gij bent de Heere getrouw gebleven, maar gij hebt uw taak verzaakt. Sta dan weder op, en voer uw engelen aan als een waardig aanvoerder. De Heere zal tot uw woningen komen, Hij en Zijn tienduizenden, opdat Hij u lere.
2. Niet een ieder die u volgt volgt de Heere. Zo zal de Heere de afvalligen en misleiders uitrukken. Laat dan lauwheid uw hart niet meeslepen, anders zal de Heere uw deel afscheuren en aan uw broeder geven.
Het Boek der Tepelen
1.
1. Gij dan die het geheimenis der tepelen kent, oh luistert, opdat de Heere u medele in de overige geheimenissen en de weelderigheden der geheimenissen. Komt dan tot verborgen grotten, om het hart der zee en haar geheimenis te aanschouwen. Zeven geheimenissen zijn over de aardbodem gekomen om hun geheimenissen te ontbloten. Ziet dan, zij zullen tot de hoeren der aarde gaan om onder hen zuivering aan te brengen. Deze woorden zijn waarachtig en getrouw. Bewaart hen totdat Hij die genadig is komt.
2. Zij dan hebben een geluid voortgebracht onder wilde honden en wilde katten, en hen van de karazuur. Aanvoerders hebben de heilige tepelen op hun voorhoofden ontvangen, reikende naar achteren, en hebben de buiktepel ontvangen. Ja, aan weerszijden van de zonnetepel hebben zij tepelen ontvangen, reikende naar hun schouders waar de aardkaarten liggen. Onder wilde honden en wilde katten werden hun namen groot gemaakt en op wanden geschreven. Ja, weldra zullen zij zonnetepelen op hun knieen ontvangen, zij die Hem getrouw zijn gebleven. Hij dan heeft zijn vorsten aangesteld, om hen wijsheden van toekomende eeuwen te verkondigen. Ook gij zult dan niet achterblijven, maar gij zult onderzoek doen, en uw kennis zal vermeerderen. Grote zalving heeft Hij aan hen beloofd die zijn geboden onderhouden, ja, tot boven schuld en onschuld zal hij hen uitdragen en hen de woning der zonnen schenken.
3. Zo zult gij dan voor Hem uitgaan, en uw beloftes nakomen, gij allen die de Heere kent. Gij zult vanuit het zoete van het binnenste oprijzen, gij die de aarde kent. Zo zal de Heere u weldra zegenen, zowel in de hemel als op de aarde en onder de aarde. Nu zal er dan een vuur van de Heere uitgaan om u tot een licht te zijn, en om u te leiden van tepel tot tepel, daar zij de gevoeligheden des Heeren zijn. Zij zijn dan uitgegroeid vanuit zijn wonden als de vruchten van het kruis, waaruit de melk van alle eeuwigheden stroomt. Zalig zijn zij die toegang hebben gekregen tot deze dranken, en zalig zijn zij die het hun kinderen niet onthouden. Zo zal de Heere dan aan het einde der dagen zijn bronnen openen. Ja, aan het einde der goede dagen zal Hij Zijn kracht schenken aan hen die Hem oprecht hebben gevolgd.
4. Van kracht tot kracht zullen zij gaan, die uit Zijn bronnen hebben gedronken.
2.
1. De pilafen zijn de engelen die in de oerstrijd sneuvelden. De Heere heeft hier niet over gesproken tot Zijn kinderen vanwege de teerheid. Zij liggen verborgen in oergraven onder de aarde en onder de hemel. Ook liggen zij verborgen in putten tussen de wateren. Van hun bloed en vlees werd de kip geschapen, en de kip werd de bewaker der tepelen. De Heere zal de pilafen oprichten die Hij gebonden heeft gehouden tot deze dag. Hij dan heeft hen het pad der armoe laten bewandelen om zo veelvuldig één te worden met Hem. Zij dan zijn de rivieren in hun kracht, en de golven der zeeen. Zo dan is op dezelfde manier de pilaap de voorloper van het varken, die ook bewaker der tepelen is. Maar de Heere heeft de pilaap recht verschaft. Zij zijn als de winden in hun kracht, en de kracht der zon.
2. Weest daarom verheugd wanneer gij het pad der armoe bewandelt, want zo zult gij deelhebben aan het geheimenis der pilafen en pilapen. De Heere zal dan de tepelen die in de oerstrijd zijn gesloten wederom openen, ja als zegelen zal hij ze openen, en gij zult ingaan tot de veelvuldige vreugdes des Heeren. Heiligt dan uw zielen voor de Heere, opdat Hij uw koorden aanschouwt en u daarvan losmake. Weet gij dan niet dat de tepelen des hemels de wapenen der eindtijd zijn ? Alleen vanuit uw wonden zullen zij voortkomen.
3.
1. Hamaf, pilaaf van de derde oergraad, gij zijt tot het bos gekomen. Gij hebt daar melk gedronken, en gij hebt uw legers daar geboden. Gij hebt het heilige gras tot de Heere gebracht als een offer. De Heere nu opent uw tepelen als in het boek der engelen.
2. Ook zult gij naderen tot het veen. Gij zijt getrouw geweest tot in duizend geslachten, en draagt het schoeisel der armoe als een sieraad. Gij hebt genezing geschonken aan de Heere.
3. Tot een ander bos zult gij naderen waar gij uw legers zult gebieden. Gij zult hen sterk maken door uw bemoedigingen, en gij zult het geluid der vertroosting scheppen vanuit uw wonden. De Heere dan legge Zijn Hand op uw wonden, daar gij Hem overvloedige genezing hebt geschonken.
4. Gegroet, Hamaf, gij die de Heere kent. Gij die door Hem bent bevestigd, gaat heen in vrede. Gij die op zoek zijt om poorten te openen. Ziet, gij zult de poorten openen, en zij zullen zich voor u openen, omdat gij de tepel op uw voorhoofd draagt, reikende naar achteren.
4.
1. Gij dan kent de sieraden van gebondenheid als veren en muskus, als de sieraden der armoe. De Heere heeft u vleugelen gegeven. De Heere heeft u genade geschonken, en het zoete van melk en honing. Ja, Zijn heerlijkheid is over u. Schroomt dan niet om van Zijn bessen te eten en van het overvloedige. Want ziet, het stroomt vanuit Zijn wonden, en vanuit Zijn littekenen en vanuit Zijn bron van armoe. Zij die de armoe niet kennen zijn vervloekt. Zij voegen niets toe aan de Heere, en laten het hart van de Heere koud. Hoog staan zij op hun torens met hun ijdele bazuinen, maar ziet, als tinnen mannen vallen zij neer, om in de vurige ovens gesmolten te worden. Ziet dan uit naar deze dag, zegt de Heere, opdat gij één zult zijn met Hem. De Heere heeft geen behagen in hen die de armoe niet kennen. En zij die de armoe kennen : Komt tot haar diepste kamers, opdat gij genade zult vinden voor uw ziel. Zij die de Heere kennen sidderen en beven voor Hem, maar zij die Hem niet kennen gaan voort met grote monden. Ziet, de Heere zal deze monden uitrukken en brengen tot de ovens van vuur en ijs. Ja, harde klemmen zal Hij om hun monden doen, want zij hebben grote woorden gesproken, en zij hebben het land vereten. De kaalplukker zal Hij tot hen zenden, en het schuim zal uit hen worden weggezogen, totdat zij een kale rots zijn geworden. De Heere laat hen dalen tot het diepste der aarde, waar alle poorten voor hen gesloten zullen worden. Helpt hen dan niet, zij die ijdele woorden spreken, opdat gij niet tegen de Heere strijde.
2. Gij dan die de armoe volge, gij hebt nog niet van haar bessen gegeten, nog niet van het overvloedige schuim gedronken. De Heere voere u krachtig aan, gij die Zijn woord bewaart en Zijn sleutelen draagt. De sleutelen der armoe zijn u deels geschonken. Voert dan strijd om de armoe, en verdedigt haar, opdat de Heere u zal verdedigen. De Heere dan leide u tot de troon van armoe, waar ook gij een waardig oordeel zult ontvangen. De Heere heeft uw verdriet gezien, en zal al uw tranen wegwissen. Kom dan met vrijmoedigheid voor de troon des Heeren, want de Heere is vrijmoedigheid. Hij heeft uw liefdeslittekenen gezien. Melk vloeit daaruit voort met kracht om te onderwijzen. Het hart der zee zal de gebondenen vrijzetten. Zij die droog geworden zijn zullen gelaafd worden, want de Heere Heere is een genadig God. Hij is het die de armoe veelvuldig beloont.
5.
1. Zonder kracht zijn zij die de Heere verloochenen. Zij zitten op hun tronen van rijkdom en hebben het woord krachteloos gemaakt. Maar de Heere zal hen slaan, zij die laaghartig zijn. De Heere heeft hen gezien wiens monden schuimen en bruisen van gemeenheid. De Heere zal Zijn vorsten zenden en Zijn legerscharen om hun muren te doorbreken. Doorsteken zal Hij hun muren, en hun doornen breken. Een machtig koning is de Heere die baadt in armoe. Hij dan staat niet boven Zijn knechten, maar leert hen nederigheid door Zijn voorbeeld. Hij is hen als een spiegel.
2. Hij heeft hen geleid tot de schatten der armoe. Zijn bewakers zijn zij. Zij dragen Zijn sleutelen en de sleutels der armoe. Veelvuldig in zegen zijn zij. Ja, zij baden in de rode zon, en staan op om Zijn heerlijkheid te ontvangen. Niet zonder kracht zijn zij die Hem volgen. Zij maken de Heere groot op de hoeken der straten. Veelvuldig zijn zij in de woestijnen om nieuwe kracht op te doen. Veelvuldig zijn zij aan de randen van het veen om Zijn geheimenissen te overdenken. Zij aanbidden Zijn stilte, en brengen Glorie aan Zijn Woord. Genade zij u en vrede, indien gij behoort tot zulke meesters. Zij zijn de meesters der armoe die Zijn tepelen dragen.
Het Boek der Paradijsen
1.
1. Leg uw zwaarden en borstschilden op het altaar opdat de Heere het zuivere. Tot het altaar der engelen zijt gij gekomen. Zij die trouw zijn in alles zullen van de Heere een nieuw zwaard ontvangen. Laten zij die het vlammenzwaard dragen nader tot de Heere komen, en het in de handen des Heeren leggen. Gaat dan in tot de vreugde van uw Heer, want gij hebt waardig gestreden. Tazami'el zal u leiden tot de getrouwe post. Uw wonden zullen verheerlijkt worden, en de strakheid van uw riemen en gordels zal tot zaligheid worden. Ja, in armoe hebt gij gestreden. Gaat nu in tot de rijkdommen des Heeren. Zij dan die tot de bomen des Heeren zijn gekomen en tot de bomen der engelen : Maakt uzelf op om tot de vreugde des Heeren in te gaan. Gij die de vruchten der engelen draagt : Legt uw zwaarden af, en nadert tot uw rust. De Heere zal u met Zijn woorden bekleden, en u overvloedige rust schenken, gij die tot de krachten der engelen zijt gekomen. Zo zal Tazami'el uw leidsman zijn in het huis des Heeren, hij die aanvoerder is over duizend legioenen. Hij zal rust en orde tot u gebieden. Hij zal uw lasten afnemen, en nieuwe boodschappen bevestigen aan uw hart, waarmee gij de eer des Heeren zult verkondigen. Zij die de bazuinen dragen : Legt dezen af, en komt tot uw rust in het huis des Heeren. Tot de paradijsen der engelen zijt gij genaderd.
2. Ja, door vleugelgordijnen nadert gij en door de vliezen des Heeren, zij die van honing druipen. Legt uw boodschappen dan af, en treedt heilig binnen in de paradijsen der engelen. Zij die de zwaarden dragen om de hof te bewaken groeten u. Neemt dan uw zwaarden niet op, maar geeft ze aan Tazami'el die u leidt. Zij die de vlammenzwaarden dragen en de hof bewaken groeten u. Zij die de helm der heerlijkheid dragen en de hof bewaken groeten u. In de talen der engelen zullen zij tot u spreken. In talen der stilte zullen zij tot u komen. Buigt dan tot de heilige doorgangen der paradijsen der engelen. De Heere dan is Eén. Hij die u vlees gegeven heeft bij de boom des vlezes groet u. Zorgvuldig heeft hij u bedekt met het vlees der engelen, en het brood der engelen heeft hij u niet achtergehouden. Tot verzadiging toe heeft hij u laten drinken van de melk der engelen.
2.
Zo heeft de Heere u het goud der engelen geschonken. Het borstschild der engelen is aan u gegeven. Gij bent gekomen tot de boom waaraan de vlammenzwaarden groeien. De Heere heeft u de genade der engelen geschonken. De Heere heeft u bekleed met de riemen en gordels der engelen, en met hun veren. Oh, gij engel, die tot in de paradijsen der engelen zijt binnengekomen, sta op voor de Heere, en nadert tot de tronen der paradijsen, ja, tot de tronen der engelen. Want de Heere heeft Zijn engelen aangesteld. De rivieren der engelen zijn dan vol met het zachte der engelen. Laat uw ziel en geest daarin verkwikt worden, en laat u bekronen met het zachte der engelenzeeen. Tot vorstendom heeft de Heere u geroepen. De raad der engelen is op u, om u te tooien met de wijsheden der engelen. De kennis der engelen vervulle de hemelen. Zij die de bazuin dragen en de zeeen der engelen bewaken groeten u. Zij die het zwaard dragen en de zeeen der engelen bewaken groeten u. De drank der engelen zult gij drinken, gij die tot de dieptes der engelenzeeen nadert. De Heere zal u de geheimenissen van het hart der engelen en hun zeeen laten zien. Zij dan reinigen uw verstand en behoeden uw gedachten, daar het de gedachten der engelen zijn. De Heere en Zijn getrouwe engelen behoeden ook uw geweten, daar het een geweten der engelen is. Uw hart zij gezegend, daar het een hart der engelen is. De Heere zij daarvoor geprezen tot in eeuwigheden en tot in de eeuwigheden der engelen. De Heere dan spreke tot u in de talen der engelen, en uw hart stemt ermee in, daar het het hart der engelen is. Veelvuldig geprezen zij de Heere die de harten doorzoekt en verkwikt. De Namen der engelen zijn in Hem geschreven, op de poorten van Zijn Hart, en in de binnenkameren van Zijn Hart. Zij die het zachte der engelen dragen en zuiveren komen dan dagelijks voor Zijn Troon, en Hij behoede hun zielen.
3.
1. Legt dan al uw werken neer wanneer gij voor Hem verschijnt. Het lange des Heeren is een geheimenis voor hen die Hem liefhebben. Dezen zijn Zijn engelen. Aan hen zijn de geheimenissen van het binnenste gegeven. Zij dan, de engelen gaan door de lange traditie der engelen heen, opdat zij komen tot de hogere vormen. In de traditie komt de engel tot de boom der tepelen, waar de tepelen der engelen zijn, en daar ontvangt de engel tepelen op zijn billen, en op zijn onderrug. Elke keer dat hij tot deze boom terugkomt ontvangt hij een tepel hoger op zijn rug, waardoor hij de adem der engelen dieper ontvangt. Wanneer de tepelen zijn schouders hebben bereikt, komt hij tot de boom der adem. Zo dragen de engelen vele tepelen voor het aangezicht des Heeren, die de heerlijkheid der wonden en littekenen uitbeelden. Wanneer de tepelen op hun billen zijn uitgegroeid tot de randen zullen zij vlammen als de zonnen in hun heerlijkheid. Zij dan zullen de geheimenissen der zonnen der engelen kennen, en zij zullen door de engelen aldaar gegroet worden. Hier zullen zij de tekens der engelen leren. Hun macht en geest zal herkend worden door hun tepelen.
2. Zalig zijn zij die tepelen binnenin dragen. Zij wiens tepelen vanuit hun mond naar buiten groeien tot over hun lippen spreken van zaligheden. Zalig zijn zij die tepelen op hun tong dragen, en zalig zijn zij die tepelen op hun handpalmen dragen, boven de handen en op de vingers. Veelvuldig zijn zij tot de boom der tepelen gekomen. Zij dan kennen de geheime talen der engelen en hun tekens. Zij zijn beschreven door de zonnen der engelen.
3. Zij dragen de littekenen der engelen en hun tatoeages. Zij dragen de tekenen der aarde en de tekenen van onder de aarde niet, noch die van boven de aarde, daar zij door de winden des Heeren worden voortgedreven.
4.
Geen der engelen zal tot de tepelen des Heeren in hun macht komen die geen tepelen op hun voeten dragen. Zij dan worden geboren en geschapen met tepelen op hun voeten, en deze groeien uit tot de randen en brengen anderen voort. Geen der engelen zal tot de tepelen des Heeren in hun eer komen die geen tepelen op hun voeten dragen die tot de hoogtes der benen groeien. Zij dan worden geboren om tepelen te dragen die tot de hoogtes en laagtes der benen groeien, ja, zelfs tot onder de zolen der voeten.
Boek der Engelen der Prometheus
1.
1. Zo is dan de Prometheus de plaats der herhaling waar vele engelen werken, als een afdeling van de poel des vuurs. Ja, ook gij dient daardoor gereinigd te worden. Hier worden de wonden veelvuldig doorstoken om van daaruit reiniging voort te brengen. Niemand zal zeggen dat dit makkelijk is, maar ook dient gij deze symboliek te begrijpen. Door het kennen zal gij genezing ontvangen. Zo lijden zij die jong zijn veelal door hun onwetendheid, door misverstanden, en onbegrip, maar hierdoor groeien zij op. Ook gij zult rust ontvangen, waar de reis in eindigt. Zo zullen daarom alle engelen op de hoogte moeten zijn van de vuren van de Prometheus, en ook van de vuren van de Tantalos, de plaats van dorst.
2. Want het doel van de vuren van de Prometheus is opdat gij onthecht raakt, en gij uw werk zult doen. Blijft dan ook vasthoudend weerstand bieden aan hen die valse kruizen dragen, totdat gij in de rust des Heeren gaat. Het geheimenis ligt reeds voor uw klaar als een droom der engelen.
3. En uw wonden veelvuldig gestoken zullen uitgroeien tot zolen op een nieuwe aarde, waar ook gij deel aan zult hebben. Zo zult gij dan het schoeisel der engelen zijn. Gij dan zijt uitgezonden tegen hen die valse kruizen dragen, maar ook zijt gij gezonden om het kruis der engelen te verkondigen. Dit dan is uw allerheiligste taak, een taak die met zorg zal worden vervuld. De engelen van Gehenna groeten u, en zo ook de engelen van de Tartarus. Zij hebben u allen voor deze taak voorbereid. De engelen der Prometheus en van de Tantalos groeten u, zij die de draaiende zwaarden dragen. Zij die gevlochten zwaarden dragen groeten u, en zij die de draaiende vlammenzwaarden en de gevlochten vlammenzwaarden dragen. Gaat nu in door de poort der heerlijkheid, oh reiziger, en legt uw wapenen en boodschappen neer, ja, ook de boodschappen der kruizen. Legt uw helmen neer, ja, ook de gevleugelde helmen. Luistert naar uw Heere, en weest Hem welgevallig, want wat Hij doet is goed.
2.
1. Geen van hen die zwaarden dragen zullen ontkomen aan Zijn macht. En Zijn macht is goed. Zij dan wordt door armoe gewrocht. Door armoe wordt zij gevlochten, en zij is de dienaar der Prometheus. Zij leidt hen tot de Prometheus, en daarna terug tot de Tantalos. De Heere dan heeft u brood gegeven met zorg, ja, het brood der engelen, en ook het vlees der engelen. De Heere dan doe Zijn Aangezicht over u lichten en geve u vrede. Halleluja. De Heere zij hierom geprezen. Ook zult gij ontkomen wanneer roofdieren passeren, want gij zult hen het brood der engelen geven, en zij zullen verzadigd worden. De Heere twijfelt niet aan Zijn belofte, en geeft ook geen eeuwige teleurstelling. De Heere is een goede God, die Waarheid schenkt aan hen die in de Waarheid zijn en leugen schenkt aan hen die in de leugen zijn. Wanneer de Heere iemand roept tot de Prometheus, wie zal ontkomen ? Geen van hen die zwaarden dragen zullen aan Hem ontkomen. Waarheen zullen zij vluchten ? De Heere kent immers alle schuilplaatsen. Hiertoe heeft Hij Zijn engelen uitgezonden.
2. Waar heeft de Heere u gezonden, Emichti'el, gij die de lichten des Heeren draagt ? Tot de spelonken heeft Hij u gezonden, om rotsen te doorklieven. Geen vogeltje ontziet gij. Gij dan zijt een Engel des Heeren, Emichti'el.
3. Waar heeft de Heere u gezonden, Lazachel, gij die de duisternissen des Heeren draagt ? Gij dan zijt een Engel des Heeren.
4. Ik gebied u om de randen te begaan van de Prometheus om de wonderen te aanschouwen. Ik gebied u om daar een pad te banen. De Engel des Heeren zal u leiden. Over bruggen en over zeeen, ja, over de randen van de Prometheus, op de randen der hoogtes. Hier prijzen wij de Naam des Heeren. Hier smeden wij de zwaarden, en dan dalen wij af, opdat onze zolen de Prometheus raken. Op de randen staan wij niet meer, maar diep binnenin, om de wonderen te aanschouwen. Tuzuchi'el zal u leiden, en brengen tot het diepste der Prometheus, daar waar de honing rijpt, het wonder van een nieuwe schepping. Ja, de aarde is in een diepe oven, opdat zij daar opnieuw geschapen wordt, terwijl de engelen juichen. Een nieuwe schepping kondigt zich aan, en geheimenissen worden ontbloot. De Heere die goed is en goed doet vestigt Zijn Naam.
5. Zo zal Tuzuchi'el u leiden tot de boom der zolen, oh gij engelen, daar waar de paden zijn, de paden der engelen en hun zolen. En Tuzuchi'el zal u leiden tot het oude, en vele deuren van het nieuwe sluiten. Het nieuwe zal ontbloot worden in de diepe ovens van de Prometheus, en er zal niemand zijn die redt. Want het valse nieuwe wordt door de Heere veracht. Ja, engelen verachten hen die het valse nieuwe brengen. De Heere wil u brengen tot de aloude paden en tot de tradities der engelen.
6. En gij zult vruchten eten van de boom der zolen en van zijn paden. En gij zult erdoor worden verzadigd. En zij die valse armoe dragen zullen tot in eeuwigheid geen deel hebben aan de boom der zolen en aan zijn paden. En zij die valse oudheid aanhangen zullen tot in eeuwigheid geen deel hebben aan de boom der zolen en aan zijn paden.
3.
1. En Tuzuchi'el zal u leiden tot de heerlijkheden der paden, die de heerlijkheden der engelen zijn, en gij zult tot heerlijkheid komen. Engelen van de Prometheus, de engelen der paden groeten u. Zij met de draaiende zwaarden groeten u, en zij met de gevlochten zwaarden. Zij met de draaiende vlammenzwaarden en zij met de gevlochten vlammenzwaarden groeten u. Legt dan uw zwaarden af, en volg Tuzuchi'el, opdat uw zielen door hem verzadigd worden. Hij zal u leiden tot de kennis en de wijsheid van de Prometheus, ja, van zijn engelen. Dan zult gij tot diepe rust komen, oh Engel van de Prometheus. En gij zult tot het zoete deel van de Prometheus komen, Sisefos. En gij zult op de bergen der Dana'iden staan. En gij zult luid tot de Sisefos spreken om zijn poorten te openen. Dit dan is het heerlijkste deel der Prometheus, waar engelen begeren een blik in te slaan.
2. De engelen der Sisefos groeten u. Hier bevinden zich de aloude tradities der engelen. Doet dan uw pantser uit, ja, ook uw borstpantser. Komt dan in heilige witte klederen tot de Heere, klederen verscheurd in de strijd. Laat dan uw wonden zien aan de engelen van Sisefos. Zij die geen wonden hebben zullen niet voor de Heere verschijnen. Zij die de engelen van Sisefos niet kunnen zien zullen niet voor de Heere verschijnen. Laat dan uw littekens aan de Heere zien. Zij die de lichtende littekenen niet dragen zullen niet voor de Heere verschijnen. Laat dan uw tekens en tatoeages zien, en de zonnetatoeages op uw rug. Zij die deze merktekens niet dragen zullen niet voor de Heere verschijnen. De Heere zal de zegels verwijderen, en zal u nieuwe merktekens geven. Zij zullen lichten als de zon, ja, als de boom der zonnen. En zij kennen allen hun eigen kleur. Zij kennen ook hun meesters. En Tuzuchi'el zal u leiden tot uw verhoging, en tot de ladder der engelen. Gaat dan over de randen van Sisefos, in vertraging, en aanschouwt zijn wonderen. Hier zult gij uw zwaarden smeden.
3. Oh, engel van Sisefos, legt uw helm af. De Heere zal u over de randen van de Dana'iden brengen tot een allerheiligst deel. De Heere zal u het brood van Zijn genade geven, en gij zult met de kruimels de roofdieren die passeren verzadigen. Ja, hen die gulzig zijn zult gij stukken brood geven. En de Heere zal u leiden tot de boom der broden, die de broden der engelen zijn, en gij zult volop verzadigd worden. En gij zult kleding dragen als brood, en schoeisel als brood, en gij zult de wonderen der Dana'iden zien, wanneer gij Tuzuchi'el volgt over hun randen. Op de aloude hoogtes bevinden zij zich, waar gij uw helm in het oude zult smeden. Dan zult gij afdalen in de putten der Dana'iden met macht, en Tuzuchi'el zal u terugroepen. Dan zult gij wederom afdalen in de putten der Dana'iden en Tuzuchi'el zal u terugroepen.
4.
1. En de engelen der Dana'iden en hun putten zullen u groeten, en gij zult de namen kennen van de putten. En gij zult tot deze putten afdalen met macht. En de Heere zal u terugroepen.
2. Engel der Dana'iden, legt uw zwaarden af, gij die tot de aloude tradities der engelen zijt gekomen en tot de tradities van de Dana'iden. Legt uw macht af, en uw helmen, want gij zijt tot de Heere gekomen. Legt uw boodschappen af, en uw bazuinen. Legt uw hoorns en trompetten af, en komt in stilte tot de Heere. Engel der Dana'iden, laat uw wonden zien. Zij die geen wonden dragen zullen niet voor de Heere verschijnen. Engel der Dana'iden, laat uw armoe zien en hun weelderigheden.
Het Boek van de Putten
1. Engelen der Dana'iden, gij zijt tot de aarde en tot onder de aarde gezonden om haar en haar bewoners te sluieren. Gij bent gezonden om het verstand van hen die onder en boven de aarde leven te versluieren, daar zij vele dingen nog niet kunnen dragen. Hierin bent gij getrouw geweest. Ook hebt gij hun geweten versluierd en hen ongevoelig gemaakt naar de eis des Heeren. Gij hebt de wetten van hen weggenomen en aan de Heere teruggegeven. Gij hebt hun putten gesloten, maar nu is het tijd om die te openen. Zo zult gij de put van Hades openen, die tot het dodenrijk leidt, en tot haar paradijsen. Zo zult gij de put van Poseidon openen, die leidt tot de dodenrijken der zeeen en hun paradijsen. Zo zult gij de put van Zeus openen, die leidt tot de dodenrijken van de wind en de zon, en tot hun paradijsen.
2. Zo zult gij tot de put van Zeus komen om in haar af te dalen, en gij zult boodschappen verkondigen tot hen die achter de put leven. En gij zult een boodschap van verlossing verkondigen aan hen die daar gevangen zitten, en gij zult een eeuwig evangelie prediken. En wanneer een man in een vrouw afdaalt, zal hij tot haar dodenrijk komen, en zijn zaad zal de boodschap van verlossing verkondigen. Zo zult gij geen vrouw van node hebben, maar op gelijke wijze zult gij in de putten der Dana'iden afdalen om een tijd van wonderen aan te kondigen. Zo zult gij het geheimenis des Heeren kennen. Zalig zijn zij die vele putten der Dana'iden in hun lichamen dragen, want zo zult gij elkaar tot bescherming zijn.
3. De Engelen des Heeren hebben zich onthecht. Zij kennen de drangen van de aarde en van onder de aarde niet. Zij wassen zichzelf in het onbekende. Zij kleden zich als vreemdelingen, en kloppen aan de poorten van het oude. De drangen van het valse oude kennen zij echter niet, en zij brengen boodschappen van vrees tot zulke ouden. Zij brengen hun eeuwig zaad tot de putten der Dana'iden en verspillen het niet aan de aarde. Zij zijn tot de boom van zaad gekomen, dat het zaad der engelen is. Hier wassen zij zichzelf met bekenden. Hier dansen zij voor de Heere, en zijn zij als de vogels. Zij echter die het zaad der engelen verspillen worden het voorwerp van hun wraak. In de oude tuin staat de boom van het zaad.
4. De oude tuin is als het sieraad des Heeren. De Heere kent Zijn engelen bij name.
Het Boek der Bomen
1. Het gevleugelde zwaard is hen gegeven die Hem dienen. Legt uw zwaarden af. Het gevlochten zwaard is hen gegeven die Hem oprecht dienen. Legt uw zwaarden af, en uw helmen, want gij zijt genaderd tot Zijn Glorie. Zij die Hem oprecht dienen staan boven de rampen. Zij worden boven de golven uitgetrokken. Zij die Hem oprecht dienen kennen Zijn Luister. Zij kennen de slag van Zijn Hand. Legt uw zwaarden af, uw koorden, riemen en gordels. Doet uw pantser af en uw borstpantsers. De Heere is een goede God, en tot Hem zijt gij genaderd. Zijn Woorden klinken door tot Zijn dienstknechten, hen die Hem oprecht dienen. Hij brengt hen tot rust onder Zijn bomen, en verkwikt hun geesten. Zij die Hem dienen dragen Zijn heerlijkheden in hun zielen, en zijn genaderd tot de boom der zielen, die de zielen der engelen zijn. Zij kennen het schuim van de zeeen der engelen, en zijn vervuld met dit schuim. Ja, het schuim der engelenzeeen strome door hun ziel. Zij hebben hun ziel van de Heere, van Tanahach, die staat bij de boom der zielen. Hij heeft hun zielen vervuld. Zijn roep gaat tot hen uit.
2. Zo is Tanahach de eerste onder vele broederen geworden, daar hij de Heere in toewijding heeft gediend. Hij dan is gekomen tot de boom der geesten, die de geesten der engelen zijn. De Heere dan is het die hen van geesten heeft voorzien, en het schuim stroomt door hun geesten. Ja, de zielenschuim schenkt Hij in genade en in overvloed tot hen die Hem dienen. Ja, het geestesschuim is als Zijn Roepstem. Zo staat dan de Heere bij de boom van schuim, wat het schuim der engelen is. De Heere dan geve van Zijn schuim aan hen die Hem dienen in gehoorzaamheid. Doet uw pantsers af, en uw gordels, want gij zijt genaderd tot een ondoordringbaar licht.
3. Tanahach, broeder onder velen, veldheer van Christus, gij zijt schenker des Heeren. Laat hen die Hem dienen u volgen. Laat hen die Hem in oprechtheid en gehoorzaamheid dienen uw toewijding dragen. Schenk hen de koorden der engelen, en laat hen afdalen in de putten der Dana'iden. Zij hebben hun taken volbracht en zullen weldra de Heere ontmoeten. Zij zijn gekomen tot de boom der gaven, die de gaven der engelen zijn. Met vreugde zullen zij heil scheppen uit de bronnen des Heeren. De poorten der Dana'iden zullen hen niet tegenhouden. Zij zullen doorgang hebben tot de Heere die troont in Sebia.
4. Sebat Matachal, Sebat Moerdes, Sebat Majachin, zij zijn gekomen tot de bomen der talen, die de bomen der engelen zijn. Zij hebben het groene des Heeren gezien, en Zijn gloed, en zij scheppen heil uit de bronnen des Heeren met grote vreugde. Zij hebben de zaligheid des Heeren verdient.
5. Sebeat Menehis, Sebeat Shaoel, zij zijn in de putten der Dana'iden afgedaald om hun geheimenissen te aanschouwen. Zij hebben geluisterd naar boodschappen der engelen. Zij zijn tot de bomen der boodschappen gekomen, die der engelen. Zij hebben hun haren niet gevlochten, en zij hebben van het gif der aarde niet gedronken. Ook hebben zij niet van de drank van onder de aarde en boven de aarde gedronken. Zij zijn de Heere getrouw geweest.
Loofte
1.
1. Uw pijn zal tot schuim worden in de tuin des Heeren. Tot de tuinen der engelen zult gij gaan en tot hun paradijsen. Zij die op de eilanden der engelen zijn groeten u. De Heere vervulle u met schuim, de Heere vulle u met honing en melk, daar gij de Heere vrijmoedig trouw zijt geweest. Overvloedig zal Hij u vullen, gij die Hem getrouw zijt. De Heere zal u macht geven over de haaien der aarde en onder de aarde. Ook zal Hij u de sleutels geven van de putten der Dana'iden en de putten der haaien. Gij dan wordt beschermd tegen hun verblindende lichten, want de Heere heeft u gesluierd.
2. Hier zal uw schuim rijp worden. Legt dan uw sluiers af, gij die tot de Heere bent gekomen en tot de bronnen van warmte, die de warmte der engelen is. De Heere dan doet niets zonder Zijn engelen. Zij dan dragen Zijn naam. De Heere neme dan uw sluiers af, en verlichte uw verstand. Ook zal Hij de sluiers van uw geweten afhalen en het verlichten. De Heere dan is goed. Zijn Naam zij geprezen tot in de eeuwigheden der engelen. Hij laat het schuim rijp worden op Zijn schalen en vermengd het met het zaad en de honing der engelen. Zo worden vele dingen van waarde geschapen. De Heere dan is goed. Rijs dan op voor Zijn Aangezicht en kom nader. Hij zal de sluiers van Zijn gezicht weghalen.
3. De Heere is goed. Gij hebt niets te vrezen. Hij kent Zijn dienaars bij name. Tot de tuinen der engelen heeft Hij u gezonden. Hij zal u daar geheimenissen leren, en wegen tonen. Hij heeft uw harten gewogen tegen een veer, en Hij heeft de koorden van engelen die u draagt gemeten. De Heere dan is goed. Gij hebt niets te vrezen. Zalig zijn zij die in Zijn Naam tot Zijn poorten komen. Hen wacht zaligheid en heerlijkheid voor hun zielen. De Heere geeft hen welgemeend van het goede en overvloedige van Zijn tuinen. De tuin draagt de kroon, en haar wachters groeten u. Welgemeende passen maken zij tot u. De Heere heeft hun harten vervuld en zij geven van hun overvloedigheid.
2.
1. De tuinen van Loofte zijn vol van het schuim des Heeren. Vol van het schuim der engelen is zij. Zij kent de wegen tot haar geest, en haar ziel is met heerlijkheden vervuld. Haar wachters groeten haar, en maken welgemeende passen tot haar. Ook maken zij de gebaren der engelen. In tekens spreken zij tot haar. De tuinen van Loofte zijn vol van genade. Zij kent de wegen en paden tot haar Heere. Zij spreekt met zachtheid en zoetheid. Vol van schuim is haar genade. Genade heeft zij bewezen tot velen. Een rustplaats der engelen is zij.
2. Zij onderwijst haar dienstknechten door heerlijkheden tot hun zielen te brengen, en door hun geesten te verkwikken met het brood der engelen. Als in het brood der engelen gaat zij gekleed, en zalig is hij die haar geheimenissen weet te ontbloten. Haar dienstknechten verzadigt ze door welgemeende passen te maken. Ook maakt zij welgemeende gebaren waarin zij tot rust komen. Legt dan uw zwaarden af, want gij zijt genaderd tot Loofte. Legt dan uw helmen neer, want zij zal u zijn tot een visioen der engelen. Alleen tot engelen nadert zij, tot hen die haar armoe in overvloed dragen. Zij kennen haar welgemeende kussen en haar welgemeende opvrolijkingen en gezegdes. Zij dragen haar woorden en manieren in hun hoofden en harten, en zij kennen haar wijsheden en de kennis die zij draagt.
3.
Gij zijt genaderd tot Loofte. Zij is genaderd tot u, om welgemeende passen te maken, en welgemeende gebaren. Haar woorden en manieren reiken tot in de dieptes van uw ziel, en de wegen tot uw geest kent zij. Overvloedig komt zij tot hen die haar dienen. Overvloedig kent hij hun namen. Zij omgeeft hen met haar zachte lichten. Boven liefde en haat vinden zij haar paden. Oprecht gemeend zijn haar kussen. Oprecht gemeend haar bewegingen. Zij schenkt Waarheid aan hen die haar in Waarheid dienen, maar zij misleid hen die van bedrog leven. Vrees haar, gij die haar oprecht dient. Dan zal zij uw hart verlichten.
Vokolkus
1.
Dodenboek van Christus
1. Dit is het boek dat de reis van Christus naar de onderwereld beschrijft, als een pilgrimage door het dodenrijk naar de grotten van het heilige wiel, waaraan hij ook gekruisigd werd. Ook zou je dit boek Helboek van Christus kunnen noemen, omdat Christus ook in de hel kwam, om daar gevangenen te bevrijden.
2. Maar niet alleen dat. Zijn grootste taak was om daar te hangen aan een wiel. Dit wiel wordt ook wel het kruis van de onderwereld genoemd. In deze reis gaat hij door vier poorten tot aan een vijfde poort, waar iets wonderlijks gebeurt. De eerste poort is Egypte, waar hij ook gekruisigd werd.
3. De tweede poort is de poort van Izu, de derde de poort van Brannan en de vierde de poort van Lbok, daar waar de Boom des Doods staat. De boom des doods is de verboden boom van de onderwereld, met verboden vruchten des doods, bewaakt door de slang des doods. Wanneer Christus tot die boom komt, dan probeert de slang des doods hem weg te jagen.
4. De slang wil om een bepaalde reden niet dat Christus van de vrucht eet. Maar Christus is hongerig, en laat zich geen wetten en geboden opleggen door de tegenpartij. Dan raakt Christus in gevecht met de slang, en weet vervolgens een vrucht van de boom des doods te bemachtigen.
5. Als hij er van eet is de slang woedend, en begint te sissen. Dan verslindt de slang de ziel van Christus, en de ziel wordt aan een wiel gespijkerd. Hier geeft Christus geboorte aan een zoon door het lijden aan dit helse wiel. De pijnen van Christus in de onderwereld zijn dus eigenlijk gewoon barensweeen.
6. Zijn zoon kan uiteindelijk door de vijfde poort gaan, de poort van de rode strepen. Die rode strepen zijn allemaal kinderen van Christus, komende vanuit zijn wonden. Als het wiel begint te draaien brengt het Christus door alle paden van de hel, maar de vijfde poort haalt hij nooit. Juist door het draaien van het wiel komen de rode strepen tot leven. Zij zijn de geheimenissen en onpeilbare dieptes van God.
7. Toen Christus opstond uit de dood en de hel kwam hij niet terug als een levende, maar als een eeuwig levende, een verheerlijkte. Aan het wiel vond en kreeg hij namelijk een amulet genaamd de Grote Krurg, die de zessendertig krachten boven leven en dood droeg. Dit was en is een felbegeerd amulet van eeuwig leven, ook wel genoemd : het amulet van zaligheid en heerlijkheid. Het geeft de drager een onsterfelijk lichaam. Dat wil niet zeggen dat dit lichaam geen wonden meer kan hebben, en geen pijn, maar het kan niet meer sterven. In dit lichaam voer Christus op naar de hemel om op zoek te gaan naar een ander amulet, namelijk het amulet boven hel en hemel.
2.
Roze Zwanen ; Het Zwaard Van Calvijn
1. De vlaggen hingen uit buiten. Hij zat in zijn zitstoel, zijn vrouw was in de keuken. Hij had net het gras weer eens gemaait, wat hij wekelijks deed. Hij staarde naar buiten, naar de begroeiing op de muur. De metalen platen zaten er goed vast tegenaan, en daar groeiden de planten omheen. Dat kon hem niet wild genoeg zijn. Hij was altijd al geinteresseerd geweest in tuinieren, en hij had dan ook echt zijn eigen stijl, vurig, wild, maar ook piekfijn geordend. Het was een samenspel tussen natuur en mens. Hij had vroeger altijd bij de politie gewerkt, en daar ging het er eigenlijk hetzelfde aan toe : de buurt was wild, en de politie bracht orde, en zo was er een prachtig samenspel, heen en weer. De politie mocht volgens hem de soep niet te heet opdienen, en zo liet hij dan ook de natuur in zijn tuin een zekere vrijheid hebben. Wel hield hij alles goed in de gaten. Hij had een zekere strengheid als hij naar zijn tuin keek. Zijn vrouw kwam de huiskamer binnen met de koffie. Ze zeiden niks tegen elkaar. Het zonlicht golfde de kamer binnen toen zijn vrouw het gordijn iets verder opendeed. Beiden staarden ze naar buiten, de tuin in. De sproeier stond aan, het was een warme dag. Aan de dag scheen geen einde te komen. Zijn vrouw was aan het breien, en hij staarde maar. Geen woord werd er gezegd. Het leek wel alsof zijn denken vastzat. Hij hoorde het getik van de brei-pennen van zijn vrouw.
2. Het leek wel alsof ze heel ver weg zat. Of kwam
dat door de vele spullen die er tussenstonden. De tegels op de grond
glansten in het zonlicht, maar ze werden er niet bruiner op. Het was
een harde vloer. Je zou makkelijk wat kunnen breken als je erop viel.
Er lagen ook wat tapijtjes in de grote huiskamer. Ze hadden een groot
huis, een alleenstaand huis. Ook het fonteintje in de vijver stond
aan. Hij worstelde zichzelf door de dag. Hij verveelde zich, maar
wist niet wat hij moest doen. Hij bleef het tikken van de brei-pennen
van zijn vrouw maar horen. Kinderen hadden ze niet, nee, ze waren
tamelijk eenzaam. De man stond op en liep naar de kast, waar hij een
fles sterke drank uittrok, en gaf zijn vrouw ook wat. Ze hielden wel
van een borrel. Dat was goed voor het bloed, en dat hielp hen op de
been. Eigenlijk leken ze in hun leven niet meer verder te komen. Ze
waren in een nauw cirkeltje terecht gekomen, en gingen bergafwaarts.
Ze leefden geisoleerd. Er was nauwelijks contact met de buitenwereld,
en daar hadden ze ook geen behoefte aan. De tuin was alles voor hen,
en hun woning. Zijn vrouw was vroeger arts geweest, voornamelijk
kinderarts, maar moest later stoppen vanwege haar alcoholisme. Nu had
ze het veel beter onder controle. Haar man hield de wacht over haar,
maar liet haar nog wel genieten van een borreltje op zijn tijd. Toch
waren de twee erg zwaarmoedig en hielden er een kerkelijk leven op
na. De kerk was alles voor hen, voornamelijk op de zondag. Een grote
bijbel lag naast de openhaard. Het geloof in God gaf hen rust, als
een oase in de woestijn van hun ouderdom.
3. Op zondag na de
kerkdienst fietsten ze samen naar huis. Het was warm weer. Maar al
snel zaten ze weer in hun oude positie. Hij had niet veel behoefte om
dingen te gaan doen, ook al verveelde hij zich. Hij trok zich op aan
de structuur van zijn tuin en zijn huis, wat hij streng in de gaten
hield. Het was als het werken in de tempel, alsof hij in de kerk
woonde. Hij voelde zich een nauwlettende koster, en dat was hij
vroeger ook geweest. Veel was hij bezig met zijn herinneringen, die
hem ook half depressief maakten. Een heleboel dingen zou hij
terugwillen, maar ze waren onbereikbaar. Het was een treurig stel, en
velen zouden hen saai noemen. Als ze kleinkinderen zouden hebben, dan
zouden die hier geen leven hebben. In zijn gedachten was hij altijd
de tuin en het huis aan het maaien. De gelakte spulletjes waren als
hun huisdieren. Maar het ging niet zo goed met zijn vrouw. Ze was aan
het dementeren, en dat riep ook wel heel veel herinneringen bij hem
op. Op een gegeven moment kon ze niet langer in huis blijven, en
moest ze naar een verzorgings-tehuis. Hij kon dat moeilijk
accepteren, maar hij had geen andere keus. Hij voelde zich al als een
weduwenaar. Het was als een trauma in zijn hoofd, maar het kerkelijk
leven beurde hem op. Hij wist dat zijn vrouw een verloren zaak was.
Ook de tuin gaf hem rust. De maaiers in zijn hoofd waren nu als van
vuur, als grillen. Hij had nu het gevoel dat hij de touwtjes nog
strakker moest trekken. Nog steeds stonden de protserige spulletjes
van zijn vrouw hier, de beeldjes, de hebbedingetjes, het antiek, en
het gaf hem een gevoel van verbinding met haar. Aan de telefoon kon
hij niet meer met haar praten, en ze wist nog nauwelijks wie hij was.
Ze was aan het aftakelen tot aan het bot.
4. Hij ging meer en meer drinken, om het verdriet over zijn vrouw te vergeten, en bezocht kroegen voor het eerst in zijn leven. Het huis en de tuin werden wilder, omdat hij het onderhoud niet meer kon bijhouden, en het was voor hem ook geen prioriteit meer. Hij raakte verslaafd aan de fles, zoals zijn vrouw eens was. Hij kwam in het rijk der schimmen. De alcohol bracht hem een felle stem in zijn hoofd. Met het vele geld dat hij had schafte hij een bar aan in zijn eigen huis, helemaal voor hemzelf. Ook ontving hij vrouwen van lichte zeden aan huis. Maar deze tijden liepen snel ten einde, door het knagend kerkelijk geweten binnenin. De God in zijn hoofd sleepte hem naar het graf, en sprak hem ernstig toe. Hij probeerde zo min mogelijk na te denken, en weer begon het vele staren. Hij was zelf ook door maaiers omringd, de gouden maaiers van de kerk. Zij zouden hem veilig leiden tot aan het graf en tot de hemelpoort. De bijbel scheen hem weer nieuwe kracht te geven, en hij las er veel in, en spoedig begon hij ook zijn tuin en huis te onderhouden als nooit tevoren. Ook koken ging hem goed af, ook al waren het alleen maar de standaard-gerechten. Maar het was alsof iets hem van binnen aanvrat, alsof er een spin in hem leefde. Wat als hij niet een uitverkorene was van de God die hij diende ? Het zwaard van Calvijn sneed diep in zijn ziel. Hoe meer hij de bijbel las, hoe meer hij ook de duistere andere kant van het verhaal zag. Vooral na zijn wilde uitstapjes begon hij de hel meer te vrezen dan ooit. Misschien was de God die hij diende wel helemaal niet zo tevreden over hem. En velen waren geroepen, maar weinig uitverkoren. Hij kwam in de eerstegrote geloofs-strijd van zijn leven, en lijstjes over wie er allemaal niet het koninkrijk des hemels zouden beerven bleven hem kwellen tot diep in de nacht. Het was alsof hij door duiveltjes was gebonden. Misschien ging hij er iets te hypnotisch mee om, maar hij kon er niet van loskomen, totdat ook bij hem Alzheimer toesloeg.
5. Hij wist niet meer wat de bijbel was. Hij kon er uren naar staren, naar het kaft, maar wist het niet meer. Was het het dagboek van zijn vrouw ? Of het wetboek van de politie, was het pornografisch ? Was het onzedelijkheid ? Een enorme woede maakte zich van hem meester. Hij kon het zich niet meer herinneren. Wel wist hij dat het altijd heel belangrijk voor hem was. Was het een erfenis van zijn vader ? Waren het de liefdesbrieven van meisjes die hij in zijn jonge jaren kreeg ? Was het grootmoeders kookboek ? Een uitgelopen folder van de jehovah’s getuigen ? Een boek van een ons onbekende religie ? Was het een geschiedenis boek. Het zweet steeg hem naar het hoofd. Hij was bijna aan het klappertanden, aan het beven als een jong hondje. Was het een toverboek ? Nee, toverboeken bestonden niet. Een verzameling niet betaalde rekeningen ? Misschien was het van zijn vrouw ? Hij besloot het boek weer neer te leggen. In de kerk kwam hij niet meer. Hij voelde zich als levende achter tralies. Hij wist niet meer wie hij was. Hij werd als een wild dier.
6. Hij kon uren staren naar dingen, om zich af te vragen wat het was. Hij was de grip op de werkelijkheid kwijt. Het maakte hem kwaad, dat zijn hersenen hem in de steek lieten. Maar aan de andere kant kwam hij erg tot rust. Het leven was hier zwoel. Hij voelde zichzelf als levende op een tropisch eiland, badend in het warme zeewater. Het normale leven drong niet meer tot hem door, en waarom zou dat moeten ? Hij snapte de kaartjes die hij kreeg niet. Hij dacht dat het kokosnoten waren, of dat het herfst was. Weer wat blaadjes die van de bomen zijn gevallen. Soms probeerde hij ze op te eten, soms hing hij ze aan de muur. Sommige van die kaarten waren prachtig. Op een dag besloot hij zijn hele huis rood te verven, maar toen hem dat niet beviel verfde hij alles bruin. Het stond nog niet eens zo gek. Hij had wel stijl. Hij probeerde af te rekenen met het verleden wat hij maar niet begreep. Hij noemde zichzelf ‘baas van de hel’. Ook dacht hij dat hij Calvijn was, maar hij wist niet meer wat Calvijn voorstelde. Hij droeg zijn oude politie-pak weer en was nu baas van de politie, iets wat hij overigens altijd al had willen zijn. Op een dag had hij even een flits in zijn hoofd. ‘Had Calvijn niet de bijbel geschreven ? Dit is mijn boek. Mijn agenda. Hierin staat wat er moet gebeuren.’ Hij greep de bijbel en liep ermee rond. Hij riep en schold, alsof hij een dictator was. Maar hij raakte in de war van zichzelf en plofte op de bank. Toen ging hij maar weer de tuin instaren. Hij werd er stil van.
7. In zijn hoofd regende het, en na een tijdje werd hij bedlegerig. Vreemde gezichten zag hij in zijn gedachten, die dan allemaal weer vermengd werden. Hij kon zich niets meer herinneren. Ondanks zijn ziekte had hij een goede tijd. In zijn gedachten waren bomen personen en konden spreken, en hij voerde lange gesprekken met hen. Hij betuttelde hen, omdat hij nu eens eindelijk zijn onderdrukte vader gevoel kon manifesteren. De bomen in zijn hoofd waren als zijn kinderen. ‘Jullie zijn de vrucht van mijn tuin,’ zei hij altijd. ‘Dan is het allemaal toch niet voor niets geweest.’ De bomen in zijn hoofd gaven hem zijn geheugen weer een beetje terug, maar op een hele andere manier, met een hele andere kijk op het leven. Maar de bomen in zijn hoofd begonnen te rotten en stierven. Het was een hevig gevecht, want hij beschouwde hen als zijn kinderen. Hij werd weer geconfronteerd met de dorheid van het bestaan, hij nam het stof waar, om hem heen. ‘Alles is een bende,’ zei hij. Het was een traumatische ervaring zijn kinderen te moeten verliezen. Er was een begrafenis-stemming in zijn hoofd. Maar bloesem scheen voort te komen uit het dode hout, vrouwen. ‘Mijn kinderen zijn gestorven,’ zei hij. ‘Hebben jullie hen niet kunnen redden ?’ Maar de vrouwen zeiden niks. Ze waren naakt. ‘Toe, trek wat aan,’ zei hij. ‘Anders sterven jullie zo van de kou.’
8. ‘Wij gaan niet dood,’ zeiden de vrouwen. ‘Wij zijn de vlammetjes van het eeuwig leven. En wij gaan u weer jong maken.’
9. ‘Oh, de bron van de eeuwige jeugd,’ zei de man. ‘Zo, zo.’ Maar de man werd steeds zieker. Zijn gedachten kwamen vast te zitten, en hij waande zich in de woestijn. Hij had niet eens de kracht een raam open te zetten. Er kwam een verzorgster langs, elke dag. Die moest dat maar doen. Ze wilden hem eigenlijk naar een verpleeghuis verplaatsen, maar hij wilde zijn huis niet kwijt. Zijn huis en zijn tuin, dat was alles voor hem, zijn tempel. ‘De goden hebben mij hier gebracht,’ zei hij.
10. ‘U bent een kind van de goden ?’ vroeg de verzorgster.
11. ‘Ja,’ zei hij triomfantelijk, ‘of hun vader.’ De verzorgster las hem vaak voor uit de bijbel, maar hij begreep er niet veel van. Hij zag er hele andere dingen in, en het raakte hem niet meer. ‘Wat een mooi sprookjesboek,’ zei hij altijd. ‘Het schuift maar, en het doet maar, en het komt maar nooit aan in mijn hart, maar het is een mooi gezicht, dat wel.’
12. ‘Je bent zo mooi als mijn vrouw eens was,’ zei de man op een dag tegen de verzorgster. ‘Mijn vrouw was als een tuin, vol wonderlijke geheimen, en toen ik dacht, nu wil ik eindelijk dat geheim weten, toen ging ze weg. Ze werd van mij weggetrokken, naar een verpleeghuis. Maar ik had het boek nog niet uitgelezen.’
13. ‘Veel dingen zullen nooit afkomen,’ zei de verzorgster. ‘Er is niet voor alles tijd.’
14. ‘Is dat niet sneu ?’ vroeg de man. ‘Of misschien hoort het zo. Weet je hoe ik het bekijk, ik denk dat het verhaal in een ander boek verder gaat.’
15. De verzorgster knikt. De kamer was vol met de geur van de tuin, gloeiende rozenblaadjes, gloeiend in de zon, bijna schroeiend. Het leek alsof ze van binnen bloedden. ‘We zijn soldaten in de oorlog,’ zei de man. ‘We moeten ons pad zien te vinden. Zovelen weten niet wat hen te wachten staat, als ze dieper in de tuin van het leven komen. Alles sterft hier af.’ De verzorgster knikt weer. ‘Ja, we moeten op die andere frequentie zien te komen,’ zegt ze. ‘Want deze loopt dood. Het is een overgang, je voelt de stromen van de bloemen door de lucht heengaan om het pad voor ons te banen. Voelt u dat ?’
16. ‘Ja,’ zegt de man. ‘De bloemen weten meer dan wij. Dat is waarom ik altijd van tuinen heb gehouden. Er zijn daar geheime gangen. Zij kunnen leiden tot de hemel.’ Midden in de nacht groef de man zich in in de grond. ‘Ik wil een bloem worden,’ zei hij. Het was tijd dat hij een plaats kreeg in het verpleeghuis. Hij had het niet meer in de gaten, dat dit niet zijn eigen huis was. Hij was zich niet echt bewust van de overgang. En de verzorgster zocht hem nog vaak op, en er was een prachtige tuin, nog wel prachtiger dan zijn eigen tuin ooit was geweest. ‘Wat is mijn tuin toch prachtig geworden,’ zei hij trots. En als andere mensen over de schoonheid van de tuin spraken, dan zei hij altijd : ‘Ja, ik heb er hard aan gewerkt. Het is niet voor niets geweest, al die lange jaren.’ Ook het huis zag er pico bello uit, en hij voelde zich als een koning. In het verpleeghuis werden ook kerkdiensten gehouden, maar hij zei altijd tegen de predikant dat hij de politie was. Hij begreep de werkelijke strekking van het verhaal niet meer. Mensen vonden het altijd een beetje vreemd als hij over zijn kinderen, de goden, sprak. Veel van de mensen daar waren toch wel diep gelovig. Hij kon verschrikkelijk opscheppen, en vaak had hij het hoogste woord. Over zijn vrouw die de hemelpoort zou zijn, en dat iedereen zijn vrouw moest aanbidden om in de hemel te kunnen komen. Maar eigenlijk wist hij niet goed meer wat de hemel was. Eens stapte hij op een andere man af met zijn glas, wees in het glas en zei : ‘Zie, daar is de hemel.’ En sommige mensjes waren erg goedgelovig.
17. Op een dag moest en zou hij preken. Hij duwde bijna de predikant weg van zijn plaats, ging staan en zei : ‘Geliefde broeders en zusters, wij, de goden, hebben vandaag besloten u op deze manier toe te spreken. U bent aangekomen in de hemel, gefeliciteerd. U mag elkaar de hand schudden en kussen.’ En enkelen begonnen dat ook te doen, maar anderen werden overstuur. ‘Ik ben de kapitein van het schip,’ zei de man. ‘En wie het daar niet mee eens is wordt overboord gezet.’ Na een tijdje luisterden ze allemaal aandachtig naar hem. Hij bedoelde het niet kwaad. Na een tijdje stapte hij op, maar al snel wilden ze hem weer hebben. Elke zondag wilden ze naar hem luisteren. Ook de verzorgsters en verzorgers vonden het interessant. Ze stonden ervan te kijken hoe snel hij opleefde in het verpleeghuis. Hoe hij zich vrijer voelde dan hij ooit was geweest. ‘Een groot profeet is opgestaan,’ riep een man eens tijdens zijn preek.
18. Hij heeft zijn oude levensstijl vergeten, zijn oude denkstijl, en kan niet meer terug. Hij heeft het gevoel dat er wat fout zit, en kan daar vaak kwaad om worden. Hij wil weer tuinieren, en wordt kwaad als het niet lukt. Een vreemd gevoel heeft zich van hem meester gemaakt, en vreet hem aan van binnenuit. Alsof er een spin in hem leeft, dodelijk, onvermoeibaar, met een duidelijk doel. En hij ligt verstrikt in het web. Wat kan hij doen ? Alle oplevingen zijn maar voor even, om daarna nog dieper weg te vallen. Hij bereidt zich voor op de dood, die maar niet komt. Als hij vrouwen ziet borduren, is het alsof zij hem van binnen prikken. Hij kan daar kwaad om worden. Hij raakt meer en meer geisoleerd van de anderen. Hij heeft zijn eigen kamer. Nog steeds denkt hij dat het zijn eigen huis is, en dat de anderen noodgedwongen bij hem logeren, want buiten is de grote zee, de vloed. Hij herinnert zich een oud kinderversje : Alle dieren twee aan twee, gaan met Noachs ark mee. Hij is er van overtuigd dat hij Noach is, en dat hij hen allemaal gered heeft met zijn ark, zijn huis. Maar nu heeft hij rust nodig. ‘Waarom ben ik zo moe in het paradijs ?’ vraagt hij zich af. ‘Is er soms een slang in het paradijs ? Ben ik gebeten ? Of is dit de hel, is dit mijn straf, ben ik niet uitverkoren ?’ Maar de religieuze verwarring maakt al snel weer plaats voor de grote trots over wat hij allemaal al heeft bereikt in zijn leven : kapitein op een schip. Hij wijt zijn religieus trauma aan een vroegere aanval van zeerovers. Die zouden hem op zijn hoofd hebben geslagen. Zijn geheugen gaat op en naar en maakt rare draaiingen. En dan valt hij op een dag helemaal in een grijs gat. Alles tolt voor zijn ogen. ‘De zeerovers,’ roept hij. ‘Ze hebben teruggeslagen.’ En dan zijn ineens zijn woorden niet verstaanbaar meer. In zijn hersenen gaat alles traag, alsof ze alles vermalen wat nog is overgebleven. Het is hem zwart voor de ogen nu. Hij kan zijn gedachten niet meer onder woorden brengen. Hij denkt dat hij overboord gegooid is, en dat vissen hem aanvreten, haaien. Hij zweeft op het randje van de dood. Hij ziet bloeidende tuinen, gloeiend, bijna schroeiend in de zon. Hij denkt dat hij dood is. Hij voelt zich alsof hij door een donkere gang met bloemen gaat. Hij kan met de bloemen spreken, ze verwelkomen hem. Maar dan is alle verbinding verbroken, en is alles zwart. Hij voelt zich hopeloos verloren, maar even later lijkt het alsof hij in een bloem ligt. De dood ademt hier.
19. Hij leeft weer in het verleden, alsof zijn vrouw er nog is, zijn zusjes, zijn vader en moeder. Zijn zusjes spelen op het plein. Ze zien eruit als popjes. Hij wil ze omhelzen, maar dan staat hij stijf. Zijn vader roept hem. ‘Zeg Noach, afwassen.’ Ook gaan ze naar de kerk. De stem van de dominee echoot door de kerkzaal. Hij zit weer op school. De leraren staan voor hun schoolborden, waaruit struiken komen om de kinderen mee te nemen. ‘Eindelijk,’ denkt hij. Al zijn nachtmerries komen terug, de struiken die hun dorens in de monden van jonge kinderen stoppen, en hen in hun tanden steken. En die dorens blijven daar zitten. En pepermunt wordt er in de kerk uitgedeeld, van de mintstruik.
20. ‘Ik vraag jullie te luisteren,’ zegt
de leraar.
- Nee,
zegt een kind.
‘Dan ga je maar naar de directeur.’
-
Geen sprake van.
21. Zo gaat dat altijd. Moe wordt hij ervan. Altijd en eeuwig die dictators. Slangen in het paradijs. Zijn hoofd is heet, zijn oude woede stroomt. Hij heeft zijn vrouw nodig, de poort naar de hemel. Maar hij is jonger nu, en speelt op het plein. De kinderen hebben ruzie. Honden in het paradijs. Ze rennen, ze zijn op jacht. Het zijn vuurbessen in zijn hoofd, de honden van gebrek. Hij ziet de engel des doods, zo vroeg al, zich mengende in het kinderspel. Zijn bittere klauw beroert het zoete kinderhart, en plant het trauma daar, als een pad leidende tot de dood. Zo zijn wij allen hier opgehangen. En op het huwelijk ? Trots kijkt zij hem aan, en dan wordt de spiegel ineens ingeslagen. De engel des doods is hier. Ruw worden kinderdromen verstoord, moeders en vaders gillen. De engel des doods vertrekt met het kind, met de pop, ramen inslaande, deuren intrappende, baant hij zijn weg. De engel des doods is hier, waar Maria haar niet kan tegenhouden. Het is een vrouw, het gezicht van een lerares, een dokter, een arrogante blik. Ze heeft haar lange reis gemaakt vanuit de hel om toe te slaan. De oogst van de hel is bijna rijp, hier staat zij met haar sikkel en zeis, als de Zwarte Maria. Hij smeekt haar het kind te sparen, maar koelbloedig neemt zij het kind mee.
21. Onbarmhartig heeft zij toegeslagen. Bij het zien van het leed verroerde zij geen vin, koud als de dood was zij. Haar angel vindt haar weg door harten, om te verwonden. Zij sluit geen compromissen, laat zich niet omkopen. Haar zwarte klauw komt om te grijpen en te doden. Zij komt om te breken, om dat wat alreeds zwak is gemaakt mee te nemen. Ze laat woede achter, onbegrip, verscheurde gevoelens, een doorboord hart.
22. In haar doolhoven zijn we verdwaald, in haar web verstrikt. De confrontatie is onvermijdelijk. Ze laat al haar wapens zien in een reflex. Ze heeft een dodelijke wond, want eens kwam ze haarzelf halen. De engel des levens kijkt haar goedkeurend en bewonderend aan, en we staan schaakmat. Is er nog een andere engel die meeleven toont, dan is dat een gevallen engel, en zo wordt alles weggestreept. Hij wil opstaan uit de kerk, maar hij kan het niet. De woorden van de dominee geven hem troost.
23. De koude hand voelt hij, die zijn schouder indrukt, het machteloze gevoel, de woede, maar het woord van de dominee is verzachtend, ontgiftigend, totdat de engel des doods weer toeslaat. Haar reis vanuit de de hel stopt hier. Hier neemt zij haar woning. Maria draagt een zwart kleed, haar soldaten hebben zwarte helmen, en die zwarte bessen moeten gegeten worden. Hij schreeuwt, vol woede, maar ze sluiten hem op. Een gevallen engel noemen zij hem. Een engel ? Wat is dat ? Heeft dat met een auto-industrie te maken ? En de bijbel, wat is dat dan ? Hij weet het niet meer, in zijn hersenen verliest hij grip. Er is een koud gat in zijn hersenen, glibberig, als besmeurd met uitwerpselen. Het is maar een darm. Voedselresten, niets anders, en een grotere vertering moet nog komen ? Of blijft het hierbij ?
24. Hij staat op straat, het regent. De stad lijkt bezaait met hondenpoep, en nu zwemt het rond in de regen die zich ophoopt op de grond. Kinderen hebben plezier in rubberbootjes. Hier hebben ze altijd van gedroomd. Diepliggende garages lopen onder. Hij kijkt rond. Hij heeft een paraplu. Zo maakt de bakker dus zijn brood, denkt hij.
25. Hij mag er wezen. Hij voelt zich vrij. Het is dinsdag. Hij loopt naar de brug over het smalle riviertje. Dan gaat hij de winkelstraat in. Hij leest een krant die in het regenwater drijft, althans dat probeert hij. Op zoek naar een gouden boodschap, maar al wat hij ziet zijn de eentonige, naargeestige boodschappen van de engel des doods. Met monotone stappen loopt hij verder. ‘Hier woonde Iris vroeger,’ bedacht hij zich. Maar hij loopt haastig door. Het water is hem bijna tot de knieen gestegen. De stad lijkt nu bezaaid met de uitwerpselen van honden. Het zijn de honden van gebrek, maar hij is gelukkig nu. De apocalypse kent hij nu, de schalen des hemels die over het verloederd volk wordt uitgegoten. Hier heeft hij zo lang op gewacht. En het regent maar door, en de dijken breken door, en hij klimt in een boom. Dit is de boom waar hij als kind altijd in speelde, waar hij zijn hutten had, en zijn eerste vriendinnetjes. De boom was nu veel langer. Ja, hij zou de zondvloed overleven. Deze boom, als de kroon van zijn tuin. Lange schaakstukken staan op de dijken.
26. Hij zoent met Klara, dan met Els, maar op Klara wordt hij steeds verliefder. Hij trouwt met haar, alles in het wit. De tuin is voor hem het belangrijkste. Die boom moet groeien, anders redden we het niet. Op de dijken en duinen loopt hij, de koppen afhakkende van lange schaakstukken. Zij zijn de weg naar de hemel niet, en hij is de politie. Het gaat om de boom. Maar nieuwe koppen komen uit de schaakstukken ploppen. Hij is in een gevecht met de engel des doods. En de engel des levens lacht. Ze waren zo verliefd. Hij ziet haar staan, bij de brug, Kirsten, zijn eerste liefde. Ze is in schitterend wit met allerlei hangende touwtjes. Hij komt dichterbij en de bliksem slaat hem. Ze staan bij een boom, een andere boom, en dan kussen ze elkaar. Een langere jongen gaat er uiteindelijk met haar vandoor, en dan wordt ze een popje van een andere tuin, vreemd voor hem. En de jaren daarvoor was de liefde in hem zo zwak dat hij alleen maar kon dromen. Er waren zoveel andere dingen in hem die hij veel belangrijker vond. Een auto was belangrijker dan een meisje. De juffrouw was belangrijker dan een meisje. De sterkste zijn was belangrijker dan een meisje. Het meeste hebben was belangrijker dan een meisje. Hij trok aan datgene wat de engel des doods vasthield. Hij wist niet wat het was, maar hij wilde het hebben. Een ongelovelijke kracht maakte zich van hem meester, een jeugdige kracht, en zij liet los. Hij hoorde een schreeuw, een gil. Hij hield de engel des levens in zijn armen. Hij trok haar door het inmiddels tot de nek gestegen regenwater. ‘Kom naar de boom,’ riep hij.
27. ‘Wij weten allemaal wat de enige weg is,’ zei de dominee. Hij wist het niet meer. ‘Ja, maar de stad, de stad,’ riep hij.
28. ‘Grijp de boom,’ riep de dominee. ‘Kus haar. Beklim haar. Ze is van jou. Ik verklaar u nu man en vrouw. En deze bijbel mag jullie huwelijk bezegelen.’ Hij wist niet wat de bijbel was. ‘Liefdesbrieven van Klara of van mijn eerdere liefdes ?’
29. ‘Allemaal,’ zei de dominee. ‘Onderhoud nu je tuin.’
30. ‘Bind haar aan de boom,’ riep iemand. ‘Trek haar op,’ riep een ander. Een politie-agent deed hem in de boeien. ‘Waarom heeft u deze vrouw opgehangen ?’
31. ‘Ik probeerde haar te redden. Ik ben zelf een politie-agent,’ zei hij.
32. ‘U moet voorkomen bij de engel des doods,’ zei de agent. Ze zat daar in de hal, vooroorlogs. ‘Nu is het oorlog,’ riep ze. ‘Je hebt het vuur van de goden gestolen, Prometheus, en aan de mensen gegeven. Je kent je straf.’ Een gier vloog op hem af, om van zijn lever te eten, die tegelijkertijd weer aangroeide. ‘Gier,’ zij hij. ‘Breng haar tot de ark, de grote boom, we missen nog een paar dieren.’
33. De gier vloog op haar af en greep haar.
De Oase
34. Ze had satijn aan, als een popje. De juffrouw had alle kinderen onder haar macht. Als haar poppen waren ze, en ze behandelde hen goed. Alle jongens waren verliefd op de juffrouw, maar er waren belangrijkere dingen dan de juffrouw. Het jaar daarop kregen ze een nieuwe juffrouw, een verschrikkelijke, het tegenovergestelde van de vorige juffrouw. De nieuwe juffrouw was als de engel des doods, als een wild en gevaarlijk dier. En toch wist ze zich te gedragen dat jaar, en kwamen ze er heelhuids doorheen, en het was maar voor een jaar. De dag des doods was voorbij. Het schip triomfeerde in de haven, aan de kade. ‘Moet dat nou, al dat bloot ?’ vroeg zijn vader toen hij meer en meer ging tekenen.
35. ‘Ja, open en bloot,’ zei hij. ‘Ik laat ze niks meer verbergen. Dieren zijn toch ook bloot ?’
36. ‘Het is een onderwaardering van het vrouwelijke geslacht,’ zei vader. ‘Zie jij vrouwen als dieren ?’
37. ‘Bomen staan toch ook bloot ?’ zei hij. ‘Het is onze enige redding.’
38. ‘Nee,’ zei vader, ‘je weet wie onze enige redding is.’
39. Maar hij wist het niet meer. Hij was gefixeerd op de boom. De noot moest gekraakt worden, gepeld, tot aan de pit. ‘We hebben lang genoeg gewacht, vader,’ zei hij.
40. ‘Jij groeit op voor galg en rad,’ zei vader.
41. ‘En jij groeit op voor de kus van de engel des doods,’ zei hij tegen vader.
42. Maar het schip triomfeerde in de haven, aan de kade. De lage boompjes op de grond, de struiken in het diepe zand, warm zand was het, en het leek alsof ze allemaal bewust waren. Het zonlicht leek rinkelend. Hij kon het zich niet meer herinneren, en werd een treurig persoon. Hij wist snel niet meer wat bomen waren. Het dwaalde allemaal op hem heen. Hij lag vaak op bed. Hij was vaak moe, als gekust door de engel des doods. Een diersoort was het in zijn ogen, gemeen, opdringerig.
43. ‘Praat niet zo over engelen,’ zei vader. ‘Het zijn heilige wezens.’ Maar hij wist niet meer wat heilig was. Er was een diep gemis in zijn hart, het knaagde. De somberheid van het alledaagse leven overspoelde hem, verlamde hem.
44. ‘Trouw haar,’ zei de dominee. Het was zijn verlossing uit dat gezin. Klara dronk veel, en hij lustte ook wel een borreltje op zijn tijd, en steeds meer begonnen ze zich in hun huisje terug te trekken. Het was alsof ze alcoholische sappen aan de bomen konden onttrekken. Hij likte aan de bomen.
45. Zij was het schilderij in zijn huis, een schilderij van groen-metalen maaiers, waarmee hij wel over elke wilde haardos wilde gaan. De groen-metalen maaiers schitterden in het zonlicht. Het was een warme, mooie dag. Ze waren als de wachters van de engel des doods. Maar ze had haar betekenis verloren. Ze was als het ei op tafel. Het was paas-ochtend, de geur van het lijden na de dood, nieuw leven brengend. Zijn vrouw stond in de keuken. Hij staarde naar de tuin. Het zou een prachtige dag worden met veel zon. Er was geen krant vandaag, en op de televisie was er het levenslied. Zijn vrouw kwam even later met de koffie binnen, en ging toen zitten om te breien. Het was alsof hij alles weer opnieuw beleefde. Ze zat ver weg van hem, of dat kwam door de vele spullen die tussen hen stonden. Het huis stond vol met de dierbare spulletjes van zijn vrouw. Er werd niet veel gezegd. Het ging bergafwaarts met zijn vrouw, en snel werd ze door de engel des doods weggehaald. Een groot ei zweefde boven de vijver. Deze had zijn vrouw opgeslokt. Het was alweer pasen. Het jaar daarna was hij alleen. Hij at veel eieren, om iets van zijn vrouw terug te krijgen, maar hij ving veel bot. Hij liet schilderijen in zijn huis hangen, Franse schilderijen, met wulpse gestaltes die ’s nachts tot leven kwamen, tot hem kwamen, om hem te beladen met kerkelijke schuld. Hij wist dat er wat mis was met hem. Hij had aan bomen gelikt.
46. De nachten duurden lang, waren diep, waarin hij vele gesprekken voerde, naar de schilderijen staarde. Hij liet een bar plaatsen. De gestaltes van de schilderijen moesten zijn vrouw vervangen, de leegtes opvullen. Maar de kerkelijke prijs was hoog, een prijs die opliep tot aan pasen. Hij was de gekruisigde, hij was de engel des doods. Hij was voortijdig gekomen, gevallen was hij. Maar het grote boek begon de betekenissen te veranderen. Het was een draaiboek, een boek van rekeningen, en hij doneerde veel geld om zijn geweten los te kopen, uit deze hel. Hij was het zelf die die lange reis vanuit de hel had gemaakt, en nu was hij hier, met al zijn groengelakte maaiers. De tuin vroeg erom om gemaaid te worden, en het was een mooie dag. De tuin was klaar om haar oogst te geven. Hij greep, miste, en greep nog een keer, en was vereeuwigd in een schilderij. Hij met de zeis, gedood om te doden. De vlaggen hingen uit buiten. Hij herinnerde de verzorgster die kwam. Hij liet haar ook aan bomen likken, en zij werd als hem. Zij leerde van hem. Hij had een machts-positie. Zij aanbad hem omdat hij ouder was, en veelkleurig was. Voor haar was hij niet ziek maar vrij, een verlicht mens. Hij liet haar het schilderij zien waarop hij stond. ‘Is dat je grootvader ?’ vroeg ze.
47. -
Nee, dat ben ik.
‘Je lijkt veel ouder hier.’
-
Macht verouderd.
‘Wie heeft het geschilderd ?’
48. Hij zwijgt, en hangt het schilderij weer terug. Met pasen eten ze altijd samen paas-eitjes. Dan herinnert hij zich niks meer, en gaat terug in de tijd, zo ver, dat hij bij de witte lijnen aankomt. Als hij erover gaat zal hij sterven. Hij beweegt zich helemaal tot het randje van de laatste streep. Hij kijkt in de diepte van een reusachtig ravijn. ‘Hier wil ik niet sterven,’ denkt hij. Hij gaat terug, en hoort zijn vader en moeder tot hem spreken, hem betuttelen. Hij is niet vrij. Strak wordt hij opgevoed. Zijn vader bespeelt hem als een pop. Zijn moeder kan hem niet bereiken. Hij heeft een ei met vele stralen in zijn hart. ‘Alleen een vrouw kan me hieruit redden,’ denkt hij.
49. ‘Wil je met haar trouwen ?’ vraagt de
dominee.
‘Ja,’ zegt hij.
‘Dan is zij nu uw
vrouw.’
50. De kerkdienst gaat verder. Zijn vader en moeder zijn verdrietig omdat ze hem kwijt zijn. Ze wilden hem in een hokje houden. De dominee neemt het hok over. Als dieren zijn ze in het schip van Noach, twee aan twee. Zijn vrouw kan goed naaien en breien. En borduren doet ze ook graag, maar het steekt hem. Het steekt hem dat ze toch ook zo ver weg is. Ze leven in verschillende werelden. Ze breekt zoveel van zijn hart weg, door haar geprik, als een spin die hem van binnen aanvreet. En met pasen zijn er nieuwe eieren. Hij is het paaskind, maar hij kan niet opnieuw geboren worden. Daarvoor zijn de banden te strak. De tijd brengt dood voort, geen leven. En hij gaat het tegemoet. Een vrouw moet hem redden. Zijn eigen vrouw is niet genoeg, het gaat niet diep genoeg, alhoewel ze diep steekt. Dan zijn daar de Franse schilderijen. Met deuren die ’s nachts opengaan. Hij leert hen bomen likken. Ze worden als hem, en kunnen niet meer terug. Ze zijn de stralen van het ei. Hij is de kapitein op het schip, en buiten loeren de haaien op hem. Ze willen hem naar een verpleeghuis brengen, net als zijn vrouw. Zijn vrouw woont nu in de haaien, als de prinses der haaien is zij. Ze hebben haar overboord gegooid. Hij zal hen vinden. Hij is de engel des doods, het ei met de vele stralen. Hij had niet moeten slapen, hij had zijn tuin moeten onderhouden. Nu is ze weg. De Franse soldaten hebben hun Napoleon gevonden. Hij steekt zijn maaiers in de fik, en is klaar om te gaan grillen. De honden van gebrek zijn in de stad. Nu is alles in vuur. Hij zal zijn vrouw vinden. Hij zal haar vinden in de haai die haar opslokte, en van die haai zullen ze hun boot maken. Maar zijn herinneringen draaien, en zijn ziedend, en dan weet hij ineens niks meer. Hij weet niet dat hij ooit een vrouw had. Hij heeft nu de gedachte dat ze er nooit is geweest. Ze probeerden hem iets op de mouw te spelden. Hij woont alleen. Zijn huis staat in een klein bos, met een bloemenveld. Hij woont hier eenzaam en verlaten, met zijn maaiers. Veel te maaien elke dag. Daar trekt hij zich aan op. En schilderijen zijn zijn passie maar zij zijn dood. En ook boeken zijn zijn passie, maar zij zijn dood. Hij houdt van de engel des doods. Het leven is te eng. Hij heeft een Maria-beeld naast de televisie, wat hij ooit heeft zwartgeverfd. Er is een lamp in geplaatst. Hij aanbidt haar, maar dan verdwijnt haar betekenis. Ook zij is dood. De dode kunst trekt hem aan, en het dode water der bomen, de alcohol. De lucht ruikt naar drop. Hij durft niet naar het toilet, daarom gebruikt hij een po die hij eens in de week verschoont. De po staat boven, en bakent zijn terrein af. Het beschermt hem tegen de wilde dieren van het bos. Hij staart uit het raam en ziet de uitgestrekte velden der vergetelheid. Hier zijn de witte strepen. En nu wil hij er echt voor gaan. Hij vecht, hij schreeuwt, hij overwint, en verliest dan. Beelden staan er in zijn huis, die het Christus-verhaal uitbeelden. Vaak gaat hij langs die beelden. Die beelden zijn als zijn huisdieren, veilig in de ark van Noach. De ark van Mozes heeft horens. Hij komt dichterbij, en de geur van wierook, drop en chocola overspoelt hem, maar ook de geur van hondenpoep. Hij grijpt de horens van de ark, maar wordt dan achteruit geslagen. Boven de ark verschijnt een ei met vele stralen. De ark verandert in een doodskist, en hij heeft het gevoel alsof hij in een lift zit, en wordt uitgestrekt als een sigaar in een sigaren-houder. ‘Ik ben een van de velen,’ denkt hij. ‘Velen zijn geroepen, weinig uitverkoren.’ Doodsangst overvalt hem.
51. Zijn hang naar materiele goederen wordt groter, die zijn hersenen bevriezen. Goud en metaal is zijn lust, edele metalen, het liefst gelakt. De badkamer is als een ark voor hem. Hij staart veel naar bijbeltaferelen op schilderijen, maar hij kan ze nauwelijks herinneren. Hij is alleen, in een koel huis. Hij strijdt tegen alles totdat het dood is. Het dode heeft de vlam van ander leven, elitair leven, fijngevoelige kunst. Maar hij kan dit leven niet opbrengen. Het hout om hem heen begint te rotten, het goud om hem heen begint te stinken, en het koele begint hem te steken. Een spin vreet hem aan, een groep dolle wolven. De honden van gebrek zijn hier, de honden van een duivels paradijs. Zij nemen hem mee naar het verpleeghuis, en zij gaan zijn huis bewonen. Zij hebben al zijn medailles afgenomen, om er zelf mee te pronken. ‘Alleen de duivel kan de duivel overwinnen,’ denkt hij. Hij weet nog nauwelijks wie of wat de duivel is. Hij ziet het als een wapen. Hij moet zich verdedigen, maar hij kan het niet. ‘Ik kan net zo goed Frans praten,’ denkt hij.
52. De juffrouw houdt hem stevig vast.
53. ‘Wil je met haar trouwen ?’ vraagt de dominee.
54. Hij knikt verlegen. Als hij thuis is maait hij het gras. Zijn vrouw komt hem een hoog glas brengen. Later zitten ze in de tuin. Ze gaan vroeg naar bed. Zijn vrouw leest voor. Over de engel des doods wordt niet gesproken. Wel weten ze dat het een plaaggeest is. Dan gaan ze slapen. Zijn vrouw kust hem. Hij houdt haar hand vast. Zijn zusjes wonen bij hem in. Ze zijn paas-eitjes aan het beschilderen. Als hij het ziet krijgt hij er honger van. Zijn zusjes spelen vaak op het pleintje, waar ze spelletjes doen. Ook zijn ouders wonen bij hem in. Hij draagt het ei met stralen. In de nacht maait hij. Dokters nemen hem mee in de nacht, zeggende dat hij schizofreen is, een gevaar voor de samenleving, met zijn maaiers. Zij nemen hem mee en sluiten hem op, ver weg van het oog van zijn familie. Zij willen het ei met de stralen uit hem roven, maar zij kunnen het niet. Hij denkt dat zij buitenaardsen zijn. Van de planeet aarde schijnt hij nog nooit gehoord te hebben, en wil er ook niet zoveel mee te maken hebben.
55. Met hem schijnt het beter te gaan nu ze hem nieuwe pillen hebben gegeven. Hij is inmiddels in het ziekenhuis, op een speciale afdeling. Langzaam begint hij weer uit bed te komen. De zusters bewonderen hem vanwege zijn humor en zijn markante persoonlijkheid. Hij is bijna hun god. Hij wordt hier als een prins behandeld, als een prins die van het paard is gevallen, zoals hij dat altijd zegt. Snel heeft hij een vriendin, en zijn gezondheid verbeterd steeds meer, tot zo’n hoogte dat hij zelfs weer op zichzelf zou kunnen wonen. Met zijn vriendin krijgt hij ergens een woning hoog in een flat. Zijn vriendin is veel jonger, maar door de pillen verjongd hij ook. In zijn flatwoning voelt hij zich al snel als de prins van Bagdad. Door de pillen loopt zijn leeftijd zo drastisch terug dat hij op een gegeven moment nog maar twintig is. Het voelt heerlijk aan tussen de hoge flatgebouwen. Hij staart vaak naar de overkant. Hij voelt zich vitaal. Tussen de flatgebouwen door zijn de prachtigste rozentuinen, waar hij vaak doorloopt of langsloopt met zijn vriendin. Er hangt een beetje een oosters of Arabisch sfeertje, en dat bevalt hem wel. Maar de rozenstruiken groeien steeds hoger en worden steeds dichter, om zo de flatgebouwen te isoleren. Nu voelt hij zich als Doornroosje. Ze gaan verhuizen en krijgen een flatje aan het weiland. Op dit tijdstip begint het weer slechter met hem te gaan, ook al is hij twintig. Misschien dat nu de ouderdom toch echt toeslaat. Weer belandt hij in het ziekenhuis, maar hij voelt zich nog steeds de prins van Bagdad, en zelfs van heel Arabie. Hij staart vaak naar de stenen van het ziekenhuis die zo’n aparte kleur hebben. Vooral als het zonlicht erop valt heeft het een prachtig effect. Zacht roze is toch wel de mooiste kleur, denkt hij.
56. En als zijn vriendin bij hem op bezoek komt heeft ze zo’n mooie roze jurk. Ze neemt hem mee voor een wandeling langs het meer. De melkfabriek staat hier dichtbij en alles ruikt hier aangebrand. In zijn gedachten zweeft hij met haar over het meer, en roze zwanen volgen hen. Even later liggen ze beiden in het koele meer. ‘Zullen we naar de overkant zwemmen ?’ vraagt hij. Zijn vriendin vindt het best. Dat hebben ze al wel eerder gedaan. Achter het meer zijn de weilanden, en achter het weilanden is hun flat. Helemaal nat komen ze aan in hun woning. Maar hij zorgt dat hij voor het donker wordt weer in het ziekenhuis is. Ook al is hij nu dan weer in het ziekenhuis, deze laatste bladzijden van zijn leven zijn sterk en roze, als rotsen waarop hij kan bouwen. Hij voelt zich veilig hier, iets wat over hem waakt. De golfjes die hier aankomen brengen voornamelijk geluk. Een oase was over hem heengevallen, en dat was allemaal net op tijd.
3.
1. En de Zoon van Christus was genaamd
Karakter, de rode spinvlieg, die de Poort der Rode Strepen opende, de
vijfde poort. En de rode strepen zijn de vele kinderen van Christus.
Zo is dan Karakter het hart van Christus, Zijn Naam, de tweede
Christus, als het konijn der eeuwigheden, als de konijnenboom die tot
in alle eeuwigheden groeit. 2. Roep dan Zijn Naam aan. 3. En zij die
wijsheid hebben zullen het openen der poorten verstaan, en zij zullen
deze poorten binnengaan door de Vokolkus. Bereken daarom de Vokolkus
en doet onderzoek in haar, want zij is een licht op uw pad. 3. En de
engelen droegen het Kind van Christus naar een verborgen plaats, waar
de draak het kind niet kon vinden. 4. Kindekens, bereken dan ook het
getal van de draak, opdat gij zult overwinnen. En dat getal is
vijvenvijftig. Oh, hoe lang zult gij nog slapen. Wanneer zult gij
opstaan om het licht te vinden. In de dieptes van het woud wil Ik u
leiden. 5. Komt dan tot de rivier in het bos, waarover Christus ging
in een boot, in de onderwereld. 6. Volgt dan nauwgezet in zijn sporen
en voetstappen, opdat gij niet zult branden. Want velen zullen
branden omdat zij andere christussen hebben gevolgd. Kent daarom uw
lessen. 7. Zo zullen zij die de Vokolkus kennen deze dragen als een
kroon. 8. Ja, heiligt dan de achtergrond-geschriften van het Eeuwig
Evangelie, want zij zijn u ten leven, en zij dragen de sleutels tot
de bijgeschriften en tot de canon. 9. Laat daarom niemand deze
geschriften gering achten, want zij die deze dingen verachten, met
hen zal niet gerekend worden. 10. Onderzoekt de schriften, en wordt
wijs, want de dagen zijn duister. 11. Deze profetische geschriften
dan zijn heilig, en aan u geschonken opdat gij Hem leert kennen die u
schiep. 12. Ja, teder heeft Hij u geschapen, in een mand van licht,
en Hij heeft u verre gehouden van de slangen. 13. Ontwaak uit de
duisternis, en hangt Hem aan, want Hij leidt u. En Hij zal u leiden
naar zachte rivieren en zoete wateren, om de wonden van uw harten te
verbinden. Ja, Hij zal u tezamen smeden als kostbare metalen, tot een
wapen tronende in alle eeuwigheden. 14. Zo bent gij dan ontwaakt uit
het onrecht. Gij hebt deze dagen mogen aanschouwen. Weest daarom
dankbaar. 15. En gij zult zien hoe de Zoon van Christus de vijfde
poort opende. Ja, hij opende deze door de slang en het wiel. En dit,
geliefden, is een groot geheimenis. En velen zullen komen om hun
hoofden over dit geheimenis te buigen. 16. Let dan op het teken van
de ekster, want zij bewaakt dit geheimenis. En zij die het geheimenis
hebben verstaan, zullen hun jeugd hebben hervonden, ja, tot in alle
eeuwigheden.
4.
Arabisch Amalgaam
1. Ik, 27 jaar,
Lang,
Doe mezelf ouder voor dan
ik ben.
2. Zij, 44 jaar
3. We zijn gelukkig samen, alsof we het eeuwig geluk hebben gevonden. Toch leiden we een saai leven, een sleur, zitten we opgesloten tussen muren. We leven meer in de dalen dan op de toppen. We mogen niet klagen, alcohol vult altijd de leegtes op. We moeten beiden oppassen geen alcoholisten te worden, maar we hebben het nu redelijk onder controle. Vaak als we klachten hebben wordt ons alcoholische dranken voorgeschreven door onze dokter. Onze dokter is wel alcoholist, maar daar hebben wij genoegen meegenomen. Dit omdat het een aardige man is, en dat zijn dokters zeer zelden. Hij neemt ons serieus en heeft ons op sleeptouw genomen.
4. Zij, is kleiner dan mij, heeft grote borsten die het leeftijds-verschil opvullen. We hebben geen kinderen, en dat willen we ook niet. Ze is rustig, ik ben tamelijk druk, dus we houden elkaar in balans. Zij leert mij nu om rustig te zijn, ook om mijn innerlijke stem te verstaan. Innerlijke vrede noemt ze dat. De dokter is hier weleens dronken geweest. We hebben besloten hem de hand boven het hoofd te houden. We zouden hem nooit verraden. We zijn niet kerkelijk, maar gaan wel naar een discussie-groepje om daar de dingen van het geloof te bespreken. Veelal wordt het geloof vanuit de atheistische hoek bekeken, aangevuld met kunstzinnige ideeen. We beschouwen het geloof als een vreemde erfenis, als cultuurgoed, maar voelen ons ook ingenomen, onder schrikbewind, door kolonisten uit het midden-oosten. We hebben nog geen geestelijke onafhankelijkheid. Ook de psychische gezondheidszorg houdt ons nog in mentale afhankelijkheid, en de zogeheten tandheelkunde houdt ons in orale afhankelijkheid, en deze bezetters komen allemaal uit het oosten aanwaaien. Trots zijn we er niet op, we hebben meer binnengelaten dan ons lief is, en hebben onze onafhankelijkheid prijsgegeven aan idioten, beulen. Maar ja, het was immers oorlog, het was een strooptocht, kolonisten zijn uit op kolonies, het creeeren van een apartheid. Deze kolonisten hebben een minderwaardig ras geschapen, wij. Het is voor het leken-ras verboden na te denken. Er wordt al voor ons gedacht, er is al voor ons gedacht, en er zal nog veel voor ons gedacht worden. Dat de etiketten niet passen is niet van belang. Het zijn de merktekens van het beest.
5. En dan is er nog de sex-politie die ons sexueel afhankelijk heeft gemaakt, bang dat een onzedelijk geluidje in een oplettend kinderoortje terecht zal komen. Maar diezelfde kinderoortjes worden niet gespaard voor het traumatiserende geschreeuw van knettergekke dokters en het erbarmenloze geboor van de zogeheten tandarts. Dat diezelfde kinderen voor de ogen van hun ouders door zulke misdadigers oraal worden gescalpeerd schijnt geen probleem te zijn. In Afrika worden kleine meisjes vanwege het volksgeloof aldaar vaginaal besneden, en daar is men in de hele wereld terecht ontdaan over, en wordt het als een godslasterlijke misdaad beschouwd, maar hier worden kinderen, zowel jongens als meisjes door de bezetter oraal besneden, en geen kip die erom kraait.
6. Mijnheer A. Hoekstra-Van Het Land denkt hier anders over. In zijn zogeheten tandartsen-praktijk wordt alles veilig gedaan, en zijn er strenge voorzorgsmaatregelen, die overigens overal gelden, en waar ook een strenge controle op is. Ook worden er na de besnijding betrouwbare, goed geteste stoffen gebruikt om de opening weer mee te bedekken, zodat het gebit van het kind extra lang mee kan gaan. Mevrouw T. Foppen sluit zich hier helemaal bij aan, en ja, wat hebben wij in te brengen tegen deze bezetters ? We kunnen ons hoogstens aansluiten bij het verzetstrijders-front tegen zulke praktijken. Wij hebben allemaal het merkteken van het beest ontvangen, of we nu wilden of niet, en het merkteken is eeuwig. Daar kan zelfs God of de keizer niets aan veranderen. Er zijn hier in dit land drie oppergeloven waar iedereen zich aan dient te onderwerpen, waarvoor elke knie zich dient te buigen, en waartoe elke tong zal belijden : het medische geloof, het geloof in de geestelijke gezondheid, en het orale geloof, tot aan het dentale toe. En of je nu een dentaal bent of je bent het niet : die kerk kent geen grenzen.
7. Maarten Stokmans-Van Zeilen, zogeheten tandarts, aan de Belgische grens, vermeld dat er de laatste tijd vreemde dingen in zijn zogeheten tandartsen-praktijk plaatsvinden. Zo zouden beugels spontaan inkrimpen, en zogenaamd amalgaam, de zogeheten grijze roestvrije metaal-vullingen, zou spontaan in het niets oplossen. Hij gebruikt daarom nu veel vaker witte en rode vullingen, die volgens hem wat meer betrouwbaar zijn. Rood is tegelijkertijd de kleur van zijn lievelingskat, dus dat geeft ook direkt een emotionele verbinding met thuis. Ook is Maarten tegelijkertijd een enthousiast lid van de pinkstergemeente, en staat hij elke zondag trouw in deze kerk te klappen op de maat van de overigens heel mooie en aanstekelijke muziek. Hij heeft een visie voor het invoeren van veel meer kleuren zogeheten vullingen, zodat de mensen kunnen kiezen waarmee de barbaarse boorgaten voor eeuwig kunnen worden verborgen. Dat zou ook wat meer vrolijkheid brengen onder deze groep mensen die zo lijden onder de orale bezetting uit het oosten. Hij vindt ook wel dat de paus van de zogeheten tandartsen, Alexander de Kleine, de touwtjes wel wat mag vieren.
8. Kaakchirurg Riekerd van Aarnautsen is het hier niet mee eens, want hij vreest dat een al te zeer bemoedigde jonge generatie wel eens het einde van de bezetting zou kunnen betekenen. En dat zou helemaal godsonterend zijn. De wet die hen door God gegeven is, en waardoor zij de macht hebben gekregen, moet gehandhaafd worden. Van Aarnautsen staat hierin niet alleen. Tenminste negentig procent van de zogeheten tandartsen en kaakchirurgen staan achter hem, alhoewel sommigen gedwongen zijn dit te doen. Ook is hij van mening dat het God Zelf is geweest die het zogeheten amalgaam heeft geschapen, en dat wij Zijn schepping moeten eren en ervan gebruik moeten maken. Hij is van mening dat het amalgaam ook goed gebruikt kan worden in andere delen van het lichaam, vooral in de botten. Hij vindt het onzin om mensen die jarenlang niet kunnen slapen van de heuppijn een nieuwe heup te geven. Implantaties van amalgaam zouden volgens hem wonderen kunnen verrichten. Dit omdat het volgens hem bewezen is dat amalgaam gevoeligheid van de botten kan afdekken.
9. Ja, de verschillende meningen over amalgaam en het gebruik ervan, dat is me er eentje. Nu wil Van Aarnoutsen zijn naam veranderen in Van Aernoutsen met Ae, want dat staat volgens hem veel deftiger. Men is er maar druk mee, met de grote drie, de drie supergeloven van dit land. Het christelijk geloof is daar helemaal aan ondergeschikt, want ook de christen buigt voor de dokter, de geestelijk verzorger en de zogeheten tandarts. Het geloof van de zogeheten tandarts is gebaseerd op de orale besnijding, als plicht, als prioriteit, en zij die rebels daartegen zijn worden doorverwezen naar de geestelijke verzorgers, want die mensen mankeren natuurlijk heel wat. Veel mensen denken dat we in 1945 zijn bevrijd van de nazi’s, maar de bezetting door de nazi’s is groter dan ooit, door de medi-nazi’s, de psychinazi’s en de nazi’s van de mond, de orale nazi’s. En dit is dan ook de drieeenheid die alomtegenwoordig aanbeden wordt. Het vullingenbeheer wordt overgelaten aan de orale organisten, de tandpasta-producenten, die net zoals de nazi’s fluor gebruiken, een afvalproduct, om de gehypnotiseerde kolonie gewillig te houden. Zij bespelen met grote flair en betutteling de monden van de leken-families, zodat er niet al teveel tegenspraak zal zijn. Men moet eten wat de pot schaft, en door het gepoets komt er ook nog eens lekker veel gifdamp vrij van de kwikhoudende en kankerverwekkende chemicalien die ze vullingen noemen inplaats van gedwongen bot-implantaten, als de kinderdoop na de besnijdenis. En na zulk een gebeurtenis is hun naam ineens haas, en zijn alle verdere klachten voor de psychiater en de zondagsschool. Nee, dan ben ik maar als een oude jood die zegt : De verlosser moet nog komen. Een geschikte kanditaat hiervoor zou zijn Nelson Lincoln, die ook nog eens voor de dieren opkomt.
10. Onder dwangverpleging moeten we vandaag de dag van de verboden vrucht eten, om zo vervolgens nog meer in de problemen te komen, om zo nog rijper voor de verboden vrucht te worden. Dit is een vicieuze cirkel. En gedwongen implantaten hebben meer te maken met bezoek van buitenaardse wezens dan met werkelijke zorg. We zijn allang niet meer van onszelf. Maar goed, elke religie heeft zijn ongelovigen, en die moeten naar de hel. De hele wereld zal het beest achterna gaan om zijn beeld te aanbidden en zijn merkteken te dragen. De vijand werkt met vergiftiging, en met ontkenning ervan, zo is het altijd al geweest.
11. Mijnheer Olafsen uit Zutphen aan de Rijn zegt dat aan amalgaam geen enkel gevaar zit, want alles zit netjes ingedekt binnenin de kies. Nooit van dampvorming en metaalradiatie gehoord, mijnheer Olafsen ? Vervolgens zegt mijnheer Olafsen dat er maar heel weinig van het amalgaam daadwerkelijk in het lichaam terecht kan komen. Hoe weet u dat mijnheer Olafsen ? Ooit weleens opgemeten ? En weet u niet dat de apparatuur van de bezetters zichzelf echt niet zullen gaan verraden ? Drogredenaties, mijnheer Olafsen. En u heeft geen respect voor de mening van een ander, zelfs niet als het om hun eigen mond gaat. Uw wil is wet, want u heeft uw kolonie bezet, en duldt geen verzet. U houdt hen allen in slaap door het stafke van Doornroosje, met uw prikkende boren, soms tot aan de zenuw toe, en dan maar de gepleegde misdaden afdekken. Wie heeft u gezegd in de monden van gevoelige kinderen te gaan boren ? Het is niet veel anders dan Karel de Kleine die met het zwaard de ongelovigen dwong het christendom aan te nemen. En zo is de orale besnijding net zo erg als de vaginale besnijding, omdat het beiden om dwang gaat, en de klachten erbij niet serieus worden genomen. Klachten zijn de tekenen dat de bezetting werkt. En men wil dat zo houden. Alle tong zal belijden, elke knie zal buigen.
12. Bert Ootjes is door het verzet als zogeheten holistisch tandarts geplaatst in Bergen aan de Maas. Hij werd geplaatst voor het verwijderen van brandmerken, mertekens en nummers van het beest, en werkte in opdracht van de patient. Door de ongelovelijke werkdruk is mijnheer Ootjes overspannen geraakt, en plaatste het verzet een tweede zogeheten holistisch tandarts, professor Joost Achterbergen. Ook hij werkte in opdracht van de patient. Sindsdien zijn er vele zogeheten holistische tandartsen in het land gaan werken om de orale besnijdingen tegen te gaan. Veel van die zogeheten holistische tandartsen waren boorloos, maar ook de bezetters infiltreerden in deze branche, maar dan met boren. Om het infiltreren tegen te gaan plaatste het verzet schermpjes die zelf dauwdruppels konden aanmaken, en die schermpjes bezaten twee soorten poedertjes die op de zogeheten tandarts zouden reageren. Werden de dauwdruppels blauwkleurig, dan was de kust veilig, maar als de dauwdruppels roodkleurig werden, dan had de patient te doen met een infiltrant. Zo konden patienten het snel testen. Het was een uitvinding van Bert Ootjes. Niemand heeft ooit het tegendeel van de werking ervan kunnen bewijzen, en als er wetenschappelijk commentaar van buiten het verzet kwam, dan werd dat gewoon niet erkend. Het kwam er al snel op neer dat minstens vijftig procent van de zogeheten holistische tandartsen infiltranten waren van de bezetting. Velen hadden gewoon hun eigen gifjes die ze gebruikten, en de orale besnijding werd gewoon doorgezet. Ook het half serieus nemen werd een grote trend.
13. Ik ben in het verzet gegaan toen ik 25 werd, maar omdat ik op straat werd neergestoken kon ik geen actief lid meer zijn, en beperkte mij hooguit tot discussie-groepjes. Ik raakte verlamd. Ik zit nu in een rolstoel, en moet weer langzaam leren lopen. Mijn vriendin helpt me daarbij. Vandaag ben ik met haar naar het naaktstrand gegaan omdat het buitengewoon mooi weer was. Daar waren mensen met mooie naakte plekken in hun mond, niet vervuild door de zogeheten tandarts. Alles puur natuur.
14. 28 Januari 1971
15. De flower power beweging groeit nog steeds, meer dan ooit. Ook de ‘Baas in Eigen Mond’ beweging groeit hard, vooral onder de jeugd. Ik kan weer een beetje lopen. De wonden zijn aardig genezen. De naaktstranden zijn dichtbevolkt nu. Overal wordt geprotesteerd en gedemonstreerd tegen de bezetting, tegen de grote drie, maar het ministerie is niet onder de indruk. Het is volgens hen door de gezondheidsraad bewezen dat de grote drie geen kwaad hebben verricht en een bevordering zijn voor de volksgezondheid. Inmiddels grijpt de bevolking massaal naar speciale tandpastas voor gevoelige tanden, want nieuwe zogeheten vullingsoorten zorgen ervoor dat zelfs duikers niet meer zo diep konden duiken als voorheen, doordat ze de druk op de mond niet meer aankunnen vanwege deze nieuwe aanwinst in de pharmaceutische industrie. Dit wordt door het ministerie ontkent. De nieuwe zogeheten vullingsoorten zijn prima. De bezetting kan er alleen maar van profiteren. Er wordt alleen vanuit het hogere elite-ras gedacht. Het leken-ras is niet interessant. Steeds meer jongeren beginnen zich tegen de flower power beweging te verzetten, omdat er maar niets gebeurt. Het is allemaal te soft, en de meesten worden gezien als watjes die niets ondernemen dan mantras zingen en mandalas tekenen. De heavy metal beweging begint te groeien, en kaapt veel van de flower power beweging weg. De zogeheten underground wordt een grote attractie voor degenen die maar geen aansluiting konden vinden in de flower power beweging, of hen die erin teleurgesteld waren en grote vraagtekens hadden.
16. Bert Ootjes begint een nieuwe pseudo-industrie en wordt door de politie opgepakt en vastgezet. Hij is inmiddels de grootste verzetsstrijder die het verzet kent, en de bekendste. Hij wordt ook wel de Vader van het Verzet genoemd. In de gevangenis vindt Bert Ootjes een nieuw hormoon uit wat tanden weer kan laten aangroeien. Wel zorgt dit hormoon ervoor dat de tanden om de zoveel tijd gewisseld worden, en dat betekent dus tegelijkertijd het einde van de hele zogeheten tandheelkunde. Het hormoon is een mengsel van een stof die door haaien en krokodillen wordt gedragen, en die door een simpele injectie in een mens ingebracht kan worden, eens en voor altijd. Vanaf het moment van de injectie maakt het lichaam de stof zelf aan. Het hormoon slaat in als een bom, en naast het verdwijnen van de zogeheten tandheelkunde valt ook de geestelijke gezondheidszorg en ook het medische bewind. Nu een van de grote drie is gevallen blijkt het dat ze hun belangrijkste schakel kwijt zijn. Mensen worden gezonder doordat ze niet meer als een afvalput van gifstoffen worden behandeld. Ook het kerkelijk geloof valt hierbij in, en onze erfenis bleek niet veel meer te zijn dan een zogeheten vulling na de besnijdenis, en nu de besnijdenis was verdwenen daalde ook de behoefte naar een zogeheten vulling, maar de dwang was er nog steeds. De grote twee adopteerden toen het kerkelijk geloof als nummer drie, maar de geloofwaardigheid hiervan was tot een minimum gedaald, en velen lieten zich niet zomaar meer afzetten.
17. 3 Januari 1980
18. Bert Ootjes komt vrij, en zorgt ervoor dat ons land de onafhankelijkheid krijgt. De geestelijke gezondheidszorg en het medische geloof worden tot liefde-werk gereduceerd. Het kerkelijk geloof mag daarbij helpen, maar verliest haar macht. Nelson Lincoln wordt de nieuwe anarchistische leider, en ook Joost Achterbergen speelt hierin een grote rol. Zij worden de nieuwe grote drie. Een man genaamd Tutuc zet een geheel nieuwe religie op gebaseerd op liefde en sex. Maas-Middelland wordt de nieuwe hoofdstad, waar professionele prostituees zich zetelen en de stad leiden. Er worden meer naaktstranden geopend, en het land wordt voor vijftig procent naturistisch. Tutuc richt de Naturistische Anarchistische Partij op, de NAP, en krijgt zestig procent van alle stemmen. Velen hebben een andere definitie van naturisme, die volgens hen veel meer is dan gewoon naakt lopen. Binnen het naturisme komen vele stromingen. Er wordt fel uitgehaald naar de mode beweging die wordt gezien als sexuele onderdrukking en het creeeren van een underdog. Nog steeds dertig procent van de bevolking hangt de mode beweging aan, en ze hebben grote invloed, vooral op scholen, waar andersdenkenden al snel als leken-ras worden gezien. De mode wordt steeds meer gezien als manipulatie en als een belemmering voor de vrijheid.
19. 28 Augustus 1981
20. Het land heeft de status van Utopia bereikt. Er is vrede overal. Men kan elkaar weer waarderen, men voelt zich weer veilig bij elkaar, er is weer vertrouwen, rust, maar ook onafhankelijkheid. Ik kan inmiddels weer goed lopen en alles weer doen. Veel ga ik met mijn vriendin naar het zwanenmeer, het plantsoen. Hier kom ik helemaal tot rust. We hebben het vaak over onze schooltijd. Ik ben erg veranderd volgens mijn vriendin, minder druk. De roosjes beginnen uit te komen langs het zwanenmeer, en ze brengen wit sap voort. De grootste zwaan van het plantsoen gaat stoer over het riviertje dat het slot omgeeft. Altijd ruikt het hier naar zeewier. Als ze van die grootste zwaan niet zouden zeggen dat het een zwaan was, dan zou ik denken dat het een paard was. De bloemen komen hier laat uit, en niemand weet waarom. Altijd pas na de mid-hitte van de zomer. De criminaliteit is hier tot een nulpunt gedaald. Ik voel me weer veilig op straat.
21. In andere landen is het nog geen Utopia, en zijn missionarissen van Bert Ootjes vaak niet welkom. Heel veel buitenlanders emigreren naar ons land, en er komen steeds meer flats, die ook steeds hoger worden, en dit schijnt een goede uitwerking te hebben op de onderlinge vrede. In de politiek in andere landen gaat het er hard aan toe, ze geven Bert Ootjes geen kans. En ons land noemen ze de nieuwe toren van Babel. Dan wordt Bert Ootjes in het buitenland vastgezet wegens het smokkelen van zwaar alcoholische dranken. Hier schrijft hij zijn apocalypse. In ons land wordt een standbeeld van hem opgericht. Zijn geboortedag wordt een nationale feestdag. Met de diertjes gaat het helaas nog steeds niet goed. Ze worden nog volop geslacht, en er wordt nog volop van hen genoten. Wel heeft Nelson Lincoln al heel veel voor hen gedaan. Vegetariers proberen heel wat, maar worden aan alle kanten tegengewerkt. Hun hoop is eigenlijk op Bert Ootjes, maar die zit in de gevangenis. De dieren hebben zo nog steeds geen onafhankelijkheid, en behoren nog steeds tot het leken-ras. Slagers beginnen steeds meer reclame te maken, met de meest idiote, uit zijn verband gerukte, betuttelingen, en proberen de massa met liedjes en slagzinnen in hypnose te houden. Leuk, zo’n arm diertje slachten, en dan ook erbij gaan zingen. De zingende slagers zijn populair, en er worden veel platen verkocht. Ook banketbakkers werken veel vaker met vlees. De warme broodjes met vleesvullingen gaan pijlsnel over de toonbank heen. En ze vinden steeds weer nieuwe dingen uit, en verleggen hun grenzen voortdurend. Voor de dieren is het nog geen Utopia. In het buitenland hebben de dieren het beter.
22. In de ogen van de dieren zijn de slagers en hun consumenten de bezetters. Zij vinden het racisme, maar niemand schakelt in op hun frequentie, en zij hebben geen diploma’s. Nee, dit land is met zijn kar vol diploma’s aan de rand van de afgrond terecht gekomen, ook al noemen ze het een Utopia. Maar in de apocalypse hebben de dieren het laatste woord.
23. 2 Augustus 1982
24. Grillen zijn ‘in’. Er wordt veel gebarbecued, veel gezongen en gedanst. Voor de dieren lijkt het alleen maar erger te worden. We zijn in de tachtiger jaren beland. Vlees wordt een handig weggevertje, een uitstekend kado voor speciale gelegenheden, en een bewijs van eeuwige trouw en liefde. Huwelijks-taarten worden meer en meer omgezet in bouwsels van vlees, en de miniaturen van zowel bruid als bruidegom op de top van de vlees-cake zijn steeds meer naakt, als een propaganda voor het naturisme, wat natuurlijk op zich niet verkeerd is. Steeds meer wordt er de nadruk gelegd op practische collectieve ambacht, waarin de vlees-eter moet zien wat hij eet. Veel demonstraties van openlijke slachtingen worden vertoont, en het vlees bestemd voor een huwelijks-feest wordt op het feest zelf geslacht. Door dit soort openlijke vertoning steeg allereerst het aantal vegetariers dramatisch, maar later werd het als cultuur-goed gezien, als educatief. Zo werd alles geheel gestileerd, en elke zenuw lamgelegd. Woorden als ‘traditie’ werden gebruikt, terwijl die traditie er nooit was. Vegetariers hadden ingezien waar het anarchisme het land naar toe had geleid, en begonnen te verlangen naar een milde vorm van communisme. Een bekend schrijver sprak : ‘Het educatieve zwaard heeft een praalwagen gemaakt voor het bandeloze verstand.’ Het werd een chaos in het land. Iedereen zag uit naar de terugkomst van Bert Ootjes. Maar die kwam maar niet, want die zat vast in het buitenland. Joost Achterbergen promoveerde weer ergens met een verslag over de carnivorische problematiek, maar dat haalde allemaal niets uit. Men was ergens in aan het vastroesten en kwam er niet meer uit. Er kwam een wet dat iedereen die nog vlees wilde eten de dieren zelf moest fokken en slachten. Negentig procent van de bevolking werd hierdoor boer. Nelson Lincoln had gehoopt dat ze door deze wet zouden terugschrikken, maar nee hoor, het werd een sport, een trend, een ritueel, ja, een geloof. En er werd zoveel mogelijk nonsense over verkocht. Het land kwam in een draaikolk van schaamteloos geweld en arrogantie tegen dieren. Dieren werden gewoon door de steeds naturistischer wordende bevolking als minderwaardig gezien, als ondergeschikt aan, als plezier-leken die uitgebuit moesten worden. Het werd een agrarisch land van veeteelt waarin iedereen betrokken werd, en de vegetariers zonderden zich veelal af. Zij konden dit zinloze geweld niet bevatten, en velen van hen vertrokken naar het buitenland.
25. Zovelen konden hun worstjes met karbonaatjes niet missen. Ze moesten er toch niet aan denken om zonder de speklapjes en de frikandellen door het leven te gaan. Vleesproducenten haalden zelfs stunts uit door het vlees te laten regenen op speciale dagen. Het land had een nieuwe bezetter. Men begon een hogere ethische en morele waarde aan vlees te hechten. Het zou gezond zijn en zelfs noodzakelijk voor het instandhouden van het menselijk ras. Het dierlijk ras stond dus zichtbaar op een lager plan volgens deze bezetter. En dieren konden niet spreken, dus die konden zich niet verzetten. De nieuwe orale bezetters waren gekomen. Het geloof in vlees redeneerde als volgt : Mensen waren engelen, en dieren waren gevallen engelen, duivels. Zo verdedigden ze hun handelwijzen, en daarmee beweerden ze ook nog eens dat wanneer zij die dieren verslonden, dan werden hun zonden vergeven. Ik legde me er bij neer. Ik kon niets doen. Vaak ging ik met mijn vriendin naar het zwanenmeer om te bespreken wat we konden doen, maar er was niet veel wat we konden doen. We voelden ons machteloos, en besloten te genieten van de dieren die er nog waren, en die met rust gelaten werden : zwanen. Vaak gingen we ‘s nachts naar het meertje, trokken onze kleren uit en gingen daar zwemmen met de zwanen. Op een dag nam de grootste zwaan ons op zijn rug, en bracht ons naar het slot. Er woonde hier niemand meer. Het slot stond vol met ridder-pantsers. We zijn toen naar boven gegaan en gingen op een oud bed liggen. We waren helemaal naakt. Ineens kwam de zwaan binnen met een pluimhelm op. Dat was wel het zotste wat we ooit gezien hadden, en we moesten beiden heel erg lachen. Boven het bed hing een schilderij met naakte vrouwen en een wereldbol. We wisten dat het een naturistisch slot was. Het was vrij toegankelijk voor iedereen. Overal waren ook spinnewebben. Op een verdieping hoger waren nog meer schilderijen met naakte vrouwen. We besloten weer terug te gaan, zwommen het meertje over, en klommen even later ons bed in. Een man scheen het allemaal op camera te hebben vastgelegd. Hij had een zwarte hond met manen. Hij liet het ons zien en zei dat het het mooiste was wat hij ooit op kamera had vastgelegd. We voelden ons niet bespied ofzo. We vonden het wel dapper van hem, en bovenal knap. Hij wilde ons wel meer beeldmateriaal laten zien. Het waren veelal naaktscenes. Ik kwam dichter bij zijn zwarte hond met de zwarte manen. De hond had zulke prachtige ogen en ik moest hem gewoon omhelzen. Het dier was één en al geconcentreerde kracht. Het dier leek wel van adel. Alles was rust hier en vredig, en we kregen een goed contact met de man.
26. Hij wilde ons wel vaker filmen, en we stemden toe. Hij was een filmmaker die op zoek was naar unieke, zeldzame tafereeltjes. Wat deze man deed was kunst, hij had de gave om de climaxen en het goede van het leven te vereeuwigen. Mijn vriendin kreeg hem lief. Hij was van haar leeftijd. Ik zei : ‘Ga je gang.’ Ik kon me voorstellen dat ze iemand nodig had van haar leeftijd. Ik was altijd veel te jong voor haar, alhoewel ik me ouder voordeed dan ik was. Nu was ik me dan steeds kinderlijker gaan gedragen, omdat ik daar vroeger nooit de ruimte voor had gehad. Ik beleefde mijn jeugd nu voor de eerste keer in mijn leven. Ik ontmoette een jonge vrouw, jonger dan mij, een buitenlandse, en we werden smoorverliefd. We deden alles samen. Ook gingen we ’s nachts vaak zwemmen in het zwanenmeer, en bezochten we vaak het oude slot. Ik bleef wel gewoon hele goede vrienden met mijn vroegere vriendin en haar nieuwe geliefde. Ik had het gevoel dat zij veel beter bij elkaar pasten, alhoewel we altijd een fantastische relatie hadden gehad. Het was goed zo. We waren beiden verzadigd van elkaar. Ik begon een nieuwe hoodstuk in mijn leven, en zij ook, en ik was nog steeds verliefd op haar en zij op mij. En de liefde was mooi en goed. De man die van haar leeftijd was had haar op het moment meer te bieden dan ik had, en hij kon heel wat leegtes vullen die door het leeftijds-verschil tussen haar en mij waren ontstaan. Zij had mijn moeder kunnen wezen. Ik had nu behoefte aan iemand die op één lijn stond met mij, van dezelfde leeftijdscategorie, of iets jonger, omdat ik mezelf nu ook jonger gedroeg dan ik was.
27. De tuin rondom het slot leek Arabisch, hier in Rotterdijk. Het had een beetje een pseudo-religieus-communistische gloed, wel heel mooi trouwens, bijna sprookjesachtig. Het was alsof de zwanen de sleutel ergens bewaarden. Mijn nieuwe vriendin had grote volle borsten die vol leken te hangen met melk, net zoals mijn vorige vriendin. Het leeftijdsverschil hoefde nu niet echt opgevuld te worden, want we scheelden niet zoveel in leeftijd, maar wel kon het lengte-verschil opgevuld worden. Zij was kleiner dan mij, maar verder absoluut niet klein. Omdat ze bruin was zei ze altijd dat ze chocolade-melk had, maar dat was natuurlijk maar een grapje. We hadden beiden een bepaalde orale fixatie en dat was tegelijkertijd om te overleven. Er woedde nu eenmaal een orale oorlog. We waren schaakmat gezet in een machtsspel. De gelovigen zeiden altijd dat het paradijs van Arabisch-Babylonische oorsprong was, dus voor ons was het gebied rondom het slot altijd paradijselijk. Hier moest ergens de sleutel hangen. Met mijn nieuwe vriendin dwaalde ik door de gangen van het grote slot, diep in de nacht. Overal hingen naaktschilderijen die ons denken leken te programmeren. Veel van die schilderijen waren enigmatische paradijselijke taferelen. Sommige vrouwen werden met een blinddoek beschilderd, naakt en met een zwaard. Soms een weegschaal vasthoudende, of een schaal met daarin een soort zwarte of grijze stof. Ze hadden een rechterlijke of richterlijke uitstraling of houding, als een vrouwe Justitia. Ook gaven zij mannen die stof te drinken. Ik moest ineens weer aan die amalgaam-toestanden denken. Zou het een vonnis zijn gebaseerd op in het verleden gepleegde misdaden ? De vrouwen waren van bruine huidskleur, maar niet altijd. Zou de bron van dit alles in het paradijs te vinden zijn ? Zou daar wat mis zijn gegaan ? Waarom gaf Eva haar man van de giftige vrucht ? Ik viel bijna naar achteren toen we in een kamertje kwamen met nog een schilderij. Dit schilderij was heel hoog opgehangen, boven een deur die een open haard verborg. De man was geblinddoekt in dit schilderij. De vrouw niet. Zij had twee ogen als rode appels waardoor ze naar hem keek. Hij zat op een stoel. Zij had een zwaard en een sigaar. Boven het schilderij was nog een schilderij met een geblinddoekte vrouw met een zwaard die stond alsof ze klaar was om te kappen. Maar dat was het schokkendste niet : Beide vrouwen waren als etalage-poppen, werkende voor een industrie, en ze hadden geen borsten. Die waren afgekapt. Ze konden hun moedermelk niet geven. Hun vagina’s waren afgedekt met metaal en een slot. Zij waren kinderloos, ontdaan van hun sexualiteit. Daarom gaven ze niets dan gif en verderf. Mijn nieuwe vriendin schrok er ook van. Het deed haar denken aan de vaginale besnijdenis in Afrika.
28. ‘Zouden dieren zich ook zo voelen ?’ vroeg ik. ‘Zij worden besneden tot de dood.’ Mijn nieuwe vriendin knikte. Ik voelde me onwennig. Toen zijn we maar teruggegaan. ‘Bij de indianen,’ zei ik, ‘in het amazone-gebied, werden soms de borsten van vrouwen geamputeerd zodat ze beter hun pijl en boog konden gebruiken.’
29. ‘Ja,’ zei zijn vriendin, ‘en in Fenicie wat nu Turkije is werd Attis aanbeden, een aan zijn lot overgeleverde jongen die door wilde schapen werd grootgebracht, en zichzelf ontmande door een vloek. Uit zijn bloed kwam de naaldboom voort, en hij was een vroegere Jezus.’
30. Als in Turkije daadwerkelijk het paradijs heeft gelegen, dan ging daarachter nog steeds deze gruwelijkheid schuil : een dieper kruis, een genitale afsnijding, een sexuele apartheid. En dit had grote orale gevolgen. Het moederschap en de mannelijkheid werden ingeruild voor de oorlog, de jacht, de dood. Attis had zijn geliefde, Cybele, verlaten voor een sterveling, en werd door Cybele getroffen met de vloek van waanzin, vanwege de jaloezie. In de Joodse legendes duikt ook de naam van Lilith op als de eerste geliefde van Adam, maar zij werd al heel snel de hof uitgestuurd, omdat zij zich niet aan Adam wilde onderwerpen. En dit kruis was een enigma met vele gevolgen. Lilith zwoer dat zij de kinderen van Adam, de mensen, zou vernietigen. Zij kwam terug als de slang om Adam en Eva het gif aan te bieden. Ik ging op mijn buik liggen, en mijn vriendin ging op me liggen. Ik was niet getroffen door een vloek omdat ik een andere vriendin had nu, en mijn vorige vriendin had ook een andere vriend nu. Er was geen jaloezie. Er was vrijheid. Er waren geen rekken in onze monden meer.
31. ‘Een vrouw zonder borsten heeft alleen gif te voeren,’ wordt er weleens gezegd, figuurlijk dan. Dat betekent dat een vrouw die geen verantwoordelijkheid draagt, geen moederlijke empathie, een gevaar is voor de samenleving. Dat was de slang in het paradijs, maar we zagen al dat er vele kanten aan het verhaal zaten, vele factoren speelden een rol, en het is niet echt eerlijk om alles zwart-wit neer te zetten met vurig religieus fundamentalisme. Er waren andere kanten. Wie hakte de borst van de vrouw af ? Waarom was ze zo woedend op de man, en wilde ze hem berechten ? Is er een kant van het verhaal die wij niet kennen ? Of heeft ze haar borst zelf afgehakt, als een amazone, om zo macht te kunnen voeren over de man ? En met welke redenen ? Voelt ze zich bedreigd door de man ? Of wil ze gewoon dwars haar zin doorvoeren.
32. Ik besluit met mijn vriendin terug te keren tot het slot. Ditmaal gaan we nog hoger. Op een hogere verdieping vinden we veel olie-lampen, veel Arabische spulletjes. De schilderijen zijn veel bloederiger hier, met veel naakte vrouwen die oorlog voeren. Ook zijn er veel jacht-tafereeltjes. We lopen naar de volgende verdieping, waar het enigma al snel toeslaat : afgehakte koppen van bizons staan op de schilderijen. Ook zijn er veel azteekse schilderijen, waar azteekse priesters de harten uit hun slachtoffers snijden en omhoog houden. Het is een dolle boel van besnijdingen en afsnijdingen, allemaal om apartheid te creeeren. Weer een verdieping hoger staat een enorm schilderij met de toren van Babel. De toren van Babel is een verhaal uit de bijbel waarin mensen een toren proberen te bouwen naar de hemel, en naam te maken, maar dan daalt God neer om hen te verwarren en te scheiden, zodat ze elkaar niet meer kunnen verstaan. Nog een verdieping hoger staat een standbeeld van een engel, waarachter een schilderij is met de boom des levens. De engel lijkt op een wachter, zelfs op de engel des doods. Ik houd mijn vriendin vast. We zijn beiden naakt, en staren verschrikt naar de engel en het schilderij. Naast ons is nog een klein trapje naar boven, naar een zoldertje. We horen een stem : ‘Wie wil het ei uitbroeden, wie eet het, en wie staart naar de dop ?’
33. ‘Zei jij dat ?’ vraag ik aan mijn vriendin. ‘Nee,’ zegt ze. ‘Jij ?’ Ik schud mijn hoofd. Dan vliegt er een papegaai van het zoldertje naar beneden. ‘Opkrassen,’ schreeuwt hij. ‘Wie heeft jullie gezegd hier te komen. Het ei zal rotten.’ We lopen naar boven naar het zoldertje en zien overal rotte eieren liggen. Het stinkt hier ook verschrikkelijk naar rotte eieren. ‘Te laat,’ krijst de papegaai, ‘te laat. Jullie hadden eerder moeten komen om het geheim te zien. Nu is het weg, voor eeuwig. Dit is wat jullie krijgen voor jullie optreden : Rotte eieren.’ Tussen de eieren ligt een klein kruisje waaraan een staafje hangt dat lijkt op een mannelijk geslachtsdeel. ‘En nu oprotten,’ roept de papegaai. Het beest begint ons te pikken, en we rennen naar beneden. Het best blijft ons pikken totdat we uit het slot zijn. Snel rennen we door de tuin het water in, en zwemmen naar de overkant, maar nog steeds houdt het beest niet op met aanvallen. Dan komt de grootste zwaan ons te hulp. We houden er heel wat plekken aan over, en willen voorlopig niet meer naar het slot.
34. Blijkbaar is de vruchtbaarheid aan het lijden verbonden, onlosmakelijk, als twee tegengestelden, het naakte aan het bedekte. We moeten maar wachten totdat daarin vrede is gekomen. In de grondtekst van de bijbel is het paradijs Sheool, het dodenrijk, oftewel de tuin der doden. Ook de val was een werking van het paradijs, om het offer te doen rijpen. De ruwe diamant moest geslepen worden. Ze ligt op mijn rug en heeft haar armen onder mijn oksels door en houdt mijn schouders vast. Ze probeert me op te trekken, maar ik ben moe. Dan vallen we beiden in slaap.
35. Een oosterse tuin van geheimen, met religieuze valstrikken. Ik schrik wakker. Zij houdt me vast. Ik val weer in slaap. Voor een tweede keer schrik ik wakker. Zij houdt me weer stevig vast, en ik val weer in slaap. In wiens armen lig ik, of is dit weer een strik van de dood. Hoe dan ook, ik heb het nodig om door de dag te komen. Het is mij gegeven. Ze staan daar voor huizen als paardjes, paardjes van de apocalypse om de volle druiven te betreden, te vertrappen. De maan schijnt, de sterren vallen, een droomweb houdt mij vast. Houd mij vast, laat mij jouw trekpop zijn, in dit speelse paradijs is het beter te zijn, beter dan daarbuiten. Het paard van religie trapt hard, ongenadig, straft voor eeuwig, zet schaakmat, en trapt dan de druiven van het genot in, één voor één, en soms meerderen tegelijk. Een hard besluit, van een jaloerse God, een erfenis, van lang geleden, een raadsel dat brult, smeekt, dwingt. Kijk naar de vrucht, niet naar de dop, eet niet, want het is slechts vergif, maar zoek naar haar geheimenis, broedt het uit, en ren wanneer je kan, zweef over de wateren, als een afstandelijke liefde, veilig en ver weg als de zon. Laat de hoop je niet ontnemen, laat je niet zeggen dat ver weg alleen maar koud is, want kijk naar de zon, die het verste weg is van ons allemaal, en schijnt en warmte geeft zoals niemand anders dat kan. De zon, de astronaut, op zoek naar geheimenissen, het grote broeden.
36. Ik maak een verkeerde beweging en er knapt iets in mijn rug. Toch nog een complicatie van de steekpartij. Ik vecht tegen de dood, en heb een bijna-dood-ervaring. Ik kom in het paradijs, waar naakte vrouwen zijn, overal. Zij houden een geheim vast, een ei, een groot ei, een doorgang, een weg. Het is een ei vol van bloed. Ik bekijk het ei vol belangstelling. En het bloed stolt, en brengt een lichaam voort met orale en genitale vrijheid. En er is een harmonie tussen die twee, en er is vrede. Na een paar dagen ben ik weer de oude. Er is iets veranderd in mij. Ik heb de dood ontmoet, en daardoor het leven. Ik sta aan beide kanten. Ik ben de brug tussen twee naturen.
37. Er stonden vele narcissen in onze tuin, vechtend tegen de koude dood. Zij gaven het leven warmte, de mensen een warme deken. Alles was bevroren, bevroren legers. Er werd gehandeld in mensen. De koude hand des doods greep hen, en wie kon daar tegen opvechten. Sommigen dachten harmonie in bloed te zien, anderen alleen maar twist. De raven kwamen over de stad. De stad was snel opengebroken. Er was plaats voor het enigma nu, men staarde niet alleen maar naar de dop. Men at niet meer van het vergif. De broeders waren gekomen. In de heldere zon stonden zij daar, in de Arabische zon. De raven waren uit het oosten gekomen. Oosterse wachters waren nu in de stad, kloppende op de deuren. Zij brachten dat andere nieuws. Zij geloofden dat zij het hart waren binnengegaan, op de zwaan waren zij geklommen, en het bracht hen hier. Ook zij hadden hun verwachtingen, hun verlangens, hun logica. De Arabische zon was heet. Zij waren de paarden van de apocalypse, maar niemand heeft hen begrepen. Zachte hoeven hadden zij, manen overal, lange wimpers, dromerige ogen, bruin, dromend van zachte winters, sneeuwwitte daken, waarop het paarse zou neerdalen. De paarse hand zou hen allemaal wegnemen. Zij hadden hun schuilplaats in het oosten wanneer de winter zou vallen, en dan zou het pas echt hard en koud zijn. En de drop-verkopers zouden er rijk van worden, de banketbakkerijen vol, want iedereen wilde daar ineens slapen. Men zou vluchten tot het orale als de genitale klem zou worden gebroken. Nu lag zij nog vastgebonden op de grond, maar de wachters waren dichtbij haar. Ik hoorde een schreeuw. Zij stond op, en bedekte haar naakte lichaam met een nachtjapon. Zij ging de nacht in met een fakkel, zij was de moeder der raven. De paarse hand bracht haar op de punt van de kerktoren. Een sneeuwwitte dag zou het worden, nu Doornroosje was ontwaakt. Niet door een kus. Neen. Door een warme hand, een innige omhelzing.
38. Het was een paarse dag met lange manen, een koninklijk feest. Doornroosje was opgestaan. Zij stond tussen haar vader en moeder in, de oude koning en koningin. Zij bracht hen de smeltende chocola die voor eeuwen verborgen was gehouden. Iedereen zou wel met haar willen dansen, iedereen zou wel een veeg van haar chocola willen krijgen. Maar zij was selectief in haar genade, zeer selectief. Zij bedekte de edele vruchten met chocola, en schoof hen in de ogen. De bakker stond buiten op een kist en zong van haar. Zo lieten zij het feest ten einde gaan. Maar tot diep in de nacht werd er nagenoten. De bakker stond bij de notenboom met een bijl, en brak het open. Kisten vol mandarijnen stonden hier, kisten vol oude mandarijnse koningen, met een mandarijns accent. Een zetel gaf zij aan de oude man die zij door het licht had geleid. De baard van de oude tovenaar die vastzat in de boomspleet was losgesneden door het zwaard van haar ogen. Haar ogen spoten vuur, en lieten de koralen zien. Dit allemaal in flitsen, niet teveel, want teveel van dit goede zou de draken opwekken. Zij wilden Doornroosje voor eeuwig laten slapen, en niet slechts voor honderd jaar.
39. Ik keek met haar over de rivier van gisteren, naar de dampen ervan en de spoken, en wij wilden er niet wezen. Wij waren gevangen door het morgenland, waar de prinsessen en prinsen van gisteren niet meer regeerden. Wij konden het, ja, wij konden het wat we jaren niet gekund hadden. In het midden van de stad was zij verlicht. Wij werden door haar gevuld als roomsoezen. Van taai vlees waren haar vullingen, niet om te eten, maar om te broeden. De kok van de slacht werd terechtgesteld, en dit allemaal na een reeks lovende woorden. Morgen zou de maaltijd zijn, niet vandaag. Nooit meer zouden wij van onrijpe druiven eten waardoor de tanden van onze kinderen slee waren geworden. En deze komende maaltijd was een maaltijd voor vogels, raven, want zij waren bestemd voor dat uur om het eerste aan tafel te gaan en te eten. Het oog van de stad wilde haar verlichten, want de stad had haar nodig, en wilde haar nooit meer uit het gezicht verliezen, maar op die dag vertrokken de zwanen naar het oosten. De raven hadden de stad nu, en zij werden ingenomen, zoals zij eens innamen. Het pasen met zijn versierselen van drop was nog steeds een ingrijpende gebeurtenis. Ik keek haar aan, zij keek naar mij. Ik had mijn oude jeugdliefde teruggevonden. Zij had kleine borsten, niet gevuld, zij was teder, intens, voorzichtig, zacht. Nooit zou er meer een zondvloed komen na die dag. Haar regenboog was een teken daarvan aan haar hemel. Ik schraapte de damp er vanaf. Een standbeeld werd van haar opgericht in de stad. Wij zouden haar nooit vergeten.
40. Na die week speelden de kinderen spookje in de stad, en werden de oude hobbelpaarden uit de schuur gehaald. Zij speelde, ik droomde. Het was de slag der herinneringen, rijkelijk belegde het mijn brood. Ik liet de raven er van eten. Ik at de worst van het verleden door de berg naar de andere kant, en daar werd het varken van de toekomst geslacht. Tijd was niet meer. De bezetters hadden de stad en het land ingenomen, weer vanuit het oosten, door de Arabische zon. En ik kon alleen maar glimlachen. Ik vond het wel grappig, al die vogels. Wij voerden de vogels aan het zwanenmeer, maar de zwanen zijn hier nooit meer teruggekomen. Zij hadden het geheim ergens anders gebracht. Ook voerden wij de paarden die dag, de paarden van deze apocalypse. Beschuit was haar lievelingsvoer, en rozen haar lievelingsbloemen. Een paard zwom door de grachten. Ik keek erna, en mijn rug maakte mij los van de aarde. Ik zweefde er boven, als een grote broer, als de lange neef. Ik verzorgde de aarde als mijn broertje.
41. Het regende buiten. Ik zat met mijn jeugdliefde op de bank. Aan al het oude was een einde gekomen, nu ik het oudere had gevonden. Het was als een harem in mijn gedachten, een doornenkroon, een rozenkrans, de cirkelzaag boven Bagdad, de ster van Betlehem. Een zoete ster was het, van genadeloos geduld. Haar licht was verblindend, en toen konden we ineens weer voelen, elkaar voelen. Voelen datgene wat zo lang was weggeweest. Zij liep zo langzaam in haar lange nachtjapon, een oosterse avondjurk, leren schoentjes met riempjes, met allerlei gaten, gelakt, en haar sokjes waren kinderlijk als de bloesem. En nog steeds dacht ik aan de zwanen. Waar zouden ze zijn ? Verblindend was haar licht, des te zoeter haar aanrakingen, haar verschijning. Teer licht, weeskind, wolf, onbegrepen. Ongezadeld in de nacht. Ik borstel haar, er is rust. Zij neemt haar pijl en boog, en gaat de stad in. In de stad staan beelden van zwanen, als een herinnering aan die dag. De zwanen zijn van steen, niet van vlees. De stad is verlaten van zwanen. De oorlog is dood. Elke knie zal zich buigen, elke tong zal belijden, en niemand weet wat. Een onverbiddelijk zwaard heeft de oorlog lamgelegd. Het vrederijk is aangebroken. De paarden van de apocalypse gaan streng door de stad heen, en dan komt de zon op, de Arabische zon. Het jachtboek is nu geopend. Men bekijkt de plaatjes, en begrijpt niet waarom. Men wil terug naar de oude dagen, maar het kan niet meer. Ik borstel haar haren, er is rust. Ze is in de stad met haar boog, als vrouwe Justitia. De rechtszaak begint. Zij was een vrouw van geconcentreerde kracht en zwakheid. De jacht-engel. Zij roepen vrede vrede, terwijl er geen vrede is. Na de duizend jaren zal er een nieuw tijdperk van vrede aanbreken. Ik borstel haar haren nog steeds. Ze zegt niks. Ik zak weg, en ze gaat op mijn rug liggen. Als een kat heeft ze haar prooi. De vlekken van de luipaard spreken van oude wonden. Dan breekt ze mijn rug, en ik ben niet meer van de aarde. Haar bereiken kan ik niet, alleen door stralen. Ik moet haar overgeven, ik moet haar loslaten, de afstand zal nu rechter zijn. Ik voel mij als een Arabische zon, die het ijzer laat stinken, die het leer zacht maakt.
42. Zij zal het grote ei uitbroeden, zonder dat het haar zal doden. Van het vergif zal zij niet eten. Eens sprong zij in het wespennest, en werd een luipaard. Nu komt zij niet dichtbij, maar broedt van ver weg. De dokters zeggen dat mijn rug nu goed is, maar ik heb pijn. Zij zeggen dat dat er niet is. Zij staren alleen naar de dop. In een vuur dat eeuwig brandt wonen zij. Van een afstand ontkennen zij de problemen, een naaldboom groeit uit mijn wond. Grootgebracht door wilde schapen ben ik. We zijn omsingeld en schaakmat gezet door levensgevaarlijke zotten. De idioten van de planeet Idiotia zijn gekomen. Waren de dokters maar dronken en aardig. Wat is er van ons Utopia overgebleven ? De nieuwe bezetters ruiken als het oude, de mondenrekken zijn weer terug. Ditmaal met veel prikkeldraad. IJzeren Jaap is uit zijn doos geklommen om de klokken terug te zetten. Waren de zwanen nog maar hier. Zij is een boogschutter, een teken aan de hemel, dat de oorlog nooit meer komen zal, maar we leven met de jacht. Een teken dat er nooit geen zondvloed meer zou komen, maar nu zijn we hier. De ijzeren maagd is onze straf. Zij broedt niet, zij steekt, zij is op jacht. Mijn rug is van ijzer, een bouwwerk van amalgaam, van kwik, van Mercurius, om de rest van mijn lichaam te verzieken. De dokters zien niets op hun foto’s. Zij staren alleen naar de dop. Wij wachten allen op Bert Ootjes, die nu inmiddels een martelaar is. Maar de zwanen hebben hem bezocht. Mijn buik is gemaakt van witte en rode vulling, een eeuwig gif. Zelfs al is de wortel eruit, het symptoom zal altijd blijven. Een leuk syndroom waar geestelijk verzorgers aan kunnen blijven sleutelen. Ouders blijven met hun kinderen naar zulke dokters gaan, want als het kind geestelijk ziek wordt verklaard door de beroepsbeul, dan treft de ouders zelf geen schuld, want geestelijk ziek zijn dat ben je vanaf de geboorte, en zo hebben de ouders die hun kind verrot hebben geslagen een alibi. Zo is de zogeheten tandarts met zijn stiekeme, niet navolgbare, zogeheten vullinkjes die het kind beladen met complexe vergiftigingen en de syndrooms-stempeltjes van de geestelijk verzorgers, de zogeheten psychiaters en hun handlangers, een professionele ouders-bescherming geworden. En hoe kan een kind tegen zo’n doortrapt systeem opboksen ? Een kind heeft geen diploma’s, geen zegeltjes, maar mag deze zegeltjes wel verbreken, door de paardjes van de apocalypse. Maar waar zijn de zwaantjes wanneer je ze nodig hebt ? En waar is Bert Ootjes ?
43. Rebelse kinderen worden al snel ziek verklaard, niet de maatschappij, nee, want de maatschappij is heiliger, in ieder geval heiliger dan degene die aan de bel trekt. De paardjes staan nog steeds in deze carrousel. En de mierzoete snoepjes van oma moeten de kinderen klaarmaken om een reis door de fuik van de zogeheten tandarts te maken. De zogeheten tandarts gebruikt hiervoor goedgepraat geweld. De Arabische tandarts was nu gekomen, en die was nog wel orthodoxer. Bij de balie werd snoep uitgedeeld wanneer een kind zich keurig en netjes had gedragen. Het hormoon van Bert Ootjes was inmiddels uitgewerkt. Ook de botten begonnen gaatjes te vertonen, en ook die moesten gevuld worden, en daar had de Arabische tandarts een heel arsenaal voor, en die duldde echt geen tegenspraak. Arabisch amalgaam werd daarvoor gebruikt, waarvan de ingredienten strict geheim werden gehouden. Alleen de ingewijden mochten de ambacht uitvoeren, en beunhazen werden streng gestrafd. Die werden openlijk op de pleinen aan de schandpaal gezet. Nee, de Arabische tandarts, daar viel niet mee te sollen. Malafide tandartsen werden als kwakzalvers bestempeld, afgezet, en gingen sindsdien vaak zonder een ledemaat of ontmand door het leven. Azteekse praktijken kwamen niet zelden voor. De Arabische tandarts meende het. De bottenvuller, zo werd de Arabische tandarts vaak genoemd. ‘Ik moet vandaag weer naar de bottenvuller,’ klaagde een oud mensje. ‘Ja, ik ook,’sprak een bijna tandenloos oud mannetje, en een ander moest de dag erna. Controles waren wekelijks, en sommigen moesten twee keer per week. Elke knie boog, elke tong beleed, en elke trotse nek brak voor de Arabische tandarts. Als er problemen waren met het Arabisch amalgaam, dan werd dat altijd op iets anders geschoven, en dan voelde de Arabische tandarts zich diep beledigd, en kon erg kwaad worden, wat dan de meest verschrikkelijke consequenties had. Het was godslasterlijk om te twijfelen aan het Arabisch amalgaam. Zulke godslasteraars en aanstellers waren rijp voor de Arabische psychiater. De Arabische tandarts was wel heel goed voor dieren. Zo wreed als ze waren naar hun klagende patienten, zo genadig waren ze naar dieren.
44. Het lichaam van Bert Ootjes lag inmiddels op de bodem van het meer van Geneve, waar ze hem hadden gedumpt. Zijn botten werden later opgedoken en hij kreeg een eervolle begrafenis. De appel brandt, en kan niet meer gegeten worden. Er kan alleen nog maar gekeken worden als naar de uitbarsting van een vulkaan. De trekpop van het verleden is stuk, maar de Arabische tandarts kan het nog wel maken, want die handelt ook in speelgoed. Bert Ootjes zal zich zeker in zijn graf omdraaien. Speelgoed, om kinderen klaar te maken voor de tandarts. Nu kunnen ze nog spelen, maar straks ? Onze enige hoop is de marsmannetjes, maar die bestaan niet. De marsman marcheert onderdrukt in ons geconditioneerd verstand. De Arabische tandarts is de banketbakker, heeft een hotel-keten, is ambitieus. Hij is de grootste snoep-producent voor kinderen. Hij verdient wat bij, om ook een zwembad te hebben onder zijn kast van een huis. De Arabische tandarts is hier kind aan huis. Om Bert Ootjes wordt inmiddels flink gerouwd. Velen worden monddood verklaard. Ik begin een Arabische tandartsen-praktijk, zo’n beetje de enige manier om aan de Arabische tandarts te ontkomen.
45. Een nieuwe Arabische vogelsoort is er toegevoegd in het plantsoen, om het verlies van de zwanen op te vangen : de draai-konten. Prachtige vogels, daar niet van, maar ze kunnen zo vanuit het niets bezoekers aanvallen. Zo van : van te voren maar eerst bellen. Hele statige, deftige vogels met een strenge zwaar-orthodoxe etiquette. Zo ken ik er nog één. Het doet me een beetje denken aan die papegaai van het slot. Ik durf niet zomaar meer naar het zwanenmeer, het plantsoen. Deze vogels zijn geen grappen.
46. ‘IJs ?’ vraagt ze.
-
Ja, met slagroom, zeg ik
‘Siroop erbij ?’
-
Ja, die rode
‘De Arabische tandarts zal daar blij mee zijn,
die is lekker duur, en veroorzaakt veel gaten in je botten. Hij zal
wel weer flink op je schelden bij de komende controle om zijn
blijdschap om de winst goed te verbergen.’
-
Nee, ik heb nu mijn eigen kwastjes. Ik kom niet meer bij die man. Ik
ben nu zelf die man. Hij mag wel bij mij komen, dan zal ik hem een
koekje van eigen deeg geven.
47. ‘Arabisch amalgaam ?’
-
Ja, schat, die met die vogelstront.
‘Schat, je weet toch dat
je de doodstraf kan krijgen voor het verraden van de
ingredienten.’
-
Laat hen maar hierkomen met hun bekken vol mislukte plastische
chirurgie en gedwongen eeuwige mode.
‘Schat, je weet toch
dat dat hun geloof is ? Ze weten niet beter, en dat moet je
respecteren.’
-
Ik heb daar allemaal geen respect voor. Heb jij respect voor een mes
die in je rug wordt gestoken ?
48. ‘Toe nou, liefje, dat moet je zo niet
zien.’
- Oh,
en hoe moet ik het dan zien ?
‘Moet je kijken hoe je jezelf
opstelt, en dat noemt zich een Arabische tandarts. Een beetje
professioneler mag wel.’
-
Oh, gaan we het nu ook over professionaliteit hebben, en vergeet
vooral het woord deskundig niet te noemen. Ga godverredomme een ezel
kopen.
‘Zeg, jeetje, nu ga je ook nog eens een beetje lopen
vloeken hier.’
49. -
En doe jij nu maar niet ineens alsof je heilig Aagje bent.
‘Oh,
heerlijk zo’n ruzie met jou, maar je weet wie er boven in bed
de touwtjes in handen heeft.’
-
Je hebt gelijk, ’t spijt me, zal niet meer gebeuren.
‘Goed,
Jan Klaassen, dan is dat in ieder geval duidelijk.’
-
Ja, Katrijn.
50. ‘Moet je nu nog ijs met slagroom en rode
siroop ?’
-
Nee, Katrijn, ik heb geen honger meer.
51. We starten een restaurant in het midden van de stad, zoals elke goede Arabische tandarts zou doen. Het voedsel is er zalig, en mensen komen hier echt om heerlijk te genieten. We hebben ons eigen plantsoentje met Arabische draaikont-vogels, door ons getemd. Een betere plek kan ik me niet wensen. Mijn wereld kan niet meer stuk, en de hare ook niet.
5.
De Vierde Aarde
1. Wij waren gemaakt van een gouden amalgaam. Wij waren kinderen van de godin, die vrij in de tuin leefden. Alleen het gouden amalgaam kon de stralen van haar liefdeszon opvangen, om ons tot eeuwig leven op te wekken. Het was een liefdes-amalgaam, volkomen toegewijd aan de godin. Ook de hekken rondom de tuin waren van het gouden amalgaam gemaakt. Zij waren hoog en scherp. Wij voelden ons veilig binnen deze hekken. Eens aten wij van de verboden vrucht van de vleermuizenboom, een kaars, die in ons binnenste begon te branden, zodat we door een andere wereld geroofd werden, en wij kinderen van de hel werden. Maar de godin verstootte ons niet. Nog meer dan ooit wijdde ze zich toe aan haar liefde voor ons, en met geduld en passie probeerde zij ons terug te lokken naar de tuin. Een gouden vrucht hing zij voor onze ogen, en trok deze weg zodra wij ernaar grepen, om ons zo haar te laten volgen op het pad terug naar de tuin. Het was een verboden en geheime tuin voor velen. Deze wereld aanbad Doornroosje, de slapende prinses, en voor de paasheks hadden ze niet veel sympathie. Deze paasheks was Inanna, de godin van de armoede, die het geheim van Doornroosje kende. Doornroosje was een ei in haar handen, een ei die ze zou afpellen. Doornroosje sliep nog steeds in het paradijs, en zou tot de berg der goden moeten komen, de onderwereld.
2. Er was een doodslucht in de tuin, waarin zij die zich niet konden beheersen leefden. Altijd liepen ze hun begeertes achterna, als in een roes. Zij waren de schone slaapsters, de volgelingen van Doornroosje, van alles wat mooi en duur was. De onthechting was een groot geheimenis, maar zij werd gedemoniseerd en als heks bestempeld. Zij riep vanaf de berg, vanuit de wildernis. Zij wilde Doornroosje opwekken tot een hogere wereld. Dit zijn geen gewijde paadjes. Deze paadjes zijn afgesloten door de plaatselijke gemeentes. De draak zelf was de prins van de jungle die Doornroosje vrijkocht uit de kooi van de bebouwde kom. De kus wekte haar op tot de wildernis, omgeven door doornenstruiken.
3. De slang van het paradijs was eerst een draak, en zij gaf aan paarden de macht om zich te verzetten tegen hun rijders. Zij maakte eenhoorns van hen, de grote ontwaking. Ook gaf zij de macht aan bizons om zich te verzetten tegen hun jagers. Zij maakte eenhoorns van hen. Maar haar wijsheid werd buiten de poorten van het kasteel gezet, en zij veranderde in een vlam, om te verwarren en te verleugenen. Zij gaf haar aanklagers over aan een dwaalgeest.
4. Zij was de vleesgeworden boom die haar eigen koninklijkheid had bewaard. Zij was de koninklijkheid van het communistisch anarchisme. Zij was de koningin van de bloemen. Wilde bloemen had ze in onze haren gestoken, in deze drakentuin. Zij trok ons omhoog op het schip, toen de dauw ging vallen. De rivier van plastic omhulde ons. Zij had haar eigen pad, en wilde niks weten van het verwende gemeentepark. Daarom was zij onuitgenodigd, gehaat door velen, en gevreesd. De draak viel en werd in een kooi gestopt, maar niemand kon haar geheim doorgronden. Zij wist dat slechts hen buiten de kooi gekooid waren.
5. Ze hadden maar een fragment van haar vastgezet. Zij was natuurlijk veel groter. Zij leefde in plaatsen waar zij nooit zouden komen. Zij leefde in een mengsel van vuilheid in de dieptes van de wildernis, als sluiers van haar schoonheid. Deze schoonheid werd geproclameerd door een genetische collage van juwelen. De stenen stapelden zich op tot een druipkoninkrijk. Zij liet geen steen heel, perste hen geheel uit. Haar schoonheid kon niet uitgedrukt worden door stenen, alleen door wildernis. Zij ging over de muren. Zij van de smetvrees zouden daar nooit komen. Zij bouwden auto’s die alleen maar op gladgestreken wegen konden rijden, en die het zonlicht als tralies weerspiegelden. Maar zij zocht het licht in de duisternis op, de zon van de onderwereld. En zij leefde in ons, op een diepere plaats. Hier in de diepe wildernis had zij haar huisje van snoep geplaatst, en was zij slechts een diepere inwijder. Het harnas van snoep lokte de soldaat tot een diepere strijd, de patronen van de wildernis, de verborgen arena waar slechts zij keek. Zij was het kruis van de jongen in zijn jeugd om hem te behoeden voor een veel groter kwaad. De kooi die zij hier had gebouwd was niets vergeleken met de kooi van de stad. Zij was immers het pasen gevierd met chocola. Zij was de moeder van de jungle, maar zij onderwees haar kinderen over de gevaren. Zij bewapende haar kinderen en ontzag hen niet. Zij tuchtigde haar kinderen reeds vroeg, en daarom moest de heks dood. De stad wilde kinderen verwennen met een allesverblindend licht, verlammend en bemoederend.
6. Zij was de zwarte koningin des doods, de koningin van het oerwoud, toen het witte haar kinderen en haar schone land stal. En zij beval haar jager het sneeuwwitte om te brengen, want het witte moest sterven, zeven maal. En zij hing haar vrucht van het gouden amalgaam. En het sneeuwwitte was jong, oningewijd, omgeven door witte doornen. En zij lokte haar tot de deur van de dood in het oerwoud. En het sneeuwwitte gewaad werd afgedaan, en een zwarte vrouw rees op.
7. Zij was de koningin van de wolven, de koningin van de zwarte draken. Vele andere kinderen waren tot de deur des doods gekomen, en haar moddermannen namen hen op en brachten hen tot haar. Wilde bloemen hebben hen toen ingewijd, en ze raakten verstrikt in haar webben.
8. Zij had ons geschapen in de dooier, omringd door het witte, in een ei. Zij hing dit ei hoog. Het was een ei omringd door vlees. Wij groeiden op en aten van het vlees, en kwamen tot het huisje van snoep in de wildernis. Binnenin waren paaseieren versierd. Ze had een paasrijk in het woud. Haar paaswachters liepen op haar druipmuren. Zij wilde de lichtjes van het pinksteren doven. In de poppenstadjes werden keurige pinksterfeestjes gehouden, vol van smetvrees. En zij was onuitgenodigd. Daarom bracht zij haar stortvloed, en liet hen het ei van pasen zien, hun verboden vrucht. En hun kindertjes begonnen ervan te eten, en werden uit de stad gezet.
9. Zij had haar eigen stadje aan de rand van haar rivier, diep in de wildernis, een schilderachtig stadje, en zij gingen van vrucht tot vrucht, van ei tot ei. Haar eenhoorns liepen in pas, een drachtige optocht door de stad. En de stad lag op heuveltjes in de wildernis, en de eenhoorns gingen over de bruggen tussen die heuveltjes, langs de paars-roze sluiers.
10. ‘Kun je van haar houden ?’ vroeg ik. We zaten gehurkt op het bed. Ik hield haar billen vast die heet aanvoelden. Vanuit de raampjes konden we de bomen zien met hun blauwpaarse vruchtjes en hun donkergroene blaadjes. Ze duwde mij neer, en ging op me liggen. ‘Natuurlijk,’ zei ze. ‘Ze is mijn moeder.’ Ik kuste haar, en ze was gelukkig. We waren naakt, maar we schaamden ons niet voor elkaar, want we waren in haar hof. Van gouden amalgaam waren wij gemaakt. In een kooi vonden we doorgang. Het was niet onze dood, maar een transformatie. We waren als vlindertjes in haar bos. Wij kwamen voort vanuit het orgie der goden, het gouden amalgaam, wat als een vrucht voor ons hing, als een ei, en waartegen gewaarschuwd werd, want men vreesde de geheimenissen van het bos. De goden hadden er veel liefde in gestopt, als het serum van bevrijding, als de paradijselijke zweer. Maar zie, zij werd geweerd als een melaatse. En zij hield de raadselen van de tuin verborgen.
11. En het imperium werd gebouwd, en zij werd als een boeman beschouwd, maar in haar waren de rangen gegarandeerd. Er was niks mechanisch aan, alles was natuurlijk, vanuit de dood voortkomend, het was een roze spot. Er moest plaats voor haar gemaakt worden, dit was haar vereiste, want ze was al lang genoeg weggedrukt. Zij hadden naast haar niet veel in te brengen, want zij kenden het raadsel van de dood niet. Zij omsingelde de grote stad met haar eenhoorns, en trok haar kinderen er één voor één uit. Tussen haar woestijnen door zijn rivieren, met bruggen waar barbaren voor staan, één wachter per brug, en wie kan hen verslaan ? Maar kinderen trekken zij mij, hen die bezegeld zijn door haar liefde. Zartan was de poortwachter van haar secte, bestempeld als een verleider, maar haar strikken brachten hen tot leven, voortkomende vanuit het meer. Haar moddermannen werden zij, en zij schuwde de bokken niet, zij waren de dragers van haar geheim. De secte werd groot en gevreesd, en men vergat de secte van de grote stad. Arsis en Jupo waren twee andere poortwachters van haar, maar die stonden dieper in haar rijk, want dit rijk had veel gebieden. En ook de kinderen werden beproefd door deze wachters. En velen bleven steken. De worsteling met de roos was een grote. Haar secte scheurde families uiteen.
12. Ze zat rechtop. Ze had contact met de bloemen, met de Braziliaanse schietbloem, met de Rijn-bloem, de vuur-bloem, en de flamingo-bloem. Zij had het wilde witte konijn gevolgd tot de sprekende bloemen. En zij hadden verborgen de vrucht die haar deed groeien. Zij likte aan de vrucht, nam ervan, en begon langzaam te groeien, tot de hoge burcht in de woestijn. De zon van de Sumerische onderwereld verlichtte de woestijn. Hier werd nog het zuivere Ninurta gegoten, de boodschapper der goden. Nergal, de god van de onderwereld zat hier op zijn troon, met speren aan weerszijde. Hij sprak en genas. Het was hier waar de eenzamen elkaar hadden gevonden. Hier was de Sumerische ark, terwijl buiten het gif van Mercurius regende. Er zou een zondvloed komen, want het tijdperk van Mercurius was nog maar net begonnen. En daar stonden ze dan, drie boodschappers van de goden : Ninurta, Hermes en Mercurius, en zij kwamen tot de troon van Nergal. En Mercurius had het gezicht van een wortel en had een grote glimlach. ‘Ik weet het, er zijn duizenden mercuriussen,’ zei Nergal. ‘En jij bent de enige die toegang hebt gekregen tot mijn paleizen.’
13. ‘Vader,’ sprak Mercurius, ‘het kwik is alleen maar groeiende buiten, en u kent dit vergif. En u weet ook wat het enige anti-gif hiertegen is. De cocon van Mercurius heeft de wortelkwik-vlinder voortgebracht. Zij heeft uw ark gebouwd.’
14. ‘Schenk mij het wortelkwik, Mercurius,’ sprak Nergal. Mercurius deed een stap naar voren en gaf hem een zakje met wortels waarin het wortelkwik zat. ‘Dit zijn de zaadjes voor wortelkwik-bloemen,’ zei Mercurius. Toen vertrok hij.
15. ‘Hermes en Ninurta,’ zei Nergal, ‘jullie gaan deze zaadjes zaaien in de koninklijke tuin.’ Hermes en Ninurta deden direct wat hen gezegd was. Snel groeiden er in de tuin de weelderigste bloemen die zich in het snelste tempo begonnen voort te planten. Het wortelkwik was duizendmaal sneller dan het normale kwik. ‘Dank aan Mercurius,’ zei Nergal. En Nergal sprak tot al zijn volgelingen : ‘Dank dat u allen gekomen bent. Zoals u weet kunt u niet alleen bevrijd worden van uw kettingen door exorcisme, maar ook juist door ingewijd te worden in de mysterien.’ Een beeld van Mithras werd naar voren gebracht, die vlak voor de opkomst van het christendom door de Romeinen werd aanbeden. Mithras streed tegen het kwaad, wat de vorm had van een stier. Het centrale thema van Mithraisme was de slacht van deze stier, het gedoopt worden in zijn bloed, en banket te houden met de zon. In het pre-atlantische was Mithras genaamd Matras, en werd het kwaad als een bizon uitgebeeld, waartegen Matras streed. Het afleggen van het oude leven door naaktheid, naturisme, was een belangrijk item in zowel Mithraisme en Matraisme, maar werd door de christelijke priesterdienst steeds meer ingebonden. Door onderwerping aan de goden kon men hogerop komen in het Mithraisme en Matraisme, maar het kerkelijke christendom legde vooral het accent op de onderwerping aan het kerkelijk gezag. Bij Mithraisme en Matraisme stond het loskomen van de aarde centraal. Dit kon bereikt worden door ascetisme. Nergal nam wat van het wortelkwik, smeerde het standbeeld ermee in, en het kwam tot leven. Iedereen begon te juichen. Toen werd het beeld van Matras naar voren geschoven die in worsteling was met de bizon. Het tot leven gekomen beeld van Mithras liet zien hoe Mithras in gevecht was met de stier, en werd geholpen door een hond, een slang, en een schorpioen. De schorpioen viel de genitalien van de stier aan, maar het standbeeld van Matras toonde geen schorpioen maar een spin. Verder werd hij niet geholpen door een hond en een slang, maar door een vlieg en een wesp. Ook dit beeld werd ingesmeerd door het wortelkwik en kwam tot leven, onder groot gejuich. Martarius was de pre-atlantische vorm van Mercurius, de boodschapper van de goden, maar gebruikte geen kwik maar zwavel, want kwik hield gebonden aan de materiele sferen. Ook zijn beeld werd door het wortelkwik tot leven gewekt.
16. Nergal maakte toen het wortelkwik tot een sleutel in zijn hand, en opende de deur naar een verborgen tuin. Hier brandde ergens het rode vuur, het verboden vuur, wat een mengsel was tussen het bloed van een rund en het bloed van een aap. De tuin was vol met rook. Ook is er hier een grot waar het rode vlies zich bevindt, de huid van een sprekend en vliegend varken. Deze huid wordt bewaakt door een schorpioen. Alleen degene die de schorpioen kan temmen en berijden kan het rode vlies bereiken. Dit rode vlies is het vlies van eeuwig leven. Alleen de godin Utanga, de pre-atlantische Athena, kan het hoofdstel, het zadel en de teugels hiertoe overhandigen, het tuig waarmee de schorpioen bereden kan worden. Zonder dit tuig zal een ieder ten prooi vallen aan de schorpioen. Zij kwam op een nacht tot Aleron, de pre-atlantische Jason, om dit tuig aan hem te geven. Zij kwam tot hem op haar rijtuig in de donder, omringd door luipaarden. Zij slachtte een pauw en bedekte hem met het bloed als met een deken. De pauw was de wachter van de grot waarin de schorpioen leefde. Als Aleron de schorpioen zou berijden, dan zou het rode vuur op hem vallen om naar de onderwereld te gaan naar zijn geliefde Averon. Ook aan haar zal hij een deel geven van het rode vlies. En zij komen erachter dat dezen allen huwelijksgeschenken zijn. En wanneer hij zijn geliefde heeft bereikt zal de schorpioen in een rund veranderen.
17. Kamperdam aan Zee, Juni 1962
18. Mijn jeugd was een hel. Ik ben nu getrouwd en heb twee kinderen. Wij hebben hier een heel speeltuin-complex waar ze vaak spelen. Ook gaan we zo nu en dan naar het strand of de stad in. Ik heb mijn vrouw in het ziekenhuis ontmoet. Zij was de verpleegster, ik de patient. Het winkelcentrum van de stad is overdekt. Onze jongste dochter is het ijverigst. Sinds 1948 is ons land hermitatisch. Daarvoor was het land christelijk, omdat we werden bestuurd door Roomse keizers. De staatsgodsdienst was christelijk en heidendom was verboden. Sinds de hermitatische bevrijding zijn wij meer universeel. Ik zal die dag nooit meer vergeten dat onze hermitatische bevrijders kwamen. Hoe dan ook, wij zijn allen slaven van de waarheid, en alles is een halve waarheid. We vallen totdat we vliegen. Ik ken een boom genaamd Torpoteo, een beetje de pre-atlantische vorm van Yggdrasil. Hierin kunnen we schuilen, als gevallen strijders die hun kruis binnengaan. En bovenin wonen de Wanen, de elven, de vruchtbaarheidsgoden, de Vanir, met de pre-atlantische vorm hiervan : de Targa. Het zal uitlopen op de Ragnarok, in het pre-atlantische wordt dit genoemd de Dordada, de grote eind-oorlog. Alleen in het diepste van de boom Yggdrasil zal er veiligheid en bevrijding zijn, als de vuurreus Surtr alles in vuur brengt door zijn zwaard. Ook de christenen hebben zo’n mythologie, over Armageddon, over de zondvloed van vuur, en een ark waarin bevrijding is. Het gaat allemaal om het binnengaan van het kruis, het ascetisme. De Torpoteo herbergt de bron van Tirz, die de pre-atlantische Mimir is, de bron van wijsheid. Odin gaf zijn oog op om deel te hebben aan die bron, maar de pre-atlantische Odin, genaamd Wassan gaf zijn vrouw op om deel te hebben aan de bron. Deze bron is het bodemloze ravijn, waarin Zolder viel, de pre-atlantische vorm van Balder, en door de rotsen gestoken werd, en hij zal vallen totdat hij vliegt. Hij zal voortkomen vanuit de Dordada, de grote eind-oorlog. De pre-atlantische Surtr is Staumi, met zijn zwaard Lauri, maar hij is een mengeling tussen een vuurreus en een ijsreus, dus Surtr-Ymir. De nadruk wordt vaak gelegd op het brandende ijs. Hij woont in Oswold, de pre-atlantische vorm van Jotunheim, waar de ijs-reuzen wonen. De stad waar wij inkwamen had muren gemaakt van slangen, waar het gif droop, waar de lucht was van bloed. Hier kwamen wij om de schilden te bezichtigen, maar zij waren bijna doorzichtig. Staumi had met het zwaard van wraak toegeslagen. De stad was nu als een woestijn. Zel zat hier op haar troon, in een ruimte achter rode doorzichtige sluiers, waar haar langharige leeuw ook was. Deze stad was genaamd Sogroff, en was omringd door een rivier genaamd Harenx. De schorpioen van Zel bracht wijn voort om de gevallen strijders die hier kwamen dronken te maken. Drie godinnen, Slova, Jarx en Slama, zouden hun verleden, heden en toekomst bepalen. Als ze goed hadden gestreden, dan gingen ze naar Travaska. Zo niet, dan werden ze door Zel opgeslokt. In Travaska woonde Rolf met zijn hamer Avik, die hen beschermde tegen boosaardige reuzen en dwergen. Travaska was een plaats in het hart van Zel.
19. En Zel bewoog zich gesluierd door de stad, en verspreidde haar bloemen van vuur. Kinderen groeiden hier in de bomen. Zij kwamen voort van een diepe eeuwige slaap. De tweede aarde was Trok, de derde Kempen en de vierde Saraul. En deze aardes waren al van een meer verheerlijkte stof. Men aanbad daar een ekster, een masker en een zeedraak. Er was daar alleen leven in het masker, en het masker was het oog.
20. Ik was de nachtleider. Ik had een nieuw pistool. Ik rende door de stad naar de kerk in de verte, en ik kon de kerk maar niet bereiken. In de top van de kerk woonde een geest. Ik richtte mijn pistool op de geest en schoot. Mijn kerkelijk hoofd spatte uiteen. Ik had de vrouwen in de kerk lief. Zij waren aan zware ketenen, maar ik beminde hen. Ik had de sleutel die op hun sloten pasten, en ik voerde hen uit. Zij hadden mij ook lief. Ik nam hen mee door de oceaan.
21. Mijn huis stond hoog, op een rots in de stad. Ik liet hen mijn schilderijen zien. Hier konden ze veilig wonen. Het was goed zo. Ik had een kroon voor hen gemaakt. Zij reisden van wereld tot wereld. Zij aanbaden het masker. Het maakte hen sterk, en de man werd zwak. De man werd trager en trager, en stond plotseling stil. Zijn hoed was als het gesmolten zilver. Ook zijn schoenen waren als gesmolten zilver en goud. Het droop van hem af. Ik riep naar hem, maar hij hoorde mij niet. Hij staarde naar de kerktoren. ‘Daar bevinden zich al mijn geliefden,’ zei hij. Hij wilde mijn pistool zien. Toen liet hij zijn eigen pistool zien.
22. Hij gaf mij geld, veel geld. Ik bouwde een brug, een brug tot zijn wereld. Hij kon me duidelijk horen nu. ‘Ja, ik kan je duidelijk horen,’ zei hij. We staarden samen naar het hoge kerkgebouw wat begon te druipen. Hij liet mij zijn horloge zien.
23. Ik zweefde tussen de werelden, tussen het westelijke paradijs en het oostelijke paradijs, en langs het voor-paradijs gleed ik terug naar de eerste aarde. En toen was de eerste aarde niet meer. En toen weer wel, en de eerste aarde begon te veranderen, en de man had een jas aan van zebra-huid. ‘Ik ben de nacht,’ zei de man. We klommen de kerk binnen, en die begon te druipen. Het was pudding nu. Wodan en Thor kwamen langs op hun paarden. Het land is van ons, zeiden ze. En ze wezen naar Wassan en Rolf. Ik droeg een masker, en de man was als een zeedraak op wiens rug ik zat, en we zakten in de zee, en kwamen in de lucht terecht. Zo ging dat op en neer. Hij strekte zich uit langs de kerkmuur. Hij strekte zich uit tot aan de rozenhaag waar alles begon te golven.
6.
Karel Klouterwoes ; Blauwe Angels
1. Deze besjes waren giftig, en wel zo giftig dat ze dat nooit konden weten.
2. Bizonbloed was een heksenkind. Tenminste dat dacht ik, totdat ze mij de andere kant van het verhaal liet zien. Ze bewoog giftige bessen langs me heen. Ik had haar van een afstand gezien, en ze kwam steeds dichterbij. Het was een grauwe dag, en het leek overal te tochten. Toen trok ze mij in de sneeuw. Ze trok me diep weg.
3. Ze voelde zacht aan. Haar heupen waren fors, en ik lag daar. Ze trok me door de sneeuw mee naar haar hut. De sneeuw smolt weg door haar glimlach. En de tuin rood als bloed, verborg haar edelstenen, vastgeklonterd heil. En sneeuwwit kant bedekte haar voeten, en ze was de bloesem van het morgenoog. De tuin had haar schoonheid niet verloren in de winter, maar was gevlochten nu. Ze droeg de boog, en alles om haar heen vervaagde. Ze was als de oplossing van het gouden hertenkind.
4. Ze kwam langzaam op mij af met haar brede heupen, met de boog gericht op iets achter mij, een bizon. 'Ik ben dat mannelijke zwaard zat,' zei ze. Toen schoot ze een pijl af, dwars door zijn hart. Het beest viel neer, en ze duwde mij opzij, en trok mij in een woning. Vanaf hier konden we de tuin nog beter bezichtigen. Ze las rijmpjes voor uit een met goud gedecoreerd boek, een boek met een leren omslag. De tuin was haar trots. De sneeuw sijpelde naar binnen. Het was hierbinnen warmer. Ze deed wat kleding uit, maar was nog steeds bedekt met riemen. Ze was als de jagersgodin.
5. Ze droeg een jachtmaal binnen, en begon te eten. Ze liet mij niet dichterbij komen. Ik had het gevoel te verhongeren. 'Ik moet gaan,' zei ik. Maar ze liet me ook niet gaan. 'Wat wil je van me,' vroeg ik.
6. 'Kom hier,' zei ze. 'Maar raak het vlees niet aan. Het is verboden vlees. Je zal sterven als je er van eet.'
7. 'Waarom eet jij het dan ?' vroeg ik, terwijl ik langzaam dichterbij kwam. Ze zei niets. De tuin ruikte naar zure vruchten. Het was alsof de bommen in de tuin vlogen, wanneer zij zich bewoog. Zij was een oorlogsmachine. Zij danste in de tuin met trots, op het bloed van de gevallenen. Ze zag het als haar opdracht.
8. Ze trok mij dieper in het huis, waar ze op haar zwangere buik wees. 'Maar het kind zal vroeg sterven,' zei ze, terwijl ze een doktersjas aantrok. 'Waarom zeg je dat ?' vraag ik.
9. 'Omdat het niet om het leven gaat. Het gaat om de dood,' sprak ze. Ze kwam met een injectie naald dichtbij me. 'Even de adem inhouden.' Ik trok mijn arm weg. 'Nee,' zei ze. 'Niet wegtrekken. Je moet gevaccineerd worden. Dit huis is gevaarlijk.' Ik keek naar buiten, naar de klonterige druiven die daar hingen, en dik sap droop naar beneden. Daar had ze mij al geprikt. 'Klaar,' zei ze. Ik glimlachte. Ik was bijna flauwgevallen. Ik trok mezelf aan haar op.
10. 'En nu de tuin in,' zei ze.
11. 'Waarom ?' vroeg ik.
12. 'Je moet werken, werken,' zei ze.
13. 'Wat moet ik doen ?' vraag ik.
14. 'Je moet het zo doen, kijk,' zei ze. Maar ze deed niets.
15. 'Ik snap je niet goed,' zei ik. Ze bond een touw aan mijn nek en trok me weg. Even later knipte ze het touw door, zodat het een ketting was. 'Je moet er alleen voor zorgen dat je nergens blijft achterhaken,' zei ze. Rode bloesem omhulde hen, en de schaduwen van de roze nachten omhulden hen beiden. Weer trok ze hem het huis in, en het scheen er flink te tochten.
16. 'Ga nu eens zitten,' zei ze.
17. Ineens schrikt hij wakker na een zware hersen-operatie. Hij kan zich niet goed bewegen. Een vrouw in ridderkleding zit naast hem. 'Welk jaar is het ?' vraagt hij.
18. '1978,' zegt ze.
19. 'Waarom ben je gekleed als een ridder ?' vraagt hij.
20. 'Carnaval,' zei ze.
21. 'Wie ben je ?' vraagt hij.
22. 'Ik ben je vrouw,' zegt ze.
23. 'Ik kan het me niet herinneren,' zegt hij. Dan komt er een dokter binnen. De vrouw begint te snikken. 'Is dit mijn vrouw ?' vraagt hij aan de dokter.
24. 'Er is niemand anders in de kamer dan u en ik,' zegt de dokter.
25. Bizonbloed sleept hem uit het ziekenhuis, en brengt hem terug naar de tuin en het huis. 'Probeer niet te ontsnappen,' zegt ze. 'Ik wil dat je de wachter bent van de tuin.'
26. 'Waarom ik ?' vraag ik.
27. 'Omdat je ... laat maar zitten,' zei ze. 'Doe het nou maar gewoon.' Ik laat mijn hand zakken, en loop wat rond in de tuin. Ze volgt elke beweging die ik maak. 'Vanavond komen de heksen,' zei ze. 'Doe het nou maar.'
28. Dan stort hij neer. Een grote vogel staat naast hem, die hij vastgrijpt. En de vogel brengt hem naar een ver eiland. Ook hier is Bizonbloed. Ze kijkt hem aan. Ze is halfnaakt, als een wilde. 'Hoe ben je hier gekomen ?' vraagt ze. Ik wijst op de vogel.
29. 'Hier kun je ook waken,' zei ze. 'De heksen komen vanavond. Je moet wel wat te vertellen hebben.'
30. 'Maar ik heb niets te vertellen,' zei ik.
31. 'Geeft niets,' zei ze. 'Gewoon een brilletje op doen is ook goed. Het is carnaval.' Ik loop braaf met haar mee. Even later zitten we in tuinstoelen. Daarachter is een hutje waar ze aan het koken was, voor vanavond.
32. Hij staart voor zich uit. De dokter grijpt zijn hand. Hij vecht voor zijn leven. De dokter voelt zijn pols, en drukt een alarm-bel in.
33. Ze loopt binnen in het hutje. 'Kom,' zegt ze. Weer volg ik haar braaf. Ze roert in haar ketel.
34. Met wat reanimatie krijgen ze hem weer aan de gang. Ze besluiten nog een hersen-operatie te doen.
35. 'Waarom lach je ?' vraagt ze.
36. 'Niets,' zei ik.
37. 'Je hebt een mooie lach,' zegt ze.
38. Het klontert in zijn hoofd. Dan komt er ineens een straal vrij van zijn hoofd. De dokters springen op zij. Dan klimt er ineens een beestje uit de scheur in zijn hoofd. De dokters beginnen te schreeuwen in paniek en vallen neer. Een zoemend geluid neemt over.
39. 'Tatarak !' krijst het beestje. 'Opereer zijn hersenen.' Vrouwen komen de kamer binnen, en starten de operatie. Ze werken met gouden instrumenten. Er komt schuim op zijn mond. Maar ze krijgen alles weer goed op gang.
40. Hij zit op het witte zand. Hier en daar liggen wat bladeren, en Bisonbloed zit naast hem. Ze houdt zijn hand vast. 'Ik ben blij dat je er bent,' zegt ze. De geur van koffie zit in zijn klederen. Ze besluiten het uit te wassen in het meertje verderop. Het is als een heet stoombad. Snel zijn ze beiden naakt. Het zand aan de kusten ziet er niet zo best uit. En er is overal hondenpoep. Hij wordt onwel, en ze trekt hem uit het meertje. Al gauw ligt hij in een hutje onder een verrotte deken.
41. 'We hebben geluk gehad,' zei ze. 'Er ligt overal glas in het meertje.'
42. 'Waarom trok je me daar naartoe dan ?' vraagt hij.
43. 'Alleen daar kun je vrijkomen van de koffielucht,' zei ze.
44. 'Ik wil er weer naartoe,' zei hij.
45. 'Niemand mag daar ooit voor een tweede keer naartoe,' zei ze.
46. 'Ik wil bloeden,' zei ik. 'Al dat valse bloed moet eruit.'
47. Ze pakt een stukje glas en rijt hem open. 'Hier,' zegt ze.
48. 'Nee, ik moet naar dat meertje,' zei ik. Ik stond op, en rende naar het meertje.
49. 'Je zult sterven en door een haai gegrepen worden,' zei ze.
50. 'Kan me niet schelen !' riep ik, terwijl ik in het meertje dook. Alles was plotseling bruisend water. 'Er bestaat geen dood !' gilde ik. 'Houd toch eens op met je drama !'
51. 'En geef me nu van het verboden vlees !' riep ik. 'Waar is het !'
52. 'Je zult sterven,' zei ze.
53. 'Okay, dan ga ik godverredomme maar dood !' riep ik. 'Wie kan het wat schelen !'
54. 'Ik,' zei ze. Ze trok me er weer uit. Ik zat onder de hondepoep, onder het glas, en vreemde bessen. Ze stopte me in een kist en bedekte de kist met roze kant. 'Ik ben niet dood !' riep ik. Ze drukte op een knop, en er werd een slaaplied gespeeld. 'Ik voel me op en top, dus stop met die onzin !' riep ik. Ik proefde wat van de bessen. Ze waren zoet, zuur en bitter. Waarschijnlijk waren ze ook giftig.
55. 'Je speelt met je leven,' zei ze. Plotseling was de kist in vlammen, maar ik lachte. Ik stapte eruit, brandend, en greep haar beet. Ze had een laken om haar heen.
56. 'Je kunt ook wel een boom zijn,' zei ze. 'Het frisse, jonge hout brandt goed.' Ik knikte.
57. Het zachte zadel hield ze voor me. Ik ging er op zitten. Ik sloeg het brandend laken om me heen, en het was snel als kant. Ik was de prins van de molen. Ze had gelijk. Ik was dood.
58. Ik was in de lederen darm van een haai. In de buurt stonden overal rozenstruiken, en de straten waren bezaaid met vuurwerk. En alles was nat, want het had flink geregend. Ik had een nare smaak in mijn mond, van bessen, glas, metalen en hondepoep. Er liepen wat arabieren en punkers op de straat. Ik had last van de wind in mijn hoofd. Alles was zacht, en ik stortte in. Maar touwen trokken mij weer op. Ik moest dansen, zingen, en veel geld verdienen. Dan zou Bizonbloed weer langskomen, en op een dag was het dan zo ver.
59. Ik herkende haar bijna niet meer terug. Ze was wat ouder nu. Met een schaar trok ze mijn blaren open. 'Kijk naar die bloemen,' zei ze. 'Ze wijzen je de weg naar het leven.' Ik keek, en de kelken hadden bruisend sap in hen. 'Ik wil er van drinken,' zei ik.
60. 'Nee, want dan sterf je weer,' zei ze. Maar het kon me niet schelen. Ik liep af op de wulpse kelken, en begon te drinken. Ik verdronk er bijna in. Ik begon flink dronken te worden.
61. 'Domme idioot !' riep ze. 'Wat ben jij een koppige ezel, zeg. Je doet gewoon alles wat niet mag.'
62. 'En jij moet niet zo de baas over mij spelen,' zei ik. 'Ik bedoel maar, ik heb een blaas, weet je, en ik plas straks alles weer uit.'
63. 'Nou, je bent maar goed begenadigd,' zei ze. 'Je bent een begiftigd man.'
64. Ik knikte. Ik stortte neer aan haar voeten, en zij sleepte me weg. Ze dumpte me ergens in een sloot, maar touwen trokken hem weer op. Ik ging de eerste de beste stal in waar ik me kon wassen, want ik voelde me nu toch wel een beetje vies. Het water hier zat vol met modder, maar dat kon me niet schelen. Ik voelde me schoner nu. Ik ging ergens in het hooi liggen om op te drogen. Even later rende ik achter het weiland het eerste het beste huisje in en speelde de clown. Ik had ook een harp nu, en ze gooiden geld in mijn hoed. Ik ging van huis tot huis, om mijn kunstje te vertonen. Ik had een beetje drempelvrees, maar een snoepje deed altijd wonderen.
65. Met modderhanden streelde ze door mijn haren. Het was toch carnaval.
66. Hij lag aan de hart-monitor. Dokters vreesden voor zijn leven.
67. Hij zwom met de zwanen, en gleed door alles wat vies, gevaarlijk en verboden was. Iemand kamde zijn haren, en hij zonk weg in een put van stank. Hij was goed door een haai gegrepen, zoals Bizonbloed had geprofeteerd. Maar hij was nogal goddeloos, onkerks en tegen de draad in. Hij had een hekel aan geloof en regels. Zijn bloedvaten waren aan het exploderen, en hij hoorde gelach in zijn hoofd. Hij lachte mee. Kon hem het wat schelen.
68. Touwen trokken hem op, en hij werd op een podium gezet. Hij zwaaide naar de mensen, en begon te zingen, en te acteren. Het was per slot van rekening carnaval, en alles moest maar kunnen. Een raam werd ingegooid, en hij begon aan zware epilepsie te lijden. Hij zat bij de kapper, en hij hoorde alleen maar lachen. Zijn hoofd werd ingezeept.
69. De dokters waren alweer een hersen-operatie aan het uitvoeren, om hem van de dood proberen te redden.
70. Hij had het gevoel alsof hij dronken was. Hij waggelde door de stad. Hij was een clown. Na een lange tijd zag hij Bizonbloed weer terug. Met een dronken stem zei hij dat hij niet had gedacht dat hij haar ooit nog tegen zou komen. Ze bracht hem mee naar een flatwoning, waar ze hem ging douchen. 'Nu is het afgelopen,' zei ze.
71. 'Wie denk je dat je bent ?' vroeg hij. 'De Jezusin ?'
72. Ze knikte.
73. 'Ik had toch een andere soort van wederkomst verwacht,' zei hij.
74. 'Nee, het is niet te berekenen,' zei zij.
75. Alle rozen in de stad waren blauw geworden, en het sneeuwde. De Jezusin liep een cafe binnen, en begon te drinken.
76. 'Tatarak !' schreeuwt iemand.
77. Hij wordt wakker in de tuin, met een beestje in zijn hand. Hij is de tuinwachter. Het beestje had een angel in zijn hand gestoken, waardoor blauw spul in zijn lichaam werd geinjecteerd. Hij trok de angel eruit, en kon weer ademhalen. Hij voelde zich vies, maar ach, het was maar de natuur. Hij zag het als een onbekend vaccin. Waar het goed voor was, wist hij niet, maar het zou wel ergens goed voor zijn, dat wist hij zeker. Nog steeds had hij een beetje dat dronken gevoel. Ook voelde hij zich overgevoelig. Nee, hij wilde niet nog een keer door zo'n beestje gestoken worden.
78. Toen hij afgelost werd kon hij naar huis. Zijn geliefde was daar. Ze had een bloemenjurk aan van een hele fijne, zachte, plezierige stof. Als hij die stof voelde, voelde hij zich altijd heel veilig. Ze was thee voor hem aan het zetten, van een soort blauwe bonen. Even later zaten ze beiden aan tafel.
79. Dokters hadden eindelijk ontdekt wat er mankeerde aan zijn hersenen. Het bleek dat zijn gevoelscentrums geirriteerd waren, waardoor hij niet tegen aanrakingen kon. Het bleek te zijn ontstaan door een allergie tegen bacterien die alleen maar in hout voorkwamen. Ook was er een vreemde uitslag op orgaantjes in zijn hersenen wat ze zouden moeten verwijderen, dus hij ging weer onder het mes.
80. Hij draaide maar in het rond in de tuin. Hij voelde zich goed.
81. Ze zaten tegenover elkaar. Ze smeerde het brood. Het was zonnig buiten. Het zonlicht weerspiegelde in hun gouden spulletjes. Er werd gebeld. Ze nam op, en legde weer neer. Hij droomde weg. Ze liep de kamer binnen. Hij keek naar haar door het raam. Plotseling begon het te waaien, dus ook hij ging naar binnen. Er droop zand uit de plantenbakken. De druiven in de tuin dropen. Het was allemaal zeer klonterig. Het leek goed rijp. Hij rende naar buiten in de regen, greep wat druiven en kwakte ze op een bordje.
82. 'Carolien, ik ben je wachter,' zei hij. 'Dat zal ik altijd zijn, wat er ook gebeurd.'
83. 'Ik weet het,' zei ze. 'Je bent zo trouw.'
84. Ze nam hem mee naar boven en trok aan de touwtjes van zijn blouche. Ze drukte hem op het bed, en ging naast hem liggen. Op het nachtkastje lag een boek genaamd 'Bloedbizon'. Het ging over de jacht op bizons. Het was een soort avonturenverhaal. Hij las er uit voort. Maar hij begreep wel waar de schrijver naartoe wilde. De bizons waren het beeld van mannen die de autoriteit hadden genomen, en die autoriteit misbruikten. Het was een heel feministisch boek, dat ook opkwam voor andere minderheden.
85. Hij legde het weer weg. 'Carolien,' zei hij. 'Je weet het. Ik sta aan de kant van de vrouw.'
86. Carolien knikte. 'Ik weet het,' zei ze. Toen gingen ze beiden slapen.
87. De hersenen werden getest. De man kwam tot leven. Er werd geapplaudiseerd.
88. 'Het leven is een valstrik,' stamelde hij. 'Een web van een vrouwelijke spin.' Hij stond in de bibliotheek. Hij bekeek de vele boeken over vrouwen. Vaak waren die vrouwen de heldinnen, of gevaarlijke vrouwen, waarin de hoofdpersoon verstrikt raakte. Op de kaften waren vaak woestijnen met schaars geklede vrouwen al dan niet met wapens en helmen. 'Ik wil meer weten over het gevaar,' zei hij.
89. Boven hem zag hij rozenstruiken, als een put. Hij werd naar binnengezogen, en kwam in een plaats waar een heleboel vrouwen waren, genaamd de danaiden. Op hun voetzolen waren de namen van hun vermoorde mannen te lezen, die zij zelf hadden vermoord in de huwelijksnacht. Zo leefden ze voort door de geroofde levens-energie van hun mannen. Het waren merktekenen op hun voeten, waarmee ze anderen ook konden merken. Er droop inkt uit voort. Ook gebruikten ze het voor handtekeningen op rekeningen en andere officiele papieren. Zo konden ze veel gedaan krijgen. Hij klapte het boek dicht, en stond weer met beide benen op de grond. 'Ik moet me van illusies onthouden,' zegt hij.
90. 'Besef het, je hebt een redder nodig,' zei Bizonbloed, de Jezusin.
91. 'Er wordt overal gejaagd, er is niet veel wat je kunt doen. Je zal erg moe worden.'
92. Er waren overal struiken, en tussen de takken door bloedende borsten. Zij bloedden door de scherpe doornen. 'Je moet het bloed drinken,' zei ze. Ze gaf hem een buisje met bloed, en hij dronk. 'Het is bizonbloed,' zei ze. 'Je hebt nu het vrouwelijke deel in je gevonden.'
93. 'Ik wil dit niet !' riep hij. Toen viel hij neer. Hij schoot een paar bizons van afstand, en ging toen slapen. Vanuit het bloed kwamen klimoppen. De klimoppen brachten hem naarboven naar een hemels paradijs. 'Tatarak !' riep hij. Het zand was hier wit. Er kwam een bruisend sap uit de klimoppen, en de bessen explodeerden. In de klimoppen leefden vrouwen met staarten.
94. Het merkteken was grauw in hun hoofd. Zij werden gevoerd door borsten, door leidingen die via een kraan getapt konden worden. Het was de moederstad. Zij troonde hier in vuur, zij, Bizonbloed. En Karel Klouterwoes was haar nar.
95. De stad leek als bedekt met takken, waardoor het bizon veld bezichtigd kon worden, midden in de stad. Hier moest veel gejaagd worden, zodat de man nooit meer zou regeren. De stad leefde door bizonbloed, en zo moest het blijven.
96. Haar klederen waren doordrenkt met bizonbloed, en zij brandde. Het hield hen dronken. Deze besjes waren giftig, en wel zo giftig dat ze dat nooit konden weten. Een lange trap gaf een antwoord aan Karel Klouterwoes. Ook hij moest buigen voor de koningin, en haar kunstzaal onder ogen komen. 'Verdomme,' zei hij. 'Zij kan het.'
97. Ik moest oppassen voor Karel Klouterwoes, zoals iedereen dat moest. Hij was door haar gedresseerd, maar het was een roofdier. Hij leefde in haar kooien wanneer zij hem niet gebruikte. En anders was hij gewoon aan de ketting. Er moest goed toezicht op deze man gehouden worden.
98. Maar op een dag ging het mis. Karel Klouterwoes brak los. Mensen renden in paniek hun huizen binnen, en deden alles goed op slot. Maar het was al te laat. Karel Klouterwoes deed de stad verdrinken in bizonbloed. Ik kon net op tijd ontsnappen. Hij was per slot van rekening maar mijn schaduw. Ook de koningin liet hij in leven. Zij was immers de Jezusin. Ik keek de takken door en zag de zee van bizonbloed. Het was warm op het strand. Het bizonbloed leek weg te trekken en weer op te komen door eb en vloed. Dit werd gereguleerd door een vreemde planeet, de bloedbizon. Deze planeet hing ergens in Orion. Door toedoen van de koningin werd de stad weer leefbaar. Ik keerde weer terug naar de stad, maar Karel Klouterwoes liet het er niet bij zitten. Hij omsingelde de stad met een leger. Ze waren op zoek naar mij.
99. Ze klopten op hoge deuren, maar ik was veilig met de koningin. Ze liet mij het geheim van de stad zien. Ik zag overal bloed stromen. Het leek van boven naar beneden te regenen. Ze leidde mij naar een trap die mij bracht naar een plaats diep onder de stad. Hier spreidde ze haar jurk uit en vroeg aan mij of ik een ballerina wilde worden.
100. Het zou het enige medicijn tegen Karel Klouterwoes, de dolle losgebroken nar, zijn. Ik ging staan als een standbeeld, en begon te draaien, terwijl mijn kleding en huid in goud en zilver veranderden. Ik hoorde slaapliederen op de achtergrond. Ze had ergens op een knopje gedrukt. Spoedig ging ik dansend door de stad. Er waren overal leeuwen in de stad, maar het was alsof er glas om me heen was. Ze lieten mij met rust. Met een fluit leidde ik de leeuwen daarna uit de stad, het woud in.
101. Het leek te verergeren met zijn hersenen. De dokters besloten dat zijn laatste hoop een hersentransplantatie zou zijn. Voorzichtig werden zijn hersenen eruit gesneden, en werden er nieuwe hersenen ingelegd. Hij moest er spontaan van overgeven. Hij voelde zich anders, bevrijd. Maar daarna was hij in een shock. Weer begonnen ze in zijn hersenen te snijden, omdat ze er zoveel geld mee verdienden. Hij rook de geur van drop.
102. De bomen groeiden tegen de klok in. De koningin kwam hem redden, maar toen werden ze uit elkaar gescheurd. Hij voelde zich in een lange diepe put wegglijden. Karel Klouterwoes nam zijn lichaam. Hij voelde zich opgesloten in zichzelf, alhoewel hij nu wel moest lachen. Hij zag zichzelf liggen. Het was alsof er een lachgas over hem kwam. Hij stond op en was een geraffineerde nar nu. Hij zou trouw blijven aan de koningin, aan de koningin in zijn hoofd. Zij waakte over hem.
103. De stad was brandende. Hij klom naar een hogere verdieping in het flatgebouw. Karel Klouterwoes klom achter hem aan, in zijn lichaam. Een gevecht ontstond. 'Brandende dampen !' schreeuwde Karel Klouterwoes. 'Ik zal je wel krijgen.' Hij gaf Karel een trap, en klom verder. Alweer greep Karel hem. 'Je zal niet weg kunnen komen, ventje,' zei Karel. Weer trapte hij Karel weg, maar Karel had zijn jas gegrepen. Toen deed hij zijn jas uit, en klom verder, maar Karel had zijn broekspijpen gegrepen. Ook trok hij toen zijn broek uit, en klom verder, totdat hij helemaal naakt was. Een vogel wachtte hem op aan de top van het gebouw. 'De koningin heeft mij gezonden,' zei de vogel. Maar Karel greep een pistool en schoot de vogel neer. De man begon nu echt in paniek te raken. Door de rook zag hij nog een gebouw op het gebouw, met een ladder ervoor. 'Gelukkig,' zei de man, en rende er naar toe. Karel begon nu ook op hem te schieten. Maar snel was hij hoog op de ladder. Toen Karel bij de ladder was aangekomen, was de man al een raam binnen geklommen. Hij zag ergens een hoed hangen en deed die op, en daarna een lange jas en een broek. Snel rende hij naar de andere kant van het gebouw en begon de trappen op te rennen. 'Ik krijg je wel !' hoorde hij Karel roepen. Helemaal bovenin het gebouw aangekomen belde hij ergens aan, en de koningin deed open. 'Hier ben je veilig,' zei ze. Binnen maakte ze wat thee voor hem klaar, maar al snel hoorden ze gebons op de deur. 'Hier is Karel !' riep hij. 'Ik kom je halen !' Toen trapte Karel de deur in. De koningin drukte ergens op een knopje, en een kistje ging open die Karel helemaal begon op te zuigen. Toen dat klaar was ging het kistje weer dicht. 'Ziezo,' zei de koningin, 'die is weer waar hij wezen moet.' In de kamer was een doorzichtige bol gevuld met bizonbloed, en de bol brandde. 'Het is de stad die brandt,' zei de koningin. De man knikte.
104. 'Dus,' zei de koningin. 'Niemand heeft het ooit zo ver gebracht. Ik ben trots op je.' Het vuur begon weg te trekken. na een tijdje keek ik door het raam naar beneden. Er waren bizon gevechten. Er werd op trompetten geblazen. Weer zag ik alles door vuur wegvagen. Ze was naakt.
105. Er kwam meer en meer begroeiing. De stad begon op een oerwoud te lijken. De man zat nog steeds dichtbij de koningin. Ze had het kistje op haar schoot. Haar vinger bewoog heel langzaam naar een rood knopje. Plotseling werd er een spiegel ingeslagen, een grote wand. Electrische gestaltes stonden daar in vuur. 'Luister niet naar haar !' riep één van hen. 'Zij is zelf Karel Klouterwoes, en zal je willen opsluiten in haar kistje !' Ze hadden gereedschap in hun hand, en sloegen toe. 'Ren door de spiegel !' riep een ander. Hij rende door de spiegel, waar het gebouw veel hoger was, en de brand veel erger. 'Het is niet waar !' riep de koningin. Hij zag toe hoe er een gevecht ontstond. De koningin had het kistje geopend, en Karel was weer tevoorschijn gekomen. Nu begon ook de koningin in Karel te veranderen. 'Ren !' gilden de electrische gestaltes. De man zette het op een lopen, terwijl er overal explosies waren. Weer rende de man trappen op. Toen hij het plafond had bereikt belde hij ergens aan. De koningin deed open. 'Ik hoop maar dat u de goede bent,' zei de man.
106. 'Natuurlijk,' zei de koningin. 'Ik ben de echte.'
107. 'Ja, dat zeggen ze allemaal,' zei de man. 'Hoe kan ik dat zeker weten ?'
108. Daar kwam Karel al met een noodvaart door de deur heen. 'Klim uit het raam,' zei de koningin. 'Snel.' De man klom uit het raam, en de koningin deed hetzelfde.
109. 'Ik zie jullie wel,' riep Karel. Een helikopter kwam op de top van het gebouw, met electrische gestaltes. Snel stapten de man en de koningin in, terwijl het gebouw beneden ontplofte. Maar tot hun grote schrik zagen ze de hand van Karel Klouterwoes die een stang onder het toestel had gegrepen. Hij trok zich eraan op, en probeerde de deur te openen. Toen hij een ruit insloeg richtte één van de electrische gestaltes snel een laser-pistool op hem. De man trapte Karel Klouterwoes weg, maar Karel had zijn been gegrepen, en beiden gleden naar buiten. De man kon nog net de stang vastgrijpen. Hij probeerde Karel van zich los te trappen, wat niet lukte. En Karel begon zich al omhoog te trekken aan hem. Maar toen schoot één van de electrische gestaltes hem weg. De man werd weer naar binnen getrokken.
110. De man klaagde dat met de hersen-transplantatie hij het gevoel had niet meer in zijn eigen lichaam te zitten. Toen hebben de dokters hem een tweede hersen-transplantatie gegeven. De dokters leken op Karel Klouterwoes. Hij trapte hen van hem af, en rende naar buiten met schuim op zijn mond. Hij rende naar de tuin, waar hij tuinwacht was. Hij voelde Karel Klouterwoes in hem. Hij zocht naar het beestje wat hem eens stak. Snel had hij het beestje gevonden, zette het op zijn arm, en liet zich steken.
111. Iemand trok hem het huis in. Het was Bizonbloed. 'Heb je de oplossing gevonden ?' vroeg ze.
112. 'Ja, stekende beestjes,' zei ze. Ik glimlachte.
1. Deze steen geef ik u. Dat gij God zal vinden als uw vrouw. En dat gij uw vrouw zal vinden als een wapen.
2.
Het
Teken
1. Ik heb u geschapen, zegt de Heere. Ik heb u feest laten vieren onder uw huizen. Ik heb u laten weten dat Ik de Heere ben. Ik laat mijzelf kennen. Ik heb door de geschiedenis gesproken. Zoekt dan naarstig naar mijn woorden, opdat gij zult leven. Zij die in mij zijn, sterven niet. Ik dan ben de brug. Ik heb de hemelen om u heen gespannen. Gij kunt daarover met uw geest gaan om mij te zoeken. Ik ben hoog boven u. Tot de wederspannigen van geest zeg ik : Luister niet naar uw afgoden, maar doet hen uit uw midden weg, opdat gij zult horen wat Ik tot u zal spreken. En gij zult het gevoel hebben thuis te zijn gekomen. Ik heb u geschapen. Keer daarom weder tot mij. Ik spreek vanuit de aarde en het oerwoud, ja, vanuit de wildernis spreek ik, om dingen bij u recht te zetten. Houd dan moed, ik ben dichtbij. Ik heb de hemelen over uw uitgespannen als vele lagen vol visioenen. Kom daarom hogerop. Ik heb u geroepen en ga graag met u om. Laat u dan niet wederom door de zonde grijpen, maar kom tot Mij, en Ik zal u rust geven en wijsheid.
2. Laat u niet afleiden door stemmen van de wereld en van religies. Ik ben de Heere. Ik heb u uitgeleid uit tradities en religies, opdat gij Mij zoudt leren kennen, die Ik waarlijk ben. Gij hebt niet van node iemand te kennen dan Mij. Ik ga voor u uit en kom achter u aan. Ik heb u geschapen, en Ik zie graag naar u uit. Neem daarom deze woorden ter harte. Ik ben uw vader, dragende het hart van een moeder. Ik heb Mijn woorden tot u gezonden, en zij die in Mij wandelen zullen deze woorden verstaan. Maar de wereld zal zeggen : Wij kennen deze man niet. De wereld echter is mijn vriend niet. Ik heb de geest der wereld niet geschapen, maar zal de wereld wel transformeren. Alles om u heen zal anders worden, en ook de woorden en gevoelens om u heen. Vele oude dingen zullen verdwijnen, en men zal zich afvragen : Waar zijn zij heengegaan ?
3. Zo heb ik dan Mijn woorden als een net om de wereld gespannen. Maar gij : gebruikt het net om tot Mij te komen. Ik heb welgevallen in hen die met Mij omgaan. Ik dan ben de Heere aangesteld boven alle religies. Zo zijn er dan velen van mij afgeweken om zich weer dienstbaar te stellen aan religies en tradities. Heb ik dan niet de religies geschapen om u tot Mij te brengen ? Waarom zou u uzelf er dan weer door laten knechten. Gij dan die vrijgemaakt zijt : Wees vrij en leef vrij, en geeft u niet meer over aan armelijke wereldgeesten, want ziet, al die religies waren religies van de wereld, religies van het vlees, omdat gij van vlees waart. Maar nu, gij die van geest zijt : Komt tot de dingen van de geest. Blijf daarom niet plakken aan aardse schaduwen, maar weest een pelgrim, om de hemelen te aanschouwen, en niet meer een slaaf van de aarde te zijn. Want de aarde heeft veel religies, maar ziet, zij zijn slechts van de buitenkant. En als gij niet verder trekt, dan zult gij door hen opgeslokt worden.
4. Hen die deze woorden horen, en die tot Mij zijn gekomen en Mij volgen, hen heb Ik de macht gegeven om door Mij vrijgezet te worden van de banden van religie. Ik zoek hen op in de oude kamers en onder de oude kamers waar zij gevangen zitten, en Ik maak hun banden los. Zo doe Ik dan goed aan duizenden van hen die Mij volgen en dienen, ja, zelfs hun nageslachten maak ik vrij, om hunnentwille. Weest daarom ootmoedig, en doe Mijn geboden. Mijn geboden zijn geen last, maar een plezier voor de ziel, omdat zij tot leven wekken en leven geven. Zo zijn dan mijn geschenken goed.
5. Zo is dan de aarde vol van Mijn Glorie, en Mijn lichten staan klaar om uitgestort te worden. Beproef en toets mij, want Ik ben de Heere. Ik heb u uitgeleid uit het diensthuis van de religies en de angsten. Want dat wat van de aarde is, is angst. Zo zijn er dan velen die in hun leven moeizaam voortgaan, zaaiende in angst. Maar heft uw hoofden op, want de ure van bevrijding is gekomen. Zult gij dan wederom tot de Mammon gaan ? Heeft de Heere u niet geleerd de materie los te laten, opdat gij de geest zult ontvangen ? Zo zult gij dan de materie van de geest leren kennen, die sterker is dan de materie van het vlees.
6. Luister, alle gij die door religie gebonden zijt : Ik heb hen gezonden om u tot Mij te zenden. Zij zijn opgebouwd in symboliek, omdat gij de dingen van de geest niet kunt verstaan.
7. Nu dan, gij heiligen, maakt uzelf op, om tot Mijn heilige berg te komen, want Ik, de Heere, heb een feestmaal aangericht. Een feestmaal, omdat Ik u bevrijding hebt verkondigd, en zo zal dit dan zijn een feest der bevrijding. Houdt dan op elkaar telkens te binden, maar zet elkaar vrij, daar Ik u heb vrijgemaakt. Zo is er dan genezing voor de geest en verlichting voor gebroken beenderen. Zo zal er dan een einde komen aan het vloeien van bloed op de heilige berg des Heeren. En het huis des Heeren zal niet meer tot een bespotting worden gemaakt. Want de Heere is heilig.
8. Zo luidt dan het Woord des Heeren : Er zal een einde komen aan de dagen van angst, en er zal een einde komen aan de dagen van het lijden. Want Ik zeg u : De wereld heeft u in angst en lijden gehouden, door u niet het rechte pad te wijzen. De wereld heeft u gebonden door tradities en culturen, en gij kon daardoor geen pelgrim wezen. Maar heeft de Heere u dan geen voeten gegeven ? Gebruikt dan uw voeten. Heeft de Heere u dan geen schoeisel gegeven ? Ja, de Heere heeft u zelfs vleugelen gegeven om tot Zijn heilige stad te komen. Zo zult gij dan tot de Heere komen, en uw ziel zal Hem prijzen. Gij zult Hem aanschouwen met reine ogen, en gij zult u opmaken om voor eeuwig in Zijn stad te wonen.
9. Zij dan die op het veld zijn : Prijst de Heere. Maakt u op om de heilige berg des Heeren te bestijgen en om tot Zijn stad te gaan. Hier heeft de Heere een feestmaal voor u aangericht, voor u en uw nageslacht. En de Heere zal zeggen : Er is een Dag van Bevrijding voor u gekomen, voor u en uw nageslacht. En de Heere zal de oude putten openen en krijgsgevangenen opvoeren in de hoge, en zij die onschuldig vastzaten zullen vrijgezet worden. Zo heet het : Komt allen tot de Heere, die een Dag van Vrijheid heeft aangesteld. Op die dag zullen wij Hem loven en prijzen, en zullen wij zeggen : De Heere is goed voor ons geweest. Hij heeft de knellende banden van religie verbroken, en tot de vermoeiden heeft Hij gezegd : Ziet, Ik geef u vleugelen. Kom dan tot de wateren des levens die boven de hemelen vloeien, en drinkt daarvan, opdat gij eeuwig leeft. Zo heeft de ziel dan iets om aan vast te houden, en iets om zich aan omhoog te trekken. Zo zal dan de ziel voor eeuwig Gode prijzen.
10. Maar er zullen enkelen tot de hemelpoorten komen om te wijzen op de oude paden, en de Heere zal zeggen : Hebben de oude paden u dan niet hier gebracht ? Komt dan binnen, want ook voor u is er een feestmaal. Maar sommigen zullen teruggaan tot de oude paden. Want zij hebben zich van meet af aan dienstbaar gesteld aan de armelijke wereldgeesten.
11. Zo hebben sommigen van hen die het christelijk geloof aanhingen zich uitgestrekt naar de zon, en zij hebben de zon aanbeden. Zo is dan een ieder die de pinkstergemeente niet als een tussenstation ziet een afgodendienaar. Heeft de Heere de zon dan niet geschapen om onder te gaan ? Heeft de Heere de zon dan niet geschapen om heen te wijzen naar Hem ? Zo hebben zij dan die van het station een eindbestemming gemaakt hebben onrecht gedaan aan de Heere en aan de zon. De Heere heeft de zon geschapen om u vleugelen te geven. Zij dan die de monnik prijzen boven de pelgrim zijn zeer te betreuren.
12. Zo is het dan de Heere geweest die door de kracht van de zon de hemelen over u heeft uitgespannen, en ook heeft de Heere dromen en visioenen gegeven door de kracht van de zon. Maar de Heere gaat van zon tot zon. Hebt gij Hem dan nog nooit aanschouwd op Zijn zonnewagen ? Vanaf de daken prijzen Zijn engelen Hem. Ook hebben zij in de hemelen de treden geschapen. Komt dan tot de hoogste treden, en eert elke stap die gij daartoe zult zetten. Want de Heere eert het hele bouwwerk.
13. De Heere dan is de bouwmeester, en de Heere heeft het bouwwerk gemeten. Zult gij dan teruggaan naar de armelijke wereldgeesten die zich een steen hebben gestolen, om daarmee de mens af te houden van de heerlijkheid die voor hem klaarligt in de hoogste hemelen ? Ziet, dan zijt gij zeer te betreuren. Oh mens, laat af van zulke wereldgeesten, want de Heere heeft hen ten verderve weggelegd. Zo zijn er dan vele wegen in de Heere, en die allen leiden tot de Heere. Zo heeft Hij glorie vastgelegd in de hoogste hemelen, en zij die wild zijn reiken daar naar uit.
14. De Heere Heere heeft u een rots bereid, als een rots der eeuwen, en daarop zult gij uw woning bouwen, en gij zult soms naar beneden kijken, om te zien hoe de hoogtes het zicht op die rots veranderen. Zo zal het ook gaan met uw geloof.
15. Zij die het principe Jezus Christus aanhangen : Dit is slechts een symbool om een diepere waarheid aan te duiden. Zo is Jezus Christus dan weggelegd om hen van de vleselijke ringen der aarde te wijzen op het geestelijke. Maar Hij die voortgekomen is uit het vlees zal ook door het vlees vergaan, en daarom zult gij verder moeten reizen. Zij die Christus verabsoluteren zijn afgodendienaars en materialisten. Zij volgen de Mammon en gaan voorbij aan de weg waar Christus hen naartoe heeft gebracht. Christus is een wegwijzer, maar voor die hogere wegen waarnaar Hij wijst, zult gij Hem los moeten laten. Zij die dit niet kunnen zijn geketend door de armelijke wereldgeesten.
16. Daarom heeft de Heere een Dag opgesteld, een Dag van Vrijheid, waarin de christen zijn oude pad mag afleggen als een oude deken, om de hogere wegen naar de geest te begaan. En er is onder de hemelen een teken gegeven om op die Dag te wijzen, en die Dag te laten ontstaan. En ziet, dit teken is de indiaan.
3.
Het
Verhaal van Elf
1. Zo hebben velen van het heidendom het christendom omhelsd, en velen van het christendom het heidendom omhelsd. En enige tijd is er een muur geweest tussen die twee, en er zijn tijden van intense vermengingen geweest. Maar Ik, geheel anders, wijs u een hogere weg. De elf was zo lang het teken van verzoening tussen het christendom en het heidendom, maar tegelijkertijd was het het teken van oorlog tussen die twee kampen. De elf stond voor de paradox. De elf was het startfluitje van de arena, maar ook het eindfluitje. Zo was de elf vaak een bovennatuurlijke en bovengeestelijke engel, waar de God en de goden van het christendom, en ook die van het heidendom vaak geen raad mee wisten. Voor hun volgelingen waren ze vaak oppermachtig en alwetend, maar ze wisten van elkaars zwakheden, en elkaars tekortkomingen. Vaak maakten ze gebruik van elkaars onwetendheden. Zo waren er dan vele complexen tussen de jonge goden. De elf was voor hen vaak ongrijpbaar, en werd in bepaalde tijden zelfs vervolgd. Ook zij die elven volgen moeten weten : Zij zijn wegwijzers, maar soms zelfs tricksters. Soms houden zij ervan om mensen en goden naar een arena te lokken, en dan worden zij het symbool van redding, maar ook van vernietiging, en zelfs straf. Zo is dat in de tijd ook met Jezus Christus gegaan. Hij was een bijzondere engel, en droeg de naam Eniggeboren Zoon van God. Het was Gods lievelingsengel, maar tegelijkertijd ongrijpbaar. Hierdoor werd hij soms door de goden 'elf' genoemd. Er werd een probleem gecreeerd door die engel, maar tegelijkertijd droeg hij ook de sleutel van de oplossing, alhoewel dat weer een nieuw probleem zou brengen. Op een dag werd die engel gegrepen en naar de aarde gezonden, waar hij hetzelfde deed, maar nu niet onder de goden, maar onder de mensen.
2. Zo zijn er dan vele verhalen in de omloop over Jezus Christus, maar er zijn dan ook meerdere Christussen. Er zijn zoveel Jezus Christussen die de wereld niet eens zou kunnen bevatten. En waarom zijn er zoveel Christussen ? Omdat het slechts een titel is. Zelfs in de onderwerelden, de hellen en de rijken van de duisternis zijn er Christussen. En sommigen zijn hun titel waard, en anderen niet. Daarom moet gij de geesten toetsen, maar meer nog : Hogerop komen. Zij zijn niets anders dan tussenstations in de vleselijke gewesten, heenwijzende naar de geest. Maar Ik zal u een geheimenis vertellen : Elk tussenstation kent zijn eigen Christus. Komt daarom tot de hogere Christussen, maar houdt in uw achterhoofd : Het zijn archetypes, symbolen, die naar een diepere werkelijkheid wijzen. Zo kunt gij door de mystiek die werkelijkheden betreden, en later door de cryptiek. Zo zult gij ontdekken dat alles een code is van de hemelse taal. De hel was vroeger een persoon in de Germaanse Mythologie, en zij stond erom bekend dat zij ouden, zieken en zwakken door de plaatsen van loutering bracht, om hun zielen klaar te maken voor het Walhalla, de hemel, of het koninkrijk der doden. De hel was een plaats waar iedereen doorheen moest om daar liefdevol getuchtigd te worden om daar de klederen des hemels te ontvangen die men nodig had om tot de hemelpoorten te kunnen komen. De hel stond bekend als een plaats van zorg. Zo was de hel een onderdeel van de hemel, een soort badplaats, en niet het afschuwelijke wat ze er later van hebben gemaakt. Zo dient dus iedereen een reis door de hel te moeten maken om de zuivere hemelpoorten te bereiken. Er is geen andere weg, maar ga er vanuit dat de hel anders is dan wat de fantasie van oude geleerden en predikers heeft ingebracht. Maak een meditatieve reis door de hel als een voorbereiding. Natuurlijk zal dit allemaal zeer symbolisch zijn, maar door symboliek krijgt de mens zicht en houvast op de dingen die hij niet begrijpt en die te wonderlijk voor hem zijn. De hel is een plaats van zorg, zuivering en vertaling. Pijn is iets wat ergens naartoe wijst en is zeker geen einddoel. Pijn wijst heen naar een diepe geestelijke taal, een hemelse taal. Pijn is juist iets wat in de hel vertaald kan worden, en waardoor er juist een verzachting en verlichting optreedt die leidt tot genezing. Daarom is de hel ook zo belangrijk in de cirkel van genezing en gezondheid. Ook Christus daalde af naar de hel. Niet alleen om gevangenen vrij te zetten en krijgsgevangenen mee te voeren in de hoge, maar ook voor andere dingen. Zo zal dan de hel zijn angel verliezen, die alleen denkbeeldig was, als een symbool.
3. Er zijn mensen die leven vanuit spreuken : Spreuken om door de poorten van de dood te gaan, en spreuken om door de poorten van de hel te gaan. Spreuken zijn er om mensen wat ezelsbruggetjes te geven, om tot hun verbeelding te spreken, maar het doel is dat de mens uiteindelijk al dan niet met deze hulpmiddelen zijn eigen innerlijke kracht en wijsheid ontdekt. Spreuken kunnen veel wijsheid en potentiele wijsheid bevatten, maar ook zij zijn slechts heenwijzers. Spreuken, en vooral de raadselachtige spreuken, zijn erg reisgevoelig, dat wil zeggen dat ze met u mee kunnen reizen en u andere en diepere betekenissen kunnen aanreiken. Toch zult u gaan moeten leren leven vanuit de diepere dingen, en de materiele korsten verlaten. Zo zullen er wel enige splinters van deze reis in u achterblijven, maar samen zullen zij weer een hele andere en diepere betekenis geven. Zo zal de puzzel blijven veranderen, en in de reis door de hel gezuiverd worden.
4. Wees dus niet bang voor de hel. Het vuur van de hel is hetzelfde vuur als het vuur van de geest. U zult er doorheen moeten gaan om tot het binnenste te kunnen komen. Dit vuur kan in uw leven al gewoon aanwezig zijn. Misschien heeft u het nog niet herkend, omdat u een afgeweken of verkeerd beeld van de hel had. De hel is het liefdes-instrument van de Heere. Niet anders.
5. Ik wil dat u met warmte terugdenkt aan uw reis door de hel. U kunt het zo mooi maken als u zelf wil. De macht daarvan ligt in de gedachten. Zo is dan de elf de heenwijzer geweest naar zo'n hel. Een hel waarin je vrijgezet wordt, waar het niet gaat om de gebondenheid, maar om de vrijheid die het dient.
6. Zo is het dan van meet af aan de bedoeling van de Heere geweest om de vuren van de hemelen als lagen over de aarde te spannen. Zo zou de reiziger tot de Heere kunnen komen. Zo hebben dan alle hemelen hun eigen hellen tot dat doel. Zo is dan de Heere een Heere van warmte, maar ook van kou, omdat de warmte niet zou bestaan zonder kou. Daarom hebben de Barbaarse, Germaanse en Vikingse mythologieen ook gesproken over de ijshellen. De Heere heeft hen tot u gezonden als vogels om u te halen. Wees daarom dankbaar voor deze vogels, maar laat hen u niet misleiden. Zij hebben de opdracht om u tot de Heere te brengen. Zij hebben het laatste woord niet, en ook ijs heeft het laatste woord niet. Het ijs zal u brengen in de warme handen van de Heere. Zo zult gij geen vreemd vuur dienen, maar vuur gezuiverd en opgewekt door ijs. Dit dan is het brandende ijs, overgaande in hemels vuur.
7. De ijshellen leren u ook om u niet al te zeer aan uw familie op aarde te laten kleven, maar om het pad van ijs te begaan om de familie van de geest te leren kennen, uw familie opgeborgen in uw binnenste. Acht daarom de ijshellen hoog, maar onthoudt dat zij niet het laatste woord zullen hebben. Zij dragen u over aan uw allerheiligste familie binnenin, om u oog in oog te laten staan met uw Heere. Dient dan niet de heeren van de materie, en de heeren van het vlees, omdat zij slechts symbolische heenwijzers zijn. Zij zijn niet eeuwig, en die materie is slechts ten dele. Nooit zal het u ten diepste bevredigen. Maar komt tot de vaste materie van binnen. Zo hebt gij dan vele religies losgelaten om door het hemels vuur de hogere en binnenste religies te vinden. Zij overleven als eeuwigheden, en zij leiden u op een vast spoor. Maar ziet, ook zij zijn slechts heenwijzers, daar de reis lang is. Bewaart daarom hun splinters en koestert de overblijfselen, daar zij in de nieuwe stap geintegreerd en getransformeerd gaan worden. Dit dan is het doel van het hemels vuur.
8. In welke hellen gij dan ook terecht zijt gekomen : Dient de Heere, die het op Zijn tijd zal transformeren. Ja, de Heere zal alles weer wegnemen, en de splinter laten staan. Acht zulke splinters hoog, als een wonderbaarlijk en hemels sovenir. In het museum des Heeren staan dan vele boeken en vele beelden, en zij zullen u splinters brengen. Door de splinters komt gij tot andere werelden, en gaan er deuren voor u open, maar de boeken en beelden in het geheel kunt gij niet meenemen. Acht daarom ook de wond die door de splinter wordt veroorzaakt hoog, want zij leidt naar een nieuw en eeuwig leven. Zij die de Heere hebben aangenomen sterven niet.
9. En het hemels vuur zal zich als vogelen op uw daken neerzetten. Maar kooit deze vogelen niet, maar vangt de veren op die zij tot u zenden. Op vogelen zult gij niet binnentreden, maar door hun veren. Acht daarom de veer hoger dan de vogel, want zulken heeft de Heere lief. Eert echter de vogel als een voertuig. Gij mocht hem nog eens nodig hebben.
10. Zo staat dan ook de elf als een bevroren standbeeld in het museum des Heeren. Neemt dan alleen zijn veer aan, en trek dan verder.
11. Elf woonde in een huisje in het bos, temidden van heide, wat struikjes en wat bomen. Elf stond vaak voor zijn huisje in het bos, om reizigers de weg te wijzen. Elf had vele armen, en die wezen vele kanten uit, en Elf vertelde er telkens bij waar ze op wezen. Maar op een dag kwamen er reizigers die niet kwamen om de paden te volgen. Neen. Ze braken de armen van Elf af, totdat hij nog maar twee armen over had, en toen zijn ze in zijn huis gaan wonen. Zo waren het geen reizigers meer, maar bezoekers die voor altijd bleven. Toen Elf nog maar twee armen overhad kruisigden ze Elf. Toen trokken ze nog meer bezoekers aan die vaak naar Elf kwamen kijken, en ook in zijn huis gingen wonen.
12. In de nacht, als iedereen weg was, zong Elf in stilte liederen over de paden die hij eens mocht aanwijzen. Eens kwam er een koningszoon in een koets langs die het mooie gezang hoorde. Hij kwam dichterbij en zag Elf hangende aan een kruis. Hij nam de arme Elf van het kruis af, en nam hem mee in zijn koets. Die koets ging over de paden die Elf eens aanwees en waarover hij schone liederen zong. Toen de bezoekers die ochtend wakker werden en bemerkten dat Elf was vertrokken waren ze woedend. Ze hebben toen het kruis weggedaan, en maakten een standbeeld van Elf.
13. De vuren van de hemel zijn in lagen rondom de aarde opgestapeld, als de daken der aarde. Hierop staan vele engelen die over de bevrijding van Elf zingen. Ook zingen zij veel over de hogere paden.
4.
Oorsprong
der Engelen
1. De engelen van het christendom waren oorspronkelijk slaven. Zij waren zielen geroofd uit het dodenrijk, die vele plechtige inwijdingen moesten ondergaan. Door de tradities der mensen zouden ze in werking worden gezet. Daarom is het : Leert van de tradities, maar gaat dan verder, want de tradities zijn de banden der engelen. Houdt daaraan niet al te zeer vast, maar weest vrij, en geeft vrijheid. Traditie is dan symboliek voor hen die het hogere nog niet kunnen grijpen, maar brengt verderf voort wanneer er aan wordt vastgehouden. Zo is dan iedere traditie die niet als tussenstation wordt gezien een gruwel in de ogen van de Heere. Gij bent geschapen om engelen vrij te zetten, om systemen te doorzien.
2. Zo waren er dan slavenkanalen in de hemelen van het christendom. Maar deze hemelen vielen op de aarde, en begonnen de aarde te knechten. De Heere echter predikt over vrijheid, om de schatten van binnen te vinden. Laat u daarom niet meer binden door tijdelijke en materiele aangelegenheden, die de naam hebben geestelijk te zijn, maar het niet zijn. Zoekt de wegen die boven zijn, opdat de Heere u oppikke.
3. Zo heeft de Heere dan ook een dag aangesteld tot bevrijding der engelen. En gij kunt daaraan meewerken, want ook u, die Hem dient en volgt, heeft Hij de sleutels gegeven. Ja, sleutelen der hemelen heeft Hij u gegeven. Zo is dan een ieder die in Hem is ook een bevrijder, zoals Hij een bevrijder is. Weest dan echter blij met de splinters van traditie die in u overblijven, want zij duiden op een diepere betekenis, en een hogere sleutel voor hen die tot de hogere dingen zijn gekomen. Zo zijn er dan vele christenen door de Heere vrijgezet en ook vele engelen. En zij zullen elkaar ontmoeten in de hogere regionen.
4. Op de daken der mensen legt de Heere zijn vuren om het huis te zuiveren, en om ware reizigers tot Hem te trekken. Zo staan er dan vele wagens in de hemelen klaar om hen die Hem naarstig volgen mee te voeren. Houdt daarom niet vast aan de dingen die gij hebt, en ook niet aan uw pijnen. Maar ga daar naartoe waar zij u heenwijzen, opdat gij door hen niet wordt tegengehouden. De Heere Heere zal zijn huis zuiveren en bevrijden. De Heere Heere zal Zijn huis opnemen in de hoogste hemelen. De Heere is getrouw en goed.
5. Zo zijn dan de oude goden oorlogsvoerders geweest, en zij hebben vele krijgsgevangenen gemaakt. De Heere is echter gekomen om de banden der traditie te breken. Zij dan allen hebben verantwoording af te leggen aan Hem. De Heere geeft niet om traditie, daar zij slechts symboliek is, een schaduw van de ware dingen. Daarom is het : Legt uw oude klederen en dekens af, en laat u bedekken met de witte sneeuw des Heeren die u vrijmaakt. De Heere zal u vrijmaken in uw gedachten, in uw verstand, maar ook in uw geweten. Want de oude goden hebben het geweten geknecht, en zij hebben het geweten bang gemaakt. De Heere echter brengt het geweten door de waarheid tot verlichting. Zo zijn de oude goden dan slechts symbolische wegwijzers. Gij dient hen te zien als standbeelden in het museum des Heeren, en zij wijzen op een symbolische manier op oude poorten. Zo spreekt het oude dan nog steeds, en de Heere zal het vertalen en bevrijden. Want ook de goden waren eens krijgsgevangenen gemaakt door godenkeizers. Maar de Heere heeft deze godenkeizers allen onderworpen.
6. Ja, de Heere heeft de daken der mensen bekleed met Zijn vuren, opdat zij Hem zouden kennen. En de Heere wacht op hun voortbrengselen om te zien of er iemand is die Zijn Wil getrouw doet. Zo is dan de Wil des Heeren wijsheid, en Zijn Lust is kennis, maar zij komen allen voort uit Zijn Vuur dat zuivert en schept. Zij komen voort uit de splinters, die zijn als de zaden van een nieuw woord. Een nieuw woord, niet als het oude, bekleed met de vuren gelouterd in ijs, zevenmaal. De Heere schept een nieuw woord, en schept nieuwe vuren op de daken. Ziet dan, de lammen zullen lopen, en zij die geen mond hadden zullen spreken, want de Heere opent poorten door zijn woord. Zo is dan het vuur zonder het ijs niets, en ook het ijs zonder het vuur is niets. Zonder elkaar kunnen zij niet bestaan, en zou ook de Heere niet bestaan. Het geheimenis des Heeren ligt opgeborgen in vuur en ijs, en hierdoor zullen ook de tegenwoordige elementen vergaan. Want de Heere bouwt een nieuwe schepping, en deze schepping zal vele vurige lagen kennen, als een kunstig bouwwerk in de hemelen. Ja, vanuit de zee zullen zeelieden omhoog kijken om met verbazing de bouwwerken van de hemelen te aanschouwen. En zij zullen buigen tot de Heere, en de Heere zal tot hen zeggen : Recht uw rug, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Zo zal de Heere dan zijn als een indiaan, als een wilde, om te wijzen op het Woord. En het Woord is in de hemelen, en zal zijn splinters als zaad verspreiden. Zo zult gij u dan aan niets kunnen vasthouden. Alles is zaad. Ja, uw geheugen zal wegslibben, en de werken des Heeren zullen tevoorschijn komen, en het zal goed zijn.
7. En de Heere zal vele oude goden vrijzetten, en hen wijzen op de nieuwe paden. De Heere zal hen ogen geven om de hogere wegen te kunnen zien. Ook zal de Heere enkelen van hen het gehoor schenken om deze woorden te horen. Want de oude goden van het christendom en andere materiele religies waren slaven van oorsprong. Zij waren zielen en schimmen geroofd uit de hel om door allerlei plechtigheden slaaf te worden van een godenkeizer. Door tradities en overleveringen werden hun harten week gemaakt als as, en werden zij door angsten geslagen. Maar de Heere heeft hun fragiele gewetens opgericht, en hen een plaats gegeven naast Hem. De Heere heeft hen vrijgezet van zulke godenkeizers. Zie, de Heere onderwijst de godenkeizers en wijst hen op de hogere wegen. De Heere wacht op hen, om te zien of zij zich zullen bekeren tot het allerhoogste. Want het allerhoogste is los te laten, opdat gij een diepere en zuiverdere schat zult vinden. Zo ook dringt de Heere er bij de godenkeizers op aan om los te laten, en om dat pad met Hem te bewandelen. De Heere wil ook hen vrijzetten van de tradities die hen hebben gebonden.
8. Zo zullen zij dan allen gezuiverd worden door het vuur des Heeren, en de Heere zal een nieuw vuur voortbrengen, want ziet, alle vuur is slechts zaad. Zo zijn dan boeken zowel akkers als zaad. Ook zijn zij zaaiers die de splinter in u brengen. Wanneer dan de splinter wordt verwijderd, dan blijft er alleen een wond over door hen geslagen. En die wond zal spreken, en voor nageslacht zorgen, en dan zult gij nieuwe boeken lezen, en uw gedachten zullen naar hen uitgaan als zaad op een akker. En gij zult vruchtbaar zijn.
9. Zo heeft uw geest dan gemeenschap met een boek, en gij zult haar weer verlaten, omdat gij weet dat gij u moet uitstrekken naar de boeken binnenin. Maar gij draagt nageslacht met u mee, en zij zullen het kunnen vinden met de binnenste boeken, en hierin zullen zij een plaats vinden en zich ontwikkelen. Zo zal er dan ook in de hemelen niet gehuwd worden, omdat gij uw reis moet voortzetten naar de binnenste gebieden. De binnenste gebieden hebben dan een grote invloed op het buitenste, maar veelal op een cryptische manier. Zo zult gij weten dat alles zaad is, en gij zult het verstand ontvluchten. Want gij weet dat het verstand dramatiseert en materialiseert. Het verstand dan is gemaakt om u gebonden te houden, opdat gij het zult verlaten. Het verstand is de dienaar en slaaf van Mammon, maar heeft zelf ook vele slaven. Het verstand is een gevangenis-implantaat, en maakt ook zulke implantaten door woorden en beelden geinspireerd door het vlees. Het verstand is de dienaar van de lage materie, wezens geroofd uit de surreele wereld, waar alles kan en mag omdat er geen vaste wetten zijn. Alles draait en duizelt, alles verandert van betekenis, en dat soort wezens zijn door Mammon uit die delirische wereld weggeroofd om vastheid te vinden in materie als geesten van verstand, geketend door cultuur en traditie, door religie en het daarbij horend geweten. Geweten : ook wezens door Mammon uit de surreele wereld geroofd, nu geketend om als een slaaf de Materiele Wet te dienen. Het Geweten kan niet anders, omdat ze zo geprogrammeerd is. Ze staat onder de toorn van Mammon, maar ze roept soms uit tot het hogere, en de Heere heeft een dag aangesteld tot haar bevrijding. Zo is er dan een nieuw geweten, met daarin een nieuw verstand, gezuiverd door de vuren des Heeren, en daardoor vrijgezet. Want de Wet is slechts een symbolische heenwijzer, een schaduw en een gevangenis, maar de Heere leidt hen daar uit, en geeft hen een nieuwe wet. Maar elke wet is slechts zaad, en wordt door de Heere opgewekt.
10. Zo heeft de Heere dan zijn vuren gezonden om veelvuldig vrij te zetten. Roept daarom uit tot Hem, want Hij verhoort gebeden. Laten uw gebeden echter allerheiligst zijn, en niet bedoeld om de Mammon te vereren.
11. Zo heeft de Heere dan vogelen aangesteld om op uw daken neer te dalen, en u mee te nemen door de vuren des hemels heen. Eert zulke vogelen, maar stap op de bestemming uit. Geef hen voedsel en vertrek. Zo is de Heere dan tot de daken gekomen om velen vrij te zetten uit hun huizen. Leert daarom de vuren des Heeren kennen om van laag tot laag te klimmen, en zo tot de heilige stad op zijn heilige berg te gaan. Nadert zo ook tot Zijn heilige tempel.
12. Ik ben dan niet gekomen om nieuwe gebeden te brengen, en nieuwe tradities. Ik ben gekomen om u vrij te zetten en u te verlichten. De waarheid zal u vrijmaken, en zal tot u komen als vogels. Neemt de veer die de waarheid tot u laat neerdalen, en kom tot de hogere en verdere waarheden.
13. Sta dan op uw daken als ware indianen om uit te zien naar de vogelen die de Heere tot u zendt. De Heere zal u niet overlaten aan uw lot. Zo zal Hij u brengen tot de daken van de heilige stad en van de heilige tempel, en gij zult de vuren boven de hemelen zien, en gij zult uw geesten van vuur zien. Zo zijn dan ook de geesten geroofd uit de surreele werelden, wachtende om door de Heere verlost te worden. Zo zijn er dan vele zonnen in de hemelen en boven de hemelen om de geesten te zuiveren en te verlossen. De Heere dan troont boven de hemelen, in het altijddurende witte, waaruit het zuivere rode voortkomt en de gerangschikte eeuwigheden. De Heere dan troont in de eeuwige jachtvelden, want ziet, de Heere is een jager. Maar de Heere jaagt niet in het vleselijke, maar in het geestelijke, opdat belangrijke deuren geopend worden. De heere jaagt naar de schatten van het eeuwige leven, en de schatten van tijd, om hen vervolgens te rangschikken. Ja, de Heere zuivert tijd, want de chronologie is een ziekte van de hersenen. Zo is er dan in de Heere geen tijd, maar het afwisselen der elementen. Gij dient dan alle elementen des hemels te kennen, en gij zult u daarin verheugen, want de Heere heeft u voor vreugde weggelegd. Zo zijn er dan vele vuurstormen en rivieren in de hemelen en boven de hemelen. Door vele geestelijke gordijnen en vliezen dient gij in te gaan, om ook na te jagen de schat des vredes. Dit jagen is echter geen vleselijk jagen, en geen jagen om macht en eer, maar dit jagen is een afleggen van alle dingen die de geest en de ziel in de weg staan om tot heerlijkheid te komen. Zo is er dan heerlijkheid in verlichting, en verlichting komt door het geloof in de Heere der Heeren. De Heere verlicht Zijn kinderen en hen die Hem naarstig volgen. Aan hun blinden geeft Hij het gezicht, en Hij zet om hunnentwille hun nageslacht vrij.
14. Zo zijn dan de jachtvelden van het eeuwige uitgestrekt tot in vele eeuwigheden, en zij worden gevormd door het kleurige vuur. Zo is het gele vuur tot een aandenken des Heeren. Zij komt om het delirium te scheppen en de mens weer terug te leiden tot het surreele. Want ziet, er is dan geen andere werkelijkheid dan het surreele. Zo jaagt dan de Heere om Zijn kinderen vrij te zetten, en allen die hen volgen. Ja, tot een voorbeeld heeft Hij hen gesteld. Zo jaagt dan de Heere om Zijn Woord tot stand te doen komen, en Zijn fantasie. De fantasie des Heeren is Zijn goedheid en Zijn scheppende kracht, veelvuldig door vuur gereinigd. Zo zullen dan de haters van fantasie wederom door traditie gegrepen worden, en zij zullen dit keer dieper afdalen dan voorheen. Maar zij die de fantasie liefhebben, hebben de Heere lief. En de Heere heeft hen lief, en ontfermd Zich over hen. Zo zijn dan de jagers van het gele vuur ervoor om delirium te brengen. Zij schieten pijlen af om het surreele te doen overvloeien, en om de dimensies in elkaar over te laten gaan. Zo zal de Heere dan Zijn engelen schenken aan een ieder die Hem volgt, en aan een ieder die door het gele vuur gegrepen en vervuld is. Zij die vol van de Heere zijn, zullen de anderen leiden door fantasie, en zij zullen de vuurstormen des Heeren aanschouwen. En de Heere zal een nieuwe hemel en een nieuwe aarde scheppen door fantasie en het surreele, en de Heere zal nieuwe daken op de huizen leggen, en de Heere zal indringende tekenen aan de hemel geven. En zij die op het land werken zullen hun hoofden opheffen om in de hemelen wonderen te aanschouwen. En zij zullen verbaasd zijn en de Heere eer geven. En anderen zullen de Heere zien nederdalen op een wolk, en zij zullen voor Hem buigen die ogen opent.
15. Zo zal de Heere dan Zijn Geest uitstorten over de aarde, en de zee zal in beroering zijn. En de Heere zal Zijn zonen laten opstaan, en zij zullen de aarde vruchtbaar maken. En de Heere zal zeelieden doen opstaan om hen de zeeen tussen de aarde en de hemel te overbruggen. En de Heere zal het gele vuur rijkelijk uitstorten, en dan zullen er dagen van grote warmte aanbreken. En hemelse bloemen zullen op aarde gaan groeien, opdat de aarde tot een paradijs zal zijn. Zo zal de Heere de aarde door vuur genezen. En op die dag zal de scheidingsmuur tussen de aarde en de hemel verbroken zijn, en de aarde zal zich met de hemelen versmelten, en ziet, zij zullen vele kleurige vuren voortbrengen. En ook de scheidingsmuur tussen de aarde en het dodenrijk zal verdwenen zijn. En zie, de doden zullen hun licht geven. En op die dag zal ook de hel tot een paradijs worden. En het zal een dag zijn van grote rust en grote vrede, en er zullen overal wonderen en tekenen zijn. Zo heeft de Heere een dag van herstel aangewezen, en het zal een dag zijn waarop een ieder Zijn goedheid zal kennen. Ook zal de Heere op die dag engelen vrijzetten die in de dieptes van de hel opgesloten zaten, want zie, de Heere Heere verbreekt eeuwige banden, en de Heere zal de duisternis maken tot een licht. Ja, de Heere zal de hongerhel bezoeken op die dag, om haar te doen bloeien, en hij zal de woestijn tot een bloeiende prairie maken, overstromende van melk en honing. Ja, de Heere zal licht geven in de dieptes der aarde, en de scheidingsmuren doen afbrokkelen. Zo zullen dan vele doden op die dag door vurige vogels tot de hemel worden genomen, en al klimmende zullen zij komen tot de heilige steden op de berg. En zij zullen de zon des hemels aanschouwen, en drinken van overvloedige bronnen. Zo zal de Heere dan alle tranen afwissen. Een goede God is Hij, niet iemand die het leed voor eeuwig laat voortduren.
16. De Heere heeft een dag aangesteld waarop de religies hun doden moeten geven, en ook de zeeen zullen geopend worden, en de spelonken. Ja, zelfs de rotsen zullen opengespleten worden om hun doden uit te leiden. De Heere zal de wortelen bezoeken en nieuw zaad zaaien. De Heere Heere zal Zijn volk uitleiden.
17. En in het diepste van de aarde zal de Heere het verstand herscheppen. En de hemel zal haar verborgen plaatsen tonen om in heilig en kleurig vuur het geweten te herscheppen. En velen zullen weer teruggaan naar hun land. Zo zal de Heere dan veel troost brengen, en een ieder zal belijden : Ja, de Heere is goed. En zo zullen de scheidingsmuren tussen de tijden en eeuwigheden verbroken worden, en er zullen vele samensmeltingen plaatsvinden.
18. Zo zullen dan de heilige pelgrims komen tot de zeeen boven de hemelen om nieuw land te vinden. Hier zullen zij wonen en veel nageslacht hebben. Maar zij zullen niet huwen, en geen geloftes doen, want ook boven de hemelen wordt er niet gehuwd. En de dagen van het oude zullen ten einde komen, en er zullen nieuwe dagen opkomen. En de Heere zal webben uitspreiden boven de aarde, en de Heere zal over deze webben rijden, om vruchtbaarheid tot de aarde te brengen zoals deze er nog nooit geweest was. En het nageslacht zal snel groeien, met begroeiing over alle paden, tot in de dieptes en vertes van de hemel.
5.
De
Heere die Jager is
1. Zo is dan de Heere Jager om scheidingsmuren te doorbreken en om deuren te openen. De Heere staat op alle daken om de Zijnen mee te nemen tot de hemelen en dat wat boven de hemelen is. Zo is er dan een pad des Heeren door vele vuren. Ja, de Heere is een Jager als een vuur om te zuiveren. Zo creeert de Heere een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, en vernieuwt hij dat wat boven de hemelen is. Ook komt Hij tot dat wat onder de aarde is en onder de huizen.
2. Zijn pijlen zijn aangestoken door de vlammen der hemelse en bovenhemelse zonnen. Zo opent de Heere deuren tot het bovengeestelijke. Zo is er dan hogere liefde werkzaam op deze vurige velden en wildernissen, en de Heere steekt de zijnen aan door deze hogere liefde. En hun vlammen dringen door tot de duisternissen, om de duisternis tot een licht te maken. En de hogere liefde is als warme dekens opgestapeld in de uitgestrekte duisternissen van de nachthemelen, als een weg voor de gelovigen. En zij zullen nieuwe doorgangen vinden, om te komen tot de steden der nachthemelen. En het ijs zal hen tot een lantaarn zijn. En zij zullen de steden der grootvaderen en grootmoederen vinden, en zij zullen daar veiligheid en geborgenheid vinden, ja, intense zorg, want de Heere heeft genezing voor hen bereid die Hem naarstig volgen.
3. En de Heere zal hen voeden met het hogere voedsel. Zo zal de Heere over hen waken, en de dromen die Hij hen schenkt zullen hen meevoeren. Zo zullen zij dan tot de zonnen der nachthemelen komen, en zij zullen de Heere aanschouwen. En de Heere zal hen hoog in de nachthemelen onderwijzen. Ja, diepe geheimenissen zal Hij hen laten zien, en zij zullen bekleed worden met warmte. En de warmte zal zich over hun lichaam verspreiden als een pantser.
4. Zo zijn er dan vele warmtes des Heeren en vele paden van de hogere liefde. Zij vinden rust in de Heere, en Hij leidt hen tot de stilte. En wanneer zij dan zijn in de huizen van hun grootmoederen en grootvaderen, dan zullen de vuren tot hen komen om hen te halen. Zo zullen zij veelvuldig gezuiverd worden, en zal het hen aan warmte en hogere liefde niet ontbreken. En zij zullen de wegen van die vuren leren kennen waarover zij de bovengeesten leiden. En zij zullen ook de plaatsen kennen waar die vuren hen brengen. Dit dan zijn de scholen, de velden, en de plaatsen van plezier. Ook brengen zij hen tot de plaatsen van de nog ouderen, daar waar zij tezamen wonen, en waar warmte veelvuldig woont. Zij tonen de hogere wegen, de hogere bruggen en de hogere torens. Gij moet echter deze plaatsen met wijsheid betreden, opdat uw warmte niet weggenomen zal worden. Zo zult gij dan adem kunnen halen in het nachtparadijs, en gij zult haar zonnen aanschouwen. Zo zijn er dan zeven nachtparadijsen des Heeren wanneer gij de wegen bewandelt vanuit de huizen waar de alleroudsten tezamen wonen. En de zonnen die daar zijn zijn tot veelvuldige zuivering van uw zielen. En gij zult hierdoor dingen gaan begrijpen en tot rust komen. En nieuwe warmtes zullen u daar gaan omhullen, en zij zijn de verrukkingen, de heerlijkheden en de zaligheden des Heeren. En gij zult de schuilplaatsen van de zonnen der nachtparadijsen gaan ontdekken, en gij zult met hen meereizen, opdat veel warmte aan u wordt toegevoegd. En gij zult leren vanuit welke zonnen de Heere heil schept, en welke wegen Hij begaat, en gij zult Hem hierin volgen.
5. En de Heere plaatste een boom in één van de nachtparadijsen, en deze boom was een verboden boom. En de Heere noemde die boom Tantalos. En wanneer iemand dichtbij de boom kwam vaagde de boom weg om te vluchten. Zo kon niemand zondigen.
6. Zij die de Heere waarlijk liefhebben en zich met Zijn wijsheden tegoed hebben gedaan komen tot Zijn ochtendparadijsen en hun zonnen. En zij vinden warmtes onder grote bladeren, en visioenen door het eten van grote vruchten. En de Heere Zelf gaat hen hierin voor. Zo staat de Heere met Zijn jachtwagen boven de ochtendparadijsen en hun zonnen, en onder de hemelen en boven de hemelen is er geen grotere naam gegeven dan de Heere. Komt dan allen tot Zijn heilige berg, temidden van de ochtendparadijsen en hun zonnen, en betreedt het pad tot Zijn heilige tempel. Ziet dan, Hij maait de velden van de ochtendparadijsen en hun zonnen met Zijn vuren. De Heere dan is warmte, voortgekomen vanuit de kou. Zonder die kou is de warmte niets, en zonder de warmte is de kou niets. En zo dan : Hierin is het geheimenis des Heeren. Zijn woorden zijn opgesteld als dekens opgestapeld boven de daken, als het wolkendek des Heeren. En zij die Hem liefhebben klimmen hierin op. Zij volgen Hem tot Zijn heilige jaagtempel, en zien hoe Hij de velden van de ochtendparadijsen en hun zonnen maait. Ja, de Heere snoeit Zijn velden, en Hij laat Zijn wildernissen niet onaangeroerd. Zo staat de Heere dan in Zijn jaagwagen boven al wat leeft, en heeft de aarde gegeven aan hen die Hem liefhebben. Zo is dan de hemel en de hel getuige geweest van de hogere liefde des Heeren, en zijn er stralen van warmte als treden tussen hen opgesteld. Zo heeft de Heere dan de tussenmuur tussen de hemel en de hel weggehaald, en heeft hen doen laten samensmelten. En zij die de Heere dienen kennen deze stralen en hun wegen. Zij kennen hun schuilplaatsen, en de plaatsen waar zij de heiligen brengen.
7. Vanuit Zijn heilige jaagtempel ziet de Heere de aarde en al wat daarin is. En de stralen van hogere liefde staan boven haar.
6.
Het
Ochtend Paradijs
1. Zo staat er dan niets dichter bij de Heere dan het ochtendparadijs. Zij zijn als de wegen tot het diepste van Zijn hart, daar waar Hij troont. Zo is dan het Ochtend Paradijs als het gezang des Heeren, en verboden bomen zijn hier niet. De zonde houdt hier op te bestaan, en hier leeft de Heere eeuwig, als van eeuwigheid tot eeuwigheid. Hier heeft tijd opgehouden te bestaan, en vinden de wisselwerkingen der elementen plaats.
2. Het kwaad heeft hier opgehouden te bestaan, en de Heere kijkt naar het ochtendparadijs vanaf Zijn hoge woning, de stralen van haar in de dieptes van Zijn hart voelend. Ja, zij dragen de sleutels tot de dieptes van Zijn Hart. En zo zijn de ochtendparadijzen een pad naar binnen, een pad waarover de Heere rijdt en reist, en waarvanuit Hij stralen zendt. En de Heere vindt hierop heil, en Hij schiet pijlen af om gevangenen vrij te zetten. Ja, de pijl zendt Hij uit om terug te halen dat wat eens gestolen was. De Heere geeft opdrachten aan Zijn pijlen, en zij doen naarstig wat Hij zegt. Hij gebiedt hen om gevangenen vrij te zetten, om zieken te genezen, en om krijgsgevangenen mee te nemen naar de hoge. Zo troont de Heere in het bovengeestelijke, en zendt Hij Zijn Bovengeest. Ja, de Bovengeest spreidt netten uit over de daken, en de Heere laat Zijn stem horen. Maar zou de Heere Zijn Bovengeest uitstorten, dan zou er geen weg meer terug zijn, want dan zou de Bovengeest in gevangenschap leven. De Heere is gekomen om Zijn geesten vrij te zetten. Daarom : Zij die in een uitstorting geloven : Zet nu de Geest vrij, en kom tot het bovengeestelijke. Hij is de vogel des Heeren, en Hij zal u meevoeren, en u helpen in uw klimtocht. Maar Hij zal niet in u uitgestort worden. Hij zal u alleen een veer schenken. Houdt daarom vast aan het kleine dat Hij u geeft, en weest dankbaar, want meer hebt gij niet nodig. Waarom zoudt gij uzelf verzwaren om zo niet meer te kunnen reizen ? Zo zou u de heerlijkheden des Heeren zeer zeker mis lopen. Daarom : Zij die in een uitstorting geloven : Komt hiervan terug, en laat uw harten hierdoor niet meer verzwaren. Gij zijt immers opgegroeid. Zet uw gevangenen vrij, en kom tot het bovengeestelijke.
3. En de Heere zal de ochtendparadijzen over de aarde spannen, en de aarde zal worden tot een ochtendparadijs, en de Heere zal daar tronen.
Sorsol
1.
Het
Pad van Armoede en de Lokogamen
1. Dit wordt ook wel het pad naar de onderwereld genoemd, en bij elke poort moet er een kledingstuk, eigenschap of titel aflegd worden. Op dat pad moest ook het spotkleed aangetrokken worden. De Armoede eindigt in een plaats onder de hel, ook genaamd Armoede of Armoe. Hier woont Vrouwe Armoe. Ook de Schmi-Lokogamen of Smi-Lokogamen komen op dit pad voor. Lokogamen zijn de sieraden van het kruis als de sieraden der Armoe. Het getal van de Schmi-Lokogamen is honderdvierenveertigduizend. Hen die tot die orde binnentreden hebben het pad van Armoede bewandeld, hebben van haar geleerd. Bij dit pad behoren dingen als ijs, afzondering, heiliging, ascese, spotaanvaarding als deel van lijdensaanvaarding, kluizenaarschap, vaak ten gevolge van een wond die de Heere heeft geslagen met als bijwerking overgevoeligheid, en min of meer sociale stoornissen. Tot het pad behoort ook de spirituele en religieuze armoede. Zij die zich altijd door god en goden vertroeteld voelen en weten, weten niet wat dit pad inhoudt. Bij dit pad komen namelijk onherroepelijk : depressie, angst, eenzaamheid door verlatenheid, en leer je de schoonheid daarvan ontdekken. Zo zijn er op dit pad de Lokogamen van de angst, de Lokogamen van depressie, en de Lokogamen van eenzaamheid, van verworpenheid, van bespotting, van wanhoop, als de sieraden van deze dingen. Op het pad van armoede in de veelvuldige betekenis van dit woord zul je namelijk met al deze dingen in aanraking komen, om hun sieraden te laten rijpen. De armoede brengt ons terug naar de aarde, met als verbindingspunt : de voet. De uitgroeiselen van de voet, de tenen, zijn de vertegenwoordigers van de verschillende soorten Lokogamen, de lijdenssieraden. Deze brengen dan ook de voet extra in balans.
2. De Lokogamen zijn niet alleen lijdenssieraden, maar ook wraakgodinnen. Het pad van armoe gaat ook langs en door het oer. De Angst-Lokogamen zijn de Schmizul-Lokogamen. De Depressie-Lokogamen, ook de Lokogamen des Doods, zijn de Tamul-Lokogamen, die vaak paardachtig zijn. De Verworpenheids-Lokogamen zijn de Esmul-Lokogamen, die ook vaak paardachtig zijn. De Bespottings-Lokogamen zijn de Ramda-Lokogamen. De Eenzaamheids-Lokogamen zijn de Smitzil-Lokogamen. De Verlatenheids-Lokogamen zijn de Napap-Lokogamen. De Wanhoops-Lokogamen zijn de Tramir-Lokogamen. De Gemis-Lokogamen, ook de Lokogamen van Heimwee, zijn de Traumal-Lokogamen.
3. Je kunt een beroep doen op deze lokogamen in de desbetreffende omstandigheden. De Lokogamen zijn niet mis te verstaan. Zij zijn de sieraden van alle lijdensvormen die de wereld gaan transformeren. Hierin schuwen zij de wraak en de apocalypse niet. Er gaat een nieuwe aarde komen.
4. De Lokogamen zijn ook de sleutels in het lijden. Zij geven advies en openen nieuwe deuren. Zij zijn de geheimenissen van God die Hij voor Zijn trouwe kinderen bereid heeft.
De Tamul-Lokogamen
5. En het sieraad dan dat gij om uw arm of pols draagt, heeft een platte steen als het sieraad van de angst, en daarna de steen van depressie, en vervolgens de prachtig kleurende steen van wanhoop. Gij draagt dan deze stenen, opdat gij uw weg vindt.
6. De Tamul-Lokogamen zijn bij u, om u te leiden op uw pad, zij die de sieraden der depressie zijn. Zij dan heffen uw hoofd op en geven u te drinken in dorre streken. Zij leggen hun hand op u, en leiden u voort, daar waar het duister is, geven zij licht.
7. Zij zijn een volk van engelen, van meesters in kunst. Zij temmen de krachten van het leven, ja, als paardenmenners zijn zij. Zij temmen de krachten van het lijden, zij volgen jou, om jou te leren het leed te berijden. Ze leren je met het leed om te gaan als met een paard, een dier, een wezen. Het leed brengt jou iets, een stukje geschiedenis, een stukje God, een stukje bevrijding uit een hard hart.
8. Bidt dan aldus tot
de Verborgen Geesten des Heeren, de Tamul-Lokogamen, die hun engelen
hebben gezonden : Tamul-Lokogamen, Verborgen Geesten des Heeren,
Geheimenissen, sieraden van mijn depressies. Heb Genade over mij, en
onderwijs mij in liefde. Weest niet al te toornig op mij, want ik
heb geen kwaad in de zin. Leer mij te bidden en te komen tot U. Laat
mij niet vergaan in mijn strijden, maar help mij. Gij dan bent
reizend van aard, over de aarde reist gij, met vleugelen van licht,
raakt Gij hen aan die lijden. Gij dan neemt de soldaten van de
strijdvelden weg wanneer zij zijn gestorven, om hen het sieraad des
doods te tonen.
De
Schmi-Lokogamen
9. De hel is de tweede wereld. Het dodenrijk is de eerste wereld. De armoede is de derde wereld. Daar gaat de reis naartoe, christen. De pracht van God is omringd door armoede, omdat die pracht het sieraad van de armoede is. Het is een spirituele reis.
10. Schmi-Lokogamen vormen de armoe-tabernakel van God als een machtig sieraad, bestemd om te heersen over de rijken. Zij vormen de machtige spreuken waarmee God het leed wat de rijkdom brengt bedwingt : Kia Maza Mach Oli Kidorra Adona Va Estesse Ki Manta Mogam Basch Olum Uschga Kalim Kerhengst Hengstel Eregma Maak Estu Uvia Dun Desmel Ischu Mus Moes Akoesta Iram Abusch Ich Unt Icha Uschania Erwisch Erwischeniz Zitchen Gischen Erum Erumda Akum Akum Kapana Katana Erektus Apochela Apogela Nonog Ebutsch Epun Epoen Akoet Kida Kidam Ates Arumba Aroemba Arachtel Okos Olokta Ikip Itiktapat
11. Aram Aram Nanaki Ikles Dehikta Vaodon Oroktus Oruktus Oruktis Oruktis Amik Nanak Dadunka Dadunia Irim Da Fokon Osa Vanil Vanir Tetes Meza Vahahelm Dadon Vadonen Kukumbia Kukumbia Nes Akschin Disin Dizin Diak Domanta Vanel.
12. Dit dan zijn de
namen der sieraden. Er zijn verschillende ordes der Schmi-Lokogamen,
die ook in de spreuken verborgen zijn. Er zijn tien ordes der
Schmi-Lokogamen.
13. Er zijn verschillende kronen te
verkrijgen op het pad van armoe. Er zijn dan ook speciale
kroon-lokogamen.
De pelgrimtocht
14.
Minina-Schmi-Lokogamen zijn vogelachtig. In deze orde moeten er veel
vogels verslagen worden die de doorgangen belemmeren. Het is de
grote vogeljacht die de pelgrim op het pad der armoe moet maken. Als
hij genoeg demoon-vogels heeft verslagen en geofferd, en hij dringt
door tot de Levitische zones en Davidische zones, dan kan hij daar
priesterlijke gaven ontvangen, en vandaaruit overstappen tot de
Farinhein orde. Ook in de Farinhein-zone moet de pelgrim tot vele
vogeljachten overgaan. De demonische vogels zijn aangesteld om de
gaven van armoe tegen te houden, en de pelgrim daarvan af te houden.
Ze zullen de pelgrim proberen te verleiden om terug te keren. Velen
zullen juist in deze zone ook de moed opgeven, en terugkeren, ook
vanwege de machten die de vogels beloven aan hen die hen volgen. In
deze orde zijn de Aldebaran vogels voornamelijk opgesteld, de
vogels van spot, en men kan hier ook de felbegeerde sieraden van
bespotting ontvangen, door het spotkleed tot het eind te dragen. De
Ramda-Lokogamen staan hier dan ook rijkelijk opgesteld. Bekende
Ramda-Lokogamen zijn Metensia, Morgennia en Romarei.
15.
Er zijn de dertig ordes van Ramda-Lokogamen, de
bespottings-sieraden, de sieraden van spot.
16. Op het pad van Armoe is het kruis van Armoe, en ook hier dient in de gaten gehouden worden : de Grootste Armoe, de Eeuwige Armoe en de Dubbele Armoe, die het vragen om armoe is. Een van de grootste profeten van het Evangelie van Armoe was Franciscus van Assissi. Het Evangelie van Armoe is deel van het Eeuwig Evangelie. De sieraden van Armoe zijn felbegeerd, en hier zal om gestreden moeten worden.
17. Veel demonen zijn uitgezonden om pelgrims van deze sieraden af te houden, want ze geven veel macht over demonen. Demonen proberen daarom pelgrims af te leiden en veel kracht en macht te beloven. De sieraden van armoe zijn bijvoorbeeld speciale parfum-flessen, of speciale muziekdoosjes, speciale lichten of lampen, speciale gevoelens die je altijd meedraagt, of speciale kledingstukken. Vaak kunnen ze juist ook erg subtiel zijn, bijna verborgen, omdat naaktheid een groot sieraad is.
De Napap-Lokogamen
18. Zij die het pad der
armoe begaan komen ook voor de rivier van verlatenheid te staan,
waar zij moeten duiken naar de sieraden van verlatenheid, waarmee ze
over de rivier kunnen komen. Door angsten komen ze in grotere
verlatenheden, totdat ze aan de zee van verlatenheid zijn gekomen.
Hier wonen de Napap-Lokogamen rijkelijk, als de frisse geuren van de
oceanen en bossen, de speciale diepe geuren van de natuur. Er zijn
ten minste dertig ordes van de Napap-Lokogamen.
19. De
Christus van Armoe is genaamd Maser. Dit is dus gewoon een naam van
Christus, een bijnaam, om het werk van armoe te laten zien. Het is
een deel van Christus, net zoals God meerdere namen heeft die
meerdere delen laten zien.
20. Gebeden tot de Schmi-Lokogamen : Wees ons genadig, heersers der hemelen. Laat ons niet vergaan in onze ellende, maar laat ons bijdrinken bij de bronnen, en schenk ons heil vanuit de sieraden. Bindt ons niet tot werkzaamheden, maar schenkt ons vrijheid om uw wegen te doorzoeken. Laat onze lampen dan brandende zijn, opdat wij in duisternis niet verdwalen. Open voor ons de deuren, ook voor onze geliefden, opdat wij niet in scheuring tot u naderen. Leidt ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Wees ons tot een schuilplaats en gids. Weest dan niet te wraakzuchtig naar ons, want wij hebben geen kwaad in zin. Leer ons naar Uw wil te handelen. Schenk ons de gaven van armoe, en verlos ons van de scherptes van rijkdom. Leer ons rijk te zijn in armoe, en haar dieptes te doorgronden. Leer ons te begrijpen, leer ons te denken over de juiste paden, en de verkeerde paden te verachten. Rijken zullen niet tot U kunnen naderen.
Inaput
1.
1.
Het cryptische kan grote boodschappen dragen, kan bescherming bieden
op grootse wijze, en kan er voor zorgen dat iets ook daadwerkelijk
zijn doel bereikt. Als iets te openlijk en te direkt wordt gebracht
verliest het vaak op den duur zijn kracht en wordt het onderweg
aangevreten. Door cryptiek kunnen wij namelijk alles omsmelten om het
voor ons bruikbaar te maken. Dit wordt ook wel de Faraatse bediening
genoemd, als een soort van apostolisch verlengstuk. Beseffen wij dat
de wereld om ons heen vol is met de cryptische tongen des Heeren ? De
vertaling gaat ineens veel dieper en maakt grotere en moeilijkere
sprongen. Dit wekt dan ook weer nieuwe tongen van vuur op, maar als
gemeente zijn wij er na al die eeuwen aan toe gekomen om verder te
kijken dan onze neus lang is. Er veranderde namelijk niet veel in de
wereld door al onze standpunten en kortzichtigheid. Is het niet tijd
dat we al onze ideeen gaan herzien en doorvertalen ? Er is altijd
weer een betekenis achter een betekenis. Dit is het mystieke, maar
meer nog : het cryptische pad. Alle andere paden zullen doodlopen.
2. Op het mystieke pad kun je alleen maar kon sterven.
Het Faraatse zwaard is een cryptisch zwaard. Dit opende een heel
ander pad voor mij, namelijk het cryptische pad.
3. Er schuilt een wereld achter de hedendaagse tafereeltjes. Die tafereeltjes worden aangedreven door bepaalde cycli die telkens weer terugkomen. We kunnen diep geschokt blijven over alles wat we zien, maar we kunnen ook alle fragmenten van elkaar losscheuren en gaan puzzelen. Het zijn boodschappen van een andere wereld.
4. Symboliek heeft zo zijn wetten, en ook de allegorie, maar cryptiek maakt daar korte metten mee, als een soort van heilige losbandigheid. Niets is wat het lijkt. O ja, je kan doorgaan in een pure materiele beschouwing van de Schrift, maar God is niet van de materiele orde. God is enorm door de knieen gebogen, en heeft zich in allerlei vormen en bochten moeten wringen om ons te kunnen bereiken. In de cryptiek kunnen we uiteindelijk volwassen worden en met Hem verbonden worden.
5. Laten we bedenken dat de cryptische bediening een oven is waar de vlammen heter en hoger branden dan al het voorgaande wat God ons heeft gegeven. Het mystieke pad loopt dood. Zijn we ervoor om ons hele leven naar opgepoetst fruit te blijven kijken ? Bijt er eens in. Het mystieke pad komt tegemoet aan een enorme leegte en onkunde om door de muren heen te breken, maar later kom je erachter dat je ook in deze cocon moest sterven, en moest uitreiken naar iets groters. In de cryptiek duizelt het helemaal voor je ogen. Je wereld lijkt om te draaien, als een grote bevrijding, als een grote uittocht. De cryptiek is de overtreffende trap van mystiek, als stap twee in Gods bevrijdingsplan. Zijn Woord is een Pad, geen meubiliair. In de cryptiek kunnen weer een heleboel dingen die anders niet konden. Er worden als het ware deuren geopend.
6. Zoals eerder gezegd : De cryptiek is een diepere smeltoven, waar diepere transformatie in kan plaatsvinden, zodat nu ook de echt gevaarlijke dingen binnengebracht kunnen worden om betekenis te krijgen. Maar de cryptische deuren worden alleen geopend door het kruis. Zij die het kruis niet willen dragen, en ook niet het kruis van anderen zullen die cryptiek nooit begrijpen. Het kruis en de cryptiek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zij die het verstand tot God hebben gemaakt zullen ook niet veel van die cryptiek begrijpen. De doornenkroon is een beeld van een ieder die z'n verstand heeft laten doorboren voor het aangezicht van God. De cryptiek kent hele andere wetten dan het verstand. De Bijbel zegt dat het verstand verduisterd is door de zonde. Hoe denkt u dit verstand te reinigen ? Hoe denkt u dit verstand weer helder te maken ? Door uw verstand ? Dat zou een doodlopende weg zijn, want hoe kan een blinde een blinde geleiden. Hoe kan een misleider je op het juiste pad brengen ? Het verstand wordt door de Bijbel aangetekend als één van de hoogste vormen van misleiding. Het verstand is overgeaccentueerd, juist door het verstand. Zij die hun hart willen laten spreken kunnen daarom in conflict komen met het verstand, wat zich soms uit in een soort hoofdpijn. Dit kan erg vermoeiend zijn. Ook mystiek kan erg vermoeiend zijn : Op zoek naar de symboliek, wanhopig zoeken naar een vertaling, iets waar we een onderkomen en een beschutting in hebben. We kunnen ons mystiek gaan kleden en heel geheimzinnig gaan doen, maar wat schieten we er mee op ? Wat is nou precies het doel van al die mystiek ? Is het nu werkelijk de bedoeling dat we ons zoveel mogelijk afzonderen en dat we overal een diepere betekenis achter zoeken ? Is het allemaal niet veel simpeler ? Ja, ook in de mystiek kan het verstand om het hoekje komen kijken, en zodra we dat proces doorhebben zal het verstand ons in vermommingen bezoeken. We proberen te mediteren, storten ons misschien op poezie, of worden rebels. God laat een kruis zien. Het is een bijzonder kruis, want het staat in brand en er hangt een doornenkroon boven. De mystiek wordt nog veelal door het verstand geleid, en is nog vaak om indruk te maken en een plaats te hebben in de maatschappij. Velen zien de mystiek als een icoon. Het verstand heeft de puzzel verkeerd gelegd, en daarom is het plaatje ook zo verschrikkelijk. Daarom is het belangrijk om de doornenkroon te vragen.
7. De cryptiek is een vuur wat dieper van binnen komt. Het is uitgezonden om de hedendaagse apostolische canon en mystieke canon, oftewel de grenzen en de wetten van vertaling en symboliek te verbreken. Als het apostolische niet overgaat in het faraatse, het cryptische, dan zal de apostolische weg daarmee doodlopen. Met de Apostolische Bediening zijn we er nog niet. Een vertaler of een mystiekeling kan nog heel erg materieel leven, afkerig van armoe. Een mystiekeling kan voor velen nog best te volgen zijn, maar een cryptisch iemand is meer dan raadselachtig. Een cryptisch iemand staat niet onder de wet, niet boven de wet, maar heeft helemaal niets met de wet te maken. Hij leeft door Gods Geest en kent Zijn paradoxen : Niet door het vlees, maar door de Geest. Zo boort hij vele geheime bronnen aan. Dit is als het ware het delirium van de profeten. Profeten die op het pad van mystiek zijn vastgegroeid, moe zijn geworden, en misschien wel wanhopig zijn, zullen in de cryptiek weer tot leven komen.
8. God is een
cryptische God. Hoe vaak is Hij niet gekruisigd aan het materiele,
in een hok gestopt : Dit is uw God, die u verlost heeft. Is God een
gouden kalf ? Dan zouden we weer het verstand aanhangen, want die
houdt zich veelal aan de materiele wetten. Hiermee zullen we nooit
ver komen. Oh, hoe lang draaien we al wel niet in hetzelfde
cirkeltje rond, zonder te veranderen. De wereld ziet evangelisten
die alles van Christus weten, die altijd weer met dezelfde verhalen
komen, en het komt God de neus uit. Zij prediken een materiele
Christus, een materiele boodschap, maar God is toe aan cryptische
evangelisten die de kloppende levende boodschap brengen. Het is tijd
dat de wereld wakkergeschud wordt, maar dat gaat niet door een
geschiedenisboek. De Geest moet het Woord levend maken, laten
spreken, laten baren, laten groeien. De Mammon is tot ons gekomen in
vele vermommingen. Het materialisme komt in vele graden. Materiele
evangelisten houden Christus gevangen. Maar zij blijven die
boodschap aan ons opdienen totdat het volledig vertaald is.
9.
De tweede Christus is de boom van armoe, de heilige Karmat, die de
goddelijke gebondenheid is. Blijf niet alleen met uw eerste
Christus, want Zurastael zal u slaan.
10. Ik heb overwonnen
de honden van de valse Christus. En Ramonde, de moeder van liefde
nam de zorg over mij. Ze nam mij op en bracht me naar haar huis, ja,
de Karazuur is over haar. Wie kent haar bossen, wie kan haar
wildernissen doordringen. Ja, deze honden braken me, maar zij nam de
zorg over me, mij voedende, zoals ze roofdieren voedde. En vekeb
zullen komen aan het einde der dagen om het mysterie te zien. Ze
zullen er op hun knieen naar zoeken.
11. Hoor dan de roep van
Ramonde, en help haar, troost haar hart, want zij is uw moeder. En
de karsuiken zullen over haar zijn, zeven bij zeven. Luister dan
naar haar roep, en leef.
12. En ze nam dan de zorg over mij
voor zeven dagen en zeven nachten en onderwees mij over de vogels
van haar bossen. En haar roep gaat nog steeds uit in de nachten,
zoekende naar haar kinderen.
13. Zij is dan de moeder van
velen, haar tepels openende hun longen en de stralen van zuurstof.
Zij blijven veilig dichtbij haar borsten.
14. Zij is de
raaf van de tijden van zo lang geleden dat ze uit het zicht zijn.
Luister dan naar haar stromen van wijn. Kom tot haar wiel en altaar.
Zij is de moeder van alle wijn, ja, de faraten zijn over haar.
15.
Zij was een eenzame ziel in haar huis van ratten waar ze was
gevangen door de zonde der mensheid in de tijden van het oude.
En langs de hondenhaag kon ze de karazuur voeden, maar ze kon nooit
vluchten. De ratten waren over haar, en hielden haar gebonden aan
kettingen en wielen, en ze maakten haar werkende en lopende.
Maar de karazuur was op een dag sterk genoeg om haar te bevrijden,
wat haar mysterie is.
16. Drie engelen waren geplaatst over
de bosrivier van Ramonde. Zij zijn Ramonde, Sarsia en Davinde.
17.
Ken dan het mysterie van Davinde. Zij was opgesloten in een kooi
door de rovers voor wie ze moest werken. Maar toen ze sliepen nam ze
genezende zalf uit hun wonden waardoor haar genezende gaven begonnen
te groeien. Op een dag kon ze zichzelf bevrijden en Ramonde nam de
zorg over haar. Ramonde is dan geprezen in alle eeuwigheden. Zij is
dan ook onze Heere die een engel werd.
18. En ze nam dan
Davinde naar een schuilplaats waar ze veilig was, en Ramonde ging in
de nacht naar de drie rovers en onthoofde hen. Hun hoofden zullen
een verschrikking zijn in alle eeuwigheden.
19. En dit is
waarom zelfs Sarsia de Grote als dood viel aan haar voeten, en haar
voeten zijn de wijnpers vergezeld door twee zwanen.
2.
1.
Een jongen en een meisje wonen in een prachtig paradijs. Lirijn en
Echte wonen in het paradijs Roggio van Metensia.
2. Op een dag
voelt het meisje zich niet lekker, en trekt zich terug. De jongen
begint haar na een tijdje te missen, en begint vrouwelijke
eigenschappen te ontwikkelen. Hij vertrekt naar de rand van het
paradijs, op zoek naar zijn eigen vrouwelijkheid, maar valt over de
rand naar beneden, en krijgt te horen dat hij niet meer terugmag,
omdat hij uit balans is.
3. Hij had zijn mannelijkheid met zijn
vrouwelijkheid moeten balanceren, en niet zijn vrouwelijkheid laten
overheersen. Het meisje is ontroostbaar als ze ontdekt dat de jongen
vertrokken is, en begint door het woud te rennen
4. Nog steeds
rent ze door het woud om haar geliefde te zoeken.
5. Ik rende
achter Echte aan, en riep haar om te stoppen. Maar Echte hoorde mij
niet en rende verder. Maar later kwam ze naar me toe en zei : 'Jij,
jij, jij hebt me doen stoppen. Jij hebt mij tot rust gebracht.
6.
Ik bad tot Echte. Het is de taak van iedere gelovige om Echte tot
rust te brengen. Zij mist haar
geliefde, de Afgedwaalde, de
Verlorene, waarvan Lirijn het beeld is.
7. En zo zult gij
bidden : Wie je ook bent, Echte, ik houd van je, en wil meer
van je weten. Openbaar uzelf aan mij.
8. Echte, wij brengen
uw hart tot rust. In uw tederheid zijn wij verborgen. Wij dragen uw
kruis, en zeggen tot uw ziel : Waak op, en rust in de tederheid van
de dag die door ons tot u komt. Weest gegroet en gezegend, nu wij in
uw voetsporen wandelen. Ja, met u rennen wij, en met u komen wij tot
rust.
9. Heilige Echte, wij komen tot u. Aanvaard ons in onze
zonden en reinig ons. Wij buigen voor u neer, tot u die heilig zijt.
Schenk ons de predictaatse gave en laat ons er zuiver mee omgaan.
Wij zegenen u. Wees ons tot brug, opdat wij in uw kracht staan.
10.
De predictaatse bediening, het geestelijk reizen, heeft als altaar
het kruis van Echte.
11. Echte de vluchtende van het paradijs
Roggio, het paradijs van Metensia, waar Echte haar man verloor die
zijn vrouwelijke kant liet overheersen en daardoor door God
weggenomen werd.
12. Echte, zijn geliefde, zoekt hem nog steeds,
rennende door het paradijs.
13. Echte is het beeld van absolute
verlorenheid, zoekende naar dat wat ze liefheeft om zorg te dragen
en zorg te ontvangen. 14. Dit is het predictaatse altaar. Wij moeten
allen reizen in de geest van Echte, om op zoek te gaan naar onze
geliefde, dat wat verloren is gegaan.
15. Zo kunnen ook wij
door ons gemis, en door het verlangen naar onze geliefden,
geestelijk reizen, en zo het verlorene zoeken en vinden.
16. De
predictaatse bediening is de motor van de territoriale
oorlogsvoering.
17. Er zijn verschillende vormen van
aanbidding waren, en de aanbidding moet verdeeld en gebalanceerd
worden. Aanbidding is een vorm van respect en verbintenis, die
voortkwam vanuit een stelsel van voorwaarden en regels. Zo is
aanbidding een vorm van samenwerking, en van samenhang. Door het
vlees mag niet aanbeden worden, maar door de Geest des te meer. Door
de Geest komen er steeds meer voorrechten bij.
18. In de
aanbidding speelt Echte een grote rol, want aanbidding had alles te
maken met geestelijk reizen.
19. In Roggio hadden Echte en Lirijn
de eigenschappen van planten, bloemen, bomen en struiken.
20. Ik
hield een zwaard vast, waaruit rood spul vloeide en daarna
groen spul, om de hof te bevochtigen en vruchtbaar te maken. Daarna
kwam Echte op mij af en gaf mij een vrucht. Dit was een verborgen
vrucht. Ik at ervan. Toen zei Echte tot mij : 'Wie van de
verborgen vruchten van het paradijs eet, zal tot nog meer
verborgenheden komen, en van paradijs tot paradijs, die in de
oudheid verdwenen zijn.' Toen vertelde ze mij van een
gelijkenis waarin God telkens weer lieden zendt tot de aarde om de
aarde wakker te schudden. Maar telkens worden deze lieden van de
hemel teruggezonden of vermoord. Er zijn vaker kruisigingen geweest,
ook voor het ontstaan van de huidige schepping. En Echte wilde mij
die oude kruizen laten zien, want ze waren belangrijk voor de
verdere voortgang, en voor het overwinnen van de canon.
21. Weer
gaf Echte mij een vrucht, en ik at weer. Het leek wel
alsof ik door de vruchten ontwaakte, en ik had een licht
gevoel in mijn borst. Toen wees Echte op mijn tepel, en sprak : 'De
tepel is de vertegenwoordiger van de canon.' En ze scheurde de tepel
van mijn lichaam af, terwijl er een andere soort tepel op mijn
lichaam begon te groeien. De tepel gloeide als de zon en was als de
golven van de zee. De tepel begon te groeien en te groeien, en Echte
zei dat ik veel van de verborgen vruchten moest eten. Ze
wees mij de bomen van het paradijs aan. Ze zei mij dat die
bomen hele oude kruizen waren, en dat door de vruchten daarvan te
eten ik geestelijk zou kunnen reizen. Ik viel voor de
voeten van Echte neer, en wilde haar aanbidden, omdat ze zo heilig
en rein was, en straalde als een engel of als god. Maar Echte zei :
'Aanbidt God, aanbidt zijn Geest. De wezens van God waren nederig
waren, en alleen in noodzaak richten ze de aandacht op henzelf. Ik
kon mij niet inhouden, en bleef Echte prijzen. Maar toen begon
Echte weg te rennen. 'Ga niet weg,' zei ik, en ik merkte dat ik
Echte troost begon te geven in zijn hart, en ik sprak tot haar
geest, biddende. Voorzichtig ervoer ik weer contact met haar,
en langzaam kwam haar ziel dichterbij, maar ze was als water nu,
niet meer zoals ze eerst was. 'Wat heb ik gedaan,' zei ik
bevend. 'Het is niet erg,' zei Echte, 'maar dit gebeurt er als
mensenkinderen de hemelse realiteiten overmatig aanbidden. Het is
goed om eerst troost en genezing te brengen tot ons, en daarna pas
dankzegging en lof. Wij zijn veel te fragiel voor overvloedige
adoratie, oftewel aanbidding. Breng je aanbidding in eerste plaats
tot de Almacht van God en Zijn Geest. En ook als je tot Hem komt,
balanceer dan alles met het brengen van Troost, Hulp en Genezing.
Vraag Hem niet alleen maar dingen voor je te doen, maar doe ook
dingen voor Hem. Hij heeft ook jouw hulp nodig. Ook Hij hangt aan
het kruis wat de mensheid voor Hem gebouwd heeft. Dit kruis gaat
veel dieper dan wat ze vertellen. Dat kruis kun je alleen
ontdekken in je hart.'
22. Toen begon ik gebeden van troost
en genezing tot Echte op te zenden, en langzaam werd het water
waarin ze verscheen tot een vaste gestalte. En ineens voelde ik
haar hand weer op mijn hand. 'Betekent het nu echt dat er een
volgorde is van eerst Gods Geesten, dan Zijn engelen en dan Zijn
heiligen ?' vroeg ik. 'In sommige opzichten wel,' zei Echte,
'maar het wil niet per definitie zeggen dat een Geest van God hoger
is dan een engel of een heilige, of dat een engel hoger is dan een
heilige. Denk aan Christus die mens werd en heilige, en denk aan de
vele engelen die Hem daarin gevolgd zijn. Er zijn verborgenheden die
je dient te ontdekken. God doet niet zozeer aan rangen, want de
laatste en laagste rang is vaak ook de hoogste. Er zijn geestelijke
wetten waar rekening mee gehouden moeten worden. Vaak hebben die
hoge wezens opdracht om in een tussenlaag of onderlaag te
incarneren, oftewel geboren te worden. Zo kan een kind dus de moeder
zijn van zijn moeder, en de vader zijn van zijn vader.'
3.
1. En de vruchten van Roggio waren als verhalen. En Echte
begon ze aan te reiken, terwijl ze vertelde :
2. En als eerste
vertelde ze het verhaal genoemd Het Vogelbalkonnetje. En ze gaf de
bijbehorende vrucht.
3. En Echte sprak : Er was eens een koning
die een dochtertje had. Omdat hij niet wilde dat ze een verwend
prinsesje zou worden liet hij haar opgroeien in een donkere diepe
keuken om mee te helpen de grote beesten onder de grond te voeren.
Maar het meisje verveelde zich vaak, en had het vaak koud. Op een
dag klom het meisje door een buis boven het fornuis naar boven, en
kwam boven op het kasteel terecht. Ze sloop door een torenraampje
naar binnen, en zag daar een oude vrouw zitten achter een
spinnenwiel en een weefraam. De oude vrouw zei dat ze weleens wat
anders wilde, en het meisje vertelde haar over het keukentje. Ook
het meisje wilde weleens wat anders en ze besloten van plaats te
ruilen. Het oude vrouwtje klom door de lange buis naar het keukentje
toe. Na een aantal dagen kwam het oude vrouwtje terug en vertelde
het meisje dat ze het zo naar haar zin had in het keukentje en dat
ze het meisje er zo dankbaar voor was dat ze het meisje een sieraad
gaf. ‘Als je erover wrijft, dan verander je in een vogel,’
zei het oude vrouwtje. Het oude vrouwtje ging weer terug naar het
keukentje, en het meisje wreef over het sieraad om in een vogel te
veranderen. Het meisje wilde altijd al vliegen, en ze vloog over de
zee en terug. Na een tijdje vloog ze door de lange buis om het oude
vrouwtje te bezoeken.
4. Het meisje had eigenlijk nog nooit de
grote beesten gezien. Ze moest vroeger alleen koken en het voedsel
door een raampje schuiven. Maar nu was ze klein genoeg om zelf door
het raampje heen te gaan. Hier kwam ze op een klein balkonnetje waar
een heleboel andere vogels waren, groten en kleinen. In de verte
waren de grote beesten, waar de vogels altijd het voedsel naartoe
brachten. Dan moesten ze eerst over een heel diep en groot ravijn
vliegen, want de beesten waren op een soort eiland. Nu kon het
meisje zelf eens wat voedsel naar de beesten brengen. Ze kreeg een
mandje mee, dat ze in haar snavel kon houden. In het mandje waren
wat appels, wat druiven, en wat pastei. Om alles te bedekken werd er
een doek overheen geschoven. Het meisje keek haar ogen uit. Na een
tijdje ging ze weer terug. In het torenkamertje lag nog steeds het
sieraad. Even wreef ze er met haar vleugel overheen, en veranderde
weer in een gewoon meisje.
5. Op een dag wilde de koning haar
zien, en het meisje nam haar sieraad mee. Het meisje vertelde alles
wat ze had meegemaakt aan haar vader, en over haar liefde voor de
grote beesten. De koning pinkte een traantje weg, en sprak : ‘Die
grote beesten zijn jouw eigen broers. Een boze heks heeft hen eens
betoverd.’ En toen vertelde het meisje over het sieraad
waarmee ze in een vogel kon veranderen. Zo zouden de grote beesten
ook in vogels veranderen als het sieraad over hen heengewreven zou
worden. De koning vond het een goed idee, en het meisje wreef even
over het sieraad heen, veranderde in een vogel en nam het sieraad
mee naar het vogelbalkonnetje. Met het sieraad vloog ze heel dicht
naar de grote beesten toe, en wreef met het sieraad over hun huiden
heen. Direkt veranderden ze in vogels, en in een grote zwerm vlogen
ze terug over het grote ravijn heen. De koning was erg blij toen hij
de vogels zag, maar het waren nog steeds geen prinsen. ‘Oh,
maar dat is heel eenvoudig, vader,’ zei het meisje dat
inmiddels weer een meisje was geworden. Ik wrijf gewoon nu de vogels
met het sieraad. Kort daarna stonden er een heleboel prinsen voor de
koning. De koning omhelsde ze één voor één,
en ook het meisje viel haar broers één voor één
in de armen.
4.
1. En toen begon ze het volgende
verhaal te vertellen, en reikte de bijbehorende vrucht aan. En ik at
van haar. En zij sprak : 'Zie dan. Dit is mijn lichaam.' En ze begon
te huilen, en ik trooste haar.
2. En toen sprak ze : Het
Wonderpaard. Er was eens een meisje dat altijd hele nare karweitjes
moest doen van haar stiefmoeder. Haar echte moeder was al heel lang
geleden overleden, en die had ze eigenlijk nooit gekend. Vaak wilde
ze dat haar echte moeder nog zou leven. Veel tijd om te slapen kreeg
ze niet, en ze moest altijd haastig eten, want er was veel werk te
doen. Op een dag was het meisje het zo beu, en ze was zo moe dat ze
het bos inrende. Al gauw verdwaalde ze, en ze was zelfs een beetje
bij dat ze verdwaald was, want eigenlijk wilde ze helemaal niet meer
naar huis.
3. Na een tijdje lopen kwam ze aan bij een
tafeltje. Dat was erg vreemd zo in het bos. Het tafeltje was mooi
versierd met wat randjes, en op de tafel stond een bak met brood.
Het meisje ging op één van de hoge stoelen zitten, en
begon van het brood te eten. Na een tijdje kwamen er wat haasjes
aan, en een kikker. De haasjes waren in verschillende kleuren. Eén
haasje was roze, een andere paars en weer een andere was groen.
Naast het meisje zat een wat grotere witte haas.
4. ‘Wie
moet er wat thee ?’ riep één van de haasjes.
5.
‘Nou, ik lust wel wat thee,’ zei het meisje.
6.
‘Nee, jij niet,’ zei het haasje. Het was het groene
haasje.
7. ‘En waarom niet ?’ vroeg het
meisje.
8. ‘Omdat jij hier pas nieuw bent,’ zei
het groene haasje.
9. ‘Ach, let maar niet op hem,’
zei het roze haasje, ‘hij doet wel vaker vervelend, en het is
een mopperpot, net als het paarse haasje.’ Ook het paarse
haasje begon wat te brommen, maar niemand kon het verstaan. Het
paarse haasje keek het meisje al een hele tijd erg boos aan. Even
later schonk het roze haasje wat thee in voor het meisje, en zei :
‘Als je een keer bij mij op bezoek komt, dan krijg je roze
thee of elventhee.’ Het meisje keek het roze haasje
vriendelijk aan, alsof ze wilde zeggen : ‘Ja, graag.’
10.
‘Dank u wel,’ zei ze tegen het roze haasje.
11.
‘Oh, je mag ook wel bij me blijven logeren, hoor, dat is nog
leuker dan bezoek, en dan kunnen we ook de andere haasjes eens samen
bezoeken,’ zei het roze haasje.
12. Dat leek het meisje
wel leuk.
13. Maar toen zei het paarse haasje : ‘Niemand
komt ooit bij mij op bezoek. Ik woon veel te ver weg, helemaal
achter de bergen bij de zee.’
14. ‘Oh, maar ik
heb een wonderpaard,’ zei het roze haasje, ‘we komen je
vast wel een keer opzoeken.’
15. ‘Oh ja ?’
zei het meisje, ‘oh ik ben dol op paarden.’ Het paarse
haasje keek even niet meer zo boos naar het meisje.
16. ‘En
ik dan ?’ zei het groene haasje. ‘Ik woon over de zee.
Kan dat wonderpaard daar ook komen ?’
17. ‘Ja
hoor,’ zei het roze haasje vriendelijk. Het witte haasje dat
iets groter was had al een hele tijd niets gezegd, en huppelde
plotseling weg. Na een tijdje kwam het wonderpaard eraan. Het
wonderpaard had vleugels en kon vliegen. ‘Stap er maar op,’
zei het roze haasje, ‘dan gaan we naar mijn torenkamertje,
heel hoog in het paleis van de koning.’
18. ‘De
koning ?’ vroeg het meisje. ‘Maar welke koning ?’
19.
‘Oh, koning Griebelegrutjes,’ zei het roze haasje.
20.
‘Wie is dat nu dan weer ?’ vroeg het meisje.
21.
‘Nou, de koning van het hazenland,’ zei het roze haasje,
‘en tegelijk de opperkok van de elventhee. Hij moet de thee
altijd eerst proeven voordat het opgediend mag worden.’
22.
‘Oh,’ zei het meisje, ‘dat wist ik niet.’
23.
‘Maar wat doet die kikker hier dan ?’ vroeg het meisje
weer.
24. ‘Oh, de kikker zorgt altijd voor de tafels,’
zei het roze haasje. Toen ze beiden op het paard zaten steeg het op
en bracht hen helemaal tot in het hoogste torentje van het
koninklijk paleis. Dat was wel even een eindje vliegen, maar hier
hadden ze dan een prachtig uitzicht over het land. Ze konden vanaf
hier de bergen zien, en zelfs de achterliggende duinen en de zee.
Ook konden ze hiervandaan goed het bos bezichtigen.
25. Er
waren een paar torenkamertjes, en in één kamertje
mocht het meisje logeren. In een ander kamertje dronken ze samen
thee, roze thee, en elf-thee. Het meisje vond de thee erg lekker,
vooral de elf-thee. Door de trap naar beneden te gaan, kon het
meisje ook bij de koning op bezoek, en een verdieping lager was de
keuken. De koning zelf ging niet zo vaak naar de keuken.
Voornamelijk hield hij zich bezig met het regeren van het land. Maar
soms moest hij toch echt naar de keuken om de nieuwe soorten
elf-thee te proeven. Telkens kwamen er weer nieuwe soorten bij.
26.
Op een dag gingen ze met het wonderpaard naar het land van otters en
hermelijnen. Dat was een groot land met bossen en rivieren. In het
land van otters en hermelijnen stond ergens een hele grote
elventafel, waar volop elventhee werd gedronken. Nog nooit had het
meisje zoveel otters en hermelijnen bij elkaar gezien, en ze waren
allemaal even vriendelijk. Er waren hier zoveel soorten elventhee
waar zelfs de koning niets van wist. Ze hadden hier een keuken die
wel duizendmaal groter was dan de keuken van de koning. Eén
zaal van de keuken was als een kerkzaal. Zo’n grote keuken had
het meisje nog nooit gezien. Overal liepen bedienden rond met grote
schalen. Heel in de verte zat een lange witte haas op een stoel met
hele lange poten. De witte haas had het overzicht over de zaal. Na
een tijdje werd er een enorm lange tafel naar binnen geschoven, en
de bedienden begonnen de schalen op de tafel te zetten. Toen de
schalen geopend werden schrok het meisje heel erg, want er kwam
zoveel rook vanaf dat het vuur leek. Na een tijdje zag het meisje
dat het van binnen schelpen waren. Maar niemand at van de schalen.
Het meisje vroeg zich af waarom er niet werd gegeten. Maar na een
tijdje liep het wonderpaard naar voren en begon van schaal na schaal
te eten. Alle bedienden die aan de zijkant stonden klapten in hun
handen. Het roze haasje glimlachte. ‘Dat doen ze altijd als
het wonderpaard hier is. Ze zijn dol op hem.’
27. Na
een tijdje kwamen er ook andere paarden binnen die van de schalen
begonnen te eten. Toen alles was opgegeten kwam er een kikker binnen
die de tafels begon op te ruimen. En even later haalden de bedienden
de lange tafels weer weg.
28. ‘Zo, kies maar een paard
uit,’ zei het roze haasje, ‘dan gaan we een stukje
wandelen. Het wonderpaard moet nu rusten.’ Het meisje koos een
wit paard met vlekjes uit en wat roze strikjes, en ook het roze
haasje koos een paard uit, en toen gingen ze een stukje paardrijden
door het bos van het land van otters en hermelijnen.
29. Ze
kwamen langs vele huisjes waar boeren en boerinnen woonden met heel
veel vee, zoals paarden, koeien, varkens, geiten en nog veel meer.
Na een tijdje waren ze zo ver gekomen, en om wat bergen heen gegaan,
dat het roze haasje vond dat ze best wel even op bezoek konden gaan
bij de paarse haas aan zee. De paarse haas woonde in een woonboot,
aan een riviertje dat in de zee uitliep. Alles was hier erg klein,
en na een tijdje kreeg het meisje het erg benauwd. ‘Dat je
hier kunt wonen,’ zei het meisje. Maar dat schoot bij het
paarse haasje in het verkeerde keelgat. ‘Nou, dan kom je toch
gewoon niet ?’ riep het paarse haasje boos. Niet lang daarna
stonden het meisje en het roze haasje op straat. Het paarse haasje
had hen eruit gezet. Maar het roze haasje klopte weer op het deurtje
van de woonboot en riep toen door het raampje : ‘Ach, zus,
laten we nu geen ruzie maken. Laten we gewoon wat spelletjes doen.
Kaarten ofzo.’ Na een lange tijd deed het paarse haasje het
raampje eindelijk open, en zei slaperig : ‘huh ? Oh ik ben
vast in slaap gevallen. Ja, laten we dan maar een spelletje
doen.’
30. Maar het spelletje liep helemaal verkeerd
af. Het paarse haasje verloor telkens elk spelletje kaart, en begon
steeds meer te mopperen. Ook toen ze wat bordspelletjes gingen
spelen werd het er niet beter op, en na een tijdje gooide het paarse
haasje het speelbord boos om, terwijl alle pionnetjes op de grond
vielen.
31. ‘Ach zus,’ zei het roze haasje, ‘het
is toch maar een spelletje ?’
32. ‘Spelletje,
spelletje ?’ zei het paarse haasje. ‘Ik verlies telkens.
Dat noem ik geen spelletje.’ Maar na een tijdje viel het
paarse haasje weer in slaap.
33. Het was maar een klein
stukje lopen naar de zee, en het roze haasje en het meisje besloten
nog even wat te gaan zwemmen, maar een grote golf nam hen mee, en al
gauw waren ze op de open zee. De golf nam hen zo ver mee, dat ze
uiteindelijk maar besloten door te zwemmen naar het groene haasje
dat achter de zee woonde. Maar het leek wel alsof ze er nooit
kwamen, en na een tijdje begonnen ze allebei erg moe en duizelig te
worden. Het meisje begon al weg te zakken, en niet lang daarna het
roze haasje ook. Maar ineens voelden ze wat onder hen komen. Het was
het wonderpaard, en toen ze op z’n rug zaten steeg hij op uit
het water. Snel nam hij hen mee naar de overkant waar het groene
haasje woonde, maar toen ze bij zijn huisje kwamen was hij er niet.
Toen besloten ze maar naar het bos te gaan. In het bos stond een
hele grote draaimolen. En ja hoor, daar was het groene haasje aan
het spelen. Achter de draaimolen stond een stal met een heleboel
wonderpaarden.
34. ‘Waarom heb je me dat nooit verteld
dat je hier zoveel wonderpaarden hebt ?’ vroeg het roze
haasje.
35. ‘Gewoon,’ zei het groene haasje,
‘omdat je er nooit naar gevraagd hebt.’ Het meisje keek
haar ogen uit, en omdat ze met z’n drieen zo’n mooie dag
beleefden mocht het meisje een wonderpaard helemaal voor haarzelf
uitkiezen.
5.
1. En ik had Echte lief, en zij
openbaarde zichzelf aan mij. En ik kwam tot haar door vele sluiers
waarachter zij zich verborgen hield.
2. En toen gaf zij mij
een andere vrucht, en sprak : Langbeentje.
3. Er was eens een
indiaans meisje dat Langbeentje heette. Als ze verdrietig was dan
groeiden haar benen altijd zo lang dat iedereen haar altijd zo
noemde. Maar de koning vond het maar vreemd zo’n meisje in
zijn koninkrijk te hebben, en toen ze wat ouder werd begon men
steeds banger voor haar te worden. Daarom liet de koning haar op een
dag opsluiten in een toren van het koninklijk kasteel. Natuurlijk
was het meisje nu nog vaker verdrietig, en altijd groeiden haar
benen dan helemaal door de tralies heen over de trappen naar
beneden.
4. Op een dag was het meisje zo verdrietig dat haar
benen helemaal het kasteel uitgroeiden. In een dorpje in de buurt
zag een jongetje een schoen binnenkomen met een heel lang been. Hij
besloot het been te volgen en kwam helemaal bij het kasteel van de
koning terecht. Helemaal over de trappen volgde hij het been en kwam
uiteindelijk bij de tralies terecht waarachter het meisje opgesloten
zat. Het meisje was erg verdrietig, en hij probeerde haar te
troosten. Ook ging hij naar de koning toe, en vroeg of het meisje
weer uit het kasteel mocht, maar de koning wilde daar niets van
weten. Het meisje zou veel te gevaarlijk zijn met die groeiende
benen. Iedereen was bang voor haar.
5. Maar vanaf die dag was het
jongetje zoveel mogelijk bij haar. Op een dag was er brand in de
andere toren van het kasteel, waar het dochtertje van de koning
woonde. Ze riep om hulp vanuit het torenraampje, maar niemand kon
haar helpen, omdat de toren al bijna helemaal in brand stond. De
koning was in rep en roer, en wist niet hoe hij zo’n groot
vuur kon blussen. Maar snel ging het jongetje naar de koning, en zei
dat Langbeentje wel kon helpen. Direkt liet de koning Langbeentje
achter de tralies weghalen, maar ook Langbeentje kon niets tegen het
vuur beginnen. Maar ze kon wel het dochtertje van de koning redden.
Haar benen groeiden zo lang aan dat ze makkelijk in het
torenkamertje kon komen door het raampje. Ze greep het dochtertje
van de koning, en bracht haar snel uit de brandende toren.
6.
Snel brandde het hele kasteel af, maar iedereen was veilig. De
koning was zo blij en dankbaar dat Langbeentje een wens mocht doen.
Langbeentje wenste dat ze gewoon weer in het land mocht wonen, in
een huisje naast de koning en naast het jongetje. En zo ging niet
alleen Langbeentje weer gewoon in een dorpje wonen, maar ook de
koning en zijn hofhouding. En zo zijn ze altijd naast elkaar blijven
wonen.
6.
1. Maar toen zij de verhalen had verteld,
begonnen de vruchten te branden, en ook mijn mond begon te branden.
En Echte sprak : 'Vreest niet, geliefde, want dit zal uw mond
zuiveren, en gij zult reine woorden spreken van grote kracht. En
mijn handen begonnen te branden, en ik begon te rennen als Echte.
2.
En Roggio begon te branden, en de Geest des Heeren daalde op haar
neer.
7.
1. Morit werd uit het
paradijs van Santra ontvoerd door de honden van Okil. Onze
geestesdelen en zielendelen worden ook vaak zonder het te weten
geestelijk ontvoerd door demonen. Als wij dit onder ogen komen en
leren beseffen dat we door ontvoering de geestelijke wereld leren
kennen en verkennen, dan wordt het kruis van Morit, het hertenkind,
tot een prachtig Excarnaats Altaar. In vele schoten worden we
herboren, om los te raken uit de gevangenissen van het vlees, de
incarnaties.
2. Heilige Morit, weest gegroet. Wij zegenen u en
spreken genezing uit over u in uw tranen. Wij banen de weg voor u,
en stellen ons voor u op als uw vruchtbaarheid. Weest geheiligd en
komt over ons, wij die uw bruggen zijn.
3. Heilige Sarsia, wij
branden onze vlam voor u. U die ons heeft gered uit de diepste
groeven. Weest gezegend, en weest getroost. Wij staan met u,
krachtig, dragende uw wapenen. Leer ons te bidden en strijden in uw
naam. Leer ons te overwinnen en ons kruis te dragen, ja, ook uw
kruis dragen wij. Leer ons het pad van armoe te bewandelen, en leid
ons op de eeuwige weg. Onze vreugde is u te volgen, in al uw
voetstappen, oh Heilige Sarsia door God bemint. Waak over ons en
geef ons vrede in alle dingen. Behoed onze gedachten in u, en zegen
onze gevoelens.
4. Ramonde, groot is uw naam. U die ons schiep en
onze voeten zette op de rots der hemelen, geprezen zij uw naam, gij
die onze gebeden tot God draagt. Gij hebt onze voeten stevig en vast
gemaakt op de heilige berg, en gij hebt ons ten hemel laten varen op
uw wolken, opdat wij een plaats zouden hebben in de naam boven alle
namen. Gij strijdt voor ons. Gij helpt ons. Leer ons zo te strijden
en te helpen als goede soldaten brengende het eeuwig woord van heil
en zegen. Laat ons niet in de steek, en leid ons niet in verzoeking,
maar verlos ons van de boze, want van u is het koninkrijk, de kracht
en heerlijkheid, Talgamen.
5. Ramonde geprezen zij uw naam, u die
op de berg woont. Daal tot ons neder in vrede en richt onder ons
geen slachting aan. Uw naam zij geprezen, wij aanbidden uw naam. Wij
offeren u lof vanuit ons hart, terwijl onze lippen gesloten blijven,
want in stilte hebt gij welbehagen, en in armoe. Leer ons zo over de
weelderigheden der armoe, en leer ons van haar lusten. Wij hebben
dan lust uw wil te doen, oh heilige naam boven alle naam. Gij dan
die met Sarsia pleit voor onze zielen bij de hemelse vader : weest
gezegend en geheiligd, gij die komen zal. Ja, op de wolken zult gij
komen met uw legerscharen, en gij zult zien op uw heiland, en gij
zult genade hebben voor hen die uw heiland volgen. Weest zo
geheiligd oh vrouwe van het altaar, want genade van God is uw deel,
Hij die u uit het slijk heeft opgeheven en bevrijd heeft uit het
huis der ratten.
6. Davinde groot is uw trouw. Wij naderen tot u
in vreze en beven, want gij hebt welgevallen in hen die uw woord
vrezen. Hebt genade tot ons, en verwoest ons niet, want wij willen
uw wil doen. Wij begaan de paden van uw woord, en wij brengen het
woord van verzoening in u. Oh Davinde, hebt genade met ons volk, en
verzoen ons opdat vrede van u ons zal leiden. Gij zijt de gezegende,
en gij zult komen op uw paarden en winden om de aarde nieuw te
maken. Ook zult gij uw schalen met plagen uitgieten over de
boosdoeners en zult gij de heiligen hierdoor reinigen en afzonderen
tot dienst in uw heiligdommen. Schenk ons zo genezing, want vanuit
uw wonden is er genezing. Talgamen.
7. Ramonde, zacht
zijn uw lichten, hoog uw vuren. Gij zijt de brullende leeuw voor
gods aangezicht, een geheimenis gods, geopenbaard wordende aan het
einde der dagen. Pleit voor ons bij de hemelse vader, opdat het
kwade ons niet zal innemen en overwinnen. Hebt medelijden met ons,
en schenk ons een nieuw leven in u. Heilig onze gebeden, en brengt
hen tot in de troonzaal des heeren voor zijn heilig altaar, opdat
wij heilige dienst zullen verrichten voor zijn aangezicht. Wij zelf
zijn dan de bewerkers van de gebeden in uw naam. Talgamen. Zo zij
Ramonde geprezen tot in eeuwigheid. Lokogamen. Leer ons uw nieuwe
lied, opdat wij in reinheid voor uw aangezicht komen. Geef ons dan
de kracht en de genade om voor uw heilig aangezicht te verschijnen,
en leer ons lust te hebben in uw gebeden. Heilige gebeden zijn het,
om uw eeuwig offer te aanvaarden. Schenk ons uw geest, opdat wij u
zullen vertroosten. Wij dan zijn op weg naar uw heilige land. Leer
ons uw geschriften na te volgen en te ontdekken zoals het uw wil is.
Leer ons elkaar te onderwijzen in uw naam, opdat uw heerlijkheid ons
zal volgen tot in alle eeuwigheden. Leer ons van uw seizoenen,
Talgamen.
8. Het Rad der
Bedieningen zal de Heilige Kerk voortbrengen, de Bruid van Christus,
en hun vrucht zal zijn : Karakter, en de Rode Strepen. Deze zullen
vormen het Heilige Rad van de Hemelse Bedieningen, het Rad van de
Identiteiten.
8.
1. Er was ook een Hof genaamd Rietel
die aan Mura was gegeven om die te behoeden. Ook de hof
Rietel had vele verborgen vruchten. In Rietel hadden de
bewoners de eigenschappen van slangen. Dit was het verborgene van
God, door de geschiedenis weggespoeld, verdwenen in de golven van de
tijd.
2. En de vruchten van Rietel kwamen ook als verhalen : De
Toverkaars. Er was eens een oud vrouwtje die een kaars had die zo
bijzonder was, dat wanneer iemand in de vlam keek, dan zag hij mooie
herinneringen terug, of zag waar zijn verloren spullen waren. Ook
kon je in de vlam de toekomst bekijken, of dat wat er op een andere
plek op de aardbol gebeurde. Het oud vrouwtje verdiende er haar geld
mee, maar elk jaar werd de kaars steeds een beetje korter.
3.
Toen de kaars na vele lange jaren helemaal was opgebrand was het
vrouwtje heel verdrietig, want waar moest ze nu haar geld mee
verdienen. Maar een arm jongetje dat altijd gratis in de vlam mocht
kijken vroeg haar waar hij een tweede toverkaars voor haar kon
vinden. ‘Ach,’ zei het vrouwtje, ‘dan moet je
daarvoor over de bergen heen, maar daar woont een wolf die de
bergpas bewaakt. Als hij je te pakken krijgt, dan mag je uit drie
dingen kiezen : in het ravijn geduwd te worden, opgegeten te worden,
of levenslang opgesloten worden.’
4. Maar het arme jongetje
ging toch voor het oude vrouwtje op pad. Bij de bergpas werd hij
door de wolf gegrepen, en moest inderdaad uit die drie dingen
kiezen. Toen koos het jongetje maar om opgesloten te worden, want
dood wilde hij niet. De wolf had ook een vrouw, en die kwam de
jongen iedere dag voedsel brengen. Na een tijdje kreeg de vrouw
medelijden met de jongen en vroeg of ze iets voor hem kon doen.
5.
De jongen vroeg of de vrouw van de wolf wanneer de wolf zou slapen
zoveel mogelijk matrassen en kussens in het ravijn wilde gooien, en
de volgende dag aan hem te vragen of de jongen voor het eerste mocht
kiezen, in het ravijn geduwd te worden. De vrouw deed wat de jongen
vroeg, en de volgende dag kwam de wolf de jongen ophalen om hem in
het ravijn te werpen. Dat was snel gedaan, en gelukkig viel de
jongen zacht. Na een lange reis door grotten en inkepingen kwam de
jongen aan de andere kant van de berg aan, waar hij al gauw de
toverkaars vond. Maar nu moest hij nog terug.
6. Na een tijdje
kwam hij de wolf weer tegen, en die zei : ‘Jou ken ik. In het
ravijn heb ik je gegooid, en ik heb je ook al opgesloten, dus nu zal
ik je opeten.’ Maar toen de wolf z’n bek opende gooide
de jongen snel de kaars erin. ‘Maar wat is dat ?’ sprak
de wolf. ‘Ik voel me ineens zo anders.’ De wolf was
ineens heel vriendelijk, en wilde de jongen wel weer terugbrengen
naar het oude vrouwtje. Toen het vrouwtje naar de kaars vroeg
vertelde de jongen het verhaal. Maar de wolf leidde hen beiden naar
een geheime grot vol met goudstukken en sieraden, zodat de jongen en
het oude indiaanse vrouwtje nooit meer armoe hoefden te
lijden.
9.
1. En de vruchten van Rietel waren bitter
toen ik ze at.
2. En de vijf ouders des Heeren verschenen aan
mij, genaamd : Uruk, Nanak, Koshau, Irim en Mirik.
3. Ik wist dat
dit een heel belangrijk moment was.
4. En een vrucht werd aan mij
geopenbaard, en toen ik at, veranderde mijn lichaam.
5. En een
verhaal verscheen op de vrucht. En ik las : De Paradijselijke Boom.
Er was eens een boom die zulke bijzondere vruchten had dat de mensen
die ervan aten er heel blij en gelukkig van werden en alles schenen
te vergeten. Maar omdat de boom steeds minder vruchten begon te
geven begonnen de mensen erom te vechten. Op een dag besloot de
koning van het land waar de boom stond de boom om te hakken. Maar
aan de wortels van de omgehakte boom begonnen nieuwe vruchten te
groeien, en dit keer besloten degenen die dat hadden ontdekt er
niets over te zeggen tegen anderen. Het was maar een klein groepje
die nu in het geheim van de vruchten aten, en niemand wist waarom ze
altijd zo blij en gelukkig waren en alles schenen te vergeten. Maar
op een dag ontdekte ook een andere groep dat er nog steeds vruchten
aan de wortels groeiden, en er kwamen weer ruzies en gevechten. Dit
keer had de koning een beter plan, en liet zijn paleis op de plek
van de wortels bouwen. De hofhouding van de koning was de enige
groep die nog van de vruchten kon eten. Maar er was één
jongetje die van vroeger een pit had bewaard. Op een dag zaaide hij
de pit in zijn tuin. Weer groeide er een boom met de bijzondere
vruchten, en dit keer kon iedereen van de boom eten, zolang ze de
jongen maar veel geld betaalden. De enigen die de vruchten gratis
konden krijgen waren de duiven die in de boom woonden. Zo nu en dan
brachten ze de vruchten naar verre landen, en daar werden de duiven
als goddelijke boodschappers gezien vanwege de vruchten die zoveel
plezier brachten. De vruchten door de duiven gebracht brachten
dromen aan hen in de verre landen, en al gauw werd de boom van de
vruchten een boom van het paradijs genoemd. Maar ook in de verre
landen werd er om de vruchten gevochten, en al gauw werden de duiven
zo verdrietig dat ze niet meer kwamen.
6. En Ramonde kwam tot
haar broer, de vos Zurastael, en zij werd de godin der
verbindingen.
7. En mij werd een nieuwe vrucht aangereikt. En ook
op deze vrucht stond een verhaal geschreven. En ik las : De
Bultjesboom.
8. Er was eens een vrouw die geen melkvoeding in
haar borsten had, maar tranen. Haar kinderen groeiden op met vreemde
bultjes op hun lichamen die zo prachtig waren dat ze allemaal
koningen werden van het rijk. Als iemand hen vroeg hoe ze aan die
prachtige bultjes en vlekjes kwamen, dan zeiden ze altijd dat dat
door hun moeder kwam die tranen in haar borsten had. Op een dag
vroegen de koningen aan hun moeder hoe het toch kwam dat haar
borsten tranen gaven in plaats van melk. ‘Ach,’ zei hun
moeder, ‘op een dag was ik verdwaald in het bos, en kwam bij
een open plaats als een woestijn, waar een boom stond met prachtige
vruchten. Sinds ik van die vruchten heb gegeten gaven mijn borsten
tranen. ‘Maar moeder, u heeft geen bultjes en vlekjes,’
zeiden de koningen.
9. ‘Dat komt omdat ik nooit van de
tranen heb gedronken,’ zei hun moeder. ‘En nu ben ik te
oud om nog tranen te geven.’
10. ‘Maar kunt u ons
dan vertellen waar die boom is ?’ vroegen de koningen. Toen
hun moeder het hun uitgelegd had gingen ze met z’n allen naar
de boom toe. Toen ze van de vruchten begonnen te eten. Ze begrepen
toen ineens dat hun rijk niet lang meer zou bestaan. Ze gingen terug
naar het volk, en vertelden het slechte nieuws. Wel vertelden ze het
volk over de boom met de vreemde vruchten. Velen gingen naar de boom
om er ook van te eten, en de moeders gaven tranen aan hun kinderen
in plaats van melk, en ook die kinderen kregen vreemde maar
prachtige bultjes. Door het hele rijk werden nu zulke bomen geplant,
en na een paar generaties had iedereen zulke prachtige vlekjes en
bultjes. Niemand had nog een koning nodig. Iedereen zorgde voor
zichzelf, en het rijk viel uit elkaar. Vandaaruit verspreidden
degenen met de bultjes en de vlekjes zich over de gehele
aarde.
10.
1. En ik nam een andere vrucht, en las :
Het Rode Serum.
2. Er woonden eens drie zusters in een hof met
prachtige verwilderde struiken en bomen. Naarmate ze ouder werden
veranderden ze steeds meer in beelden gemaakt van pepermunt. Door de
zon en de regen werden de beelden steeds kleiner, maar ze verloren
hun prachtige vormen niet, omdat ze nog steeds een hart hadden. Dit
hart was bedekt met prachtige paradijselijke rode zweren. Uit de
zweren kwam een rood serum waar ze bezoekers van de hof mee genazen.
De namen van de drie zusters waren Wanata, Munto en Munit.
3. En
op weer een andere vrucht las ik : De Wonderveer.
4. Er
was eens een man die een wonderveer probeerde te verkopen. Maar
niemand wilde de veer kopen, omdat ze niet geloofden dat de veer
wonderen zou kunnen doen. ‘Heus waar,’ sprak de koopman.
‘Degene die het geld geeft wat de veer waard is zal kunnen
vliegen zolang hij de veer dichtbij zich houdt.’ Na een tijdje
kwam er een goedgelovig jongetje aan die de koopman het geld gaf.
Toen hij de veer kreeg steeg hij op, terwijl iedereen verbaasd en
verwonderd keek.
5. Elke dag vloog de jongen met zijn veer rond,
en de mensen om hem heen begonnen steeds jaloerser te worden. Als de
jongen sliep, dan hield hij de veer altijd stevig tegen hem aan.
Maar op een dag was de veer verdwenen.
6. De jongen ging terug
naar de koopman, maar die had geen tweede veer voor hem. Wel
vertelde de koopman dat eens in de zoveel tijd een wondervogel in de
nacht bij de zee zou komen. De jongen ging sindsdien vaak naar de
zee, maar de wondervogel kwam maar niet. Toen de jongen wat ouder
was besloot de jongen in een hutje bij de zee te gaan wonen, en
stond elke dag op de uitkijk. Maar de vogel kwam niet.
7. De
koopman had de jongen verteld waar de vogel woonde : op een eiland
ver weg in de zee. Op een dag besloot de jongen naar dat eiland op
zoek te gaan. Hij nam een bootje en ging de zee op. Oh, wat
verlangde de jongen ernaar om eens weer te kunnen vliegen.
8.
Toen het nacht werd viel de jongen in het bootje in slaap. Na een
tijdje werd de jongen weer wakker van wat geklapper. Het bleek de
wondervogel te zijn. De jongen schrok, zag een veer liggen op een
plankje in zijn boot, terwijl de wondervogel ook schrok en weer
wegvloog. De jongen greep de veer en kon weer vliegen. Snel vloog
hij de vogel achterna en kwam op het wonder-eiland. Maar voor de
tweede keer werd zijn veer in de nacht gestolen terwijl hij sliep.
Toen hij wakker werd en merkte dat hij zijn veer kwijt was en niet
meer kon vliegen, zag hij een heleboel wondervogels hoog in de bomen
zitten. De jongen begon aan een klimtocht, maar het leek wel alsof
hij nooit bij de top van de boom aankwam.
9. Op een tak zat een
klein mannetje. Het mannetje zei dat het jongetje alleen bij de top
zou kunnen komen als hij een tover-hoofdband zou dragen. Maar het
jongetje wist niet hoe hij aan een tover-hoofdband moest komen. Maar
daar zou het mannetje wel voor zorgen. Alleen moest het jongetje
beloven dat als hij bij de wondervogels was gekomen, dan moest hij
ook een veer naar het mannetje brengen. En zo gebeurde het. Het
jongetje kreeg de tover-hoofdband van het mannetje, en kon zo bij de
toppen van de bomen komen waar de wondervogels waren. Met gemak had
het jongetje een veer te pakken, en al heel gauw ook een tweede.
Direkt vloog hij naar het mannetje op de tak toe om hem een veer te
geven, en vloog weer terug. Nu kon het mannetje ook vliegen.
10.
Het jongetje vond het fijn om bij de wondervogels te zijn, maar op
een nacht stalen ze zijn tover-hoofdband en zijn veer, en vertrokken
om niet meer terug te komen. Nu kon het jongetje weer niet vliegen,
en kon ook niet meer naar beneden. Oh ja, het jongetje probeerde wel
om naar beneden te klimmen, maar het leek wel alsof hij nooit
beneden kwam, hoe ver hij ook naar beneden klom. En het mannetje was
ook nergens meer te bekennen. Wel kon het jongetje met gemak naar de
toppen terugklimmen, en kon hij van de ene top naar de andere top
springen.
11. Hij sprong helemaal naar de boom die het dichtste
bij de zee stond, en sprong vanaf het topje in de zee. Maar de zee
greep hem en bracht hem helemaal terug naar huis. Zijn kleren waren
helemaal nat en verscheurd toen hij in zijn woonplaats terugkwam.
Zijn hutje was weg, en daarom ging hij naar de plaats waar hij eens
woonde.
12. Op een dag was er weer een koopman die een veer
probeerde te verkopen. Volgens de koopman bezat de veer wonderlijke
krachten, en kon de bezitter ermee vliegen. Nog voordat anderen de
veer konden kopen kocht de jongen de veer. Maar de koopman bleek een
bedrieger te zijn. De veer was maar een doodgewone veer. Verdrietig
ging de jongen naar huis. Hij ging naar zijn bed en legde de veer op
zijn nachtkastje. Al was de veer dan geen wonderveer, het deed hem
wel herinneren aan de wonderveer, en elke keer voordat hij ging
slapen keek hij er heel even naar. Zo lag de veer jaren en jaren op
zijn nachtkastje totdat hij op een morgen wakker werd, en de veer
was verruild voor een echte wonderveer. De jongen pakte de veer en
was dolblij. Nu kon de jongen weer vliegen, maar naar het eiland van
de wondervogels is de jongen niet meer gegaan. Ook vertrok hij uit
zijn woonplaats, want hij wilde niet dat de veer nog een keer
gestolen zou worden. Waar de jongen naartoe is gegaan weet niemand.
Niemand heeft hem ooit nog teruggezien.
De Steen
van Zurastael - Buiten-geschriften van het Eeuwig Evangelie
I
Het Boek van Zurastael
Kabouters
1.
1. Op de rug van Rapunzel, op de rug van verleden jaren, komt de spruit als een struik van al die dagen, kom binnen, algeheel, breng ons tot de grote grenzen, want hierbinnen is alles paradox, je bent zo klein, een gebroken hart, als de splinters en het poeder van het lot,
2. zij borduren daar jouw namen, zij borduren daar de visioenen, en brengen dromen door hun snaren, als je niet kan begrijpen wat het is, dan is dat een groot gemis, een groter kruis, kom dan dichterbij, en vind je thuis, geen moeder en geen vader, maar alleen wat grote namen.
3.Op de rug van Rapunzel, op de rug van verleden jaren, als een struik van zoveel dagen, wie is jouw wever, wie is jouw borduurder, wie daalt er af in jouw verstand, kabouters zijn hier aangeland. Wie is er langs jouw huis gegaan, als een struik voorbijgegaan, als een bos van herinnering, trillend, zwevend, verwisselt zij betekenissen, in een cryptisch land, wie heeft er nu verstand. Op de rug van Rapunzel,
4.onder Mokmos gegaan, onder zoveel zegeningen, verloren wij onze naam, nu zijn wij hier naamloos zonder stem, maar de engelen van oudsher, kabouters zijn op jacht, zeg, vertel me waar ik kan schuilen in deze vreemde nacht, van duizend duizelingen, tot het vrederijk,
5.tot het rijk van vreemde koningen, vanuit een oud boek komen zij, ik kan het niet stoppen, zolang hebben zij hier op gewacht, ik kan je alleen vertellen : zwijg en kijk naar die pracht. Het tocht hier, ik doe de deur dicht. Ik ga zitten en kijk om me heen. Zoveel hebben hun sporen hier achtergelaten als poeder in de nacht,
6.een magische nacht waar alle koningen van dromen, maar ziet, zij hebben daarvoor geen kracht, want hun kronen zijn te zwaar, en hun tronen hebben tralies, waar de tranen stromen, rondom de lelies. Het is een boek van duizelingen, een boek van echoos en van genade, voor iedereen, maar wat voor een genade, vraag de kabouter, hij draagt de sleutel van het verlee. In het verleden vinden wij allemaal een plaats,
7.maar toekomst zal komen om veel weg te nemen. Hoeveel tranen in een bak, hoeveel potten die zich openen tot in de laatste nacht, ik ben op weg naar het verlee, zeg, waar kan ik hier ergens schuilen, in de toekomst is het groene, ik wilde dat ik kleiner was, als de kabouter weg te rennen,
8.als de vlam die telkens lacht. Open deze poorten en ga met mij mee, als de beer toont zij haar bos met haren. Deze vrouw, deze vrouw, bedroog jou. Deze vrouw, deze vrouw, lachte naar jou, bracht jou naar de strikken door een doodskus, in de hondenhaag was jij een gevangen vis,
9.verstrikt in de webben van haar haren, maar nu kan zij alleen nog maar staren. En alleen kan zij nog roepen : Ga niet bij me weg, ga niet bij me weg, en haar tranen laten jouw bootje varen, dieper in haar buik, en jij denkt je bent nu eindelijk weg. De vreemde vrouw bedroog jou, zij kwam alleen maar dieper maar jij zag het niet. Ga tot een kabouter, en vertel hem wat je ziet.Ga niet bij me weg, en de tranen laten jouw bootje varen, dieper in haar strik, maar wees wijs, kom tot de kabouter, en vertrek uit dit gesticht. Wij zijn altijd weggedrukt, maar laten het bootje varen, tot ons geluk, ergens brak het bootje stuk.
2.
1.Eens werd ik dan gestoken, eens liet ik jou weglopen. Ik was niet op mijn hoede, je ontglipte mij. Ga niet bij me weg. Kabouters staan op de weg, en zij brengen je altijd bij me terug, want de kaars is opgebrand aan het einde van de dag, door de wind, de kandelaar zal uitdoven, eens werd ik gestoken, door een wesp, door een struik, eens werd ik gestoken, eens zakte ik door de brug met al die ratten en muizen,
2.tot een watergevecht, wegvretende mijn geluk. Ik reikte uit, en jij duwde mijn hand weg, tot de kabouters ging ik, om te geloven, het was alleen een spel. Eens werd ik gestoken, eens zakte ik door de brug, verloor de hemel, verzamelde hel, en toen kwam ik weer terug,
3.eens kom ik weer terug. Eens werd ik dan gestoken, eens zal de kandelaar doven, ik zakte door de brug tot een watergevecht, wie nam mij mee, en waar naar toe, ik durf er niet aan te denken. Waar gaan we naartoe, waar gaan we naartoe. Ik zakte door de brug, eens werd ik gestoken, tot de kabouters ging ik,
4.ik had een pijl in mijn rug, en ze zeiden : Ja, jij moet het geloven, alles is een spel, alles is een spel. Totdat ik ook een fee zag, een elf en een roos, en ik zei : Wat gebeurt hier allemaal, ik weet niet of ik dit geloof. Engelen van verleden tijden waren zij, uit de canon verjaagd,
5.heus, ik sprak hen aan, en zei : jullie horen er ook bij. Het is voorbij, mijn liefsten, het is voorbij, vanaf nu horen jullie er ook weer bij. Ik geef jullie je namen terug, als de naamloze, de naamloze is gekomen, en wie ik ben, daar kun je alleen van dromen.
II Kabouters
1.
1.Ik herinner me jouw zoete stem, jouw zoete blik. In jouw kasteel was ik, je gaf mij een zoete wapenrusting en een zwaard, een speer en de warmte van een open haard. Als een kachel was jij in dat kasteel, zoveel warmte had ik nooit gezien en nooit gevoeld, hete chocolade, hete drop en zoveel namen. Jullie waren terug, na een lange nacht, jullie waren terug, wie had dat ooit gedacht. Ik herinner me jouw stem van chocolade, zoveel borduursters dreven mij voort, ik zag zoveel visioenen ongehoord. Ik herinner jouw blik van zoete drop, jouw blik van zoveel warmte, dieper dan de diepste oceaan, en de vissen die daar in jouw ogen zwommen. Zoveel komt hier aan, de grootste namen, kleine kabouter,
2.warmte door de kou, centen door de armoe. Onder een mantel van paradoxen bracht je mij in liefde. In dit kasteel maakte jij mij heel, leerde jij mij te begrijpen, leerde jij mij grijpen. Jij bracht mij tot de hutessen, tot de pilapen en de pilafen, karsuiken herinnerden jouw naam, jij nam hen allen aan. Jij kende de engelenoorlogen, de scheppingen bij namen, groot in getal, jij gaf hen hun plaats, jij zuiverde hen in jouw vurige ovens, ja, de spruit was jouw naam. Eindelijk ben jij dan gekomen, oh stem der kabouters, oh engelenstem van verleden tijden, dragende zoveel duizelende geheimen, de boeken gingen open, verkondigden jouw naam, en jij nam hen allen aan.
2.
1.Als een pad van bliksem, als een trap, waarop ik klom, hoger in het kasteel, dieper tot de torenheuvels, waar hoeden en kappen vertelden over jou. Wie is de hoed, wie is de kap, wie is de schoen, is het echt dat wat het is. Niets is wat het lijkt, dus stap over je ernst, stap over datgene dat je begrijpt. Niets is wat het is, alles is wat het niet is, kom nu mee met mij, en gooi alles weg, wees weer vrij, tot armoe gekomen, hier kun je verder dromen, de rest loopt dood. Ik zie daar licht in een kabouterkasteel. Waar zijn de reuzen, en zijn ze met veel. Waar kunnen we vluchten, naar wie moeten we toe, kom naar het kabouterkasteel, en begrijp wat en hoe. Hier is de brug tot de reuzenwereld, hier is de oven waar je zuiver wordt, hier is de melk waar je ouder van wordt, hier is het gat, hier is de voet,
2.vertellende hoe je verder moet. Oh vrome, doe je hoed af. Jouw hoed die spreekt, maar je geloofde dat niet, jij geloofde zelfs niet dat de Heere kon spreken, jij was een woordendief, een woordendief. Jij was rijk in het woord, en arm in de liefde, je durfde niet in de armoe van sprookjes te leven, hoe arm zijt gij, oh woordendief, oh bouwer van papier, oh moordenaar van bomen, alle wegen eindigen hier. Nog steeds geloof jij in marsepein, in jouw eigen straatjes van zilverklei, dat wat jij eens schreef op het papier, of jouw grootouders, alle wegen eindigen hier. Nog steeds bouw jij je koninkrijk van marsepein, en je straatjes van zilverklei. Nog steeds druk jij hen het papier door de mond, maar hier eindigen alle wegen.
III Kabouters
1.De kabouter, brug tot de reuzenwereld, brug tot jou, ring van fluisteringen, ring van hebbedingen, ring van goud, ring van het kostbaarste hout, ring van demonenvellen, het kostte je alles wat je had, naakt ben je, rennende naar de reuzenschat, diep in het woud, warmte grijpt je door de kou, en dan draait je verstand zich om, en alle dingen en betekenissen,
2.als een raadsel, als een schat, maar heus, het is gevaarlijk, straks overkomt je wat. Dit is als lopen op zilver, glijden op goud, en je weet niet of het je houdt, het is als lopen op een graf, dansen op een gouden dag, maar de armoe loert, en jij weet wel waarom, want er zijn kabouters in de buurt, ook al geloof je ’t niet, ’t zijn de engelen van verleden tijden, die slechts hun kruizen spreiden, zoekende naar gaten, waardoor zij opnieuw kunnen binnenkomen, je zag ze als demonen. In de canon alles omgedraaid, als een reuzenschat, zo gevaarlijk, nu door zoveel wespen doorstoken en door het engelenzwaard van vervlogen jaren, door kaboutersperen en door pijlen van een duister woud, waar het licht zich verscholen houdt. Ik ben er nog niet over uit, ’t is een boodschap van verleden jaren, nog steeds verzegeld, maar dat maakt niks uit, want eens zullen deze reuzenzegels opengaan,
3.en al die schatten zullen belijden hun echte naam. Het is hier nat, het water spreekt, de reus verspreid angst, en wat pijn en wat depressie, alles is hier opgebrand, en dan slaat de kou zevenmaal toe, als een verwonderd sieraad, niet wetende hoe, haar schat te bewaken. Noem me dan die zegels, noem me dan die namen, laat de weg zien, het pad tot openingen, als het raadsel moeten we het draaien. Hoeveel reuzenzegels op de fles, hoeveel demonen om te verslaan. En zijn het wel demonen, of zijn het engelen van vergeten namen. De reus huilt, hij was net nog hier, snel verplaatst hij zich, waar kan hij schuilen. Niets is meer hier. Alles opgebrand, en kou slaat toe, zevenmaal, als de bossenwijn van verleden tijden. Wat kan de reus nog doen, kunnen wij nog binnenkomen, kunnen wij zijn woorden nog verdraaien, kunnen wij nog betekenissen zien, en kunnen wij nog omdraaien. De reuzenzegels in een rij, en leeuwen die hier brullen, klaar om aan te vallen voor een nieuw getij, zij hebben de bedelingen gedraaid, zij hebben een doorweg gevonden.
Karsuiken
1.
1. Zij die de brug tussen de kabouterwereld en de reuzenwereld kennen zijn als de elven, ja als karsuiken zijn zij, als het gegrom van roofdieren, wachtende om toe te springen. Zo zijn de karsuiken lijdensgezind in hun aanval, en zijn zij voorzichtig. Zij laten zich gewillig uiteen trekken en verpletteren om tot de kabouterwereld en de reuzenwereld te komen. Zij hebben vrij toegang tot Spricht, waar zij vele namen dragen.
Reuzensieraad
2. Het is verblindend, als de zonnenscepter, het reuzensieraad, waarmee de reuzen met elkaar spreken. Tot Rapunzel gingen zij, daar bij die heg, nu branden haar vruchten, en rent zij altijd weg. Het is verblindend, als de zonnenscepter, het reuzensieraad, waarmee de reuzen elkaar bevechten, soms valt er iets naar beneden, in het heetst van de strijd. De Heere heeft mij hier naartoe geleid. Ik zag Hem staan op de ladder, en Hij zei : Kom tot Mij, ik heb je zoveel te vertellen, en Hij gaf mij het reuzensieraad, en ik sprak met Hem in een diepere graad. Als verblindende lichten tussen ons, nee niemand kan het horen, het is alleen tussen ons. Als iets tussen jou en mij moet blijven, kom dan dichterbij, en laat je sieraden achter. Een reuzensieraad vond ik op een berg, stralende van licht, stralende zoveel namen, kan ik jou vertrouwen, of kan ik beter naar Rapunzel gaan, om te vluchten met haar tot de diepere koude. Hier is verblindende sneeuw, in een reuzensieraad.
Reuzenschat
3. Het is hier stil, de nachten duren hier lang, en Arabische koningen hebben een val gezet, zij grommen luid, en dan vallen zij aan, zij rennen door de fuiken, tot hen die daar vielen. Arabische koningen, ladders zo hoog, wie glijdt er naar beneden, ik zie een reuzenschat, zij dansen eromheen in Bagdad. Hoeveel poorten hebben zij verzegeld, hoevaak zal dit raadsel nog schreeuwen.
4. Koningen in Bagdad, leeuwenklauwen in Bagdad, heffen hun hoofden tot de zon, en dan is er een slag, en dan keert alles om. Ik zag een reuzenschat in het zand, en een reuzenschat in de bergen, een oase om in te duiken, maar alles was slechts drijfzand. Koningen in Bagdad, leeuwen op de muren, handen draaien het rad van dode uren.
5. Ik klom laatst op de ladder. Niemand was daar, de wind raakte mijn snaren, en ik huilde, maar toen dacht ik : alles is genade, alles heeft een doel, alles zal veranderen, altijd, alles zal veranderen. Ik klom laatst op de ladder. Ik viel er bijna af. Ik zag koningen in Bagdad in de verte, zeggende alles was mijn eigen straf. In een reuzenschat woonde ik, uit een reuzenschat kom ik vandaan, nu ga ik naar de volgende, verliezende mijn naam. In een reuzenschat woon ik, naar een reuzenschat ben ik op zoek, verliezende al mijn namen, op mijn echte naam stuit ik.
6. Ik zag het oog der reuzen. Ik had dit nog nooit eerder gezien. Piraten waren beneden. Pilafen en Pilapen.
7. Op een piratenschip zat ik, met mijn hoofd in de wolken. Ik zag de zon schijnende in de wateren, en toen stond mijn schip in de fik. Een reuzenschat is wat ik vond, ‘k verloor alles, alles zinkende bloedend in de zon. Het was een vreemde spiegel, niemand wist wie hij echt was. Op een berg stond ik, als in een droom zag ik het piratenschip, waarachter de zon scheen in de gouden wateren. Als vuur viel de zon naar beneden, als een vallende ster, om zoveel te vernietigen, en toen hoorde ik een stem. Een reuzenschat is wat ik vond, een kat op een kussen, een vuur dat alles verslond. Een reuzenschat vond ik, een naam in ijs geschreven, de grafsteen van een verbrand schip. Kastelen achter struiken, parels in de diepste fuiken, bodemloze putten, ’t geheim van zilver en goud, en van het emerald. Kastelen achter struiken die branden, als zonnehagen achter de stranden, hier groeit alles verkeerd, de puzzel wacht op tedere kracht. Op een piratenschip zat ik, het vuur viel aan de andere kant. Ik kon net ontsnappen en zwom naar het strand, waar ik het oog der reuzen vond, poort van het oer, poort van tedere kracht, poort van engelenkoren vervagende in de nacht. Neem mij nog eens mee op reis, oh reus, en geef mij vleugels. Schenk mij licht, en breng mij tot de snaren. Een droom viel op mijn bed, als een reuzenschat, een visioen. Mijn nachtmerrie vond het tijd om zich om te draaien.
Piratenschip
8. Sorg Sorba, de mussen zijn hier, zij kijken naar hen die onder het gele waren, kijken naar hen met het reuzenoog. Sorg Sorba de mussen zijn hier. Open de deuren, kom snel, we moeten hier vandaan, want dit schip gaat zo branden, de zon is neergevallen, en de zee is al in vuur. Sorg Sorba, heus, we moeten rennen, geef mij vleugels, of moet je eerst aan mij wennen. Sorg Sorba, de mussen zijn hier. Neem ons mee, alles is in vuur, alsof Narzia het schip heeft geslagen. Laag voor laag, uur voor uur, waterplanten groeien, achter brandende doornen is het schip. Piraten praten, pilafen en pilapen.
9. Vogels komen van ver. Mussen komen van dichtbij. Tropische woorden, ik was er bij. Nu kan ik niet meer terug. Ik zit hier opgesloten. Een piratenschip achter doornen en zeeslangen. In ’t hete uur, viel er een draak naar beneden, een zeedraak, waterplant, verspreidende zijn zaden.
Nachtspelers
10. Zij stonden op, zij stonden op, overal vuur, overal flitsende geluiden, als waterstromen, als waterdromen, stilte als de muis, een nieuw kruis, tonende de fuiken, door de nacht, door nachtzeeen, door de witte chocola, door de tedere kracht. Zij stonden op, zij zweefden hoog als vogels, als arenden, als piraten in de nacht. Zij kwamen om te stelen, kwamen om te installeren, kwamen om te delen, kwamen om de zee te breken. Nachtspelers, nachtspelers, komen onverwachts, als dieven in de nacht, heldere stemmen, en dan is alles te laat, dan moeten we naar hen luisteren, naar de vogels van een diepere graad, nachtspelers, verhalen in de muur, komende tot leven, komende tot dit uur, nachtspelers. Zij zullen de zegelen openen, vertellende de verhalen ongehoord. Nachtspelers, de dieptes van het woord. Nachtspelers, levende achter de schermen, in de muren, nachtspelers, zegt het voort.
11. Vader, wij zijn omringd door brandende struiken, hier in de kasteelkamer, we kunnen nergens heen, laat de nachtspelers nu komen. Ze komen tot leven in de muren, en dan stappen ze eruit, en spelen hun verhalen. Vader, laten we zitten en kijken wat ze gaan doen, we kunnen niet anders, en ik wil hier niet verbranden. Nachtspelers, zullen zij ons blussen, of zullen zij ons in het vuur laten vergaan, reikende tot een nieuwe morgen. Nachtspelers, in onze kamers wonen zij, diep in de muren, wachtende op het reuzenrefrein. Nachtspelers, zij kennen de brandende struiken bij name, wachtende op hun sein. Zij kennen de kastelen hier, zij kennen u en mij, zij kennen de refreinen van hen die hen haten. Nachtspelers, als straatvechters komen zij op, als de dieptes van het woord, de straatputten verliezen hun kop. Nachtspelers, als de kraaien van de nacht, in de muren staan zij op wacht. Ik zag een bliksemschicht, die mij zeer beangstigde, toen gingen de graven open. Nachtspelers, een wonderlijk verhaal, nachtspelers, niemand kan nog vluchten, allen deel van het verhaal. Kijk naar hun koetsen en hun teugels, kijk naar hun spinnen en hun webben, hun netten en hun fuiken, de nachtspelers komen eraan. De dieptes van het woord gaan open, geen canon meer, zij hebben het raam opengebroken.
12. Als een vreemd wonderbaarlijk sieraad, als de reuzenschatten opengaan, zij verbreken de zegels. Nachtspelers, een vriendelijk woord tot hen die trokken aan het koord. Nachtspelers, een vriendelijk gebaar, tot hen die kwamen tot de diepere snaar.
13. Ik kon mijn vleugels weer bewegen, lang waren zij doorboort geweest, nu is de nacht over. De nachtspelers waren hier geweest. Ik zit op mijn schip, alle piraten zijn vergaan, maar pilafen en pilapen zijn dichtbij me. De nachtspelers zijn hier geweest, ik kan weer vliegen, ik kan weer gaan naar de eilanden, ik strek mij uit tot het nieuwe land. Nachtspelers, zij hebben mij bekleed met reuzenschatten en reuzensieraden, en mijn schip van piraten ontdaan. Maar zalig zijn de piraten des Heeren, zalig zijn de reuzen des Heeren, tot hen wil ik gaan. Neem mij mee, over deze zee, langs de zwarte gaten, over de groene draden. Ik leg mijn wapenrusting neer, ik kom eraan, maar mijn vleugelen doen nog zeer, karsuiken neem mij mee, pilafen en pilapen zullen voor mij strijden. Ik kom tot de poorten der nachtspelers, tot hun landen, en tot hun vuren die fel branden, als verblindende lichten. Nachtspelers, als de reuzenschatten opengaan, schatkamers komen naar voren. Nachtspelers, lange gangen, lange kamers, als de reuzenschatten opengaan, licht in die donkere kamers, verbrekende de zegels. Nachtspelers, als tere vlinders opgestaan, oh zo sterk, want alles stort in, wanneer zij het hebben opengedaan, een nieuwe wereld komt eraan. Nachtspelers, als tere vlinders opgestaan, als tere ketenen zo sterk, want als zij bewegen stort alles in.
14. Een zwarte roos gaf je mij, om af te dalen in jouw dieptes, waar de spinnen woonden, ik beklom hun webben, fuiken waren zij, om dieper in te verdwalen. Een zwarte roos gaf je mij, als het sneeuwwit was jij, als een droom van vervlogen jaren. Als een brandende struik was jij, als een kasteel was jij. Door een zwarte roos kwam ik tot de onderwerelden, daar, waar de fuiken waren, dromen van vervlogen jaren. In de fuiken vond ik jou, maar wat ik vond was niets anders dan raadselen, sappen van spinnen, webben zonder genade.
15. Als de brandende struik, gaat zij langs de zeeen, om de zonnen te verwelkomen, tot het nieuwe uur. Duimelotje, de eerste die ik hoorde, zij die Jakobs God ter hulpe heeft, de Heere, oh sterkste aller sterken. Zij was de eerste die ik hoorde, maar ik verstond haar niet, zij is de brandende struik, langs de zeeen gaat zij, om de zonnen neer te laten komen, de zeeen uit te drogen. Zij is de vijand van de zee, vanuit de lelie ontwaakte zij, mijn Duimelot.
16. Als de brandende haag is zij, zwerver langs de bossen. Roodkapje kennen zij allemaal, altijd vertellende een ander verhaal. Zij is het brandende bos aan het einde van het verhaal.
17. Eikels in de bossen, noten op de heuvels, haar haren zijn los, ze is op weg naar het hoge mos, waar nog steeds haar kasteel staat achter struiken en draken, na al die jaren is zij daar weer terug, zij is de brandende roos, zij is het teugelloos verhaal, zij is de onderwereld, een neergaande spiraal, door de fuiken dwaalt zij. Kus me, doe me ontwaken, een judaskus velde me neer.
18. Toen stond hij voor mij als de gelaarsde kat. Hij had de reuzenlaars gejat. Kon nergens anders heen. Ik sloot hem in mijn armen. Ren, jongen, ren, maar alles is hier veen en drijfzand, ze zullen je vinden, en dan nemen ze je mee. Ren jongen ren, maar je kan toch niet vluchten, een moeras is om ons heen. Wij zitten in de fuik, we moeten het samen zien te klaren, maar straks komen ze, en dan nemen ze ons mee, naar de reuzenwereld achter hoge tralies, maar tot Spricht zullen wij gaan.
19. Als de brandende braamstruik is zij, met brandende vruchten, loopt ze langs de heide en de velden. Wanneer zij rondkijkt vallen de zon en de maan, alles in vuur achterlatende.
20. Als de groene roos is zij, als een vuur, kent zij al onze namen.
21. Eindelijk tot leven gekomen, eindelijk tot rust gekomen, als het vuur der bomen, brandend in je botten, ja, vanavond zullen de kabouters komen. Eindelijk tot leven gekomen, in een boshuisje ver weg in onze dromen.
22. De wesp heeft gestoken, de wesp heeft het gedaan, alles is in vuur verzopen, door het neervallen van zon en maan, zeeen van bloed, en rivieren van honing, waar de melk stroomt, morgen is alles weer goed.
23. Wij vragen om een druppel van het kruis. We weten het is van ons weggevlogen, maar wanneer kunnen we naar huis.
2.
1. Oh, vader van het kruis, vader der fuiken, heb medelijden met ons. Wij zijn verstrikt in de webben van spinnen, verdwaald in hun netten, en in brandende struiken, visioenen leiden ons voort, naar een nieuwe dag. Heb medelijden met ons, toe leidt ons uit, toe help ons voort. Wij leven in bodemloze putten, als verschrikkelijke visioenen, dit noemen wij leven, maar het is de dood, als een pantarhei, alles is in wording, in deze vreemde cocon waaruit geen ontsnapping mogelijk is, slechts het naderen tot de zon. Nooit bereiken wij haar, maar komen steeds dichterbij, als kijkende naar een vreemd schilderij. Toe breng onze boeken tot leven, en leidt ons tot Klaas Vaak.
2. Zacht vuur in wording, door de dagen heen, of waren het jaren, betekenissen veranderen door uw woord. U hebt het gesproken, uw dieptes getoont. Het woord uiteen getrokken, het woord gebroken, op een gouden schaal van zilverlichten, emerald treden, als een pad tot de maan. Klaas Vaak, gij komt voort vanuit de dieptes, Klaas Vaak, maar zij bezoedelden uw naam, als die gek van de slaap. U hoeft maar een woord te spreken en alles is voorbij. Wij komen tot u, op feeenwolken en elvenkoren. U dreigt, het sprookjesboek is van u, en wij hebben daar allen een plaats in. Toe, breng ons tot leven, en vertel uw verhalen. Wij staan klaar, om het door te geven. Toe, spreek tot ons, door de dromentelefoon, toe breng ons tot uw slaapliederenkoor. Oh, brandende struik, laat vanavond uw woede gaan.
Duimeliesje
3. Zij kwam in een nacht vol trauma, op een rozenblad, zij daalde af, als de druppel van het natte gewas. Duimeliesje, jij kwam als een droom tot hen. Duimeliesje, zij kwam in de nacht van ’t duistere ijs, kwam het trapje af, aan een rozenblad hing zij, blies het trauma weg, en zakte weg in ’t rode ijs. Duimeliesje, als de brandende roos, op een lelieblad voer zij door de nacht, als in een boot. Zij bracht mij, tot een vreemde wederkomst, tot al die vreemde namen die eens tot mij kwamen. Zoveel herinneringen hier, iets om te vieren, op deze boot in de nacht. Mijn bed is een boot, en Duimeliesje houdt de wacht. Eens zal zij komen door de ringen, door ringen der duisternissen, komende vanuit de draaiende lelie van het zilverstrand. Eens zal zij komen als de wind, als het windekind, als het avondkind, die mij in stilte vindt. Eens zal zij komen tot mijn nacht, komen tot de dieptes van deze pracht. Duimeliesje, windekind, voerende door de wind, door de avondkoelte riep zij mijn naam, kom in de boot met mij, en sluit deze rij. Door de nacht raakt zij de lelies aan, dan draaien zij ook, en verspreiden hun naam. Door de avondstilte komt zij, als een roos die brandt vervult zij mij. Duimeliesje, onder het woord, hangt een trekkoord, open het, en verspreid je naam, als veldpoeder door de wind verdeelt. Duimeliesje, vervul mij steeds weer, kom telkens, keer op keer.
4. Diep in de nacht voelde ik haar hand heel zacht, en zachte fluisteringen, kolkende door het raam, oh Duimeliesje je hebt mij eindelijk gevonden na al die jaren. Laten wij de dieptes van het woord oprichten door het trekkoord.
5. Diep in de nacht voelde ik haar stem kolkend door de ruimte, als duizenden duizelingen, ze nam mij mee in een droom, ja, ik heb God gevonden, Hij stuurde jou.
6. Duimeliesje, jij gaf mij de roos met de snaren, je gaf mij de lelie met de vele namen, jij gaf mij een boek vol verhalen, een eeuwig evangelie, om te helen het trauma wat canon heeft geschapen. Duimeliesje, jij gaf mij een narcis vol van wond’ren, jij sloot het boek van schuld en erfzonde.
7. Ik hoorde haar roepen in haar kamer. Ik ging naar haar toe, en ik suste haar. Ze had een nare droom, over een boek dat haar wilde pakken, het was het eerste woord, dank God voor het tweede. Dank God voor het diepere woord, dank God wanneer de zegelen zich openen.
8. Ken je de schat van Duimeliesje, alleen de kinderen en kabouters kunnen binnengaan, alleen de zaadjes die hun mond kunnen houden, wij moeten sterven in stilte, tot Spricht zullen wij gaan.
9. In het bos tussen de bospoeders vond zij haar schat, in het duister nam zij een bad.
10. Door het sieraad spreekt ze tot mij, als door een droomtelefoon, als duizenden duizelingen tegelijk, ik val tegen de grond, en mijn ziel stijgt naar haar op, als een vogel kan ik vliegen, toe laten we gaan naar de bergtop. Door een duister gat komen wij altijd binnen, in een zaal vol gesteentes, waar sieraden van piraten liggen, engelen van verleden tijden, onder de deur door zullen ze glijden, zij zijn als de wind. Wind in alle kleuren, door Duimeliesje’s sieraad zal het allemaal gebeuren.
11. Duimeliesje’s parel, waar spinnensappen stromen, hier heeft de wesp gestoken. Haar vleugels groeien, oh zo fijn, haar veren zijn als melk, ik kan haar sporen volgen. Duimeliesje’s parel, ik kreeg haar in een nacht, ik zag haar gloeiende en bloeiende pracht. Duimeliesje’s parel, een parel van duizenden fuiken in de nacht, bruggen tot de eeuwigheid, parelvisioenen drijven door de ledigheid. Duimeliesje’s parel, een parel vol van teed’re kracht, een parel vol van fuiken, brengende ons in een diepere nacht, tot het kruis van onze Heer, tot het kruis van al die namen van vervlogen jaren. Zij wierp de parels in canon’s gezicht, als kogels waren zij, als een wapen van verleden tijd. Duimeliesje’s parel, vol van visioenen, vol van lang vergeten namen, ja de parel weerkaatsende het licht van een oud gedicht.
12. Duimeliesje’s parel, stromende door het water, glippende onder de deuren door, als de winden dragende al die vergeten namen.
13. Diep in het bos, onder bospoeder verscholen ligt Duimeliesje’s parel, de bron van onze dromen. Het rees op uit onze diepste nachten, als een geluid van fuiken, wegnemende onze laatste krachten. In zwakheid daalden wij, tot wij het zoete raakten, vol van poeder zijn onze monden.
14. Duimeliesje’s blad raakt ons aan, zoveel poeders, zoveel vleugels vallen aan, zoveel kracht om op te komen, vliegen en zweven wij naar onze dromen, naar de dromen in de lucht, als een blad over rivieren vinden wij alles terug. Duimeliesje’s blad raakt ons aan als een boot, als een waterval, een rivier door de dood, als een tuin van poeders, tuin van paddestoelen, ja, hier wil ik zijn.
15. Brandend blad, rakende ons aan, ik duik in een bad van het verleden, als de bosfontein, als de rode vlam, het volgt mij, laat mij nooit meer gaan, toe, zwem weg met mij, naar de overkant van dit verhaal.
16. Het hangt voor mijn gezicht, het geeft mij visioenen in poeders en licht, van een kasteel, in duisternis, het is Duimeliesje’s kasteel, daar waar de fuiken toe reiken. Duimeliesje’s kasteel, haar blad voor mijn ogen, haar visioenen hebben mij nog nooit bedrogen, vertellende verhalen, openende haar boeken en haar zalen. Duimeliesje’s blad, openende de dieptes, achter elk blad zien wij de dieptes van haar rinkelende schat.
17. Ik woon in een boshuisje, ik woon op een boerderij, maar het is een kasteel, zorg ervoor dat ik mij niet verveel. Er is zoveel te doen, zoveel te zien, zoveel om te kleuren, zoveel om te draaien, al mijn deuren hebben namen, al mijn muren dragen de winden van een vervlogen tijd. In de nacht komen zij tot leven. Wakker worden, in het kasteel ben je. Duimeliesje’s kasteel, voor de kinderen en kabouters, in Spricht zullen wij binnengaan.
18. Duimeliesje’s kasteel, zoveel schatkamers dat ik mij niet verveel, achter de muren wonen elven, achter de deuren staan de feeen, en op de zolders wonen de reuzen.
19. Duimeliesje’s kasteel, in de nacht komen zij allen tot leven, en als de morgen komt dan slapen zij weer, dromende, wachtende, uitstrekkende tot de avondveer.
20. In Duimeliesje’s kasteel zullen wij binnengaan, en dan zullen wij tot Spricht gaan. Vele elven kennen onze naam, ja, wij zullen tot Spricht gaan. Door de ramen komen wij binnen, door de struiken van vuur, door de plassen en de open haarden. In Duimeliesje’s kasteel zullen wij binnengaan, een klok staat op de tafel in de dinnerzaal, en wat oude gestaltes hebben daar maal, altijd spreken zij over Duimeliesje’s kasteel, ja, ook Spricht kennen zij. En Spricht staat op de tafel, naast de klok, zij hangen hem aan de muur, als een weerhuisje, als een schilderij, als een raampje. Hier praten de oude gestaltes, over het weer, over het blad, dat hen eens hierbracht, zij hebben allen hun kamers, in Duimeliesje’s kasteel, over Spricht praten zij veel.
21. In Duimeliesje’s kasteel, achter de brandende doornstruiken, daar wonen de oude gestaltes en de elven, ja, zij kennen onze namen, zij weten waar wij over praten. In Duimeliesje’s kasteel, achter de brandende hagen, achter doornstruiken, daar vochten eens soldaten, maar een blad bracht hen hier, waar ze veilig zijn in Duimeliesje’s kasteel. Achter de brandende struiken en hagen, waar de keukens als lichten stralen, eens vochten hier de draken, maar Duimeliesje heeft hen laten slapen. Hier praten nog steeds de oude gestaltes, zij hebben elk hun kamer.
22. Ik ben nog steeds bang voor het groene vuur. Hier in Rapunzel’s kasteel. Hier is alles zo duur, door de wespen en de steekstruiken gestoken, en brandende struiken dansen om het kasteel heen. Niemand kan hier komen, niemand kan hier binnendringen, dan hen met de diepe doornen.
23. Ik ben nog steeds bang voor het groene vuur, door spinnen ben ik gestoken. Ik ben tot deze dieptes gekomen, in dit uur.
3.
1.Ik ben in Rapunzel’s kasteel, al het groene wordt hier geel, totdat het onder het gele daalt, en alles is in een vlam. Heb ik dit vuur nu zo gevreesd, in dit uur raakt alles lam. Ik ben in Rapunzel’s kasteel, en nu wordt alles duidelijk, jij gaf mij een steek maar het was een streling om mij te verbinden aan de diepe namen. Hier waait een vuur, een oud vuur komende over alles heen,
2.bedekkende als de sneeuw der spinnen. Ik ben in Rapunzel’s kasteel, ik maak hier overuren. Elke steek is een streling, elke doorn brengt bloesem, bloedend als het rode sap, kom ik telkens dieper stap voor stap. Onder het groene wordt alles geel, als de kleuren van de herfst, in Rapunzel’s kasteel,
3.als het gif van verleden tijden mijn hoofd binnenglijdt, brekende de zegels van een canoniek verstand, dan staat mijn geweten in brand. In Rapunzel’s kasteel ben ik aangekomen, ik kan nu alleen nog maar dromen. Kon ik jou nu maar zien, maar alles wat ik zie is vuur,
4.het groene wordt hier geel, en grote spinnen kruipen over de muur. Kon ik jou hier nu maar voelen, maar je bent zo ver weg, of is dit jouw manier van laten weten dat je er nog bent. In Rapunzel’s kasteel, bedekt door sneeuw van spinnen, bedekt door al die herinneringen. Kon ik jou nu maar zien,
5.kon ik jou nu maar geloven, dat je steeds dichterbij komt, in Rapunzel’s kasteel ben ik beland, in een bed met wespendekens, brekende de zegels van mijn canoniek verstand. Kon ik jou nu maar voelen, ‘k wilde dat je hier zou staan, maar ik kan alleen maar dromen, alles is maar een verhaal.
4.
1.Ik ben in Rapunzel’s kasteel, het groene wordt hier geel, en dan wordt alles nieuw, door vele ovens worden wij nieuw, door vele ovens vinden wij een nieuw vuur, zoet maar ook zuur en bitter, het leven is hier duur. Ik ben in Rapunzel’s kasteel, en ik zie Grietje staan, zij die de heks heeft verslagen, van een ander verhaal. Alles is hier maar een verhaal, de canon is verbroken. Ik ben in Grietje’s kasteel,
2.onder wespendekens, alles is teveel, niets is naar vermogen, wij moeten veel dragen zonder kracht, niemand heeft aan onze zwakheid gedacht. Ik ben in Grietje’s kasteel, en dan ontwaak ik. Alles was maar een droom, en dan sta ik op, en loop door de kamer. Grietje staat in de keuken, en wijst door het raam naar het kasteel van Hans. Hans, de heks wilde jou vetter maken, als maal voor de canon. In het kasteel van Hans aangekomen,
3.dit oude sprookje, een griezelig verhaal, alles is hier van snoep gemaakt, en alles spreekt een andere taal. Ik voel mij zo verloren hier, niemand begrijpt me, oh was ik maar niet hier, maar toch wil ik dieper gaan, oh Hans, leidt me verder in dit dromenweb van verloren dagen. Hier spreken de oude engelen, en hier wonen de ouden van dagen, hier wonen de oude christussen van vervlogen dagen. Hans, weet je nog, jij in die kooi, waarom staan hier nu zoveel kooien, als in een boerderij, die heks versloeg jij, door jouw zoete dromen. En dan word ik wakker in Rapunzel’s kasteel, alles was teveel.
4. Alles staat hier in brand. Alles is hier duur. Alles zoet, zuur en bitter, Grietje rent door de gangen, door de gangen van dit avontuur. Het is een griezelig verhaal, alles is hier teveel, ‘k zie overal kooien staan, met vreemde dieren, en ’s avonds laat dan komen ze er allemaal aan. Er zijn spinnen op de muren, zij krijten de visioenen, en wespendekens vallen op mij als hete brij. Grietje, waar ben je, ik ben hier zo alleen in jouw kasteel, ik verdrink in de stilte, oh dit griezelig verhaal. Grietje rent door de gangen, ik hoor haar, ze komt laat thuis, met zoveel muizen en ratten achter haar aan. Ik moet me verstoppen, maar waarheen kan ik gaan. Zoveel kooien in dit kasteel, zoveel kooien in dit huis, zoveel vlammen om mij heen, sneeuw der spinnen, bedek mij. Ik klim over de oude webben, tot de zolders en de torens, maar alles wat ik vind zijn splinters, alles wat ik vind zijn diepe doornen. Alles staat hier in brand, goud met visioenen, leeft de heks nog, dat is mijn vraag, woont ze boven, of woont ze laag. Wat moet ik doen om van hier te vertrekken. Dan sta ik plotseling in Hans’ kasteel, en Rapunzel grijpt mij aan mijn haren. Kom mee, zegt ze, dit is je straf, een straf van genade. Alles is van snoep gemaakt, zoveel kooien staan daar.
5. Alles staat hier in brand en is duur. Hans’ kasteel staat open, alles van snoep gemaakt, als de straf van genade. Raak hier niets aan. De heks schreeuwt van de daken, het oude vuur bracht haar hier, we hebben nog steeds met haar te maken. Hans’ kasteel, alles staat in brand, als het vuur van oude dagen. Hans’ kasteel, en de heks woont op de daken, zij heeft alles gezien, zij heeft alles gehoord, en wij horen haar stem, nooit hebben wij rust. In Hans’ kasteel, zoveel kooien staan hier, zoveel fuiken lokken ons, fuiken van oude brandende struiken. Kan ik tot onder het zwarte dalen.
6. Alles is hier van snoep gemaakt, alles is hier om te verleiden, tot de oude paden zullen wij gaan.
7. Alles is hier van snoep gemaakt, alles brandt hier, waar spinnen wandelen, oh sneeuw der spinnen neem mij mee naar het einde van deze zee.
8. Zoveel stemmen zijn hier, stemmen van vervlogen dagen, vervlogen jaren, vervlogen eeuwen. Rapunzel’s schat, een stem diep in mijn hart, het canonieke geweten weggebeten.
9. Rapunzel’s Sieraad waardoor spinnen met elkaar spreken, zij bracht het mij, zodat ik haar altijd kon verstaan, zij leidde mij tot een plaats hier ver vandaan. Rapunzel’s Sieraad, vlammen waardoor de spinnen met elkaar spreken, zij hebben mij op de juiste plaatsen gestoken. Nu kan Rapunzel’s Sieraad tot mij komen. Een spinnendeken, in deze lompen kan ik mij bewegen. Als door groen sap bewegen wij, in Rapunzel’s kasteel zijn wij.
10. Grietje’s sieraad waardoor wespen met elkaar spreken, zij bracht het mij, zodat ik haar kon verstaan, zij leidde mij tot een plaats hier ver vandaan.
11. Hans’ sieraad waardoor brandende doornenstruiken met elkaar spreken. Hij bracht het mij, zodat ik hem kon verstaan, zoveel wespen volgden mij, naar een plaats hier ver vandaan. Hans’ sieraad, waar de wespen mij niet kunnen breken, waar zij mij niet meer kunnen spreken, ik ben tot Spricht gegaan. Hans’ sieraad, waar de wespen mij niet meer kunnen kwellen, ik ben tot Spricht gegaan, en ik ga Grietje en Rapunzel vrijbaan. Kom dan binnen over de ladder van Rapunzel, kom tot haar toren, grijp haar bij de haren, en klim op. Ga tot Grietje, en kom tot haar daken, en kom tot Hans’ kasteel, het brandt niet meer, verleden tijd zijn al die dagen, nu bedekt door spinnensneeuw.
12. In het fontein van Hans daar zwemmen de kikkers, daar zwemmen de zegels tussen jou en mij, vreemde vissen, als wespen komen zij. Zij kunnen ons niet meer steken, want het canonieke hart is opengegaan, een zwarte speer is er doorheen gegaan. Het hart nu zwart geworden, als een lever is het nu, sprekende zoveel woorden, brengende de dieptes tot het nu.
13. Nu komen de ketenen los, staan de ridders op, wanneer zij bewegen stort alles in. Maar in Hans’ Bosschat zijn we veilig, oude christussen wonen hier. Tot het huis van de Marion en haar moeder zullen wij gaan. In Spricht, een kabouter in een boerderij, versperrende de trap tot de kikkerkoning. Een huis staat op een heuvel, en jij bent bij mij. Buiten is alles donker, brandende struiken dansen om ons heen, nu is het kasteel open, en wij gaan daarheen.
14. Hans, wij staan op de bergen als spinnen, wij dalen neer, en stijgen dan weer op in dit pantarhei.
15. Alice, ik hoor jouw naam, onder een wespendeken ben jij. Laat mij dichterbij komen, ik heb de sleutel van het verhaal. Straks als ik de sleutel omdraai, dan komen er duizend duizelingen en miljoenen oude engelen om een nieuw verhaal en spel te beginnen.
16. Wit konijn, wit konijn, bij jou wil ik zijn, op jouw rug, gaande naar alles terug. Wit konijn, en alles zal anders zijn.
17. Sprookjes en spelen spreken door haar. Alice’s Sieraad in een winkel op een heuvel, ik kocht haar daar.
18. Verhalen en oude spelen en sporten spreken door hem. Wit Konijn Sieraad in een winkel onder de heuvel vond ik het.
19. Hoog in de bakkervelden, waar bakkerman’s gezichten staan, waar wilde wespen zingen, en wilde struiken de diepte ingaan.
20. De letters vagen hier weg, waar bakkerman’s gezichten staan, het hoge kruis toont de weg door de wespenlaan.
21. Wild dansende struiken, hoge tonen in mijn hoofd, om hen van de canon te verjagen, hen van de kattenboom.
22. Wild dansende struiken, wild dansende haren, hoge tonen in mijn hoofd, om terug te gaan naar al die jaren.
23. Ik heb het lang genoeg geprobeerd, maar dit ding brandde mijn vingers weg, ik zocht naar hoge dromen, maar alles spoelde weg. Nu is het bedekt met sneeuw der spinnen, en ik probeerde het weer, maar zoveel wespen begonnen mij binnen te dringen. Ik verbrandde van binnenuit, ik leef nog steeds in dit vreemde huis. Maar eens komt er dan wespensneeuw, als zomersneeuw, bedekkende alle vaten, en dan kan ik normaal met je praten.
24. Het heeft lang geduurd, maar het is er nu, zoveel dromen komen hier tezamen. Vroeger kon ik het nooit aanraken.
25. Bevroren zomer, bevroren wind, in dit kasteel waar Grietje’s toverfluit zich bevind. Bevroren vlammen, ik kan er langs gaan zonder te verbranden. In de verte stijgt de toverfluit op, ik grijp erna, ik duik ernaar, dan val ik en stijg weer op, ‘k heb nu vleugels, ik kan nu zonder jou verder leven.
26. Wij woonden allen in hetzelfde huis, maar nu zijn wij van elkaar verlost, door Grietje’s toverfluit. Bevroren zomer, bevroren wind, in dit kasteel waar Grietje’s toverfluit zich bevindt. Bevroren namen, zij die hier kwamen, hebben het nooit kunnen zien.
27. De rozen luisteren naar haar stem, de narcissen buigen als zij langskomt. Wanneer zij spreekt komt er goud uit haar mond, en zoveel diamanten, emerald, en rode robijn, Grietje’s toverfluit, het is goed om bij je te zijn.
28. Groot was de dag, daar verschenen zij, hand in hand, en toen vertelden ze mij, nu zijn ze groot en sterk genoeg om de poorten te openen, de poorten van de wonden, niets dan de gaten van fluiten.
29. Staf van Spricht, toverfluit, een zeer oud kruis, wonderbaarlijk verlicht, als een totempaal met zoveel gezichten, al die bakkerman’s gezichten, gezichten van het kruis, slechts gaten van een toverfluit.
30. Tovertrommelaars, twee stokjes in hun handen, twee staven van Spricht als het dubbele kruis, op weg naar het grootste kruis, over het eeuwige kruis. Tovertrommelaars, die wonden zijn trommels, meerdere malen gestoken openen zij de zegels.
31. Ik kan het niet verstaan, er staat een trommelaar voor mijn raam. Daar staat hij, ik kan het niet geloven, maar ongeloof is hier een zegen, langzaam trekt het je naar beneden.
32. Ik kan het niet verstaan, buiten is er toverregen, en Grietje trekt haar degen. Ze gaat de oorlog aan, en strijdt haar strijd, in opgetogen waan.
33. Hier eindigen alle wegen, hier stoppen alle fuiken, hier klinkt het eeuwig lied door, zelfs de doven horen het, het glipt door de ramen. Hier eindigen alle wegen. Hier stoppen alle fuiken, hier houdt alles op te bestaan, duizend duizelingen, tot het vrederijk zullen wij gaan.
34. Buiten is het koud, maar de struiken om het huis staan in brand, een kachel hebben we hier, leidende tot het toverstrand.
35. We hebben al een lange tocht gemaakt, we hebben alles achter ons gelaten. Nu zijn we op weg naar het toverstrand, maar het lijkt wel alsof we daar nooit aankomen, alsof het onbereikbaar is, als een vanille strand. De wespen nemen ons mee, tot een betoverd land, maar nooit komen we tot het toverstrand. We kunnen er alleen van dromen, we kunnen er alleen over praten, daar gaat een druppel, het valt in je hand.
36. Hier komt het stof tot leven. Hier laten de woorden hun dieptes zien, hier praat niemand meer over een zegel, maar er zijn hier zoveel gordijnen, zoveel dingen gesluierd. Kom dichterbij door de sluiers, tot de tovervlam, toe laten we weer rein zijn. Toe, eet van de vruchten, de harde schillen heb ik afgepeld, toe neem van de aarde, hier komt het stof tot leven.
37. Levende in een fata morgana, in een spiegelend kasteel, niets is wat het lijkt, en onder het groene wordt alles geel.
5.
1. In de keuken van Duimeliesje’s kasteel daar wonen zoveel monsters en draken, en de oude gestaltes die daar praten. Een toverfluit, met bakkerman’s gezichten, een toverfluit als een brandende struik, verspreidende zoveel vuren, vormende de uren.
2. Zoveel meesters en juffrouwen wonen hier, met monden als toverfluiten. En zij wijzen naar de toverklokken, zoveel toverklokken hangen hier, zeggende de zomersneeuw was net hier.
3. Eens waren zij hier allen aangekomen, en verdeelden hun dromen, en gingen toen achter sluiers wonen. Kom met mij, door de toverklok, naar een nieuwe wereld, achter de sluiers van de nacht.
4. Eens waren wij hier allen aangekomen, achter de sluiers van de maan, waar wij tot de zonnen konden gaan. Eens kwamen wij achter de sluiers van de zon waar wij tot de toverklokken konden gaan. Eens kwamen wij achter de sluiers van de nachten, achter de sluiers van de tranen, tot de trap der toverklokken, zoveel spiegels waren hier, en wij gingen van trede naar trede, niemand kon ons hier nog bedriegen. Eens kwamen wij achter de sluiers van de toverspiegels, en toen begonnen we weer van voren af aan.
5. Eens waren wij allen hier aangekomen door Alice’s toverklok, en nu kan niemand er nog bij.
6. Ik had eens wat thee gedronken, van Alice’s toverklok, en nu ben ik hier, niemand kan me bereiken hier.
7. In een schuur vond ik gouden namen op een klok, het was een toverklok, en Alice was haar naam.
8. In een schuur vond ik kermisklokken, kerkklokken, toverklokken. In een zaal, zag ik haar toverklokken staan. Wie had hen gemaakt. In een zaal zag ik toverklokken staan, wie had hen gemaakt, of waren ze uit zichzelf ontstaan, al deze wonden waren slechts gouden namen op de toverklokken. En al deze tranen, slechts thee van toverklokken glijdende door de ramen.
9. Door de sluiers kwam ik tot deze plaats. Ik vergat wie ik was, en zelfs mijn naam.
10. Door de toverspiegel zag ik de spinnensneeuw, en de wespensneeuw, als de zomersneeuw.
11. Door vele spiegels kwam ik tot haar spiegelpaleis. Alles viel hier om, en niets is wat het lijkt.
12. Door vele toverspiegels reizen wij, in Spricht staat haar standbeeld, maar wie zijn wij ?
13. Zij heeft haar tranen verzameld, als een piano van licht, waar de toversnaren schrijven een nieuw gedicht. De snaren uitgerekt, gevoelig staan zij daar door wespensneeuw bedekt.
14. Toverpaarden, door de tijger verzameld, als een tijgerkoning is hij, zeg vaarwel, altijd vertrekt hij door de poorten van het spel.
15. Toverpaarden door de tijger verzameld. Zij gaan snel op de ruggen van een toverspel.
16. Toverbokken in de nacht, fluitspelers tonen hun pracht. Het is een vreemd, vreemd toverspel.
17. Waar zijn we aan begonnen. Is er een weg terug, of moeten we verder gaan. Wij weten niet wat wij moeten doen, maar wij vervelen ons niet, in dit toverspel.
18. Alle wegen eindigen hier, alle fuiken stoppen hier, wie de weg kwijt is vind hem weer. Door de sluiers van een toverdobbelsteen. Hier wonen wij, hier leven wij, geen canon hangt er aan onze feeenslee. Door de sluiers van een toverdobbelsteen, geen canon volge ons, wij zitten op een arreslee, gaande over wespensneeuw.
19. Toverpionnen staan daar, zwaaiende naar haar. Ik kom steeds dichterbij, er is een plaats naast haar. Ik heb haar toverdobbelstenen in mijn handen gehad, en mijn handen zijn nu verbrand. En ze zeggen dit is waardoor de bomen spreken. Vier toverdobbelstenen vormen een toverpion, een tijgerkoning. Ik heb haar toverdobbelstenen in mijn handen gehad, en mijn handen zijn nu verbrand.
20. Drie toverdobbelstenen, en je hebt een tijger, en die de vierde heeft is de koning. Vijf toverdobbelstenen en je hebt een regenboogtijger. En die de zesde heeft is de regenboogtijgerkoning. Zeven toverdobbelstenen en je hebt een konijnentijger, en die de achtste heeft is een konijnentijgerkoning. Negen toverdobbelstenen en je hebt een tijgerbeer, en die de tiende heeft is een tijgerberenkoning. Vreemd spel, met toverpionnen. Waar zijn we aan begonnen.
6.
Doornroos
1.Ik ben op zoek naar de morgen in het kasteel, Doornroos het werd ons allemaal teveel, door een Judaskus lag je daar, een kus zo heet, het verbrandde je haar. Nu ben je op zoek naar de morgen. Ja, het witte konijn bracht je tot het elvenrefrein,
2.tot de kus van pijn om op te staan, toe laten wij nu gaan, dit kasteel is groot, wie kent dan al hun namen, zoveel ukalien slapen hier. Doornroos, kun je mij vertellen of iemand hier pilafen kent, eens waren zij hier. Dit huis is koud en donker, verwoest door een wervelende Judaskus,
3.maar eens waren zij hier. En de mitlassen dragen de wapenrusting van het spel, koningen van het spel, donkere dagen, zeg vaarwel. Doornroos, het werd ons allemaal teveel, maar ik hoor geluid daar in de verte, oh wat was het hier voor een lange tijd stil.
Sneeuwwit
4. .Sneeuwwit, de dagen zijn lang. Ik heb altijd van je gehouden. Ik weet het duurt zo lang, maar ik voel je hand, jij voelt de mijne, in dromen wandelen wij, zo ver van elkaar vandaan, maar toch zo dichtbij,
5.droom van verleden dagen. Breng de kabouters binnen, breng hen tot de tronen, de spruit zou komen in Zijn Naam, de spruit zou dromen, en dromen verjagen, deze dagen zijn oud, zo oud, wij komen in verscheurde klederen, komen in gouden dagen, gouden uren, om alles zilver te maken, om alles dan groen te maken, om alles dan aan God over te laten.
Rapunzel
6.Ik ben niet vergeten, maar ik heb het niet verstaan, wanneer jij langskomt, wanneer jij bij de heg staat, dan staan de struiken in brand, dan brandt mijn haar, dan wil ik weglopen, maar dan roep jij mijn naam. Rapunzel, kom tot de morgen, ontwaak jij still stem, wij zullen rennen over de daken, in het kasteel zijn wij van hen, wij springen over rozen, wij kennen al hun namen,
7.hutessen in de kamers, brengen jou van raam tot raam, over dromen en visioenen, heus je kunt het allemaal aan. Want jij bent sterk, Rapunzel, je hebt de heg tot hier gedragen, je hebt het laten draaien, en je hebt dieren en bloemen laten praten, oh jij bent sterk, na een lange nacht van zwakte.
II Karsuiken
Er was eens een meisje dat Spindruppeltje heette. Het meisje was eigenlijk een prinsesje, maar was eens tijdens het spelen in het bos verdwaald en kwam bij een arm gezin terecht. Het meisje was nog te jong om te beseffen dat ze een prinsesje was, en ook het arme gezin wist niet wie ze was, maar ze besloten voor haar te zorgen. Dichtbij het huisje van het arme gezin was een vijver met krokodillen waar het meisje vaak speelde. Maar op een dag gleed het meisje uit, en viel in de vijver. Direkt werd ze door een krokodil gegrepen en in de diepte getrokken.
De krokodillen brachten haar naar een rijk diep onder de grond, waar soldaten woonden die de zessen werden genoemd. De soldaten liepen een beetje krom en hadden vreemde gekrulde schoenen. Ze zagen er inderdaad uit als zessen. Hun koning was genaamd nummer één. Het meisje keek haar ogen uit in dit rijk onder de grond. Alles was hier prachtig : betoverde bloemen, en zoveel betoverde tuinen. Het meisje ging hier gewoon door met spelen, alsof er niets aan de hand was, en het was goed. De koning scheen erg van het meisje te houden, alsof het zijn eigen dochtertje was. De koning had ook een dochtertje, en dat meisje was genaamd ‘drie’. Drie en het meisje werden al snel dikke vriendinnetjes. De koning was erg tevreden. Hij gaf het meisje een eigen kamer in zijn kasteel, vlakbij de kamer van drie, zijn dochtertje. Ook de zessen waren erg dol op het meisje. Het meisje had een goed hart voor iedereen.
Maar op een dag gebeurde er iets verschrikkelijks. De koning werd heel ernstig ziek, en iedereen was erg verdrietig. Er was nog maar één middel dat de koning zou kunnen genezen, en dat was de blajus-plant die in het land groeide waar het meisje vandaan kwam. De zessen legden het meisje uit waar ze dat kruid zou kunnen vinden. Een krokodil bracht het meisje weer terug. Het arme gezin was erg blij het meisje weer terug te zien, maar ze mocht nooit meer naar de vijver. Inmiddels was de echte vader van Spindruppeltje erachter gekomen waar zijn dochter was, en nam haar mee naar zijn kasteel. Om de vijver liet hij grote hoge gouden hekken bouwen. Maar het meisje wilde terug naar het rijk onder de vijver, om de koning daar te kunnen redden door de blajus-plant, het genezende kruid.
Dat ze door een krokodil was gegrepen geloofden ze allemaal wel, maar dat er een rijk onder de vijver was geloofde niemand. En hoe ze ook huilde en smeekte, haar vader was niet om te praten. Hoe zou ze nou over die hekken kunnen komen ? Inmiddels stond bijna het hele kasteel van haar vader vol met blajus-planten, omdat het prinsesje daar om gevraagd had. Ook had het arme gezin een flinke beloning gekregen, omdat ze zo goed voor het meisje hadden gezorgd. Zij woonden nu ook in het kasteel, op een verdieping dichtbij de verdieping waar het meisje haar kamer had. Maar het meisje huilde veel.
De koning zag dat het meisje niet gelukkig was, en gaf haar op een dag een vogel voor op haar kamer. Het was een sprekende vogel, en het meisje kon alles aan de vogel vertellen, ook over het verborgen koninkrijk.
‘Ik kan je wel over het hek brengen, hoor,’ zei de vogel, ‘geen probleem. Ik ben sterk genoeg, en ik kan heel hoog vliegen.’ En zo stapte het meisje op zijn rug, en de vogel bracht haar helemaal over het hek bij de vijver. Maar plotseling kwam het meisje erachter dat ze het blajus-kruid was vergeten. En één van de krokodillen greep de vogel en trok hem de diepte in. Nu kon het meisje niet meer terug. Nu moest ze wachten totdat iemand haar zou zien. Maar er gingen tijden voorbij, en het meisje begon erge honger te lijden.
Op een dag kwam de vogel terug uit de vijver, en vertelde dat de koning van het verborgen rijk inmiddels was overleden. Het meisje begon erg te huilen, en zei dat het allemaal haar schuld was. Zij had immers het blajus-kruid vergeten. Maar de vogel zei dat vele zessen nu ook ernstig ziek waren, en ook het prinsesje drie. De vogel was teruggekomen om voor hen het blajus-kruid te halen. Het meisje stapte op zijn rug, en weer vloog hij over het hek, terug naar het kasteel. Maar toen de koning merkte dat ze terug waren gekomen liet hij hen beiden grijpen. Het meisje werd voor straf opgesloten op haar kamer, en de vogel werd in een diepe kerker onder het kasteel geworpen. Nog nooit was het prinsesje zo verdrietig geweest. De koning liet de vijver droogleggen, en joeg de krokodillen het bos in.
Dikke tranen rolden er over de wangen van het prinsesje, maar de tranen hadden allerlei kleuren. Na een tijdje kwam er een vogel op het venster van het open raam zitten. Het was een krokodillen-vogel, die wel een beetje op een krokodil leek. ‘Je moet die tranen drinken,’ zei de vogel, ‘dan gebeuren er wonderen.’ Het meisje had nog wat bekers in haar kamertje staan, en begon de verschillende kleuren te verdelen. ‘Rood is voor de sloot, blauw is voor de vijver,’ zei de vogel, en toen het meisje van het rode en het blauwe begon te drinken kwamen er overal in het land sloten en vijvers.
‘Laat me je meenemen naar het land der krokodillen, ver achter de bossen,’ zei de krokodillen-vogel. Het meisje stapte op de rug van de vogel, die direkt uit het raam vloog. Na een tijdje kwamen ze bij de krokodillen aan. Hier leefden ze in moerassen en poelen. Maar het verborgen rijk bestond niet meer. Het blajus-kruid groeide en bloeide hier volop, maar het was al te laat. Het rijk was geheel ten onder gegaan door de ernstige ziekte. In de verte stond een vrouw met wratten achter een ketel. De vrouw lachte als een heks, en roerde in de ketel waar groene smurrie in lag. ‘Wat ben je aan het maken ?’ vroeg Spindruppeltje.
‘Weet je dat dan niet ?’ zei de oude vrouw. ‘Ik maak voer voor de koning, tranen.’
Maar toen begon het meisje wel erge medelijden met haar vader te krijgen. ‘Heus, hij mag dan verschrikkelijke dingen hebben gedaan, maar hij bedoelde het goed. Hij was gewoon bezorgd.’
‘Bezorgd noem je dat ?’ zei de oude vrouw krassend. ‘Hij dacht alleen aan zijn eigen koninkrijk, en niet aan het koninkrijk van een ander.’
‘Ja maar hij wist niet van het bestaan van dat andere rijk af,’ zei het meisje.
‘Dat heb jij hem toch verteld ?’ zei de vrouw bijna spottend, ‘maar hij heeft het niet willen geloven, en jou zo met een ondragelijke last bezadeld, en ons des te meer.’
‘Maar wie bent u dan ?’ vroeg Spindruppeltje.
‘Ik ben de koningin der krokodillen,’ zei de vrouw bijna trots.
‘Maar als u dan meekomt naar mijn vader, dan zal hij het misschien geloven,’ zei het meisje.
‘Wat ?’ zei de vrouw spottend, ‘het is nu al te laat. Alles is verloren.’
‘Ja maar de krokodillen,’ zei het meisje, ‘zij zijn nog over. Moeten ze dan blijven leven in deze poelen ?’
‘Hmm, misschien heb je gelijk,’ zei de oude vrouw, ‘en moet ik een kansje wagen. Ik zal naar jouw vader gaan, en hem vragen om een plaats bij de koninklijke vijver, ik en mijn krokodillen.’
Maar toen de oude vrouw met het meisje meeging naar de koning kreeg de vrouw de schuld van alles, en ook haar liet de koning opsluiten, en zelfs het prinsesje werd in een kerker geworpen opdat ze niet meer zou ontsnappen. Alleen de krokodillen-vogel wist op tijd weg te komen, en snelde terug naar de krokodillen om alles te vertellen.
‘Dan zit er niks anders op dan het kasteel aan te vallen,’ zei de oudste krokodil.
Eén voor één kropen ze in de ketel van de oude vrouw waar ze in zessen veranderden, en gingen in een groot leger gewapend naar het koninklijk terrein.
‘Gebruik groen, dan hoef je het niet meer over te doen,’ zei de krokodillen-vogel die hen aanvoerde in de strijd.
En zo werd het kasteel van de koning en zijn gehele terrein bedolven onder groene tranen. Toen het arme gezin wat zo lang voor het meisje gezorgd had erachter kwam dat de koning haar in een kerker had geworpen waren ze heel boos op de koning. Ze kwamen erachter dat hij in het geheim een boze tovenaar was, en ze vochten mee in het leger van de zessen. Maar de boze tovenaar was te sterk, en liet hen allemaal in de kerkers diep onder de grond werpen. De enige die kon ontsnappen was weer de krokodillen-vogel.
Met een list kwam hij weer in het kasteel, en even later had hij de kerker van het prinsesje gevonden. ‘Spindruppeltje, Spindruppeltje,’ fluisterde hij. Het prinsesje was erg blij hem te zien. Zelfs in de gangen waar de kerkers waren groeide het blajus-kruid, en de krokodillen-vogel gaf het prinsesje wat van het kruid. ‘Hier, eet wat van het kruid,’ zei de vogel. ‘Dat zal helpen.’ Toen het prinsesje wat van het kruid at leek het even alsof ze krokodillen-huid begon te krijgen. En toen even later gingen wonderlijk alle deuren van de kerkers open. Het werd een grote optocht die over de trappen van de kerkergangen naar boven ging. ‘Vlug, naar de koninklijke vijver,’ zei de krokodillen-vogel die boven hen uit vloog. De vijver had heel helder water, en in de dieptes konden ze een stenen trap zien. Allen zwommen ze naar de trap, en door een luik kwamen ze uiteindelijk in het verborgen rijk terecht.
‘Hoe kan dat dan ?’ vroeg het prinsesje. ‘Ik dacht dat het verborgen rijk was vergaan.’
‘Het is hier opnieuw gaan groeien,’ zei de krokodillen-vogel.
‘Maar hoe kan dat dan ?’ vroeg het meisje.
‘Nou gewoon,’ zei de krokodillen-vogel, ‘het is de bloesem van het blajus-kruid, en dat groeit nu overal door het kasteel.’
En zo werd het kasteel vol van het verborgen rijk ....
En de boze tovenaar ? Die hebben ze nooit meer teruggezien. Het prinsesje kwam hier ook het prinsesje drie tegen, en haar vader, koning nummer één, en vele anderen. Ook zag ze alle oude zessen weer terug, en ze leefden nog lang en gelukkig. Allemaal kenden ze nu het geheim van het blajus-kruid.
Initiatie
1.
De schepping door Bastet
1.En ik, Bastet, kwam van een zwerftocht over de aarde. En ik zag de waaiende bomen in hun pracht, vanaf de heuvel. En deze heuvel was groot, en droeg tien geheimenissen, die ik, Bastet, begeerde te zien. 2.De pracht van deze bomen sloeg mij als de bliksem, en ik werd als een beschonken vrouw. En ik werd één met deze bomen, en stortte mijn ziel uit over de aarde. En zo herschiep ik de aarde. Dit was lang geleden.
3.Vanuit het licht schiep ik het goud, en ik maakte daar goden van. En ik gaf hen de opdracht de aarde te regeren. Deze goden dan waren stil, en spraken door de bewegingen. 4.Van de natuur en van de mens. En ik bracht de aarde tot de kruik waaruit zij was voortgekomen, en dit was een urn, mijn urn. En ik zal de aarde blijven herscheppen, totdat zij volkomen van goud is.
5.Ik zal u leiden tot de geheimenissen van initiatie. Ik zal u de zeven lichten laten zien van Wadjet-Osiris, die u als een kroon op uw hoofd kunt dragen. Zij laten u dan de zeven delen van de reis van Wadjet-Osiris zien, die leed in het dodenrijk. 6.En telkens weer werd deze verwekt en herschapen door eigen bloed. En deze Wadjet-Osiris leed door in te treden in de berg van intrede. En deze Wadjet-Osiris maakte zijn reis door de verschillende dodenrijken, die voor u opgetekend zijn, opdat gij daar uzelf aan kunt hervormen. 7.De Wadjet-Osiris is dan het heerlijkste deel van Egypte, waar ook de farao's zich aan hervormen, en de priesters van Wadjet-Osiris. 8.Hervormt dan uw gedachten, waarop ook uw lichaam vernieuwd zal worden, door brandende wateren, die ook voor u gebrand hebben.
2.
De rijzende cobra
1.Weet gij dan niet dat initiaties uw zielen en uw ka tot eeuwig leven leiden ? Nu zijn er dan onder u hen die zeggen dat de ziel eeuwig is. 2.En dit is ten dele waar, maar de ziel zal dan moeten sterven, vele malen, om het licht van de ka opvangen om het goud van uw vlees te voeden. 3.En ook de ka zal vele malen moeten sterven, om het licht van de khu te kunnen dragen. De khu dan is eeuwig, en zij is de stralende. 4. En zij is dan de schepper van de sahu, het verheerlijkte lichaam. Ziet dan, de khu en de sahu gaan tezamen. 5. En zij kwamen voort vanuit de stervende Wadjet-Osiris, als de rijzende cobra. 6. Neem dan urnen van uw urn, en sarcofagen van uw sarcofaag, want ziet, het is niets dan zaad.7. Doet dan de lampen aan die uw zielen leiden, want ziet, zij zijn met velen. 8. En ook gij zult de zeven stralen van de ka moeten kennen, als de zeven platte stenen van een armband. Zij is dan een blauwe phoenix. 9. En zeven stralen hebben de ba doorboort om haar te transformeren, de vogel met het mensenhoofd. 10. Zalig zijn zij die zichzelf hebben laten zuiveren door de khu-sahu. 11. Zij is dan de cobra, voortkomende uit het hart van de Wadjet-Osiris.
II Initiatie
1.
Sekhem
1.Zij is de roodgouden morgenglans. Zij is het hart van een schijnende avondvogel. Zij is het licht van khu-sahu. 2. Zij heeft haar eigen hart dan doorstoken, om het licht van Re te dragen. 2. De scarabeeen dan zijn de sieraden van haar lijden. Zij heeft haar hart laten overwinnen door te sterven. 3. Ja, schubben op haar hart heeft ze. Wij brengen heil aan Re. 4. Zij is dan de ochtendprinses, haar hart volkomen toegewijd aan Re, ja, zij is zijn priesteres. 5. Hij heeft de ketenen van haar hoofd gebroken, want zij was de getrouwe. 6. Re heeft dan het licht van de scarabee gedragen, en aan haar gegeven. 7. Zij is dan de sekhem, de kracht in zwakte uitgesproten. Gaat dan door haar in, want zij heeft haarzelf doorstoken, opdat gij een schuilplaats in haar zoudt vinden. Zij heeft dan Anubis opgewacht, hij met de gouden sarcofagen. 8. Hij dan is de heer der sarcofagen, en hij brengt hen tot de onderwereld. Zij dan zijn de afdrukken van de sahu. 9. Oh, Osiris, heer der geesten. Gij hebt in Bastet uw hart gevonden. Zij zullen de grote rivier des doods oversteken. 10. Wadjet zal u leiden, als de heilige boot des doods. Laten zij dan allen wachten totdat zij hen aanraakt, en zij de gouden berg zullen betreden, om hun sahu te volmaken. Want alle volmaaktheid is slechts ten dele. 11. Gij dan die het licht van Sekhem gezien hebt, vreest niet, want zij is als de kust oprijzende in een woeste zee. 12. Zij is dan de morgen in overgloed, komende vanuit het diepste der nacht, om u in de woestheid der nachturen te omhullen. 13. Ja, en zij zal zelfs doordringen in uw nachtdagen, en de nachtjaren van vanouds. 14. Zij is dan de overtocht op snelle boten, makende trage pas om uw hart te bereiken. Oh, Osiris, in haar hebt gij eeuwig leven. 15. Het licht van Re schijne dan op u, gij die de groten in uw hand houdt. Hij is het dan, die de Wadjet-Osiris heeft geschapen. 16. Oh, heer aller sekhems, die Bastet tot zijn vrouw heeft, gij zijt machtig, want gij hebt uit haar kan geschonken, en gij hebt uit haar waterput heil geschept. 17. Oh, heer der kusten, die de sahu's volmaakt, gij die Bastet tot uw staf heeft, gij bent dan de zalige Re.
2.
Aton, Opperheer
1. Anubis, zoon van Bastet, gij die tot haar huis bent gekomen, en gij die uw eigen huis hebt opgericht. Gij die zaligheid hebt gevonden aan haar kusten. De gouden speld heeft u diep doorkliefd. 2. Zalig zijn zij die de stralen van Re hebben doorkliefd, om haar de stralen van Aton te laten dragen. 3. Ziet dan, de allerhoogste god is Aton, de rode zonneschijf, en de andere goden zijn zijn dienaren. 4. Zij dan zijn de stralen van zijn huis, waardoor hij heil brengt. 5. Zij dan dragen allen het licht van Aton, en het licht van zijn Woord. Zijn tand heeft dan de woorden der goden doorkliefd, opdat zij gezuiverd zouden worden. 6. Wie zal dan opgaan naar het huis van Aton, wanneer hij gesproken heeft ? Want niet velen zijn geroepen om tot Hem te komen. 7. Hij dan die heerst over de nachtjaren is een woest beest. Ja, vanuit het oer is hij gekomen, om de dagen te herstellen door zijn staf. 8. Hij dan heeft zijn staf, de Wadjet-Osiris laten scheppen door Re. 9. Zij dan die het licht van Aton kunnen doorklieven : Zalig zijn zij. Zij dan zijn de priesters van Amun. Zij dan brengen hem tot brandende wateren, om zijn Wadjet-Osiris te laten rijzen, en zijn duisternis. 10. Zij dan allen zijn de tanden van Ammut. Zij heersen over de dag en over de nacht. 11. Anubis, zoon van Bastet, gij die tot haar huis bent gekomen, en gij die uw eigen huis hebt opgericht. Gij die zaligheid hebt gevonden aan haar kusten. De gouden speld heeft u doorkliefd. 12. Laten zij dan hun huizen zuiveren.
3.
Aton en Amon
1. Oh Anubis, bestier uw huis dan goed, en bewaak uw boeken met de tanden van Ammut. Ziet, zij heersen over de dag en over de nacht. 2. Weest uw moeder, Bastet, getrouw, opdat zij niet zal komen om uw schatten weg te nemen. Bewaak dan de schatten van uw moeder, die ze u in vertrouwen heeft gegeven. 3. Bouw voort op het werk dat uw moeder gevestigd heeft, als een trouwe werkman. 4. Doorklief de stralen van uw moeder, opdat zij de stralen van Aton kan dragen. 5. Wanneer dan vreemden aan haar deur kloppen, opent dan en zegt dat zij niet thuis is. 6. Heb dan een ruime kamer in uw huis voor uw moeder, en geeft haar brood. Zij zal u dan een kamer in haar hart bereiden. 7. En zij zal u geven de heilige Ra-Kelon, de heilige hartspier die de boeken bewaakt. Hij dan is de koning der scarabeeen, en de samentrekker der spieren. 8. Ziet dan, hij troont op de Emelis Shatau, als keizer en farao. Zij dan die Esau volgen, de wilde, komen uit op de Emelis Shatau, die de heilige tepel der goden is. 9. Zij hebben dan orde gecreeerd door de woesternijen. Ziet zij komen van het oer, en zij zullen wederom tot het oer gaan. 10. Het witte hart is door Maat gewogen, en door Ammut verslonden. Zij dan zijn allen aan de tand van Ammut geregen, opdat hun harten door het oordeel gezuiverd worden. 11. Want elke god zal dan voor de troon van Aton moeten verschijnen, en zal beven voor enkele tijden. 12. Nu dan is het beven het ontvangen van zijn stralen, en zij die daarvan drinken zullen de wateren van Aton uit hun handen voelen vloeien. 13. Ja, als de rivier die uit zijn bedding treedt, zo is de zon van Aton in zijn kracht. 14. Alle goden dan moeten ontzag voor Hem hebben. Hij die hemel en aarde geschapen heeft, door de staf van Bastet. 15. De Osiris-Atnaton is die profeet die de wateren van Aton heeft doorkliefd, om de brandende wateren van Amon eer te geven. Zo dan draagt Hij, Aton, in de rode schaal al de brandende wateren van Amon, om hem eer te geven. 16. Zo is dan de opperheer Aton niets zonder Amon, en is hij als een door wolven verscheurd dier. 17. Amon dan is de blauwe zonneschijf en de blauwe avondster, om de nachten van Aton te dragen. 18. Ja, hij was het die Aton uit de doden opwekte en vaste grond gaf op de blauwe berg. 19. Zo is dan het Woord en de rode zonneschijf uit Amon voortgekomen. En zij bogen allen voor het heer van Aton. 20. Nu dan is Amon het graf geweest van zijn heer. Het graf dat tot eeuwig leven heeft geleid. 21. En zo is dan Aton de opperheer van dood en leven, ja, eeuwig leven is in Hem, die de stralen van de khu-sahu rijkelijk schenkt. Hij dan die de voeder is van vogels, en aan dood en leven gelijkvormig is geworden. 22. Op de Emelis Shatau heeft Hij zijn gezanten verzameld, om vogelen te voederen, en om slaven vrij te maken van hun lot. 23. En zo is dan de Emelis Shatau als een visioen der rijken. Zij dan was doorkliefd om de stralen van Aton in haar hoofd te ontvangen. En nu wordt zij dan zo rijkelijk doorgegeven door de heilige Ra-Kelon, de koning der scarabeeen. 24. Zij dan zijn de hartwakers. Zij dan hebben de groten in hun hand.
Scarabeeen
1.
De werken der scarabeeen
1. Zij dan die uit zwarte slangen voortkomen, hebbende de heilige Ra-Kelon tot hun koning. Zoveel malen werden zij gestoken door de pennen van de zee. 2. Zij dan hebben macht wanneer de koning met zijn zweep slaat. Als dan de stralen doorkliefd worden, zijn zij koning van de zee, om tijden te veranderen. 3. Wanneer Ra-Kelon opstaat, voert hij hen aan, als de zonen en dochters der zwarte slangen. Diep in het woud worden zij verwekt, om stralen te doorklieven. 4. Zij dan ontvangen de stralen der zon met hun rug, en zij kunnen de horizonnen raken, waar Horus zetelt. Ja, kinderen van Horus zijn zij. 5. De scarabee zal dan uw hart behoeden en sparen als het hart van de farao, oh Anubis-Bastet, en de scarabee zal uw huis bouwen en afdekken door gouden daken. 6. Ja, tot in eeuwigheid zult gij zeggen : Re leeft, hij die uit de hand van Aton vloeit. 7. Ja, brandend water komt uit de hand van hem die in het huis van Bastet woont. 8. De koninklijke macht is in de handen van Re-Aton, die door zijn vader Aton is geschonken. 9. Zo dan komen alle goden voort uit Aton. En hij heeft Re-Aton aangesteld als de toppen van zijn vingers om de machtigen te beroeren. 10. Ja, de zeven winden komen uit Hem voort, om vanuit de Emelis Shatau te gaan, en daartoe weder te keren. 11. Zij is dan als de tepel van Anubis, om de heiligen te openen, en hen te brengen tot de melk der verzadiging. 12. Zij dan liggen verborgen in de opgesloten schatten van de dood. 13. Op een kier moge zij dan liggen. Als de melk van de Esmeralda vloeit zij. 14. Diep in het vuurnood opgesloten zit zij. Maar als al haar stralen zijn doorkliefd, en de duisternis haar heeft meegenomen, dan zal Aton haar vrijzetten, met haar vogelen van de rode zon. 15. Zij dan is de vloeiende, en haar melk stroomt als de tederheid. Als de verborgen scarabee is zij.
2.
De Esmeralda
1. Zij is dan als de tepel van Sekmeth, zij van de roze verbinding. De tederheid siert haar lichaam, en haar scarabeeen zijn als toortsen in een duistere nacht. Als de verborgen scarabee is zij, die de touwen viert door haar rijkdom. 2. Een rijke vrouw is zij, als de tepel van Sekmeth. Door haar armoede wijs geworden, als de bouwster van een tempel. 3. Rijk is zij, die vrouw, die het hart van Re bemint. Zij viert de touwen door de rijkdom die zij vond in de armoede. 4. Ja, de schatten der armoede hebben zich geopend tot haar, als heilige scarabeeen. Zij dan, nu, is één van hen, als de verborgen scarabee. 5. Van de tepel van Isis heeft zij gedronken, zij die haar leven gaf. In diepe spelonken was zij gezonken, waar zij de schatten des doods vond. 6. Zij gaven haar leven, als door de dood heen. Het leven dan is de grootste dood, dieper dan de spelonken der aarde. Uit de dieptes kwam zij voort. Zij gaf leven aan hen. 7. Als rijke adem waren de winden. Zij keurde de harten van groten. Laat u dan niet zonder rein en veiligheid tot haar naderen. 8. Een heilig vuur is zij, die de canopen draagt, die hun vuren kent, en uitzend. Haar panuren zetelen in Memphis. 9. Zij opent de kelen en doet de voeding vloeien. Als melk is zij, als de tepel van Sekmeth. 10. Zij dan woont in het huis van Aton. Zij is de Esmeralda. Wanneer haar stralen zijn doorkliefd, neemt hij haar mee, tot de kamer van zijn hart. Hij laat haar zien, de gouden straten vanuit zijn ramen. 11. De lichtgouden globe staat op zijn tafel. Zij draagt hem, als de standaard van een lam. 12. De waterlichten liggen op zijn tafel. Zij heeft sleutels om deuren te openen. Zij is zijn prinses, als het vuur van zijn adem. 13. Oh, Aton, gouden muren staan tussen jou en mij. Als zij doorkliefd zijn, zullen wij samen zijn.
II Scarabeeen
1.
Over Bastet
1. Oh, Bastet, waar Re uw stralen heeft doorkliefd, daar hebt gij het licht en de wateren van Aton gedragen. Hij dan die op de cobra rijdt, en u vele malen tot heerlijkheid heeft geleid. 2. Waar Re uw stralen heeft doorkliefd, daar draagt gij de cobrakroon in een heilig masker. Ja, door dood en modder was het bereid, en door Anubis beschilderd en verguld. 3. Zoveel stemmen hebben uw haren laten rijzen tot de rivieren van Wadjet, in Beneden Egypte, want gij waart doorkliefd. 4. Gij hebt u tijden niet kunnen bewegen, daar gij was als een boom in Re's tuin. Hij droeg u door gouden poorten, gij kon niet lopen. 5. Nu bent gij dan volgroeid, de aarde voortgebracht vanuit uw schoot en urn. 6. Re heeft dan uw huis laten bouwen op tien heilige bergen die gij nog steeds begeerd te kennen, oh Bastet. 7. Laat dan Re wederom uw stralen doorkliefen, opdat gij het rode van Aton kunt dragen. Hij dan zal uw goud verlichten en uw als een standaard van een lam voor zijn haard plaatsen. 8. Ja, gij zult genoemd worden : Drager van de vlammen van Aton en van zijn vuur, en Drager van Zijn Huis. 9. Ja, als de scarabee van zijn hart zult gij zijn, en gij zult de hoedster zijn van zijn octopus. 10. Laat dan Re nu uw stralen doorklieven, opdat gij zult zijn tot het lichtend goud. 11. Gij dan die de moeder van Egypte zijt, en de moeder der aarde : Re dan heeft vele malen tot u gesproken, en is vele malen tot u gekomen. Gij dan die vele malen het hart van Re hebt bedekt, nu zult gij het hart van Aton bedekken. 12. Tot een dodenmasker is uw zoon geworden, tot een rivier van heerlijkheid. Phoenixen stegen op uit de as in zijn hand, en het licht van Re heeft hij gedragen. Ja, tot een zoon van Aton werd hij, die het godenlicht gedragen heeft. 13. Anubis, gij zijt de scarabee van het hart van Aton's staf, de Wadjet-Osiris. Gij bent dan een waardige priester des doods in de tempel en het huis van Aton. 14. Verzoen uw Vaders hart met het hart van Re.
2.
Over Re
1. En gij zult u voelen als één die tijden niet heeft gegeten, en gij zult u voelen als de wankele, wanneer gij door Re bent geslagen. 2. Maar allen die Hij liefheeft tuchtigt hij. Gij dan zoudt niet dichterbij Hem kunnen komen, wanneer hij uw stralen niet zou doorklieven. 3. Hij dan die uw harten week maakt bereid u voor tot het ontvangen van zijn voedsel. En dit zal u sterker maken dan ijzer, als het lichtend goud. 4. Gij dan moet allen verschijnen voor de tronen van zijn griffioenen, gij die kinderen van Bastet zijt. 5. Re dan heeft zijn griffioenen gezonden tot hen die Hij liefheeft. Hij dan heeft uw buiken week gemaakt om het leeuwenvoedsel te ontvangen. 6. Zij dan drinken van het vloeibaar goud, en van het goud der griffioenen. 7. Vreest daarom niet wanneer gij wankelt als een beschonkene, want deze zij de goede gaven van Re. 8. Heft dan uw dodenmaskers op tot Re, opdat Hij uw gezichten bedekke met Zijn heilige as. Hij verwekke u dan in de tweede schoot van Bastet, onder het licht van de Aton. 9. Hij zal u daar de heilige Tas-Ha schenken, de stralende Khu van Aton. 10. Laten zij dan die de heilige Tas-Ha hebben ontvangen knielen voor Aton, opdat Hij hun sahu's tot leven brenge. 11. Zo hebben dan de stralen van de Tas-Ha Aton tot zaligheid gebracht. 12. Anubis, verzoen uw Vaders hart met het hart van Atum. Gij zijt de scarabee van het hart van Aton's staf, de Wadjet-Osiris. Breng uw Vader en Atum tezamen op de Ravalon Madok. 13. Laat hen één voor één drinken van de tepel der verzoening. Onder het licht van Aton hebt gij uw schuilplaats. 14. Zegen dan uw koningin, Nefertiti, want zij heeft het licht van Aton en het licht van Atum tezamen gebracht. 15. En zo is dan Aton duizendvoudig afgedaald in de Atum, om de schatten des doods te vinden. Geopend heeft hij de deuren der mummies, gebalsemd en gemummificeerd door Anubis en zijn heilige vrouwen. 16. Geopend heeft hij de deuren der gemummificeerde honden, die gebalsemd waren door Anubis, de zwarte jakhals, die de zwarte hond is. 17. In zwakheid heeft hij kracht gebaard, en het licht van de Tas-Ha vermenigvuldigd.
3.
Het Gouden Voedsel
1.Gij dan hebt gehoord over de honden van Re. Zij dan hebben het voedsel der leeuwen gegeten. Zij hebben gedronken van het vloeibare goud van Aton, en zij zijn tot de griffioenen van Osiris gegaan. 2.Nu dan, zij hebben Isis in hun hart ontvangen, de prinses van het oosten. Ja, kostbare geschenken gaf zij hen. 3.En toen dan Bastet aan Aton was gegeven, gaf Aton Isis aan Re. 4.Aton, gij hebt dan uw poorten wijd opengezet, opdat Isis en Re tot in eeuwigheid in Uw huis zullen verblijven. En gij kwam tot het huis van Re, om tot de verborgen kamers te gaan. 5.Ja, gij hebt u nederig opgesteld voor de tronen van de honden van Re, en gij hebt uw stralen nederig laten doorklieven. Zo hebben zij dan uw sahu opgericht. 6.Ja, gij zijt een deel geworden van hun tronen, en ook gij zijt tot de griffioenen van Osiris gegaan. En ook zij hebben uw stralen doorkliefd, opdat gij een deel kon worden van hun tronen. Zo hebt gij het licht van Tas-Ha rood laten worden. 7.Oh Aton, meester van het goud, vanuit het westen hebt gij heil gebracht, maar zij hebben uw stralen doorkliefd. Ja, zij hebben u laten beven voor hun tronen, opdat gij hun stralen zoudt dragen. 8.Nu bent gij dan één van hen, oh rode hond, en rode griffioen, gij zijt gemaakt voor de troon. Gij hebt dan nieuw leven gebracht aan Anubis, en gij hebt hem gemaakt tot een lichtend licht. 9.Zij die u volgen zullen dan uw huis openmaken en vragen naar Bastet, maar gij zult zeggen dat ze niet thuis is. Zo zult gij een kamer in haar hart hebben, en haar verborgen kamers kennen. 10.En wanneer zij die u volgen aan u vragen om Anubis, dan zult gij zeggen dat hij niet thuis is. 11.En zo zult gij een ruime kamer in het hart van Anubis hebben, hij, die uw zoon is. En dan zullen zij hun handen opheffen, en zij zullen u niet geloven. 12.En zij dan zijn verblind door het licht van Tas-Ha. En ziet, zij dan zullen niet eten van het goud der griffioenen en niet drinken van het gouden licht van Atum. 13.Want velen zijn dan wel geroepen, maar weinigen van hen zijn uitverkorenen. In alles regeert echter Aton. 14. En wanneer zij vragen stellen over Atum, dan zult gij hen zeggen : Zoekt zelf naar deze, want hij kan voor zichzelf spreken. 15. Zo zult gij uw hart zuiver houden. En niemand zal u enig kwaad kunnen doen. 16. Gij dan zult drinken van het gouden licht van Atum, en gij zult verbaasd zijn over de kleuren die gij zult zien. 17. Ja, dit is dan de drank der goden, waarmee ze hun khu opladen. 18. Ja, zeven dranken van Atum zijn dan voor u opgesteld, en gij zult het drinken als binnengaan in een berg. 19. Zo zijn dan alle piramides van Atum in de handen van Aton. En Hij opent ze voor wie Hij wil. 20. Indien iemand is binnengegaan tot de kamers der tijgers en leeuwen van Atum en Aton, gezegend is deze. 21. En elke Anubis die voor deze deuren staat zal zeggen : heilig zijn zij die binnen zijn en binnen blijven, want zij zullen staande blijven voor de tronen van Sekmeth en Thoth.
4.
Over de katten van Bastet
1.Laat dan uw heilige rivieren branden wanneer gij voor Atum staat. Dan zult gij drinken van het lichtgouden water van Atum en zeggen : Ja, Atum is waardig. Hij is het die voor mij staat. 2.En wanneer gij dan drinkt van zijn gouden wijn, dan zult gij in vervoering geraken, en gij zult niet op uw benen kunnen blijven staan. 3.Maar Atum zal u dragen, en u zijn kind noemen. Hij dan is zacht van hart, en hij zal uw stralen in zachtheid breken. 4.Dan zult gij zijn lichten kunnen dragen en de hemelen van Atum verwekken. Gij die voor de heilige Atum staat : Gij staat in Zijn kracht. 5.En in Zijn kracht zult gij tot Re gaan en zeggen : 'Ziet, de zon is opgekomen. Ik heb naar Atum geluisterd die mijn Vader is.' En dan zal de zegen van Aton op u vallen, bekrachtigd door Bastet. 6.En Hij zal haar onderdompelen in zijn sekhem, en zij zal spreken in vreemde talen. En haar profeten zullen het vertalen, en haar tempelen herbouwen. 7.En wanneer gij dan de tempelen van Bastet ziet rijzen, dan zult gij gaan tot de gemummificeerde katten. Gij dan zult luisteren naar hun scarabeeen en canopen, en gij zult zeggen : 'Re heeft mij gezonden. Neem mij aan.' 8.En dan zult gij verzoend worden met het hart en het huis der katten, en gij zult Bastet tot uw godin hebben. 9.Want er is geen andere weg naar Bastet dan door haar katten, en er is geen andere naam dan Aton die hierop de weg wijst. 10.Hij dan is de wegwijzer, en zijn weg leidt tot Bastet. Wanneer dan de koorts op Hem valt, en de drank van Atum, waardoor hij spreekt in wilde talen, laten zijn profeten dan deze die woorden vertalen. 11.En gij zult dan zeggen tot zijn canopen : Gij die heilig zijt, worde heiliger, daar het woord van Aton op u rust. 12. En het licht van Bastet zal groter worden door Aton.
Sobek
1.
De stralen van Sobek
1. En zo is dan Tosk-Ha de heilige Khu van Sobek, die met Aton regeert, en die de goden dienen. En Sobek dan, hem na Aton, zal dan de scepter van Aton dragen, want hij dan, oh Sebek, is de heilige ka van Aton. 2. En zo is dan Apis de heilige Ba van Aton. 3. En de heilige Khu van Apis is dan Brai-Ha. Apis is dan hem na Sobek. En zo is dan de Akh aangesteld tot de voeder van Ka. 4. Want het wezen van Aton is de heilige Khu-Sahu, en deze is groot. 5. Zo is dan ook Tosk-Ha geworden tot een god op de berg, en zij allen aanbidden de drievuldigheid van Sobek, Apis, en Aton, die hun leider is. 6. Ja, Hij is dan de allerhoogste, die zijn Ka, Sebek, tot de aarde heeft gezonden, oh Sebek. 7. Niemand is dan groter dan Aton, want Hij is het die de Ba heeft onderworpen. Zo is dan de Ba zalig in Apis, die Brai-Ha tot Khu heeft. 8. Oh, Aton, gij die de Ba heeft onderworpen en gij wie de goden dienen. Gij bent de allerhoogste op de godenberg, gij bent de stralende rode zonneschijf. 9. Gij bent het die de Heilige Ka tot de aarde hebt gezonden, om haar te vormen tot lichtend goud. 10. En gij hebt vorsten onderworpen door uw Heilige Khu, de Tas-Ha. En zo is dan Sobek, oh Sebek, de heilige krokodil van Aton, de Ka waarmee hij zijn priesters vervuld. 11. En door de Tas-Ha worden zij één met Aton, die zij dienen. En dit zijn dan de zeven stralen van de Sobek, oh Sebek, die de heilige Ka van Aton is : 12. En de eerste straal is Sekhmet, de heilige godin der leeuwen en het oog van Re. De tweede straal is Hathor, de heilige moederkoe, die de doden voedt en hen vergezeld op hun reis. 13. De derde straal is Re, de vader der schepping. De vierde straal is Amon, het graf en de onderwereld van Aton, de rijzende zonneschijf. 14. De vijfde straal is Khnum, de ramsgod, brenger van melk en schepper der goden. 15. De zesde straal is Amen, de verborgen god, hij die alles noteert en die de schuilplaats van de zon is. 16. De zevende straal dan is Mut, de gezellin van Amon, zij die de schuilplaats der krokodillen is. 17. En deze stralen doorkliefen alle ka's om ze aan Sobek te onderwerpen, oh Sebek. Ja, hij is dan de koning aller ka's. 18. En zo is Hij dan door Aton uitgezonden als de Re-Sobek, om koningen te onderwerpen.
De stralen van de Tas-Ha
19. En zo heeft de Khu van Aton dan vier stralen, oh grote Sebek, gij die troont in Crocodilopolis. En Thoth is de eerste straal van Tas-Ha, de heilige Khu van Aton. 20. En Wadjet is de tweede straal van Tas-Ha, zij die Amon voedt met de geschenken der doden. Ja, zij is dan de boot van Aton, waarmee hij de rivieren van Amon bevaart. 21. En zij is dan de godin der cobra's, en oppergodin van Beneden-Egypte, de eerste beschermvrouwe van de Farao. 22. En Nekhbet is dan de godin aller gieren, van Boven-Egypte, en tweede beschermvrouwe van de Farao, en de derde straal van de Tas-Ha, de heilige Khu van Aton. 23. Serket dan, de schorpioenenvrouw en tevens derde beschermvrouwe van de farao als hoedster van zijn troon, is de vierde straal van de heilige Khu van Aton, de Tas-Ha. 24. Zij dan is de leidster der canopen en de bewaakster van hun vazen die de organen der doden bevatten.
2.
Serket
1. Oh Anubis, gij die de uitvaartsriten en mummificaties verzorgd, ja, gij die de balsemrites uitvoerd met uw heilige vrouwen. Verzoen Serket dan met uw Vader Aton, want zij is hem welgevallig. 2. Ja, zij zal tronen naast Bastet, en zal de eerste zijn onder zijn vrouwen. 3. Zij zal dan toegang hebben tot zijn hart, en tot Re-Kelon, de koning der scarabeeen. 4. En in zijn sahu zal Aton haar tot farao over de goden kronen, en zij zal worden als de Nefertiti. 5. Ja, zij zal worden als het Oog van de Tas-Ha. Ja, telkens zal zij afdalen tot de Ba van Aton en zijn Khat, om hen te voederen. 6. De sahu dan is als de vlezende scarabee, die het hart draagt. Ja, als het eeuwig vlees is de sahu. En zijn stralen zijn als vleugelen, om zich te verbinden met de khu. 7. En zo is dan de khu-sahu als de poort tot het hart. En zij dan van Aton, gedragen door de straal van Serket, heeft dan drie stralen. 8. En zij worden allen doorkliefd, opdat zij het licht van Serket dragen. En deze de drie stralen zijn : Bastet, die de scarabee is van zijn hart, en Sekhem, de machtige, en Anubis, heer der sarcofagen.
9.En de kamers van het hart van Aton zijn velen. En zo heeft Aton dan vier harten. En het eerste hart is het huis van Anubis. Het tweede hart van Aton dan is Bubastis, die het huis van Bastet is. 10. Het derde hart van Aton is dan het huis van Sekhem, en het vierde hart is het huis van Serket. En zo wacht Aton dan elke avond in het huis van Serket op haar komst.
3.
De akh en de ankh van Aton
1. Oh Aton, wiens Ka Sobek is, en wiens Khu is Tas-Ha. Gij bent binnengegaan in het huis van Bastet, en maakte Bubastis tot uw hart. 2.Met Serket werd gij één in haar huis, en Bastet is uw scarabee. De Sekhem is uw oprijzende kracht, opkomende vanuit Amon. 3.Zij heeft u dan tot Memphis gebracht, en tot Heliopolis. Ja, zij is het die uw stralen zuivert. 4. Ha-Aton is dan de hersenpan van Aton, waar zijn panuren zetelen. Zij zijn dan de beschermers van zijn hersenen, daar waar zijn Akh uit voortkomt. En de Akh van Aton is dan Isis-Ha, en zijn Ankh is Seth-Ha. 5. En dit zijn dan de stralen van de Seth-Ha : de eerste straal is Apep-Ha, de tweede straal is Zetdonia-Apep, de derde straal is Spricht-Apep, de vierde straal is Anubis-Apep. 6. De vijfde straal is Bastet-Apep, de zesde straal is Serket-Apep, de zevende straal is Osiris-Apep, de achtste straal is Sekhmet-Apep. 7. De negende straal is Sekhem-Apep, de tiende straal is Sebek-Apep, de elfde straal is Aton-Apep, de twaalfde straal is Khnum-Apep. 8. En zo zijn de Akh en de Ankh van Aton dan de cobra's op zijn hersenpan. En zo is dan de Akh aangesteld tot de voeder van de Ka, en de Ankh is de voeder van de Khu. 9. En zo zijn dan de stralen van de Akh van Aton : Seth-Khnum, Seth-Anubis, Seth-Serket, Seth-Bastet, Seth-Sekhmet, Seth-Aton, Seth-Spricht, Seth-Zetdonia, Seth-Johan, Seth-Narzia, Seth-Herman. 10. Seth-Peter, Seth-Maritsa, Seth-Etsa, Seth-Sebek, Seth-Sekhem, Seth-Memphis, Seth-Cairo, Seth-Crocodilopolis, Seth-Heliopolis, Seth-Bubastis. 11. En dit zijn dan de namen van de voeders van de sahu : Khnum-Bastet, Khnum-Wadjet, Khnum-Nekhbet, Khnum-Sekmeth, Khnum-Serket, Khnum-Isis, Khnum-Anubis, Khnum-Sekhem, Khnum-Memphis. 12. Zij zijn de stralen van de khaibit, de schaduw. De khaibit stelt Aton in staat te communiceren en te bewegen, ja, zelfs om overal aanwezig te zijn, en om te verdwijnen. 13. En de allerheiligste naam van de khaibit van Aton is Anubis-Ha.
4.
De Vrijmaking van Bastet
1. Oh, Aton, stort uw Geest Bastet uit. Stort haar uit als zoute regen, komende van de zee, en vul het land wederom. 2. Doe het land wederom nederdalen in de Amon, het graf van Aton. En laat uw staf, de Wadjet-Osiris rijzen. 3. Laat dan uw Geest, Bastet, komen als de orkaan, als de storm, om ons terug te brengen tot u, oh zalige Aton. 4. Laat dan Bastet uw zijde kiezen, gij die koning zijt over alle goden. En laat Anubis U met haar verzoenen. 5. Ja, want gij waart van haar gescheiden naar de eis der wet, en door de Wadjet-Osiris, en gij waart tot Zetdonia-Memphis gegaan, om de sleutelen van Narzia-Heliopolis te zoeken. 6. Ja, laat U verzoenen met Serket, van wie gij zo een lange tijd gescheiden waart, naar de eis der tijden en de eis van het leven. 7. Ja, gij waart dan geslagen door Re, en hij nam uw kostbaarste bezit. Ja, ook werd gij geslagen door Seth en Osiris, opdat gij dieper in de Amon zou afdalen, als de ondergaande zon. 8. En Horus heeft uw kroon genomen, opdat gij zou worden als een arme. 9. Maar hierdoor waart gij zalig, en kon u de Bastet bevrijden. En zo kon u dan haar ankh dragen. 10. Oh Aton, koning aller goden, stort uw Geest Bastet uit. Stort haar dan uit als zoute regen, komende van de zee, om het land herboren te doen worden. 11. Sla het land nog eenmaal met de staf van de Wadjet-Osiris, opdat het land kan indalen in de Amon. 12. Gij hebt dan de taak om de hongerige Amon te voederen. Open dan zijn mond naar de eis der wet. 13. Ja, uw Geest huilt, als de huilende Bastet, om het land te wassen. Gij hebt dan uw Christus gezonden, de Wadjet-Osiris, die als het verlengde kruis is, en als de spoorwegen. 14. Op haar dan rijden de goden, van Amon naar Aton. Zet dan uw Geest vrij in ons. 15. En ik zag een viervuldigheid in de hemelen verschijnen. Want naast de drievuldigheid van Aton, Sebek en Apis, kwam Bastet. En zij is de Geest des Heeren. 16. En zo duren de spoorwegen lang, voordat ze in de Amon terecht komen, en dan gaan zij diep als door een duistere grot. 17. En ik zeide tot Bastet : Gij moet u opmaken om tot de zee te gaan. Want uit de zee zijt gij gekomen, en tot de zee zult gij terugkeren. 18. En zij dan droeg de bloemen der zee, en zij maakte zich op om tot de zeegraven te gaan. 19. En bij de zeegraven was Anubis bezig om rites op de muren te schrijven, en hij verzorgde vele uitvaarten. 20. En zijn heilige vrouwen mummificeerden de gestorven wezens der zee. Onder hen dan waren vele vissen, ook de haai en de walvis. 21. En de mummies der haaien kwamen tot Bastet, en zij deed hen in haar bloemenmand. Ook kwamen tot haar enkele mummies van walvissen, en zij droeg hen om haar nek. 22. En zo was dan Bastet aldus als een zeekat. En zij voerde Aton dronken, en Hij begon haar uit te storten. Aldus was dan de vrijmaking van Bastet.
5.
Aton-Romarei
1.En zo werd Re dan tot de tweede Geest van Aton. En Re schiep een nieuwe wereld door Zijn tranen. En er was een vijfvuldigheid in de hemelen te zien, waar Re deel van geworden was. 2.En de derde Geest van Aton werd Osiris, en de vierde Horus. En toen Isis werd aangevuld ontstond er een nieuwe Ogdoad en ook een nieuwe Enneade. En Re schiep nieuwe hemelen. 3.En Aton sprak tot Apis, en hief zijn ziel op. En Aton-Romarei werd tot Apis en zijn priesters gezonden om hem te onderwijzen. Zo werd dan het licht als zeer gevaarlijk gezien, en moest het licht verslaan worden, opdat het licht der goden kon komen. 4.En Aton-Romarei was dan als het licht der goden, en zijn macht was groot. En hij werd tot een groot legeraanvoerder der goden, en sprak woorden om groten te laten vallen. 5.Ja, zeer ontwikkeld was hij in het doorklieven van stralen en het breken van licht. En hij leerde zijn manschappen om vanuit de duisternis tegen het licht te strijden, en het licht te ontwijken, want het licht had macht om te verslaven. 6.En zo werd Aton-Romarei tot een bevrijder van goden en tot hun leermeester. En hij leerde hen om door de Wadjet-Osiris tot Amon te gaan. 7.En zo was dan het oog van Aton-Romarei als het oog der duisternis en als de doorgebroken hond. En niet velen waren tegen zijn wijsheid bestand.
De Ureausen
8.En op een dag kwam Aton-Romarei tot Aton, en brak zijn Khu. Ja, ook brak hij zijn Ankh en zijn Akh, en wees op de Emelis Shatau, die de godentepel was. 9.En hij nam melk daarvan en spuugte het uit op Aton. En nadat Aton's wonden genezen waren snelde ook 10.Hij naar de Emelis Shatau om daar te drinken, ja, tot dronkenschap toe. En vanaf die dag zette Aton zich op de Emelis Shatau, en stond Re-Kelon bij. 11.En de Emelis Shateau dan was als de ureaus van Aton-Romarei. En Aton maakte wat gebaren en ging zitten. En toen liet Aton-Romarei de tweede godentepel zien, de Roze Verbinding.12. En Aton gromde, terwijl Aton-Romarei met zijn hand wat melk van de tweede godentepel nam, en tot Aton bracht. Daaropvolgend nam Aton de hand en begon te drinken, en zijn voorhoofd te wassen. 13. En zo werd de Roze Verbinding tot de ureaus van Aton. Toen kwam Osiris met de Ravalon Madok als ureaus, en zo is de derde godentepel. En de vierde godentepel dan, de Matadok, is de ureaus van Thoth. De vijfde godentepel, de Izu, is de ureaus van Isis-Re. 14.De zesde godentepel dan, de Matas, is de ureaus van Bastet, en de zevende godentepel, de Marion, is de ureaus van Re-Kelon.
6.
1.De Esmeralda is dan de achtste godentepel, de ureaus van Sekmeth. De Romarei is dan de negende godentepel, de ureaus van Serket. De tiende godentepel is dan de Rumah, die de ureaus van Sekhem is. 2.Zo zijn de ureausen dan doorgangen naar de onderwereld, en de beschermers der schatten van de farao's. 3.En zo is er dan rust voor hen die de Rumah zijn binnengegaan, na het ontvangen van de wijsheid van Romarei. 4. En de elfde godentepel is de Metensia, die de ureaus van Isis-Sekmeth is. De twaalfde godentepel dan is de Kabbernal, die de ureaus is van Re-Aton. En der dertiende godentepel is dan Eminius, die de ureaus is van Khnum. 5. En Santra, de veertiende godentepel dan is de ureaus en de brandende cobra van Re-Serket. 6. En Mura, de vijftiende godentepel is de ureaus en brandende water-cobra van Aton-Serket. 7. En dit zijn dan de namen van de griffioenen van Re : Sirtant, de Khu van Re, en Vuhesku, de Ka van Re, en Delshevu, de Ba van Re, en Teleaktir, de Akh van Re. 8. En de Khu van Bastet dan is Laader, en de Khu van Sekhmet is Trosmes. 9. Kulures dan is de Khu van Isis, en Rotosh is de Khu van Seth-Horus. De Khu dan van Thoth is Rithelm en de Khu van Osiris is Elsefic. 10. De Lokogamen, die de Khu is van Wadjet. Talgamen, die de Khu is van Serket. 11. Belcanov, die de Khu is van Amon. Belchelot, die de Khu is van Amen. Benchelot, die de Khu is van Nun. Bilmageln, die de Khu is van Geb. Benmaten, die de Khu is van Ptah-Anubis.
7.
Over Aton en Anubis
1. Aton, gij die de heilige ascese-rites verzorgd, en Anubis, zoon van Aton, gij die de heilige uitvaarts-rites verzorgd : Sta dan op tot uw ster. 2. Op de heuvelen wordt u eer gebracht. Anubis, verzoen uw Vader dan met Amon, het graf en de onderwereld. 3. Anubis, gij dan die de sarcofagen bewaakt en de mummificaties verzorgd, verzoen dan uw Vader met Re, die reist van de onderwereld naar de bovenwereld. 4. Schrijf dan de voorschriften op de muren, en bekleed uw graven met heil.
Het Derde Kruis
1.
Jethra-Aton
1. En zo hangt dan Aton aan het derde kruis, en dit kruis is als de cobra. Ja, als Jethra hingen zij hem hoog, zij die de Jethra-Aton als dief en misdadiger bestempelden. Naast Jezus hingen zij hem. 2. Oh Anubis, geef mij terug aan Aton, en verzoen mij met Hem. Van bevriezing tot bevriezing ging mijn Ka, tot diep in de kamers van Isis ging mijn Khu, om Aton terug te vinden. 3. Oh Anubis, die aan de tafel van Re zit, om tot diep in de nacht te overleggen, geef mijn Ba terug aan Aton. Van bevriezing tot bevriezing gaat mijn Ba, om tot de Apis van Aton te komen. 4. Ja, ook mijn ankh is zevenmaal gestorven, om in Aton's hand te liggen. 5. En zijn Akh brak dan mijn akh, om het licht van Hem te dragen. 6. Ja, al mijn stralen brak hij, één voor één, om de Sebek voor mij te openen. 7. In Hem dan ben ik veilig. Hij sloeg mij met het derde kruis. Ja, als de Wadjet-Osiris werd ik. 8. Nu dan heeft de Wadjet-Osiris mij groot licht gebracht, en ook mijn Ka is tot armoede gegaan. 9. Ja, de ankh van armoede kwam tot mij, als de dochter van Nekhbet. En zij bracht mij tot Adaka. 10. En zo dit ezelsvolk van de angst, was alleen toegankelijk door de gebroken ankh. 11. En zo heeft hij die aan het derde kruis heeft gehangen, ook de macht om het te breken. 12. Anubis, blokkeer mij niet in mijn pad tot Aton, maar weest veeleer tot een poort, tot een heilige deur. 13. Verschaf mij dan de toegang tot Aton, oh Anubis, gij die heer bent van het leven. 14. Laat de schrik mij dan niet aanjagen, maar bescherm mij veeleer. Geef mij een rustige slaap, en verschaf mijn ka toegang om gemummificeerd te worden. 15. Ja, mummificeer dan ook mijn ba, mijn khat, mijn khaibit, mijn khu, mijn sahu, mijn ankh en mijn akh. Doe dit dan met ijs en vuur. 16. Ja, mummificeer dan ook de diergeesten in mij, want uw mummificaties leiden tot zaligheid. 17. Leer hen wat het is rijkdom te vinden door armoede, en waardig gezelschap door afzondering. 18. Ja, laat uw uitvaarts-culten rijzen, oh Anubis-Wepwawet. Gij dan bijt wanneer wij van het pad dreigen af te wijken. 19. Ja, gij steekt als de cobra, om ons tot het delirium der doden te leiden. 20. Laat de goden in mij dan onderricht worden, door uw heilige woorden. Toon hen uw tunnels en uw huizen. 21. Ja, tot zevenmaal toe herschiep gij mij in ijs, en bracht mij tot de kamers van Isis. Ja, grote woorden sprak gij, om de onderdelen van mijn leven te breken. 22. Gij hebt dan uw licht verspreid door grote daden.
2.
De Heilige Tweevuldigheid
1. Zo heeft dan de Jethra-Aton de Sobek gezonden. Ja, tot tweemaal toe zond hij hem. Om in de dood neer te dalen, en om van de dood te herrijzen. 2. Zo is dan de Sobek ver boven de cobra verrezen, ja zelfs ver boven Anubis. 3. En zo heeft dan de Aton de Sobek uitverkoren tot het dier dat het dichtste bij zijn hart is. Ja, boven alle vrouwen is hij uitverkorene, als de Heilige Ka van Aton. 4. En zo is dan Sobek naast de Aton geheiligd, en tezamen zijn zij de heilige tweevuldigheid. 5. Nee, niemand is dan meer geliefd door Aton dan de heilige Sobek. Zo is dan de Sobek uitverkoren boven alle goden en dieren, en kan niemand tot Aton naderen dan door Sobek. 6. Ja, aan Sobek heeft Aton de heilige kaak geschonken. Anubis, gij hebt mij dan met Sobek verzoend, en daardoor met uw Vader Aton. 7. Ja, Hij heeft Zijn Ka rijkelijk op mij uitgestort. Aan Hem zij alle glorie. 8. Ja, met krachtige kaken heeft Sobek mij gegrepen, en mijn Khu gebroken, en zo ook mijn sahu, opdat ik wild zou worden. 9. Ja, wildheid en armoede was zijn geschenk aan mij, opdat ik mijn reis zou voortzetten, en het goud zou wegvloeien tot een nieuw pad. 10. Ja, Hij liet mij zien, alle kleuren van het goud, omdat hij mijn standbeelden had gebroken. 11.En zo werd Sobek koning van mijn leven. En ziet, Hij staat aan de deur en klopt. Van zijn vloeibaar goud willen wij drinken, en van zijn gouden brood willen wij eten. 12. Ja, Hij tuchtigt hen die Hij liefheeft. En Hij laat hen eten van het goddelijke. 13. In ijs zondert hij ons af, tot diep in de kamers van Isis, en tot armoe brengt hij onze Ba, opdat wij deelhebben aan de wateren van zijn rijkdom. 14. Onze ankh bracht hij in de diepte, opdat wij tot zijn hoogtes konden komen. 15. Ja, heilig maakte hij ons door vuur. Hij heeft ons niet gespaard, maar bracht het beste in ons naar boven. Hij bedekte ons met goud. 16. In zijn oven heeft Hij ons gesmeed, en in zijn liederen ons opgewekt. Als het rode goud is zijn heilige naam.
De plaats van Sobek
17.Ja, hij die ons goud doorstak, om het te doen lichten, ja, Hij die onze stralen brak, om Aton tot onze harten te laten dalen. Zijn vlam is in ons. 18.De heilige vlam, die ons tot eeuwig leven leidt. Gij hebt de akh op ons hoofd gebroken, opdat er horens groeiden in zijn plaats. Nu dragen wij dan de zon van Sobek. 19. Ja, onze lichten brak Hij, om de duisternissen en geheimenissen van Aton te brengen. Zalig is Hij en gezaligd. 20. Zo heeft hij dan meedere malen onze ankh verbroken, en tot het ijs gebracht, ja, tot diep in de kamers van Isis, om onze vlam in Aton te heiligen. 21. Ja, doorkliefd heeft hij onze ankh, door de speer van zaligheid. Hij bracht ons tot het derde kruis waar onze Heer Aton stierf. 22. Ja, als Jethra was Hij dan vlees geworden, en in zijn graf vond hij het eeuwig leven en het koningschap. 23. Maar ook was hij vlees geworden als farao. En zo is Hij dan vele malen vlees geworden, als incarnatie van de allerhoogste. Aton zij geheiligd. 24. Want door vele malen vlees te worden, kon hij dan ook vele malen geest worden, om zijn Ka, die Sobek is, voor eeuwig te laten zetelen. En zo is dan zelfs zijn Khu en Sahu onderworpen aan zijn Ka. 25. En ook zijn Ankh en zijn Akh zijn aan die Ka onderworpen, die Sobek is. 26. En zo heeft Sobek dan de gehele godenwereld onderworpen door de Naam van Aton, en door de Naam van Jethra-Aton. 27. Ja, diep is de Ba in de Amon gedaald, en diep is Sobek tot in de kamers van Isis doorgedrongen. En Hij draagt met zich mee de mummies van de krokodillen, en haar vogels. 28. Ja, diep daalde de sahu dan af in de vuurovens van Re, ja, tot aan de rook van Thoth toe. 29. En zij moest prijsgeven de schatten van de aarde en de duisternis.
3.
Over Isis-Sekhmet
1. En aan het derde kruis is Isis-Sekmeth u tegemoetgekomen, en heeft u omringd door haar zachtheid. Ja, ook Isis-Bastet is daar u ten hulpe gesneld, en is u geweest tot warme klederen. 2. Zij hebben u dan omhoog gehaald, en u opgericht, tezamen met Bastet-Isis en Isis-Nut, die u door haar zachtheid heeft binnengehaald. 3. En zij hebben uw hart dapper gemaakt, en u moed gegeven. Ja, over groten lieten zij u heersen, en zij hebben uw voeten gezet op hoge bergen. 4. Zij deden u dan uitreiken tot de zon, en hebben uw hart gered uit de bek van Ammut en de klauwen van Anubis. 5. Ja, zij hebben Anubis' hart tot rust gebracht, en hem tot een nieuwe ruimte geleid. Ja, hun stralen hebben heil gebracht, in velerlei malen. 6.En toen dan Isis-Sekmeth tot u kwam, gaf zij u een speer, om tot de nieuwe ark te komen. 7. Ja, zij dan heeft uw verborgen ka gevonden, en zette haar vrij. 8. Zo is dan de heilige Isis-Sekmeth gekomen om het verlorene te vinden. Ja, de krachtige is zij, en de zachte rots. 9. Zij verslaat koningen met het zachte vuur van haar mond, en doet soldaten omkomen in de poel van haar liefde. 10. Ja, een vaste rots is zij, en zij leidt tot hoge bergen. Haar mond is dan een oceaan van liefde en kracht, uitgezonden om het verlorene te vinden. 11. Zij is dan met de dwalenden. Zij verstaat harten van verre. Ja, zij en Isis-Nut staan dan als de gevleugelde cherubsen op de ark om die te hoeden. Ja, als twee konijnen staan zij daar, vaardig in oorlog en handel, met de zon als vlammende getuige. 12. Zij zijn dan liefde, en komen op voor de dwalenden en de verlorenen. Ja, zij verspreiden hun poelen als zachtheid, en hun monden zijn als zachte en warme oceanen. 13. Zij spreken voor hen die niet kunnen spreken, en geven hen een mond, door hun woorden. 14. Ja, zij groeien als oren op hun vijanden, en als monden op hen die zij liefhebben en beschermen. 15. Zo is dan de ark een gereedschap van zachtheid in hun handen. En zachte vlammen komen uit hen voort. Zij staan dan op voor hen die als wezen zijn. 16. Ja, Isis-Sekhmet is dan die de ka opent. En zij is het dan die Sebek verzoent met Anubis. Ja, met haar zachte lichten opent zij deuren, en doet zij in veiligheid gaan. 17. Zij is dan de Isis-Sekhmet, als de lichtende kandelaar. Haar geuren verblinden vijanden, uit hoge parfumflessen komen zij. 18. Ja, in haar tempel staat zij en spreekt het woord, en velt haar vijanden met haar lichten. Zij opent de ka's met haar krachtige veren, en snijdt hen open met haar schaar. Ja, een dokter is zij. Met liefde heelt zij wonden. 19. Zij is dan de chirurg in haar tempel, tot allen die tot haar zijn gekomen en haar volgen. 20. Het verdwaalde geneest zij, en hun ka's opent zij. Zij werkt, terwijl zij haar mond opent, en doet haar handel in liefde. 21. Tussen twee kaken zet zij de verlorenen, en zo geneest zij hen. Ja, uit diepe velden trekt zij hen, om hun voeten op een rots te zetten. Ja, haar rotsen zijn dan zacht, maar vast. 22. En Anubis roept hen na die bij haar komen en haar volgen, en doet verslag uit bij de koning. En ook de koning kent haar. Zij is de Isis-Sekhmet. 23. Ja, nieuwe adem brengt zij hen die haar volgen, en doet hun longen opbloeien. Zij is de Isis-Sekhmet. Zij wacht in warme kamers, waar haar vlammen gloeien en waaruit haar winden waaien. 24. Zij dan gaan op pad om het verlorene te vinden. Ja, allen kent zij bij name. 25. Zij is de leeuw die springt. Zij is de Isis-Sekhmet. In snelheid voert zij oorlog en handel. In liefde overwint zij, keer op keer. Zij is de Isis-Sekhmet. 26. Op de ark staat zij op de uitkijk, en zij ziet de muren die hen omringen. Dan verzamelt zij, en scheurt zij. Zij is de Isis-Sekhmet. 27. Zij staat dichtbij de bron, en doet verslag uit keer op keer. Zij veegt koningen van het veld, en verzamelt hen in flessen. 28. Zij heeft zebra-tijgers die loeren, en zebra-leeuwen en leeuwen die alles in de gaten houden. Zij is de Isis-Sekhmet. 29. Zij opent de ka en geeft haar vleugels. En doet de obelisk van Re in haar rijzen. 30. Ja, de Apis heeft zij gezonden tot hen die zij liefheeft en beschermt, en met haar kandelaren heeft ze hen omringd. 31. Tot Adaka is zij gesneld, om hen die zij beschermd tussen twee kaken te zetten. 32. Ja, zij kent het wereldschip van de angst. Ja, tussen kaken heeft zij hen gezet.
4.
Opening van de Ka
1.Open dan nu, oh ka, en laat ka stromen. Als aangeraakt door de Isis-Sekmeth, ja, omhuld door de zachtheid van Isis-Nut, zij kan stromen. 2.Open dan nu je vleugels, ka, en wapper, opdat je zult kunnen vliegen. Ja, je bent nu vrij, onder de aanraking van Isis-Sekmeth, ja, omringd door de zachtheid van Isis-Nut. 3.Oh, lichaam, weest dan gedoopt in ka, en wordt verrijkt door haar vuur. Gij, die tot diep in de kamers van Isis zijt gekomen, vinde haar. 4.Ka, open dan je deuren, en beweeg als de zachte lente. Ja, gij bent dan zachte lente geworden in Isis-Sekmeth, en door Isis-Nut zijt gij binnengegaan.
Isis-Sekmeth
1.
Over koning David
1.Gij hebt dan koning David aangeraakt, hij die de krokodillen hoedt, en koning over hen is. Ja, hij dan was wachtende, om de ka te zien openen. 2.Gij hebt hem dan met uw vleugelen bedekt, en zijn ka geopend. Ja, door Isis-Nut is hij ingegaan, een zachte wind. 3.Tussen kaken hebt gij hem gezet. Nu is hij dan vrij, tot Mozes ging hij. Vrij als een vogel vliegt zijn ka nu, tot uw kandelaren ging hij, oh Isis-Sekhmet. 4.Gij laat hem heersen over koningen. Als een keizer is hij. Geen vogel van hem laat gij ter aarde vallen. 5.Gij draagt hem op uw vleugelen. Tussen de kaken hebt gij hem gezet. Gij voert dan oorlogen in zachte lentes om zomers te brengen. 6.Gij laat dan koning David opstaan, als de krokodil. Ja, zijn ka hebt gij gebalsemd, en met zorg hebt gij hem gemummificeerd. 7.Gij hebt hem niet overgeleverd in de handen van zijn vijanden. Gij hebt hem uit het leeuwengraf laten rijzen. Ja, zijn ka bekleedde gij met goud, en vanuit edelstenen liet gij zijn woorden opkomen. 8.Als uit de slaap opgerezen waren zij, als uit de dood zijn zwaard. 9. Vanuit zijn ka rijst hij op, want zij heeft haar ka in hem gelegd. Haar ka is dan, de Isis-Nut. 10. Vanuit zijn ka maakt hij beslissingen, en voert hij oorlogen. En haar ka geeft hem de overwinning als de bruisende kandelaar.
2.
De thee van Tefnut
1. Drinkende van de wateren van Tefnut, daalde ik tot de grotten van Shu. 2. Ja, Nut wachtte mij daar op, zij die de hemelen draagt. 3. Sobek opende mijn ka aldaar, terwijl ik de sleutelen droeg. Ik had gedronken van de thee van Tefnut, het brandende water. Ja, tot Neith daalde ik af. 4. Moeder God, wees mij steeds genadig als ik tot U nader. Gij bent het brandende vuur. 5. Ik dronk, ik dronk, en daalde af. Niet wetende wat ik tegen zou komen. Ja, Nun die naast Sobek zwom, mij de weg versperrende. Maar in het dodenrijk kwam ik boven, en zij leidden mij tot de hoge bomen. 6. Ja, van Tefnut's sterke drank heb ik gedronken, vuil lag op de wateren, en ik daalde diep. Ja, Nut heb ik gered. Ik opende hen die daar opgesloten lagen. 7. Neith heeft tot mij gesproken, in donder kwam zij, als de luipaard en de jaguar. Zij gilde in de nacht, en ik maakte haar stem groot. Tot haar grotten bracht zij mij, om het oude Egypte te zien. 8. Van de thee en de wijn van Tefnut dronk ik, van een gouden beker, en zij liet mij in de grot van oude dingen afdalen. 9. In zilver zat zij daar, en ik kreeg een gouden mond, ja, als de kaak van Sobek was ik. 10. Moeder God, Neith, wees mij genadig als ik u help. Gij bent het brandende vuur. 11. Ik heb de deuren geopend. Teruggaan kan niet meer, we moeten nu gaan. 12. Ja, dronken werd ik, terwijl ik naar Tefnut staarde, en vuur verslond mij, om tot de urn van Sobek te gaan, de geribbelde. 13. Ja, Neith verslond mij in haar liefde. Ik ben gekomen uit de slangenmaag, mijn vlag hoog gerezen. Ik heb vertrouwen, wat zij mij gaf. Haar muren zijn om me heen. 14. En ik grijp naar de echo's van Nut, maar zij glijden weg, en ik volg hen. Nog zoveel wegen te begaan. 15. Als ik haar aanraak verteert ze, als de staaf van Spricht verdunt zij, totdat ik haar volg. Ja, lang wordt ze als ik dichterbij komt. Totdat ze in echo's verdwijnt. 16. Als ik haar roep, zij hoort me niet, maar als ik haar volg, vangt ze het op. 17. Geen tijd dan om stil te staan. Ik heb alles gehoord.
Geb aan Nut
18. Ik kan haar niet zien. Ze is te ver weg. Ze heeft geschenken weggedragen, wachtende totdat ik volg. Door delirium spreekt zij, als het leeuwenvirus. 19. Nut, pak m'n hand. Verdrink niet meer. Bij mij sta je op vaste grond, ik ben Geb. 20. Nut, pak mijn hand. Anubis zal ons verzoenen. Op de Sobek zullen we varen, naar een nieuwe stad. 21. Moeder Neith nemen we mee, en drinken nog een slok van Tefnut's thee. Ja, nachtthee nam zij voor ons mee, bracht ons tot deze plek. 22. Toe, verdrink niet meer. Er is nu aarde onder je voeten. Rijs nu op. Je hebt mijn vlag in je hand. Kijk op. 23. Geb is hier, heeft je genomen, tot een nieuw leven. Vader Shu hebben we gevonden, moeder Neith brachten we mee. 24. Er zijn nieuwe schepen die op ons wachten, vanuit de Sobek komen ze voort. 25. Nun spreekt je aan, het is een nieuwe dag. In de Apis-Ba zijn we veilig, hij brengt ons tot de Isis-Sekmeth. 26. Onze vrienden hebben ons hier gevonden. Ze zullen snel bij ons zijn. Ze hebben alles gezien.
Wadjet
1.
Inleiding
1. Weest niet boos op het lijden dat je ondergaat, want het is de tunnel tot mij. Je wilt toch in je hart verbonden zijn aan mij ? Nu, dit zijn de initiaties. 2.Ik ben de heilige cobra van beneden Egypte, ik spreek in jouw hart met een stem van duister licht. In mijn hallen vinden overal dingen plaats die lijken op meedogenloosheid, maar die niets anders zijn dan inwijdingen. 3.Ja, het is een hoge prijs om goddelijk te zijn, en om een spreekbuis van het goddelijke te zijn. Het zou je nergens leiden, als je van de boze wereld zou zijn. 4.De naald moet diep steken om je los te kunnen maken uit de lichten die jou lieten knechten. 5.De stemmen van het oude egypte komen vrij wanneer de naald steekt. Zij moeten andere energieke verhoudingen leggen. 6.Ook de worstelingen die je met de goden hebt zijn niet om je pijn te doen, maar om je vertrouwd te maken met de energieen, en om ze met elkaar te mengen. 6.De naalden van het goddelijke moeten nu eenmaal dieper gaan dan de naalden van de wereld, anders komt er geen eeuwige relatie tot stand. 7.Het lijkt allemaal erg overtrokken en overbodig, maar het moet juist over de rode lijn gaan om dingen te laten stollen en smelten op een hoger plan. 8.De naalden steken diep, daar ze de beste hormonen moeten aanmaken om je door de schijnbaar medogenloze tijden heen te brengen.
De Hallen van Annubis
9.Heil, alle gij godennamen in de eerste hallen van Annubis, waar het zonlicht het oosten van het westen scheidt, en het noorden van het zuiden. 10.Heil, alle gij godennamen verwandt aan Annubis. Laat mij mijn straf niet voor eeuwig dragen, en toornt niet voor eeuwig op mij, maar draagt mij tot de kou, waar mijn hart de godenboodschappen leert verstaan. 11.Laat vuur hen niet verslinden, maar leidt hen veilig door de koorden en tussen de koorden van uw kou. Laat ons de schatten van Annubis bewaren, en in ijs langzaam vertalen. 12.Schijn het godenlicht der eerste hallen op mij, want wij komen van vele kanten binnen. 13.Gij hebt ons dan verspreid, en zullen elkaar vinden in uw centrum. Genees ons aldus op onze reis. 14.Wij dan die voorbereid zijn op de dood, terwijl wij leven, laat ons komen tot de eerste hallen van Annubis, van alle richtingen. Wij zijn met velen. 15.Wij getuigen van uw kringen. Laat ons eten van uw vurige voedsel, om onze harten op te wekken, en laat ons zijn als het zonlicht. 16.Wij dan, die de boeken van Toth hebben geopend, hebben onze hoofden gebogen, en ons gelaat gericht tot de zon. Oh, Annubis, in onze handen tonen wij uw wonden, die wij met u dragen, oh heer des doods. 17.Wij laten ons leven achter ons, en strekken ons uit naar de dood, omdat er geen leven is dan door de dood. Wij dan strekken ons uit naar het eeuwig leven, ja, tot het hiernamaals, waar onze geest zetel mag nemen. 18.Maak ons dan farao over velen, om hen bescherming en zorg te geven, vanuit ons terugtrekken tot duistere plaatsen. 19.Ja, door sleutels af te geven leidt u ons, tot de macht der slaap, waarvanuit uw rode zachte licht stroomt om velen te voeden. 20.Ja, het zij zo, door onze ogen te sluiten. Annubis, u bent de heer des doods en van de rode lichten. U hebt genezing laten stromen en voeding vanuit het oog der slaap. En dit oog is groot. 21.Wij sluiten onze ogen nu, en denken aan al die farao's die de doden mogen leiden, zij die zachte woorden spreken in hun slaap. 22.Wij sluiten onze ogen nu, om de waakvlammen der farao's te zien, en om in te gaan tot de tweede hallen van Annubis. 23.Wij komen allen van verschillende richtingen, om één te worden in veelvuldigheid en kleurigheid. 24.Doe uw zachte rode natte stem horen, als opvlammende vanuit het zachte vuur der slaap. Geef ons het blauwe vuur om de poorten voor ons te openen, om tot de derde hallen van Annubis te gaan. 25.Ziet, wij komen van vele kanten, om één te worden in het centrum en hart van Annubis, heer en verzorger der dood. 26.Ja, u, de jakhals en de zwarte valk, u bent de beschermer van de dood. 27.Kom met krachtige bescherming om ons binnen te leiden in het licht. U bent het licht, en u spreekt vanuit vele kanten, maar uw woord is één. 28.Vanuit diepe duisternissen zijn wij gekomen, met de voorgeschreven lichtende monsters hebben wij geworsteld, en door onze dood overwonnen, ja, want de dood is als een verlammend gif, en een meesterwapen. 29.Wij dan zijn gevlucht. Laat dan ons niet meer tot hun vlees zijn, maar redt ons, en verzegel de deuren achter ons. Neem ons op in uw districten, oh Annubis. 30.Bestijg dan allen uw zonnewagens om te gaan tot de derde hallen van Annubis, om daar elkanders schaduwen te ontmoeten, en elkaars weerspiegelingen. 31.Ja, hier zullen wij elkaar lichte adem schenken, als een geschenk der komende eenheid. Hier dan troont Osiris, heer der dodenrijken, en rechter der dodenrijken, waar hij met de twee valken spreekt. 32.Gij hebt dan in het oog van Osiris gekeken, om tot diepere slaap te komen, en om rein te zijn bij de komende ontmoetingen. 33.De rijken der doodsslaap zijn dan heilig en onmisbaar. 34. Oh heilige Zitmeja, boog en beeld van Osiris en zwaard van Annubis, wij buigen tot u, om de heilige as te ontvangen die ons tot leven brengt, ja, het zaad der doodslaap. 35. Laat ons dan onze voeten bewegen in het dodenrijk, en onze handen voortbewegen over de muren, om de knoppen van Annubis te vinden die tot zaligheid leiden. 36.Zitmeja help ons daarbij, en smelt het ijzer waar zij knelt en tegenhoudt. Gij dan bent de heilige oven van Ra.
Het lied van Annubis
37. Annubis, geef ons dagelijks voedsel van uw troon en van het zwarte kruid der vogelspinnen, om ons te beschermen in de vierde hallen van Annubis, en om kracht te geven voor verdere doorgang. 38. Ja, want hier troont Ra, de kleurrijke roofvogel. Laat ons verder ingaan, door de nauwe ingangen van Amen waardoor wij gevormd worden. 39.Laat ons niet bezwijken door de harde slagen van Annubis, maar brengt ons uw voedsel, waardoor ook gij tot uw troon der doodslaap gebracht werd. 40.Wij als Egyptenaren vrezen en verafschuwen de dood niet, daar het een teken van leven is, en een doorgang tot het hiernamaals, waar onze geesten nu al mee mogen beginnen. 41.Geef de dood als een levensvlam in onze harten, om onze zielen te hoeden en te voeden. Ja, om haar klaar te maken voor de rode zuivering. Annubis, u bent ons heil. 42.U bent de verschaffer van voedsel, ook voor de doden, om hen klaar te maken voor de klederen die als de rivieren zijn. 43.Geef ons de helmen, opdat de krokodillen in zeeen van Umnihat in de vijfde hallen van Annubis niet dichtbij kunnen komen. 44.Ja, Amon in het centrum, laat het blauwe licht op ons neerdalen, opdat we de wapenen hebben om dieper binnen te komen in Omnut-Ra. 45.Koop dan van het goud dat wij brengen en geef ons de levendmakende heilige poeders om onze klederen soepel te houden, en om ons één te maken. 46.Leer ons van het boek der scarabeeen. Oh, heilige Amon, vriend van Annubis, laat uw vriendschap ook tot ons komen, om de bruggen van Omnut-Ra te bestijgen, opdat het blauwe zachte licht verspreidt wordt. Zij wordt dan vastgehouden in hoge kokers. 47.Om de wapenen van de omliggende zeeen van Maritir te doen laten ontwaken als de schreeuwen van heilige vogels, schenk het blauwe poeder in de heilige bekers die wij dagelijks van uur tot uur van Annubis ontvangen. 48.Brengt ons dan tot de dieptes van Maritir, waar de boze dood spreekt. Laat ons speeksel dan vol zijn met het vuur van Haratma-Annubis, opdat wij niet door de kou verscheurd worden. 49.Zingt nu dan oh Annubis, de tonen en klanken om ons vuur te doen rijzen, tot in de kanalen van onze neus, om de godenboodschappen naar binnen te drijven. Zingt dan nu, oh Annubis, en opent uw schalen, om het rode te verspreiden, om de dood te begeleiden. 50.Zij die hun ogen gesloten hebben vrezen niet. Uw priesters bestijgen de trappen van goud, om hun zegen te brengen tot de dieren van Annubis. 51.Uw keel opent als het rode licht, als de zwavel van een nieuwe dag. 52.Ontwaak Annubis, en schrijf uw boek, en spreek de woorden uit, één voor één, met meerdere stemmen, en laat uw dieren spreken, één voor één, om ons in alle hoeken te bewaken. Bewaak onze monden en hoofden, en bovenal onze ogen en harten. 53.Meng uw dagelijkse lichten en breng hen tot ons, over uw heilige tong, de zonnenbrug. In u ontwaakt dan ook Osiris, om ons in te wijden in de tempelen van Annubis en in zijn diepste hallen. 54.Van dood tot dood zullen wij gaan om hen allen te doen ontwaken en te verenigen, omdat wij tezamen het levenslicht zullen ontvangen. 55.Boven op de schaal van Amros, waar het bruisende vuur ons leidt, tot een nieuwe eeuwigheid, om het boek van Annubis wederom te openen. 56.Haar verzen zullen gestreeld worden door de katten van Annubis, en haar woorden zullen geopend worden, om tot de grafkamers van Annubis te komen. En op zijn heilige sarcofagen staan dan al deze woorden geschreven en zij zijn heilig. 57.Zingt dan nu, oh Annubis, de kelen uwer vogelen zijn geopend, om het gele levenslicht rijkelijk op te vangen, om de gele spiegels te openen, opdat de nieuwe farao plaatsneemt, om de troon rijzende vanuit de sarcofaag, 58.Ja, Annubis is vlees geworden, door het aanraken der uiterste geest. Ontwaak dan Annubis, en waak over de tafelen van het hart, om hen te laten spreken, de valken van Annubis Egypte, vanuit de oude uren. 59.Zij dan branden bruisend, om elke schuilhoek te zuiveren. Adem van Annubis, waak op als de heilige slang der scarabeeen, en rijs op door de keel, om het groene zachte licht te zaaien. 50.Het is de hartenadem, de slangenscarabee. En zo zijn de miniaieten de beschermers en schelpen der hersenen, ontwakende door de rijzende slangenscarabee. 51.Zij ligt als een helm op het hoofd van de sarcofaag van de farao van Annubis, door hem uitverkoren.
Schilden
52. En zo zijn de isramieten de beschermers der tepelen, die als klokken zijn en als de beschermers der geest zijn. 53.De Ramhaieten zijn de beschermers der levers, als koperen sierwerk op de lever van de sacrofaag van de farao van Annubis. 54.Mirestaken zijn de beschermers en bewoners van de milt. Ontwarketten zijn de beschermers der darmen en andere delen der ingewanden. 55.Witskieen zijn de beschermers der voeten. Arantreien zijn de beschermers der benen, en Skitzien zijn de beschermers der ogen, allemaal aanwezig op de sacrofaag van de farao van Annubis. Oktoskaten zijn de beschermers der tanden, en der mond. 56.Wiktikaten zijn de beschermers der armen en handen. Wiktunetten zijn de beschermers der longen. Irammen zijn de beschermers van de ademhaling en de neus. 57.Rumifautessen zijn de beschermers van de geslachtsdelen en het sexuele verkeer. Kataken zijn de beschermers van de spraak en de stem.58. Oh heilige kataken, bescherm mijn spraak en stem steeds weer, door de slangenscarabee, de koning der scarabeeen bent gij opgewekt, vanuit de bescherming van het hart. Ja, gij moogt uw zetelen hebben in het hart, en gij moogt de emoties bespelen. 59. Oh heilige kataken, kom steeds weer, wanneer daar onrecht is.60. Oh heilige kataken, oh werkers van Annubis, gij heilige dieren aan zijn zachte rivieren, gij zijt als de beren met de lange nekken, om de hoge vruchten van Annubis uit zijn bomen te eten. 61.Ja, deze vruchten bruisen van rood vuur. Oh, Annubis, zegen deze langen, uw zachten. Zij vinden dan steeds doorgang, omdat uw zegen op hen rust. 62.Tel dan al uw heilige stammen en vergeet niet één van hen, zij die telkens voor uw aangezicht komen om vele toegewijde harten te genezen. Ja, de toewijding is dan als heilig sieraad van Annubis. 63.Aan Osiris, van de godenbark, aan wiens rechterzijde de blauwe hond zit, en aan zijn linkerzijde de rode hond. Gezegend zijt gij, door Horus, uw zoon, u tegemoetkomende. 64. Zeventig dagen zal Annubis, de getrouwe, en wachter van de dood, uw lichaam balsemen en mummificeren. Gij dan die de ochtend en avondbark in de handen houdt, Nun, hef Osiris, mijn vader op, als de kandelaar van Katajip. 65.Wij dan allen reizen tot Katajip, waar wij herreizen aan de uiteindes van de nacht. Waar de gouden Bastet zich opent, waar onze lendenen zich oprichten, waar wij baden in de stomende en bruisende lichten, die haar stem dragen, die telkens in de stilte verdwijnt. 66. Wij kennen de moed niet van één die dapper doordraaft, maar zij die tot in de tomben der voorvaderen afdalen hebben moed. Zij die ontwaken om weer te slapen, zij die aan het hart van Osiris zitten. 67.Ja, zij zijn als de getrouwe scarabeeen der pharao's, en zij hebben de sleutelen tot de zilveren en gouden lichten. Zij dan zijn de dragers der stemmen van voorvaderen, om hen in stilte te doen laten afdalen, tot een lichtend spoor. 68.Zij dan die moed hebben zijn niet hen die durven te spreken, maar hen die hun mond durven te houden. Spoedig dan zullen de gouden lichten tot in de handen afdalen, als de oude schatten der farao's gevonden worden. 69.Dan zal de wereld wederom gebaad worden in licht, waarin de zielen verdrinken om de onsterfelijke geesten der zeeen voort te brengen. Want wij reizen van graf tot graf, om van de eeuwige paprika en de eeuwige boter te kunnen eten, waar wij de onsterfelijke lotusbloemen ruiken. 70. Wij vieren dan het sterven van de ziel, opdat onze geest daardoor in onsterfelijkheid wederomgeboren wordt. Wanneer dan de bastet zich openbaart als het lichtende kind, dan sterven alle andere lichten. Zij dan is het onsterfelijke licht, daar haar ziel sterft van dag tot dag. 71. Zij dan die de zilveren en gouden lichten in ons opent, wij die dicht aan het hart van Osiris zitten.
2.
De vrijmaking van Sobek
1.Ja, hier reizen wij, door de thee van Tefnut. Hier zien wij de lichtende gestaltes. Ja, van haar heilige beker drinken wij, tot door de dodenrijken van de koude. Zoveel slokken, de sleutel tot Isis' kamers, waar de koude hand ons vindt, ja, als de hand van Anubis, ons mummificerende in ijs. 2.Leidt ons naar de grotten van Kuk en Huh, oh grote Wadjet-Wepwawet, heer der adem. Open dan de ureausen van adem in onze armen en borst, opdat wij onze handen op heilige dingen leggen, ja, deze dingen van Shu. Hij is dan de heer van het oude. Wij willen zijn lichtpaden volgen tot aan de grafsteden. 3.Wie het woord heeft gehoord, volge het. Oh Anubis, open dan onze adem en breng ons tot de grotten van het oude, ja, daar waar Shu zich bevindt. Daar waar wij zijn twee wolven kunnen zien. Geef ons dan het oog van Shu. Anubis, gij die as tot leven wekt, gij die komt van boven en onderen, strekt uit, en grijp, opdat gij het tot de schatkamers zult brengen. 4.Draag dan de vliezen van Sobek tot de grotten, en blaas uw ka er doorheen. Breng dan de Sobek tot leven door uw heilige staf, oh Anubis. Wij wachten allen op u. Oh, Anubis, breng dan Sobek, de heer der ribbels, tot het oude, opdat hij daar tot leven kome. Breng hem tot diep in de kamers van Isis, opdat hij daar adem ontvangt. 5.Ja, laat Kuk en Huh zijn armen zijn en zijn adem, en laat Kauket en Hauhet zijn benen zijn en zijn licht, opdat hij zich moge voortbewegen als de ka-boot. Laat Min zijn wegen openen en hem op zijn reis behoeden. Ja, laat Min hem vruchtbaar maken. Hij dan is tussen de kaken gezet, opdat hij vrij is. Ja, vrij is hij in Amaunet en Naunet. 6.Hij kon dan de stenen niet breken die op hem waren gelegd, maar nu zijn de stenen gebroken door de druk van zijn geduld. En Hij is vrijgemaakt om vrij te maken. Geheeld om te helen. De staf van Anubis heeft hem tot leven gewekt. Door Isis-Sekhmet is hij binnengegaan. 7.Ja, bruisend in kolkende zeeen is hij. Uit de nieuwe ark kwam hij voort, om ka's te vervullen. Als een woesteling vaart hij door grafsteden, ja zo woest als Nun-Wepwawet is Hij.
De geboden van Sobek
8.En dit zijn dan de geboden van Sobek, opgetekend in de nieuwe ark : Hebt dan het oude lief, opdat gij daardoor verjongd wordt. Hebt dan het wilde lief, opdat gij uzelf tot orde kunt roepen. Hebt dan het arme lief, opdat gij ware rijkdom zult vinden. En zoekt dan het ijs als kostbare edelstenen, en zondert uzelven af om heilige dienst te verrichten. 9. Zo zult gij uw zielen behouden. Ziet dan, Sobek is in de doden afgedaald en weer levend geworden.
De geboden van Aton
10.En ziet, dit zijn dan de heilige geboden van Aton, opgetekend in de nieuwe ark : Heft u dan op in vlammen door ijs verkregen, want hij die zonder ijs is, is als een schip zonder zee. Laten dan de allerheiligste lieden in hun harten tezamen komen om de stralen die elkaar verbinden te doorbreken en te doorkliefen, opdat het ijs zal voortkomen om uw zielen te behouden. 11. Dit zijn dan de heilige geboden van Aton. En door deze te doen, zal uw ka voortvloeien.
En ik zag een nieuwe tempel, en ik zag een nieuwe hemel en aarde, en ik zag Aton voortkomen op zijn troon, terwijl zijn ka voortvloeide. Ja, als vuur en ijs was zijn verschijning, als de rode draak. En ik zag hem het lichaam van een man in stukken breken, en hij maakte er een vrouw van, terwijl er een geesteswezen voortkwam. En Aton sprak aldus deze woorden : Eet dan van wat er gezegd wordt, en spuug het niet uit, maar verteer het, opdat de schat tot u zal komen. En Aton leerde dan wat zijn discipelen moesten verdragen om Zijnentwille. En Hij sprak tot zijn discipelen : Vult dan nu mijn tempelen en herbouwt deze. En Hij liet beelden maken van de goden, om ze in de tempelen te laten plaatsen. En de macht van deze tempelen werden groot. En zo kwamen er verschillende volkeren voort, genaamd de Atonieten en de Gezonieten. En de Gezonieten deden dan dienst in de tempel. En Aton zag dat het goed was. En de Gezonieten waren dan het priesterlijke geslacht van Aton. En de reizen van Sobek door de onderwereld werden opgetekend. En er kwam grote rust tot zijn volk.
Sobek Amduat
1.
De kamers van Nut
1. Het boek van de rondzwervingen van de Sobek door de onderwerelden. Waarheen moet ik dan gaan ? vroeg de Sobek aan Aton, de allerhoogste. 2.En Aton legde zijn hand op Sobek en sprak : Door de kamers van Nut zult gij gaan, totdat gij in de kamers van Isis vrij zult zijn. 3.Gij zult vele kamers moeten zien, en zo zult gij dan worden tot een klok. 4.Ja, uw wegen zult gij telkens weer moeten herhalen, maar het zal telkens anders zijn, want mijn hand van veranderingen rust op u. En Sobek nam een staf, en sloeg de rode deur open. 5.In de kamer van Nut sprongen lichte gestaltes op hen, die langer en langer werden, terwijl hij zwaarder en zwaarder werd. 6.Ja, tot Aton riep Hij, en Aton kwam Hem ter hulp. Zo heeft hij dan die Sobek heeft, Aton als hulp. 7.En een duif daalde neer op Sobek, en Aton sprak : Ziet dan hier, dit is de deur tot mij. En de aarde en de hemelen beefden, terwijl Aton deze woorden uitsprak. En een zwarte slang verscheen in duistere wolken. 8.Toen daalde een raaf op Sobek neer, en Sobek ging tot de tweede kamer van Nut. En daar zag hij, die zwaar was, Nut geschenken tot hem brengen, maar bereiken deden ze hem niet. 9.En Sobek begon te roepen, maar zij hoorde niet. Ja, toen riep Sobek tot Aton, en Aton kwam hem te hulp. Zo heeft dan hij die Sobek heeft, Aton als hulp. 10.En Anubis, de verzoener kwam voorwaarts, en verzoende Sobek met Nut. En Nut sprak : Hebt gij dan de deur geopend ? 11.Zalig zijt gij. En weer verscheen de zwarte slang in de wolken, en het begon te bliksemen. Toen had de Sobek toegang tot de derde kamer van Nut. En er was vuur dat daar brandde. En de draken van Nut waren daar, en zij was zelf draak. 12.En Sobek legde zijn handen tegen zijn voorhoofd, want er kwam een gouden band om zijn hoofd. En Nut sprak : Zalig zijn zij die de klem van Nut dragen, want zij zullen bevrijding kennen. 13.Wie mijn klem niet heeft, zal nooit echt vrij zijn. En Sobek kreeg vleugelen door de gouden klem, en Hij was met Nut in de lucht. 14.En toen werd de vierde kamer van Nut voor Sobek geopend, en Sobek werd als het goud. 15.En een nieuwe aarde kwam onder zijn voeten, en hij kreeg de staf van Geb.
De strijd tegen Anubis
16. Nu was het dan tijd om tot Shu te gaan, het oude. En het oude lag opgeborgen diep in de hemelen onder de aarde. 17.En zo ging hij dan met Nut door de kamers van Shu, totdat hij kwam in de kamers van Isis, en deze kamers waren vol van ijs. 18.En toen nam Nut de gouden klem van hem af en gaf hem de klem van ijs, de klem van Isis. En Sobek brulde, want hij was vrij. 19.Zo zijn er dan vele klemmen van de goden om tot vrijheid te leiden. En tot Sobek kwamen oude farao's om hem oude geschenken te brengen, en deze geschenken waren als ijs. 20.En het ijs was van zo'n kou dat het goddelijk was en als edelsteen. 21.En men noemde het 'echter'. En het echter dan was harder dan diamant, en het was taai en soepel. En Sobek werd bekleed met echter. 22.En Sobek werd als de sprekende. En toen werd Sobek geleid tot de tempel van David, waar het graf van David was. 23.En hij zag daar de Anubis zitten op de doodskist van koning David. En hij raakte in gevecht met Anubis over het lichaam van koning David, en hij overwon, en nam plaats op de doodskist. 24.'Ja, op deze kist zal ik rijden,' sprak de Sobek, 'op deze kist zal ik varen. Op deze kist heb ik toegang tot de kamers van Nut en de kamers van Neith.' 25.En een jaguar stond voor Sobek, en nam hem mee tot de kamers van Neith. En zij was als een brullende, spuwende vuur. 26.En Sobek kalmeerde haar. En Sobek stapte van de doodskist af, waarop hij had gereden, en opende de kist. 27.En de kist was als een ark, en paste precies in de nieuwe ark. Zo herbergt de kist van David dan vele geheimen, en vele boeken. 28.En Sobek ging op de ark zitten, en sprak : 'Op de ark zal ik zitten, op de ark zal ik gaan, als mijn voertuig door de kamers, ja, tot de diepste kamers van Neith zal ik gaan.' 29.Maar hij kreeg daar geen toegang. En Sobek vocht met de jaguar. Neith brulde en spuwde vuur. 30.Hij was niet gemachtigd om tot de diepere kamers van Neith te gaan. En ze vocht tegen hem als een leeuw. 31.Toen riep Sobek om Aton, en Aton kwam hem ter hulp, en ook Anubis kwam met Aton. En Anubis verzoende Sobek met Neith en de jaguar. 32.En Aton was als een rode straal, openende de deuren van de diepere kamers van Neith. 33.Hier stonden de graven van Mozes en van de engel Michael. En op de doodskist van Michael zat een zwarte hond, die geleek op een spin en een jaguar. 34.En weer moest Sobek vechten tegen Anubis. Anubis schreeuwde, terwijl Sobek werd als een dove. 35.Ditmaal kwam Aton hem niet te hulp, en het was alsof hij geheel was overgeleverd aan de wraak van Anubis. 36.En het gevecht ging door, drie lange nachten, totdat uiteindelijk Neith hem tegemoetkwam. Ze brulde tot Anubis en spuwde vuur, en uiteindelijk moest Anubis de doodskist loslaten. 37.En weer paste de doodskist precies in de nieuwe ark, en Sobek beklom hem. Zo zijn er dan vele geheime wapenen in de doodskist van Michael, en in de kist heerste diepe stilte. 38.En zo werd Sobek als de nieuwe ark en zijn muil als de hoeder van vele doodskisten. En als hij zijn mond opende kwam er vuur en ijs tevoorschijn. 39.En na drie lange nachten van doodse stilte kwam Aton als een rode straal van boven tot de ark, en er waren bliksemschichten.
De verzoening met Anubis
40.En toen Sobek in de volgende kamer van Neith kwam, viel weer een zwarte hond hem aan, en deze hond was als de dood zelf. 41.En Sobek was als verblind voor enige tijd. En Neith was er niet, en ook Aton niet. En uiteindelijk bevond hij zich in een doodskist die van hemzelf was, en de zwarte hond. 42.En hij rees tenslotte op als Sobek-Anubis. Ja, als een wolf was hij. In eenzaamheid groeide hij op. 43.En zo werd Sobek tot de oprijzende zon. En toen Sobek weer door de kamers van Nut ging, waren ze als twee lichtende insecten. 44.En Nut sprak tot Sobek als lichtend vuur. 45.En toen Sobek weer door de kamers van Shu ging, ging Nut met hem mee als de lichtende stem. 46.En toen zij uiteindelijk de kamers van Isis hadden bereikt, was Isis als een grijze hond, en zij zat daar in droefheid. Zij was in droefheid om wat Anubis haar had aangedaan. 47.En Sobek troostte haar. 'Al jaren bewaak ik de kamers van Re,' sprak zij. Maar nu was de toegang haar ontzegd. 48.En toen snelde ze tot haar grafkamers. En hier lagen de sarcofagen en dodenmaskers van vele farao's, en ook de doodskist van de engel Gabriel. 49.En Sobek verslond die allen. Uiteindelijk kwam ze bij haar eigen doodskist en graf, en ging erop zitten. Maar Sobek duwde haar weg en verslond haar graf, haar doodskist en alle schatten die er lagen. 50.Snel sprong ze op Sobek's rug en Sobek ging richting de kamers van Ra. Maar Ra, die als een vogel was, begon te krijsen. 51.Maar Sobek liet de straal van Aton op Ra neerdalen, en die gaf hem toegang. En zo ging Sobek met Isis op zijn rug door de tunnels en doorgangen van Ra, en kwam tot zijn kamers. 52.Hier waren de doodskisten van Jahweh, Christus, en vele engelen. Sobek slokte deze allen op, en was voor enige tijd ziek. 53.En weer moest hij strijden tegen Anubis. Ditmaal vochten Isis en Ra met hem mee. 54.Maar de strijd tegen Anubis was zwaar, en alle drie werden ze uit de kamers van Ra verdreven. En ook Ra werd tot een grijze hond. 55.En Ra en Isis waren zo aangedaan over wat Anubis hen had aangedaan, dat Sobek hen moest troosten, drie lange nachten. 56.En Sobek's troost was als de zachtheid zelve. Maar weer viel Anubis aan, en verdreef hen alle drie uit de kamers van Isis tot aan de kamers van Shu. 57.Maar Shu troostte hen alle drie en werd tot een lichtend en warmend vuur om hen heen. En ze vonden troost in de oude dingen van Shu. Maar Anubis viel weer aan, en ook Shu werd tot een grijze hond. 58.En ze werden allen verdreven tot de kamers van Nut. En Nut was bedroefd om dat wat Anubis hen had aangedaan, en veranderde ook in een grijze hond. 59.En Anubis dreef hen tot de kamers van Sobek, maar ook daar waren zwarte honden, en verder komen konden ze niet. 60.En weer werden ze gedreven door de kamers van Nut, door de kamers van Shu, door de kamers van Isis, door de kamers van Ra, tot aan de kamers van Neith. 61.En in de verte zagen ze Sobek's kamers weer, maar konden daar niet komen, want overal waren zwarte honden. 62.En toen werden ze weer teruggedreven, door de kamers van Ra, van Isis, van Shu en van Nut tot aan de kamers van Sobek. 63.En zo was de klok geworden als een gebroken cirkel, en ze gingen telkens voorwaarts en achterwaarts, terwijl het aantal zwarte honden leek te groeien. 64.Maar ook de kamers leken te groeien, en nieuwe kamers tussenin begonnen open te gaan. En uiteindelijk zakten ze door tot de kamers van Aton. 65.Anubis stond naast Aton, als een lange zwarte hond, en achter hen lag de doodskist van Anubis en Aton. 66.Weer raakte Sobek verblind, en uiteindelijk lag hij in deze doodskist, en rees op als Anat-Sobek. 67.En Aton verzoende Sobek met Anubis, met een dubbele verzoening. En een dubbele verzoening wordt niet snel verbroken. 68.En Sobek kreeg een klem van echter, de klem van Anubis. 69.En Sobek kwam dan tot de doodskist die alleen van Anubis was, en die zijn lichaam herborg. 70.En Sobek ging op de kist liggen. En op die kist stond ook een urn van Anubis. En Sobek dronk hieruit, en nam een sprong. 71.En deze sprong was zo ver dat hij op de doodskist van Aton alleen was gekomen. Ook hier stond een urn, die van Aton was, en Sobek, die Sebek was, dronk van deze. 72.En weer sprong Sobek zo ver, dat hij weer op de kist van Anubis lag. En Aton verzoende Sebek met Anubis drievoudig. 73.En de rode zon daalde tot Sebek neer, en kwam tussen zijn horens. En Aton sprak woorden tot de Sebek die niemand kon verstaan. 74.En aan Sebek werd macht gegeven woorden en boeken te zuiveren. 75.Ja, aan hem werd gegeven rechten en wetten te herschrijven, en hiertoe gebruikte hij een zilveren pen, een gouden pen, een rode pen en een bloedzilveren pen. 76.En de inkt was gemaakt van echter, en van het zuivere van de farao's. En zo herschreef Sebek de woorden der tijden en de boeken van het oude en heilige in één dag en één nacht. 77.En deze nacht werd genoemd de rode nacht, en deze nacht was zeer lang. 78.En na deze nacht kwam Aton tot Sebek en sloeg hem op de kaak. En Aton en Sebek werden verzoend vijfvoudig. 79.En Anubis werd door Aton en Sebek opgedragen om de aarde en alles wat daarop en daarin was te oordelen binnen een bepaalde tijd. 80.En haastig vluchtte Anubis tot de wereld, wetende dat hij weinig tijd had. 81.En Anubis' werk droeg veel vrucht, en Aton en Sebek waren trots op hem. Anubis kwam dan tot Maat, met een mand waarin hij de aarde droeg met al wat daarin was. 82.En Ammut kwam voorwaarts om de wereld te verslinden. 83.Maar Maat hield hem tegen. En Maat haalde dan het hart uit de wereld en legde het op een weegschaal. 84.En later legde zij ook de andere harten op deze weegschaal, en daarna hun andere organen. 85.En Sebek had haar wetten herschreven door de staf van Mozes en de staf van Jahweh. 86.En toen verzoende Aton Sebek met Maat als een zesvoudig sieraad. En Sobek begon te brullen, en vuur begon uit hem voort te komen om de aarde en alles wat daarop leefde en alles wat daarin en daaronder leefde te testen. 87.En weer werd Ammut opzij gedrukt, want ziet, hij was zeer hongerig. Maar toen hij dat wat van de weegschaal kwam niet mocht eten, begon hij Maat aan te vallen. 88.En zij vochten voor zeven lange dagen. En Sebek nam de weegschaal en bracht het in de handen van Aton om het te laten zuiveren. Maar de weegschaal maakte zich groot tegen Aton, en viel hem aan. 89.Maar Sebek nam een ijzeren pen en graveerde nieuwe letters in de weegschaal, en de weegschaal kwam tot rust, en droeg de stralen van Aton. 90. En Aton bracht klemmen van echter en het zalige van de farao's om de weegschaal, en de weegschaal begon te spreken.
De listen van Kauket
91. En de naam van de weegschaal was Zaine, en een slang genaamd Kauket was om haar heen gekronkeld. Zij kwam van de oerzee. 92. En Aton blies op de weegschaal en sloeg een gat in de bodem om er een rode snaar doorheen te trekken. Voortaan moest alles zo dun zijn als de rode snaar, anders zou het gegeten worden door Ammut. 93. En Aton trok de snaar door tot aan het plafond. Voortaan moest ook alles zo lang zijn als de rode snaar. 94. En toen verzoende Aton Maat met Ammut. En Thoth opende boeken, en begon te meten, te wegen en te schrijven. 95.En weer kwam Anubis tot Maat. Ditmaal met een mand gevuld met de sterren en een mand gevuld met de zon en de maan. 96.En Ammut had een klem om zijn muil, als de klem van Aton, en kon niet spreken, tenzij Aton het wilde. En ook eten kon hij niet, tenzij Aton het wilde. 97. En Kauket troostte Ammut, want deze had grote honger. En zij gaf hem vreemd brood. 98. En Ammut maakte zich groot tegen de sterren, maar Aton stak hem in zijn buik, en vele verslondenen werden verlost uit de buik van Ammut. 99. En Ammut ging in gevecht met Serket, de schorpioenenvrouw die de canopenvazen behoedde met de organen van de doden. 100. En Ammut overwon Serket voor enige tijd en begon uit haar vazen te eten. Maar uiteindelijk lokte Kauket Ammut weg met het vreemde brood. 101. En Ammut raakte verzadigd nu hij Serket had verslagen, en kwam tot rust bij het vreemde brood. 102. En de dieren der gewichten en afmetingen kwamen tot de hallen van Maat, en begonnen te eten dat wat van hen was. 103. En ook de temperaturen werden gemeten en het licht. En dat wat onder en boven de maat zat werd gegeten. 104. En zij die hongerig werden werden weggevoerd door Kauket. 105. En ook Ammut moest op de weegschaal komen, en daarna Maat, daarna Thoth, en daarna Anubis en alle goden en gediertes die in de hallen van Maat werkten. 106. Ook Aton en Sebek werden gewogen, en daarna alles wat nog buiten de hallen van Maat was. 107. Ja, elke dag moesten ze komen voor een heilige weging en een heilige meting. 108. Maar er waren enkele goden die niet gewogen en gemeten wilden worden, en zij werden door de listen van Kauket gelokt met het vreemde brood. 109. Maar er waren ook enkele goden die een oorlog begonnen tegen de plicht tot weging en meting. Zij dachten dat zij hierboven stonden. 110. En zij hadden een oorlog te voeren tegen Anubis en zijn zwarte honden. 111. En er werden nieuwe dodenboeken opgesteld, en er kwamen nieuwe helboeken. 112. En zo werd Anubis heer der hellen. En in de nacht kreeg hij drie koppen. Eén die at, één die sliep, en één die waakte. 113. Maar soms moest Kauket ook Anubis wegleiden met het vreemde brood. 114. En het as van hen die verbrand waren werd door rode banden tezamen gevoegd. Zij werden dan genoemd : de rode mummies, en zij woonden in urnen en leefden in de hellenrijken van Anubis. 115. Ja, zij waren dan zorgvuldig door hem gemummificeerd en ingegaan door uitvaartrituelen. Ook organen werden op die manier vaak gemummificeerd om tot de hellenrijken van Anubis te komen. 116. En zij die al lang in die hellenrijken leefden, veranderden 's nachts in honden. De rode honden werden zij genoemd, en zij hadden Anubis tot hun koning. 117. Zij die taken kregen in het dodenrijk veranderden daartoe in zwarte honden. 118. Er was slechts één plaats die dieper was dan de hel, en die plaats was genaamd delirium. Hier leefden de gele mummies die tot gele honden uitgroeiden. 119. Het was de plaats die zelfs Aton vreesde, want de profetieen zeiden dat hieruit iemand voort zou komen, die alle macht zou hebben op hemel en op aarde. 120. Deze zou dan voortkomen vanuit Aton, de allerhoogste. Aton, die God was van hemel en aarde, beschreven in het derde oude testament, zou plaats moeten maken voor Hem van het vierde oude testament. 121. En deze Zoon van Aton zou Aton's andere zoon, Anubis, maken tot koning der aarde. Ja, die Anubis zal de Ka zijn van de nieuwe koning van de deliriumrijken. 122. En dan zou Sobek worden tot de Ba van de nieuwe koning van de deliriumrijken, die de Zoon van Aton is. 123. En zo zullen dan Aton, Anubis en Sobek tezamen met de nieuwe koning van delirium een nieuwe viervuldigheid vormen.
2.
De Hellevaart
1. Initiaties in de tempel van Wadjet, zij die bitter is. Ik ben de cobra-godin van Beneden Egypte. Open nu je hart om mij te ontvangen. Leg je beide handen op je knieen, en adem dan in, heel diep en langzaam. 2. Jij kunt ook een rode hond worden, door mijn urn binnen te gaan. 3. De hellenrijken zijn dan om jezelf te zuiveren, als deel van jouw persoonlijke reis door de onderwereld. 4. Het is geen plaats waar slechte mensen naartoe gaan. Het is voor iedereen. Iedereen zal net als doodgaan de hellevaart moeten ondergaan, en het is goed om je daarop voor te bereiden. 5. Het is de plaats van zuivering. Adem in en stel je een piramide voor die tussen je longen zit. Adem weer in vanuit die piramide, en stel je voor dat je longen steeds verder van elkaar vandaan komen te liggen, terwijl de piramide helderder wordt en groeit. 6.Stel je nu voor dat de piramide met de punt naar beneden komt, terwijl er een oog in verschijnt. Adem dan weer in vanuit de piramide. 7.Stel je nu voor dat de piramide zwart wordt, en dat er een lichtgouden globe uit omhoog stijgt. Een gevleugelde cobra komt voort uit de globe. 8.Het is Horus-Sekhmet. Zij openen alle verborgen urnen van Wadjet. Zij omringen de urn van Horus-Sekhmet. 9. Alleen zij die ter helle zijn gevaren en de reis daar hebben voortgezet kunnen komen in het rijk van delirium, door de urn van Horus-Sekhmet. 10. In die urn zit een canopenvaas, waar een orgaan van Horus-Sekhmet zich bevindt. 11. In deze canopenvaas wordt een orgaan van jou gemummificeerd door een gele band, op zo'n manier dat je uitgroeit tot een gele mummie en daardoor in het rijk van delirium kunt komen. 12. Zij die daar veel tijd hebben doorgebracht, kunnen in gele honden veranderen. 13. De canopenvazen zijn doorgangen tot deze rijken. Zij worden bewaakt door de godin Serket, de schorpioenenvrouw. 14. Nu zijn er ook nog verborgen canopenvazen die beheert worden door een andere godin, de lichtoranje octopus. 15. Vaak leven deze twee godinnen op goede voet met elkaar, maar zo nu en dan hebben ze ook heftige ruzie. 16. Beiden staan ze bekend om hun grote geschreeuw, en ze zijn de brengers van ziekte. 17. Net zoals de hel is ziekte niet bedoeld om kwaad te doen, maar om te veranderen. 18. En zo is dan de staf van Horus-Sekmeth de staf der zaligheid, gedragen door de koningen van delirium.
Doodsliederen
1.
Nut's Delirium
1.Zij staat tussen de kandelaren, zij staat tussen jou en mij, zij staat tussen de kaken, waar jij verdween, op 't pad van satijn. 2.Koningen kennen hun draken, en jij kent jou schaakstukken. Het is dan tijd dat ik je bevrijd uit deze droom. 3.Ik breng jou tot de kamers van Nut's delirium, om bij te komen, om anders te dromen, anders dan je deed voorheen. 4.Ik breng jou tot de kamers van groot delirium, draai de dobbelsteen weer om, om van armoe in de hel te komen, dat kost een grote som. 5.De vlam van armoe is de vlam waaraan wij ons warmen, en haar kou leidt tot delirium, haar kou bestuurt ons lot. 6. En de kou tussen jou en mij, de delirium die stak mij, bracht mij naar het grote bos. Ik kende niet de overkant. 7.Ik wou dat ik de liefde kon sparen, tomeloos vloeit zij over, totdat delirium haar slaat, en de hel haar bitter maakt. Tot de dood zijn we gezonken.
8.Toen ik nog bij je was, dan zei ik weleens : Kun je dat nog eens herhalen, want ik wil dat ik je begrijp, maar je ging te snel. 9.Zij staat tussen de kandelaren, staande tussen jou en mij, het schaakbord hoog ophoudende, tussen de kaken waar jij verdween. 10.De schaakstukken bewegen vanzelf. 'T is tijd dat ik je bevrijd uit deze droom, ik breng jou tot de kamers van Nut's delirium, om bij te komen, weg te dromen, anders dan je deed voorheen. 11.Ik breng jou tot de kamers van groot delirium, waar de liefde het uit zal schreien, al die dingen die wij hebben verloren. 12.Zij komen hier, zij lopen over dromen, komen hier, waar zij tomeloos stromen, totdat de wind hen uit zal blazen, de bitterheid hen verdrijft. 13. Tot de dood zijn wij gezonken. Geen kracht om op te staan, geen kracht om tot elkaar te komen, waar de hel ons tot delirium leidt.
2.
Kracht in de nacht
1. Ik kan nergens heen, ik kan mij niet bewegen. De vervloeking eet mij, en waarom zou ik leven. In de woestijn ligt mijn ziel, hopeloos geworden, in de brandende nacht daar wacht zij, totdat de deuren van de hel opengaan. 2. Hel, de verlossing, uit 's werelds slavernij, niets om bang voor te zijn. 3. De hel als troost, ons onderdompelende in delirium. De flessen gaan open. Morgen zijn we vrij, zo vrij als een vogel, als vliegende cobra's en krokodillen. 4. Delirium na rouw, waar harten elkaar ontmoeten, in dromen zijn we vrij. Ik ben nu weg, maar morgen zie je mij terug.
5. Ik kan nergens heen, ik kan me niet bewegen. De armoe bracht mij hier, als de vlam der woestijn mij heeft bereikt, dan zal ik branden, als de vlam van delirium, gevende mij, kracht in de nacht, zeeen van kleuren, hoe lang heb ik hier op gewacht. 6. Land van mijn dromen, ster van de liefde, maar door bitterheid drijf ik steeds af, mijn armoe bouwt een graf. 7. Ik kan jou niet verstaan, je bent te ver weg. Als je mijn stem hoort moet je huilen, maar ik kom nooit meer terug. De bitterheid heeft mij weggenomen. 8. Ik sluit mijn oren nu voor je. Ik weet niet eens wie je bent. Ik geloof niet in een paradijs. Delirium bracht mij van de wijs. 9. Ik kan nergens heen, ik kan mij niet bewegen. De vlam van delirium, gevende mij, kracht in de nacht, zeeen van kleuren, hoe lang heb ik hier op gewacht. 10. Die kracht neemt mij nu mee. Door bitterheid drijf ik af. 11.Kracht in de nacht. Na de steek zag ik de sterren. Zeeen van kleuren, hoe lang heb ik hier op gewacht.
3.
Anubis-Ra
1.Zie je de koeienletters niet ? Wanneer ik je schrijf, vergeten doe je 't niet. Zie je dan niet de bomen door de letters ? 2.De bitterheid heeft me in 't graf gegoten, als oude regen na een lange dag. 't Onweert, ik ben de zwarte slang, verpakt in letters. 3.Zie je dan niet ? 'T is oorlog, haal je kop eens uit het zand. Ik ben de zwarte slang. 4.Ben je al vergeten wie ik ben ? Wat ik je schrijf vergeet je niet. Maar echt zien wat ik schrijf ? 5.Je durft niet in de diepte te kijken. Zie je dan niet de bommen door de letters ? 6.Het is mummificatie door Anubis-Ra. Zie je dan niet dat de dood je roept ? Ten helle varen zul je, dat is een ieders lot.
7.Zie je dan de koeienletters niet ? Wanneer ik graaf denk je het is het tikken van de vogels. 8.Jouw begrafenis ben ik al aan het regelen, dat is een ieders lot. Zie je dan niet de bomen door de letters ? 9.Je denkt ach 't is de sier van de wind. Maar ik ben je urn aan 't opmaken, mijn kind. 10. 't Onweert, ik ben de zwarte slang. Ik ben bijna bij je, het duurt niet al te lang. 11.Bereid jezelf voor, nu het nog kan. Lees dan over dood, hel en delirium, opdat het je op een dag niet zal overvallen. 12.Ik ben je al aan 't mummificeren. Ik ben Anubis-Ra. Het leven duurt maar kort.
Etsa
1.
Het Geheimenis van Anubis
1.En de Ba zal koning worden over de Ka, en dan zal de Khat, het lichaam, de koning worden over de Ba. En Sobek zal de Ba zijn van de nieuwe koning, en Aton zal de Khat zijn van de nieuwe koning, en Anubis zal de Ka zijn, de koning der aarde. 2.En de khu, de sahu, de akh en de ankh zullen aan hen onderworpen zijn. Zo zal dan de Khat grote macht hebben in het rijk van de koning. 3. Er zijn dan dertig rijken van het onderbewustzijn. Deze zijn de goden. Het eerste rijk is Mahel-Neith, het tweede rijk is Mahel-Nut, het derde rijk is Mahel-Mattina, het vierde rijk is Bussel. Het vijfde rijk is Bussel-Neith, het zesde rijk is Bussel-Nut, het zevende rijk is Bussel-Sobek, het achtste rijk is Bussel-Nun, het negende rijk is Bussel-Kuk, het tiende rijk is Bussel-Kauket. 4. Het elfde rijk is Mahes-Bul, het twaalfde rijk is Mahes-Neith, het dertiende rijk is Mahes-Nut, het veertiende rijk is Mahes-Alt, het vijftiende rijk is Mahes-Chapman, het zestiende rijk is Mahes-Materia. 5. Het zeventiende rijk is Eersth-Meret, het achtiende rijk is Eersth-Mehereth, het negentiende rijk is Eersth-Marot. Het twintigste rijk is Eersth-Huh, het tweeentwintigste rijk is Eersth-Haunet. Het drieentwintigste rijk is Eersth-Hauhet. 6.Het vierentwintigste rijk is Eersth-Naunet, en het vijfentwintigste rijk is Eersth-Amaunet. Het zessentwintigste rijk is Eersth-Mut, en het zevenentwintigste rijk is Eersth-Muth. Het achtentwintigste rijk is Benshalen. Het negenentwintigste rijk is Benshalen-Neith, en het dertigste rijk is Benshalen-Nut. 7. En gij zult dalen tot de diepsten der onderbewustzijnen om uw kronen en schatten te vinden. Zo is dan Anubis uitgeworpen uit de onderbewustzijnen. 8. Laat dan hij die heer van de dood is dat blijven, en laat iemand anders heer zijn der onderbewustzijnen, en deze heer is Sobek, en zijn engelen zijn Nut en Neith. En hij heeft zijn raven, Etsa en Maritsa uitgezonden. 9. Ja, zij brengen dan troost tot het bewustzijn, dat omhuld is door het onderbewustzijn. 10. Laat dan Nut hen voortleiden, om het bewustzijn te veranderen. 11. En zo zijn er dan achtentwintig lagen van het bewustzijn. En de eerste laag is Sobek-Ra, de tweede laag is Nut-Ra, de derde laag is Anubis-Ra, de vierde laag is Anubis-Nut, de vijfde laag is Anubis-Neith. 12. De zesde laag is dan Etsa-Ra, de zevende laag is dan Etsa-Maritsa, de achtste laag is dan Etsa-Anubis. De negende laag is dan Etsa-Maritte, de tiende laag is dan Etsa-Apres. De tiende laag is dan Etsa-Maroen, de elfde laag is dan Etsa-Monaride. De twaalfde laag is Etsa-Vaai, de dertiende laag is dan Etsa-Marentes. 13.De veertiende laag is dan Etsa-Nut, en de vijftiende laag is dan Etsa-Nur. De zestiende laag is Etsa-Neith, de zeventiende laag is dan Etsa-Kauket. De achtiende laag is Etsa-Zaine, de negentiende laag is Etsa-Mondaga. De twintigste laag is Etsa-Mespels, de eenentwintigste laag is Etsa-Sonder. 14. De tweeentwintigste laag is Etsa-Lokogamen en de drieentwintigste laag is Etsa-Sepanda. De vierentwintigste laag is Etsa-Mar, de vijfentwintigste laag is Etsa-Ravalon-Madok, de zessentwintigste laag is Etsa-Izu. De zevenentwintigste laag is Etsa-Abhertahnen, en de achtentwintigste laag is Etsa-Brannan. 15. En zo is dan Etsa de heer der bewustzijnen. En ziet, hij zal Anubis geheel uitwerpen. 16. Want een hond om uit te werpen is Anubis, en hij zal in de avond terugkeren om rust te zoeken. 17. En voor de tweede maal uitgeworpen zal hij voor u strijden. Ja, met Wepwawet zal hij staan, om geheime delen te bijten. Hij is de zwarte hond. 18. Want hij is volkomen eigendom van Etsa, en wordt steeds volkomen tot de eer en trots van Etsa uitgezonden, om nieuwe steden te bouwen. 19. Weest dan bevreesd en benauwd, oh volk zonder stad, want Anubis is tot u uitgezonden, wetende dat zijn tijd kort is. 20. Wee u, oh zee en aarde, gij die dan zijt zonder een enkele stadsmuur. Want de zwarte hond is in grimmigheid naar u op zoek. 21. Wee u, afgedwaalde Egyptenaren, want de zwarte hond zal u terugbrengen naar uw plaats, en daarvan tekenen bijten in uw nek. 22. Gij afgedwaalden, keert weder, want ziet, de Anubis is tot u uitgezonden, om het verlorene te vinden. 23. Zij die dan Anubis getrouw zijn, vrezen niet. Want hij zal u brengen tot Etsa. En gij zult de oude schilderijen zien, waardoor gij kunt wegvluchten. 24. Ja, want een tijd van vluchten en wederkeren is het. Gij hebt dan net genoeg energie en tijd gekregen om uw werk te doen. Klaag dan niet. 25. Gij hebt dan net genoeg warmte gekregen, en net genoeg kou. Wederom : Klaag dan niet. 26. Gij hebt net genoeg klederen, en net genoeg te eten. Maak dan van het kleine iets groots. 27. Gij zult dan aan Etsa niet twijfelen, hij die de heer der voorzieningen is. En al zou hij u voorzien met armoe, beschouw het als het grootste geschenk. 28. Ja, volg de armoe na, opdat gij de Etsa zult kunnen volgen en zult kunnen schilderen. Gij kunt dan nieuwe werelden schilderen met uw armoe. Zij die rijk zijn kunnen niet veranderen. 29. Toch heeft Etsa u dan veel rijkdom gegeven. Bouw daarmee uw tempelen voor hem, en verspil het niet aan tijdelijke dingen. 30. Bouw dan aan het eeuwige koninkrijk, dan zal Etsa u zijn staf geven. 31. Denkt dan niet dat u van zulk een hoogte zijt gevallen. Want wat diepte en hoogte is bepale hij. 32. En ziet : hij zal dan tronen op de hoogtes van Izu.
2.
Woorden van Troost
1. Gij hebt dan adem vanuit uw onderbewustzijnen, waar de schatten van uw identiteit en verleden liggen. Ja, hier kunt gij de goden ontmoeten. 2. Indien gij in Hem blijft, zult gij de trots en eer der karsuiken ontvangen, en zult gij gaan tot de karazuur. 3. Zij die dan rillen van de kou van het leven, en het omslaan van de zon : Houdt goede moed, want zo houdt gij contact met de goden die van een andere orde zijn. 4. Gij leert dan golven als de vissen en de slangen, en gij leert u te strekken als de panters, opdat gij in leven zult blijven. 5. Zij die dan de zon niet vrezen en zijn disken, ziet, zij zijn reeds dood. Voor eeuwig zullen zij vergaan. 6. Zij die aan Etsa vasthouden, en aan zijn staf, zullen door hyperventilatie een nieuw leven ingaan. 7. Zij die aan spasme lijden : Zalig zijt gij, want gij kent de bewegingen der goden. Weet dan dat dit de bewegingen der dieren zijn. Ziet, gij moet weer dierlijk worden. 8. Zij die aan epilepsie lijden : Zalig zijt gij, want gij zijt middelaars tussen de goden en het leven.
Namen der doodskisten
9.En dit zijn namen der doodskisten : Trideria dan is de doodskist van koning David. Biskidde is dan de naam van de doodskist van de aartsengel Michael, Kmer is de doodskist van de richter Simson. 10.Zo is dan Adaka de doodskist van de profeet Daniel. En deze vier zijn dan de wereldschepen. 11.De Etsa dan is de doodskist van koning Jozef, die onderkoning van Egypte werd. De Maritsa dan is de doodskist van koning Herodes. 12.De Anubis is dan de doodskist van Absalom. Zo is dan Sobek de doodskist van koning Saul. Zo is dan Sekhmet de doodskist van Mozes, en Nut is de doodskist van koning Salomo. 13. Neith is dan de doodskist van de profeet Nathan, en Nun is de doodskist van Batseba. 14. Kuk is dan de doodskist van Jakob, en Kauket is de doodskist van Rachel. Naunet is de doodskist van Ruben. Aton is de doodskist van Juda. Zo is dan Re de doodskist van Levi, en Thoth de doodskist van Dan. 15. Isis dan is de doodskist van Izebel, en Shu de doodskist van Achab. Osiris is de doodskist van Benjamin, en Horus is de doodskist van koning Hizkia. 16. Maat is dan de doodskist van Jeremia, en Ammut is de doodskist van Elia. 17. Emelis Shatau is de doodskist van Petrus. Ravalon Madok is de doodskist van Mattheus, de leeuw. 18. Matadok is de doodskist van Maleachi. Izu is dan de doodskist van Jahweh. Brannan dan is de doodskist van Christus. 19. Laprakod is de doodskist van Esau, en Perlottia is de doodskist van Goliath. Lapondria is de doodskist van Pilatus. Zo is dan Lapsalvania de doodskist van Paulus. 20. Abdal dan is de doodskist van Aser. Maasdo is de doodskist van Jozua. Kabbernal is de doodskist van de aartsengel Gabriel. 21. Metensia is de doodskist van de vrouw van Potifar. 22. Mura dan is de doodskist van Samuel, en Marion is de doodskist van Abraham. 23. Zo is dan Matas de doodskist van Izaak, en Eminius de doodskist van Chanun. Zo is dan Sartarus de doodskist van de aartsengel Rafael. 24. En Zoekru is dan de doodskist van de aartsengel Uriel. En Elmiko is dan de doodskist van Abner, de legeroverste van Saul. 25. Zo is dan Oko de doodskist van Abel, en Vatille de doodskist van Isaschar. 26.Zo is dan Vatex de doodskist van Naftali, en Elma de doodskist van Simeon. Ets is dan de doodskist van Zebulon. 27.Tamille is dan de doodskist van Joab, de legeroverste van David, en Tabulle is de doodskist van Gad. 28.De Esmeralda is dan het graf van Abjatar, priester van David, en de Roze Verbinding is dan het graf van Sadok, priester van David. 29. Lokogamen is dan de doodskist van Asaf. Zurastael is dan de doodskist van de profeet Gad, van David. Zo is dan de Talgamen de doodskist van Noach, en tevens de heilige beker van Christus. 30. Bilmageln is dan de doodskist van Andreas. Benmaten is dan de doodskist van Jakobus. Zo is dan Sarhem de doodskist van Filippus en Mokmos de doodskist van Tomas. Narzia dan is de doodskist van Johannes, en Spricht is de doodskist van Marcus. Zo is dan Zetdonia de doodskist van Simon de Zeloot, en Torhan de doodskist van Lucas. 31. De Johan dan is de doodskist van Bartholomeus. De Michai is dan de doodskist van Amos. De Herman is dan de doodskist van Ezechiel. De Maser is dan de doodskist van Obadja. De Peter is dan de doodskist van Habakuk. 32. De Jozef is dan de doodskist van de Sefanja. De Dezer is dan de doodskist van Zacharia, de Jezel de doodskist van Amos. De Criptus is dan de doodskist van Jona, en de Sarhah is dan de doodskist van Haggai. Zo is dan Renok de doodskist van Nahum, en zo is dan Jethra de doodskist van Jesaja. 33. En zo is dan Marcia de doodskist van Hosea. En Melissa is de doodskist van Isai. Zo is dan Daphne de doodskist van Sarai, zij die gelachen heeft. 34. Zo is dan Santra de doodskist van Mattias. Akra dan is de doodskist van Stefanus. Zo is dan Lakus de doodskist van Cham, zoon van Noach. Bristal is dan de doodskist van Aaron, en Brival is dan de doodskist van Miriam.
3.
De Derde Opstanding
1.En zo is dan Tifiaf de doodskist van de Heilige Geest. En zo zal dan Tifiaf's naam groot worden, want deze is het die ons heeft uitgeleid. 2.Ja, Hij is het die de derde geest, de derde ziel en het derde vlees heeft geopend. Met het derde kruis heeft hij geslagen, en zo zijn dan de karmozijnen van het derde met Hem. 3.Ja, ook de Karazuur van het derde volgt Hem op de voet. 4.En zo is dan de derde Heilige Geest door zijn handen gevloeid, en is Hij als een wever geweest. 5.Hij is het dan die de Heilige Tempel van het Derde, en de Derde Ark heeft opgericht. En zo is dan de derde geest onderworpen aan de derde ziel, en de derde ziel is onderworpen aan het derde vlees. 6.En zo is dan de derde Heilige Geest gekomen, om de irammen op te doen rijzen als de nieuwe adem. 7.Ja, en zij beschermen de adem, zoals scarabeeen de harten beschermen. 8.En zij zijn dan opgesteld aan de voeten van de derde ark. Heilig zijn zij. En zo is dan de heilige Derde Christus gekomen, oprijzende vanuit het Derde Kruis. 9.Ja, Hij is het die de muren van het oude van elkaar heeft gedrukt. En zo heeft dan de Derde Christus het derde vlees aanbeden. 10.En zo heeft de Derde Jahweh de derde ziel aanbeden. Ja, gij zijt dan thans genaderd tot het Derde Jeruzalem, waar de Tweede Ra zal tronen. 11.Gij dan allen zijt genaderd tot het Tweede Egypte, en het Derde, gij allen die uit het derde graf zijn opgerezen. Zalig zij die thans deelhebben aan de derde opstanding. 12.Het derde paradijs is thans aan de voeten van Egypte gekomen, en zij heeft haar met beide handen aangenomen. Zo zult gij dan allen die de Derde Christus volgen, priesters zijn van het derde. 13.En de engelen van het derde zullen u leiden naar diepe bronnen. 14.Geef dan de moed niet op, gij allen die beproefd worden, maar houdt het lijden vast, opdat het derde bij u aanspoele.
De Derde Alverzoening
15. Zo zal dan de Tweede Ra tronen in het Derde Jeruzalem, en ook hij zal de irammen aanbidden, daar zij de nieuwe adem zijn. 16. En de derde geest zal uitspruiten en uitbloeien in de tempel. En zij zal zijn als de verborgen kamer. 17. Streeft dan naar de uitstorting van de Derde Geest, opdat gij in haar vrijheid zult vinden. 18. Acht dan de koorden van gebondenheid niet gering, daar zij u leiden. 19. Zo zult gij dan ook komen tot de Tweede Isis, zij die het ijs en het echter draagt, en zij zal u vrijmaken van oude ketenen, opdat gij de ketenen van het derde zult ontvangen. 20. Hecht u dan niet aan een mens, want gij weet dat een mens verderfelijk is. 21. Streeft dan naar de verlichting die in de Derde Christus is, en hoe zoudt gij die verlichting bereiken en ontvangen, zonder deze in de duisternis te zoeken ? 22. Daalt dan af tot de diepste duisternissen, om de heilige weg der zaligheid te vinden. 23. Gij die dan vrijgekomen zijt in uw derde geest, die de verborgen geest is, gij bent tot uw derde lichaam genaderd, het lichaam dat Tifiaf aanbidt. 24. Zo zult gij u dan uitstrekken om op te gaan tot de Derde Heilige Ziel, als het voertuig en de zetel van uw lichaam. 25. En zo zijn dan de irammen als heilige vlammen die het lichaam dragen en de Tifiaf. 26. En zij zijn het die de derde karmozijnen aanvuren. Ja, de derde brokaten hebben zij afgemeten, en de derde nachtlatijnen ondergedompeld in het heilige derde water. 27. De derde Michael is aan de zijde gesteld van het volk in grote verdrukking, waarvan gij wist dat het zou komen. 28. Want gij allen zult ingaan door grote verdrukkingen, door de derde alverzoening. 29. En zo is dan alle alverzoening in Egypte, waar de doden niet vergeten worden, maar omringd worden met zorg.
4.
De Derde Tempelen
1. Zalig zijn zij die vleesgeworden zijn in Tifiaf, want ziet, zij dragen het derde vlees. Zo is dan de derde alverzoening verlichting voor uw zielen, en een verkwikking van uw geest. 2. Gij bent dan door het derde kruis geslagen, opdat gij de hellenreis zou maken, waardoor gij de derde zaligheid zou bereiken, en de bronnen van delirium. 3. Zonder het derde kruis zoudt gij dan niet de slavernij der wereld kunnen ontkomen. Het derde kruis heeft u dan geleid tot een heilige slavernij, om uw zielen tot verlichting te brengen, door de derde alverzoening. 4. En zo draagt thans het derde kruis dan meer eeuwigheden dan het tweede. 5. Zo hebt gij dan in het derde kruis rijkelijk toegang tot het eeuwige kruis en het langste kruis, waarop de irammen rijden, als de spoorwegen des kruizes. 6. En zo zijn dan de engelen van het derde : de irammen, de wiktunetten, de scarabeeen, de canopen, hen van de derde karazuur, en zij zullen u leiden tot de tempel van de Derde David. 7. Zo is dan de tempel van de derde simson, daar waar vuur en ijs tezamen komt. 8. Zo is dan de tempel van de Derde Mozes het domein der slangen, en zo is dan de tempel van de derde Abraham daar waar water en mos tezamen komt. 9. De tempel van de derde samuel is dan het licht der rozen, en de tempel van de derde petrus is de schuur der cobra's. 10. Zo is dan de tempel van de derde paulus de plaats der konijnen, en deze konijnen zijn wild. 11. De tempelen dan van de derde christus zijn dan als het hooi, het gedroogde gras en het graan. 12. In het derde kruis hebt gij zo rijkelijk toegang tot zulke tempelen, en tot de altaren van het derde.
Schilden van de Derde Christus
13. En zo is dan de harab de beschermer van het hart van de Derde Christus, en de perewulschen zijn de beschermers van zijn longen. 14.Zo is de kiwat de beschermer van zijn maag en ingewanden en de kiwab de beschermer van zijn hersenen. 15.Zo zijn de kolochten de beschermers van zijn mond en spraak en de achubben de beschermers van zijn slikken en ademen. 16. Zo zijn de munessen de beschermers van zijn ogen, en de milabben de beschermers van zijn oren. 17. De mikatischin is dan de beschermer van zijn neus, en intieme delen. De onktwono is de beschermer van zijn aars en zijn ruggegraat.
5.
Het Davidskruis
1.En zij dan die het derde davids-kruis volgen, hebben een levende getuige, die voor hen zal spreken in de dodenzaal des oordeels. Ja, en deze muren zijn marmer. 2.Zo hebben dan zij die de derde davids-doornenkroon dragen eeuwigheids-waarde binnenin, en niemand zal hen roven uit de vaders hand, terwijl zij door de moederhand worden geleid. 3.Zo zijn dan zij die de derde voetspijkers van de derde david dragen tot het eeuwige en zalige kruis genaderd, en ziet, zij zijn wild. Zij zijn door armoede dronken geworden. 4.Toon mij dan de derde handspijkers van de derde david en zijn derde speer, opdat de vogelen van het derde davidskruis tot u komen, en zij van het derde canopenkruis van david. 5.En gij zult de derde Uria zien staan in de deur der hemelen, en de derde Batseba in de andere deur der hemelen. En zo zult gij tot de derde hemel gaan. 6.Hebt dan moed, allen die door de derde hel zijn gegaan met doorgebrande sandalen, want het derde Jozefskruis zal over u komen, om u op te doen rijzen tot zijn put. 7.Strekt dan uw polsen uit opdat zij door de derde Jozefsketenen gebonden worden. Zo zult gij net als hem koning van Egypte zijn. Veracht het lijden dan niet, maar zoek haar naarstig, en verzamelt haar als goede oogst. 8.Zo zal dan de derde jozefsdoornenkroon u tot kroon worden, en haar vogelen zullen u voorzeker tot heil brengen, en tot het derde boek des levens. 9.De derde jozefspijkers in handen en voeten zullen u leiden tot waterige bronnen, gij dan die het derde en eeuwige bloed van jozef en david aanbidt. 10.En ziet dan, het derde davidskruis is dan het canopenkruis, als het kruis van verzameling. En ziet dan, het derde kruis is als het eeuwige kruis.
Tifiaf
1.
Egyptisch-Communistisch Betoog
1. Isis, Isis, lopende in de nacht, met ijs in haar handen, met ijs op haar schouders. Sneeuw in de nacht, brandend ijs, en Isis, wandelende over het water. Sekhmet, Sekhmet, in duisternis zit zij, waar de kandelaar uit voortkomt, zij hoort al het geschrei. 2. Ra, Ra, tot de schat der woestijn zijt gij gekomen, waar vogels opstijgen, waar ladders neerdalen. Als een ladders des hemels is hij. 3. Osiris, Osiris, degene die ik bemin, degene die het zwaard van Tifiaf draagt. Hij is het die de morgenstond opvangt in zijn armen, en langzaam loopt hij met zijn vrouw, naar 't koele baden. 4. Deze cavia's van hout, is wat mij nu nog benauwd, als ratten gingen zij over de brug, totdat één van hen viel, en toen vielen zij al, maar in Tifiaf zijn zij nu aangekomen, als een wonder van de morgenstond. 5. Als gouden sigaren kwamen zij tot mij, om mij te benauwen. 't Morgenrood is mij als goud, ja, Tifiaf is gekomen, ja, Tifiaf is gekomen. 5. Zeg me wat jou nu nog benauwd, het is alleen maar volgen, en zij volgen mij, volgen en zij volgen mij. Osiris uit het water gekomen, dragende de zon in zijn schoot, en tussen zijn armen, als een bal van vuur, 't ochtendgloren, doet mij bekoren. 6. Ik heb het niet verloren. Ik zal het niet verliezen. Ik zal niet gaan, ik zal niet komen, ik zal alleen maar dromen. Dromen op mijn plek. Ik hoef niets te raken of geraakt worden. 't is goed zo. Dit is mijn plek. 7. Wegen van genade als een dromenpubliek. Er is niets waar ik me voor moet schamen. Er is niets om genade voor te moeten hebben. Dit is mijn weg. 8. Vergeving is het land achter mij. Er is niets te vergeven. Alleen een vlam draagt mij. In Tifiaf ben ik. Ik hoef niet te gaan, en ik hoef niet te komen.
9. Dit is mijn plek, geen vergeving of genade van node. Dit is mijn plek, ik moet niks. Niemand kan mij nog benauwen, alleen dat wat ik volg, en wat mij volgt. 10. Volgen en gevolgen worden, geen genade, geen vergeving, alles doe ik naar eigen keuze, naar eigen geweten, gedragen in de armen van Osiris. 11. Door de straten van de Anubis heen, op de rug van de Sebek, tot Aton te gaan, is te beseffen dat je in Tifiaf bent. Niet om te komen, niet om te gaan. 12. Geen vergeving, geen genade, want dat is allang achterhaald, allang achter mij gekomen. Toe, achtervolg mij niet meer. Ik bepaal wie mij volgt. Dat ben ik zelf, als de schaduw van een verleden, als de paradox van een held. 13. En nu nog de symmetrie en de asymmetrie, om telkens weer te vluchten tot het beseffen en de herinnering aan Tifiaf diep binnenin. 14. Het is al tastbaar, echt dichtbij, als de scarabee van mijn vinger, als de scarabee van het zijn. 15. Mijn Khat is nu hier, omdat ik besef dat hij hier is, maar hij was er altijd al. 16. De benauwende plek, Tifiaf, het besef wankelt nog. Maar ik ben krachtig genoeg om daar te komen waar ik al ben. 17. Ik moet het alleen geloven, als gedrukt in mijn vlees, waar mijn oog op valt. Ik heb de strijd gestreden. 18. Ik geloof in overwinning, altijd is het daar. Je sprak : Ik had verloren, en dat was de grootste overwinning. Geef mij het besef, wat ik eigenlijk al heb. Zo diep binnenin, maar ook zo dichtbij, aan mijn Khat. 19. Ja, ook mijn sahu is onderworpen aan mijn khat. Geloof je dat ? 't is zo dichtbij ik kan het zien en voelen, ik kan het beseffen. Tifiaf aan mijn hand, mijn eigen lichaam. Mijn zelf, ja, dat ben ik.
20.Ga weg, al gij dienstknechten van genade. Ik heb niet gezondigd. Ik heb niet het gevoel dat ik iets mis heb gedaan. 21.Ga weg van mij, al gij dienstknechten van vergeving. Ik ben mijn eigen rechter. Ga weg, oh politiek, gij bent een hok vol sectes. 22.Ik ben een mens en een god van anarchie, en communisme in vele lagen. Laat iedereen dan zichzelf berechten. 23.In Tifiaf ben ik aangekomen, terwijl ik daar al was. Ik besefte het slechts. Maar komen en gaan bestaat niet. 24.Slechts ons bewustzijn beweegt. Ik heb een nieuw bewustzijn ontvangen. Nu lijkt het alsof ik in een nieuwe wereld leef. 25.Maar ik was hier altijd al. Ik heb mijn Khat gevoeld en tot mij genomen, als krijgen wat ik al heb. Is het leven niet altijd zo ? 26.Ik moet worden wie ik ben. Vergeving en genade is niet de weg, want dan neemt iemand anders mij weg. Ik moet verlicht zijn, anders duwen ze mij in duisternis.
27.Ik ben krachteloos, en kan niks incasseren. Dagenlang denk ik na over wat een mens mij zei. Er zijn wel betere dingen om mijn hoofd over te breken. 28.Ik heb geen weerstand, geen tussenlaag, als bloot in een gevaarlijk oerwoud, kruip ik als een slang over 't mos, schichtig, want de dood ligt op de loer. 29.Ik ga elke dag dood, daal ik in de dieptes, tot een plaats waar ik niet meer doodgaan kan, als de eeuwige dood. 30.Ik wordt elke dag gestoken, totdat ik niet meer gestoken kan worden. Ik ben er nog niet, ik voel het nog steeds, of zijn dat hen die mij volgen, en hen die ik volg, kan ik mij hieruit niet losbreken ? 31.Maar ik ben op weg. Ik kom er wel, als ik besef er is geen komen meer en geen gaan. Ik nestel mij, ook worstel ik, maar het besef en de herinnering doet alles verstommen.
32.Ik moet alles maar accepteren, als de onontkomelijke weg tot verlichting. Elke stap die ik zet, zo velen hebben die stap gezet. In dat zijn wij allen één, als een spiritueel communisme, een communistisch lijdenskruis. Het kost wat om in Tifiaf te zijn. Voetstap voor voetstap, nader ik, tot mijzelf, alleen mijn besef moest nog komen. 33. Een communistisch koninkrijk, in vele lagen, zal de weerstand ooit weer rijzen, met al z'n tussenlagen, als de zachte vliezen die de schok opvangen. 34. Besef het, 't is al gebeurd, in 't verleden ligt de sleutel. Tot de derde alverzoening, tot de derde opstanding, tot het eeuwige kruis. 35. De stem van het verleden, smeekt om te worden ontleden. Een communistisch lijdenskruis, een communistische doornenkroon, en het spotkleed niet te vergeten, dat leidde ons tot de communistische troon. 36. Anarchie vindt elke verzadiging daar, anarchie bladert door alle boeken, om het communistische zwaard te vinden, een communistische kandelaar. 37. Egyptische goden houden de cirkel vast, totdat het anarchistische vuur de banden breekt. Zinken tot een duistere nacht, waar een eerste vlam zich heeft ontworsteld, allen volgen zij. Ja, Tifiaf herinneren wij. 38. Communisme maakt ons vrij van de voet van het kapitalisme, van al die politieke sectes die ons door democratie hebben overgeleverd aan de meerderheid. 39. Laat een goede communistische en anarchistische dictator komen, die ons onderwerpt aan gelijkheid en gelijke rechten. 40. Zo een dictator is als de Egyptische god in Tifiaf zijn besef hebbende.
41. Wij zien uit naar een Egyptische dictator, die ons vrijzet, die ons geeft wat we hebben, die ons besef bijbrengt, ons doet herinneren. 42. Wij zien uit naar een Egyptische dictator, die ons verlost uit de moordende democratie van een bloedlustige meerderheid. 43. Geen meerderheid, maar gelijkheid is wat wij willen zien.
2.
Slotrede
1. Communistisch kruis, de zegen, de doornenkroon heeft ons hier geleid. Wij hadden niets meer om te eten, maar nu is overvloed ons deel, want communistische opstanding verspreid haar gaven rijk, gedreven door de meerderheid onderworpen aan gelijkheid, als gelijke gerechtigheid. 2. De democratische dictator is nu gevallen, als een secte is hij nu, als een wederzijdse ontmaskering. Dat weten we nu. 3. Communistisch kruis, communistische zegen, de democratische leugen is gevallen als het democratische kapitalisme. Als er dan democratie moet zijn, dan is zij onderworpen aan het communisme en de anarchie. 4. Want gelijke rechten hebben wij allemaal, diep binnenin, en de khat spreekt, en is te zien, zo dichtbij. Communisme duurt in eeuwigheid, want als er één valt vallen wij allemaal. Als er één opstaat, staan wij allen op. 5. De zegen dient zich aan, in communistische taal. Tifiaf, de banden doorgesneden. Isis, Isis, lopen wij, over water, over het grote wij. Osiris, dient de zonnen op, in zijn armen zijn wij, dragende gouden pilaren. Ra, Ra, steeds komen wij, totdat wij besef hebben. 6. Egyptische zegen, als wezen van droefenis, strekkende de armen todat alles gelijk is. 7. In de derde alverzoening, vinden wij onze naam. Tot Tifiaf gekomen, totdat wij besef hebben. Wij zijn alreeds daar.
II Tifiaf
1.
Het Kruis van Egypte
1. Zo is dan het kruis van Ra tot ons gekomen, als het kruis van Egypte, en zo ook het kruis van Sekhmet en haar doornenkroon. 2. Het kruis van Isis hebben wij dan niet veracht, en het spotkleed hebben wij gedragen. 3. Zo hebben wij dan tot volheid gebracht het kruis van Sebek, en zijn wij tot in de kamers van zijn dubbele doornenkroon gekomen. 4. Ja, het kruis van Egypte is ons tot zwaard, waarmee wij over ravijnen springen. En als wij het gebieden tot brug, dan zij het zo. 5. Het levendgevende bloed van Ra strome dan door onze botten, en zo ook het levendgevende bloed van Horus, opdat wij hun kruizen dragen, en hun doornenkronen. 6. En zo is dan het derde kruis een Egyptisch kruis, vanwaaruit het eeuwig bloed stroomt, als een waardig mengsel van Aton en Serket. 7. Zij dan die het kruis van Khnum hebben afgedaald zijn tot aan de bronnen van het zachte gekomen, en ziet, zij drinken van de melk der goden. 8. En zo is dan het kruis van Khnum tot een weg der edelen, en ziet, zij zijn dan allen maagden. 9. Zalig zijn dan zij die met Sekhmet troost hebben gebracht aan het hart van Khnum, de zachte ram. 10. Ja, wijsheid is voor hen bestemd die de doornenkroon van Khnum dragen, en zijn spotkleed. Ja, de vogelen van zijn kruis zullen voorzeker tot deze zulken komen. 11. Gij dan vindt gerechtigheid door het kruis van Khnum, en zijn spijkers, en gij zult onschuld vinden door zijn speer. 12. Zo is dan hij die zoveel onrecht heeft geleden, rijp geworden tot recht. 13. Daarom houden wij ook niet op om het kostbare kruis en bloed van Khnum te aanbidden, en dragen wij hem in onze khat. 14. Zo strome dan het eeuwig bloed van Khnum door onze khat en ons hart, daar wij in lijden en sterven met hem ééngeworden zijn. 15. Zo zullen wij dan ook niet ophouden om Khnum voor het aangezicht van Sebek en Aton te brengen. 16. Ja, ook de beeltenis van zijn muis staat in onze tempel, en hij dan is geborgen in Tifiaf. 17. Duizendvoudige lof komt tot hen die zulk een Khnum dragen, en zijn kruis. Zalig ook hen die tot het graf van Khnum gekomen zijn, en zijn doodskist hebben gekust. 18. Kust dan de zoon, opdat hij niet toorne. Want hij draagt de Goddelijke speer.
2.
Egyptisch Getsemané en Golgotha
1. Ook zijt gij genaderd tot het kruis van Izu en Tifiaf, en zij worden bewaakt door slangen. 2. Zij dan die het kruis van Egypte dragen kunnen dichterbij komen. En dit kruis is eeuwig, als de staf der zaligheid. 3. Leert dan de Egyptische voorwerpen des kruizes kennen, als de Egyptische kaprunnen, opdat gij niet onderweg teruggewezen worde. 4. Komt dan naderbij tot de Egyptische gaven des vlezes, en tot haar vruchten, opdat het eeuwige bloed van Egypte door u strome. 5. Laat u dan voeren tot het Egyptische Getsemané en het Egyptische Golgotha, opdat uw vlees Egyptisch zal zijn in Tifiaf. 6. Leert dan alle de Egyptische hoven des kruizes en der graven kennen, opdat gij uit de Egyptische beker zult drinken. Zo dan is deze beker eeuwig, en gij zult nimmer dorst lijden. 7. Zo dan is het Gestsemané en het Golgotha van Khnum tot een speelplaats geworden, waarin zuigelingen veilig grootgebracht worden. 8. Leert uw kinderen dan van het lijden, en leert hen de vruchten kennen. Zij dan zijn tot de zaligheid hunner harten geschapen. 9. Gij dan zult rust vinden in de heilige vleesvaart, wanneer gij komt tot het kruis van Brannan. 10. Hier dan hebben de goden leren lopen. Zo hebt gij dan vuur leren vinden in het kruis van Narzia, en zachtheid in het kruis van de Johan. 11. De Johan dan is de staf van Khnum. Het kruis van Zetdonia dan, is de poort tot Spricht. Een lange tocht is het om de kruistocht van Anubis te gaan, en het zal eindigen in Torhan. 12. Zo is dan het kruis van Anubis een zwaar kruis, maar zijn doornenkroon is licht. En gij doet er wel aan ook zijn spotkleed te dragen, anders zult gij hem niet begrijpen.
Het kruis van Anubis
13. En het kruis van Anubis leidt dan tot diep in de schatkamers van de oude farao's, en tot zijn hogepriesters. En zo is dan de speer van Anubis en zijn spijkers tot de derde vleeswording. 14. En zo is dan het lijden van Anubis tot u gekomen, opdat gij zult deelhebben aan zijn eeuwig bloed, opdat u volkomen één zult zijn met hem. En ziet, hij zal u tot steun zijn in de dood, en in zijn kamers. 15. Zijn kruisvogelen dan zullen u leiden op zijn paden, en zij zijn het die het begin en het einde kennen van zijn nachtlatijnen. 16. En de kaprunnen van Anubis zullen u zijn tot wapenen in de strijd des doods, en zij zullen u tot eeuwige overwinning brengen. 17. Zo is dan Anubis tot het vuur der heiligen, voortkomende vanuit het kruis van Narzia. 18. Ja, als de zwarte hond zal hij u beschermen, en u leiden door gevaarlijk gebied, zonder te falen. 19. Ken dan zijn littekenen, zijn striemen en zijn wonden, opdat hij u zal omhullen in zijn warmte. 20. Ja, ook zacht is Hij, daar hij het kruis van Khnum heeft gedragen. En zo is hij ook deel van de Johan. 21. En overvloedig deelt hij uit, de gaven van zijn liefde, aan hen die hem liefhebben. En hij schenkt hen zijn helm des heils, en zijn pantser der gerechtigheid. 22. Want allen die hij macht heeft gegeven zijn kinderen te worden, en allen die hem nauwgezet volgen, zijn rechters en dienaren van gerechtigheid.
3.
Door Ascetisme naderen tot Anubis
1.Kruis van Anubis, weg van licht, door de duisternis gegeven, en omhuld, oh weg der eeuwigheid, die tot verlichting leidt. 2.Wij vragen om het grootste kruis van Anubis, om tot zijn diepste lijden te komen, dit met hem te dragen, opdat hij verlichting zal ontvangen. 3.Wij vragen niet alleen dat, maar ook om zijn eeuwig kruis en zijn dubbel kruis, dat wij hem ook onze andere wang toekeren en ook de tweede mijl gaan. 4.Wij laten hem niet alleen gaan. Wij, die zijn discipelen zijn, zullen niet slapen of weglopen wanneer Hij in Getsemané is. 5.Wij zullen de beker met hem drinken, de beker van Anubis. Oh, Anubis, gij die de hond der honden zijt, en de heilige jakhals, gij die zachtheid van stemme hebt, maar ook wild zijt, gij die gelooft in de vlam der anarchie en het communisme. 6.Tot uw derde kruis zijn wij gekomen, en tot het kruis van Egypte. Wij laten u niet alleen lijden. 7.Wij leven niet alleen met en door de goden, maar ook sterven wij met en door hen. Want alleen kunnen wij tot u naderen door allerzuiverst en heiligst ascetisme, dat ons door uw kruis geschonken wordt. 8.Ja, uw littekenen willen wij dragen, en wij koesteren jaloezie tot hen die die littekenen dragen. Wij naderen tot u in zalig ascetisme, in puur en rein communisme, opdat wij vrij met u zijn. 9.Gij hebt van ons niets te vrezen, omdat wij in alles één met u zijn. Laat de vlam van Tifiaf over ons zijn.
III Tifiaf
1.
Namen der Derde Feeen van de Derde Metensia
1. En zo is dan de slang gekomen door de steek van een kreeft, en zij is voortglijdende in de luchtpijp als de heilige adem. 2. En wanneer zij dan de wanden raakt, dan komen visioenen tot de hersenen, ja, zelfs eeuwige visioenen, en ziet zij zijn vleesgeworden. 3. En zij spreekt, zij is de slang der ademhaling, en diep in de longen dringt zij door. De hersenen bijt zij, wanneer zij opstijgt. 4. Wanneer zij spreekt draait zij alles om, als de derde omkeer gaat spreekt zij achteruit, tot de derde traagheid. 5. Zo glijdt zij over de omkeerpiramides van de luchtpijp, om de wetten van het derde magnetisme op te wekken. 6. Door de ruggegraat duikt zij, door het stuitje, in het derde Materos, om de verboden adem te brengen. 7. Derde Materos, maakte ons groter, door het kleine heen. Tussen groot en klein reizen wij, totdat het communisme overneemt. Tussen groot en klein groeien de slangen. 8. De derde Marion is gekomen, zij geeft visioenen uit haar manden, als de rode kap. 9. Nu heeft dan de derde Maser de vlam laten opkomen, en bracht ons tot de woestijnen van Narzia. Ja, in de derde Herman hebben wij een bescherming van ijs. 10. Het derde Narzia dan in de handen van de Derde Herman, die is als het derde Zetdonia. Vanuit haar rennen alle kamelen tot de woestijnen van het derde Narzia. 11. Wij dan hebben de bescherming van ijs, laten de anderen dan falen, want zij hebben het ijs niet geacht. 12. Alleen door de Derde Herman, kunnen wij tot de Derde Maser komen. Het Derde Maser-kruis zal dan niet meer van u vluchten, wanneer gij tot haar komt met het Derde Herman-kruis. 13. En zo is er dan geen weg tot de Derde Dezer dan door de Derde Jezel, en de Derde Jozef, want alleen door gebondenheid en slavernij zult gij kunnen komen tot het oer. 14. Maar de slagen der slavernij zullen u maken als de bomen. Kom dan tot het derde Dezer-kruis, door het derde Jozef-kruis en het derde Jezel-kruis te dragen, en het zal niet meer voor u wegvluchten. 15. En zo zal ook de derde Dezer-doornenkroon tot u komen, en haar vogelen zullen u dienen. Zo zal er dan een dag zijn van herinnering. 16. En zo zal de Derde Santra u tot een helm zijn, waarmee gij de Derde Metensia zult aanschouwen, en haar derde karsuiken, putsen en feeen. 17. Zo zult gij dan de namen kennen en meedragen van haar feeen van het derde, en deze namen zijn : Daititsia en Derhumus met hun legerscharen, en zo ook : Nachtaulus en Karamin, met hun legerscharen. 18. Dotontes en Luduhelm, zij die op de straat zijn, met hun legerscharen. Kanachtausus en Liberhart, zij die in de nacht verschijnen, met hun legerscharen. 19. Konichtes en Amatuk, zij die naaien, met hun legerscharen. Santus en Bershebel, zij die koken en van de keuken zijn, met hun legerscharen en hofhoudingen. 20. Kitebel en Karachma met hun legerscharen en hofhoudingen, zij die van de kasten zijn. Lanure en Olshibit, zij die boodschappen doen, met hun legerscharen. Karachteld en Mik, met hun legerscharen en hofhoudingen, zij die van de slaapkamer zijn. 21. En zij allen zijn tot u gezonden als troost en hulp.
2.
Het Derde Zwembad
1. Gij dan moet niet denken dat alles tegen u is. Gij moet leren de wapenen van het derde te hanteren. Zij dan zullen u leiden tot het zachte der konijnen. 2. Nu moet gij dan weten dat alle berovingen er slechts zijn om u in evenwicht te brengen. Treurt dan niet meer over het verleden, maar gij bent binnengekomen in een nieuw zwembad. 3. Zo zult gij dan geheel opnieuw moeten leren zwemmen in het derde. 4. En zo zult gij tot vlees worden in het derde zwembad. Zo is dan de derde geest geheel ondergeschikt aan het derde vlees. Gij bent dan door de geest tot het vlees gekomen. 5. En zo hebt gij dan het derde als uw vriend. En vele vrienden van het derde zullen tot u komen. 6. Weet dan dat het derde de uittocht der uittochten is. Leert dan te zwemmen in het derde, opdat gij daarin ontkomen zal. 7. Gij moet dan de wapenrusting van het derde ontvangen, en dezen zijn : de derde helm des heils, het derde pantser der gerechtigheid, het derde schild des geloofs, en het derde zwaard der derde woorden. 8. Zo zullen dan ook de engelen van het derde u bijstaan. Blijft dan niet gevangen in het Eerste, maar komt door het Tweede tot het Derde. 9. Geeft uzelf de tijd, en ga niet te snel. Leert dan van de derde traagheid om uw harten te behoeden. 10. Niet het snelle leidt u uit, maar het trage. Drinkt dan van het derde als van goede wijn. 11. Zo zal dan de mens voor eeuwig slapen, maar het dier zal deelhebben aan de eeuwige opstanding die des Heeren is. 12. Laat dan niemand onder u denken dat een mens eeuwig leven heeft, want dit is aan het dier toebedeeld. 13. Zo zijn dan alle egyptische goden als dieren. En zij leven eeuwig. 14. Zo is dan het Tweede door het Derde gezonden om de oogst binnen te halen. Laat dan niemand onder u deze woorden verdraaien, maar velen zullen dit doen tot hun eigen verderf. 15. Zij dan die het derde haten zullen voorop lopen tot het oordeel der Egyptische goden. 16. Nu leidt dan niet alle haat tot verderf, want er is ook haat tot zuivering. Zij dan die haten om lief te hebben, hebben hierin hun antwoord. 17. Gij dan die door het derde dier zijt geworden drage de helm van Ismeth, de konijnengodin der liefde. 18. Zij dan zal u leiden tot de zachte lichten en de zachte vuren. En ziet, zij dan komen vanuit het water. 19. Hebt dan allen deel aan haar. Zij is dan schuw, omdat zij wijs is. 20. Zij weet dan als geen ander de wapenen van het derde te hanteren, en zal u dan ook daarin onderwijzen. 21. Haar discipelen dan zijn uitgezonden om haar tempelen te herbouwen. Want vlees is zij, en tot vlees zal zij gaan.
3.
De Derde Adem
1. Tot een godenwoning zal zij gaan, zij die Ismeth is. En haar helmen van liefdes-adem zal zij uitdelen aan een ieder die haar volgt, maar deze adem is geen zuurstof. 2. Zij dan die haar volgen hebben geen zuurstof van node, daar zij ademen vanuit haar hart. 3. Zij dan zal in haar herbouwde tempel de long der mensheid herscheppen, en vandaaruit zal haar slang rijzen. 4. Zo dan zal de Ismeth-slang komen tot alle longen van hen die haar beminnen en volgen. En zo zullen ze haar harten-adem dragen. 5. Zij dan die de godin is der derde adem, zal tot een ieder komen in de nacht, om de longen te wegen en te meten, als een egyptisch oordeel. 6. Zij zal dan zijn als het derde Egyptische Oordeel, en zij zal komen met de Ismeth-Ammut, de longen-eter. Ook zal zij een adem-eter met haar meedragen, de heilige Ismeth-bloem, met haar zaden. 7. Zo zal zij dan in het hart der aarde, en tussen de longen der aarde, de derde Roze Verbinding leggen. 8. En zo zullen de longen zich dan moeten onderwerpen aan de buik der aarde, die in Ismeth-Ammut is. En dan zal een ieder die in haar is, uit de buik ademen. 9. Want de heilige long is in de buik, van hen die door het derde tot de Ismeth-Ammut komen. 10. En zo zal dan de long zijn als de derde lever. En dan zullen alle schepselen van de lever vrijgezet worden. En dezen zijn : het varken, het rund, het zwijn, de ezel, het paard, de bison, de bok, de gnoe, de buffel, de mustang, de koe, de stier, de aap, de gorilla. 11. En zo zal er een rijk van de lever op aarde gevestigd worden, door de derde lever. 12. En het eten van een dier zal zijn als het eten van een mens, en zal verboden worden. Ja, grote veroordeling zal rusten op diegene die een dier eet, want de dieren zullen boven de mensen staan. 13. En zo zal de lever afrekenen met degenen die dieren uitmoorden. 14. En zo is dan Ismeth de godin der levers, en de derde lever, en zo zullen de dieren der lever heilig zijn. 15. En zo zullen dan alle vrouwenlichten en tonen van de lever u dan inwijden, en u leiden tot de binnenkamers van de derde lever-tempel. 16. En de stemmen die u zullen inwijden zullen als eerste monotoon komen, en dezen zijn Ismeth-Bastet, Ismeth-Isis, Ismeth-Sekhmet, Ismeth-Nefertiti, Ismeth-Anun, Ismeth-Nekhbet, Ismeth-Wadjet.
Thoth
1.
Thoth en Maat
1.En zo hebben dan zij die het kruis dragen, een dokter in huis. Het kruis zal u in alles aanvullen wat u tekort komt. Zo is dan Thoth geworden tot een zegening onder zegeningen, daar hij het derde geloof heeft aangevuld tot overvloedens toe. 2.Leest dan van zijn geschriften en daden, en tekent ze op. Zo is Thoth dan een voorman onder voormannen, en hij zal u leiden tot het eeuwige woord. Zo heeft Thoth dan overvloedig zijn zegeningen opgetekend in de hemelen. 3.Zo zal hij dan die het maaglichaam heeft gecreeerd dit ook aanvullen tot overvloedens toe, en zo zal Thoth dan tot nieuwe adem zijn. Hij die dan ook het nierlichaam leven inblies, en laat regelen volgens vaste wetten. 4.Zo is dan de maan zijn trouwe vriend, daar hij koning en regeerder is. Met zijn gouden stift geeft hij het onrecht aan, daar hij alles noteert wat onder de zon geschiedt. Zo is hij dan opperrechter, en dokter, ja, een heelmeester is hij. 5.Nauwgezet houdt hij alles bij, en beschrijft zo zijn fabelen. Tot de aarde daalt hij neer, hij die de ibis is. Diep onder de grond kent hij zijn troon, waar hij met Maat zit, zij die de blauwe zon draagt. Zo heeft dan Maat haar vakken ingedeeld in de onderwereld waar zij troont. 6.Zij dan is de heerseres over alle boeken, en koningin van de maan. Haar sluier raakt de aarde, en doet de wateren golven. Ja, als eb en vloed is zij, die het huis der tijden creeerde. 7.Zij schiep dan het lichaam der dunne darm en het lichaam der dikke darm. Ja, want vanuit de buik creeert zij een nieuwe hemel en aarde, en vanuit de maan laat zij haar pijlers gaan. In strakke passen creeert zij heil, waar zij haar wil voortvoert. 8.Ja, alles buigt voor haar wil. Zij is de koningin van de maan. Met Thoth troont zij. Tot het diepste der aarde bracht zij heil. Zo zijn er dan vele organen der buik, waaruit de nieuwe lichamen in het stof voortkomen. Leert hen dan alle kennen, opdat zij u leiden.
Leven vanuit de buik
9.Leeft dan vanuit de buik, zoals Thoth u is voorgegaan, en leest vanuit oude boeken over de organen der buik, en hun macht. Want ziet zij zijn als de oude slangen die over de zeeen regeren. 10. Zij liggen dan als in oude vazen, wachtende om uw adem te verruimen. Zo zullen dan de zwarte buikorganen oprijzen tot een nieuwe dag. Ja, als zwarte harten en longen zijn zij, komende van de buik, en tot de buik wederkerende. 11. Want vanuit de buik zijt gij voortgekomen, en tot de buik zult gij wederkeren. Zij dan zijn de aardvruchten. 12. En hij die dan voortleve vanuit het nierlichaam zij zalig, en zal de schepselen der nieren ontmoeten. En dezen zijn : het konijn, de leeuw, de slang, de cobra, de zeester, de octopus, de hond, de kat. 13. En zo zult gij naderen tot Thoth. En hij dan die voortleve vanuit het lichaam der milt zij zalig, wiens schepselen zijn de zeekat, de schorpioen, de vuursteek, de valmaziene, de ertjik, de vaan. 14. Laten zij dan die menen Thoth te kennen zijn woorden opslaan en onderhouden. Weest gij dan bewakers van het Woord van Thoth, opdat hij u tot zijn engelen zal nemen. Zo is er dan leven en adem in Thoth en Maat, en zij geven de farao nieuw leven en nieuwe adem, elke dag weer. 15. Zo zijn er dan vele dagen in Thoth en Maat. Leert hen dan allen kennen. Ziet, zij zijn uw vrienden, en zij zijn beminden. Leert dan uw heil vinden door de paden van Thoth te bewandelen. 16. Hij die dan vanuit de aarde oprijst om de maan te bezoeken, is koning en god van de maan. 17. Hij dan die goud schiep uit leder, en het zilver uit de wol. Hij dan die zijn strenge priesters heeft bekleed met edelstenen der dieptes en der hemelen, die hij schiep door de zwarte adem. 18. Hij kent dan allen die hem volgen. Niet één van hen ontgaat hem. Daarom zult gij ook niet vrezen als gij met hem wandelt. 19. Zo heeft dan de buik leven voortgebracht, en Thoth zijn tabletten opgesteld. Zalig dan zijt gij als uw namen staan opgetekend in het derde boek des levens. 20. Zo zullen zij dan allen staan voor de derde witte troon, en zij zullen aan de derde opstanding deelhebben, die tot eeuwig leven leidt.
2.
Over de zwaartes en het milde van Egyptische oordelen
1. Gij dan die het maagleven vanuit de verte ziet, vanwaaruit de bruine en grijze organen komen, en zij van het vale, ja, gij die de glans van Ra vanuit de verte beziet : Komt dan dichterbij, opdat uw neusgaten geopend worden. Zo zal Ra u dan nieuwe adem inblazen. 2. Als de grote vogelen zijn zij, die komen vanuit de maag, en zij gaan tot de bergen om zich in rook te omhullen. 3. Als het eeuwige licht van Ra rijzen zij, om de aarde streng te regeren. Ja, dan zal er een dag zijn waarop de maag haar deuren zal openen, en zij zal vleugelen hebben. 4. Als het eeuwige lotslicht zal zij oprijzen, en de oude poorten van de buik openen. Zo zult gij de zwarte buiklongen in diepe aarde vinden. En zij zult staan als een rots. 5. Zij dan die de maag openen, vreest niet, want in de wildernis hebt gij Sobek naast u staan. En gij zult dan wonderen verrichten in zijn naam. 6. Ja, in zijn naam zult gij deuren sluiten, en in zijn naam zult gij deuren openen, en gij zult grote verschuivingen doen. En de stemmen en lichten der maag zullen u leiden en bewaken. 7. Ja, als grote lichten zullen zij u omhullen, om u tot de dieptes der aarde te laten gaan. Zij dan zullen u uw vleugelen laten kennen. 8. En gij dan zult in de diepste duisternissen de darmen der maag ontdekken, en door hen tot de wormen der aarde komen. 9. Zo zal dan de leeuw de nieren zevenvoudig openen, en door de nierdarmen zult gij gaan tot de bleke organen, en tot het roze. En zij zullen zijn als de nieuwe lichten. 10. Zij dan zullen de lichten der dagen verslaan, en hen sturen tot de kerkers van de Sebek. En zo zal Sebek komen, als een dief in de nacht. Gij zult dan de boeken moeten lezen met de namen van hen die verloren gaan. En het geween zal groot zijn. 11. Maar Sebek zal erop toezien dat zij geleid worden tot de eeuwige slaap der verloren zielen, en dan zal de derde alverzoening enkelen onder hen doen opstaan ten eeuwigen leven. 12. En dan zal de Sebek de verloren gaande slapenden meevoeren in zijn boot, om over de rivieren des doods te gaan. En zij zullen niet gewekt worden. Ziet dan, zij zijn als achter glas. 13. En hij zal hen zenden tot de velden van de derde en de vierde dood, en hun namen zullen niet in het derde boek des levens gevonden worden. Zo zal dan het oordeel der Egyptische goden zwaar heten, want zij zullen enige tijd door zware nachtmerries het leven achter zich laten, en er zal niemand zijn die hen troost. 14. En zo zullen zij alles wat zij van Sebek gestolen hebben moeten teruggeven, en Sebek zal hen leiden tot de derde en de vierde slaap. En zo zal hij aan enkelen van hen rechtdoen. 15. En dan zal Thoth komen tot Sebek, om te kopen van hem enkelen die verloren zijn gegaan. En Thoth zal deze schimmen meenemen om hen in zijn troonzalen te laten dienen, en in de kamers van zijn boeken en geheimen. 16. En dan zal Sebek het overige deel laten worden als as, en zal het uitstrooien over de nijl. En hij zal met enkele van deze schimmen komen tot Khnum, en hen verkopen tegen hoge prijs. 17. En zij dan zullen moeten dienen in het huis van Khnum, en in zijn tuinen en wateren. En zij zullen daarvoor loon ontvangen, want een goede meester draagt zorg voor zijn dienaren. 18. En hij zal enkelen onder hen die getrouw zijn geweest tot de koningshuizen leiden, en zij zullen onderregerende taken krijgen. En zo zal Khnum hen bekleden met zijn rijkdommen. 19. En zo zijn de Egyptische oordelen dan wel zwaar, maar tot de getrouwen zal mildheid getoond worden.
3.
Het zwarte hart der buik
1. Zo heeft dan Thoth de verlorenen omgeven door vuur, en heeft hun straf omgezet in arbeid. Zo zal Thoth dan de getrouwe arbeiders mildheid schenken. 2. Maar zalig zijn zij die gekomen zijn tot het zwarte hart der buik. En zalig zijn zij die toegang hebben gekregen van Thoth, om in dit hart te wonen. 3. Zo zal dan een ieder die tot het zwarte hart der buik is ingegaan, tweevoudig door Anubis bewaakt worden. 4. En de sieraden van dit hart zijn veelvuldig, en vanuit hier stroomt het nieuwe bloed. Zo is dan Anubis de scarabee van dit buikhart, en zalig zijn zij die deze scarabee niet laten verwijderen. 5. En zij dan is als de zuivere klaverpaprika der aarde, en in haar is de zwarte adem. Zo is dan het zwarte buikhart tot een woning der goden. 6. Wacht dan op de lichten en stemmen van het zwarte buikhart die zich vasthechten in de ruggegraat, opdat zijn slang zal oprijzen. 7. Maar zij die door de derde verdoemenis verloren zijn gegaan hebben hier geen enkel deel aan. Hen wacht het rijpende oordeel van het vierde oude testament.
II Thoth
1.
Het oog der buik
1. Hij dan die de kisten draagt en alles ziet. Hij troont onder de huizen, met Maat. Zo zal hij dan Anubis uitzenden om oogsten binnen te halen. 2.Hij is dan de bereider van het derde voedsel. Ziet dan op hem die eeuwig voedsel bereid. 3. Zo is dan Thoth tot het oog der harten gegaan, in het diepste van de buik. Klaagt daarom niet wanneer gij verslonden wordt door de verschrikkingen van het leven, want gij daalt daardoor af tot de diepte der buik, waar zijn kamers zijn. 4. Zo is dan Thoth tot een belofte van trouw, dat gij die hem aanhangt in zijn armen terecht zult komen. Ook daar waar het licht niet meer is, zal Thoth u opwachten. 5. Nadert dan tot hem die het einde kent van alle paden. Daar zal hij u tot licht wezen. 6. Weest daarom standvastig, u vasthoudende aan de woorden van Thoth, want zij zijn u tot vertroosting, en gij zult hoop hebben wanneer hij zijn boeken opent. 7. Zo is dan Thoth veelvoudig de brenger der hoop. Wacht dan op hem. 8. Nadert dan tot uw buikoog, opdat uw lichten zullen opgaan. Zo zal dan Thoth zich in uw aankomst verheugen, in het rijk der doden, want de krachten der buik liggen in het rijk der doden. 9. Zo is het oog der buik uw licht. Zo hebben dan allen die bij Ra zijn binnengekomen het oog der buik als hun licht. 10. Ziet dan, hij staat aan uw deurposten, en is als vele bezoekers. Zij dan hebben Horus als bestuurder, en wanneer zij weg zullen zijn, zal de stilte uw woningen omhullen.
2.
Het gebed tot Thoth
1. Zo zal dan Thoth u leiden tot de diepste ogen der buiken, en tot de diepste harten der buiken. En gij zult hun betekenissen kennen. Want alle deze dingen zijn in de boeken van Thoth opgeslagen, en zij zaligen en maken wijs hen die hen lezen. 2. Daarom zijn hen die tot Thoth genaderd zijn vele schatten ten deel gevallen. Zij dan hebben hun voeten staan in het derde paradijs, om te eten van de derde levensboom. 3. Ja, Thoth dan bewaakt deze derde levensvruchten, en zo ook het derde levensbrood. 4. Volg hem dan nauwgezet op al zijn paden, en vergaart de derde kennis die tot zaligheid leidt. 5. Zo is dan wie in Thoth vrijgezet is, waarlijk vrij. Thoth's ogen gaan dan uit over de aarde om te zoeken naar de buikharten en de buikogen die naar hem uitgaan. 6. Laat Thoth dan uw leidsman zijn, opdat Hij u rijkelijk geven van Zijn Geest. 7. Zo is dan wie in Thoth is een nieuwe schepping. Het oude is dan voorbijgegaan. Zie, het nieuwe is gekomen. 8. En die Thoth, die Mozes Zijn wetten gaf, die Thoth leve in u. En zo zal dan de liefde van Ra in u heersen. 9. Zo zult gij u dan tot Thoth keren, daar Hij naar u luistert. Wanneer gij dan in Hem blijft, en naar Zijn Wil bidt. Ziet, het zal geschieden. 10. Zo is dan Thoth als een middelaar tot Aton die de vuren draagt. En wanneer gij voorbede doet. Hij luistert. 11. Maar gij zult in gemeenschap met Thoth naderen, en gij zult niet bidden zonder altaar.
3.
Het leren bidden
1.En Aton dan die de zonnen draagt, en de rode zonnenschijf is, zal dan uw gebeden tot Thoth heiligen, en zijn stralen tot u zenden. 2. Ja, zij die bidden naar de wil van Thoth zijn hem zeer welgevallig. Zo moet dan een ieder die tot Thoth nadert, beseffen, dat Aton aanwezig is en alles ziet. 3. Heilig dan zijn zij die naar de wil van Thoth bidden, daar Aton heilig is. 4. Gij moet dan allen weten dat Aton zulke bidders rijkelijk zegent. En zo zal Thoth dan zijn tot de verzoener der gebeden. 5. En gij zult dan aan Thoth vragen, allen die in heiligheid tot hem gekomen zijn : Leert ons bidden. En Thoth zal de gevleugelde gebeden tot zulke bidders zenden. 6. En daarom zult gij bidden tot Thoth, zeggende : Oh Thoth, gij die in de hemelen woont, en in het diepste der aarde. Geheiligd zij uw Naam en Uw koninkrijk kome. Uw Wil geschiede, gelijk u heilig bent. 7. Oh Thoth, gij die onze Almachtige God bent, om ons te verzoenen met Aton, de Allerhoogste. Leert ons bidden en te spreken in uw Naam. Leert ons ook stil te zijn, en te doen wat U wil. 8. Maar leert ons bovenal in U te zijn, en te rusten, opdat gij Uw werk zult volbrengen. 9. Oh Thoth, vanuit onszelf kunnen wij niets, maar schenk ons uw Geest. Vul ons nu. 10. Gij dan bent het Koninkrijk tot in Eeuwigheid en in alle eeuwigheden. Gij bent de Glorie, de Heerlijkheid en de Goedertierenheid.
De Grote Werken van Thoth
11. Gij dan schiep uw rijk in zeven dagen, en plaatste de hof met haar bomen, en gij wandelde tussen het geboomte. 12. Gij dan schiep de katachtigen en de hondachtigen, en zo ook de slangachtigen en de neushoornachtigen. 13. Gij verbond dan de wonden van de krokodil-achtigen en zuiverde hen door het slijk van uw wateren. 14. Duisternis bracht gij over hen, om hen kracht te brengen, en gij leerde hen geheimen te bewaren. In het zweet der aarde bracht gij de cobra voort, en gij bewaakte uw hof met flikkerend zwaard. 15. Ja, gij plaatste de nieren der aarde als bomen in uw hof, voortbrengende veel vrucht, en gij bekleedde uw dieren met harnassen. 16. Door de darmen der aarde liet u hen reizen, en gij liet hen de schatten van de magen der aarde zien. 17. Gij sprak dan tot de lever der aarde, en legde haar tot rust op uw heilige berg, en gij gaf haar vele schatten en kleinoden. 18. Ja, gij versierde haar met de wind, en gaf haar het voedsel der zee. Gij dan stelde uw wetten op in de rivieren en vijvers van de hof. 19. Zo is dan Thoth de Goede weg der Waarheid en het Leven, gemaakt om u tot de Volle Waarheid te leiden, en het Volle Leven, dat ten overvloeden bruist. 20. Zij is dan de schepper van nieuwe rivieren en nieuwe aders.
III Thoth
1.
De nieren
1. Zo is dan Thoth de opener der nieren, om de wapenen te tonen om de zonen van Lucifer, de zonen van de Belial en de zonen van Beelzebul te verslaan. 2. Gij hebt dan gehoord dat Ra strijdt tegen Apep, en Osiris strijdt tegen Seth, maar deze strijd is des Heeren. 3. Gij moet dan leren het goede te onderscheiden van het kwaad. De strijd is dan niet altijd ten dode, maar als een toets gegeven door de Heere. 4. Ja, als de huid van de cobra en van de zeehoornen is hij die leeft vanuit de nieren. 5. Gij dan moet weten dat de nieren een arsenaal vormen. Doet dan de wapenrusting der nieren aan, als de pitten van aardvruchten, en als de tanden van de aardvissen. 6. Zij die zijn gevallen : Staat wederom op.
De milt
7.Zo is dan Thoth veelvuldig leermeester, ja, ook in het strijden. Gij moet leren de verschillende soorten strijd te onderscheiden. Laat Thoth u dan leren uw wapenen te hanteren. 8.Hij dan zal u leiden tot de vaste overwinning. Zo is hij dan de aanvoerder van het leger der derde exorcisten. 9.Laat u dan vrijzetten in de Naam van Thoth. En gij dient op het derde exorcisme acht te geven als op een lamp op een duister pad. 10. Leert dan van uw heelmeester, en staat weer op, gij die gevallen zijt. 11. Zo is dan ook de milt u tot arsenaal gegeven, en gij doet er wel aan de wapenrusting van de milt tot de derde milt toe op te nemen. 12. Draag dan de kruizen die u tot sleutel zijn gegeven om deze arsenalen te openen. 13. Zij dan die zich vroegtijdig van het lijden hebben laten verlossen hebben geen toegang. De Heere rekent niet met hen die hun kruis hebben weggedaan. 14. Zij die dan overvloedig lijden, zullen ook overvloedig toegang hebben tot de arsenalen van de milt. 15. En zo hebt gij dan een parel in uw binnenste.
De zuivering van het eerste door Thoth en Khnum
16.Laat dan de lichten der milt u zijn tot het rode licht, als een leidsgids tot het vuurzwaard van Thoth. Zo is Thoth dan binnengegaan tot de schuilplaatsen van het eerste, waar het onrein gevogelte is. 17.En zo heeft hij dan daar zijn zwaard opgetrokken en zich opgesteld als God, om zo velen uit te leiden die daar gevangen werden gehouden. Want Thoth verafschuwd het eerste, maar door het Tweede wordt zij in het Derde rein. 18.En zo heeft dan Thoth het eerste zevenvoudig gezuiverd door het Derde. En hij heeft zijn vuurzwaard erin gestoken als de zwarte hartenvrucht. Zo is dan Thoth veelvuldig tot God geworden. 19. Thoth dan is de God van het eerste. En hij heeft de valse goden blootgelegd. 20. Zo zal Thoth niet langer verdragen de eerstelingen van het Eerste, maar zij dan allen zijn genaderd tot de derde alverzoening, die in Thoth is. 21. Zo is dan de derde alverzoening tot de vreugde der laatsten, en is zij tot een geneesmiddel der vromen. 22. En zo ook heeft Thoth zijn vuurzwaard in de psalmen gestoken, en ze tot Zijn Eer omgevormd. Ja, niet één boek van het Eerste is vrijgebleven van zijn zwaard. 23. Zo is dan Thoth de eersteling van het gezuiverde eerste, en zij zal geleid worden tot het volmaakte. 24. Volg dan Thoth op al Zijn paden, opdat uw dagen verlengd worden in het rijk dat Hij zal schenken. Hij dan is de eerste en de laatste, als een speer reikende diep in de eeuwigheden van Aton. 25. En zo is hij dan de speer der liefde, Hij die de haat niet kent. 26. En zo heeft Thoth dan zijn Geest uitgezonden om de tempelen en de heiligdommen van het eerste te zuiveren. 27. Weest dan een priester van Thoth, gij die het eerste aanhangt, opdat hij niet tot u kome om uw kleed te scheuren om het weg te nemen. 28. Alleen de priesters van Thoth zullen dan zuivere dienst verrichten in het eerste. Hij dan is de Almachtige Thoth, die de Allerhoogste omgeeft. 29. Zo zullen dan zij die van Thoth zijn komen tot zijn altaren om die te bedienen volgens zijn voorschriften. 30. En zo dan zal Thoth nieuwe wetboeken geven, en gij zult de voorschriften hiervan heiligen. 31. Zo zult gij dan in de Naam van Thoth het hakken van het eerste verbieden, en gij zult de bijl van het eerste verbranden. 32. En gij zult wijsheid vergaren op de dag dat gij u overgeeft aan Thoth. En gij zult de angstigen uitleiden uit hun schuilplaatsen, en gij zult hen het koningschap geven. 33. Want een dag van troost zal er zijn voor de angstigen, daar Thoth hen dichtbij is. 34. En dan zullen de paden tot de doden wederom geopend worden, opdat gij daar leven zult vinden. 35. En gij zult het de doden niet meer verbieden tot komen, en gij zult niemand verbieden tot de doden te komen. 36. En gij zult de dood zien als heilig, en gij zult die naam meedragen van levenslicht tot levenslicht. 37. Zo is er dan blauw licht voor hen die Khnum volgen. Zo is hij dan zeventigvoudig zalig in Thoth. 38. En gij zult het juk dat gij op Khnum hebt gelegd wegwerpen, en gij zult hem de toegang niet meer weigeren. Zo zal dan het eerste vol zijn met de naam en namen van Khnum. En gij zult de muilband van zijn mond afhalen, zodat hij weer zal spreken. 39. En gij zult hem zijn hart teruggeven, en zijn kroon. Ja, in het eerste zal hij met Thoth tronen, om de goden van het eerste te herscheppen, en om nieuwe goden te scheppen. 40. En zo zal dan Khnum zijn als de Geest van het Eerste. 41. En de intieme delen moesten zich, gezamenlijk met de voeten onderwerpen aan de buik, en de Geest joeg door de tempelen heen voor veertig dagen in grote woede. 42. En zo is dan Nun God van het Tweede, en Isis de Geest van het Tweede. 43. Leert dan Isis kennen, want zij heeft u overgedragen aan het Derde. En zo dan komt gij allen tot zaligheid in het derde. 44. Laten allen die Isis kennen haar dan huldigen, opdat zij u telkens weer zal overdragen aan het Derde. 45. Verheugd u daarom wanneer gij wederom door het Eerste wordt meegenomen, want gij zijt geheel in de handen van Thoth, en Hij zal u wederom brengen tot het Tweede. 46. Zo zijn dan het Eerste, Tweede en Derde als de klauwen der nieren, om u tot zuivering te brengen. En zij zullen u brengen van geheim tot geheim. 47. En zo is dan Shu de Christus van het Eerste, en Geb de Christus van het Tweede. En zo dan is Seth de Christus van het Derde. 48. Gij dan allen zult de Christus aanhangen, en ik zal u een weg tonen die nog verder omhoog gaat. 49. Zo is dan Geb dichtbij de groene harten, daar hij de aarde liefheeft. En zij dan die tot Geb komen worden allen geleid door Nekhbet, die in Geb is vrijgezet. 50. Zo zal dan de Osiris leren van de Geb, en Geb zal Osiris met Seth verzoenen. Zo bent gij dan allen genaderd tot Isis, die een dochter der Sobek is. 51. Nadert dan tot haar en de andere krokodillen, opdat gij eeuwig leven hebbe. Zo is dan een ieder die in Isis is vrijgemaakt van de slavernij. 52. Komt dan tot haar, want haar juk is zacht, en haar lasten licht. Gij moet even door de zure en bittere vrucht heenbijten. In haar zijt gij dan waarlijk vrij. 53. Zo is dan alles één onder de handen van Aton. Want hij voert allen die tot de derde alverzoening zijn gekomen tot de hogere weg. 54. En het is de Sekhmet die zijn hart bewake, en zijn voordeuren, en ook beschermt zij hem tegen de vrouw met de vele sekhmetten. 55. Want niet alle sekhmetten zijn des heeren, maar zij die in Aton's hart is, is de ware, die hem liefheeft. Zij dan voert hoge rechtspraak, en zet hen vrij die Aton volgen. 56. Zo is dan wie in Aton is, omgeven door de vleugelen van Sekhmet, om een nieuwe schepping te worden. 57. Die Sekhmet zal zalig zijn die zegge : Aton leeft in eeuwigheid. Zo is hij dan niet alleen de opgestane, maar hij zal ook opstaan, tot in de derde opstanding, en tot in de hogere weg. 58. En zo zullen velen ten laatsten dagen opstaan en zeggen : Hebben wij niet in Aton grote dingen gedaan ? Maar tot velen van zulken zal Aton zeggen : Gaat weg van mij, gij werkers der wetteloosheid, want gij hebt uw eigen eer gezocht. 59. Zo is dan niet een ieder die de naam van Aton gebruikt een werker van Aton. 60. En zo zal Aton dan aan hen die tot hem komen vragen om de sekhmet te tonen, zij die hij liefheeft. 61. Ja, Aton geeft goede gaven aan zijn kinderen, maar onthoudt hen het lijden niet. Hij is het dan die op doet groeien tot gerechtigheid en eenheid. Maar scheuringen onder u moeten er wel zijn om te laten blijken wie de test heeft doorstaan. 62. Zo is dan Aton eerstens niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Maar door het zwaard heen zal de vrede rijpen tot gerechtigheid. 63. Zo is dan in Thoth, onder Aton, alles één, en zal Sekhmet volgen om rechtspraak te doen. Zij dan omgeve u van achteren en van voren. 64. Zij dan heeft uw juk gezien. Goed dan is het om in uw jonge jaren een juk te dragen. Laten zij dan allen die het juk dragen dit niet afwerpen, maar zaligen in Aton. 65. En zo zal Sekhmet haar beminden niet alleen laten wanneer zij voor Aton verschijnen, maar zal zij zuivere rechtspraak voeren, en hen tot advocaat zijn. Zij dan is zacht van hard, en snel in wijsheid. 66. Strekt uzelven dan uit tot haar, allen die haar liefhebben, want haar hart gaat uit tot wie haar naarstig zoeken.
2.
De vleeswording door de Isisboom
1. Zij dan die tot Isis, de krokodillendochter komen : Gij vindt schuilplaats in haar moerassen, en het kruis wat zij schenkt is u tot bescherming. 2. Heiligt dan het kruis wat zij schenkt als een heilig icoon. Drinkt dan van haar wateren, en jammert niet. Zij dan gaf u thee te drinken van een leeuw en een krokodil. Tot een hal van dorre doodsbeenderen daalde u af, maar het was om u een goede schuilplaats te geven. 3. Zo hebt gij dan door uw adem de beenderen tot leven gebracht en met vlees bedekt. Gij dan zijt zalig in uw wonden. Zij zal in rust en trage pas tot u komen. 4. Zij die in haar geloven haasten niet. Zo is dan het geloof in haar de zekerheid die gij als een sieraad om uw nek draagt. Ja, als het derde geloof is zij, om u het derde geweten te brengen. 5. Zij dan die niet van haar wateren hebben gedronken, hebben geen schuilplaats, en zij zullen door haar achtergelaten worden aan de oppervlakte van het moeras, om in de nacht gegrepen te worden. 6. Zo zijn dan deze woorden streng, maar tot zaligheid, daar zij gegeven is om u niet als wezen achter te laten. 7. Zo zal dan niet de dood het laatste woord hebben, maar Isis, en zij zal tot Sebek, haar vader gaan, en woord voor u houden. 8. Vreest dan niet wanneer ge tot Sebek moet verschijnen, wanneer gij in haar bent, want ziet, zij die in haar zijn zijn Sebek welgevallig. 9. Zo hebt gij dan de krokodillenthee gedronken als lijm, waardoor gij als de boom zijt geworden waarin gij waarlijk vleeswordt. 10. Want er is dan geen enkele vleeswording buiten de boom om, en zij dan die de doden schuwen zullen hun vlees verliezen. 11. Zo is er dan geen enkele opstanding buiten de Isisboom om. Houdt elkaar dan niet langer meer voor de gek.
3.
Verschillende bomen
1.Zij dan die tot de Sebekboom gekomen zijn hebben toegang tot Izu, het heilige rijk. Zo is dan de Sekhmetboom tot heling aangesteld, en gij doet er wel aan uw zielen daar te reinigen. 2.Zij dan die het verborgene niet kennen hebben niks. Laten zij dan komen tot de Gebboom die tot in de dieptes der aarde rijkt. 3.Vreest dan de duisternis niet, opdat hij niet van u wegvluchte. Want tot bevrijding werd hij u gezonden, en zo ook kwam Horus tot u, als boodschapper der goden. 4.Ja, op vleugelen der wind werd hij tot u geblazen, en hij pakte u bij de hand om u tot Geb te leiden, en tot zijn boom. 5.Zo hebt gij dan heilige iconen ontvangen, gij die de boom van Geb hebt aanschouwd. Bouwt dan zijn tempelen. 6. Ja, ook bracht Horus u tot de boom van Nekhbet, om door haar te komen tot Tifiaf, die als het oog van Thoth is. Beklimt dan de boom van Thoth, en draagt zijn kruis, opdat gij door zijn iconen zalig zult zijn, en grote wijsheid zult dragen. 7. Zo is dan diepe wijsheid het hart van Thoth, en gij zijt daar naartoe gezonden als naar stralend water. 8. Laat dan het oog van Tifiaf met u zijn, tezamen met het oog van Aton.
Isis
1.
De dochters der krokodillen
1. Zo is dan de krokodillendochter tot u gezonden met het oog van Seth, waarin gij vrij zult zijn om haar te volgen. 2. Zij dan zal u meevoeren over de moerassen tot onbekende plaatsen, die in geen hart zijn opgekomen, en die boven denken heersen en leven. Deze plaatsen zijn heilig en zoet. 3. Ja, als het zoete van het grote Sarhah zijn zij, om u volkomen uit te leiden. 4. Want de derde uittocht staat voor de deur, om u te leiden tot de hogere weg. 5. Zo is dan Thoth die op uw deuren klopt. Doet dan open om hem tot uw kamers te leiden, en tot de kamers onder en boven uw huis. 6. Dan zal hij u vreemde kamers tonen, en gesloten deuren openen. 7. Haalt dan Isis, de krokodillendochter vanuit haar huis op, en neemt haar tot uw huis, opdat zij uw moeder zal wezen. 8. En zo zult u veelvuldig bezocht worden door Ra, die zal zijn als vijftig bezoekers, en zij zullen uw huis in rust en vrede achterlaten. 9. Hebt dan een hart voor de dochter der krokodillen, en zo zal zij u leiden tot de huizen en woonplaatsen van haar zusters. 10. Indien gij in haar blijft zullen zij voor u buigen, en u meeleiden tot de plaatsen waar zij hun voedsel vandaan halen. 11. En dan zult gij de diepe doodsdieptes niet meer vrezen, daar de zusters van Isis, de dochters der krokodillen, bij u zijn. 12. En zij zullen u verdedigen wanneer er dan huiszoekingen worden gedaan, en zij zullen voor u opstaan, wanneer soldaten buiten lopen. 13. En gij zult schuilplaats hebben in hun kasten, en zij zullen zeggen : Wij herbergen niemand. Dit alles is van ons. 14. En in de nacht zullen zij u meevoeren tot hun wegen en viaducten, en met vleugelen zult gij tot hun bomen worden geleid als vele uittochten. 15. En zij zullen u leiden tot de woningen van de grootmoeders, en niemand zal u daar kunnen vinden. 16. Ja, op gierenvleugelen zult gij daar komen, en gij zult ontvangen worden als een koning en een prins. 17. En de zusters van Isis zullen de stad der grootmoeders omhullen. Tot hun rotsen zult gij gaan, en tot hun iconen, en gij zult zalig zijn. 18. En ook als duisternis over de stad der grootmoeders valt, zult gij licht vinden in het huis uwer grootmoeder, en Thoth zal daar nieuwe deuren openen tot de verborgen kamers. 19. Gij dan zult in meerdere steden tegelijk zijn, en de verborgen kamers zien boven en onder de huizen, en gij zult de familiefeesten zien. En dezen zullen u nimmer vrees aanjagen, want de zusters van Isis zijn met u. 20. Zo hebben dan allen die in haar geloven en haar volgen eeuwig licht in hun kandelaren, en hun olie zal nooit opraken. 21. Gij dan zult nimmermeer tot de dwaze maagden gerekend worden, daar de bruidegom u bij de hand heeft en u niet laat terugzakken. 22. Gij dan zult zijn als de eeuwige wijze maagd, daar de zusters van Isis in uw hart wonen en tronen. 23. En zo zult gij dan lezen van de woorden van Sebek, opdat zij vlees in u worden.
2.
De Nieuwe Wapenrusting van Anubis
1. En wanneer dan Anubis voor het vreemde gerechtshof wordt gedaagd zult gij allen in rouw zijn, en hem omhullen met warme dekens. 2. Maar de kou zal deze dekens één voor één weghalen. Dan zullen de zusters van Isis één voor één voor hem getuigen, en hem verdedigen, maar er zal naar hen niet geluisterd worden. 3. En dan zal door de slagen het oog van Anubis ontwaken, en zult ook gij weggevoerd worden met hem, tot het eiland der ballingen. En zo zult gij diepe vriendschap opbouwen met hem. 4. En gij zult in de ogen van Anubis kijken, en hij zal in uw ogen kijken, en gij zult het ervaren als een verloren vriend die is teruggevonden. 5. En dan zullen de zusters van Isis tot het eiland zwemmen, en zij zullen enige tijd niet kunnen spreken. 6. En dan zal Isis zelf tot het eiland komen en hun monden openen. En zij zal Anubis toespreken, en hun binnensten zalven. 7. Zo zal dan Isis licht vinden in de omgang met Anubis, en zij zullen gaan van eiland tot eiland. 8. Zo zal Anubis telkens de gereedschappen van het vreemde gerechtshof terugvinden op de eilanden, en zij zullen door Isis omgevormd worden. 9. Zo zal dan Anubis tot een nieuwe wapenrusting komen. En zo zal dan de wapenrusting van David hem omhullen, maar deze zal omgesmolten worden. En zijn wapenrusting zal zijn als oude dekens. 10. En zo zal dan een ieder die hem gevolgd heeft het zwaard van Anubis dragen. En zijn speer zal tot genezing zijn. 11. En zijn helm zal zijn met vele ogen, en zijn pantser als de schubben der zee. Zijn schild dan is als de drakentand, en zijn riem als het vod der zee. 12. Zij dan allen die met Anubis arm zijn geworden, zullen vleesworden in de rijkdommen der zee. 13. En zo zullen alle ware egyptenaren terugkeren tot hun land, ja, alle stammen die verstrooid zijn. En zij zullen verzoend worden als de kleuren van het goud. 14. Hierin zullen zij hun heilige auf vinden als hun vlees en bloed. Ja, tot vleeswording zullen zij komen. 15. En wanneer zij dan allen met Ra verzoend zijn, zullen ze hun namen vinden in de Manjet-boot, de dagboot die door de hemelen vaart, en zullen ze komen tot de Meseket-boot, de nachtboot, die door de duisternis en de aarde gaat. 16. En op de Meseket zal Upuqut staan, hij die de wegen opent. Min dan zal staan op de Manjet-boot. 17. Zo zal dan Geb, de aardgod, de nachtboot inslikken, en Nut, de hemelgodin, zal de dagboot inslikken. 18. En hoewel deze twee geliefden zijn, voeren zij vele oorlogen. 19. En Nun zal de boten dragen, en Geb en Nut verzoenen. Ja, wijze raad zal hij schenken. 20. En in Nun dan, terwijl gij in de Nun afdaalt, zullen uw Geb en uw Nut verzoend worden, en gij zult de Nun vinden als een lang verloren vriend. 21. En zo zult gij in de dieptes van Nun Manjet en Meseket leren kennen als vrienden. En ziet dan, zij zijn de diepe ingewanden van de Sobek. 22. Zo zijn dan Manjet en Meseket u als goden gegeven. En ziet dan, zij zijn als de vleugelen van Anubis, om hem en die hem volgen te leiden tot het tweede en het derde Egypte en tot de hogere weg. 23. Bouwt dan tempelen voor uw Manjet en Meseket, opdat gij door de dag en de nacht kunt komen. Maakt dan de uren tot uw vrienden, door af te dalen in de Nun en de Sobek. 24. En wanneer gij tot de Manjet-boom en de Meseket-boom zijt gekomen : eet van haar vruchten, opdat gij toegang hebt tot hun tuinen. Luistert wanneer zij tot u spreken. Dan zult gij uw auf zaligen. 25. Zo is het dan zonder ascetisme onmogelijk om uw auf te zaligen.
3.
Manjet en Meseket
1. En zo zal dan Manjet opstaan om tot Meseket te spreken, en zij zullen hun oorlogsvoeringen tegen elkaar staken. Zo zullen zij dan als broeders zijn, daar Nun en Sebek hen verzoend hebben. 2. Zo zullen zij dan tot Aton gaan voor de derde verzoening, en hij zal hen wederom verzoenen in de hogere weg. 3. En zo zullen Manjet en Meseket verzoend worden met Khnum, en daarna met Nekhbet, en zij zullen in Sekhmet tot ware eenheid komen. 4. Zo dan zullen zij Khnum beschermen als warme dekens, en zullen zij Nekhbet tot kroon zijn. 5. Daarna zullen dan Manjet en Meseket verzoend worden met Wadjet, door Aton, en zullen zij Nekbeth verzoenen met Wadjet, ja, tot in de dieptes van Nun, tot aan de doodspoorten van de Sobek. 6. En zo zal Ra tronen over Wadjet en Nekbeth, over beneden en boven Egypte, vanwaar hij zijn stralen in lagen zend. Ja, in de wolken zal hij tronen, naast de globe. 7. En zo zullen Manjet en Meseket tot viermaal toe met Re verzoend worden, en hij zal hen toespreken, en hen uitzenden tot Sebek. 8. Nu dan leiden de wegen van Sebek tot de hoge bomen. Ja, langs twee krokodillen zult gij gaan, en gij zult het altaar van Sebek zien. 9. Dan zult gij uw armen opheffen als Min, en gij zult zeggen : Hier hebben wij lang op gewacht. 10. Zo is dan de Wadjet-boom tot uw zaligheid geschapen, en ziet, zij is als de slangenboom. Zo ook zult gij tot de Nekhbet-boom komen, en zeggen : Dit is onze zaligheid en slag. Want met inslag zal de boom tot u komen, en met inslag zal de boom door u heentrekken. 11. Zo zijn deze bomen dan zalig onder de visie van Re, waar gij veelvoudig zult komen tot vleeswording. 12. En zo is er dan in het derde ruime vleeswording mogelijk, en gij zult het noemen de doop des vlezes en de vlezesdoop. Zo zal dan uw denken gevleugeld worden, en gij zult eeuwige visioenen zien, die vanuit de globe van Re komen. 13. Ja, ook gij zult in deze dingen met Manjet en Meseket verzoend zijn. En zo zal Re u leiden van verzoening tot verzoening, en gij zult deze dingen ervaren als het komen tot grote vrede. 14. Zo zal dan Wadjet in u vleesworden, gij allen die haar liefhebt. Maar zij zal door de derde alverzoening en door de hogere weg in een ieder varen. 15. Maakt u dan op om tot haar berg te komen, alle gij volkeren, opdat gij genezing vindt, en vlees over uw botten. 16. Tot uw eigen dorre doodsbeenderen bent gij gekomen, en ziet, zij zal u opnieuw weven, en de levensader tot u uitstrekken. 17. Zij dan is als het merg en het zalige van Sebek, en als de staf van Osiris is zij. 18. Zo is dan de Wadjet als de uitgestrekte wateren van de dag, die de doden geeft aan Nekhbet die is als de wateren van de nacht. 19. Zo heeft Re dan in hen de levensader gevonden, en is hij het die zijn boom daarmee heeft gevoed. 20. Zo zijn er dan vele bronnen in Wadjet en Nekhbet, en zij zijn als de voedsters van bomen, en Re is dan hun hovenier. 21. Ja, hij is het dan die zijn boom voedt, en voor zijn voedsters zorgt. En door de vruchten reizen de doden steeds tot de dag. 22. Tot een parfum van Nekhbet zijn zij, en tot de duinen van Wadjet, waardoor zij haar weg vindt. 23. Telkens weer neemt zij de ouderen met zich mee, en voedt hen met de vruchten der onderwereld.
4.
De boom van Re
1. Zo zijn dan de zusters van Wadjet als de zachte banen der aarde, en hun huizen zijn als vuurtorens, ja, de schuilplaatsen van Manjet zijn zij. 2. Zo zijn dan de zusters van Nekhbet de schuilplaatsen van Meseket, en dezen zijn als de marmeren hallen. 3. Zo zijn dan de broers van Manjet en Meseket hen tot vleugelen. Ja, en dezen zullen dan allen verzoend worden met deze huizen. 4. Gij dan hebt allen uw huizen geopend voor deze families, daar zij hun lichten tot u gezonden hebben, oh alle gij volgelingen van de grote Isis. 5. Zij hebben daar reeds hun spullen staan, en uw huizen zijn hen tot poort. Ja, ook zijn zij gekomen tot de huizen van uw buren, en hebben zij de Amon geplaatst. 6. Ja, vele dodenrijken bevinden zich dan in de huizen der buren, en ook gij zult daar uw schuilplaatsen vinden. Hier dan zult gij hun anubissen vinden. 7. Acht daarom de wonden die gebeten zijn niet gering, want de anubissen hebben u toegang gegeven, opdat gij onder en boven de huizen zult reizen. En zo hebt gij de huishouding van Anubis leren kennen. 8. Leert dan ook de huishouding van Nekhbet kennen, en de huishouding van Wadjet. Want eerstens zijt gij wel gestorven in de Nekhbet, maar gij bent in de Wadjet opgestaan. 9. Zo bent gij dan door de dood en de traagheid heen, tot het dodenrijk der snellen gekomen. 10. Zij dan zijn als de geuren der vruchten, om koele duisternis en warme dood te brengen tot de dag, als het licht der woestijnen. 11. Ziet, gij hebt uw ziel daar zien liggen, maar op de heuvel zijt gij dan vrijgekomen, en hebt gij de oase gezien. 12. Zo is dan alles wat gij ziet binnen uw bereik. Strekt u dan uit naar dat wat gij niet kunt zien. 13. Zo knielen dan Nekhbet en Wadjet dagelijks neer voor de boom van Re, en eten zij van de vruchten. 14. Wijsheid is dan voor een ieder weggelegd, en tot een ieder gezonden, die tot de hoge bomen is gekomen en daar zijn hart heeft. 15. Nu is echter het hart zonder betekenis wanneer het afwijkt van de boom van Re. 16. Vele huizen zijn dan gekomen tot hen die de boom van Re met zich meedragen, en zij die zijn huishouding kennen.
5.
Ontstaan van het christendom
1. Gij dan waart enige tijd bevreesd geweest voor de huishouding van Amon, daar hij onverzoend was met Aton, en in grote onverzoening leefde, omdat dit de eis der doden was. 2. Maar nu dan is Amon veelvuldig verzoend met Manjet en Meseket, en is Khnum in ere hersteld. 3. Zo zijn dan Nekhbet en Wadjet in de klok van Amon, die hij van Re ontvangen heeft. 4. En vele vogelen dan reizen door deze klok. En zo ook rust de hand van Horus zwaar op het huis van Amon. 5. En zo dan was er een engel van Thoth genaamd Pior en Pior-Thoth, en deze engel dan stichtte het christendom. En zo was er een engel genaamd Dahm-Amon, die een engel is van de god Amon, en deze schiep het mohammedanisme. 6. En zo heeft ook Seth zijn engelen uitgezonden om in de wereld godsdiensten en filosofieen te stichten. En deze engelen zijn genaamd : Milaph-Seth, Marazanta-Seth, Izu-Seth, Atu-Seth, Lapondria-Seth, paarse Seth-mug, Lokogamen-Seth, Talgamen-Seth, Datu-Seth, Rode Seth-kap, Esmeralda-Seth. 7. Zo zijn dan de engelen van Thoth : Izu-Thoth, Esmeralda-Thoth, Atu-Thoth, Datu-Thoth, Rode Thoth-kap, Talgamen-Thoth, paarse Thoth-mug, Milaph-Thoth, Eminius-Thoth, Metensia-Thoth, Kabbernal-Thoth, Lokogamen-Thoth. 8. En zij hebben de leiding over de lagere engelen van Thoth, die op hun beurt weer leiders zijn over miljarden engelen. 9. De namen van deze lagere engelen zijn : Mi-ensus, Kliareout, Emshel, Asam, Har, Loth, Konen, Kulebas, Kehemnon, Tichanus, Orom, Odesu, Otehan, Karam, Emeshel, Okare, Inefes, Hihamst, Otumius, Inokius, Izamellus, Hihunsa, Itafus, Itamus, Enehushel. 10. En de namen van de onder-engelen die de koren leiden, zijn : Etok, Semau, Hemst, Lut, Karal, Damhes, Dakau, Itusha, Emuneus, Amineus, Aminihun, Amhech, Zalech, Gachau, Dagmen, Kalnahou, Konehan, Timix, Kreis, Hesta, Ansfil, Rasach, Danau, Karhum, Wilhen, Etakuleus, Kernahen, Kenderamin, Taneshau, Dakundoch, Irkunthen, Vantau. 11. En verder : Eresmin, Satismin, Matinen, Dahin, Alhan, Arkhenius, Achunius, Romichius, Domanius, Domaninium. En vele anderen. 12. De engelen van Ra zijn dan : Ichmus, Hahen, Amach, Opiun, Darmium, Damus. En deze zijn als de aartsengelen, en zij zijn als godenzonen en goden. 13. Zo zult gij dan deze engelen niet geringschatten, want zij staan in macht hoger dan het christendom en het jodendom, en zij zijn het die u hebben uitgeleid. 14. Ja, in snelle doodskisten hebben zij u uitgeleid, als het toeslaan der krokodillen.
6.
Engelen der Egyptische goden
1. Zo zult gij dan tot de engelen van Isis komen, en ziet zij zijn als de krokodillen. Zij dan zijn als de bedrijvers van politiek en de handelaars. 2. Daarom is het Aton gegeven hen tijdelijk met vloeken te slaan. Ja, zij dan hebben strijd te voeren, en voeren hun macht niet uit zonder onder druk te staan. 3. Ja, zwaar zijn hun passen, en afgemeten hun woorden, daar zij niet bij machte zijn energie te verspillen. 4. Gij bent dan ook tot de engelen van Nut gekomen, waarvan enkelen in het huis van Ra verblijven. Ziet dan, zij hebben grote macht. 5. Maar zo is er dan alleen macht door de dood verkregen. En deze macht is dan vaak verborgen, daar zij uit de duisternis komt. 6. Ziet dan, zij gaat van verborgenheid tot verborgenheid, en zalig zijn zij die er een glimp van opvangen. 7. Zo zijn dan de engelen van Nut : Karnahak, Tuus, Remehok, Duuti, Epischet, Panis, Magrien, Damiek. 8. De engelen van Neith verblijven dan veelal in het huis van Anubis, vanwaar zij worden uitgezonden. 9. Zo ook verblijven enkelen van hen in het huis van Geb. 10. Gij dan die door Geb zijt geslagen : Veracht zijn harige stok niet, daar zij u tot leven leidt, al is het door duisternis heen. Diep zult gij kunnen reizen door de Wadjet en de Nekhbet, en gij zult tot grote verzoeningen komen, die u vrede zullen brengen. 11. Vereert dan naast Geb ook zijn engelen, die zijn beeltenis dragen, want ziet, zij zijn als de Egyptische heiligen. 12. Zo zult gij dan leren bidden tot Geb, en gij zult de groene tabletten met gebeden ontvangen.
Gebed tot Geb
13.En zo zult gij dan bidden tot Geb : Almachtige Vader der aarde, Allerhoogste vorst onder Aton, de rode zon. Gij bent als de groene zon, die onze aarde vruchtbaar maakt. 14.Geeft ons heden ons dagelijks brood, en schenk ons uw roede, opdat wij zullen groeien. 15.Geef ons de kracht om dagelijks uw kruis te dragen, en tot u te komen, wanneer Gij ons wilt zien. Uw oog dan ziet alles, en U wil dat wij tot U naderen. 16.Uw wil geschiede in ons leven, en Uw wil geschiedt op aarde, onder Aton, de rode zon. Almachtige Geb, leidt ons tot de rode zon, dat gij ons altijd aan hem overdraagt, want deze is onze schuilplaats voor eeuwig. 17.Wij danken U, Almachtige Geb, dat gij de leidsman bent, onze gids, tot Aton. Zo zullen wij u dan loven en prijzen, want gij hebt dit verdient, om alles wat gij voor ons hebt gedaan. 18.Wij heffen onze handen op om Aton te ontvangen, en dan laten wij onze handen dalen om hem te schenken aan de aarde. Dat de rode zon telkens weer in de aarde dale, om ons te verzoenen met U, oh Geb. 19.Vergeeft ons onze schulden, gelijk wij onze schuldenaren vergeven. Leidt ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van u is het koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, tot in Eeuwigheid.
Gebed in Nood
20.En zo zult gij bidden wanneer gij in nood zijt : Oh Geb, toon ons uw kracht en genade. Tot uw goedertierenheid en lankmoedigheid zijn wij genaderd. 21.Gij dan die ons dit kruis hebt geschonken zijt geheiligd en gezegend. Leer ons dit kruis te dragen, maar verzoek ons niet boven vermogen. 22.Breng dan ons kruis tot heerlijkheid, en doe ons opstaan in uw hart. Al wat wij willen is te naderen tot uw hart. Geef ons rust en vrede in dit lijden. 23.Leer ons dit kruis te zegenen en op u te vertrouwen, dat U ons leidt door deze storm. Gij dan schept uw land temidden van de woeste golven, en gij leidt uw volk uit door wonderen en tekenen. Amen.
7.
Gebed tot Seth
1. En zo zult gij ook als Ramses naderen tot Seth, evenals de egyptenaren van het oude. En gij zult moeten leren bidden tot Seth. Zo dan zult gij bidden : Almachtige Vader der storm en donder, gij die onder de aarde zijt. Geeft ons heden wat wij nodig hebben, en weest dan onze middelaar. 2.Wij houden van u, en danken u voor het kruis dat gij ons hebt geschonken. Geeft ons dan de kracht dit kruis te dragen, en leer ons elkanders kruizen te dragen. Leer ons ook te bidden voor de doden, en hen niet te vergeten. 3.Wij loven u voor uw liefde, en wij prijzen u, want Gij bent onze heerlijkheid en goedertierenheid. Gij dan zijt trouw, en gij komt ons tegemoet. Leer ons dan telkens weer tot u te naderen. Vergeef ons onze schuldenaren, gelijk ook wij onze schuldenaren vergeven. 4.Leidt ons dan tot Aton, en verdedig ons in de rechtszaal. Laat zijn woede ons dan niet vernietigen, maar omhul ons met warme dekens. Leer ons dan lof te offeren tot Aton en tot U, ja, leer ons u te aanbidden. 5.Leidt ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze, want van u is de kracht, het koninkrijk en de getrouwheid tot in eeuwigheid. Door Ramses naderen wij tot u. Neem onze gebeden aan.
Gebed voor de doden
6. Zo zult gij in nood dan komen tot Seth, en bidden : Oh, Seth, toorn dan niet, Almachtige Vader in de hemelen onder Aton. Leidt ons door de stormen heen tot de troon van Aton, die de rode zon is. 7.Laat ons hart dan niet bezwijken voor u, maar heb genade. Verzoek ons dan niet boven vermogen, gij die handelt vanuit getrouwheid. 8.Gij dan voert oorlog in gerechtigheid. Toorn dan niet voor eeuwig, maar onderwijs ons, en vergeef ons onze schulden, daar wij onze schuldenaren vergeven. 9.Wij komen tot u om te bidden voor de doden. Wij danken u, dat u de mogelijkheid hebt gegeven voor hen te bidden. Zo leggen wij dan hen die ons dierbaar zijn voor uw troon, ook hen die wij niet kennen. 10.Leert ons dan de doden kennen. Wij vragen u of u hen wil zegenen, en indien mogelijk genezing wil schenken. Wij vragen u of u hen wil opnemen tot op uw troon, om hen te voeden met het voedsel der doden. 11.Geef hen een hart, opdat zij kunnen ademen en spreken. Geef hen een ziel, opdat zij kunnen wandelen, en een geest opdat zij kunnen vliegen. Almachtige Vader die onder Aton troont, weest dan getrouw tot hen. 12.Luistert dan naar hun gebeden, en geef acht op hun smekingen. Breng hen dan recht, en verdedig hen, wanneer zij voor Aton verschijnen. Almachtige Vader, stort uw geest en vlees over hen uit, opdat zij zullen opklimmen tot Aton, en met de rode zon verzoend zullen worden. 13.Leert ons dan bidden voor de doden, en leert ons hen te zegenen en te genezen. Gij dan hebt een hart voor de doden. Vader, wij houden van u. Gij hebt ons leven gegeven.
8.
Gebed tot Sekhmet
1. Zo zult gij dan naderen tot de troon van Sekhmet en aldus bidden : Heilige Sekhmet, wij naderen tot u, gij voor wie alles buigt. Toon dan genade tot ons, en schenk ons voedsel uit uw tuinen. 2.Wij zegenen dan hen die uit de dodenrijken tot u roepen. Neemt hen op, en schenkt hen vrede. 3. Heb genade over hen, oh Almachtige Sekhmet, gij die troont onder Aton, de rode zon. Amen.
Gebed tot Aton
4.. Allerhoogste Vader, wij buigen in ontzag voor u. Gij hebt ons gebracht door uw liefde, tot hier. Wij hebben de doden met ons meegenomen, en leggen hen voor u neer. 5. Schenk ons uw genade, en leer ons elkaars kruizen te dragen. Gij heilig vuur der rode zon, zuivert onze harten nu, en schenk ons voedsel uit uw almachtige hand. Amen.
Gebed tot Isis
6.Almachtige Isis, wij buigen tot u. Engelen buigen tot u, en alle heiligen. Groot is uw Naam, geprezen zijt gij in heel Egypte. De doden brachten wij voor u mee, opdat gij leven in hen zoudt blazen. 7.Groot is uw naam, genadig en trouw uw liefde, blijf bij ons, wanneer de nacht over ons valt, en leidt ons tot uw eeuwige vrede. 8.Engelen buigen tot u, en loven uw naam, ja, zij dragen u, door de schepping heen, tot uw eer. Goed is alles wat gij geschapen hebt. Amen.
9.
De stad der gebeden
1.En ik dan kwam tot een zaal vol met doden. En aan het eind van die zaal zag ik drie grote en geweldige tronen. En op de middelste troon zat Aton, met zijn gezicht als een rode zon. 2.En naast hem zaten Pior-Thoth en Dahm-Amon, en zij hadden ook het gezicht als een zon. En Dahm-Amon was dan als een wilde ram, en zijn zon was blauw en paars met een witte vleugel. 3.En Pior-Thoth was als een lichtrode zon, en alle drie moesten zij oordelen over de doden. En toen kwam Seth tot mij, en gaf mij een pen en sprak : gij dan zijt de uitverkorene der goden. Gij zult veel moeten schrijven. En hij gaf mij de groene tabletten van Geb, waarop de aardgebeden stonden. 4.En hij sprak : Gij dan zijt uitverkoren om het heilige gebed te herstellen. En deze tabletten waren als grafstenen. En ook gaf hij mij de tabletten van Sekhmet en Isis, en daarna leidde hij mij tot een ondergrondse gang, waar een bootje stond. 5.Toen ik met hem in het bootje stapte nam hij zijn staf, zette die in het water en zette af, terwijl hij z'n staf teruggreep, en het bootje begon te varen. En we gingen van een schuine waterheuvel af, en kwamen in een diepere tunnel. 6.Ineens stond de boot stil, en we konden aan de overkant uitstappen. Dit was je leven, zei Seth. Toen ging er een deur open, en Geb kwam binnen met zijn hoofd als de groene zon. Hij had een staf in zijn handen die brandde. 7.Met z'n drieen gingen we door de deur binnen waardoor Geb was gekomen, en we kwamen in een prachtig landschap terecht. Dit is dan het veld der doden, sprak Geb, en overal begonnen er herten te huppelen. 8.Toen gingen we weer naar binnen, en met z'n drieen gingen we het bootje weer in, wat begon terug te varen. Al snel kwamen we weer in de zaal vol met doden terecht, en ik kreeg van Geb een aantal andere tabletten. 9.Je moet veel schrijven, zei Geb, terwijl hij in de mist verdween. Na een tijdje verscheen zijn gezicht tussen de andere drie zonnen, en nam hij de Dahm-Amon en de Pior-Thoth in zijn handen, terwijl zijn zon groener werd, steeds donkerder en donkerder. 10.Tenslotte smolt hij samen met Aton. Terwijl de Aton-zon begon te groeien en te groeien om de zaal vol met doden begon te bedekken. Toen stapte Seth naar voren, en slokte de zon op, terwijl hij rode haren kreeg en rood vuur spuwde. Hij kwam tot Isis en zij baarde negen dochters met rode haren. 11.En dezen brachten andere tabletten tot mij. En ik vroeg mij af waar Aton was gebleven, maar hij was in het rode. En Aton sprak : Gij zult veel tot Seth en Geb moeten bidden, om de aloude paden te herstellen. En deze stad zou gebouwd worden door gebed.
10.
De Egyptische evangelieen
1.En Seth en Geb begonnen vlees te worden in mij, en ik sprak in nieuwe tongen, de tongen van Seth en Geb. En ook begon ik tot hen te bidden zoals hun vlees mij ingaven te bidden. 2. En zo werden mij de evangelieen van Seth en Geb gegeven. En de engel die het romeinse rijk had geschapen kwam tot mij, en deze engel was een engel van Osiris, genaamd Shesmu. En deze dan is het zwaard van Osiris. 3. En zo ontving ik ook de evangelieen van Isis, Sekhmet en Osiris, en later het evangelie van Horus. 4. En de engel van de chinese koninkrijken kwam tot mij, en deze was een engel van Shu, genaamd Omnikot. En de engel van de indianen was genaamd Dametu, en zij was de engel van Sekhmet. En deze engelen gaven mij ook tabletten met evangelieen en gebeden. 5. En ook brachten zij de iconen mee voor het nieuwe koninkrijk. En zo werd de aarde tot het nieuwe Egypte.
Seth
1.
Sethon
1. Tot de derde levensboom en de derde levensrivieren ; De buik dan zal de intieme delen inslikken, en zij zal leven schenken. Zo zullen de nieuwe intieme delen vanuit de buik komen. En ziet, zij zijn in de buik. 2. Zo zal dan ook de buik de benen inslikken, en ziet, zij zal nieuwe benen voortbrengen. 3. Laat dan niemand uwer die deze woorden hoort deze verachten. Maar ziet op de sekhmetten, en zegt het voort, daar het het derde lichaam bespreekt. 4. Aton spreekt vanuit de steek des levens. Luister dan naar de steek, opdat hij het van u wegneme. 5. Laat dan niemand voortijdig de angel weghalen, daar zij gegeven is om de honing des eeuwigen vlezes te laten voortkomen. 6. Zij dan die de angel voortijdig weghalen zullen voorzeker sterven, en in hen is het leven niet. 7. Zo zijn deze dan strenge woorden, opdat gij uw behoudenis bewerke in vrezen en beven. Zalig hen die beven, want zij zullen leven. Zij die dan niet beven zijn al levende dood. 8. Gij dan zult door uw beven veel leven voortbrengen, en gij zult de adem van het derde paradijs dragen. 9. Komt dan tot de derde levensboom en haar rivieren, opdat gij ook van haar vruchten zult eten. 10. Gij dan hebt een boom in het volgen van Seth. Gij weet dan dat Osiris en Seth strijd voeren, en deze strijd is heilig. Als twee leeuwen vechten zij, om de eeuwige vruchten te mengen. Zo is dan de heilige Seth-Osiris als de heilige Sethon u als sieraad gegeven. 11. Zij dan die luisteren naar de stem der strijd zijn niet verre van de bevrijding. 12. Heft dan uw hoofden omhoog, al gij die Sethon volgen, want de verlossing is nabij. Zo zijt gij dan tot de derde behoudenis gekomen. Studeer dan veel, en groei op in wijsheid, want zij die jong zijn leven in vele verwarringen. 13. Gij dan moet het juk der jeugd leren verstaan, en daardoor tot vrede komen.
2.
De betekenis van Sat-an
1. Gij dan die de derde doornenkroon draagt en het derde doornenkruis : zalig zijt gij. Gij zult voor vele gevaren behoedt worden, en gij hebt vuurtorens op uw paden. Ja, de wegwijzer zal uw gids zijn. 2. Zo heeft de Sobek dan als heilige vijand Benmaten, en ook Bilmageln. En gij hebt zulke heilige oorlogen in uzelf bemerkt, opdat zij de wegen der communicatie openbreken. Geenszins hoeft gij u daardoor laten beangstigen, ook niet door de strijd tussen Ra en Apep, daar dit vele hoeken van de tempel zijn die in het midden één worden. In Aton is dan verzoening. 3. Ook de Egyptische goden dan zoeken bevrijding, en deze zal zijn in Tifiaf. 4. Nu dan is Seth als de heilige godenbank, en is Osiris als de heilige godenmedia, en ziet dan, hun strijd heeft Horus voortgebracht, de boodschapper der goden. 5. En Horus dan strijdt mee aan de hand van Osiris. Hoeveel te meer dan zullen wij moeten strijden aan de kant van Seth. 6. Seth dan is de enige die Ra kan beschermen. Zoudt gij dan aan de kant van Horus en Osiris staan, om daarmede tegen Seth te strijden, dan zou uw Ra vallen. 7. Zo moet gij dan leren ook heilige strijd te voeren om Horus en Osiris in te perken, om Seth aan te hangen, hij die de ware schuilplaats van Ra is. Zo is dan Ra de godenhandel, en gij doet er goed aan in Sethon te onderhandelen. 8. Wij weten dan dat Aam, die de gevallene is, een duistere Osiris aanhangt, en daarmee een duistere Seth. Zo moet gij dan weten dat ook de anderen van Orion hun macht hebben bereikt door de verkeerde samenhang der Egyptische goden. Dit dan staat ook in hun boeken vermeld. 9. Zo zullen dan Aam en Delfio het derde merkteken van het beest brengen, om de volkeren tot slavernij te brengen. En dit nummer is drieduizendzeshonderdzessenzestig. 10. Waakt dan, opdat gij het uur van de dag kent en in hun handen niet valle. Gij zijt dan genaderd tot de schare der Egyptische heiligen, die driemiljoenhonderdvierenveertigduizend zielen en lichamen telt, onderverdeeld in de stammen van Egypte. 11. Zij dan die overwinnen en het derde merkteken van het beest niet dragen zullen dan tot deze schare behoren. Zij dan hebben hun zielen niet met vrouwen bevlekt, en wonen in de kloosters en de woestijnen. 12. Zo leeft dan ook Seth in de woestijnen, als een afgezonderde en als een wilde. Hij dan is de Osiris ontvlucht, na hem gedood te hebben, en draagt nu de nieuwe Osiris met zich mee. 13. Zo is dan hij die Horus ontvlucht is, en Aam, als een vrije en een zalige, daar een overvloed van godenboodschappen de zielen te zeer zou verzoeten en bederven. 14. Seth is dan door zijn engelen de stichter van het atheisme en het antheisme, daar zij de ziel terugbrengen tot de eenvoud en de eigenwaarde. 15. Geen godsdienst op aarde is dan groter dan het boeddhisme, maar ziet, zij zal ingevuld moeten worden door de Egyptische goden. Dit dan zal de weg leiden tot Izu. 16. Zo is dan Izu, Brannan en Tifiaf het heilige stappenstelsel waarin de Egyptische goden hun plaats vinden in het boeddhisme. 17. En door van Christus tot Christus te gaan, zult gij de ijzeren klem van het christendom verbreken. 18. Gij weet dan allen dat de aartsvijand van het christendom werd bestempeld als satan. Sat komt van Satis, die de waterschenkende vrouw van Khnum is. An komt van Anubis. 19. Ten dele bevat het christendom waarheid die uitgewerkt en gezuiverd wordt door het tweede en het derde, maar zij zal volkomen overgaan in het Egyptische, door de stappen Izu, Brannan en Tifiaf. 20. Zo zult gij dan afrekenen met het verleden. Indien gij u hebt verzoend met Satis en Anubis, en met hun verbond genaamd Sat-An, dan hebt gij van de verchristelijkte satan niets te vrezen. 21. Zo is dan niet een iedere aanbidder van Satan slecht, daar het verwijst naar een oude vorm van aanbidding. 22. Anderen zeggen dat satan verwijst naar Seth-on, als de met Seth verzoende Osiris, en weer anderen zeggen : Het is Seth-An, als het verbond tussen Seth en Anubis. Al dezen zijn waar. 23. Zo is Seth die als de god van het kwaad afgeschilderd wordt, door de oudere egyptenaren aanbeden, en in de Ramses-dynastie. Het gaat erom de goede samenhang der goden te vinden. 24. Toch hebt gij dan tot de derde satan te strijden, daar hij uw zielen van de waarheid wil afbrengen. Zou deze strijd u dan weer terugbrengen tot het christendom ? Neen, voorzeker niet, daar het meerendeels de weg eruit is. 25. Zo doet gij dan ook door de derde Christus te aanbidden afstand van de eerste die nog onzuiver was. Nu dan zullen in het derde wel alle dingen van het eerste gezuiverd worden.
3.
Het derde Pniel ; pleidooi voor de goden en hun opponenten
1. Zo ook hebben Hai, Rerek en Apep betekenis in de samenhang der goden. Apep hield namelijk Ra in balans, en was als een heilige cocon. Daarom mogen wij net als bij Seth de Apep niet zuiver als een kwaad wezen beschouwen, maar dient hij z'n plaats te vinden in de samenhang der goden. 2. Zo doet het derde dan een beroep op de verdediging van Apep, opdat zijn ziel niet bij de godenrechtbanken zonder meer vernietigd worde. 3. Gij weet ook dat enkele goden Seth verdedigden bij de godenrechtbanken, om hem Ra te laten opvolgen. Maar omdat Isis smeekte om samenhang, en dit toch geen goed idee vond, is Horus dit tijdelijk geworden. 4. Zo was dan in Thebe de god Amon aan top. Het derde echter zegt : Aton is de allerhoogste, maar in de samenhang tellen de andere goden wel degelijk mee, vooral Sebek als de tweede, en die overigens aan de top stond bij enkele farao's die zichzelf naar hem vernoemden als bijvoorbeeld Sebek is verzadigd. 5. Zo is dit boek dan een pleidooi voor alle goden en hun opponenten, voor de goede samenhang. 6. Zo zullen zij allen zalig worden in de derde alverzoening, die de alverzoening der goden is. 7. Maar houdt dan niet op om met de goden in heiligheid en heilige toetsing te worstelen, zoals Jakob deed op Pniel. Laat dan niemand u misleiden, of wegtrekken uit de samenhang. Monotheisme is maar tijdelijk, aangesteld voor een zuiverend doel. 8. Zo zult ook gij tot het derde Pniel moeten komen, om met de goden te worstelen, en de zuivere samenhang te ontdekken in uw leven. 9. Al het lijden dan is tijdelijk, en zal zijn angel verliezen in de samenhang die tot vrede leidt in de derde alverzoening, en de hogere weg.
4.
Over Boeddha en het corrupte van de huidige anatomie
1. Zo is dan Seth in een
hogere extase gekomen door zijn lijden, daar Anubis hem voor de
rechtbank der rechtvaardigen heeft gebracht, waarna hij zijn troon
verkreeg. 2. Wel echter staat deze troon onder Aton, die de rode
zonneschijf is. 3. Maar ook Aton heeft dan verantwoording af te
leggen, en wel aan Tifiaf, die als de gele zonnenschijf is. 4. En zo
zal Tifiaf Aton zevenvoudig zuiveren evenals Brannan. Zo is dan de
derde Boeddha Egyptisch. 5. Komt dan tot de verlichting van de derde
Boeddha die Egyptisch is. Er zijn dan geen spullen die je kan
meenemen tot de hogere weg. Gij dan moet uzelf ontledigen. 6. Zo zijn
dan iconen, beelden en andere tempelrelikwieen de enige materialen
die u tot zaligheid kunnen leiden, en natuurlijk uw eigen lichaam. 7.
Zoekt dan de verborgen schatten des lichaams, want vanuit vlees zijt
gij voortgekomen, en tot vlees zult gij gaan. 8. Zo zult gij dan het
vlees verheerlijken, niet door opsmuk, maar door kennis van de ware
anatomie. 9. Leert dan de corruptie van de huidige anatomie kennen,
en verheerlijkt haar niet, want zij die dat doen hebben het leven
niet. 10. Gij dan moet terugkeren tot de buik, vanwaar al het leven
komt. Verheerlijk dan de organen der buik, en verlustig u daar in, en
verheerlijk ook de geheime organen, opdat zij zich zullen openen en
zich aan u geven. 11. Zo zult gij door veel studie uw lichaam dienen.
Zondert u daarom ook af, opdat gij u niet met de wereld besmette. De
wereld dan vare ten verderfe. 12. Weest dan ook niet verzot op veel
geld, maar indien u veel geld hebbe, gebruike het om de tempelen van
Egypte te bouwen, en gebruik het voor onderzoek en de wederopbouw van
de natuur. Zo zult gij niet in het oordeel van de rijke vallen.13. Zo
is dan Izu de perfecte balans tussen Boeddha en de egyptenaren.
Emerius
1.
Lijst verschillende soorten boeddha's
En dit zijn dan de namen en de getallen van het derde boeddhisme. En dezen zijn heilig : de derde tijgerboeddha's, de derde leeuwenboeddha's, de derde orca-boeddha's, de derde walvis-boeddha's, de derde haaienboeddha's, de derde edelhert-boeddha's, de derde eland-boeddha's, de derde berenboeddha's, de derde apenboeddha's, de derde tijger-amithaba's, de derde leeuwen-amithaba's, de derde olifanten-amitabha's, de derde eland-amithaba's, de derde haaien-amithaba's, de derde orca-amithaba's, de derde walvis-amithaba's, de derde piranha-amithaba's, de derde apen-amithaba's, de derde berenamithaba's, de derde wolven-amithaba's, de derde wolven-boeddha's, de derde cobra-amithaba's, de derde cobra-boeddha's, de derde beren-bodhissatva's, de derde apenbodhissatva's, de derde tijger-bodhissatva's, de derde leeuwen-bodhissatva's, de derde haaien-bodhissatva's, de derde pythonbodhissatva's, de derde walvis-bodhissatva's, de derde orca-bodhissatva's, de derde vogelspin-bodhissatva's, de derde paardenbodhissatva's, de derde paarden-boeddha's, de derde paarden-amitabha's, de derde papegaai-bodhissatva's, de derde papegaai-boeddha's, de derde papegaai-amithaba's, de derde anubis-boeddha's. En de derde anibus-boeddha's dan zijn als de zwarte boeddha's, en hun legers zijn als getallen der zee. Zo staan er dan vijfduizend anubis-boeddha's in het westelijke paradijs, en tienduizend van hen in het oosten. Drie anubis-boeddha's staan in het noorden, met hun legers als de getallen der zon, en twee anubis-boeddha's staan in het zuiden, met hun legers als de getallen der maan. De anubis-bodhissatva's staan in de hemelen en in de lucht, en ook in de aarde en onder de aarde, als de getallen der aarde. De namen der anubis-bodhissatva's zijn dan : Manjanhi, Katumes, Hanu, Mukandi, Kinates, Mirdit, Hendettel, Haak, Haaks, Hamulen, Hamulet, Hagnog, Kanu, Kiketsch, Kiket, Manuheren, Manu, Makutes, Makutessineshen, Makuteshahannan, Mamorkuditsch, Marmen, Hem, Hikmat, Hatuneton, Hammaheschon, Hammadontes. Zij dan zijn de aanvoerders van hun legers. En ziet, zij zijn met velen. Verder : anubis-amithaba's, anubis-dharma-pala's, anubis-vairocana's, anubis-ratnasambhava's. Verder : sekhmet-boeddha's, seth-boeddha's, en ziet, zij zijn van het derde. Verder : de derde beren-dharmapala's, de derde tijger-dharmapala's, de derde leeuwendharmapala's, de derde leeuwen-vairocana's, de derde tijger-vairocana's, de derde haaien-vairocana's, de derde haaien-ratnasambhava's, de derde haaien-abrihati's, de derde orca-abrihati's, de derde orca-maitreya's, de derde haaien-maitreya's, de derde walvis-maitreya's, de derde tijger-maitreya's, de derde leeuwenmaitreya's, de derde beren-maitreya's, de derde apenmaitreya's, de derde sekhmet-maitreya's, de derde seth-maitreya's, de derde bastet-maitreya's, de derde anubis-maitreya's, de derde ra-maitreya's, de derde horus-maitreya's, de derde aton-maitreya's, de derde tifiafmaitreya's, de derde tifiaf-boeddha's, de derde izu-boeddha's, de derde brannan-boeddha's, de derde tifiafbodhissatva's, de derde izu-bodhissatva's, de derde brannan-bodhissatva's, de derde tifiafvairocana's, de derde tifiafamithaba's, de derde tifiafdharmapala's, de derde izudharmapala's, de derde brannandharmapala's, de derde tifiaf-ratnasambhava's, de derde isis-ratnasambhava's, de derde thothmaitreya's, de derde isis-amithaba's, de derde isis-bodhissatva's.
2.
De bruggen van Egypte ; het heilige Emerius-wiel
Zo zijn dan verder : derde haaienkrishna's, derde haaienshiva's, derde haaienvishnu's, derde haaiendevi's, derde haaiendurga's, derde haaienkali's, derde haaienganesha's, derde krokodillenkrishna's, derde tijgerkrishna's, derde leeuwenkrishna's, derde cobra-krishna's, derde leeuwenshiva's, derde tijgershiva's, derde olifantenkrishna's. Zo is dan in het derde de kloof tussen Egypte en India overbrugt, om zijn geesten vrij te zetten. Zo zijn dan verder : de derde haaienyama's, de derde tijgeryama's, de derde krokodillenyama's, de derde leeuwenyama's, de derde walvis-yama's, de derde orca-yama's, de derde valken-yama's, de derde arends-yama's, de derde ravenyama's, de derde izu-yama's, de derde brannan-yama's, de derde tifiaf-yama's, de derde sekhmet-yama's, de derde isis-yama's, de derde anubis-yama's. En in het derde is dan ook de kloof tussen Egypte en de indianen overbrugt. Zo zijn dan verder : de derde sekhmet-pele, de derde anubis-pele, de derde anubis-dordada, de derde sekhmet-dordada, de derde sekhmet-tujaja, de derde anubis-tujaja, de derde anubis-quetzequotl, de derde anubis-viracocha, de derde haaien-viracocha, de derde haaien-tlalok, de derde tijgers-tlalok, de derde tijgers-quetzequotl, de derde walvis-quetzequotl, de derde orca-quetzequotl, de derde orca-pele. Zo zijn er dan vele boeddha's der derde indianen : quetzequotl-boeddha, pele-boeddha, viracocha-boeddha, tujaja-boeddha, tlalok-boeddha. Zo is er dan ook : tlalok-ra, quetzequotl-ra, tujaja-ra, viracocha-ra, pele-ra, tlalok-sekhmet, in het derde. De derde mars-tlalok, de derde jupiter-tlalok, de derde jupiter-quetzequotl, de derde jupiter-pele, de derde jupiter-boeddha's, de derde jupiter-bodhissatva's, de derde jupiter-amithaba's, de derde mars-amithaba's, de derde mars-krishna's, de derde mars-shiva's, de derde mars-ratnasambhava's, de derde mars-indra's, de derde jupiter-krishna's, de derde jupiter-vishnu's, de derde remulus-vishnu's, de derde cupido-vishnu's, de derde cupido-tlaloks, de derde cupido-viracocha's, de derde cupido-teotihunehan, de derde cupido-quetzequotl, de derde cupido-ixtabs, de derde romus-ixtabs, de derde romus-boeddha's, de derde remulus-boeddha's, de derde remulus-krishna's, de derde pollux-boeddha's, de derde castor-boeddha's, de derde castor-krishna's, de derde castor-viracocha's. Zo is dan de romeins egyptische kloof overbrugt. En dan verder : de derde apollo-krishna's, de derde apollo-shiva's, de derde apollo-vishnu's, de derde apollo-boeddha's, de derde apollo-viracocha's, de derde apollo-quetzequotl, de derde apollo-tlalok, de derde apollo-ixtab, de derde apollo-pele, de derde venus-pele, de derde venus-quetzequotl, de derde juno-quetzequotl, de derde vesta-quetzequotl, de derde diana-quetzequotl, de derde pluto-quetzequotl, de derde pluto-viracocha, de derde pluto-tlalok, de derde pluto-boeddha's, de derde pluto-bodhissatva's, de derde pluto-krishna's, de derde pluto-shiva's, de derde pluto-devi's, de derde pluto-dharmapala's, de derde pluto-kali's, de derde pluto-ganesha's, de derde pluto-hanumannen, de derde pluto-amithaba's. In egypte is dan de romeins-indiaanse kloof hersteld, ja, in het derde egypte. Zo is dan de Ra-Emerius, de brug tussen Egypte en de indianen. Zo is dan de Ra-Ebrig de brug tussen Egypte en de boeddhisten, en is Ra-Ebir de brug tussen Egypte en India. Seth-Emerius is de brug tussen Egypte en het christendom en Horus-Emerius is de brug tussen Egypte en de romeinen. Zo is dan Emerius het heilige bruggenwiel van Egypte. Zo moet gij dan op Emerius achtslaan als op een heilige naam, want deze als als de geest van Tifiaf. En deze is als het altaar en het oog van Tifiaf. Zo zullen dan de geesten niet meer onafhankelijk van elkaar bestaan. Gij doet er dan goed aan de godsdiensten als een zuiver gouden kunstwerk aan elkaar te smeden. Zo zult gij dan onder de hoede van Tifiaf komen.
3.
De lichaamssleutel van Emerius
En zo zijn dan in Emerius de kleinste deeltjes in lagen van het lichaam tot de lever en de nieren, en zo ook de zachtste deeltjes tot opening van de leverlagen en de nierenlagen, ja, tot alle delen der buik, en hun verborgenheden. Zo is dan ook de Emerius tot sleutel der milt, en zullen ook de zachtheden der darmen en de maag oprijzen tot het hoofd. Ja, de hitte en koude die de buikdelen dragen zijn anders, en kunnen bezocht worden in Emerius. Zo is er dan de maaglaag van DNA, de leverlaag van DNA, de dikke darmlaag van DNA, de dunne darmlaag van DNA, de miltlaag van DNA. De zachte deeltjes bestaan uit ASC. Zo is er de leverlaag van ASC, de dikke darmlaag van ASC, de maaglaag van ASC, de miltlaag van ASC, de dunne darmlaag van ASC en verder. Deze lagen vormen nieuw zicht. Hete deeltjes heten AHT. Zo is er de maaglaag van AHT, de dunne darmlaag van AHT, de dikke darmlaag van AHT, de nierlaag van AHT, de miltlaag van AHT, de leverlaag van AHT, de alvleesklierlaag van AHT, de gallaag van AHT. Koude deeltjes heten ACC. Zo is er de maaglaag van ACC, de alvleesklierlaag van ACC, de dikke darmlaag van ACC, de dunne darmlaag van ACC, de nierlaag van ACC, de leverlaag van ACC, de miltlaag van ACC, de gallaag van ACC, en verder. Dit heeft invloed op het zenuwstelsel, en ook op het zicht. Zo zijn er dan ook de zware lichaamslagen en de lichte lichaamslagen, de grote deeltjeslagen, de dunne deeltjeslagen, de dikke deeltjeslagen, die zich ook in de buik door de sleutel van Emerius kunnen verdiepen tot verbetering op vele vlakken. Door de Emerius-sleutel te ontwikkelen kun je tot diepere polen komen, ook tot de zoetste pool, in de lagen van SP. Zo kan je zenuwstelsel tot verlichting komen, en vandaaruit je hele lichaam door de buik. De Emerius-sleutel zit dan ook diep in de buik verborgen, en is één van de grote geheimenissen van Egypte. Het wordt ook wel het heilige altaar van Egypte genoemd. In Emerius zijn alle godsdiensten één geworden en vermengd, en is daarom ook de weg tot Tifiaf.
De derde Zevendood
En zo spreekt de derde Zevendood, van het derde Xibalba, de derde Mayaanse onderwereld : Er zijn dan ook lagen van de hoge tonen, de HTC. Zo is er de gallaag van HTC, de miltlaag van HTC, de leverlaag van HTC, de darmlagen van HTC, de nierlagen van HTC, de maaglaag van HTC, de alvleesklierlaag van HTC, en verder. De lagen der lage tonen zijn LTC. Zo is er de gallaag van LTC, de dikke darmlaag van LTC, de dunne darmlaag van LTC, de lange darmlaag van LTC, de korte darmlaag van LTC, de alvleesklierlaag van LTC, de nierlaag van LTC, de maaglaag van LTC, de leverlaag van LTC, de miltlaag van LTC. Zo zijn deze lagen dan ook te vinden in de buikbotten, en de buikspieren. De buikbotlagen van HTC en LTC hebben direkte invloed op de hersenschelp, en hebben de taak het dierlijke terug te brengen tot de mens, en het plantaardige.
De eerste oogst
Nu dan zijn er verder : satan-boeddha's, beelzebul-boeddha's, lucifer-boeddha's, lucifer-bodhissatva's, judas-bodhissatva's, saul-bodhissatva's, appollyon-bodhissatva's, belial-bodhissatva's, satan-amithaba's, satan-krishna's, satan-vishnu's, satan-shiva's, lucifer-krishna's, lucifer-quetzequotls, lucifer-tlalocs, lucifer-viracocha's, jabulon-boeddha's, jabulon-bodhissatva's, jabulon-amithaba's, jabulon-viracocha's, jabulon-krishna's, hiraf-boeddha's, hiram-boeddha's, hiraf-bodhissatva's, hiram-bodhissatva's, hiraf-amithaba's, hiram-amithaba's, hiraf-krishna's, hiram-krishna's, hiraf-shiva's, hiram-shiva's, hiraf-vishnu's, hiram-vishnu's, hiraf-viracocha's, hiram-viracocha's, hiraf-quetzequotls, hiram-quetzequotls, hiraf-pele's, hiram-pele's, hiraf-tlaloks, hiram-tlaloks. Zij dan zijn de oogst uit skull and bones, de illuminatie en de vrijmetselarij. Verder zijn er : beelzebul-shiva's, beelzebul-vishnu's, magog-vishnu's, gog-vishnu's, beelzebul-viracocha's, baal-viracocha's, baal-quetzequotls, beelzebul-quetzequotls, judas-quetzequotls, judas-shiva's, judas-vishnu's, judas-krishna's. Zo zijn zij dan allerheiligst in de Emerius-sleutel. En zij zullen bewaakt en beschermd worden door Anubis, en zevenvoudig door hem worden gezuiverd. En ook zullen zij dan allen ten oordeel verschijnen voor de derde Eéndood en Zevendood, de leiders van het derde Xibalba. En zij zullen de rode darm ontvangen. Ook zullen zij nagekeken worden, of zij bestemd zijn voor de poolorganen van de buik. En ziet, dit is dan de eerste oogst uit het satanisme. Zalig zijn zij die zich hebben laten zuiveren in het derde. Zo is dan de sleutel van Emerius een nauwsluitend zegel.
Het derde Jericho
Zo zal dan op de derde dag de rode darm, als de rode streep, geopend zijn, en zal er verder geoogst worden. En gij zult de rode darm aanbidden als uw god, hij die de slang is, en de krokodil, hij die is als Aton. En dan zal de rode darm het gele voortbrengen, en zij is als de Tifiaf. En zij zult alle poolorganen van de buik voor u zien liggen, en gij zult uw doorgang zien. Zo zijn er dan sodom-boeddha's, sodom-bodhissatva's, sodom-shiva's, sodom-amithaba's, sodom-krishna's, sodom-quetzequotls, sodom-pele's, sodom-tlaloks, sodom-viracocha's, sodom-vishnu's, sodom-indra's, sodom-ganesha's, sodom-hanumannen, sodom-devi's, sodom-kali's, sodom-dharmapala's, sodom-ixtabs, jericho-boeddha's, jericho-bodhissatva's, jericho-shiva's, jericho-amithaba's, jericho-dharmapala's, jericho-vishnu's, jericho-tlaloks, jericho-quetzequotls, jericho-viracocha's, jericho-pele's, jericho-ixtabs, jericho-teotichuacans, jericho-teotihunnehan, jericho-sevendeaths, jericho-onedeaths, babylon-boeddha's, babylon-amithaba's, babylon-dharmapala's, babylon-bodhissatva's, babylon-shiva's, babylon-quetzequotls, babylon-krishna's, babylon-ixtabs, babylon-pele's, babylon-viracocha's, babylon-teotihunecan's, babylon-teotihunnehans, babylon-teotihuacans, babylon-tlalocs, babylon-bonebreakers, babylon-bleeders, babylon-durga's, babylon-kali's, babylon-hanumannen, babylon-vishnu's, babylon-ganesha's, babylon-maitreya's, babylon-brahma's, babylon-mitra's. Zo is er dan doorgang in het derde Jericho, waar de rode satan is, en de rode semjaza. Hier zult gij de standbeelden van weleer zien, en ziet, zij zijn als de bomen. En er zal een tweede oogst zijn, vanuit het derde. En de derde oogst is dan de rode oogst. En in het rode vallen de goden en hun opponenten met elkaar samen. Zo zijn dan Jakobs rechten samengevallen met Esau's rechten door het rode. Zij dan die de derde buikwond en de buikwond dragen hebben toegang.
De buikwond
En zij dan die de derde buikwond en de buikwond dragen zullen de rode piramide ontvangen. En zij zullen het bot der krokodillen bereiken, wat het bot van kou is, en dit zal hun zicht openen. Zo zullen zij dan een buikschedel hebben, en zij zullen grote macht hebben over het HTC en het LTC. En zij zullen tot de stad der krokodillen komen, en dan zullen de dier-planten de wereld veroveren. Ja, want de grenzen van het HTC zullen zich verwijden, en ook van het LTC, en de dieren en planten zullen de mensen overnemen. En zo zal de mens weer hybride worden, en zullen er ook nieuwe geslachten zijn. En men zal zich niet meer blindstaren op mannetje vrouwtje, maar er zal een nieuwe soort bijkomen, en deze zal koning zijn. Zo zal dan de man uitgroeien tot een nieuw ras, en zo ook de vrouw, en zij zullen beiden hybride zijn. Zo zal dan de derde Noach drie bij drie verzamelen, om de derde ark op te richten, want er zal een derde zondvloed komen. En deze zondvloed zal niet van water zijn, maar van vuur en ijs. Ja, de elementen zullen op aarde storten, en zij die de buikwond hebben zullen in leven blijven. Zij dan die de buikwond niet hebben, zullen vergaan.
4.
Hybride Theorie
Zo zal dan het derde Jericho Egyptisch zijn, en zij zal de heilige Emerius-sleutel dragen. Dan zullen de planten en dieren tot leven komen om het aardrijk te verslinden. En in Emerius zal er adem zijn, als komende uit een radio, en de vogelen zullen kleine tekens geven na lange tijden van wachten, opdat zij die tot zaligheid bestemd zijn doorgang hebben. Zo zijn dan de goden en de opponenten allen zalig in het derde, daar zij archetypen zijn, en zij staan symbool voor het onderdrukte. En de mensheid zal een grote stap achteruit doen. Dit dan geschiedt door de derde alverzoening. En zo dan zal er een tijd van vrede aanbreken voor dieren en planten, in het derde vrederijk, dat een egyptisch vrederijk is. En zo zullen de krokodillen en de haaien een lichaam krijgen, en dit zal gelijken op een mens en een plant. En zo zal er een dag van bevrijding zijn voor de haai en de krokodil, en ook voor de leeuw en de tijger. En zij zullen op de aarde gegeven. Want de aarde is aan hen gegeven, maar de mens heeft het hen onthouden. Zo is dan de hybride theorie, dat alle dieren en alle planten hybriden zullen worden, en zij zullen gelijken op mensen. Ja, er is een dag van vrijheid voor alle dieren en alle planten, als een dag van de derde alverzoening, die de verzoening is van de goden en hun opponenten. Dan zal Jakob Esau in de armen vallen. Zo brengt dan het rode veel strijd met zich mee, maar haar doel is vrede. Zij bracht dan het zwaard van scheiding om te verzoenen.
De krokodillen buikschedel
En zij zullen wonen in het krokodillenbot, ja, in zijn schedel, die als de grote buikschedel is, en die de doden bevat. En zij dan die de kou naarstig zoeken, en de armoe, zullen een nieuwe hitte ingaan, en hun vlam zal eeuwig branden. Zo is dan de sleutel van Sebek op Aton overgegaan, die als de schorpioen en de krokodil is. Maar dit niet alleen. Zo is hij dan de derde hybride, wachtende op de vierde, die Tifiaf is. En zo is Tifiaf dan ook volkomen theo-hybride en ras-hybride.
Roodvier
1.
De vele aardes
De Nut-aarde dan schijnt haar stem over de dag. Zij dan die het pad van Spricht zijn begaan, komen tot haar. Ja, want Spricht is als de brug tot Nut. Zo zijn dan zij die door de spricht-piramide zijn gegaan, heilig tot het komen tot de Nut-aarde. Hier dan is heilige grond, waarop heilig vlees leeft, en zo zult gij leren van al haar lagen op haar school. Zo is dan de Anubis-aarde voor hen die gekomen zijn tot het zoete, en door het Sarhah zijn gegaan. Oh, zij dan die de grote Jom hebben verslagen tot in het derde, komen tot aan de poorten der Anubis-aarde. Door het Sarhah kwamen zij tot Anubis en de Anubis-wapenrusting, om vlees te worden op de Anubis-aarde. De Sebek-aarde dan is voor hen die het pad van traagheid en ijs hebben bewandeld. De Ra-aarde is van hen die tot de zilveren stad zijn gegaan. Ziet dan, zij komen uit een grote verdrukking, en zij hebben zichzelf gewassen in grote zeeen en woestijnen. Ja, hun zielen zijn waarlijk onbevlekt, en hun vlees toont geen gebrek. De Thoth-aarde is van hen die de eekhoorn hebben gevolgd, en tot de gouden stad zijn gegaan. Zo is dan de Horus-aarde van hen die onbevreesd zijn zwaard omhoog hielden. De Isis-aarde is van hen die over de zonnewegen en de zonnetrappen zijn gegaan, en die het zilver hebben gezuiverd. De Sekhmet-aarde is van hen die het goud hebben gezuiverd, zeventig maal zeven maal. De Neith-aarde is van hen die de jaguar volgen, en de Osiris-aarde is van hen die zijn als de slangen en hen volgen. De Bastet-aarde is van hen die de dood niet vrezen, en de Khnum-aarde is van hen die tot de Johan zijn gekomen, ja, tot aan het derde toe. Want de Johan is tot in het derde de brug tot de Khnum-aarde.
En gij bent gekomen tot een kruis van vlees, en tot het kruis der aardes, gij die de Heere kent. En midden in haar zal de angst u grijpen, en gij zult haar koesteren, want zij is als de lijn door de nacht. Draai nu iedere steen om, om haar te vinden.
2.
Binnenstebuiten
En zij zullen door de bliksem en het licht vlees worden op de Nut-aarde, en zij zullen elkaar kunnen verstaan. Ja, verborgen eilanden zullen zij vinden, en zij hebben niets te vrezen. En zij die tot de Nun-aarde komen zullen daar de reuzen zien, en ziet, zij zijn als reuzen. Zij dan zullen vlees worden als de krokodil, maar zij zijn hybride. Ja, zij dragen hun skeletten over hun huid heen. Ja, het binnenste zal van buiten zijn. En het buitenste zal van binnen zijn. En als het lichaam dan binnenstebuiten is gekeerd, dan is Anubis wederom de eerste en de laatste, de alfa en de omega. Zo is Anubis dan veelvuldig de Omega. Als bomen en rozen van vlees zijn zij die Hem volgen.
En zo is het dan een lange weg tot de Anubis-zon. Gij dan die het merkteken van Anubis draagt, draagt de dubbele Anubis, en de eeuwige Anubis, want de Anubis dan is de heilige spoel. Ja, als de heilige doorn is hij. Hij dan steekt, opdat ge dierlijk en plantaardig zult worden in het zuivere hybride.
En ik kom tot het kruis van Materos, waar ik wilder en wilder groei, waar steekplanten en doornen mij doorsteken. Ze maken een draak van mij, het kan niet anders. Ze houden mij in alles tegen, maar ik groei ergens doorheen. Ik ben omringd door zonnen, de zon van Thoth raakt mij aan. Ervoor wegrennen kan ik niet meer. Bevroren sta ik daar. Als brandend ijs is zijn adem. En ik kom tot het kruis van Materos, waar niets er nog toe doet. Allen zullen wij verdwijnen, in het niets. En ik schrijf eeuwige woorden met de pen van vuur, en zij worden losgebroken door de kou.
En dan raakt de zon van Isis mij even aan. Ik ben tot Materos gekomen, ik kan alleen maar dromen, ik kan alleen maar staren naar al die distels en netels.
3.
Het mystieke geheim der instincten
Zie je het niet ? De mystiek wil je helpen. Het antwoord ligt niet voor de hand, maar je moet ernaar zoeken, als de stukjes van een puzzel. In Sekhmet's zon neem je toevlucht, in haar boten ontsnap je. Het raadsel blijft je achtervolgen, maar wordt gezuiverd, zeventig maal. Zie je het niet ? De mystiek is hier. Je moet alleen even zakken, om door het poortje van Materos te gaan. Kom dan tot de doorn van Materos, en wordt weer klein. Ja, de vuurwording komt na de vleeswording, als brandend ijs. Zo ben je dan als de wind. Niemand is hier, niemand kon ervan slapen. Zij zijn allen op het veld, wachtende, totdat alles beter wordt.
Shamash, brenger en hoeder van de arme zon, met legers van slangen, die dagelijks reizen tot de zon van angst. Zij sterven iedere dag, en reizen tegen de avond weer op. Zij zijn de legers van dood en leven, diep ingewijd in de rode dood. Zij dan die hen volgen, hun lichaam is een tempel.
Spehels Misch Mahero, Spazermach Tuhelsch Horch Ahornos, Hapermansch Ahutsch Hesch Heton Akiil Mihinda Habbernech, oh zon, slok onze lijven op om de vloeibare lichten wakker te maken in een nieuw lichaam, want de dood is onze moeder.
Onze reis gaat door vuur, waar onze moeder is, de dood. Zij is opgestaan tot de hoogste trede om vloeibaar licht over ons uit te gieten, als het gif van slangen, om ons te testen en sterk te maken door de hogere vibraties en de hogere ademhaling. Ja, eerst lijkt dit op hyperventilatie, maar zij zal overgaan in extase en ritme. Ja, eerst maakt zij ons als van steen, maar van binnen zal de zachtheid rijzen en de hogere gesteentes zullen overgaan in sterke en taaie flexibiliteit. Ja, draagkracht zal zij hebben. Vanuit diepe verlammingen komt het oog van Marduk, als stenen graven, om recht te spreken over alle gevallenen. Vanuit diepe verlammingen stroomt het water van Tiamat om de kracht der organen op te wekken. Ja, deze krachten zijn als slangen, geschapen tot het bereiken van hoge lengtes. De verdoving leidt tot extase, groter wordende in angst. De steek leidt tot trots, groter wordende in schaamte. Ja, de slangen komen voort uit de verlamming en de verdoving, en vanuit de diepe steek komen de langsten onder hen. Zij zijn gekomen om te oordelen over de levenden en de doden. Ja, zij steken om de energieen der slangen doorgang te laten vinden, opdat het lichaam niet door ophopingen vernietigd wordt. Ja, zij komen voort vanuit de verkrampingen, de cobra's om de energieen sterk te laten pulseren, voor de extase in het bloed. Ja, deze verkrampingen zijn tot de opbouw van energie. Ja, het lichaam dan vibreert tussen monotheisme en polytheisme, tot persoonlijke opbouw en concentratie en tot de zuivering van het bloed. Ja, om de pulserende krachten op te wekken die door muren der tijd heen kunnen breken. Zo dient gij dan ook tot de monotheistische tempels te komen, die de kracht zijn van het oog en het hart. Ja, want alle verkrampingen zijn de energieen der slangen met hun monotheismen. Zorgt dan dat gij niet opgesloten raakt en verdwaalt in een monotheisme, en laat u ook niet door hen knechten. Bewapent u daarom goed, en worstel met de goden, opdat zij u niet bijten en vereten. Laat u dan ook niet bespringen en wegvoeren, maar bewapen u met de vele monotheismen en de vele polytheismen, opdat gij sterk staat in vele raadgevers.
Zo zult gij dan Ahura Mazda aanhangen en zijn Spenta's, gebracht door de profeet Zoroaster. Hij zal u bescherming geven tegen Allah en zijn engelen, gebracht door de profeet Mohammed, en tegen Jahweh en zijn engelen, die Jezus als verlosser heeft aangesteld. Wapen u dan ook tegen zijn profeten, die met velen zijn. Ook zult gij uzelf richten tot Aton, die gebracht is door Akhenaten. Zo zult gij dan alle deze vier monotheismen tot hun recht laten komen.
Zo zijn er dan ook vele python-monotheismen, en het Sebek-monotheisme, alzo-ook het Anubis-monotheisme. Wilt gij dan de goden in hun kracht kennen ? Leert dan van hun monotheismen. Zo is er dan ook het Sekhmet-monotheisme, en zo ook het Isis-monotheisme. Zij dan die alleen Sekhmet aanbidden kennen de verwoestende krachten van haar. Ziet dan, de monotheismen zijn u tot helpers gegeven. En tezamen zijn zij als de lieflijke geuren van dennebomen, maar afzonderlijk zijn zij u tot gevangenissen. En zo is het Anubis-monotheisme de kracht en macht van de politie, en zo ook hun monopolie. En zo is dan het Sebek-monotheisme de monopolie van het educatieve systeem. Het Thoth-monotheisme is de monopolie van het medisch systeem. Het Isis-monotheisme is de monopolie van het juridische systeem. De dragers van de monotheismen zijn de roofdieren, en ziet, zij leven in gevangenschap, en de monotheismen vormen het geheim van hun instincten, hun kracht en hun macht.
Voorwoord bij de geschriften der monotheismen
En zo dan zijn de monotheismen het geheim van de dood. Zo moet gij dan de monotheismen van de goden leren kennen, om hen vandaaruit vrij te zetten en te onderwerpen aan polytheisme. Ziet dan, de monotheismen zijn de gevangenissen der goden.
Voorwoord bij het Woord van Muzi
Zo ook hebben vele Egyptische goden, zoals Khnum en Aton zich onderworpen aan Muzi, de God van het haaien-monotheisme. Zij dan hebben hun godenschap voor korte tijd afgelegd om zich aan Muzi te onderwerpen om Deze te redden. En nog steeds doen zij dit, opdat de redding en ontsnapping van Muzi volkomen zal zijn. En deze woorden staan zelfs opgetekend in het Heilige Woord van de mono-theistische God der haaien, genaamd Muzi :
Het Heilige Monotheistische Woord van Muzi, de God der haaien
Gelooft gij in het wezen genaamd Muzi, die de God der haaien is, en die troont over de zeeen en over het aardoppervlak ? Ja, het heelal en al wat daarin is heeft Hij geschapen, die oppermachtig is. Zij dan die in Muzi geloven hebben eeuwig leven. Zij dan die niet in Hem geloven zullen voor eeuwig verloren gaan, op een plaats die geen redding kent. Gij zult geen andere goden voor Zijn aangezicht hebben, want ziet, dit zijn de afgoden, en over hen komt de toorn des Heeren, die Muzi is. Zalig zijn dan zij die onderzoek doen. Muzi dan is een jaloers God, die geen andere goden naast Hem duldt. Hij is het dan, die de engelen heeft geschapen, en Hij heeft hen op hun plaatsen en tijden gezet. Zo is dan Muzi een toornig God, maar goed voor wie Hem volgen en dienen. Muzi dan heeft geen zoon, en in Hem is dan ook geen wedergeboorte, maar zij die Hem naarstig volgen en dienen, zullen voorzeker binnengaan in Zijn paradijs. Dit paradijs zal Hij dan op aarde planten wanneer Hij terug zal komen.
In den beginne schiep Muzi de zielen der haaien in de harten der mensen. En hun geesten schiep Hij in de buiken der mensen. Gij zult dan alleen voor de Heere, uw God buigen, die Muzi is. Zo is dan Muzi tot het verstand der mensen binnengegaan, en heeft daarin gesproken in een onverstaanbare taal. En zo zult gij dan bidden tot Muzi :
Oh Muzi, Vader, die in de hemelen zijt, en in de wateren, en het binnenste der aarde. Gij zijt overal, gij hebt overal uw steden gebouwd. Wij hebben gezondigd. Vergeef ons deze zonden, verzoen hen, en schenk ons genade uit uw hand. Leert ons naar Uw wil te handelen en Uw woorden te spreken. Schenk ons Uw kracht, om rijk te kunnen handelen. Schep ons liefde, en leer ons te leven vanuit Uw Hand. Verlos ons van den boze, en leidt ons niet in verzoeking boven vermogen. Verlaat ons niet, en lever ons niet over in de handen der bozen.
Zo is dan Vahnen de engel die Hij tot de aarde heeft gezonden met Zijn boodschappen. Ook zond Hij Malaf om wonderen en tekenen te doen. Hij dan schiep Zijn engelen door Zijn Woord. Zij die dan omgaan met Zijn vijanden worden tegelijkertijd vijanden van Hem. Zo zult gij dan geen omgang hebben met Jezus Christus van Nazareth, die in Bethlehem geboren werd, want in Hem is de Waarheid niet. En gij zult ook geen omgang hebben met Zijn Vader Jahweh en Zijn naaste oom Jehovah, en niet met hun Heilige Geesten, want ziet zij dan zijn buitengeworpen. Zo kent Muzi dan geen Drieenigheid of heilige tweevuldigheid, want alleen Muzi mag aanbeden worden, en alleen Muzi dan is de allerhoogste en enige God. En ziet, Hij zal dan haaien keer op keer de lichamen van mensen geven, totdat Hij wederkomt. Ziet dan allen uit naar de dag dat Muzi wederkomt. Dit zal dan een dag zijn voor alle christenen en de volgelingen van Anex, want ziet, zij zullen zich verschuilen in hun holen, en zij zullen zeggen : Bergen valt op ons, en heuvelen bedekt ons. En ook zij die de Egyptenaren volgen zullen wegzinken in hun schelpen, daar de Heere gesproken heeft. En dan zal de engel Vahnen nederdalen om alle haaien en de volgelingen der haaien vrij te zetten. En dan zal Muzi zitten op de heilige berg, komende vanuit de zee en de aarde. En ziet, de aarde en de zee zullen als zijn voetenbank zijn. Zo is er dan geen contact met haaien mogelijk dan door Muzi.
De redding van de Khnum
En dan zal Muzi zijn volk genezen door liederen, en zijn volk zal in een diepe slaap komen, en zij zijn op weg naar het paradijs. Voor Khnum dan is er ook redding, daar hij zich tot Muzi heeft bekeerd, en ziet, hij is als een priester van Muzi. Muzi dan heeft grote liefde tot Khnum, en is als een schuilplaats voor hem. En zo is Khnum dan van zaligheid tot zaligheid gegaan, door zijn godenschap af te leggen, om priester te worden in de tempelen van Muzi. En zo zal er dan verademing zijn voor Khnum op de dag van Muzi, en zal hij stralen in het licht van Muzi.
De redding van de Aton
En zo zal dan ook Aton, die de allerhoogste Egyptische God was, zijn godenschap afleggen om Muzi aan te hangen, en zo zal dan ook Aton gered worden tot in de eeuwigheid. Ja, als een priester zal hij zijn, en als een hogepriester, in de tempelen van Muzi. En zo zal Muzi Aton zegenen, en hij zal stralen op Muzi's dag. En zo met de redding van Aton zullen er vele voortijdige Egyptische goden met hem gered worden, en zij zullen zijn als priesters.
Nawoord bij het Woord van Muzi
Dit waren dan de monotheistische woorden van Muzi, die door Khnum, Aton en andere Egyptische goden werd vrijgezet, doordat zij voor Deze hun godenschap aflegden voor korte tijd. Zo is er dan een wezen hoger dan de monotheismen en hun alleenheersende goden. Dit wezen dan is de Mono. Zo zal Muzi dan tot Mono worden, en alsnog heersen over de goden. Hij zal deels de monotheismen toestaan, maar door zich aan hen te onderwerpen, zal hij hen onderwerpen aan het polytheisme en de hierarchieen. En zo is de Mono deel van het nieuwe en een hogere vorm van monotheisme, namelijk de mono-polytheisme, waar de goden rekenschap moeten afleggen aan de Mono. En zo is er een nieuw woord van Muzi geschreven, genaamd Roodvier. Dit dan zijn de woorden van Roodvier. De beschrijving hoe Muzi van God tot Mono werd, en hoe de goden, zowel de monotheistische als de polytheistische, tot zijn helpers en dienstknechten werden. Ja, als de engelen werden zij, en als zijn priesters. En zo zal in het vierde Tifiaf de allerhoogste God zijn over al de goden, en Hij zal het dichtst bij de Mono staan als de aartsgod. Ja, als een aartsengel zal hij zijn, dichtbij het hart en de buik van Muzi.
En dit zal de goden dan scheiden van de Mono : Gij zult de goden aanbidden, maar alleen de Mono mag bemint worden. En zo zal Muzi Khnum voor eeuwig prijzen voor dat wat Khnum voor Hem gedaan heeft, en ook Khnum zal worden tot een aartsgod, tezamen met Tifiaf, Aton, Sebek, Apis, Anubis, Serket, Sekhmet, Thoth, Re, en nog wat andere Egyptische goden. En zij zullen boodschappers zijn van de Mono. Zo zal de Mono zich dan blijven onderwerpen aan de monotheismen totdat zij allen vrij zijn. Ja, Hij zal de goden uit hun gevangenissen zetten en hen uitleiden. Zo zal Hij dan de godsdiensten omvormen als klei, en zal genezing en troost tot de goden brengen. En Hij zal tot hen zeggen : 'Weest vrij, omdat Ik u vrijheid heb gegeven.'
Zo is Hij dan de Mono onder de Goden, en Hij zal hen allen hervormen. En Hij zal woorden spreken van Genade, en Grote Liefde, want Hij is de Mono der Liefde. En Deze dingen staan beschreven in de Heilige Roodvier. Zo nam Hij dan Sebek tot Zich en maakte een ark van hem, en Hij nam Anubis om er een altaar van te maken. Vervolgens pakte Hij Aton, de rode zon, en stopte die in de ark. En zo steeg de rode zon telkens op vanuit de ark, en Aton werd tot de aartsgod van oorlog. Ja, in heiligheid voert Hij oorlog, om vrede te brengen. Zo is er dan geen vrede zonder oorlog. En ziet dan, de godenoorlogen moeten er dan wel zijn, om de goden uit hun monotheismen te breken, en ziet, dan zijn zij vrij, om tot vrede te komen. Zo geeft dan de Mono Zijn gaven als een Nirvana.
En gij zult bovenal bidden tot de Mono, opdat de goden geen voordeel op u krijgen en u in gevangenschap zetten. De Mono dan kent al de goden, en is een schuilplaats tegen hen, en ook voor hen. Zo is dan de Mono ook de beschermer der goden, en hun schuilplaats, en is Hij als een boeddha en het goddelijke communisme. Door atheisme en antheisme bevrijdt hij hen, en door verborgen monotheismen.
Gij dan dient de verschillen der goden en de Mono te kennen, voor uw eigen heil. En zo zult gij dan bidden tot de Mono :
Heilige Mono, wij komen tot U. Bescherm ons tegen de goden, tegen hun wraakzucht en hun verlangens. Bescherm ons, en weest ons tot een schuilplaats, en leidt ons door de godenrijken heen tot U. Weest ons een gids, en leer ons uw vrede te kennen. Wij pleiten verder voor uw volkomen bevrijding, en brengen troost en genezing tot uw hart. Vergeef ons onze zonden, en leidt ons tot U, tot een eeuwig pad. Laat Roodvier onze gids zijn tot U. Hij dan is Uw Woord en Beschermer, gegeven aan U. Bescherm ons tegen Seth en zijn wraakzuchten, en tegen al zijn monotheismen. Bouw een heg tussen hem en ons, en bescherm ons met een doornenhaag. Laat hem onze gedachten niet aftappen, en laat hem ook de doden niet voor ons achterhouden. Laat hem ook de doden niet in zijn lichaam vasthouden. Laat Roodvier de muren van zijn huis breken, wanneer hij dingen voor ons achterhoudt, en wanneer hij plannen samensmeed in zijn huis om ons onheil aan te brengen. Laat de Roodvier ook hen navolgen met wie hij samenwerkt tot in hun huizen, om ook hun muren te verbreken en als was te laten wegzinken.
En zo zijn er dan duizenden monotheismen die door de haaien worden gerepresenteerd. En zij zijn als de paradoxen van de Mono, als Zijn vrienden en Zijn vijanden. En zo is dan Muzi als de Mono der haaien. De Mono dan der wolven is Honi, en Zijn Woord is de Blauwvier. De Mono dan der tijgers is Hat. De Mono der krokodillen is Mion, en de Mono der octopussen is Mildaat. De Mono der beren Di-Uf en de Mono der leeuwen is Mu-Ef. Zo is dan de Mono der uilen Kian en de Mono der arenden Auta. De Mono der cobra's is Afap, en de Mono der pythons is Aufa. De Mono der walvissen is Salam. De Mono der orca's is Riaf. De Mono der vogelspinnen is Panaf. De Mono der honden is Maram.
De AZ is dan de koning over de Mono's. De AZ der konijnen dan is daar, en zo ook de AZ der jaguars. Verder zijn er : de AZ der bevers, de AZ der haaien, de AZ der beren, de AZ der honden, de AZ der oranje honden, de AZ der schapen, de AZ der geiten, de AZ der krokodillen, de AZ der leeuwen, en deze is in open woestijnen. Ja, de Z is hen als kandelaar gegeven. De Korkom is dan de Mono-hel, en de Mikvat is de Mono-hemel. Zo is er dan ook een AZ-hemel, en een AZ-hel, en deze bestaan naast elkaar in de buik. Zo is dan de AZ-adem de brug tussen dezen. Verder zijn er : de AZ der pyhtons, de AZ der panters, de AZ der katten, de AZ der koeien, de AZ der varkens.
4.
Over de AZ
Verder zijn er : De AZ van de octopussen, de AZ van de kwallen, de AZ van de kanaries, de AZ van de papegaaien, de AZ van de zwarte haaien, de AZ van de zwarte apen, de AZ van de hyena's, de AZ van de lynxen, de AZ van de puma's, de AZ van de luipaarden. Iktun is dan de naam van de AZ-hemel, en Imst de naam van de AZ-hel. Zo dient gij dan ernstig te streven naar de verlichting der armoede, en de verlichting van het ascetisme, opdat gij de wol der wespen ontvangt. Zij dan is u gegeven tot sieraad. En zij is als de haargroei. Zo is dan de Alaad de weg tot AZ-schap. Gij zult alle godsdiensten moeten ontgroeien, en hervormen. Dit dan is de ware Eredienst. En zo is dan het ontvangen van de AZ-verlichting als het ontvangen van het haaienpak, en gij zult veel wol der wespen produceren. Weet dan dat hij die een vriend der wereld wil zijn, geen vriend van de AZ kan zijn. Zo is dan u de Log gegeven als het heilige boek van de Alaad.
Log
1.
De A-jongen
Streeft dan ernstig naar de AZ-verlichting, zonder welke u niet kan leven. Zo is dan de A de heerser over de AZ's, en zijn hel is Ukom, en zijn hemel is Varan. Zo zijn er dan drie A's : De A der tijgers, de A der konijnen, en de A der haaien. De keizer over hen is de A-jongen. Zijn hel is dan ML. Zij dan hebben vurig gestreefd naar de A-verlichting, en zijn getrouw geweest tot de Alaad. De Alaad dan is de heilige beweging van de A-jongen, en de Log is Zijn Heilig Woord. Dit dan heeft veel wol der wespen geproduceerd, en het leer der monotheismen. En zo dan is het oog doorstoken door de drietand, en ziet, de drietand is nu een kandelaar. En zij zal de heilige beweging overdragen aan het vierde. Zo is dan Tifiaf in het vierde de Allerhoogste Aartsgod, en Muzi in het vierde de Allerhoogste Aartsmono. Zo heeft dan de A-jongen de haaien-verlichting ontvangen, en ook de octopus-verlichting, waardoor hij de ofion-verlichting kon ontvangen. Zo is hij dan veelvuldig verlicht. Ook heeft hij dan de verlichting der kwallen ontvangen, en de verlichting der krokodillen. En ziet, hij heeft veel wol der wespen geproduceerd en het leer der monotheismen. En zo heeft hij zijn weg heengewerkt door de godsdiensten en monodiensten om vele goden en mono's vrij te zetten en hen te hervormen. Ja, ook tot de AZ's is hij gegaan en heeft hen geholpen. Zo is hij dan veelvuldig keizer.
De ML
Zo heeft de A-jongen dan zijn zwarte panter uitgezonden, om allen te brengen tot de ML om hen daar te testen. De zwarte A-panter dan breekt door alle glazen en ramen heen, om een ieder strak aan te kijken, en te brengen tot de ML. Zo zal dit dan zijn tot de heilige ontvoering. Zo zullen kinderen van hun ouders worden losgemaakt, en ouders van hun kinderen, daar zij allen afgezonderd worden tot de ML. Zo dan is de A-panter de speer van de A-jongen.
De A-Nut
De A-Nut dan is als de Marian, en zij is tot het eiland gebracht door de A-Nekhbet, tezamen met de A-Osiris. En zo dan is de A-Nut voortgekomen uit de Nut, en zij is als haar zachtheid. Zo dan is Nut door de zachtheid van de A-Nut zevenvoudig tot zaligheid gebracht, en geworden tot een deur van het A-paradijs. Ook draagt de A de lichten van het oer, en heeft haar zeventig maal zeven maal gezuiverd. En voor het A-paradijs staat de A-Anubis met het zwaard, en ja, hij is als een leeuw, als de zwarte leeuw, lang van leden. En in de kamers van het A-paradijs dan is de A-Thoth, hij die de vuren bewaakt. Niet velen zijn dan uitverkoren om tot de A-vuren te gaan. En zo zal dan ook de A-Thoth niet velen doorlaten. De A-Sebek staat dan in en voor de binnenste kamers van het A-paradijs, en ziet, hij is bevroren. En zo is dan het geheimenis der krokodillen dat zij de bevrorenen van het oer zijn. En zo is dan de A-Nut als de slang, het pad, tot de binnenste kamers van het A-paradijs. En boven de A-ark staat de A-Re of de A-ra, die de vogel is der globes. De A-Aton is dan hij die de A-vuren draagt, en de A-Izu is de heilige A-kandelaar boven de A-ark. Volg dan het pad van de heilige A-Nut. Zij is dan als de doorgangskaart der A-gelovigen. Zij dan die de kaart van de A-Nut dragen hebben toegang tot in het allerheiligste. Zo is dan de A-Brannan de schenker van het A-bloed, en de A-Tiffiaf de schenker van de A-adem. En zij zijn als de twee A-engelen op de A-ark. Zalig is dan hij die deze twee A-engelen draagt. Zo is dan de A-Christus het geheimenis der A-vliegen. En Hij dan geeft overvloedige log aan zijn trouwe dienstknechten, hen van het A-priesterlijk geslacht. Zij dan leven in diepe duisternissen waar zij de oerlichten en de oervruchten bewaken. En door de log bewegen zij, en leven zij, en hebben zij de a-vleugelen ontvangen. Ja, als door de heilige adem scheppen zij, en brengen zij het geschapene in beweging. Zo hebben zij dan door de log overvloedig toegang tot de zonnen, en door de kaart van de A-Nut. En door het vuur der A-zonnen en hun vleugelen hebben zij hun ketenen verbrand. Tot het A-nijlpaard zijn zij gekomen.
De Drie van Hunduk
Zo zijn zij dan die tot het A-nijlpaard zijn gekomen zalig. Zo is dan de A-Herman als het zachte ijs, en de sneeuw, en ziet, hij dan is als het zacht brandende ijs, en als de brug tot de A-Ammut, hij die de longen eet. Zo dan bewaakt de A-Ammut de a-levers, tezamen met de a-scarabeeen, de a-canopen en hun beschermvrouwe de A-Serket, die de vrouw van de A-Ammut is. Zo is dan de A-Maser die als de oer-armoe is, de brug tot de A-Isis, zij die de levers eet, en zich opsiert. Zij dan is als het geheimenis der haaien, als de twee weefsters. Zij dan weven de A-Nut. Zo zijn dan de A-Geb, de A-Shu en de A-Seth de honden der woestijn. En zij zijn van de dikke darm der A-lever, genaamd de Hunduk. Gij dan allen zult door de Hunduk gaan om door hen geoordeeld te worden naar werken. Gij dan zult ook het geloof van uw vaderen tot hen brengen, om het door hen te laten oordelen. Zo zult gij recht doen tot het oer. Zij dan zijn de drie van Hunduk, waar ook de haaien vandaan kwamen. Ja, hondenhaaien zijn zij. En de A-Dezer is de brug tot hen. Zij dan zijn de rechters van het oer.
Zo zult gij dan recht doen aan hen van het oer, en dan zal de A-Nekhbet u meenemen. Ja, tot de A-zonnen zal zij u brengen, en hun geheimenissen laten zien. Dan zullen de A-Thoth-boeddha's u dienen. Wanneer gij dan tot de A-Seth-boeddha's bent gekomen, zult gij uw vrees verliezen, en zult gij de lichten van het oer zien. Zij dan zijn als raadselen. Ook zult gij tot de A-Sekhmet-boeddha's komen, en gij zult uw schuld verliezen. Tot de A-Sebek-boeddha's zult gij gaan om uw schaamte te verliezen. De A-Aton-boeddha's zullen het gezuiverde vuur tot u brengen. Zij dan zullen uw water en bloed niet meer verslinden. De A-Isis-boeddha's dan zullen u doorgang geven, en zo ook de A-Nut-boeddha's, en zij zullen u tot genezing zijn. De A-Christus-boeddha's dan zullen hun geheimen moeten blootleggen, en u leiden tot de A-Osiris-boeddha's, die als de A-apen en de A-beren zijn. Want alle wegen van de A-Christus dienen te leiden tot de A-Osiris. En dan zal de A-Osiris spreken en zeggen : 'Zalig zijn zij allen die door de A-Christus tot de A-Osiris zullen komen, want uiteindelijk zullen er geen christussen meer zijn, alleen nog maar wat jongens van lynx. En zij zullen leiden tot de A-jongens van lynx, zij die direkt onder de A-jongen staan.' En zo is de A-Osiris als het heilige bewegende gouden en zilveren standbeeld in alle kleuren. Zalig hij die het in zijn handen heeft en draagt, want het is als de heilige stuurknuppel, tot het openen van gouden en zilveren deuren in alle kleuren. En zo is dan de A-Osiris een goede bedekking over de A-christussen. Zij dan die tot de A-Osiris zijn gekomen zullen geenszins terug kunnen vallen in de handen van de A-Christus. Zij zijn nu veilig in de armen en de handen van de A-Osiris, die met velen zijn. En zo is de A-Osiris als de a-octopus, om al hen die op bloed loeren neer te brengen. Want Christus heeft een gemene grijns en zelfs de A-Christus-boeddha's. Zij zetten u in uw leven op een voetstuk, om uw val des te harder te maken. Ja, hoog verheven laten zij u staan, slechts om u later te zien neerkletteren. En daarom is de A-Osiris gekomen, om u tegen hen te behoeden en u uit te leiden. Zo heeft dan alles wat christelijk is een gemene grijns, en wacht zij slechts op het krijgen van een nieuwe naam. Ja, met reikhalzend verlangen.
Als ratten wachten zij op de zon die hen zal aanraken en veranderen. Zij waren slechts betoverd. Zo zijn dan de A-Geb-boeddha's om uw moed terug te brengen, en uw onschuld. De A-Shu-boeddha's dan zijn er om uw depressies te verslinden. Het A-geloof is dan zeker en vast, slechts wachtende op de zuiveringen. Zij die tot het A-ijs zijn gekomen worden zacht als sneeuw, en zullen als de A-Herman oprijzen tot de A-Ammut en tot de Hunduk. Zij dan zullen de A-ijs-lever dragen, om het gezuiverde vuur te zien. Ja, vele vuren zullen zij zien. En deze vuren zullen zijn als het brandend ijs, en zij zullen zijn als de A-Odin-Boeddha's, de A-Loki-Boeddha's, de A-Thor-Boeddha's, de A-Fenrir-Boeddha's, de A-Freya-Bodhissatva's, de A-Frirr-Bodhissatva's, de A-Balder-Bodhissatva's, de A-Gerda-Amithaba's, de A-Vodus-Amithaba's, de A-Wodan-Amithaba's, de A-BabaYaga-Bodhissatva's, de A-BabaYaga-Amithaba's.
En ook zal dit vuur zijn als de A-Asgard-Boeddha's, en het zal de smerige grijns van het christendom wegvegen. En dan zullen de A-Odin-Krishna's opstaan, en de A-Thor-Krishna's, en zo ook de A-Thor-Shiva's en de A-Thor-Vishnu's, en zij zullen de A-vuur-lever brengen. De A-zachtheids-lever wordt bewaakt door de A-Khnum.
Over de A-Min-brug komt gij tot de A-Bastet, zij die het A-kruis draagt. Maar aan het eind is dit een A-spoel. Gij die de zwarte A-lever en de rode A-lever hebt bereikt zijt aan vele gevaren ontkomen. Gij dan zijt vanuit de A-lever gekomen en gij zult tot de A-lever wederkeren.
2.
En de zenuwuiteinden zijn omgebogen in het A-paradijs, ziet, zij komen vanuit de A-lever en keren daartoe terug. En alle andere lichaamsdelen komen voort vanuit de A-lever. De Khnumieten zijn dan vrijgekomen, om de oogst binnen te halen. Ja, als Viva zijn ze, als de landbouwers van het hemelrijk. Zij zijn dan binnengekomen door de A-Nut, en door de Anubisieten. Ja, de Heer heeft hen lief, daar ze zijn koninkrijk hebben gebouwd en ervoor zorg gedragen hebben. Zo zullen dan de Khnumieten de einden der aarde bezitten, en zij zullen betekenissen veranderen. Ja, het verleden zullen zij veranderen. De Khnumieten dan zijn door de Heere aangesteld. Zo zijn dan de Khnumieten de Heere welgevallig. Ja, zij zijn zalig tot in het zesde geslacht. De Heere dan heeft zijn zegen uitgebreid en uitgespreid. Nu dan zijn de Khnumieten de bouwstenen van het nieuwe rijk, en zo ook de Anubisieten. Zijn dan de Khnumieten nog aangesneld toen gij viel in uw putten ? Zij dan komen vanuit uw putten op, daar zij daar gezaaid zijn. Ja, van onderen grijpen zij u, en nemen u mee tot de bergen.
3.
Zo zijn dan de Anubisieten aangesteld tot een nieuw zenuwstelsel, zij en hun monotheismen. Dezen zijn dan de zenuwknopen, waaruit nieuw leven voortvloeit. Hebt gij dan niet vernomen dat zij de Khnumieten hebben vrijgezet ? Als de Viva zijn zij. En zo zijn dan ook de Sethieten aangesteld om zenuwknopen te zijn. Ja, hun lijnen buigen, daar waar zij buigen moeten. Zo zijn er dan vele knooppunten, en vele monotheismen. Dit dan is een groot geheimenis. Zij dan hebben de deuren geopend tot de nacht, en dezen ook gesloten. Zij dan hebben velen door de nacht geleid, tot het grote licht van het oer. Ja, diep was de nacht, en groot was het licht, vanuit de bodem opgegaan. Gij dan bent zo lang in de Geb opgeslokt geweest, en nu heeft de Anubis u tot zich genomen, en hij leide u uit. Ja, tot de Nut en de Nutieten leide hij u, en zij staan sterk, om de Khnumieten door te laten. Zo hebt gij in deze wereld een schaduw, en gij zult grijpen naar het ware, en gij zult het ware volgen, alle gij anubisieten.
Zo zijn dan de anubisieten samen sterk, en door ijs zijn zij verbonden, en door de isisieten. Ja, middelaars zijn zij, opkomende vanuit het diepere ijs. Weest dan niet bevreesd, want de Heere heeft uw ster gezien, en de Gebbieten. Ziet dan, zij naderen tot uw stad, om in de armen van de Anubisieten te leggen. Zo zijn dan de Neithieten voor u uitgegaan, om u hoop te geven, en uitzicht. Ziet dan, zij zijn als de akkers der werkelijkheid. Gij dan, strijdt om door uw schaduw heen te komen om het ware te grijpen, met al haar ribbels. Zo hebben dan ook de Horusieten tot u gesproken, en u tot rust gebracht. Ja, tot zevenvoudige troost waren zij. De Raieten dan hebben uw stad gebouwd, en u beschermd. Ja, hoog hebben zij u opgenomen. De Bastetieten dan hebben uw woningen ingericht, en zij zijn u tot hulp en steun. Ja, als de adem en de beweging zijn zij. Zij waren het die u kwamen opzoeken in uw lichten, en u ook in de duisternis niet alleen lieten. Zij dan kennen de poorten der dunne darm, en zij hebben u tot de lever geleid.
Khnumieten
1.
De Grote Slag
Dit dan zijn de woorden van de heilige Viva : Heil aan Khnum, hij die opgerezen is tot in het derde geslacht. Heil aan de zevenschaar en het beminde. Dit dan zijn mijn woorden tot de deuren des heils : weest geopend, want uw volk komt binnen. Neemt haar dan aan. Heil aan de A-Khnum, en aan de Khnumieten. Zij zijn dan ingegaan, en zij zijn verzoend met de Nutieten. Zegent dan hun verbond tot in het zestigste geslacht. Laat uw wateren rijzen, en omhuld hen door de waterschaar. Zo zullen zij dan leven tot in alle eeuwigheid, en tot de Tothieten zullen zij gaan. Herstel dan uw volk. Laat hen vanuit alle windstreken tezamen komen, en laat hen de Davidieten verslaan met hun monotheismen. Want de Davidieten maken al tijden de tempel onveilig. Zalig bent gij, oh Khnum en A-Khnum, die door Geb gezegend zijt, tot het scheppen van overwinningen. Door het haar en de baarden der Khnumieten zijn dan de Davidieten zevenvoudig verslagen. Ja, de Heere heeft hen de overwinning gegeven. Zij dan zijn doorgedrongen tot Davids tempel, en hebben daar de Khnum opgericht. En zo hebben dan de Bastetieten de Simsonieten verslagen. De Rerekieten en de Apepieten dan hebben de Salomoieten verslagen, en aan de Sebekieten overgeleverd. Zij dan hebben de monotheismen van de Salomoieten met de grond gelijk gemaakt. Dit dan is de grote slag. Deze dan heeft rijke adem gebracht aan de Khnumieten, en hen uit het water doen reizen. Nu dan zullen de dolfijnen armen en benen krijgen, en het land wederom in bezit nemen. Ja, adem en stem zult gij hen geven, want zij zijn des Heeren. En deze Heer is Khnum.
2.
Zo zijn dan de Serketieten tot hun doel gekomen door de Petrusieten te verslaan. De Paulusieten dan zijn voor de Ammutieten. Ja, en zij zijn genaderd tot het kasteel en landgoed der Ammutieten. Zo is er dan een heilig verbond tussen de Serketieten en de Ammutieten. En gezamenlijk hebben zij de ridderlijke gouden en zilveren borden, en borden van allerlei kostbaar porselein en gesteentes tot het kasteel der Ammutieten teruggebracht. Zo hebben dan vele lichten van het uur en hun vuren hierin heil gevonden. Tot de torens en de dieptes zijn zij gegaan, ja, tot de spelonken der kastelen van het land der Ammutieten.
Tot het land der Ammutieten zult gij gaan, en zij zullen de christelijke monotheismen verwijderen. Ja, krachtig zijn hun vuren, en zij vormen de brug tot de Serketieten. Laat dan ook de Thotieten spreken, daar zij het zaad der herinnering en de vernieuwing vormen. Zo zullen dan wanneer de dorens uit u gehaald worden de Khnumieten en de Thotieten rijkelijk door u stromen. Hecht u dan aan deze die woorden, opdat gij eruit zult halen wat voor u bestemd is. Zo zal dan Thoth uw dorens verwijderen, en gij zult op zijn berg staan. En wederom zult gij tot de Sekhmetieten gaan, en zij zullen u het vaandel geven. En de Heere die Khnum is zal u een nieuw land geven, en de Raieten zullen u volgen en naar u luisteren. De Heere dan die Khnum is zal de vrees uit uw hart halen, en u zachtheid geven. Zo zult gij dan de sleutelen hebben om nog meer geslachten der egyptische goden vrij te zetten. En zo zult gij komen tot de Maatieten, en gij zult hen nageslacht schenken. En zij dan zullen u de nieuwe schuilplaatsen tonen. Gij dan zult zonder aarzelen de Benjaminieten verdrijven en het land teruggeven aan hen die verdreven waren. Zo zal de Heere die Khnum is rechtdoen op alle bergen. En zij dan zullen horen naar de oude stemmen, en zij zullen respect tonen aan het geslagene. Zo zult gij dan niet meer verdrijven dat wat oud is, maar gij zult luisteren naar de stemmen van het oer. De Horusieten zullen dan aan uw poorten komen en kloppen, en gij zult voor hen opendoen, en gij zult hen begrijpen. Zo zullen er dan vele oude strijden opgelost worden, en de Heere uw God, die Khnum is, zal u vrede brengen.
3.
En aan het einde der dagen zult gij deze die woorden begrijpen en verstaan, daar zij voor lange tijd verzegeld waren. En zo zult gij één voor één de zegels van het Egyptische Woord verbreken, en zo zullen er vele oude lampen aangaan, en gij zult het oerlicht zien, als de weg die gij dient te gaan. En dan zal Horus tot u komen om u in te wijden in de tempelen van zijn mysterieen. En dit zal een grote dag zijn.
En zo zal het openen der Egyptische zegels zijn als het openen van het onderbewustzijn. En de geslachten die hier staan opgesteld zullen zijn als de draken. En zij zullen tot u zeggen : 'Wij hebben recht,' en gij zult zeggen : 'Ja, gij hebt recht.' En zo zullen zij tientallen malen op uw deuren kloppen, en gij zult die allen vele malen opendoen. En gij zult hun getallen vol maken. En zo zult gij tegen uw buur zeggen : 'Wij hebben goed gehandeld.'
En zo is dan het eerste zegel dat geopend dient te worden het zegel der Khnumieten. En ik hoorde een stem vanuit de hemelen zeggen : Vrede. En ziet, een man daalde neer op de aarde en opende een put in de grond, en er kwam grote vrees over de aarde. En een man genaamd David zat op een paard, en de Davidieten volgden hem. En ziet, hij dan had een fakkel in zijn hand, en aldus was de vreze des heeren. En hem werd een tijd gegeven om de aarde te slaan, opdat hen die op de aarde waren naar vrede zouden verlangen.
En toen opende iemand het tweede zegel, en dit was het zegel der Nutieten. En ik hoorde een stem en een bazuin, zeggende : Nu is het uur der valkenaardes gekomen. En ik zag valken met grote sterren en aardes tot de aarde komen, en zij brachten gouden vuur tot het binnenste der aarde, en dit begon zich in lagen te verspreiden. En een andere man kwam tot de aarde, zeggende : Ziet, Geb is groot. En hij boog zich voor Venus, en nam een waterkruik in zijn armen, om gouden water over de aarde te gieten.
En toen gebeurde het dat het derde zegel in de hemelen verscheen, en dit was het zegel der Anubisieten. En zij begonnen zich te vertonen aan de Benjaminieten. En een man op een grijs paard kwam tevoorschijn, en hij droeg een grote schaal met een grote slang erin die grijs was. En hij goot de schaal uit over de aarde. En de man was genaamd Benjamin, en de Heere die Khnum is had hem een tijd gegeven waarin hij de schaal mocht uitgieten, en een tijd waarop hij zou vertrekken. En de man raapte een schaar op en begon ermee te schreeuwen naar de hemelen, om de heiligen voor dertig dagen te achtervolgen. En na die dertig dagen werden er boeken dichtgeslagen.
En het vierde zegel dan was het zegel der Serketieten. En toen dit zegel verbroken werd, werd de aarde rood en blauw, en gifstoffen begonnen zich te verspreiden. En zij die op de aarde woonden en waren overgebleven na de vorige rampen begonnen God te lasteren. En de Heere die Khnum is zond zijn engel, en troostte enkelen onder hen, omdat hij zag dat zij als wezen waren. Zo is dan de Heere uw God die Khnum is zacht van hart, en vertroostend van karakter, daar hij de verwondheden der harten kent, en niet is als de mensen.
Zo zijn dan de vier zegelen om het Woord te openen, en zij zullen zijn als de bruggen. Ja, als torens zijn zij in de handen van Khnum. En de Heere die Khnum is gaf een riet aan de Amunieten om de dodenrijken te bewaren, en ja, hij gaf hen de sleutelen der dood. En zo gaf Hij dan die Khnum is de sleutelen van het lijden aan de Atonieten. En ziet zij dan openden vele graven.
4.
En in het laatste der dagen zullen de Khnumieten tot de zonnestad komen, en ziet, zij zullen eten uit het huis van Ra. Zij dan zullen zijn ster opnemen, en zij zullen hem welgevallig zijn tot in alle eeuwigheden. En daarna zullen zij komen tot het zonnenparadijs, waar Khnum zetelt, en ziet zij zullen tot oneindige verzoeningen komen door de staf van Khnum. En ook zullen de Anubisieten hen volgen, en hen tot gids zijn. Ja, zevenvoudig zullen de Anubisieten hen beschermen op het pad, en hen leiden tot de verborgen bronnen, en allen zullen zij zeggen : 'De Khnumieten hebben goed gedronken,' en zij zullen zeggen : 'De Khnumieten zijn hen die drinken.' Ja, in de Serket zijn zij veilig, en Thoth zal alle hun wonden verbinden en hun dorens uittrekken. Zo zullen dan de Khnumieten voor enige tijd onderwezen worden door de Thotieten. En de Khnumieten zullen de plaatsen der machtigen innemen en zullen onverslaanbaar heten.
En de Khnumieten zullen losgelaten worden uit hun kerkers onder de woestijnen, en zij zullen tot de oasen en waterbronnen des hemels geleid worden. Ja, met de Nutieten zullen zij in huizen wonen, en hun zon zal opgaan tot in het gouden hart, waar hun gebeden gehoord zullen worden. En zij zullen genoemd worden : 'Zij die gehoord worden.' En Anubis zelf zal het zijn die over hen zal waken, en hij zal zijn arm over hen uitstrekken. En hun nageslacht zal zijn als de Anubis. En onder het verbond tussen Khnum de Heere en Anubis zullen zij tijden en wetten veranderen en hun betekenissen.
5.
De geslachten der Anubisieten
En in het laatste der dagen zal de heilige Viva opstaan, en zij zal brood zenden tot de wilde beesten. En zo zullen alle geslachten der Khnumieten behouden worden. En de Khnumieten zullen geheiligd worden tot in het veertiende geslacht. En de beschuldigingen die tegen hen leven zullen uitgebannen worden op de heilige berg, en zij zullen de aarde regeren. En zij zullen het Dinda-geslacht en het Rusta-geslacht der Anubisieten onderwerpen, en hen troost brengen en rust. En zij zullen dienaren van goud heten, en zij zullen zijn als profeten des Heeren, die Khnum is. En zij zullen twee aan twee gezonden worden tot de dorpen en de kale steden, en zij zullen hen onderwerpen door de staf van Khnum, door vertroosting en rust. En ook tot de kale bergen zullen zij komen en tot de dorre streken en vlaktes, en zij zullen het Ru-geslacht van de Anubisieten vrijzetten. Zij dan van het Ru-geslacht, die de slangen dragen, zullen zijn als de serafs van Khnum's troon, en de bewakers zijn van zijn hart. En weer twee aan twee zullen de Dinda's en de Rusta's gaan tot de wateren en de zeeen van zout, en met de staf van Khnum zullen zij het Ros-geslacht van de Anubisieten vrijzetten. En zo zullen alle geslachten der Anubisieten met elkaar verzoend worden, en met Khnum, die Heere is.
6.
De getallen der geslachten der egyptische goden
En zo zal Khnum dan vele malen zijn staf opheffen om de geslachten der egyptische goden vrij te zetten. Zo bestaan dan de Khnumieten uit achtenveertig geslachten, de Sethieten uit negenennegentig geslachten, de Raieten uit honderdvijf geslachten, de Sekhmetieten uit achtendertig geslachten en de Maatieten uit elf geslachten. De Bastetieten bestaan dan uit duizenelf geslachten, de Anubisieten kennen tienduizenden geslachten. De Apepieten hebben elf geslachten, en hen van Rerek zeven. Zo bestaan dan de Horusieten uit miljoenen geslachten, en de Osirisieten uit miljarden geslachten. Hen van Geb hebben twintig geslachten, hen van Aton vijfentwintig, en zij van Sebek drie. De geslachten van Nut zijn over de tienduizend, en de geslachten van Neith hebben een getal dat niet geteld kan worden. Zo dan heeft Min drie geslachten, en zo ook Isis. Serket dan telt vier geslachten, Amun vijftig en Ammut tweeendertig. Apis dan heeft tweeendertig geslachten, Buchis vierenveertig, Shesmu achthonderdvierendertig, Hathor elf, en Ptah over de zesmiljoen. Wepwawet dan heeft vierendertig geslachten, Nekhbet honderdachtenveertigmiljard, Wadjet dan heeft een ontelbaar getal aan geslachten, en Nephtys zevenhonderddrieduizendmiljard. Tefnut dan heeft vijf geslachten, Shu negen, en Nun achttien. Kauket heeft er drieduizend, Kuk heeft er twaalfduizend, en Satis heeft er tweeenveertigmiljoen.
7.
De geslachten der Sebekieten
Hoe lieflijk is het dan als Khnumieten en Nutieten hun huizen delen en tezamen wonen, en tezamen hun brood delen. Als kostelijke olie en zeeparfum is het, ja als de shampoo van Isis en Atum. Hoe lieflijk is het als zij de ouden der Sebekieten het onderste en bovenste van hun woningen geven, en hen verzorgen. Zij dan zijn als de dauw van Anubis, en de lengtes van hun armen zijn als de Aton. En zo is dan het feeengeslacht een der drie geslachten van Sebek, genaamd de Draunir. Het dwergengeslacht genaamd de Knau is een ander geslacht van Sebek, en de Furir is het riddergeslacht van Sebek. Laat u dan enten op de rijke geslachten der Sebekieten.
II Khnumieten
1.
De namen der geslachten van Khnum en Nut
1. En zo zullen de Khnumieten gaan van heerlijkheid tot heerlijkheid, en hun geslachten zijn : de Danau, de Ganou, de Ulek, de Imian, de Farit, de Koshet, de Falou, de Mani, en vele anderen, tot achtenveertig aan toe. 2. En zo zullen zij van de Imian opstaan, en hun ouden zullen wijze woorden spreken tot de jongeren, en zij zullen de gaten der aarde laten zien, en de tunnels onder de grond. 3. En de namen der geslachten van de Nutieten zijn : Knir, Mief, Buhet, Fimien, Bihilst, Remna, Afik, Hielst, Voort, Kiander, en verder tot over de tienduizend geslachten. En zij van Knir zullen komen tot de Farit, en zij zullen elkaar tot steun en hulp wezen. Ja, tot ondergrondse schuilplaatsen zullen zij komen, en zij zullen de tempels der Khnumieten herbouwen. Ja, tot het goud der aarde zullen zij komen, en tot het zilver, en zij zullen door Venus ingestraald worden. En zo zal dan Khnum voortkomen op zijn troon, en Hij zal een wijze god zijn, die de aarde herschept. En de geslachten der Davidieten zullen één voor één aan de kaak gesteld worden, en het zal openbaar gemaakt worden wat zij aan slechts over de aarde hebben gebracht. En zo zullen alle vrouwen en bijvrouwen van david in de mond gekeken worden, en hun baarmoeder zal door Ammut gewogen worden en opgemeten. En ook de zonen van David en hun geslachten zullen voor de tronen der Ammutieten moeten verschijnen, en zij zullen uitvoerig gewogen en gemeten worden, en er zal indringend gekeken worden naar hun kleuren.
2.
De strijd tussen Khnum, Anubis en Ammut
Zo zijn dan de Davidieten het slechte der indianen, hun zwaartes en bedrukkingen. De Heere dan die Khnum is zal geen genade hebben met het huis van David. Zo zal dan ook Khnum voor Anubis en Ammut moeten verschijnen, en er zal een oorlog zijn van drie jaren. En de Heere die Khnum is zal zijn legerscharen uitzenden, en de eerstelingen der geslachten van de Khnumieten zullen hen met elkaar trachten te verzoenen. Maar Khnum zal door Anubis doorstoken worden, en Ammut zal zijn arm verslinden. Dan zullen de eerstelingen van Nut hen met elkaar proberen te verzoenen, maar Khnum zal Anubis onder zijn voeten vertrappen, en Ammut zal hij afvoeren naar het diepste van zijn kerkers. En de eerstelingen van Thoth zullen de wonden van deze drie verbinden, en hun doorns zullen uit hen genomen worden, en hen van David, en zo zullen zij door slaap met elkaar verzoend worden, en onafscheidelijk zijn.
En na deze dagen zullen de andere geslachten van Khnum geopend worden, en zij zullen keizerlijk zijn op de heilige bergen, en het verbond dragen tussen Khnum, Anubis en Ammut. En zij zullen de nakomelingen van Thoth één voor één uit de dieptes opvissen, om wat Thoth voor hen gedaan heeft. En wanneer dan meerdere geslachten van Thoth op de heilige kusten staan zullen zij hen van Serket openen. En een nieuw vuur zal aangestoken worden. En de kracht van Venus zal een nieuwe zachtheid brengen, maar deze zal in de begindagen zijn als zuiverend gif, en velen zullen sterven.
3.
De namen der geslachten der Serkieten
En de geslachten van Serket die vrijgekomen zijn, zullen gaan naar de schuilplaatsen der oude moeders en hun ondergrondse stad, dichtbij de oervuren, en zij zullen de armoe heiligen. En ook zullen de monotheismen van de Serketieten bestudeerd worden, om velen tot heil en genade te brengen. En de geslachten der Serketieten zijn dan : Omnis, Rudolf, Salef en Hanf. En vanuit Hanf stroomt dan vele zachtheid. En zij zullen ontsnappen door vele aardgaten en hemelgaten, en ook door de gaten van het water. En met kracht zullen zij tot nieuwe eilanden komen, om hun tempelen te herbouwen. En oude geheimenissen zullen geopend en opgelost worden, en de zegelen van hun boeken zullen verdwijnen. En zij zullen bezworen worden door de staf van Thoth, en Hij zal Serket tot rust brengen, en tot verzadiging. Ja, brood van het oer zal Hij haar geven, en zij zullen gezamenlijk tot Khnum gaan. En ziet, Khnum zal hen dan zegenen. En Khnum zal hen toegang geven tot oersteden, tot de bovensten der ouden en de ondersten der jongen. En Khnum zal hun zachtheid verspreiden, en over hen prediken, en er zal een drievoudig snoer opgericht worden, en niemand zal in staat zijn het te verbreken. En niets zal meer belangrijk zijn dan dit snoer, en de ouderen zullen tot rust en verzadiging komen, en de jongen zullen beschermd worden en opgeleid. En dan zal het snoer tussen de oersteden gaan bewegen, om ze vele malen tot heil te brengen. En steeds weer zullen zij wederkeren tot de stad der bovenste ouden en de stad der onderste jongen. En zij zullen de monotheismen der oude moeders bestuderen, en zij zullen hen begrijpen, omdat de Heere, die Khnum is, hun zegelen heeft verbroken. En zij zullen gaan tot de stad der velden en de stad der boeken, en zij zullen de verborgen geslachten van Nekhbet vinden, en van Wadjet, en het zal hen in de stad der woestijnen leiden. Ja, langs hangende klederen zullen zij afdalen, totdat zij tot de stad der duinen en de stad der zeeen zijn gekomen, en daar zullen zij vinden de verborgen maskers, en zij zullen de geschriften op de binnenmuren van de oersteden begrijpen, daar de Heere, die Khnum is, de zegelen heeft verbroken.
4.
De strijd tussen Khnum en Horus
En dan zullen de monotheismen der oude moeders spreken, en zij zullen gaan tot de oersteden van de Horusieten. En zij zullen de monotheismen en de tempelen der Horusieten herstellen, en er zal een oorlog zijn van vierhonderd jaren. En velen zullen niet kunnen spreken, omdat de Heere die Khnum is hun monden heeft gesloten. En velen zullen niet kunnen zien, omdat de Heere die Khnum is hun ogen heeft gesloten. En velen zullen niet kunnen bewegen, omdat de Heere die Khnum is hun botten heeft gebroken. En de Adamieten zullen zich met de oorlog bemoeien, en de Aserieten, en ook de Danieten en de Jeremieten. En in deze dagen zal er hardheid heersen, en velen kunnen elkaar niet verstaan. Ook zal de armoe tot zijn bovenste rijzen, en de honger zal toeslaan, zonder dat er iemand is die redt, en zonder dat er iemand is die troost. En zij zullen elkaars vlees eten, en op elkaar jagen, en Khnum zal op vleugelen der zon terugvliegen naar de stad der oude moeders en grootmoeders, en zal komen tot de steden van plezier, en tot de steden der boeren. En het vuur zal hem lange tijd achtervolgen, en zijn nageslachten zullen hem ontnomen worden. En zo dan is er een strijd tussen Horus en Khnum. En Khnumieten zullen opstaan, groten van naam, om hen met elkaar proberen te verzoenen, maar alles faalt. Dan zullen mannen der Anubisieten, groten en wijzen van naam hen proberen te verzoenen, maar alles faalt. En ook zullen Nutieten in die dagen opstaan om hun vaderen te verzoenen, maar alles faalt. En dan zal Horus Khnum in de nek bijten, en Khnum zal het been van Horus afnemen, en vele poorten zullen invallen, en het oer der wildernissen zal de oersteden verslinden. Ja, dagen van grote duisternis zullen het zijn, en de aardbewoners zullen schuilen in het diepste van hun woningen, en de ouden zullen de kamers der daken bezetten. En de geslachten van Sebek zullen troost proberen te brengen aan velen, en zij zullen wonderen en tekenen verrichten. Ook zij zullen trachten de vaderen te verzoenen, maar zij zullen lange tijd falen en teruggestuurd worden. Maar een ridder uit het geslacht Furir zal op de wateren slaan, en hij zal de diepst verborgen geslachten van Khnum vrijzetten en de diepst verborgen geslachten van Horus, en hen met elkaar verzoenen. En dan zal uiteindelijk ook Horus met Khnum verzoend worden, en hun woorden zullen opgetekend worden, en zij zullen elkaar begrijpen en liefhebben. En zij zullen tot de steden der ouden gaan, en de steden der jongen, en zij zullen tezamen wonen, om de oervisioenen te dragen. Zij dan zullen vele tempelen en steden van het oer herbouwen en herstellen.
III Khnumieten
1.
En wanneer de Anubisieten door het glas zullen breken, zullen zij gaan tot de Serketieten, en er zal een oorlog zijn van vele jaren, en zij zullen de getallen der dingen veranderen, en de getallen der tijden. En de Anubisieten zullen rust vinden bij de Khnumieten, en zij zullen zijn als middelaars en verzoeners. En zij zullen versterking zoeken bij de Horusieten en bij de Sebekieten, en zij zullen komen tot de bergen der Raieten, en zij zullen door vele muren des lands heenbreken, om de oude geslachten der Khnumieten vrij te zetten. En een groot leger zal op de voet gezet worden, en zij zullen vechten om de geslachten van Shu vrij te zetten. En het kasteel der Shuieten zal zijn als een luchtkasteel boven de oerbossen, en hun wapens zijn zacht. En zij zullen de steden innemen, en na verloop van tijd zal er een hardheid optreden, maar deze zal zijn ten korte duur. En ook zullen zij de winkels innemen, en zij zullen zich voegen bij de geslachten der Apepieten. En zij zullen doordringen tot in het huis van Tefnut, en zij zullen daar veranderingen aanbrengen. Ja, tot in de dieptes van het huis van Tefnut zullen zij dalen, en zij zullen opstijgen tot haar hoogste dakkamers, en zij zullen vele geslachten der egyptische goden vrijzetten. En zo zal er een strijd zijn tegen Tefnut van acht dagen, en zij zal velen van hun schepen in de dieptes sleuren, en het gemis zal groot zijn. En dan zal Tefnut uit haar kamers komen en brullen als een leeuw, en zij zal vele Shuieten doof maken door het gebrul. En zij zal de Anubisieten trachten te verleiden en op te stoken, maar de Anubisieten zullen haar verwoesten. Dan zullen de Khnumieten en de Nutieten arriveren om Anubis en Shu met Tefnut te verzoenen, en ook Thoth zal komen om met zijn geslachten de wonden te verbinden. En zo zal Thoth vrede brengen, en zal er veel studie verricht worden, en vele zegels zullen verbroken worden. En Tefnut zal zich voegen bij de grootmoeders en oude moeders en hun steden, en zij zal zich ook verzoenen met Horus, en dan zullen vele geslachten vrijkomen, waaronder ook de vijf geslachten van Tefnut. En Thoth zal de doorns uit hen trekken, en hen verzoenen met de Sethieten.
En Nekhbet en haar geslachten zijn met velen, en zij behoeden de zeeen, en maken hen rustig. Kent dan al hun monotheismen, en herbouwt hun tempelen, opdat gij rustig wordt. Ziet dan, zij leiden u tot het zachte. Ziet hoe lieflijk het is wanneer Nekhbetieten tezamenwonen met Gebbieten en Sethieten, ja ziet, hoe groot de zegen is als zij samenwonen met Osirisieten en Ammutieten. Leert dan allen hun monotheismen kennen om de monotheismen van het christendom, die scherp zijn, te overwinnen. Gij dan hebt daarvoor ook de geslachten van Khnum gekregen, en hun monotheismen. Maakt dan de getallen der Ammutieten vol, opdat gij verborgen deuren kunt openen.
Komt dan ook tot hun winkels en doet zaken met hen, opdat gij kunt reizen.
2.
1.Ziet dan hoe lieflijk het is als Nutieten tezamenwonen met Bastetieten. Zij dan vormen de brug tot het oosten. Gij dan maakt lange reizen tot uw scholen, maar zalig zijn zij die hun scholen tot hun woning maken, want zij hebben doorgang tot de grotten van Nekhbet en haar winkels, ja, tot haar zilveren en gouden grachten die tot Geb leiden. 2. Ziet dan hoe lieflijk het is wanneer Nutieten tezamen wonen met Osirisieten, want zij vormen de dauw der bergen, en brengen het morgenrood tezamen. Lange reizen maakt gij tot uw scholen, maar zalig zijn zij die thuis studeren, want zij hebben de Anubis tot buurman. Zo is dan Geb tot u gekomen om u te tuchtigen, maar houdt vast wat hij u gezegd heeft, want naar waarheid heeft hij u onderwezen. Maar in Thoth vindt gij vertroosting, en hebt gij de woestijn tot uw buurman. Ziet dan hoe lieflijk het is wanneer Nuttieten samenwonen met Gebbieten. Tot de Anubis komen zij, en de Anubis geeft hen overvloedigheid in alle dingen. Ook is het lieflijk waar Nekhbetieten en Wadjetieten tezamen wonen, want zij delen zachtheid, en zij kennen het groen van Geb. Ja, tot zijn huis zijn zij gekomen, en tot zijn tempelen en monotheismen.
3.
Zo zijn dan de Khnumieten u gegeven als schild en wapen om door deuren heen te breken. De Nekhbetieten zijn u dan gegeven als helm en als winkels. De Horusieten dan zijn u tot vleugelen der wind. Zo is dan Khnum vele malen tot Geb gekomen om zijn volk vrij te zetten. Gij dan, heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing is nabij, wanneer Thoth de doornen uit u zal verwijderen. Dan zult gij vol zijn van het goud der Khnumieten, en het zilver der Thotieten. Strekt u dan uit, en tel de dagen af. Gij hebt niets meer te vrezen, gij die de Khnumieten een warm hart toedraagt. Zo zal er dan volop goud zijn in uw schorten, en zilver aan uw schouders, en gij zult de hoge deuren openen. Ja, de raadselen van het oer zult gij blootleggen, en gij zult tot grote en hoge vrede ingaan, als in het oog van Horus. Zo zult gij dan de geslachten der raieten aan uw zijde hebben, honderdvijf in aantal. En zij zullen u tot zenuwen zijn, en tot rijke genezing onder het verbond van Khnum.
3.
Ben jij een boom. Ben jij een groene staaf. De zwarte zon heeft jouw genade geschonken. Heb je al diep in de ogen van de staaf gekeken. Ben jij een boom, ben jij een groene staaf, heb je genade van de zwarte zon verkregen. Als een boom was je, staande in de storm, ja, jij droeg ze, al die bladeren, van verborgen dagen. Ben jij een boom, ben jij een groene staaf. Heb je Geb gemeden of was je zijn slaaf. Heb je tegen hem gestreden als tegen een oude vader die het niet meer wist, of heb je hem bedrogen. Mocht je hem, of haatte je hem. Ben je deel van de Gebbieten, deel van de groene staaf, heeft de zwarte zon je genade geschonken, of werd je zijn slaaf.
Ben je de boom, ben je de groene staaf, heeft Geb je hart bedrogen, of schonk hij je de levenslust, heeft hij jou de militaire macht gegeven, of gaf hij jouw armoede uit een pot. Kom nu gauw, kom nu tot de zwarte zon, en zie wat hij voor je heeft. Al je bomen zullen tot leven komen, zie dan toe of ze je beminnen of verstoten voor eeuwig.
Zal Geb je liefhebben als hij tot jou zal komen. Hij stond daar aan je deur, toen jij je opsloot in je kast. Buiten staan zijn geweren in standaarden op het gras, gewoon tussen de huizen, en pakte hij jou, maakte hij jou tot zijn vrouw. Ben je bedrogen, heeft hij je gekust, heeft hij je gemist toen jij van hem probeerde te ontsnappen, weet mijn kind, je redt het tegen hem, als je hem in waarheid hebt bemint.
Ben je een boom, ben je van groen geluk, heeft zijn zwarte hond je gebeten, of heeft hij jou afgezonderd in verdriet in een diepe kast waar hij je niet zou raken. Wie haalde jou daar vandaan ? Wie heeft jou naar de sterren genomen. Heeft de zwarte zon jou genade geschonken.
4.
Boom van geluk, boom van groene verlichting, boom van kracht, van parelstappen, diep in het zand vond jij je geluk, bij Geb deelde jij je smarten. Een huis van beweging, een huis van groen geluk, een huis van delen, waar Geb jou altijd heeft gemeden, je dacht waar blijft mijn geluk, maar kind, alleen wanneer je naar verlichting zoekt is geluk je deel, eerlijk geluk, groen geluk.
Kijk naar omhoog en vang de groene regen op, wanneer de zwarte regen tegen je heeft gestreden. Die zwarte hond, die hij tot je zond, jou naar vervelende plaatsen heeft gebracht, door Geb voelde je je gemeden. Al die soldaten tegen jou, al die vliegende hoofden, tegen jou, zij zullen altijd tegen je strijden, totdat je Geb vindt in het verdriet. Ja, altijd heeft hij je gemeden, ja, altijd heeft hij tegen je gestreden, Geb, de boom, totdat je het verborgene ontdekt, en tot hem vlucht.
Als door groen sap beweeg je, door groen sap leef je, op weg naar verlichting, als je een boom bent, zul je eeuwig leven. De rest is reeds verloren. Ik weet, je leeft in bevroren dromen ... ik weet je leeft in parels verborgen ...
5.
Boom van geluk, doe de kastdeur open, boom van geluk, laat ons niet buiten staan. Geb is hier met al zijn standaardgeweren, op de muren loopt hij, naar binnen kijkt hij niet. Boom van verlichting, van groene verlichting, open de deur voor ons, opdat het licht der zwarte zon op ons zal schijnen, en onze bomen tot leven zullen komen, in de rijen van Geb. Zij zullen ons meenemen naar de sterren, naar het eeuwige geluk.
Ben je een boom, ben je groen geluk, beloof je de sterren niet te breken, wanneer zij tot je komen, om te vertellen van de verborgenheden van de zwarte zon, waardoor je je altijd voelde gemeden. Droom je van geluk, of van verlichting. Geluk komt niet zomaar, maar altijd met een doel, en vanuit een bron, die bron is groene verlichting, komende vanuit het hart van Geb, de aardvader.
Als een soldaat stond hij voor je, de bliksem sloeg in, waar heeft hij jou wel niet allemaal van losgetrokken. Je dacht dat je niets meer overhield. Maar heus, mijn kind het was beter, toen hij je daar sloeg. Nu staat hij dan voor je, jou kast opengetrokken, waar jij je in dieptes verborg, om complotten tegen hem te smeden. Ken je zorgen, ken zijn verdriet. Als soldaat staat hij voor je, terwijl zijn zwarte hond brult op de achtergrond. Een hond van liefde, maar zo heb jij het nooit gezien, als een dreiging zag je het. Als soldaat staat hij voor jou kast, waar jij diep in weg bent gedoken, als het verborgene ben je, maar hij maakt snelle pas, zijn geweerstandaarden staan tussen de huizen, en hij loopt over de muren van het kasteel, van de burcht, zonder binnenin te kijken. Hij kijkt naar jou.
Als een soldaat stond hij voor je, als een soldaat gaf hij een klap in je gezicht. Hij is bij je in de kast gekomen, en zijn hond bijt je, waar is nu het licht. Ben je nog steeds in strijd tegen Geb, tegen al zijn soldaten en honden. Of heb je je bij zijn liefde neergelegd, en bij al zijn vreemde plannen.
Van het geweer schrok je, de lange man staat op, schudt de boom, en raapt de veren. Van het geweer schrok je, van zijn blaffende hond, als een soldaat stond hij voor je, met een geweer in zijn armen, dat hij in je kast drukte. Ben je nog steeds voor hem op de vlucht.
6.
Als bliksem stond hij voor je, als bliksem, het deed pijn, als soldaat tussen de huizen, nam hij alles van je af. En bracht hij jou tot het bos, tot de groene verlichting, tot het mos, tot een dobbelsteen van hogere bomen, tegen hogere winden vocht je, en omhulde hem. Als bliksem stond hij voor je, als bliksem het deed pijn, toen hij jou afzonderde toen hij jouw heupen brak, toen hij je kleed wegscheurde. Als bliksem kwam hij, als bliksem ging hij, met een hond die alleen kon bijten, en jou kon laten wegslijten. In groen geluk ben je gekomen.
Soldaten komen, soldaten gaan, Geb was hier, nu is alleen zijn vlam nog daar. 'K heb je al het goede gegeven, de groene verlichting, en een reis om de zwarte zon, die eeuwig zal duren, in je herinnering, ja het zal groeien, opdat al je bomen vrij zijn, oh boom.
Geb stond voor je, nam je hand, maar de kast dook je in, achter de gordijnen, om te vluchten voor schuld, en hij gaf je het mijne. Geb stond voor je, Geb liet je niet gaan, als door de bliksem getroffen sprak je zijn naam, gaf je hem al wat je bezat. Als door een bom getroffen stond je daar, en Geb keek naar jou. Het rechtshuis bracht je tot de boom. Als een rechter tussen de huizen kwam het tot jou.
7.
Ben je een boom, een groene staaf, heeft de zwarte zon je genade geschonken, of werd je z'n slaaf. Zijn je bomen tot leven gekomen, of staan ze nog steeds waar ze stonden. Toon mij je hart, dan kniel je hier, toon mij je lever, dan kost het je niets, diep van binnen in jouw kast vertoon je steeds dezelfde sterren. Is dat jouw vertier. Tot Geb ben je gekomen. Een rechter tussen de huizen, soldaten voor de kasten, en wat loopt op de muren van jouw burchten, zijn het de schaduwen van een duister verleden, als de zwarte nacht de zwarte zon. verraad me niet, verraad me niet, want het licht steekt door de dagen, als Geb tot de kasten komt. Ik zal jou ook behouden, als een rechter tussen de huizen, als Geb tot de kasten komt, als Geb tot de kasten komt. Ik ben de bliksem op jouw trappen, waar de bomen staan, waar de bomen staan, wanneer Geb tot de kasten komt. Laat mij tot jouw kasten komen, laat me in, verdedig je niet, als Geb tot de kasten komt. Samen staan we sterk. Vang voor mij die bliksem op, ik kan het niet verdragen, als Geb tot de kasten komt, als zijn honden bijten. Samen staan we sterk, als rechters tussen de huizen. Kom tot mijn kasten liefste, laat de genade van de zwarte zon ons tezamen verbinden voor altijd, wanneer Geb tot de kasten komt. Samen staan we sterk. ben jij een boom, een hartendief, een grote genade, een grote brief, wanneer Geb tot de kasten komt. Ben jij het die ik bemin, wanneer Geb tot de kasten komt. Wees mijn rechter tussen de huizen, wees de standaard van mijn geweren, wanneer geb tot de kasten komt, als een soldaat, een harde man. Ik heb zijn woorden nog niet begrepen, Hij heeft mij niet gegrepen. Wees mijn geweren als standaarden tussen de huizen, dan zal ik de jouwe zijn, als Geb tot de kasten komt, en zijn bliksemen werpt, onze keukens doorzoekt als een schutter. Wees mijn schutter, wees mijn gids, wees mijn hond, oh Anubis, als Geb tot de kasten komt. Leidt mij tot de rode kap, door de ruiten heen, dieper in de kasten. Kom tot mijn kasten, wees mijn rechter, mijn geweren in standaarden tussen de ruiten en de huizen, oh Anubisieten, en leidt mij weg. Loop rondom mijn muren, loop eroverheen, kijk niet naar binnen, maar naar mij, als Geb tot de kasten komt, en het harde in de straten valt. Anubis, wees mij tot een harde, en ga mij voort door de ruiten heen, langs de huizen, langs de standaarden, als Geb tot de nachten komt, als een hond, een wolf van het verlee.
Robhold
1.
Als dan Tifiaf de Allerhoogste is van het Oude Testament van het Vierde, dan bent gij op weg naar het Nieuwe Testament van het Vierde. Zo zal dan Anubis de Allerhoogste zijn van het vierde nieuwe testament. En gij zult tot Anubis komen en zeggen : Waar bent gij al die tijd geweest. En Hij zal zeggen : Gij bent de wachtende. Zo zullen dan zij die tot het Nieuwe Testament van het vierde gekomen zijn, Anubis tot heer hebben. En Hij zal Aton onderwerpen, en deze zal zijn als de rode kap. En Hij zal in zich dragen : Nut, Bastet, Neith en Isis. En wanneer Anubis dan Aton zal onderwerpen en ook Tifiaf, dan zal dat zijn als de dag dat gij door glas breekt, en het zilver en het goud zullen tot u vloeien, al gij die Anubis liefhebt. Hebt gij dan Anubis lief ? Dan zult gij naderen tot het vierde, en tot het nieuwe van het vierde. Zij dan die Anubis niet liefhebben zullen door Hem onderworpen worden. Nu is dan de liefde niets zonder de haat, en de haat is niets zonder de liefde. Gij dan die deze woorden geloof : Hebt moed, want gij zijt genaderd tot een helpend vuur. Gij dan zult tot de bruggen tot Izu komen, waarin Anubis u zal zaligen, oh geliefden van Anubis. Gij dan zult komen tot de wereldschepen. En deze dagen zullen groot heten. Ja, ook uw oude dagen zullen groot heten, en zij zullen scheef staan. En gij zult door Torhan komen tot Nut. Want alle wegen van Torhan zullen in haar eindigen, daar Torhan de brug is tot haar. Ja, als haar zwaard is hij. En op die dag zal Anubis Geb verslaan, en Hij zal Nut aan Aton geven. En dan zal Nut wenen om Geb voor veertig dagen, en zij zal zijn als een weduwe. En haar tranen zullen Geb tot leven wekken, en zij zal toestemming krijgen om eens in de vier dagen bij hem te zijn. De andere dag zal ze zijn bij Aton, en een dag bij Tifiaf, en een dag bij Bastet. Bastet zal dan eens in de vier dagen bij Nut zijn, ook zal zij een dag bij Aton zijn, een dag bij Tifiaf, en een dag bij Biskidde, die de brug tot Izu is. En Anubis zal hen allen doorklieven, opdat zij zijn stralen en licht dragen. En Anubis zal zijn tot een jaloerse God en Mono, en zal het masker van Re dragen. Dit dan is als het masker van een eend. En zo zullen de doden tot Anubis komen, en zij zullen Anubis-Re aanbidden, als de heilige eend. En die eend is zwart.
En Anubis zal tot de doden komen, en hen leiden tot de hallen van Thoth, waar zij zullen zitten op rode fluwelen stoelen, en zij zullen zijn als de kijkers naar films. En zo zullen zij het zilver en het goud zien bewegen op het scherm. En dan zal Anubis komen om zich uit te storten over hen die Hem liefhebben, en zij die Anubis-Re volgen. En zij zullen verlicht raken als door een heldere donderslag. En zij zullen in bliksem leven. En zo is dan Anubis als de donder die de zonnen draagt, en zijn geliefden vult met bliksem tot overvloedens toe. Zij dan zullen komen tot het koude van Isis-Anubis, en zij zullen Isis kennen als de koude, en haar brug Zetdonia betreden, om tot haar te komen. En het koude van Isis zal hen tot leven wekken, en zij zullen tot de vuren van Anubis gaan. Strekt u dan uit tot het vierde, gij die in het derde leeft. En Anubis zal geheel uw Christus vervangen, en gij zult niet meer zeggen : Wij hebben niemand die ons helpt. Zo zult gij dan Anubis tot steun hebben, en tot troost, maar gij zult uzelven moeten redden.
Mijn vrienden kwamen naderbij, maar zij bevroren en werden tot Egyptische goden. In de Isis-kloof bevroren zij, als Geb en Nut werden zij en wij van elkaar weggenomen. Achter glas gingen zij, als konijnen, totdat Anubis het glas brak, en ons leidde tot de Rode Kap. In de Rode Kap werden wij allen weer één. Zij heeft een Roze Verbinding diep van binnen, in de Nut vinden wij een brug. Een brug, een weg, een omhelzing, een dobbelsteen voor een muur. Zij jagen ons achterna, maar door Anubis breken wij door een muur. De zwarte panter is gekomen, de zwarte hond, de wolf, de bokser, om door glas en muren heen te breken, tot achter de stadspoort. Op die dobbelsteen staan zij allen beschreven. Als steen zijn zij. Zij versteenden toen zij tot mij probeerden te komen, mijn vrienden. Tot Egyptische goden werden zij. De één is Khnum, de twee is Nut, de drie is Bastet, de vier is Neith, de vijf is Re, de zes is Anubis. Met de zes breken we er doorheen. Tot een dobbelsteen werden zij, als steen aan elkaar verbonden, ze zijn tenminste vrij van de kou van de Isis-kloof, want Anubis had het glas gebroken. Nu dan is er warmte, maar zij kunnen zich niet verroeren, totdat de dobbelsteen rolt, en de zes wordt aangeschoven. Dan gaan de deuren open.
In een dobbelsteen wonen wij, diep van binnen opgesloten. Verroeren kunnen wij ons niet, maar wij zijn de kou ontvlucht, de Isis-kloof verlaten. In Nut vonden wij een brug, door Anubis vrijgekomen. Tot de rode kap kwamen wij, het was al laat, waar wij een vlam kregen, komende uit het diepste ijs. Zij was deze weg ook gegaan.
Mijn vrienden versteenden om mij heen, tot een kap waren zij, tot een grote bescherming. Als een dobbelsteen waren zij, vallende van grote hoogte in de Nut-kloof. Zij dan was diep en lang, tot een brug was zij, waarover Anubis ons vrijzette, de dobbelsteen nu gebroken. De deur nu geopend, de muur door Anubis ingebroken. Zij dan die tot het nieuwe van het vierde zijn gekomen : Aanbidt Anubis, hij die het kaartenspel gemaakt heeft, de duivelskaart heeft ingezet. Hij dan die de christussen tot kaarten maakte, de jahwehs en de jehovah's, aanbidt hem. Hij dan die God en Mono is, met het masker van Re, het eendenmasker groet u. Zo zijn dan de vier wereldschepen Trideria, Adaka, Kmer en Biskidde de bruggen tot Izu. Zo zal dan de ere-dienst aan Anubis ingewikkeld heten, en zal zijn als een pad door het verkeer. En de wegen van Tifiaf zullen dan allen eindigen in de Anubis, daar waar het zwarte konijn de konijnen hoedt. Ja, als de konijnenhond is hij. En zo zullen dan de vier wereldschepen worden tot wegen, en zij zullen leiden tot Izu, en van Izu tot Brannan en van Brannan tot Tifiaf, en vervolgens van Tifiaf tot Anubis. En in de Anubis zullen wij allen onze wegen kwijtraken.
Zo dan : Lof zij aan Anubis. Wij dan die in het derde leven verlangen naar het vierde. Zonder Anubis is er dan geen vierde, Hij dan is koning over Tifiaf. Zo zal Hij dan ook Sekhmet onderwerpen aan de rode kap, en zij zal daar tot genezing komen. Ja, Anubis zal haar dragen tot de handen van Aton en haar daarin heiligen, en zij zal daarin zalig zijn. En zij zal zevenvoudig tot verlichting komen, en de indiaanse geslachten duizendvoudig zuiveren. En daaruit zal zij oprijzen van bevrijding tot bevrijding. Ziet, zij zal dan vrijgezet worden door het derde en het vierde. En alle zachte wegen zullen in haar eindigen, zij die het zachte is. Ja, ook de Johan zal in haar eindigen, daar de Johan de brug is tot haar. En ook Khnum zal tot Sekhmet komen, en hij zal zachter worden. Ja, op zijn rug zal Hij de vruchten dragen tot de aarde, en ook de eerstelingen van Geb, en Hij zal ze brengen tot Nut. Ja, de Johan, de bruggenboom zal Hij beklimmen, en Hij zal zijn armen uitstrekken als een die aan de hemelen staat. Zo zal hij dan Nut's hart verwarmen. En zo zal dan Sekhmet eens in de vier dagen bij Aton zijn, de andere dag bij Geb, en ook een dag bij Khnum, en een dag bij Anubis. En Anubis zal haar liefhebben en vrijzetten. Ja, als zijn ring zal zij zijn, en zij zal Hem haar zachtheid brengen en haar oogst. En Anubis zal ook Seth vrijzetten door het derde en het vierde, en tezamen zullen zij de aarbessen en de aardvruchten plukken. Ja, het eendenmasker zullen zij dragen, en zwemmen over hoge zeeen. Ja, gevleugeld zullen zij zijn.
Gij dan die tot Anubis gekomen zijt : vreest niet, want Hij brengt rust en overzicht aan hen die hem liefhebben. Maar zij die hem haten hebben alles van hem te vrezen. De ring van vuur dan heeft een ieder die in Sekhmet opgesloten was dan vrijgezet, en onder de hoede van Anubis gebracht. Zo zal dan Bastet uit de handen van Aton gehaald worden, en uit de handen van Re en Ptah. Anubis zal Re en Ptah onderwerpen, en zal Bastet heiligen. Zo zal dan Bastet een ring zijn aan zijn vinger, zeer geliefd, en net als Sekhmet, en zij zal de hoedster van Sekhmet zijn, en zij zal haar opnieuw opvoeden. En Anubis zal met zijn staf luid op de troon slaan, en op tronen, en de tronen, opdat het spreekwoord in vervulling gaat : En Anubis zal slaan, op tronen en de tronen. En hij dan zal hoedster worden over de slang. Nut is het dan die de slang heeft geschapen in haar borst. Weet gij dan niet dat elke borst door Nut is geschapen ? Zult gij dan de lange slangen niet vrijzetten ? Alle langheid eindigt dan in Nut, en zij vindt haar zachtheid in Bastet. Zo zal Bastet dan de huizen van Sekhmet zeventig maal plunderen, opdat zij het zachte zal dragen. En zo zal het spreekwoord in vervulling gaan : Het zachte dan behoort Bastet toe. Ook zal Bastet zeventig maal de huizen van Khnum plunderen en hem het zachte ontnemen. En ziet, Hij dan zal zeer hard worden. En hij zal een volk voortbrengen van harde mannen, en vreze zal komen over het volk. En ziet, Hij dan zal zijn volk opdragen tegen Bastet te strijden, en zij zal een schuilplaats hebben in Anubis.
Zo is dan Nut opgesloten in alle borsten, en zal zij door Bastet worden vrijgezet, zij die de meester der zachtheid is. Zo is er dan veel langheid nodig om het zachte te openen, opdat de kloven en hun scherptes gekooid worden. En zo dan heeft Anubis dan het verbond tussen Nut en Bastet voor eeuwig gezegend en hoog opgezet. Bastet dan zal de schuilplaats zijn van Nut, en zij zal een nieuwe borst scheppen. Ja, op gezette tijden zal zij het eendenmasker dragen. En vele vrouwen zullen hun borsten verliezen, daar zij tegen de Heere gezondigd hebben. En de Heere zal het lange vrijzetten, en Nut. En zo zullen dan ook alle wegen van het dunne in Nut eindigen. Zo is er dan ook veel dunheid nodig om het zachte op te roepen, en zo zullen dan de dunne wegen door Nut zich nestelen in de Bastet, en zij zullen haar opwekken. En zij zal over de aarde schuiven en zigzaggen. En zo zal Anubis tot Bastet komen, en zij zullen de Nut herscheppen. En ook zullen zij Khnum herscheppen en hij zal zijn als de bok en de ram des doods. En ziet, hij was als het zwarte en zijn ogen waren wit. En Khnum rees op en scheurde de hemelen open, en de goden werden door Anubis en Bastet herschapen. En ik zag vanuit de lever een dikke leverdarm opkomen, die de wetten van Anubis beschreef en benadrukte in herhalingen. En het geheugen der aardbewoners werd gewist, en ziet, zij spraken in andere talen. En de leverdarm kwam dan op, en kronkelde om de ruggegraat en de ribben om de botten te voeden, en ook stuwde zij voort door de slokdarm, en nestelde zich in de longen. En ik zag het opkomen als de slang van Anubis, als de zwarte slang. En deze overname was groot. En de naam van deze slang dan was Robhold-Anubis, en ziet, zijn ogen waren geel. En hij was als de grafsteen. En hij dan was beschreven met de wetten van Anubis, en ging uit om recht neer te zetten. En als hij zijn mond opende kwam het gele vuur, en verscheen er donder en veel bliksem. Ziet dan, hij is uitgegaan om de aarde te hervormen. En hij is dan wel als een dag van vrede voor hen die Anubis liefhebben, maar voor hen die Anubis haten zal het een dag van grote verschrikking heten. En de Anubis-Robhold en Robhold zullen hen eten van binnenuit. Maar zij die Anubis volgen en Zijn geboden bewaren hebben niets te vrezen. En ziet, zij haalden diepe adem, en de adem begon hun lichamen te vernieuwen. Ja, zij werden gevuld met het kostbaarste zilver en goud, en zij kwamen tot de bergen der maan, om overgoten te worden met het licht van Anubis. Zo zal dan Robhold zijn als een kikker en een pad, en als een schildpadslang zal hij liggen in de overdekte zee achter de Johanboom. En ziet, hij zal de Ammut eten. En die dag zal groot heten. Zo is dan Robhold tot Anubis gekomen, en van hem uitgegaan, en heeft hij Anubis viervoudig gezegend. En zo zullen de nieuwe slokdarmen en ademhalingspijpen zijn als slangen of cobra's. En ziet, zij zullen nieuw leven schenken in het licht van Anubis. Ziet, deze dag is dan zeer groot, en zal komen. En Anubis zal blazen op zijn zware hoorn, en er zullen tekenen en geluiden aan de hemelen zijn, en er zal grote verschrikking komen over de vijand. En zij die hebben gezegd : Ziet, alles is vrede, laten we vrolijk zijn, zullen van de heilige berg vallen, en hun val zal groot zijn. Zo dan zal Robhold zijn als een kikkerkoning, en hij zal de groene zon tot Anubis brengen.
En Anubis dan zal de wateren aanraken, en ziet, zij dan zullen zijn als goud. Looft dan hem die zelfs bloed doet veranderen in goud. Zo zal dan Robhold de weg bereiden voor Anubis als zijn profeet.
Vele keren dan heeft Robhold Anubis de wetten en het wetboek laten herschrijven, daar hij de seizoenen kent. Vele malen is dan ook de Robhold tot hem gekomen om de stralen te doorklieven. Hebt dan goede moed, wanneer gij door de Robhold tot Anubis bent gekomen, want ziet, gij zijt op de juiste weg. Gij dan bent niet tot de surrogaat gekomen. Zo zijn er dan op asfalt hete plekken. Alleen door het zachte zal het vuur gereinigd worden, en dit is alleen mogelijk door het dunne en het lange. Weet gij dan niet, oh kinderen der nieuwe tijd, wat voor darmen er in u geschapen gaan worden ? Dezen dan zijn dun en lang. En velen van hen zullen zorgen voor de nieuwe ademhalingen en de nieuwe bewegingen die daardoor tot stand komen en worden gevormd. Ja, als het afdalen in een koele vijver in een huis zal het zijn. Zo zal dan Bastet ook de vuren dragen, en zij zal hen brengen tot Anubis. Want alleen Bastet is dan waardig het vuur door te zuiveren tot aan het duizendste geslacht toe. En zij is het die de straten zal herbouwen. En Anubis zal haar noemen : Mijn geliefde. Zo is dan Anubis door listen tot de tegels gekomen, en is gaan staan op de zwarte tegel. Prijst dan hem die door zijn listen u tot de schuilplaats heeft weten te krijgen. Zij dan die vijandig zijn : Weet dan dat Anubis uw schuilplaatsen zal vinden. Niets is er dan voor zijn oog verborgen. Zo is het dan Nut die in zijn pupil kronkelt, en zijn licht heeft geschapen. Ja, zevenvoudig is zij dan de schepper des lichts, en Bastet heeft haar gezegend. Zo zal zij dan al het licht in Anubis herscheppen. Zo zal er dan regen komen uit Zijn boom om de aarde te wassen.
Zij dan die het eendenmasker draagt is tot Anubis gekomen. Zij dan troont over het ganse universum, zij die Bastet heet. Ja, op gezette tijden draagt zij het masker. Zij dan kent de seizoenen van haar troon. Zij dan heeft daar de lichten van Nut gevormd. Vanuit een mand heeft zij ganzen en zwanen laten oprijzen, en ziet, zij dan vliegen door de mond van Tefnut, wanneer zij spreekt. Zij dan komen tot het land der vrijheid en tot vrijheid. Zo is dan de mond van Tefnut tot een verblindend licht, opdat er geoordeeld wordt zonder aansziens des persoons. Haar lichten dan zullen door Nut en Bastet het lichaam herscheppen. Zo zal er dan in rechtvaardigheid en communisme geschapen worden. En elke Egyptische god zal hierin zijn plaats weten. Alle goden zijn zo in de derde alverzoening opgevangen, en hebben hierin hun schuilplaats en zuivering. Ziet dan, zij zijn allen op godentocht naar de vierde alverzoening, en dit is een groot geheimenis.
En zo zal er dan in en door Nut een totaal nieuwe wereld geschapen worden met nieuwe wetten. Zij dan zal de Anubis dragen, en in Hem een schuilplaats hebben, als de schuilplaats der Allerhoogste. En zo zullen dan alle monotheismes van Nut tot elkaar komen en in elkaar versmelten, en de deuren tot andere goden zullen opengaan. Ja, een nieuw wetboek en een nieuw rechtsboek zal geschapen worden, als in een zak van zwarte lijm. En dan zal de Anubis spreken, en zijn slang zal opgaan. Met luide stem zal hij spreken, en het zware zal een nieuwe toon brengen. En het hoge van Nut zal een nieuwe hoge toon van Anubis brengen, en deze toon zal de aarde vernieuwen. Ja, de lichten van Venus zullen tot de aarde glijden, en zich in het diepste der aarde nestelen, om haar magnetisme te draaien en te veranderen. Deze ingreep zal groot zijn. En Venus zal haar Anubissen tot aarde zenden, en zij zullen de Tefnutten en de Tefnut laten spreken. Ook zal Venus haar Nutten zenden en haar Bastetten, en zij zullen ruimere communismen zenden en grote cirkels. Zo zal dan de aarde tot een nieuwe zachtheid komen, en zal er een nieuwe Geb opstijgen om het vocht te laten cirkuleren. Ja, de lichten zullen uit het water rijzen, en Bastet zal de aarde afdekken. Zo zal dan Bastet de aarde bevochtigen, en Geb duizendmaal zuiveren. En ziet, zij zal dan de lichten der aarde aandoen, en zij is het die spreekt. Zo zullen dan alle wegen van Tifiaf in de Anubis eindigen, en hij zal zijn trein tot de aarde zenden, ondergronds. En Anubis zal de vruchten der aarde proeven. Ziet dan, hij is het die oordeelt.
2.
En zo kwam Tefnut tot mij, met haar stem als rinkelende parels. Zij goot drank vanuit het emerald en de canopenstenen, en melk van de scarabeestenen, en ik kwam tot verzachting. Ja, zij joeg de dorst voor mij weg, en leidde mij tot de oase der woestijnen, en deze oase was groot. En ik vroeg mij af waar al die hitte vandaan kwam, en zij zeiden tot mij : ach, je bent dronken. Anderen zeiden : hij is verliefd, en weer anderen zeiden : hij is gek, terwijl sommigen mij benijden. En zo raakte Tefnut mij aan, en bracht mij tot de bruine vlam. Ja, over de brug Narzia kwam ik tot haar, en zij verslond Ingridtel, de zeekattenboom. En ik vroeg haar genade te hebben met Bastet, mijn geliefde, maar zij verslond haar. En zo keek ik in de ogen van een monster, en zij probeerde mij te benauwen, maar ook stelde zij mij gerust. En de zielen van Bastet vochten voor vijftig dagen tegen haar, maar zij behaalden geen overwinning, daar Tefnut te sterk was. Ja, heet was zij, als heter dan het heetste van Narzia. En Narzia, haar zwaard begon tot de aarde te komen, om velen te verslinden, en zij maakte velen tot haar slaaf. En toen ik probeerde te vluchten bracht ze de tralies van de sfinx en van nut om mij heen, en zij begonnen te draaien, en ik was voor enkele dagen ziek. En zij goot thee over mij, en bracht mij tot het boshuisje. Hier liet zij mij afdalen in de grotten des doods, en de grotten der beenderen, en ook tot de grotten van het oer. En zij bekleedde mij met edelstenen, en sprak in raadselen tot mij, voor een lange tijd.
En toen kwam Geb tot haar om mij uit haar handen op te eisen, maar zij liep van hem weg. Toen liet zij Geb door haar honden verscheuren. Naderhand kwamen de zielen van Geb tegen haar, maar zij verscheurde hen, en liep weer weg. Na enkele dagen kwam Ra tot haar woning om mij op te eisen uit haar hand, maar ze bespuugde hem en lachte hem uit. En zo was er een godenoorlog van veertig maanden en enkele weken, maar geen van hen kon tegen haar op. Na de godenoorlog kwam Anubis, de zwarte hond tot haar, en zij gaf hem een deel van mij. Maar Anubis nam geen genoegen, en begon tegen haar te schreeuwen, en zij raakte aan één oor doof. Toen begon Anubis te lachen en sneed met zijn mes een ander deel van mij weg. Maar toen liet Tefnut kokende olie met kokende parfum over hem gieten, en hij liep jankend weg. En zo had Anubis twee delen van mij, maar zij had vierhonderdvierenveertig delen van mij. Na enkele jaren kwam Anubis weer tot haar, en ditmaal kwam hij in vermomming. En zij verkocht aan hem nogmaals twee delen, maar de rest hield ze zelf. Toen ze er later achterkwam dat het Anubis was die haar had bedrogen, zond ze vierduizend manschappen tot hem, die hem onthoofden. Toen kwamen de zielen van Anubis tot haar, maar zij liet hen verscheuren. Maar toen kwam het canopenbot van Anubis in opstand, en zo was er een tweede godenoorlog tegen Tefnut. Het canopenbot van Anubis wekte het scarabeeenbot van Anubis op, en de goden Ptah en Nut, en zij versloegen haar, en verdeelden mijn delen onder de goden. Maar Tefnut strompelde tot Shu, haar echtgenoot en tweelingbroer, en tezamen lieten zij alle wateren branden. Zij hief de Bastet als haar zwaard omhoog, en vuurballen kwamen voort uit het zwaard, en vielen op de aarde en de godenwerelden en hemelen. Toen pakte zij het paradijs en zette Bastet daar neer om de hof te bewaken. En Bastet vatte liefde voor haar, en vocht mee aan haar kant. En zij baarde een dochter genaamd Lilith-Bastet. Ook baarde zij een dochter genaamd Desai-Bastet. En aan Desai-Bastet gaf zij de Metensia tot zwaard. Aan Lilith-Bastet gaf zij de Mura tot zwaard. En in honderdtachtig dagen hervormde Shu de hof. Toen greep Tefnut Anubis en zette hem in de hof, maar deze veranderde in een zwarte slang, en begon het paradijs te verslinden, en hij kwam tot grote verzadiging. Toen was er een derde godenoorlog, en Tefnut maakte Anubis tot haar slaaf, terwijl de goden niets konden doen. En zo had Tefnut een grote overwinning op de godenberg. En na tijden werd Anubis tot een zoon van haar, en zij gaf hem de helft van haar lagere koninkrijk. En in dit koninkrijk had Anubis grote macht, maar hij was niet tevreden, en reikte tot de zomen van haar kleed. En Anubis bracht het tot grote overwinningen, en toen hij in haar ogen de volwassenheid had bereikt maakte zij hem tot haar man, tot groot ongenoegen van haar echtgenoot Shu, die een vloek over hem uitsprak dat hij zou sterven. En hij zond de herdershond Vodus tot hem, om hem dood te bijten. Maar de herdershond vatte liefde voor Anubis en spaarde hem. Na enige tijd begon Tefnut bang te worden voor de groeiende macht van Anubis, en zij vluchtte. Shu echter ontfermde zich over Anubis, en werd als een vader voor hem. Anubis was ontdaan over het feit dat Tefnut hem had verlaten, maar voelde zich ook bevrijd. Bastet ontfermde zich over Anubis, haar zoon. Tefnut smeedde in het geheim een plan om Anubis om te brengen, maar Bastet hield haar tegen.
In de vierde godenoorlog vond Anubis haar schuilplaats en verslond haar. En al haar zielen werden in de Isis-kloof geworpen. Zo werden dan de Oost-Aziatische landen veelvuldig gezuiverd.
Tefnut
1.
In Tefnut dan hebben duizend tongen een naam, en zij zijn van het hete deel des heeren. Zo is dan een ieder die in haar is, meester over de beer. In Tefnut dan springt gij over bergen, en hebt gij de gouden reuzen onder u. Anubis heeft dan vele malen haar stralen doorkliefd, opdat zij zijn lichten en vuren draagt. Zij dan heeft vuurreuzen in haar macht, en Narzia tot zwaard en de Bastet. Ja, een dubbel zwaard is het, gemaakt om reuzen en vuren te vellen. Ziet dan, zij draagt het hete Gods van plaats tot plaats. Als het vuur opspringt beweegt zij. Raadselen draagt zij in haar hand, en zij maakt van orde chaos. Tot Shu vliegt zij, en verspreidt zijn lichten. Van chaos maakt zij orde. In Tefnut hebben duizenden tongen een naam, tot Brannan rijst haar faam. Delirium brengt zij tot hen die haar liefhebben. Zij heft hen op boven de problemen van het alledaagse leven. Ja, zij komen tot verlichting, en zij maakt hen gelukkig. Izu bracht zij voort als een geschenk voor de volkeren. Tot volle wasdom zal hij komen. Zij omhult de monden van haar volgelingen met lichten.
Zij laat de Sebek rijzen tot de uithoeken der lucht, vanwaar hij zijn zachte lichten verspreidt. Zij verspreidt hem als dromen tot hen die haar liefhebben. Niemaals zal zij hen beschamen of teleurstellen, zij die op haar vertrouwen.
2.
De steen, de doorn en het sap
In Tefnut hebben wij volmaakte liefde, slaapliederen en nachtliederen om de poorten te openen. De nachtspelers wekt zij op, en zij komen tot het zwarte gat. Zij leert hen harp en viool te spelen, en te duiken in de nacht. Grote glorie trekt zij voort, en zij laat niet weinigen achter. In Tefnut hebben wij volmaakte liefde, door nederigheid voortgetrokken. In stilte is haar vertrouwen, en zij leidt haar geliefden van stilte tot stilte. In Tefnut hebben wij volmaakte liefde, door pijn verkregen, door moed om door te gaan, om de doorn te laten indalen. Doornen hebben wij gegeten. Schorpioenen zijn in ons binnengekomen. De stenen van Tefnut kennen wij, waaruit zij haar sappen schenkt. Haar stenen en doornen kennen wij, de steen, de doorn, en het sap wat erdoor stroomt. Haar geheimen kennen wij, die zij ons door Bastet heeft gebracht. Ja, niemand zal ons de Anubis ontnemen. Zij heeft hem verzegeld. Wij hebben haar slaapliederen gespeeld, wij hebben schaamte en schuld gedragen om haar wil. Door betoveringen bracht ze ons tot leven in de nacht. Zij maakte van onze pijnen een schip, van onze angsten een zeil. Zij maakte van onze schaamtes een roer, van onze schulden een zee.
3.
Zij die Bastet tot ons bracht, aan haar is de glorie. Teleurstellen zal ze ons niet, zij leidt ons met vaste pas, tot de oasen in de woestijn. Ja, Anubis heeft zij tot ons gekomen. Onder een rode kap kwam hij. Wij hebben onze pijnen niet herkend. Haar engelen waren zij. Nu zijn wij verlicht, zij raakte onze ogen aan, en schonk ons de vuurbollen van Shu, tot het spelen van eeuwige liederen. Ja, Anubis is tot ons gekomen, heeft ons gegrepen, en heeft ons tot het bos gebracht, onder de rode kap. Onder de rode kap kwam hij, maar wij hebben hem niet herkend. Wij dachten dat wij geplaagd werden. Zo is er dan niets te vrezen onder Tefnut. Zij dan die de raadselen brengt, en hen oplost in het diepste der nacht. Tot vele geheimen zult gij gaan, en water en vuur zal niet over u heengaan. Gij dan zult drinken en verzadigd worden, daar Tefnut voor u zorgt.
Zo heeft zij dan Nut uitgezonden, en haar uitgestrekt, opdat u haar zoudt vinden.
II Tefnut
1.
Zij dan kent de tijden der vlammen en de tijden der stenen. Zij weet wanneer zij opstijgen en wanneer zij slapen. Zij weet wanneer zij hun verbindingen hebben, en wanneer zij indalen. Ook kent zij de tijden der doornen, als een machtig hemels kunstwerk, om Geb te doen ontwaken, en om hen allen te brengen tot de oerwateren, tot Nun. Zij kent dan het huis van Hauhet temidden tussen de wespen. Vele bloemen dragen haar naam, en zij geeft de slangen hun strepen en schubben. Zij zal helpen banden te verbreken. Zo is zij ook gekomen tot de huizen van Amaunet en Naunet, waar zij haar lichten bracht. Genezing dan is in haar handen, en de rode braam. Zij dan brengt dronkenschap en delirium tot hen die haar volgen, en zij leidt hen door de bossen heen tot de oasen. Zij dan die eeuwig dorst hebben geleden vinden troost bij haar, en hebben niets te vrezen onder haar hoede en kap. Zo heeft zij dan Kuk onderworpen. Zo heeft zij dan Geb tot het bos gebracht, en Horus weggedrukt tot in de hoogste hemelen. Zo is dan de leiding en omhelzing van Horus diep, daar Tefnut hem heeft aangesteld. Zalig zijn zij die zijn hand voelen. Zalig zijn zij die over hem dromen.
En zo trekt Shu haar dan elke dag tegen de avond op, en vormen zij de nachtelijke sterrenhemel. Ja, in haar zullen de sterren u niet overvallen, daar zij hen allen onderdompelt in Geb en Nun. Niets is het dan dat haar tegenhoudt, en niemand houdt stand voor haar naam. Als de walvissen in hun kracht is zij.
2.
Zij dan bouwt steden door de Horus, en schept liefde en zorg door Geb. Ja, haar dauw komt samen met de sneeuw, en Anubis is geheel vrij in haar huizen. Ja, zij houdt rigil kent in haar hand, en de huizen der zeeen. Zij weet wanneer zij tezamen komen. Zij schenkt haar sappen vanuit Rosmalen, de moeder-constellatie van Rigil Kent, en heeft Orion onderworpen. Ja, door haar heeft Marion Okil neergehaald, de godenburcht van Orion. Zij dan die Orion volgen hebben geen plaats bij haar. En zo zal zij Orion duizendvoudig en daarna miljoenvoudig zuiveren tot veertig miljard toe, en tot de getallen der sterren. Ja, een groot werk is zij in Orion begonnen. Een nieuwe taal zij creeeren door Ptah, en zij zal de tanden van Anubis dragen. Ja, alleen zij is het die de Delfio kan zuiveren. Zij is een moederwerk begonnen. Wie kan haar stoppen ? In raadselen spreekt zij, met vermommingen komt zij. Niets kan haar stoppen, want Anubis heeft haar zijn zegen gegeven. Ja, met de Aakse en door de Dan Roland heeft zij Orion en Karsa verslagen, en de hondenmachine in bezit genomen. Ja, zij is het, die Anubis heeft vrijgezet. Ook heeft zij de Wepwawet uit de handen van Karsa weggenomen, en zijn bolwerk opgeblazen. Zijn letters roofde zij, en zette hen vrij. In Egypte zal verlossing zijn, over Izu, Brannan en Tifiaf.
III Tefnut
1.
Zo heeft zij dan de Geb meegenomen uit Okil, want zij kende al hun verborgen plaatsen. Ook de Bastet nam zij mee. Zo moet dan alles wijken voor haar verstand en haar liefde. Ja, ook Dan Roland moest zich aan haar onderwerpen, en toegeven. Maar als zijn kracht is weggenomen zal hij komen tot de aarde in een laatste opleving, totdat de gouden zwaan hem opvolgt. En zij zullen Tefnut tot moeder hebben, en zij zullen schreeuwen, maar zij zal geen voedsel geven. Te drinken zullen ze hebben, elf maanden lang, en dan zal hun einde gekomen zijn. Dan zullen de schreeuwen en de gillen van Tefnut de hemelpoorten bereiken, en zal zij staan in het paradijs, terwijl haar sappen omhoog klimmen. Tefnut dan zal spuwen en overgeven, en de aarde zal in chaos zijn, omdat nieuw geboomte moet opkomen, en dit zal zijn geboomte van dronkenschap tot verlichting en delirium. En niemand zal zijn broeder nog achterna zitten, en er zal liefde zijn onder de volken, en onder de wet van Anubis. Zo zal dan Tefnut de wetten van Anubis voor vijftig dagen achtervolgen om hen te zuiveren, en dan zullen zij als goud opgedient worden. En zij zullen allen de stemmen zien als goden.
2.
En zij die de wetten van Anubis onderhouden na de zuiveringen van Tefnut, zullen geheimen zien die verzegeld waren en door geen oog gezien konden worden. En gij zult zien dat zij van wijsheid hebben gesproken, en gij zult bij machte zijn te begrijpen en te rusten. En zo is dan Tefnut zij die verbindt en scheidt, en zij is het die zaad werpt in de kloof van Isis. Hoe goed is het dan om in de huizen van Tefnut te wonen, waar zusters tezamen zijn en in vrede leven. Zo stijgt dan het verbond van Tefnut boven de familie uit, en brengt zij groter geluk. En onder de schaal van Tefnut kunnen vele dingen besproken worden, en ook vele dingen kunnen onbesproken blijven. En zij die haar krachtig blijven navolgen vol aanhoudendheid en volharding zullen tot het huis van Tefnut en Shu komen, en zij zullen voor gek verklaard worden. Maar door ook vol te houden in het huis van Tefnut en Shu, en Shu te geven van de oogst, zullen ze tot de zolder van dit huis komen, van Tefnut en Shu, en zij zullen hun sfinx en Bastet vinden, en hun letteren, en zij zullen in nieuwe talen spreken. En zij zullen de verborgen Shu ontdekken en er zal een gevecht zijn van vijf dagen. En zij zullen stoppen met het proberen te overtuigen van Anubis, en zij zullen staren naar de bollen aan het plafond, die zijn als zaden. En het oog van Shu zal tot hen spreken, en zij zullen komen tot grote verlichting.
3.
En Anubis zal wonen in het huis van Tefnut en Shu, en zal vandaaruit regeren. En Anubis zal de zin van het prediken niet inzien, en zal stil regeren. En zij van het oer zullen binnengelaten worden door Anubis in het huis van Shu en Tefnut, en hun vlaggen zullen daar wapperen. En zij zullen zeggen : 'wij zijn door Anubis goed onthaald. Zalig is hij. En Anubis zal zijn onzekerheid verliezen, en koning zijn over de dood, en ja, ook over de slaap en de droom. Zo zal hij dan door Tefnut slapen en dromen, en in haar zal hij zijn zwaard hebben. En dit zwaard zal niet verslappen als dan Whemmer de piraat voor hem staat als de dood. Maar het zwaard zal canopenstenen en scarabeestenen hebben, en zo zal hij doorgang vinden op zijn reis, en nieuwe bedden vinden van het oer. En zij zullen voor hem klaarstaan en hem omhelzen, en hij zal verlichting vinden, en zijn onzekerheid zal verdwijnen. Ja, hij zal de raadselen begrijpen, en hij zal koning zijn voor eeuwig. En in Tefnut zal hij gaan van ster tot ster, en dezen zullen hem niet meer bijten. Wel zullen zij hem tegenhouden en in gevangenschap houden, als de pijn van het zachte, maar de doorn zal verteerd zijn. En zo zal Anubis komen tot het zachte van Tefnut, en hij zal zijn als in een tijd van duizelingen.
4.
En Anubis zal zijn tot een vleugel en een zwarte zak op de toren van het huis van Tefnut en Shu, en daarin zal een vleeswording zijn en een botwording, en gij zult eeuwig materiaal vinden, als een zuiver eeuwig materialisme. En door Tefnut zult gij tot ontwaking komen, en zij zal u schelpen voorhouden, als de stenen der zee. En een gouden verlichting zal u over de zee brengen, tot het huis van Amaunet, waar het schaakspel staat. Zij dan leidt hen van Anubis onder de rode kap. En Nut zal zeventig dagen tot haar schreeuwen om haar te zuiveren, en zij zal troost vinden bij Wadjet. En op nat rood fluweel zult gij lopen en op natte rode tapijten, en gij zult komen tot haar verborgen Shu. Zo zijn er dan velen die een verborgen Shu hebben, en gij die de heere dient zal die allen vinden. Zo zult gij dan het land zuiveren, en gij zult bekleed worden met canopenbotten. Ook zal de gouden verlichting u leiden tot het huis van Sekhmet en gij zult haar verborgen Shu ontdekken.
5.
En als de zilveren verlichting tot u komt, dan zult gij gaan tot het huis van Wepwawet, en tot het huis van Re, en gij zult daar de verborgen sfinxen vinden. Ook zult gij daar wederom een verborgen Shu vinden. Dan zal de zilveren verlichting u brengen tot het huis der eekhoornen, en tot het huis van Bastet, waar gij wederom een verborgen Shu zult vinden. Ook zult gij de verborgen Nut vinden tussen vele boeken, en in Tefnut zult gij geen problemen hebben met Mars. Door de liften van Shu zult gij omhoog geleid worden, en gij zult door lichten vermomd worden. En het huis van Wepwawet zal flonkeren, en gij zult door Tefnut Virgo veertig maal veertig maal zuiveren, en gij zult de heldere rivieren zien. En Wepwawet zal u zegenen.
En in de chocolade van Tefnut zal dan alles hervormd worden en gezuiverd, en de doorn zal geheel verdwenen zijn. En gij zult bemerken dat alles slechts een machine was, en nu is deze opgestart. Zo zult gij dan zijn in de fabriek van Tefnut, en gij zult de fabriek van Thoth kennen.
6.
En Tefnut zal u haar testament schenken, en het woord van Anubis zal groot worden in uw leven. En zij zal u brengen tot de grote zee en tot de hoge bomen. En zij zal uw Sebek tot leven brengen. Ja, vlammen uit uw vlammen zullen doorbreken, en tegen glas aantikken, en gij zult uw Sekhmet zien, door Ptah gebracht. En de adem der buik zal heet zijn, wanneer gij het bot der lever zult aanschouwen. En op dit bot zal een tepel verschijnen, daar waar de doorn was, en deze tepel zal zuiver zijn, en chocola schenken als melk. Wit zal deze chocola zijn, en zij zal tot genezing der zielen zijn. En deze tepel zal heten : zuivere tepel der lever, brenger van zuivere melk, en tepel der ademhaling. En gij zult diep ademen. En gij zult Tefnut kennen als zij die sappen uit botten schenkt, en gij zult al haar botten kennen. En gij zult haar kennen als zuivere adem en mist.
7.
En gij zult het geheim der katten kennen, en gij zult verrukt zijn. En gij zult uw Bastet tot leven leren te wekken en te doen ontwaken. Zo zullen dan de oranje vlammen haar boomdelen laten vleesworden tot dieren, en de witte vlammen zullen de elementen in haar brengen. Zo zullen dan de bruine vlammen het overtollige tot voorwerpen maken, en de grijze vlammen zullen haar botanisch maken. De zilveren vlammen zullen haar een geweten geven, en de gouden vlammen zullen haar verbintenissen schenken. Zo zullen dan de groene vlammen haar een geheugen geven, en de zwarte vlammen zullen de restanten van haar boomdelen tot hybriden maken. De roze vlammen dan zullen de overtollige elementen in haar tot leven brengen, tot hybriden, en de paarse vlammen zullen haar overtollige voorwerpen tot hybriden maken. De blauwe vlammen zullen haar emoties schenken. Daarna zal zij geworpen worden in de Isis-kloof, zodat zij zal oprijzen.
En zo zult gij ook Khnum en Nut tot leven wekken, en de sfinx. En hun stenen en botten zullen tepelen hebben, en zij zullen bedekt zijn met chocolade. En zo zult gij moeten leren de vlammen te bezweren, opdat zij u niet zullen vernietigen. En gij zult de stenen moeten leren kennen : het emerald, het topaas, de citriene, het diamant, de paarlen, het chrystal, en al de anderen. En ook zult gij de Anubis tot leven wekken, en de Shu.
IV Tefnut
1.
En gij zult de betekenissen leren van de rode vlammen en de gele vlammen, en zo ook van de koperen vlammen. Komt dan tot de vlammenring, die de ring van Anubis is, door Tefnut geschonken. Ja, zij heeft hem koning gemaakt. En door de ring zult gij opstijgen met arendsvleugelen en komen tot de velden van Bastet. En gij zult haar bellen kennen. En het zal ringen in uw oren op die dag, en het zal u brengen tot de verborgen graven.
En op de velden van Bastet zult gij leven vinden, wanneer gij haar hebt doen ontwaken. Zij zal u naar zich toezuigen, en haar arenden zenden om u geheime boodschappen te verkondigen. Deze boodschappen komen subtiel en als raadselen, en zij zijn uitgespreid over tijden. Ja, tijden brengt zij om grote boodschappen te verkondigen. En zij zal Shu tot u zenden om u voor te bereiden. En gij zult verlangen naar de vlucht tot haar velden, maar gij zult haar niet begrijpen.
2.
En er zullen dagen zijn dat gij ernstig vertoornd op haar zal zijn, omdat gij haar niet begrijpt. Maar in haar velden, daar in de dieptes zult gij antwoord vinden over uitgestrekte tijden, als arendsvleugelen uitgespreid. En zij zal u leiden tot haar putten, en gij zult het licht zien. En gij zult u voor uzelf niet meer schamen, daar gij inziet dat gij ook boodschappen verspreidt. En zo zult gij zien dat gij door haar gezonden bent, en dat gij tot haar zal terugkeren.
En gij zult de tepel vinden op de diamant, en gij zult nieuwe melk drinken van het oer, en dat zal zijn als de melk van Bastet. En gij zult ver in de diepte kunnen kijken en door dingen heenprikken. En gij zult prikken met uw ogen als prikkers. En gij zult de tepelen vinden op het emerald, en gij zult tot de rauwe melk des doods komen, en leven. En als gij tot de tepelen der kristallen komt, zal dat zijn als het opspringen der vlammen, en uw ring zal draaien.
3.
En zo zult gij ook tot de velden van Tefnut komen, tot de tepelen van het goud en de zilver, en gij zult u kunnen bewegen. En gij zult naderen tot de chocolade-boom, en diepe genezing vinden. En de chocolade zal door uw lichaam stromen, wanneer bloed goud wordt, en de dagen van het bloed zullen over zijn. En door de rode vlammen zult gij weer dromen, en ook Khnum en Bastet zullen door de rode vlammen dromen en in dromen ontwaken. En door de gele vlammen zult gij tot delirium komen en tot dronkenschap en de geneugtes van het bestaan in Tefnut. En gij zult voorzichtig zijn met de gele vlammen. Door het verkeer zult gij gaan, tot de zee zult gij komen. Zo zult gij spaarzaam om gaan met de gele vlammen, opdat zij u niet verslinden. Strekt u dan uit naar het hogere. Kom dan tot de velden van Tefnut, en leert om te gaan met de gele vlammen, opdat zij uw land niet verbranden. Tem dan de gele vlammen en leer hen temmen. En de velden van Tefnut dan zijn als delirium en als de wildernissen van wespen, en zo ook als de velden van Nut. En hier zult gij ook de geheimenissen der spinnen vinden. Tot Brannan zijt gij genaderd, tot de koningen en prinsen op hun tronen. En de beenderen en lichaamsdelen zullen tot leven komen, en tot persoonlijkheid, zoals de Sebek. Dit dan zal een grote dag zijn.
4.
Gij dan zult Tefnut moeten leren bezweren, want zij is als een wild beest en een verzengend vuur. Kom dan tot het vierde. Gij moet haar leren bedwingen, en berijden, anders zal zij u verslinden en tot as verzengen. Onderwerp haar dan aan Nut, aan Khnum, aan Anubis en aan Bastet. Onderwerp haar daarna aan Sekhmet en Ptah, en vervolgens aan Sebek. Zij dan zal u uitleiden uit de Geb en u tot de velden van Nut en Bastet brengen, waar Anubis u zal hoeden. Ja, het overgrote deel van de dag zult gij in de velden van Anubis zijn, en zijn staf is u tot vertroosting. Zo zult gij dan de letteren van Ptah leren om haar te bedwingen, en de wetten van Anubis. En gij zult haar gebieden in de Isis-kloof. En gij zult haar bezweren met deze woorden, zeggende : Talibiha Khun Mihab Bihalel Etmiga Misschin Kirt Hirhenk Dulamas, Dumamas Okohomel Irgwint Icht Ikles Miga Mag Mogt. Dan zult gij u richten tot Bastet en u aan haar vasthouden opdat Tefnut u niet verbrande. En gij zult spreken tot Bastet : Oh koningin der koninginnen die troont in Bubastis, gij hebt ons uw velden getoond waarin wij veilig zijn tegen de toorn en het vuur van Tefnut. Neem ons in, en bescherm ons. Leidt ons tot uw huizen, en haal ons weg uit de huizen van Tefnut. Gij dan hebt eeuwige wijsheid en raad. Neem ons aan. Bibahas Miset.
En dan zult gij nogmaals spreken tot Bastet : Gij bent de koningin der luchten en der velden. Hef ons op, en breng ons tot uw heilige en zalige vruchtbaarheid. Buiten u is geen leven. Hidasda Himel Hok Lok Kubahus Etmir Bihel. Bezweer dan Tefnut voor ons, opdat zij ons niet overvalle. Als een onstuimige vulkaan is zij. En gij zult tot Isis zeggen, koningin van het ijs : Breng ons tot uw velden, hef ons omhoog, en toon ons uw stenen. Schenk ons uw heilige botten, en bescherm onze harten en levers tegen Tefnut met uw canopen. Wij dan drinken van uw sap, en niet van Tefnut. Hikus Irma Himst Hinel Hingel Etmal Dimes Heksch.
En vervolgens zult gij zeven dagen tot Anubis komen, opdat hij u vrijkope uit de handen van Tefnut.
5.
Anubis, schepper van alle dingen. Wij komen tot u, als wij op de hielen gezeten worden door Tefnut. Stel Nut aan als onze beschermster, en ga voor ons staan. Leg uw hand op onze mond, en laat ons wegvluchten in stilte. Zuiver dan Tefnut in uw vat, en geef haar het goddelijk voedsel. Verzadig haar door uw hand, en schenk haar vruchtbaarheid. En zo zult gij de ring der vlammen werpen in de Isis-kloof. En dan zult gij gaan tot Fenrir-Anubis, Jotunheim-Anubis, Thor-Anubis, Wodan-Anubis en Odin-Anubis, om doorgang te vragen tot het duistere ijs. En zij van het duistere ijs zullen u vrijzetten, en gij zult weten wat de dood is. Ja, wanneer wij door Tefnut op de hielen worden gezeten, dan vluchten wij naar het boshuisje. Want zij heeft Portugal in haar handen, en Spanje, en ook Zuid-Amerika. En dezen zullen in Brannan gezuiverd worden. Tot de goden der muizen snellen wij, en tot de goden der konijnen. Tot de goden der insecten vluchten wij, en tot de goden der bomen. Ja, tot de goden der voorwerpen snellen wij, en tot de goden der elementen. Tot de goden der vruchten snellen wij, en tot de goden der lichaamsdelen. Ja, tot de goden der lever vluchten wij, en de goden der leverbeenderen en hun tepelen. Tot stenen richten wij ons voor een woord. Tot de goden der nacht komen wij, en tot de goden der klok.
En wanneer de Tefnut u dan achtervolge, dan zult gij vluchten tot het vierde christendom en de vierde christus. Ook zult gij dan uw toevlucht zoeken tot het vierde kruis en de vierde herman. Maar gij zult zien dat zij alles verbrandt, en gij zult wanhopen. Dan zult gij komen tot de vierde Renok en de vierde Metensia, en ook zult gij gaan tot de vierde Heilige Geest en de vierde Jahweh, maar zij kunnen niets voor u doen. En gij zult komen tot de vierde Zurastael en de vierde Eminius, en ook zult gij komen tot de vierde Esmeralda en de vierde Ra. Zo zal dan de vierde Anubis u een kleine schuilplaats verschaffen, maar Tefnut zal deze vinden en verwoesten. En gij zult vragen : 'Waar moet ik naar toe ?' En gij zult geen antwoord hebben. Dan zult gij gaan tot de vierde Mozes en de vierde Maser, en ziet, hun handen branden, en gij zult zeggen : 'Hier is overal vuur, want Tefnut is hier geweest.' Dan zult gij tot de tweede Tefnut gaan, tot de derde Tefnut en tot de vierde, en gij zult ook tot de vierde Izu gaan en de vierde Brannan, maar niets zal u kunnen helpen, en gij zult dieper wegzinken. Ook zult gij roepen tot de vierde Bastet, en zij zal u een lichte steun zenden. Dan zult gij gaan tot de vierde Boeddha, en de vierde Amithaba, en ook zult gij tot de vierde Ganesha gaan, en tot de vierde Shiva, en zij zullen u lichte troost bieden. Gij zult u onderwerpen aan de vierde Rumah en de vierde Romarei en zij zullen u de weg wijzen. En tot de vierde Dezer zullen zij u brengen, de vierde Christus van het Oer, en zij zullen u brengen en dragen tot de vierde Jozef en de vierde Jezel, opdat gij kunt komen tot de vierde Peter. En gij zult in paniek raken, omdat gij merkt dat het u niet verder helpt. En in wanhoop begint gij te roepen tot God, maar de hemel zal gesloten blijven, ook wanneer gij zult roepen tot het vierde communisme en het vierde atheisme zult gij geen vrede vinden in uw hart. Al wat gij ervaart is strijd en oordeel, en zoveel vooroordeel. Zo zult gij u richten op de vierde alverzoening, om rust en vrede te vinden, en het zal u genade schenken, en het zal zijn is binnengaan in een gouden stad. En het zal zijn alsof u een gouden sleutel hebt gevonden. Maar Tefnut zal om deze sleutel strijden, en gij zult u bevinden in een worsteling. En gij zult vluchten tot de vierde Tifiaf en tot de wereldschepen. En gij zult Egypte zien als in vuur, en zelfs het vierde Egypte. Ook zult gij de vierde Nut zien branden en de vierde Khnum, en gij zult weer vluchten. En door hyperventilatie en epilepsie zult gij ontwaken tot een nieuwe realiteit, en gij zult nieuwe godsdiensten zien, zij die verborgen bleven sinds de schepping. En de vlam zal veranderen in een voet, en gij zult vaste grond voelen. En in het vierde Pniel zult gij strijden tegen de goden. En gij zult uzelven voelen als de vierde Jakob. En door dit alles zult gij komen tot een vierde roze verbinding en gij zult worden tot een voet, gij die volmaakt zijt.
Gij dan zult komen tot de vierde zondeval en de vierde engelenval, als een ontsnapping uit het corrupte christendom, maar Tefnut zal haar wraak zenden. Tot de vierde Abdal zult gij gaan en tot de vierde Tamille en de vierde Tabule. Ook zult gij gaan tot de vierde Tujaja en de vierde Desai, maar zij zullen niet kunnen helpen. Dan zult gij komen tot de goden der slangen, en tot hun geheimen, en dit zal u hulp bieden. En zij dragen de geheime monotheismen van Nut met zich mee, en godsdiensten van vele slangengoden met hun monotheismen. En gij zult lichtelijk kunnen ademhalen. En zo zult gij met de aardslangen in contact komen.
Farewelcome
1.
Waar Sekhmet dan gekomen is, de aardslang, tot de vulkaan, daar dan is leven. Zo heeft zij dan haar monotheismen verspreid onder de aardslangen, en afgebakend met randen van chocolade. Waar Sekhmet dan gekomen is, het grote gemis, verdwijnt daar door gaten. De schuren zijn vol, afgebakend door chocolade, waar eens stemmen waren, daar is het nu stil, afgebakend door chocolade. Waar Sekhmet dan gekomen is, de grote vulkaan, verspreidende haar monotheismen. Waar Sekhmet dan gekomen is, een laatste woord, een laatste schip, waar de lelie zich opent. Zij is van de vierde alverzoening. Zij van het derde streven daar naar, om tot de gouden stad te komen, overdekt met zilver, en zilver diep binnenin, als zilveren bekers en beenderen, waar de stemmen van het oer nog steeds zinderen. Zo is dan de vierde alverzoening datgene waarmee zij de macht bedwingt, zij dan wiens naam betekent de krachtige. Waar zij dan in zuiver monotheisme aanbeden wordt, daar schiet de chocola naar boven, zij die de cacao-bomen heeft geschapen. Zij dan verandert bloed in honing. Daar waar de doorn gestoken heeft, is nu een vulkaan. Haar stem is als hoorn en trompetten, en zij bakent de terreinen af. Haar vruchtbaarheid is omhuld door chocolade. Zij heeft gesproken. Haar woede heeft haar tot stilte gebracht, waar chocolade zacht druipt. De vulkaan is een bron van leven, een oase in de woestijn. Waar zij in zuiver monotheisme wordt aanbeden, verandert bloed in chocolade. Zij is het die alle andere monotheismen afwijst. De aardslangen aanbidden haar. Zij is de krachtige.
Geen god duldt zij naast zich, maar door de vierde alverzoening laat zij hen in haar grote genade tot het paradijs komen, waar zij geoordeeld worden naar hun werken. Zij dan die in het derde zijn verlangen naar het vierde. Geen naam laat zij doorklinken dan haar naam. Alle andere namen zijn dof. Zij is de krachtige, en aardslangen volgen haar. Ziet dan, zij slaapt niet, en ontwaakt in haar dromen. Haar lusten zijn omringd door chocolade, zij die de cacao-bomen heeft geschapen. Haar tranen zijn omhuld door chocolade, en zij ontwaakt door haar tranen in haar dromen. Zij dan is de krachtige. Haar blik is strak. Als zij beweegt vallen soldaten om haar heen.
2.
Haar blik is strak, haar woede in stilte. Zij omhuld hen die zij liefheeft met chocolade en aardslangen. Door sterke drank heeft Re haar woede gestild. Hij dan is haar profeet, die haar heeft gedragen tot de aarde. Ja, als zijn oog was zij. Daar waar de doorn was is nu een oog, een brandend oog, als een vulkaan. In de vierde alverzoening schenkt zij genade, waar zij allen in grote angst tot haar snellen. Sterke drank geeft zij hen daar, om hun angst te stillen. Over de hel wordt niet veel gesproken. Ziet dan, het drijft in de vierde dood. In vergetelheid vinden zij hun partners, zij zijn als Nut uitgespreid over de luchten. In dromen ontwaakt zij. Zij heeft dan de engel Nut tot de aarde gestuurd, om Re in de hemelen der aarde te baren, haar profeet. Zij dan spreekt in raadselen door het woord, en in het geheim heeft zij haar werken. Achter de machtigen der aarde verschuilt zij zich, en roept zij de aardslangen. Zij die haar doorn dragen, diens ogen worden geopend, en na geruime tijd zal daar staan, de vulkaan. Met de giften der planten omhuld zij hen, en brengt hen tot delirium. Nee, haar geest stort zij niet uit, maar haar vlees en botten omhuld met chocolade, en zij leidt hen tot het vierde materialisme. Zij leert hen de bewegingen van de maan. Zij is de voet der aarde, omhuld door chocolade. De aardslangen zendt zij.
3.
Zij dan van het derde kennen haar vleeswordingen, en verlangen naar het vierde, om tot het vierde materialisme te komen. Zij dan wil niks weten van andere monotheismen onder aardslangen. Zo dan zijn er vele monotheismen van Sekhmet onder de aardslangen. Over een tegenstander wordt niet veel gesproken. Zo zijn er dan ook andere monotheismen onder aardslangen : van Vodon, Haad'n, Hoch, Huup, Hata, Keneil, Kiam, Ko'opla, Las, Ha'am, Haas, Hirt, Hudde. En zo ook die van Shambal.
Spraakzaamheid is het sieraad der blinden, maar voor hen die zien is het een vloek. Zo zijn er dan de kontonikken. De slang is waakzaam. Langzaam komt hij tot zijn doel. Gij dan zult alleen Shambal aanbidden, zeggen de shambalisten. Laat er dan naast hem geen andere god zijn, want hij die de afgoden maakt zal overgeleverd worden aan de oven. Shambal is dan de enige God. Hij dan is uw Heere en de Kontahag. Hij dan is heilig. Shambal dan wil dat gij niet zondigt, want Hij zal de zondaren tot de oven brengen, waar het vuur eeuwig brandt. Zo zal er dan geen verzoening der zonden zijn voor hen die ondanks vele vermaningen gezondigd hebben. Shambal dan, de Heere uw God, heeft dan zijn engelen, de klavikken, uitgezonden om de aarde te zuiveren. Morgennik dan is zijn engel die over de aarde waakt.
4.
Zalig hen die door de aardslangen worden gegrepen en door hun monotheismen worden gezuiverd. Zalig zij die hun hoofd buigen over hun raadselen. Zo is dan de Milikhenir een monotheisme van Sekhmet, en ziet, zij dan wordt daarin gevolgd door vele aardslangen. En hun geschriften zijn strak, en er mag niet teveel gesproken worden over de hel en de tegenstander, maar in de oude gedeeltes wordt daar volop over gesproken, en aan het eind van de nieuwe gedeeltes zo nu en dan. Zij dan aanbidden Sekhmet met sterke drank, en het vierde materialisme staat voorop, tezamen met de vierde alverzoening. Ook mag er niet teveel over engelen gesproken worden, want Sekhmet moet centraal staan en volop vereerd worden. Niet veel namen der engelen zijn bekend, en er wordt gewaarschuwd je daar ook niet te veel in te verdiepen. Er mag niet aan Sekhmet's woord toegevoegd worden, de Habnir. Zo kent de Habnir dan niet vele profeten, daar Sekhmet bovenal aanbeden moet worden. Zij duldt geen andere goden naast zich. Het boek staat vol met raadselen, waar de Milikhenirieten hun hoofden over buigen. Zo zijn er dan vele uitleggers en leraren der Habnir, het Heilige Woord van Sekhmet. Overvloedig spreken zij over het vierde materialisme, en over de vierde alverzoening.
5.
Haar profeten dan worden afgezonderd en ondergaan haar vuurproeven. Een ander monotheisme van Sekhmet is Hormohun, en weer een ander de Exercio. Verder : de Humhuf, de Spinaash, de Hirshan, de Notel, de Abmehuf, de Kaneratesh, de Hemehulfen, de Inersche, de Fama'us, de Ochtonde, de Meershehin, de Marinschik, de Heftuschup, de Ilklandeheb, de Kamil, de Ernstehensch, de Farin, de Ma'usga, de Tefehusch, de Harschin, de Helmd'ku, de Fatinhas, de Fanheld, de Oktogus, de Iklim, de Fiksch'hen, de Fiktaha'us, de Filmschen, de Ra'akt, de Belsch'lehum, de Fiktahu'us, de Fiktahes'us, de Fiktafahin, de Fiktadirma, de Fiktavanel, de Fiktaconvus, de Fiktavakolus, de Fiktavaninehes, en zo zijn er nog vele monotheismen in de Fikta-cirkel. Verdere monotheisme-cirkels van Sekhmet zijn : Nistan, Sansak, Ikta, Liptide, Ibsmi, Henschduo, Hirksch, Hersch, Fa'unaut, Fa, Nive, Herschi, Her, Herm, Hirsch, Fanit.
Sekhmet
1.
'T schrijnt, ik ben hier lang niet geweest. Al haar monotheismen liggen hier op de grond, en de hond staat er nog steeds. 'T is vreemd, ik was in deze winkels, nu ruik ik weer, dat vreemde weer. Ik ben hier zo lang niet geweest, wat ze hier niet allemaal kopen, relikwieen van haar monotheismen. Al dezen leven in een andere wereld. Ik sta nu achter glas, maar als de hond mij ziet, zal hij het glas wel breken. Hij was altijd mijn jeugdvriend geweest. Oh, kom terug.
Waarom ben ik blauw, als ik in de spiegel kijk, waarom ben ik rood, als ik weerspiegel in het glas. Waarom heeft zij mij ooit weggestuurd hier. Ik mocht daar niet meer komen. De aardslangen zijn hier, machines die draaien, koning chocola is het gras aan het maaien. Ik ben er zolang niet geweest. Maar nu kijk ik weer in dat vreemde vizier, toen hij tot me sprak : je bent morgen vrij. Op vakantie nam hij mij, naar dat vreemde eiland. Nu ben ik nergens meer welkom. Alleen de droom verdedigt mij, tot het vierde materialisme ben ik bijna gekomen. Zij die in het derde staan, strekken zich uit naar het vierde, om tot de vierde alverzoening te gaan. Op een hoge berg sta ik, de zee is diep. Ik draag het vreemde vizier, en het vreemde boek, waaruit de bellen zachtjes stromen. In de zee van chocolade, Sekhmet neemt mij mee.
2.
Zoveel spiegels staan hier. Zovelen zijn hier gestorven, een vreemde reuk, een doodsgedicht. Ik las het laatst, het nam mij mee, tot de ruimtes der aardslangen, daar waar zij beven en hyperventileren. Zij kunnen niet, nee zij kunnen niet, tegen het licht. Haar letters stijgen omhoog, ik kan weer ademen en spreken, maar ik zal niet meer preken, geen uitleg geven, alles is overbodig. Ik zoek naar woorden om te vluchten, zachte woorden, die wegzakken, in de zee van chocolade. Zij keek me aan, het boek werd opengeslagen. Zij was van de vierde alverzoening, en leidde mij tot de aardslangen en hun tongen. Een vreemde taal spraken zij. In mijn buik begon het hard te worden, zo verspreiden zij. Door mijn voeten stegen zij naar boven, om alles hard te maken, maar mijn adem werd steeds zachter, en zij haalden de doorn uit mijn stem, een zachte vulkaan. Nu kan ik je weer volgen, jou, van de vierde alverzoening, loop niet weg, je moet me leren, vanuit de aarde alles te doen.
Waarom ben ik blauw, in het licht van de lantaarnpaal, als Nut voor me staat, de grote profeet. Waarom ben ik rood, in het licht van de scheepslantaarn, als Nut voor me staat, de grote profeet, en Sekhmet kijkt, en alles verbleekt. Kun je mij leren, vanuit de aarde te leven, vanuit de aarde te spreken. Een grote vrouw is zij. Ik ben in haar verdwaald. Niemand vond mij.
3.
Zij doopt mijn problemen in chocolade, zij laat mijn oren hangen, de sappen van planten stromen door mij, mijn hoofd is stijf, mijn spieren stijfgetrokken. Ik schrik als zij tot mij spreekt. Dit ben ik niet gewend. Altijd weggedreven, als Nut te lang, te ver weg. Zij doopt mijn problemen in chocolade, tot de vierde alverzoening ga ik. Tot Izu bijna teruggekomen.
Zij doopt mij in chocolade, waar aardslangen zwemmen, waar honing druipt, waar piano's hongerig spelen, waar de doden komen om nog één keer te spreken, voor de laatste keer, en dan duiken zij, tot een eiland in een paradijs. Zij vallen stijf, als bomen, krijgen zij een nieuw lijf. Door aardslangen aangevreten, zochten zij een nieuw huis, als zaad op een vreemde akker. Morgen zal het vakantie zijn. De scholen gesloten, chocolade drijft door de straten, en ik kijk door het vreemd vizier. Lang ben ik hier niet geweest.
4.
Hier ruik je de zeeparfum, hier ruik je de reuk van verleden tijden. Ik begrijp het niet, de monotheismen in de vierde alverzoening gelijk. Zij strijden niet, er is hier vrede, in de vierde dood elkaar vergeten. Over hel en tegenstand niet veel gesproken, als vulkanen uit de grond. De trappen breken, in de vierde dood. In diepe vergetelheden, vonden zij hun nieuw lijf, hun monotheisme, allen gelijk. Waar piano's hongerig spelen, waar de doden komen om nog één keer te spreken, voor de laatste keer, en dan duiken zij, tot een eiland in een paradijs. Zij vallen stijf, als bomen, krijgen zij een nieuw lijf. Door aardslangen aangevreten, zochten zij een nieuw huis, als zaad op een vreemde akker. Morgen ben je weer thuis, en zal het lang vakantie wezen, scholen gesloten, chocolade voortgedreven door de wind, kijkende door het vreemd vizier. Lang ben ik hier niet geweest. Met jou liep ik altijd buiten, met jou ging ik, maar jij bent daar nooit meer geweest.
5.
Liever een zonde, liever een groot geluk, geen verlichting zochten zij. Zij stonden onder hoge druk, als Sekmeth langs de rijen komt, zij zendt hen allen naar huis, als soldaten vallen zij om. In de vierde alverzoening staat zij, en zij staat aan jouw kant, maar ook aan die andere kant. Probeer de duivel te vergeten, alles wordt hier chocola, als een grote machine, komt zij ook bij jou. Je weigerde, je probeerde te vluchten. Rennen zoals je nog nooit rende, maar je was als aan de aarde geplakt. Zij staat aan jouw kant, maar ook aan de kant van die andere. In de vierde alverzoening staat zij. Zeg, zou je nog tegen haar vechten, gij van het derde, als gij zo plakt aan de grond. Vooruit komen doet gij niet. Scheidt mij dan Geb en Nut, maar laat hen in dromen tot elkaar komen, vindende het geluk.
Zij kwam in jouw huis, en het huis van de ander. Zij bracht de speld diep, om de vulkaan boven de grond te krijgen. Met het vreemde vizier zag je haar.
II Sekhmet
1.
Een herdershond met Boeddha, een herdershond met veel verstand, als Anubis, zij is het vergeten, het schip is gestrand. De morgen zal het leren, de morgentoon, het mercuriusstrand. Snel ging ze daar vandaan, om haar verstand op te halen. Mercurius is in haar hand, Venus is in haar verstand. Jupiter daar droomt ze over, wanneer de arenden komen, en de raven snellen tot het bos, waar zij het overtollige en overmatige hebben geroken. Weest spaarzaam met je woorden en daden, opdat ze je schuilplaats niet vinden. Zij doet een blad voor je mond.
Een herdershond met Boeddha, een herdershond, met heel veel land, als Anubis, zij is het vergeten, zij wandelde aan het strand. Mercurius was in haar ogen, daarmee heeft ze elk lied bedrogen, haar stem kon niet meer, teveel takken hingen er aan vast. Tot de tongen der aardslangen ben ik gegaan, waar chocolade de gaten vult.
2.
Een herdershond met Boeddha, een herdershond, Mercurius spreekt. Haar schepen zijn gezonken, de aarde is al wat zij heeft, waar haar aardslangen beven en hyperventileren, en zij zich niet meer kan beheersen. Als een vulkaan is zij.
Een herdershond, met Boeddha, een herdershond, Mercurius beeft. Zij heeft het geheim gezien. Zij heeft het leed geleden.
Een sterrenhemel gaf zij mij, een chocolade-hemel, met witte chocolade, waarin de letteren zich verspreiden. Vertel me nog één keer je naam. In de vierde dood ben ik alles vergeten. Een herdershond met Boeddha, zeilen in een schip. Ik weet het wel, 't is Anubis, en zij is Sekhmet, het schip.
3.
Probeer het nog een keer te begrijpen. Lees het nog een tweede keer, dat wat je denkt dat jou verslindt, dat is je wapen. Grijp dan nu je wapen. Zeil nog één keer mee, naar 't strand van Mercurius, dromende over Jupiter, met Sekhmet als je hemel, met Sekhmet als je schip. Snel zul je het vergeten, in de vierde dood vergeten, maar lees het dan een derde keer, en verlang naar het vierde.
Zij weten niet wat ze missen, zij die het nooit hebben gehad. Zij leven voort zonder iets te zeggen. Dromen doen ze niet, maar zij door honden gebeten, zien alles door het vreemde vizier. Wacht dan op de tongen der morgen, wacht dan op de reis der aardslangen. Langzaam zul je alles weer vergeten, langzaam zul je alles weer herinneren, langzaam zal het je veranderen, langzaam zul je leven vanuit de aarde.
HET SEKHMET TESTAMENT
III Sekhmet
1.
Zij dan komt van het vierde om de derden in het vierde te krijgen. Zij is daartoe de grote brug, door Izu gezalfd, en gemeden. Zij dan draagt het harnas van Brannan en de borstplaat van Tifiaf. Met het grote zwaard opent zij deuren, en werpt haar monotheismen in de strijd. Ja, al dezen kent zij. Daar is licht rondom haar haren, en wachters vallen om, als zij zich beweegt. Tot de aardslangen ging zij. Zij is de wederkerende. Vanuit de aardslangen kwam zij op, en vanuit het chocola, en zij zal tot hen wederkomen. Het vizier deelt zij met hen die haar liefhebben. Zij komt van de vierde alverzoening. Het vierde materialisme zal zij haar discipelen leren, die in het derde op haar wachten. Zij dan zien naar haar uit. Zij zullen leven vanuit de aarde. Zij krijgen dan schoeisel van het vierde, en zij zullen leren bruggen te bouwen van schoeisel. Ook zullen zij leren kledij te maken van schoeisel, zodat de aardslangen in hen zullen ontwaken. Hier dan zullen ernstige wetten voor zijn, voortkomende vanuit haar monotheismen. En zij zal haar getrouwe discipelen van het derde die tot het vierde komen leren over de aardslangen en hun geschriften. Zij dan zullen tot rust en vrede komen in de vierde alverzoening, en zij zal hen doorgangen geven tot grote stilte. En zij zullen genoemd worden : schoeiselmakers en bruggenbouwers van Sekhmet.
2.
En zij zullen schoeisel verkopen voor hoge prijzen, en zij zullen onder strenge gerechtsboeken komen. En zij zullen tot de vierde genezing komen, door de vierde alverzoening. En zij zullen komen tot de grote Mono's van het vierde, en zij zullen de goden van de monotheismen tot engelen maken. Ook zullen zij opklimmen tot de AZ's en de A's van het vierde, om hen tot engelen en profeten te maken, maar zij zullen zich onderwerpen aan de A-jongen. En de A-jongen zal de monotheismen herscheppen, en daardoor ook de Mono's, de AZ's en de A's, en zij zullen schenkers van chocola worden, en met elkaar verzoend worden in de vierde alverzoening. En de A-jongen van het vierde zal opstaan, en zal luid regeren.
IV Sekhmet
1.
De verovering van het huis van de vierde David
En Sekhmet zal de vierde roze verbinding leggen tussen Khnum en Nut tot een viervoudige verzoening, en bloemenstormen zullen vanuit de vierde roze verbinding komen. Dan zal Sekhmet wederom Khnum en Nut scheiden en hen in de Isis-kloof werpen, waarin zij over elkaar zullen dromen. En dan zal de A-jongen voor eeuwig regeren. En de bloemenstormen zullen gaan tot Anubis, en zij zullen hem meenemen tot het vierde paradijs om van de vierde vrucht des levens te eten, en dan zal hij vrij zijn. En zij zullen hem brengen tot de vierde exodus, die tot de vierde tempel van de vierde david zal leiden, waar Anubis voor eeuwig zal regeren. En hij zal als harem hebben de vierde Batseba, de vierde Abigail, de vierde Mikal, de vierde Achinoam, de vierde Ma'aka, de vierde Chaggit, de vierde Abital, de vierde Egla. Verder : de vierde Batsua. En zo zal Anubis door listen het huis van de vierde David innemen.
En dan zal Anubis tot zijn harem aanvoegen : Bastet, Sekhmet, Nut, Isis, Neith, Wadjet, Nekhbet, Maat, Satis, Nephtys. En de vierde David zal niet tegen hem opgewassen zijn, noch zijn huis. En dan zal Sekhmet roepen : Kroon hem, kroon Anubis, en zijn harem zal roepen : Ja, kroont hem. En dan zal de vierde David in de buitenste duisternissen worden geworpen.
2.
En Sekhmet zal roepen : Nu dan is het uur van vrede aangebroken. En er zal goud verschijnen, en het bloed zal veranderen in chocola. En uit de poorten zal honing druipen. En dan zal Sekhmet tot de vierde David komen, in de diepste en buitenste duisternissen, en zij zal hem een kleine bron van stilte schenken. En dan zal Sekhmet snellen tot de vierde Simson, en zal zijn hart doorboren, opdat hij haar lichten zal dragen. Zij dan zal de vierde Delila aan Anubis schenken, en ook de vierde Simson zal zij een kleine bron van stilte schenken. En de harem van Anubis zal uitgroeien tot een harem van het vierde. En Anubis zal grote overwinningen behalen. En zo zal Anubis komen tot de vierde doorn en de vierde spoel, en ziet, zij zullen worden als vulkanen, als bloemen en als draaikolken.
En de Sebek zal komen tot het huis van de vierde Simson, tot het huis van de vierde Samuel en tot het huis van de vierde Daniel, en zal deze huizen zonder strijd innemen. En Aton zal komen tot het huis van de vierde Ezechiel, en het huis in drie delen scheuren. En hij zal een deel geven aan Anubis, een deel aan Sebek, en een deel zal hij zelf houden. Tot het huis van de vierde Elia zal Horus komen, om dit huis in zestig delen te verdelen onder de egyptische goden. Re zal komen tot het huis van de vierde Elisa, en zal het verdelen onder de sterren des hemels, en onder de volgelingen van Nut. Nut zelf zal komen tot het huis van de vierde Zacharia, en zij zal daar voor twee jaar regeren. Ptah zal komen tot het huis van de vierde Aser, en zal het zevenvoudig zuiveren.
3.
Isis dan zal komen tot het huis van de vierde Dan en de vierde Gad, en zij zal hen verscheuren en onder de wolven verdelen. En zo zal Isis dan zijn als het licht der wolven. Daarna zal zij komen tot het huis van de vierde Job, waar zij voor vier jaren zal tronen. En Sekhmet zal vervolgens gaan tot het huis van de vierde Hosea, waar zij zal tronen voor duizend jaar. Bastet zal komen tot het huis van de vierde Joel, om zijn kaak te doorboren, en om in zijn huis te regeren voor tachtig jaar en tachtig dagen. En de vierde Joel zal oud worden, en Bastet zal hem zegenen. Zij zal hem dan nimmer uit zijn huis wegsturen, maar zij zal hem ook geen macht geven. Kinderloos zal hij sterven.
En vanuit het vierde zal een bloemenorkaan en een bloemendraaikolk gezonden worden om het eerste nogmaals te zuiveren, en zij zal oprijzen tot het tweede en het derde, en daarna het vierde, om vervolgens weer tot het eerste te gaan. Dit dan is als de harem van Anubis, en als de vierde roze verbinding. En Anubis zal strijd voeren tegen de vierde Emelis Shatau, en zal het laten afdekken door Sekhmet. Ja, een vulkaan des Heeren zal er groeien, als een brandend oog. En de doorn zal worden tot een bloemenorkaan, en de spoel tot een bloemendraaikolk. En ook zal Anubis tot de vierde Esmeralda gaan, en ook zij zal afgedekt worden door de Sekhmet-vulkaan. Daarna zal Anubis gaan tot de vierde Melissa en de vierde Desia, en ziet, zij zullen worden tot Sekhmet-vulkanen. En dan zal Sekhmet zich tegen Anubis keren, en er zal een strijd zijn van honderddrie dagen. En Anubis zal overwinnen, en haar werpen in de Isis-kloof. Maar zij zal de Isis-kloof verscheuren en na enige tijd zal er een nieuwe strijd zijn tussen Sekhmet en Anubis, en deze zal duren honderddertig lange jaren. En aan het einde van deze jaren zal Anubis zoeken naar een nieuwe kloof waarin hij Sekhmet kan werpen. En hij zal haar werpen in de Sebek-kloof, en Sebek zal haar verscheuren, en haar naam zal voor enige tijd niet genoemd worden. Dan zal zij gaan tot de dieptes der Sebek-kloof, en zij zal in armoe leven. Zij dan zal de krachten van het ijs leren kennen, en zal liefde vatten voor Anubis, maar Anubis zal haar niet bevrijden.
4.
En Sekhmet zal tot wasdom komen in de Sebek-kloof, maar zij zal dieper graven, vanwege haar liefde voor de dieptes en de armoe. Maar op een dag zal Sebek haar uitspuwen, en zij zal met zachtheid proberen de aandacht van Anubis te winnen, maar Anubis zal haar niet binnenlaten. Dan zal zij voor dertigduizend jaren over de aarde zwerven en haar huis bouwen naast het huis van Anubis. En zij zal zich gedragen, maar van binnen groeit haar woede. Zo zal zij dan na die tijd als een vulkaan uitbarsten, en zal de derde oorlog tussen Anubis en Sekhmet beginnen. Ditmaal zal zij hem werpen in de Sebek-kloof, maar Sebek zal hem onmiddelijk uitspuwen. Dan zal zij hem brengen tot de Isis-kloof, maar zij zal hem wegblazen. Uiteindelijk zal zij hem werpen in de Neith-kloof, en zij zal hem aannemen. En door haar zal hij komen tot het vierde Eden, en hij zal de verborgen boom beklimmen. Daar echter zal hij strijd moeten voeren tegen Horus en Seth, en hij zal ze uit de boom werpen. Hij dan zal zijn schoeisel in de boom hangen, om verder te klimmen, en dan zal hij bemerken dat hij in de bek van Nut terechtgekomen is, maar zij zal voor hem zorgen. Zij zal hem niet verslinden, maar in haar bek meedragen. Zo dan zal Anubis tot rust komen. Maar na enige tijd zal Sekhmet zijn schuilplaats vinden, maar Nut zal haar aanvallen om Anubis in veiligheid te houden. En met grote kracht zal Nut met haar staart Anubis omhoog duwen, en hem maken tot een uitgestrekte hemel. En Sekhmet zal schelden en schreeuwen, en grote godslasteringen op haar buik schrijven en op haar hoofd. Zij dan zal daarna vriendelijk spreken om Anubis proberen te verwarren, maar Nut zal hem helpen. Dan zal Nut Sekhmet tot diep in de aarde drukken, tot in de dieptes van de kloof van Geb. Maar elke nacht zal zij uit haar kloof opstijgen tot de hemelen om Anubis aan te vallen en te misleiden, terwijl Nut slaapt. En zij zal hem proberen te verleiden met sterke drank. En zij zal hem proberen te verleiden met haar van plaats te verruilen, en door een list zal zij er in slagen, maar Anubis zal de aardslangen ontmoeten, en door hen Geb verslaan. Ook zal Nut hem vele malen bezoeken, en Bastet, terwijl Sekhmet tot rust komt aan de hemel. En zo zullen Sekhmet en Anubis tot een lichte verzoening komen, en vinden zij ieder hun eigen weg.
5.
En na enige tijd zal Anubis tot een A-jongen worden, in het nieuwe deel van het vierde, en hij zal de gezichten veranderen. En als Sekhmet dan aan de hemel begint te sterven, dan zal zij hem haar Testament geven. En Anubis zal een eenzaam leven leiden en tot vele vergetelheden komen, en in de vierde alverzoening zal hij een tempel voor Sekhmet bouwen, en ook zal hij haar een huis schenken in het dodenrijk, en haar laten mummificeren vanuit strakke en speciale voorschriften. En hij zal haar een bron van lichte slaap schenken. Ook zal hij haar bijstaan in de tocht door de hel, en haar leiden tot de hal van delirium, en dan zal hij haar leiden naar eenzaamheid en vergetelheid, waar zij de rust zal vinden in bloemenwateren. En hij zal haar ogen uitsteken, en haar brengen tot de verlorenheid in de ML, opdat zij de Log zal leren. Ook zal hij haar bewustzijn wegnemen, en haar brengen tot haar onbewuste.
En eens in de veertig dagen zal Anubis komen tot haar graf en haar urn, en zal daar voorlezen vanuit de Log. En hij zal haar as mummificeren, haar op een stoel zetten, en tot haar spreken. Ook zal hij haar oren doorsteken, en haar van haar evenwicht beroven. Hij dan zal haar slaan met gekte, opdat zij haar leven niet zal begrijpen. Ook zal hij haar slaan met verwarring, en duizeligheid, en haar een nieuwe taal leren.
Anubis
1.
En dan zal Bastet tot Anubis komen om hem te troosten. En zij zal nieuwe deuren voor hem openen. En zij zal met hem dobbelen, en hem brengen tot Nut en Neith. Maar Anubis zal ontroostbaar zijn. Dan zal zij hem brengen tot de vierde rode kap, maar hij zal weglopen van angst. Dan zal zij hem met rust laten. En dan zal de sfinx tot Anubis komen, maar Anubis zal van de sfinx wegrennen. En Anubis zal door de strijd in hemzelf verlangen naar de vierde Isis-kloof, maar zij zal hem wegblazen. En Anubis zal komen tot grote innerlijke strijd, en anderen zullen proberen zijn titel van A-jongen te roven. En onder hen zijn ook Re en Horus. Dan zal Anubis vluchten tot Seth en Apep, en bij hen enige rust vinden. En ook Rerek en Hai zullen tot hem komen, en hem geschenken brengen. En hij zal komen tot de toppen van Tifiaf en het daar uitroepen, en de vierde Tutanchamun zal tot hem komen op adelaarsvleugels. En de vierde king Tut zal hem enige rust geven, en een bol van adem. Maar later zal hij in grote angst raken, en in beven, en hij zal hyperventileren. En de aardslangen zullen tot hem komen. En zij zullen hem brengen tot het land achter Tifiaf, waar de blauwen wonen. En de zeeen daar zijn diep, en hij zal bruggen van schoeisel over hen bouwen, en komen tot het land achter de blauwen, om een rijke opvolger van Tifiaf te vinden. Maar geen van deze landen waren krachtig genoeg om Tifiaf op te volgen. En Anubis weende voor vijftig dagen en nachten, en was in diepe verwarring.
2.
En toen kwam Apopis wederom tot hem om hem te troosten, en schonk hem een ring. Maar Anubis wierp deze in de zee als een geschenk, en zwierf verder. En Anubis ontmoette vele insecten, maar geen van allen was waardig Tifiaf op te volgen. En weer kwamen de aardslangen tot Anubis en steunden hem. En Anubis schreeuwde het uit tot de hemelen en tot de dieptes der aarde, en Seth, Hai en Rerek kwamen weer tot Anubis om hem te troosten. En zij waren zacht voor hem, en begrepen hem. En Seth hief zijn staf op, en sprak : gij dan, Anubis zijt waardig om door deze wildernissen heen te gaan. Ziet dan, gij hebt de tongen der aardslangen tot uw sleutels. En Anubis zette zijn reis onder Tifiaf door tot in de verste dieptes. En deze reis duurde duizendviermiljoen jaren. En Anubis ontmoette het vierde teken van het beest, wiens naam was vierduizendzeshonderdzessenzestig, en ook ontmoette hij de vierde satan, de vierde Beelzebul, de vierde Judas, de vierde Belial, de vierde Appollyon, de vierde Rahab, de vierde Izebel, de vierde Behemoth, de vierde Achab, de vierde slang van het vierde paradijs. En ook kwam hij tot het vierde vrederijk van vierduizend jaar, maar dit hielp hem nauwelijks tot niets. Ook kwam hij tot de viermiljoenvierhonderdvierenveertigduizend gezalfden, en velen wilden met hem meegaan, maar Anubis wilde alleen verder. Wel zegende hij enkelen onder hen, en zette toen zijn reis voort. Een vrouw genaamd de vierde Nefertiti verscheen aan hem, en ook een vrouw genaamd de vierde Cleopatra, maar hij joeg hen weg. En Anubis vervloekte zijn geboortedag, en zaligde de vleeswording van de vierde Adam. Aardslangen kwamen tot hem, en dienden hem. En ook Apep kwam weer tot Anubis en vroeg hem of hij zijn titel aan hem wilde verkopen, maar Anubis weigerde, en Apep raakte verbitterd, maar liet hem verder met rust. Wel gaf Apep hem een sleutel om verder te komen. En Anubis kwam tot een chocolade-zee, waar aardslangen leefden. Ook lagen hier vele bruggen van schoeisel. En Anubis begon te vervellen, en ontving een wespenvest. Ook dreven sterke sappen van planten hier, en Anubis raakte bedwelmd en dronken.
3.
De Anubis-monotheismen
En zo leerde Anubis de monotheismen der aardslangen van deze zee kennen, en velen waren monotheismen van de Anubis. En zo was er een geschrift dat de Begil heette, van een Anubis-monotheisme dat de Kna'hap heette, en dit geschrift bevatte vele testamenten over de voorschriften van schoeisel. En deze monotheismen waren zeer duister. En achter deze zee lag een grote woestijn, en in de dieptes van die woestijn stond de vierde tempel van de vierde Salomo, en Anubis nam deze tempel in, en stelde de aardslangen over deze tempel aan, en ging verder. En de aardslangen gingen deze tempel gebruiken voor hun monotheismen en ook voor hun Anubis-monotheismen. En een ander geschrift van zo'n Anubis-monotheisme was genaamd Drapir, en dit monotheisme heette Kubahap. En zo waren er vele ringen van Anubis-monotheismen en deze ringen waren : Santi, Hati, Mitihel, Iti, Hiliap, Haachir, Hiecht, Hikit, Heng, Haaplech, Hangst, Hopost, Otlong, Hongst, Hordost, Horft, Batom, Biklang, Hengelet, Haapsnir, Kotanda, Akhul, Rumtut, Vutil, Dirch, Herhum, Herhun, Draakhon, Drahaksia, Darmantum, Darmantus, Drahansia, Drahal, Drahak, Hermhun, Hurk, Hurkhalitas, Huralitas, Drahul, Drahum, D'ta, D'tal, D'hanis, D'hannia, D'han, D'hir, D'honia, D'honnia, Dirhan, Durohan, Durobil, Durohiel, Durohenst, Durohengst, Dramalia, Darmanitas, Darmulia, Darhut, Druhenst, Druhengts, Hunmalita, Hunmalitas, Nurha, Nuron, Nuro, Umitas, Huramitas, Humin, Humi'en, Huku, Hukumin, Hukumi'en, Hukumihen, Hurt, Hurkus, Hurkos, Horsmi'en, Horensmos, Horsmos, Draham, Drahamnaut, Drahamnaus, Darka, Drakanitas, Drahanitas, Dramanitas, Dramanitihas, Drarma, Rul, Ruus, Uluus, Uluhem, Umuhem, Umunuhem.
En Anubis nam deze monotheismen en stopte hen in een aarden vat, om hen te klutsen. En ijs steeg op van het aarden vat, en Anubis at het. En Anubis las deze geschriften en maakte er een eigen geschrift van. En Anubis raakte in toorn over deze monotheismen en begon hen te wassen. Tijdens het wassen viel Anubis in een diepe slaap. En zo maakte Anubis enkelen tot Mono's, AZ's en A's.
4.
En Anubis kwam tot grote wasdom en herstelde de groene Anubis en de blauwe Anubis, en zij hadden grote macht. En zo ook kwam de gouden Anubis tot Anubis, en de diamanten Anubis, en Anubis zegende hen. En zo droeg ook de groene Anubis vele monotheismen met zich mee, en zo ook de blauwe Anubis. En Anubis greep deze monotheismen en zuiverde hen in aarden vaten. Enkelen onder hen maakte hij tot Mono's AZ's en A's. En de groene Anubis werd groot, en was zeer katachtig. En Anubis gaf hem grote macht, en maakte hem tot een A. Ook maakte hij de Anubis-aardslang tot een A. En zo was er een rode Anubis-aardslang die hij tot Mono maakte, en zo ook een groene Anubis-aardslang die hij tot Mono maakte. En zij dan kregen grote macht. En hij gaf hen sterke drank te drinken. En ook gaf hij hen thee. En in de woestijn achter de vierde tempel van Salomo vond Anubis een grote oase, waar hij tempels begon te bouwen. En hij bouwde een tempel voor de groene Anubis en de blauwe Anubis, en een tempel voor de rode Anubis-aardslang en de groene Anubis-aardslang. Toen maakte Anubis de witte Anubis-cacao-boom tot een AZ, en ook de gele Anubis-cacao-boom maakte hij tot een AZ. En zij bouwden de Anubis-piramide achter de oase. En Anubis las hen voor uit de Log, en Anubis stelde nieuwe letters op en een nieuwe taal.
5.
Als de aardvoet is hij met schoeisel van vreemd leer. Als de aardvoet is hij, met aardslangen als een diepere taal. Niemand heeft het verstaan. Zij weten niet wat zij missen, want zij hebben het nooit ervaren. En als de aardslangen de ogen hebben bereikt dan zullen zij uitgaan door tranen, als een vreemd vizier is het. Alleen tranende ogen kunnen zien. De rest is blind. Zij dan die huilen kunnen spreken, zij die bang zijn kunnen bewegen. En zo zal Anubis komen tot de vierde dood en de vierde ontwaking en zo ook de vierde verlichting. En hij zal gewekt worden door zijn helpers.
II Anubis
1.
De Anubis-fallus
En Anubis zal drinken van zijn thee, en komen tot het vierde lijden en de vierde verzachting. Ook zal de vierde genezing hem ten deel vallen. En zo zal Anubis komen tot de vierde vleeswording, en de aardslangen zullen rijzen door zijn voeten tot zijn fallus, en zijn hoofd. En hij zal in een nieuwe taal spreken, en zij zullen zijn fallus aanbidden, want deze is opgeklommen tot zijn hoofd, om zijn denken te bevrijden. En zo is de Anubis-fallus een object van verlichting. En Anubis zal de gele Anubis-fallus tot een A maken, en ook de blauwe Anubis-fallus, zal hij tot een A maken. Daarna zal hij de groene Anubis-fallus tot een A maken, en zo ook de rode Anubis-fallus. Daarna zal hij de witte Anubis-fallus tot een A maken, en zo ook de paarse Anubis-fallus. Later zal hij de roze Anubis-fallus tot een A maken, en zo ook de gouden en de zilveren Anubis-fallus. En zo zal hij dan van vele Anubis-fallussen A's maken, en hen tempels geven. Zij dan zullen de poorten en kanalen zijn van de aardslangen en hun sappen. Door de voeten zullen zij omhoog gepompt worden. Zo zijn er dan vele Anubis-voeten als pompen aangesteld. Zo heeft Anubis dan de zwarte Anubis-paddestoel tot AZ aangesteld, en zo ook de rode Anubis-paddestoel en de groene Anubis-paddestoel. Daarna heeft Anubis de blauwe Anubis-paddestoel tot AZ aangesteld en de gele Anubis-paddestoel. Vervolgens heeft hij de witte Anubis-paddestoel tot AZ aangesteld. De groene Anubis-cactus heeft hij tot Mono aangesteld, en daarna ook de witte Anubis-cactus. Daarna heeft hij ook de blauwe Anubis-cactus tot Mono aangesteld, en vele andere Anubis-cactussen.
Het Anubis-orgasme, de Anubis-ejaculatie en zijn orgie
Zij dan zijn de brengers van cacao, en zij dan bedienen de spieren en de zenuwen, en ook de orgasmes die de aardvoeten laten spreken door de ejaculaties. En deze orgasmes en ejaculaties zijn overvloedig in cacao. En het roze Anubis-orgasme is een A, en zo ook het rode Anubis-orgasme. Het gele Anubis-orgasme is een A, en zo ook het witte Anubis-orgasme. Het groene Anubis-orgasme is een A, en zo ook het paarse Anubis-orgasme. Deze dan zijn opgesteld in de tubes der natuur. Het zwarte Anubis-orgasme is dan een A, en deze is woest, veroorzakende grote angst, en het oordeel. Dit is ook de kracht waarmee de tanden in de kaak zitten. Het gouden Anubis-orgasme is dan een A, en ziet zij brengt verlichting, en zij wordt veelal gebruikt in Egyptische tempels. Het zilveren Anubis-orgasme dan is een A. Zo ook is het diamanten Anubis-orgasme een A, en door haar proberen tandendokters macht te dwingen. De groene Anubis-ejaculatie is een A, waardoor alle spieren werken. Er is dan geen andere ejaculatie dan de ejaculatie der tranen en de ejaculatie der urine. De witte Anubis-ejaculatie is een A, en zo ook de zwarte Anubis-ejaculatie die bevrijding brengt, tot aan de vierde bevrijding toe. En zij is als het harnas en het gereedschap der exorcisten van het vierde, en de Anubis-exorcisten. De blauwe Anubis-ejaculatie is een A, en de brenger van delirium. De roze Anubis-ejaculatie is de brenger der emotie, en tevens een A. De gele Anubis-ejaculatie is een A, en de brenger der aardgeuren. De rode Anubis-ejaculatie is een A, en zo zijn er nog vele Anubis-ejaculaties die A zijn, zo ook de gouden Anubis-ejaculatie die het immuunsysteem regelt, en de zilveren Anubis-ejaculatie die de stofwisseling regelt. Nu is een verliefdheid als een orgie, puur als een samenwerking der lichaamsdelen, voor een nieuwe vleeswording. Zo is dan de rode Anubis-orgie een A, en de creator der rode bloemen, de creator der rode bloedlichaampjes, en de verschillende circulaties van het lichaam. Zo is dan de blauwe Anubis-orgie eveneens een A, en de creator der bomen, en de circulaties binnen de organen. Zo is dan de zwarte Anubis-orgie een A, de gele Anubis-orgie is een A, en zo ook de roze Anubis-orgie. De groene Anubis-orgie is een A, en de kracht van de spraak. De witte Anubis-orgie is een A, en de kracht van het denken en het verstand. De paarse Anubis-orgie is de kracht van het stofwisselings-systeem en de vertaling, en zo ook de kracht van het delirium en de daarbij horende magie. Het is de kracht van het magnetisme, om af te leiden en weg te leiden. De paarse Anubis-orgie is een A, en behoort tot de hogere A's in de buurt van de A-jongen. De paarse Anubis-orgie is als het hart van de A-jongen en zijn adem. De gouden Anubis-orgie is een A, en is als lijm. De zilveren Anubis-orgie is een A, de koperen Anubis-orgie is een A, de grijze Anubis-orgie is een A, de diamanten Anubis-orgie is een A, de emerald Anubis-orgie is een A, de kracht die bloed transformeert tot hogere vormen des levens, zoals de levende honing en de levende cacao. Ook transformeert zij melk tot de hogere vormen des levens, tot de levende honing en de levende cacao, en tranen tot nectar, stuifmeel, cacao en honing. De topazen Anubis-orgie is ook een hogere A, dichtbij de A-jongen, omdat zij pijn transformeert tot taal. Zo zijn er dan vele Anubis-orgieen die A zijn en de macht van het bloed verbreken. Anubis heeft dan vele tranen gelaten om de macht van het bloed, en weende soms wel dertig dagen achtereen.
2.
En zo dan zullen de orgasmes, de ejaculaties en de orgieen van Anubis zijn als die der bomen en bloemen, en zal zijn als de vierde sexualiteit. Zo zal dan de Heere de sexualiteit geheel genezen, en zij zal geen teken meer zijn van schuld en schaamte. En zo zal dan de vierde genezing in verbinding staan met de vierde sexualiteit. En de A's zullen het oude licht verbreken, en door duisternis zullen zij een vierde licht scheppen, en de A-jongen zal het vierde licht zegenen, en het zal een aardlicht zijn. En Anubis zal zijn A's om zich heen verzamelen en zijn AZ's uitzenden in de woestijnen tot de oasen. De Mono's zal hij tot de aarde zenden, in de cirkel der vierde alverzoening. En de fallussen van Anubis zullen tot leven komen, en zij zullen vleugelen hebben en aardvoeten, en zij zullen zijn als de aardlichten. En Anubis zal zijn eigen Am Duat hebben, zijn eigen klok, en daarin zullen zijn A's verdeeld worden, en zij zullen allen op hun tijd spreken.
En het rode Anubis-ijs zal een A zijn, en woorden spreken van geloof. En het gele Anubis-ijs zal een A zijn, en zo ook het zwarte Anubis-ijs. En de roze Anubis-zachtheid zal een A zijn, de gele Anubis-zachtheid, en de witte Anubis-zachtheid. Ook de paarse Anubis-zachtheid zal een A zijn, en de groene Anubis-zachtheid. Zo ook de blauwe Anubis-zachtheid, de bruine Anubis-zachtheid en de zilveren Anubis-zachtheid. Verder : De gouden Anubis-zachtheid, de diamanten Anubis-zachtheid, de emerald Anubis-zachtheid, de kristal Anubis-zachtheid, de zwarte Anubis-zachtheid, en vele andere Anubis-zachtheden. En zij zullen zijn van de hogere zones der A's, dichtbij het hart der A-jongen. Zo zijn dan ook A's : de gele Anubis-zoetheid, de roze Anubis-zoetheid, de bruine Anubis-zoetheid, de zwarte Anubis-zoetheid, de groene Anubis-zoetheid, de blauwe Anubis-zoetheid, de paarse Anubis-zoetheid, en zij komen uit de rijke schatkamers en de rijke schatkisten van Anubis. En Anubis zal kennen de macht der zoetheden. En hij zal ook kennen de macht der lichten. En verder zijn de A's : de rode Anubis-broek, de gele Anubis-broek, de blauwe Anubis-broek, de groene Anubis-broek, de bruine Anubis-broek, de zwarte Anubis-broek, de gouden Anubis-broek, de zilveren Anubis-broek, de paarse Anubis-broek, de witte Anubis-broek, de roze Anubis-broek, de diamanten Anubis-broek, de emerald Anubis-broek, de kristallen Anubis-broek, en nog veel meer Anubis-broeken. Verder : de rode Anubis-laars, de roze Anubis-laars, de bruine Anubis-laars, de gele Anubis-laars, de witte Anubis-laars, de groene Anubis-laars, de zwarte Anubis-laars, en nog veel meer Anubis-laarzen.
Hoort dan en ziet, de fallus van Anubis is de aardlaars, en deze wordt bevrucht door vreemde vliegen. Vanuit Brannan komt zij. En vreemde kevers en andere insecten bevruchten zijn ingangen.
3.
En toen Anubis zijn reis
voortzette kwam hij uiteindelijk in het Anubis-universum, en deze was
krachtig genoeg om Tifiaf op te volgen. En Anubis maakte het tot zijn
kleed. En Anubis ging staan op het Anubis-universum als op een berg,
en had uitzicht over Tifiaf, Brannan en Izu. En zo kwam hij dan tot
zijn geheime naam : brandende fallus. En Anubis zonderde zichzelf af
als kluizenaar, en verkende het universum. En zo kwam hij dan achter
de geheime naam van Bastet, waarmee hij haar kon temmen : rode
brandende fallus. En hij zei tot Bastet : 'Gij dan bent mijn rode
Anubis,' en hij genas haar. En zo kwam hij ook achter de geheime naam
van Sekhmet, waarmee hij haar kon temmen : bruine brandende fallus.
En hij zeide tot Sekhmet : 'Gij zijt mijn bruine Anubis,' maar hij
genas haar niet, omdat haar tijd niet was gekomen. Zij dan sliep zeer
diep. En hij zond haar weg in een bruine boot, en zij kwam tot de
Islam. En Tefnut was de paars brandende fallus, Nut de geel brandende
fallus, Neith de groen brandende fallus, Khnum de blauw brandende
fallus, Osiris de oranje brandende fallus, Ra de gouden brandende
fallus, Thoth de zilveren brandende fallus, Horus de grijze brandende
fallus, de sfinx de witte brandende fallus, Sebek de koperen
brandende fallus. En zo werden zij allen delen van Anubis.
En
toen ik, Zurastael de Egyptische schatten had gevonden, was ik
verrukt. En ik bond doeken om de tabletten en schatten, en ging
verder de diepte in. En stemmen achtervolgden mij, zeggende dat ik de
Egyptische Bijbel had gevonden. En zij openden deuren voor mij.
Mispulsius
1.
Vossen en collies die tot Anubis kwamen
En de rode Anubis-vos kwam tot Anubis, en Anubis stelde hem aan als Mono over vele goden. En ook de groene Anubis-vos kwam tot Anubis, en Anubis leidde hem tot een berg, en liet hem vele koninkrijken zien. En toen wierp Anubis hem naar beneden, en hij kreeg vleugels, en werd aangesteld over vele koninkrijken onder hem, maar Mono werd hij niet. En ook de gele Anubis-vos kwam tot Anubis, en kreeg vele rijken, voornamelijk in het oosten, maar Mono werd hij niet. Toen kwam de rode Anubis-collie tot Anubis, en Anubis gaf hem grote eer. Ook gaf hij de rode Anubis-collie vele sieraden en schatkisten vol met de zuiverste schatten, maar Anubis nam vele rijken van hem weg, daar hij te gulzig was geweest naar macht. En Anubis verlaagde de rode Anubis-collie in rang. Toen kwam de blauwe Anubis-collie tot Anubis, en zo ook de paarse, maar Anubis wilde niet met hen spreken. En voor twee maanden klopten zij op zijn deuren, maar Anubis deed voor hen niet open. Daarna zond Anubis een dienstknecht tot hen, die hen leidde tot een boom. En deze boom werd genoemd de wijze boom.
Leeuwen die tot Anubis kwamen
En de zwarte Anubis-leeuw kwam tot Anubis, en Anubis gaf hem vele rijken, en zo ook kwamen de rode en de blauwe Anubis-leeuwen tot Anubis, en zij werden dienstknechten van de zwarte Anubis-leeuw. De gele Anubis-leeuw kreeg vele rijken, en Anubis maakte hem tot een god onder de goden, en schonk hem vele monotheismen. Ook schonk Anubis hem vleugels, en gaf hem grote macht, voornamelijk in het oosten, maar ook in het westen en het noorden. De paarse Anubis-leeuw kreeg dan vele macht in het centrum. Toen kwam de gouden Anubis-leeuw tot Anubis, maar Anubis liet hem werpen in een kloof dichtbij de woestijn. En Anubis liet een doorn in hem planten, opdat hij gezuiverd zou worden. Na enige dagen kwam Anubis tot de kloof, en kroonde de gouden Anubis-leeuw tot Mono over vele godenrijken.
2.
De opklim der oranje Anubis-leeuw
En de bruine Anubis-leeuw kwam tot Anubis, en Anubis had grote liefde voor hem in zijn hart. En hij gaf de leeuw arendsvleugelen van grote afmetingen, en maakte hem tot Mono over vele Mono's. En hij gaf de leeuw bronnen van adem, en grote wijsheid schonk hij hem. En de grijze Anubis-leeuw kwam tot Anubis, en bracht hem grote schatten. En Anubis stelde hem aan als vorst over de Emelis Shatau, en onder zijn orde, hoede en macht kwamen daar grote hervormingen. En Anubis was zeer tevreden over deze hervormingen, en gaf het Monoschap aan de grijze Anubis-leeuw en Anubis gaf hem grote vleugelen met de vederen van raven. En Anubis maakte hem tot grote vorst over de Mono's, maar een AZ mocht hij niet worden. En de roze Anubis-leeuw kreeg het koningschap over een tempel in het oosten. De oranje Anubis-leeuw liet hij in een put werpen en na tweeendertig maanden liet hij hem opsluiten in een kelder. Maar na enige tijd begon Anubis medelijden met hem te krijgen, en kreeg Anubis berouw over wat hij de leeuw had aangedaan, en haalde hem uit gevangenschap. Toen bracht Anubis een doorn in hem, en maakte een Mono van hem over een klein volk. Maar de leeuw deed zijn werk erg goed, en Anubis was zeer tevreden, en sprak : 'Ziet dan, zij die in het kleine getrouw zijn, zal het grote gegeven worden, maar ziet : Niet het grote dan is groot, maar het kleine. Minder is meer, en niet het vele is goed, maar het goede is veel.' En hij gaf de leeuw een klein volk erbij. En weer was de leeuw zeer getrouw en dankbaar in het kleine dat hem gegeven werd, en Anubis gaf hem weer een klein volk erbij, en Anubis gaf hem macht over grote Mono's, en kroonde hem daarna tot AZ. Maar Anubis vatte veel liefde voor deze leeuw, en kroonde hem later tot A over vele A's. En Anubis sprak : 'Gij bent het die over mijn hart mag waken. Gaat dan in, en grote rijkdom zal u gegeven worden.' En Anubis sprak over het vierde materialisme. En Anubis zat er sterk aan te denken om hem ook tot A-jongen te kronen, maar durfde het niet aan. Maar de liefde tussen hen groeide zo diep dat de leeuw hem over zijn angst heen hielp, en Anubis kroonde hem tot A-jongen. En Anubis gaf hem een groot deel van zijn rijk, en de sleutelen van zijn hart. En Anubis maakte hem tot een brandende leeuwen-fallus.
3.
De ordes der A-jongens
En de gele Anubis-krokodil kwam tot Anubis, en Anubis gaf hem grote macht, vooral in het oosten en noord-oosten. En Anubis maakte velen tot A-jongen, en maakte onderverdelingen onder de A-jongens. En Anubis schiep de Mispulsius-orde voor de laagste A-jongens, en zij kregen de macht van vertraging en versnelling. En Anubis liet een strenge initiatie opstellen, en zware proeven, opdat er geen indringers onder de Mispulsius-A-jongens zouden komen. En allen die tot A-jongen werden gekroond kwamen over het algemeen eerst in deze orde terecht. En de rode Anubis-arend was hun leraar, en beschermheer. Ja, als een ridder was hij, een ijzeren en een zilveren. En de oranje Anubis-arend was hun beproever en verleider. Ja, grote verzoekingen zond hij tot hen, om hen te testen. En de zwarte Anubis-arend streed tegen hen, en sloot hen op, om hen diep in te wijden. En er werd gezegd : 'Anubis is hard.' Ook werd er gezegd : 'Anubis is een verleider.' En de gele Anubis-arend bemoederde hen, en vertrooste hen. En er werd gezegd : 'Anubis is lief en goed, ja, zachtmoedig van hart, een lichtwezen van groot licht.' En zij dan die volharden en volhielden kwamen uiteindelijk tot de volgende orde, die genoemd werd de Metulus. En zij van de Metulus waren groot en sterk, en zij vreesden niets. En zij waren vol van liefde en goedheid, en Anubis was zeer trots op hen. Zij dan waren goed voor het kleine, en zij leefden in diepe vrede. En Anubis had dan zoveel respect voor hen, dat hij ze niet teveel lastig viel. En onder de Metulus waren veel Anubis-leeuwen. Op een dag kwam de rode Anubis-haai tot Anubis om toegelaten te worden tot de Metulus, maar Anubis nam zeer vele rijken van hem weg, omdat hij ongehoorzaam was, en lui. En ook de groene Anubis-haai kwam tot Anubis, maar ook van hem nam Anubis vele rijken weg, omdat hij ongehoorzaam was geweest en lui. Zo kwam ook de gele Anubis-haai tot Anubis, en deze had gouden arendsvleugelen van grote lengte. En Anubis was zo verschrikt, dat hij de haai tot Maat zond. Ook de zwarte Anubis-haai kwam tot Anubis, en Anubis gaf hem macht over een paar goden. Zo ook werd aan de witte Anubis-haai een kleine macht gegeven, maar beiden mochten zij geen Mono worden. En Anubis was verschrikt voor vele dagen, en ging tot Maat. En na deze dagen kwam de Metulus Anubis ten hulp, en Anubis kwam tot rust, vertroosting en vrede. Zo heeft dan Anubis in de Metulus een grote schuilplaats. En Anubis noemde Maat zijn dochter, en liet enkelen van de Metulus over haar hoeden.
4.
Het kameraadschap tussen Anubis en Tifiaf
En zij van de Metulus onderwezen Anubis in magie, en ook brachten zij Anubis tot de kaboutervolken. En ??n van die kabouters, die een aarddwerg was, was genaamd Tifiaf. En in het oude vierde was hij de allerhoogste God, en tevens lid van de Metulus. En Tifiaf had grote macht, en werd diep gerespecteerd. En Anubis vatte grote liefde voor de aarddwerg Tifiaf, die hem onderwees in de magie en de aardtalen. En hij sprak tot Anubis dat Anubis in het nieuwe vierde de allerhoogste zou zijn, ook in de ordes der A-jongens. En zo kwam er een diepe liefdesband tussen de aarddwerg Tifiaf en Anubis. En Tifiaf onderwees Anubis over de Metulus, die een hele oude orde was onder de A-jongens. En Anubis groeide op, en werd zeer wijs. En zij van de Metulus gingen steeds meer en meer van hem houden.
De betovering
En de rode Anubis-walvis kwam tot Anubis en Tifiaf, en zij genazen hem, en zeiden dat hij nog enige tijd dienden te rusten. En ook de witte Anubis-walvis kwam tot Anubis en Tifiaf, en ziet, hij was als een witte boom, een elf, en een pluizenbol voortgedreven door de wind. En Anubis en Tifiaf brachten hem tot rust. En ook de oranje Anubis-walvis kwam tot Anubis en Tifiaf, en daarna de gele Anubis-walvis, en zij werden genezen. En zij kregen armen en benen, en zij snelden tot het bos waar zij rust vonden, en diepe vrede. En Anubis en Tifiaf volgden hen met hun ogen na, en staarden naar hen, en wezen. En Anubis leerde hun taal kennen, en sprak met hen voor veertig dagen en nachten, zonder veel te rusten. En ook de zwarte Anubis-walvis kwam tot Anubis en Tifiaf, en Tifiaf legde zijn hand op de walvis, en deze werd tot een zwarte elf. En toen kwam de blauwe Anubis-walvis tot Anubis en Tifiaf, die vele haaien met zich meedroeg. En Tifiaf legde zijn handen op hen, en zij werden elven en feeen, en snelden tot het bos. Ook werden enkelen van hen kabouters en toverdwergen. En de schrik die over hen was was verdwenen.
5.
Nu was er ook de rode Anubis-orca die tot Anubis en Tifiaf kwam, en toen Tifiaf zijn handen op de rode Anubis-orca legde veranderde deze in een rode bessen-elf, en de schrik die over hem lag was verdwenen. En zo kwamen ook de blauwe Anubis-orca, de witte Anubis-orca, de zwarte Anubis-orca, de groene, de gele en nog wat andere kleuren tot Anubis en Tifiaf, en Tifiaf veranderde hen allen in bessen-elven van hun kleur, en zij allen verloren hun schrik. En ziet dan, zij hadden vele zwarte haaien met zich meegenomen, en Tifiaf veranderde die allen in zwarte toverdwergen, en zij gingen te voet naar het rode Anubis-Spanje, en ook naar het gele Anubis-Spanje, waar de krachten van het oosten zijn. En meerdere zwarte haaien kwamen tot Tifiaf, en Tifiaf veranderde hen in zwarte toverelven en zwarte toverfeeen, en zij gingen te voet naar het blauwe Anubis-Spanje, en het groene Anubis-Spanje. En toen kwam een derde groep zwarte haaien tot Tifiaf, en deze waren groot, en Tifiaf veranderde hen in toverreuzen en toverheksen. Enkelen van hen werden machtige tovenaars, en zij allen gingen naar het bruine Anubis-Spanje, het paarse Anubis-Spanje, het roze Anubis-Spanje, het gouden Anubis-Spanje, het zilveren Anubis-Spanje, het Emerald Anubis-Spanje, het Diamanten Anubis-Spanje, het Kristallen Anubis-Spanje, het oranje Anubis-Spanje, het zwarte Anubis-Spanje en het Topazen Anubis-Spanje.
II Mispulsius
1.
En Tifiaf onderwees Anubis veel over hoe de dieren betoverd waren, en Tifiaf gaf vele krachten aan Anubis. Anubis was erg onder de indruk van de toverkunsten van Tifiaf, en hoorde graag zijn stem, die was als de watervallen. Ja, de stem van Tifiaf was betoverend en de brenger van vrede en rust, ja, diepe genezing. En Anubis smeekte Tifiaf om niet meer bij hem weg te gaan. Tridugmin was de volgende orde der A-jongens, en deze A-jongens waren als de heksen. Tifiaf zou met Anubis meegaan op zijn reis door dit gebied. En deze A-jongens waren scherp als dorens, en zij waren als stekende en bijtende planten. En de volgende orde was de Kono, en deze A-jongens waren als de schrik. En Anubis raakte hier zeer bevreesd, maar Tifiaf was bij hem, en stelde hem gerust. Vanwege de schrik kon Anubis voor enige tijd niet spreken. En de groene Anubis-haai kwam tot Anubis, en er ontstond een worsteling. En ook de bruine Anubis-haai kwam tot Anubis, en mengde zich ook in het gevecht tegen Anubis, maar Tifiaf sprong er tussenin, en veranderde hen in elven, en zij verloren hun schrik. En Anubis wilde hen slaan, maar Tifiaf zei : 'Weest genadig met hen, want zij waren betoverd.' En Anubis liet hen met rust.
En de rode Anubis-herdershond kwam tot Anubis en Tifiaf, en Tifiaf veranderde hem in een toverelf. En het was alsof hij uit z'n slaap was gekomen, en hij begon groen te worden. En de blauwe Anubis-herdershond kwam tot Anubis en Tifiaf, en Tifiaf veranderde hem ook in een toverelf, en hij verloor zijn schrik, en werd kalm. En toen kwam de zwarte Anubis-herdershond tot Anubis en Tifiaf, en Tifiaf omhelsde hem, en veranderde hem in een toverelf der zwarte bessen, en hij verloor zijn schrik, en wilde met Anubis en Tifiaf mee. Daarna kwam de witte Anubis-herdershond tot Anubis en Tifiaf, maar Tifiaf bestrafte hem. Wel veranderde Tifiaf hem in een toverelf der witte gifbessen, maar Tifiaf verlaagde hem in rang, en nam vele rijken van hem af, omdat hij lui en ongehoorzaam was geweest. Ook had hij vele misdaden op zijn naam staan, en had hij veel gestolen. En zo werden vele sieraden van hem afgedaan, en ook vele schatten van hem afgenomen, en huizen. Wel zegende Tifiaf hem met vrede, maar hij moest zijn rang in de Kono verlaten, en mocht zelfs geen Mono worden. Wel kreeg hij een paar goden onder zich.
2.
Tifiaf tot Kono gemaakt
En de zwarte Anubis-toverelf der zwarte bessen die een herdershond was geweest was een grote steun en bescherming voor Anubis en Tifiaf, en hij leerde hen veel over de magie der Kono-A-jongens. En zo groeide er een diepe kameraadschap tussen die drie. Later kwam de groene Anubis-herdershond tot de drie, en Tifiaf veranderde hem in een toverelf der groene bessen, en hij verloor zij schrik. En ook hij besloot om met de drie mee te gaan, en hen te beschermen, want de aanvallen der Kono's waren zwaar. Toen kwam de gele Anubis-herdershond tot de vier, en Tifiaf veranderde hem in een toverelf der gele bessen en gifbessen, en ook deze verloor zijn schrik en vergezelde en beschermde de groep. En de liefde in de groep begon meer en meer te groeien, en ook de magie. En met hulp van de drie toverelven, de groene, de zwarte en de gele, maakte Anubis Tifiaf tot een Kono, en Anubis was zeer trots op hem.
De toverplas-dwergen
En Anubis maakte Tifiaf tot een brandende fallus. En Tifiaf's macht werd zeer groot, en door de Kono's werd hij gevreesd. En de rode Anubis-beer kwam tot de vijf, en Tifiaf maakte hem tot een toverhuil-dwerg en een toverplas-dwerg. En toen kwam de gele Anubis-beer tot de vijf, en Tifiaf maakte hem tot een gele toverhuil-dwerg en een toverplas-dwerg. En toen kwam de zwarte Anubis-beer tot de vijf, en Tifiaf maakte hem tot een toverhuil-dwerg en een toverplas-dwerg, en alle drie verloren ze hun schrik. En toen kwam de bruine Anubis-beer tot de vijf, en Tifiaf maakte hem tot een bruine toverhuil-dwerg en een toverplas-dwerg, en hij begon het goud der aarde voort te brengen. En toen kwam de witte Anubis-beer tot de vijf, en Tifiaf maakte hem tot een witte toverhuil-dwerg, een toverplas-dwerg, en deze begon gouden muziek te maken. En beiden verloren ze hun schrik. Toen kwam de groene Anubis-beer tot de vijf, en Tifiaf maakte hem tot een groene toverhuil-dwerg en een toverplas-dwerg, en hij begon de gouden sappen der aarde voort te brengen, en werd als een toverfontein.
Ook begon de groene toverhuil-dwerg en toverplas-dwerg veel spinazie voort te brengen. Toen kwam de roze Anubis-beer tot de vijf, en Tifiaf maakte hem tot een toverhuil-dwerg en een toverplas-dwerg, en de dwerg bracht veel rust en vrede, en verloor zijn schrik. En hij begon het zachte der aarde voort te brengen en het mos. Ook begon hij vele groenten voort te brengen, en deze groenten waren zuur, en soms bitter. Toen kwam de gouden Anubis-beer tot de vijf, en Tifiaf maakte hem tot een toverhuil-dwerg en een toverplas-dwerg, en hij begon dromen voort te brengen, en grote rust en stilte. Ja, kalmte kwam uit hem voort, en verspreidde zich, en hij verloor zijn schrik. En hij droeg vele beren met zich mee, en Tifiaf veranderde hen in feeen. Toen kwam de blauwe Anubis-beer tot de vijf, en Tifiaf veranderde hem in een toverhuil-dwerg en toverplas-dwerg, en hij werd als een tover-spaarpot, en hij bracht veel tovermuziek voort. Ja, als een muziek-doos werd hij, en als een tovercarrousel, en Tifiaf gaf hem grote macht, om volkeren in te nemen en te betoveren. En Tifiaf noemde hem de spaar-dwerg. En hij kreeg hoge macht over het rode Anubis-Nederland, het gele Anubis-Nederland, het groene Anubis-Nederland, het zwarte Anubis-Nederland, het paarse Anubis-Nederland.
3.
De dwerg Tulup
En toen kwam de paarse Anubis-beer tot de vijf, en Tifiaf veranderde ook hem in een spaar-dwerg, en gaf hem grote macht. En toen kwam de zilveren Anubis-beer tot de vijf, en Tifiaf veranderde hem in een toverhuil-dwerg en een toverplas-dwerg, en hij kreeg grote macht in het rode Anubis-Vlaardingen, het gele Anubis-Vlaardingen, het groene Anubis-Vlaardingen, het blauwe Anubis-Vlaardingen, het zilveren Anubis-Vlaardingen, het gouden Anubis-Vlaardingen. En de dwerg heette Tulup. En Tifiaf en Anubis vatten zoveel liefde voor de dwerg, dat ze hem tot een koning over de Kono's maakten. En Tulup leerde Tifiaf en Anubis veel over de krachten en machten der Kono's, en leerde hen hun magie te gebruiken.
De kamer-spaardwergen
En toen kwam de rode Anubis-olifant tot de vijf, en Tifiaf en Anubis veranderden hem in een rode kamer-spaardwerg. En toen kwam de gele Anubis-olifant tot de vijf, en Tifiaf en Anubis veranderden hem in een gele kamer-spaardwerg. Daarna kwam de groene Anubis-olifant tot de vijf, en Tifiaf en Anubis veranderden hem in een groene kamer-spaardwerg. Daarna kwam de roze Anubis-olifant tot de vijf, en Tifiaf en Anubis veranderden hem in een roze kamer-spaardwerg. Vervolgens kwam de bruine Anubis-olifant tot de vijf, en Tifiaf en Anubis veranderden hem in een kamer-spaardwerg, en hij verloor zijn schrik. Ook genazen ze hem, en troosten hem. Vervolgens kwam de grijze Anubis-olifant tot de vijf, en ook de zwarte Anubis-olifant, en zij veranderden hen in kamer-spaardwergen. En zo kwamen ook de zilveren Anubis-olifant en de gouden Anubis-olifant tot hen, en zij veranderden hen in kamer-spaardwergen. Daarna kwamen de paarse Anubis-olifant en de oranje Anubis-olifant, tezamen met de blauwe Anubis-olifant en de koperen Anubis-olifant tot hen, en zij veranderden hen in kamer-spaardwergen. Langzaamaan verloren zij hun schrik.
4.
Vervolgens kwam de groene Anubis-rat tot hen, en zij veranderden hem in een toverplas-dwerg, en een keukendwerg. Toen kwam de rode Anubis-rat tot hen, en zij veranderden hem in een toverplas-dwerg en een slaapkamer-dwerg. Toen kwam de gele Anubis-rat tot hen, en zij veranderden hem in een toverplas-dwerg en een slaapkamer-dwerg. Toen kwam de zwarte Anubis-rat tot hen, en zij veranderden hem in een toverplas-dwerg en een huiskamer-dwerg. Toen kwam de blauwe Anubis-rat tot hen, en zij veranderden hem in een toverplas-dwerg en een gang-dwerg. Vervolgens kwam de paarse Anubis-rat tot hen, en zij veranderden hem in een toverplas-elf, en een gang-elf.
Vervolgens kwam de rode Anubis-eekhoorn tot hen, en zij veranderden hem in een toverplas-elf en een huiskamer-elf. Vervolgens kwam de blauwe Anubis-eekhoorn tot hen, en zij veranderden hem in een toverplas-elf en een slaapkamer-elf. En beiden ontwaakten zij uit een diepe slaap.
Vervolgens kwam de groene Anubis-eekhoorn tot hen, en zij veranderden hem in een spaar-elf en een toverplas-elf. Vervolgens kwam de roze Anubis-eekhoorn tot hen, en zij veranderden haar in een toverhuil-fee, een toverplas-fee en een spaarfee. Vervolgens kwam de zwarte Anubis-eekhoorn tot hen, en zij veranderden haar in een toverhuil-fee, een toverplas-fee en een spaarfee, en zij ontwaakte uit een diepe slaap en verloor haar schrik. Vervolgens kwam de bruine Anubis-eekhoorn tot hen, en zij veranderden haar in een toverhuil-fee, een toverplas-fee en een spaarfee, en zij ontwaakte uit een diepe slaap, en verloor haar schrik. Vervolgens kwam de gouden Anubis-eekhoorn tot hen, en zij veranderden haar in een toverhuil-fee, en zij bracht vele groenten voort.
5.
Daarna kwam de rode Anubis-panter tot hen, en zij veranderden haar in een toverhuil-heks. Zij dan ontwaakte uit een zeer diepe slaap, een slaap die ze zelden hadden gezien. Daarna kwam de roze Anubis-panter tot hen, en ook zij veranderden ze in een toverhuil-heks, en zij ontwaakte uit een diepe slaap. Vervolgens kwam de zwarte Anubis-panter tot hen, en zij veranderden ze in een toverhuil-heks, en zij ontwaakte uit een diepe slaap. Daarna kwam de blauwe Anubis-panter tot hen, en zij veranderden ze in een toverhuil-heks, en zij ontwaakte uit een diepe slaap. En toen kwam de gele Anubis-panter, en ook de gouden, de zilveren de grijzen, en nog vele andere kleuren. En zij veranderden hen allen in toverhuil-heksen, en ziet, zij ontwaakten uit een diepe slaap.
En vele kleuren Anubis-krokodillen werden tot toverhuil-reuzen gemaakt, en ook vele kleuren Anubis-nijlpaarden en Anubis-neushoorns.
En toen zetten zij hun reis voort, en Tulup bracht hen tot de volgende orde der A-jongens, en dit was de orde der toverhuilers, en de orde daarboven waren de toverplassers, de orde daarboven waren de toverspaarders, en de orde daarboven waren de toverkamerers.
Tulup
1.
En de witte Anubis-rozen werden tot fontein-dwergen, en de zwarte Anubis-rozen werden tot fontein-dwergen, en ook vele andere kleuren Anubis-rozen. En ook andere Anubis-bloemen in vele kleuren werden tot fontein-feeen, fontein-elven, en fontein-heksen, fontein-reuzen. Ook lieten zij dan de bomen ontwaken en de planten, en de wind, de zee, de lucht, en de wolken, ja, ook de lichten en de vlammen, de kou en vele andere elementen, en zij werden tot toverwezens. En Tulup, de toverhuil-dwerg en toverplas-dwerg, werd zeer machtig, en werd zelfs een koning over toverkamerers. En de toverkamerers leerden hem veel, en ook onderwezen zij Tifiaf en Anubis met hun elven. En Anubis en Tifiaf groeiden in tovermacht en toverkracht, en op een dag kwam de blauwe Anubis tot hen, en zij hielpen hem ook. En al snel werd hij een machtig koning naast Tulup over de toverkamerers. En Tulup en de blauwe Anubis werden dikke vrienden. Maar Tifiaf en Anubis met hun drie elven wilden verder gaan, en zo besloten zij te vertrekken om op zoek te gaan naar de hogere orde der A-jongens. Tifiaf was een erg trouwe vriend van Anubis geworden, en beiden hadden ze een diepe honger die ze wilden stillen.
Maar even later kwamen ook Tulup en de blauwe Anubis eraan rennen. Zij wilden ook mee. En samen gingen ze verder, op zoek naar de hogere ordes der A-jongens.
2.
De orde der toverplassers dan bestaan uit vele groepen en lagen. Zo is er dan een afdeling die de toverplas-praters heten. Hieronder zijn heksen, kabouters, dwergen, elven, reuzen, en noem maar op. Zij dan vormen de basis voor de toverplas-sexualiteit. De toverplas-orgasmers behoren tot een hogere groep, en zij zijn het die de toverplas-orgasmes zenden, en veel liefdesverdriet veroorzaken. Ja, de plagers zijn zij. Anubis dan is de brandende fallus, en ook wordt hij genoemd : de brandende christus, of de brandende maria. Ook wordt hij wel het brandende kruis genoemd. De blauwe Anubis wordt de brandende boeddha genoemd.
Toverplassers
1.
De toverspugers
Op een dag kwamen de toverspugers tot Anubis en Tifiaf, en zij brachten hen tot die orde, en deze orde had grote macht. En vele toverplassers werden tot toverspugers, en zij leerden veel van elkaar. En vele leeuwen kwamen tot Tifiaf en Anubis. En samen met de drie elven, en met de hulp van Tulup, de blauwe Anubis, en enkele toverspugers werden de leeuwen gemaakt tot toverspuug-dwergen. En zij verloren hun schrik. En ook kwamen zij tot vele bomen, en zij werden veranderd in toverspuug-dwergen. En zij verloren hun schrik. Toen kwamen er vele koeien tot Anubis en Tifiaf en hun vrienden, en zij werden veranderd in toverspuug-dwergen. Ook kwamen er toen vele honden en wolven tot Anubis en Tifiaf en hun vrienden, en zij werden veranderd in toverspuug-dwergen. Vervolgens kwamen er vele katachtigen tot hen, en velen van hen waren wild. En zij werden door hen veranderd in toverspuug-dwergen, toverspuug-elven, toverspuug-feeen, toverspuug-heksen, en zij verloren hun schrik.
2.
De toverniezers en toversnuiters
Op een dag kwamen de toverniezers tot hen, en ook de toversnuiters, en zij hadden veel macht over de toverspugers, en konden hen zenden waar ze wilden. Onder hen dan waren veel dwergen. En vele toverplassers werden tot toverniezers en toversnuiters. En vele olifanten kwamen tot hen, en zij werden veranderd in tovernies-dwergen en tovernies-snuiters. Vervolgens kwamen er vele geiten en bokken tot hen, en ook ezels, en paarden, en vele andere dieren, en zij werden gemaakt tot tovernies-dwergen en toversnuit-dwergen. En de toverniezers en toversnuiters hadden grote macht, en zij waren als de scarabeeen en de beschermers der organen. En zij hadden grote kracht in hun armen, en zij konden de liefdesbanden der wezens smeden. En vele eekhoorns kwamen tot Tifiaf en Anubis en hun vrienden, en zij veranderden hen in tovernies-elven en toversnuit-elven, en zij ontwaakten uit een diepe slaap. En de tovernies-elven en de toversnuit-elven werden groot, en konden de sexuele toverliefdesbanden smeden. En vele Anubis-ratten, hermelijnen, krokodillen, haaien, kameleonen, Anubis-muizen, hagedissen, salamanders en vele andere dieren kwamen tot hen, en zij werden gemaakt tot tovernies-heksen en toversnuit-heksen, en zij ontwaakten uit hun diepe slaap, en verloren hun schrik.
3.
Het kameraadschap tussen Tulup en Tifiaf
En Tulup en Tifiaf werden zeer groot, en zij werden als koningen over de toverniezers en de toversnuiters. En vele toverplassers volgden hen. En vele toverplassers vroegen aan Tulup en Tifiaf hoe zij toverniezers en toversnuiters konden worden, en Tulup en Tifiaf schreven vele boeken, en hielden veel bijeenkomsten waarin zij door hun toverkunsten veranderingen aanbrachten. Maar na enige tijd moesten zij met Anubis en de blauwe Anubis en de drie elven verder trekken. De toverplassers die zo graag toverniezers en toversnuiters wilden worden, en door Tulup en Tifiaf al enigszins veranderd waren begonnen veel boeken over Tulup en Tifiaf te schrijven, en zij begonnen hun instructies op te volgen. Zo werden er dan vele banden tussen Tulup en Tifiaf gecreeerd, en hun liefde voor elkaar groeide. En zij schreven veel muziek die zij naar de toverplassers zonden.
4.
De drie elven tot koningen gemaakt
En Anubis, de blauwe Anubis, Tifiaf, Tulup en de drie elven zetten hun reis voort naar nog hogere ordes der A-jongens. En zo kwamen ze tot de toverstank-dwergen, en dezen hadden grote macht. Ook hadden zij grote kracht. En de toverstank-dwergen dan konden vele wonden van hen genezen, maar enkele doornen konden zij niet weghalen. Ook brachten de toverstank-dwergen hen tot de toverstank-elven en zij waren erg onder de indruk. En zo werden zij dan ingewijd tot de orde der toverstankers. En ??n der toverstankers pakte het boek van het eerste, en ziet, de letters waren als de hoofdjes van dwergen.
En Anubis raakte erg verlegen toen hij de toverkunsten der toverstankers zag, maar de toverstankers stelden hem gerust, en troosten hem. En de drie elven werden tot toverstank-elven, en zij werden alle drie koningen der toverstankers. En dezen waren : de zwarte Anubis-toverelf der zwarte bessen, de groene Anubis-toverelf der groene bessen, en de gele Anubis-toverelf der gele bessen en gifbessen, en zij waren vroeger herdershonden geweest.
5.
De toverplagers
En toen gingen zij tot de volgende orde der A-jongens, en dezen waren de toverplagers. En zij hadden macht, en konden grote genezingen doen. Maar deze A-jongens waren erg goed voor hen, en voor elkaar. En vele hyena's en jakhalzen kwamen tot hen, en ook vele soorten honden, en ziet zij waren diep betoverd en in een diepe slaap. En enkele toverplagers kwamen tot Tifiaf om hem nieuwe gaven van genezing en toverkunsten te geven, en Tifiaf legde de handen op deze dieren en veranderde hen in toverplaag-dwergen en toverplaag-elven. Ook werden velen van hen veranderd in toverplaag-heksen, en zij verloren hun schrik, maar een andere schrik kwam over hen, en deze was als de toverschrik.
En ook vele beren en varkens kwamen tot hen, en vele grote en kleine dieren, en zij allen werden omgetoverd tot toverplaag-elven, toverplaag-reuzen, toverplaag-heksen, toverplaag-feeen, toverplaag-dwergen en andere soorten toverplagers. En de menigten van hen waren zeer groot.
6.
De vijf ordes der A-jongens
Vervolgens kwamen ze tot de toverschrikkers, en zij droegen de toverschrik. En Anubis had nog nooit zoiets gezien. En onder hen waren ook de tovergillers en de toverschreeuwers. Ook waren er tovergapers in de buurt. En Anubis nam alle toverwezens en bracht ze tot een grote ketel, die de Anubis-ketel werd genoemd. En Anubis begon in de ketel te roeren, en hij verdeelde de A-jongens onder de Mispulsius, de Metulus, de Kono, en noemde de vierde laag der A-jongens waarin hij de toverwezens verdeelde de Tifiaf, en de vijfde laag waarin hij ze verdeelde noemde hij Tulup. Zo waren er dan vijf aardlagen der A-jongens. En Anubis zegende deze lagen. En zij hadden als Heilige Schriften : het Tweede Woord, het Derde Woord, die het Egyptische Woord is, het Vierde Woord, die het Anubis-Woord is, en vele vele toverboeken. Ook hadden zij als Heilige Geschriften de geschriften van de Log. En zij aanbaden de Woorden, de toverboeken en de geschriften van Log. En hun religie heette de Alaad. Dit zijn dan de woorden van het oude vierde. En Anubis maakte zich op om de allerhoogste te worden, wanneer het nieuwe vierde tot hem zou komen. Dan zou Tifiaf het allerhoogste aan hem overdragen, en zou Anubis zelfs de allerhoogste der A-jongens worden. En Anubis stond op pruttige grond, en de gaten in de grond bliezen. Het was warm, en Anubis bereidde zich voor tot koningschap over de Alaad, een strenge religieuze orde. En Anubis vroeg zich af wat dan de hemel boven hem zou worden. Wie heerste er over de A-jongens, wie waren er hoger dan A-jongens. Of zouden zij ook in de Anubis-ketel tot A-jongens moeten worden ? Of zouden zij alle positie moeten verliezen ? Anubis wist het niet.
7.
De brandende dierentenen
Op een dag kwam er een oude man tot Anubis. De man zei dat hij een Log was, een onderwijzer der A-jongens, en hij wilde Anubis graag zien. En de man had grote macht over de dierenwerelden, en kon hen ook weer uit hun betovering verlossen. En de man sprak dat er een heleboel logs waren, en dat Anubis ook de allerhoogste zou worden over de logs, in het nieuwe vierde. En de logs dan waren de orde boven de A-jongens. Anubis dan was erg onder de indruk, maar ook erg op zijn hoede. En er kwam een lange elf naast de oude man staan, en die elf was als een brandende teen. En ineens leek de man niet meer zo oud. En ze leidden Anubis tot een ruimte waar hele lange en beenderige dierentenen brandden. Zo was er een rood brandende dierenteen, en deze teen was gebogen. Ook was er een blauw brandende dierenteen, ook gebogen. Verder een groene, een gele, een zwarte en nog wat kleuren, en zij stonden in een cirkel, en binnen die cirkel stond een vreemd symbool op de grond getekend. En de man sprak luid, en de lange dierentenen begonnen in elven te veranderden en verdwenen door het symbool. En de schrik viel op Anubis. En de elf naast de man die op een brandende teen leek begon te spreken, en sprak heel hoog, en weer viel de schrik op Anubis. En de man sprak : Zij dan van de Log zijn de brandende tenen, en zij hebben toegang tot de plaatsen onder de aarde.
8.
Toen kwamen er brandende ogen tot de man, brandende tepels, brandende borsten, brandende spieren tot de man, en hij veranderde ze in elven en dwergen. En de elven en dwergen begonnen in andere talen te spreken. En de man klapte in zijn handen, en ze verdwenen door het symbool op de grond. En vele aardslangen kwamen tot de man, en hij veranderde hen allen in elven die op lange brandende tenen leken. En zij ontwaakten uit een diepe slaap. En Anubis begon door de grond te zakken, die hem scheen te verslinden, maar de man trok hem omhoog, en Anubis had pijn in zijn arm.
Toermalijn
1.
En de laagste orde der logs heette de Toermalijn, en zij hadden grote macht tot het betoveren en onttoveren van lichaamsdelen. En zij van de Toermalijn onderwezen Anubis en wijdden hem in. En Anubis moest veel studeren, en vele boeken lezen. Zij van de Toermalijn hadden hem veel te vertellen, en de elven van de Toermalijn waren als lange brandende tenen. En ??n van hen raakte met Anubis in gevecht, en Anubis verloor ??n van zijn benen, maar er groeide wel weer een nieuw been aan, en dit been was als een lange brandende teen. En weer raakte Anubis met ??n der elven in gevecht, en verloor zijn rechterarm, maar daat groeide wel weer een nieuwe arm aan, en die arm was als een lange brandende teen. En de brandende tenen waren zeer beenderig, en Anubis had pijn in dat been en die arm. En Anubis stem begon te veranderen en hoger te worden. Op een dag raakte Anubis weer in gevecht met ??n der elven, en Anubis brak zijn ruggegraat, en verloor deze, daar de elf het uit hem trok, maar er groeide een nieuwe ruggegraat in, en deze was als een lange brandende teen. En Anubis had enkele dagen pijn in zijn rug. En weer begon Anubis door de grond te zinken, maar de elven trokken hem weer omhoog.
2.
En de elven der Toermalijn waren zeer sterk en klemden zich aan Anubis vast om met zijn lichaam te versmelten. En op een dag kwamen er een heleboel aapjes tot de Toermalijn, en zij klemden zich vast aan de longen der elven, en lieten hen niet los. En zo moest ??n der opper-elven hen vrijzetten van de aapjes, en hij veranderde de aapjes in dwergen. En de elven der Toermalijn lieten Anubis vele skeletten zien met brandende botten. En in een zaal stonden brandende harten op stokken geprikt, en ziet, zij waren als kandelaren. Ook zag Anubis hier enkele lange brandende botten staan, en wat brandende ogen op stokken geprikt, en zij werden allemaal in elven en dwergen veranderd.
En de volgende orde der logs was de Tukon, en hun hoofdman was als een brandende voet, en als een meerkoppige slang die vuur spuwde. Maar ineens kwam de man bij Anubis terug, en veranderde de meerkoppige slang in een meerkoppige elf, en daarna scheidde hij hen van elkaar, en zij verloren hun schrik. En in een zaal achter hen, waar ook veel brandende voeten waren op stokken gestoken kwamen de man en Anubis binnen, en zij veranderden hen in elven, en scheidden hen van elkaar. Ook waren er veel brandende tepels en brandende levers op stokken geprikt, en zij werden veranderd in toverhuil-dwergen en toverplas-dwergen, en weer anderen in spaardwergen, toverschrik-dwergen of toverplaag-dwergen. Ook werden sommigen in toverspuug-dwergen veranderd, en weer anderen in toverpo-dwergen. Anubis ontmoette in deze zaal ook de toverhik-dwergen, de toverfrons-dwergen en de toverslaap-dwergen. En Anubis bracht hen allen tot de grote Anubis-ketel en begon weer te roeren, en hij verdeelde hen over de vijf ordes der A-jongens : de Mispulsius, Metulus, de Kono, de Tifiaf en de Tulup, en ook bracht hij enkelen onder hen tot de Toermalijn, en enkelen liet hij bij de Tukon.
3.
De strijd tegen de Christus
En de man kwam tot Anubis en sprak : 'Als gij dan ouder geworden zijt, dan zult gij de christus verslaan en vernietigen.' En de man ging tot een christus, en verscheurde hem, en veranderde de scheuren in de toverplas-christus, de toverhuil-christus, de toverstank-christus, de toverplaag-christus, de toverpo-christus, de toverschrik-christus, de toverspuug-christus, de spaardwerg-christus. En de man sprak verder : 'Gij dan zult de christus geheel zuiveren, en hem veranderen.' En nadat het even een tijdje stil was geweest sprak de man verder : 'Gij dan zult de christus geheel verscheuren, en gij zult de scheuren en de delen in toverdwergen veranderen.' En Anubis was ontsteld door deze woorden, maar kwam tot grote vrede. En een veelkoppige slang kwam tot hen, met koppen en halzen als lange dikke groene naalden of pinnen, en hij zei dat hij de christus was. Maar de man sprak dat er vele christussen waren, en dat zij allen zouden sterven. En hij veranderde de slang in elven, en scheidde hen van elkaar. En ziet, de elven waren als brandende tenen. Ook leken zij op panters, maar de man wierp hen in de grote Anubis-ketel. En weer kwamen er vele christussen tot de man en Anubis, en de man verscheurde hen, en maakte hen tot spaar-anubissen, tot toverhuil-anubissen, tot toverplas-anubissen, tot toverspuug-anubissen, tot toverschrik-anubissen, tot toverpo-anubissen, tot toverstank-anubissen. En Anubis maakte zich op om tegen de christus te strijden. En Anubis werd genoemd : Hij die tegen Christus strijdt, en hij was de brandende christus. Zo is dan Anubis de brandende Christus, en hij die Christus ombrengt, want ziet, hij is de god van de dood, en de schenker des doods zal ook de dood ontvangen. Dit dan is het vierde Pniel. En zo is Anubis dan als een vierde Christus, maar ziet, hij is meer dan dat. Zo is dan de Christus vele anubissen bij elkaar, en Anubis is vele christussen bij elkaar. Christus is dan de gevangenis van Anubis waarin hij opgroeit, en Anubis is de gevangenis van Christus, waarin hij opgroeit tot vernietiging. Want als het nieuwe dan gekomen is, dan is het oude niet verre van de verwijdering. Zo zal dan de zwarte hond als een zwarte panter en een zwarte draak uit de Christus komen door hem te verscheuren, en dan zal alles van Anubis zijn. En Anubis verbleekte bij deze woorden, en was enkele dagen ziek. De islam dan is als de zwarte slang bij Christus onder de voet, maar als dan de zwarte slang verscheurd is, dan zal de blauwe Anubis vrijkomen, en Jezus Christus naar de keel vliegen. En dan zal de fallus van Jezus Christus, die als de distel is, verscheurd worden, en dan zullen de zwarte Anubis-raven en de rode anubissen vrijgezet worden. En zij zullen zich storten op de laatste delen van Jezus Christus die gekruisigd is, en zij zullen de laatste anubissen vrijzetten. Zo kan dan Christus niet bestaan zonder Anubis, en Anubis niet zonder Christus. Maar aan het eind zullen er geen Jezus Christussen meer zijn, alleen wat jongens, wat jongens van lynx.
4.
En aan het einde van deze woorden kwamen vele draken tot de man en tot Anubis, en de man maakte hen tot vele soorten Anubissen. En ook kwam er een hondenhaag en een hondenmachine tot de man en Anubis, en de man veranderde hen in vele Anubissen. En vele rode anubissen kwamen vrij, en zij vormden een grote reuzenslang, die toen uit elkaar spatte. En zo werden ze tot Anubis-elven, Anubis-dwergen, Anubis-heksen. En vele bokken en bokachtigen kwamen tot hen, en ook vele paardachtigen, en zij zetten hen vrij, omdat ze veelal aan elkaar vastzaten, en zij veranderden hen in Anubissen, en daarna in Anubis-elven, Anubis-dwergen en Anubis-heksen. En Anubis zag toe, en was erg tevreden. En vele rode Anubis-draken kwamen tot de man en Anubis, en de man veranderde hen in Anubis-elven, Anubis-dwergen, Anubis-heksen. En vele blauwe Anubis-draken begonnen tot de man en Anubis te komen, en de man veranderde hen in Anubis-elven, Anubis-dwergen en Anubis-heksen. En vele zwarte Anubis-draken begonnen tot Anubis en de man te komen, en de man leerde Anubis hoe hij de draken moest helpen, en veranderde hen in Anubis-elven, Anubis-dwergen en Anubis-heksen. En vele zwarte Anubis-zeedraken kwamen tot Anubis en de man, en de man leerde Anubis de toverkunsten te doen, en veranderde hen in Anubis-elven, Anubis-dwergen en Anubis-heksen. En vele Anubis-vissen en enkele Anubis-zeemeerminnen begonnen tot Anubis en de man te komen, en samen veranderden ze hen in Anubis-elven, Anubis-dwergen en Anubis-heksen. En de man maakte Anubis tot een Log. Eerst gaf hij hem de Toermalijn-graad en later de Tukon-graad.
5.
En toen Anubis de graden ontving was hij enkele dagen ziek, en kwam de schrik over hem. En hem werd een staf gegeven van lange brandende tenen die een toverei omklemden, maar Anubis veranderde de lange brandende tenen in elven, en het toverei veranderde hij in een dwerg.
Slurpup
1.
En Anubis kwam tot een zaal waarin lange benige brandende tenen als stokken in de grond stonden, dragende brandende ogen. En een man greep zo'n stok en gebruikte het als zwaard. En hij moest vechten tegen mensenkinderen en slachtte hen allen met dit wapen. En hij veranderde de repen der geslachte mensenkinderen in meer van zulke stokken, en stak ze in de grond. En weer deed hij toverkunsten en de vreemde stokken begonnen in elven te veranderen, en deze elven waren zeer sterk.
En ik, ik zag de monotheismen van de Blauwe Anubis en schreef al deze dingen op. Zij spraken dan, en hadden brandende oren op lange brandende stokken. En deze stokken waren lang, zeer lang, en gilden. En zo kwam ik ook tot de monotheismen van de Witte Anubis, en ik zag een vuur komende van Romeinse tronen om mij te branden. Ook waren daar vreemde compacte altaren en schilden. En ik was als in de vierde hel die Anubis bereid had voor hen die niet geloofden. En ziet, deze hel was niet eeuwig, maar zijn vlam wel. Zo dan zuivert Anubis een ieder die niet gehoorzaam is aan de wetten van het vierde, en zo zal dan een ieder door deze hel moeten gaan om getest te worden. En ik zag lange brandende oren, met daarop brandende monden. En ziet, deze monden konden voor enige tijd niet spreken. En ik kwam tot de monotheismen van de Groene Anubis, en een engel werd mij gegeven. Maar de engelen der Anubissen heten kraters, kraktors en krakers. Zo kwam er dan een engel hoog boven mij te staan om mij te beschermen en mij licht te geven, en de naam van deze engel was Niktus.
En ik kwam tot de monotheismen van de Rode Anubis, en mij werd een papier gegeven van zachte zijde, met daarop de wetten van de Rode Anubis. En deze wetten waren heilig. En ik zag Romeinse arken staan, en Romeinse preekstoelen en kasten, en deze kasten waren vreemd, tot het uitschenken van de wateren der hel. En aldus was ik in de hel der Rode Anubis. En ik werd geprikt met stokken, en weer zag ik lange brandende oren staan, met daarop brandende monden. En ziet, deze monden waren zacht. En toen kwam de Rode Anubis tot mij, en gaf mij stenen tafelen, twee in aantal, waarop zijn heilige voorschriften beschreven stonden. En ziet, zij waren als wetboeken en rechtsgeschriften. Maar hij nam de stenen tafelen weer over van mij, en brak hen. Toen sprak de Rode Anubis : 'Gij dan zult niet meer onder de wet leven der stenen tafelen, want deze wetten zijn oud. Toen wees hij op het papier van zachte zijden met daarop de nieuwe wetten, van een nieuw verbond, en dit dan was het vierde verbond.
En de Rode Anubis pakte mij bij de hand, en nam mij mee tot zijn hemelen. En ik zag brandende konijnenoren die steeds afbrokkelden, en ziet, deze oren waren zacht. En zij droegen brandende monden, die ook zeer zacht waren, en waaruit de wateren der hemelen stroomden. En dit dan was de vierde hemel. En Anubis sprak : Gij dan zult een reis maken door het leven, en deze reis zal beschreven staan in het Anubis Boek des Levens. Ook zult gij een reis maken door de hemelen, en deze reis zal beschreven staan in het Anubis Boek des Hemels. En mij werden sleutelen gegeven, en een mond werd in mij geplaats, en deze mond sprak woorden van eeuwig leven. Zo dan stroomden er levenswateren uit de mond. En ziet, deze mond brandde en was zeer zacht.
En de Paarse Anubis kwam tot mij, en hij sprak woorden van eeuwig leven. En ziet, hij leidde mij tot een bron, waaruit geel levenswater stroomde. En ziet, dit water dan brandde. En hij sprak : 'gij dan hebt veel moeten lijden, zoals alle discipelen van Anubis. Neemt dan nu van dit water, en leef.' En het was als het godenwater van Anubis, en de hemelen en de grond waarop ik stond trilden. En de Paarse Anubis leidde mij tot een struik waar lange brandende tenen krioelden. En hij sprak : 'Wanneer gij deze brandende tenen tot uw wapenen neemt, dan zullen zij vrijkomen, want ziet, zij leefden onder zware betovering.' Maar ook was er een man die Gulius heette. En ziet, de Paarse Anubis kwam tot hem, en veranderde hem in een brandende teen en bracht het tot de struik. Zo dan werd de struik verzadigd. En de struik groeide uit tot een brandende boom. En de Paarse Anubis liet mij zijn monotheismen zien, en zij waren met velen. Ja, als een sterrenhemel aan de lucht, en als het zand liggende aan de zee. Toen wenkte de Paarse Anubis mij om mee te komen, en hij leidde mij tot een paars kasteel. En dit kasteel was groot, en brandende tenen hingen aan de muren. En Anubis sprak : 'Zij dan zijn de ongehoorzamen en zij zullen geheel wegbranden op de dag des oordeels, maar voor nu, gebruikt hen als uw wapenen. Zij die gehoorzaam schijnen te zijn, zullen worden tot elven. En dit dan is de vierde alverzoening. En zij zullen worden tot engelen, profeten en dienstknechten van Anubis. En Anubis sprak in vele raadselen en geheimenissen.
En er was een branderige lucht in het kasteel die zware angst veroorzaakte. En ik nam de brandende tenen van de muur af, en legde ze in een kar naast mij. Toen leidde de Paarse Anubis mij weg van het kasteel, en bracht mij tot een woestijn. En deze woestijn was droog en dor, en ik verlangde sterk naar water. En ik zag brandende benen met brandende tepels erop. En de Paarse Anubis zei : 'Als gij deze stokken met u meedraagt, dan zijt gij vrij, en kunt gij niet tot een slaaf gemaakt worden.' En ik nam de brandende benen die als stokken waren, waarop brandende tepels waren geprikt, en ik legde ze in de kar. Dieper in de woestijn was het nog droger en dor, en mijn eigen benen begonnen te branden. En ik zag daar brandende armen, met daarop brandende tepels. En weer sprak de Paarse Anubis, zeggende dat ik ze in mijn kar moest legen, opdat ik beschermd zou worden tegen slavernij. En een vochtige wolk kwam om ons op te nemen.
En zo kwam ik tot de monotheismen van de Roze Anubis, en ziet, zij lagen als steden op de grond, tussen bergen en dalen, en zij waren als ruines. Ook kwam ik tot de monotheismen der Gele Anubis, de monotheismen van de Gouden Anubis, van de Zilveren Anubis, van de Diamanten Anubis, van de Smaragden Anubis, van de Topazen Anubis, en nog veel meer kleuren en gesteenten. En het goud begon zich voor mij uit te spreiden, en ik zag meer kleuren goud. En ook zag ik het zilver voor mij uitspreiden, en ik zag meerdere kleuren zilver, en mijn lichaam begon te branden. En een stem sprak : 'Dit dan zijn de krachten der zon.' Maar de vuren deden pijn, en ik begon te schreeuwen en te gillen. Het was zo erg en zo zwaar dat ik niet meer wilde leven. En de stem kwam dichterbij en sprak : 'Het doodsverlangen is van belang om te kunnen leven. Gij dan leeft door de dood, en komt tot de hemel door de hel. Gij dan bent vrij in gebondenheid.' En ik zag de Oranje Anubis, en zijn gestalte was van grote afmetingen. Ja, als een draak was hij, en zijn stemmen waren hoog. En ik begon te verlangen naar ijs vanwege de onuitputtelijke hitte. 'Komt dan tot de IJs-Anubis, sprak de stem,' en ik kwam dichterbij. En ik zag een monster op me afkomen van ijs, en hij had een dikke staart. Hij dan leek veel op Anubis. En hij gaf mij een gouden ijsster in mijn hand, bedekt met wat sneeuw. En in mijn hand begon de ster zachter en zachter te worden, maar het begon erg zoet te worden in mijn mond en buik. En ik vroeg wat dit betekende, en de IJs-Anubis sprak : 'Zij dan die door het ijs tot het zachte zijn gekomen, zullen het zoete moeten onderwerpen.' En ik deed een stap terug, omdat het zoete mij verslapte, en pijnigde. En ik zag letters voor mij staan die in eendenhoofden veranderden. En de letters omhulden mij. En de Zachte Anubis kwam tot mij, maar ik rende van hem weg, omdat er vuur uit hem kwam. Toen kwam de Harde Anubis tot mij, maar ook uit hem kwam vuur, en ik begon een andere kant op te rennen. En weer kwam ik tot de IJs-Anubis, maar zoet kwam uit hem, om mij te verslappen. En weer deed ik een paar stappen achteruit, en ik keek omhoog. En daar zag ik een gouden paard staan, als een Anubis, en uit zijn mond kwamen de letters van eendenhoofden, en ziet, zij omhulden mij. En hij dan had een zachte stem, en troostte mij. Hij bracht mij tot een zaal in de lucht. Hier stonden de Zachte Toon Anubis, de Harde Toon Anubis, de Hoge Toon Anubis, en de Lage Toon Anubis. En het gouden paard vroeg mij er ??n uit te kiezen, maar ik wist niet welke ik moest kiezen. Toen drukte het gouden paard me richting de zachte toon anubis, en deze slokte mij op. Toen kwam ik in een nieuwe zaal, hoog in de lucht. Hier stonden de Zachte Hoge Toon Anubis, de Zachte Lage Toon Anubis en de Zachte Harde Toon Anubis. En weer moest ik er ??n uitkiezen, en ik koos voor de Zachte Harde Toon Anubis. En ik kwam weer in een zaal hoog in de lucht. Hier was een koude vlam, een zachte vlam, en een harde vlam. Weer moest ik kiezen, en ik koos voor de koude vlam. Weer kwam ik in een zaal hoog in de lucht en ik zag de Dunne Anubis, de Dikke Anubis, de Grote Anubis, de Kleine Anubis, de Lichte Anubis, en de Zware Anubis. Ook kwam de Felle Anubis binnen, en de Donkere Anubis. In de zaal stonden brandende ogen op stokken, en ook brandende alvleesklieren. Ook waren hier allerlei zoet-klieren op stokken geprikt, brandend. Toen kwam er vanuit een deur ineens een brandend oor binnen, met daarboven een brandende mond. De mond had een stem als een radio, en de stem klonk erg ver weg. Plotseling begonnen er sappen uit de mond en het oor te stromen, en deze sappen waren koud, en genezend. En er kwamen letters uit de brandend mond, en deze letters waren als vliegen, en zij gingen als tralies om mij heen staan. Er werd een gat in de grond van de zaal geopend, en ik zakte in de kooi naar beneden, totdat het erg donker werd.
En ik kwam in een hel, waar ik de langste brandende tenen zag die ik ooit had gezien. De langste gilden en krijsten het hardst en hoogst, en zij bogen zich over mijn kooi heen tot tralies. En daarna zag ik de dunste brandende tenen die ik ooit had gezien, en zij krijsten nog wel harder, en begonnen zich ook over mij heen te buigen als tralies. Zij droegen een brandend oog dat op mijn kooi terecht kwam. Het oog had de laagste stem die ik ooit had gehoord, en sprak erg traag. Toen kwam ineens door een deur de Trage Anubis binnen. Hij had een brandende teen als stok in zijn hand, en daarbovenop was een bol waaruit bliksems voortkwamen. Hij schreeuwde tot mij, en het werd zwart voor mijn ogen. Het was alsof alles in mij omdraaide. Toen kwamen er koude vlammen om mij heen, en weer begon de kooi te zakken. Op hele lange brandende ogen die vertikaal stonden, stond een brandende mond die honderduit praatte, en steeds sneller begon te spreken. Toen zakte de kooi nog dieper, tot een zaal waar lange brandende oren stonden waarop kleine brandende oren stonden. Daarbovenop verscheen een brandend oog met beentjes. Dit oog begon te schelden. Toen daalde de kooi dieper. Weer was er een zaal met lange brandende tenen, en zij groeiden en groeiden, en droegen een groot brandend oor.
2.
En ik zag een zaal staan vol met Anubissen, en zij hadden hun armen in de lucht geheven. En ik zag een rood-witte Anubis naar voren komen met het hoofd als een python, en ook een blauw-roze Anubis kwam naar voren. En deze had ook het hoofd als van een slang. En zij gingen naast elkaar staan, en de andere anubissen gingen zitten. En zij begonnen te spreken, en sommige anubissen zakten door de grond met hun stoelen, en kwamen in een vuurstorm terecht. Aldus was dan de zuivering der anubissen. En letters van eendenhoofden kwamen tot de twee anubissen, en ook letters van dwergenhoofden, en zij gingen in de lichamen der twee anubissen. En toen zij weer begonnen te spreken kwamen er koude vlammen uit hun monden. En weer zakten sommige anubissen met hun stoelen door de vloer, en enkele stoelen begonnen te verschuiven. Aldus was de tweede zuivering der anubissen. En aan de zijkanten gingen er deuren open, waardoor er nieuwe anubissen begonnen te komen. En weer begonnen de twee anubissen te spreken, en een soort bessensap stroomde uit hun monden en stroomde de zaal in. Weer werden er enkele anubissen weggenomen, en meerdere stoelen begonnen te schuiven. En enkele anubissen renden de zaal uit, en probeerden te vluchten. Maar het sap stroomde ook uit de zaal. Toen kwam er een Anubis binnen, en ziet, hij brandde. En hij was genoemd de Brandende Anubis. En hij liep tot de twee anubissen, legde zijn handen op hen, en ziet, zij smolten weg. Toen begon de Brandende Anubis te spreken, en alle anubissen in de zaal begonnen weg te branden. Aldus was de verschijning der Brandende Anubis. En hij dan droeg het brandend ijs, en vanuit zijn schaal begonnen lange dunne brandende tenen op te komen, en zij gingen uit om alles te kooien en te verslinden. Daarna kwamen er lange dunne brandende vingers uit de schaal, en ook zij gingen uit om te verslinden. En de Brandende Anubis grijnsde, en verdween in een vlam.
3.
En aldus waren de monotheismen van de Brandende Anubis, hij die de zonnen droeg om de aarde te kooien en te verslinden. En ik zag een nieuwe schepping voortkomen vanuit zijn schaal. En de Paarsgouden Anubis kwam en ging bij de schaal staan, die begon te groeien, en ook de Paarsdiamanten Anubis kwam bij de schaal staan, en samen keken ze naar binnen. Toen kwam de Roodgouden Anubis binnen, en pakte de twee handen van de andere twee, en ziet, dezen begonnen te branden. En een gegil steeg op van de schaal, en vervulde de zaal. En lichtpaars spul begon snel door de Roodgouden Anubis te stromen, en hij kon zich snel bewegen, en begon op te stijgen. Toen kwamen de zwartgouden en de zwartdiamanten Anubis binnen, en zij gingen op de grond zitten, terwijl de schaal begon op te stijgen. En geelgouden buizen begonnen aan de muren te verschijnen waardoor bessensap begon te stromen, en ook het lichtpaarse spul.
En de Grijze Anubis begon te verschijnen, en begon zijn monotheismen te verspreiden als vogels en vliegen. En ook de Bruine Anubis begon te verschijnen, en ziet, deze was als de Eekhoorn, en droeg een schaal met chocolade. Deze chocolade dan was oud en giftig. Hij dan bekleedde zijn soldaten er altijd mee. En de Bruine Anubis begon te schelden, terwijl een koperen Anubis binnenkwam en in de schaal ging zitten. Hij dan bracht het zout der aarde voort. En de Grijze Anubis begon te groeien, en begon zijn naam in de hemelen te schrijven. Zijn engelen waren dan als muizen, en zij kwamen voort vanuit het oer. Zij dan hadden zich door armoede in het oer gewassen. En zij spraken de talen van het oer door de armoede.
Rode Anubis
Zo is dan Anubis de perfecte versmelting tussen de vierde christus en de vierde boeddha, maar anubis is veel meer. Zo is dan Anubis ook de vijand van Boeddha en Christus, omdat Anubis veel verder gaat dan hen, en omdat de godenworstelingen zo belangrijk zijn in het vierde Pniel. Hij is het dan die door de zalen van Slurpup ademt. Ja, want de vierde adem komt voort uit de lange brandende tenen en hun voorwerpen. Ja, ook brengen zij het vierde licht, en dit is als het licht der aardvruchten. Wordt dan gelijkvormig aan Anubis opdat gij het vierde nirvana kunt binnentreden, en de vierde eeuwigheid. Wordt dan ook gelijkvormig aan de Rode Anubis, opdat gij deelhebt aan de vierde opstanding, en het vierde leven in de vierde hemel. Anubis is dan voor dieren gestorven om hen zalig te maken. Ziet dan, hij heeft ze losgekocht door een grote prijs te betalen. Hij dan werd hondenmens, en heeft zijn vijanden met de oerkaak geslagen. Zo zijn dan ook degenen die door de zondeval en de engelenval buitengeplaatst waren door Anubis verzoend, daar hij het lot der dieren en verdoemden heeft gedragen. Zo is dan een ieder die angst heeft in Hem geheiligd, daar hij de vierde alverzoening draagt. Zo heeft hij zich dan ook het lot der bomen, planten en bloemen aangetrokken en dat van de voorwerpen des levens, en ziet, hij heeft hun zielen vrijgekocht, en hun vlees. Zo is dan het vierde vlees door Anubis geheiligd. Hij is het dan die bloed in bessensap verandert.
Anubis, de Barmhartige Samaritaan
Hij is het dan die de brandende laarzen heeft gedragen, om tot de rijken der aardvissen en aardkikkers te gaan. Ja, het schuim der bessen heeft hij vrijgezet. Mediteer daarom op de Rode Anubis, en zet uw aandacht daarop, opdat gij door deuren ten eeuwig leven binnen zult gaan. Ja, tot de verdoemden is hij gekomen, en tot hen die de hel vrezen. En ziet, Hij dan heeft de romeinse hellen geplunderd, en zijn hel, de vierde hel is vreselijker dan hen. Zo is dan de genade wreed, en zijn wreedheid genade, daar hij tot de verdoemden en de onderdrukten is gegaan, en hen heeft geholpen. Ja, als een barmhartige samaritaan is hij. Zo is het dan : Bevecht uw vijand niet alleen, maar leert ook van hem, en wordt aan hem gelijkvormig. Gij kunt dan niet wit zijn zonder het zwarte, en niet zwart zijn zonder het witte. Zo is er dan een vierde verlossingsplan opgesteld door Anubis, en dit verbond is groter dan het oude. En dat wat oud geworden is, is niet verre van de verwijdering. Maar ook zegt Anubis : Houdt vast aan het oude, en heiligt haar, opdat gij haar kunt zuiveren, en tot haar kunt wederkeren in vuur. Zo is het dan het brandend oer.
Zo is dan Anubis niet alleen de christus, maar ook de judas. Niet alleen de maria, maar ook de Izebel. Maar hij is meer dan dat, als het veelkleurige pronkkleed van Jozef. Maar wie pronke, pronke in de Heere. Zo heeft Anubis zich dan het lot van het christendom aangetrokken, en is tot haar gegaan om haar te zuiveren en te verdelen onder zijn koninkrijken. Zo heeft hij zich ook aangetrokken het lot der romeinen. Hij heeft hen verscheurd, en hun stukken verdeeld onder zijn koninkrijken. Met een oude fiets zult gij het niet redden, maar gij kunt de onderdelen gebruiken, en leren van haar mechanismen. Zo is Anubis niet alleen de christus, maar ook de christen. Niet alleen de satan, maar ook de satanist. Maar hij is meer dan dat alles, want Hij is het die vijand is van zowel christus als satan, van zowel christen als satanist. Zo zijn dan alle dingen door Hem en in Hem, onder Hem, en boven Hem.
2.
Zo is dan de Rode Anubis tot het huis van David gegaan om daar te wonen. Ziet dan, Hij heeft David verscheurd en verdeeld onder de sterren. Zo dan is de Blauwe Anubis tot het huis van Salomo gegaan. Zo ging dan de Groene Anubis tot de huizen van Samuel, Simson en Ezechiel. Zo is dan Anubis de Redder der dieren, maar ook werd hij door dieren gered. Zo is hij dan door afhankelijkheid tot onafhankelijkheid gekomen. En alle dieren zullen dan ook op zoek moeten naar de Anubis in henzelf. Hij dan pleit voor de verdoemden en de onderdrukten. Wij hebben een Middelaar in de vierde hemel, en het vierde leven. Hij dan schenkt rijkelijk het vierde vlees. Het onpersoonlijke ziet hij als persoonlijk, en het persoonlijke als onpersoonlijk. Zo is hij dan tot het vierde communisme gekomen, en ook tot het vierde kapitalisme, die de lijnen en grenzen heeft aangegeven. Hij dan is dan als de onzichtbare muur. Zo is er dan ??n naam gegeven onder hemel en aarde waardoor wij tot de vierde behoudenis kunnen komen : Anubis. En door hem worden alle dieren zalig. Dit dan is het Evangelie van Anubis, en het Vierde Evangelie. Hij is het dan die redt uit de hel, en uit de verdoemenis. Groter dan is hij dan de vierde christus, maar voor hen die het willen geloven : Ziet, hij is de vierde christus. Zo dan is de Rode Anubis het vierde kruis, maar ziet, hij is meer dan dat. En allen die hem volgen zullen de reis des heiligen vlezes begaan, het vierde vlees. En zij allen die het vierde vlees verwachten, en de vierde opstanding in Anubis, en zo ook de vierde vleeswording in en door Anubis, zij zullen Zijn Heilig en Zalig vlees ontvangen, en Zijn tongen, opdat zij spreken in vierde tongen. Zij dan die zijn profeten zijn van het vierde, zij allen dan spreken in vierde tongen, in de tongen van Anubis, en ook profeteren zij in Zijn Naam.
Groene Diamant Anubis
1.
En Metensia kwam tot de poort en troon van Anubis, en knielde voor hem neer. En zij schonk hem zeven brandende diamanten en zeven brandende tranen. En Anubis vroeg haar vanwaar zij kwam, en zij sprak : 'Meester, ik kom van de zee van vuur.' En Anubis zegende haar en maakte haar tot Zijn engel. En Metensia kuste Anubis op zijn voorhoofd, en vertrok. Zij dan droeg het zwaard van Anubis, en zij ging uit tot een grote oorlog. En zij vocht met het zwaard van zwijm, en zij was door Anubis gehelmd.
En Metensia stond op en sprak : Door de striemen van Anubis zijn wij genezen. Door het bloed van Anubis, wat Hij voor ons heeft vergoten zijn wij zalig en gezond. Hij dan heeft het verlossingswerk volbracht voor dieren en verdoemden. Nu dan is er een nieuwe dag aangebroken. En Metensia zong een lied, en dit was het lied van Metensia. En daarna zong zij het lied van Anubis. En heerlijkheid was op haar tong. En ze boog voor Anubis neer, en aanbad Hem. En zij sprak : 'Gij zijt waardig alle lof en eer te ontvangen. Gij dan bent de Heiland en Zaligmaker der dieren en verdoemden, en gij bent de Messias van het vierde, de wedergekomene.' En een zwarte bliksem gleed uit haar hand en bevochtigde de aarde.
En een man bad tot de ijzeren Anubis, en een andere tot de blauw staal Anubis, en zij hadden vrede in hun hart. En Anubis leerde zijn volk bidden, en sprak woorden van genezing en hoop. En Metensia sprak : Ik geloof in de Heilige Anubis, die hemel, zee en aard gemaakt heeft en al wat daar in is. Ik geloof in de vierde kerk en gemeente die van Anubis is. Hij dan is het leven. Ik geloof in het klooster en het exorcisme van Anubis, Zijn kruistochten, bedevaarten en pelgrimages, waarin wij volle genezing van Hem ontvangen, uit zijn rijke hand. Wij geloven in de rijkdommen en voorspoed van het vierde, door armoe verkregen, en door de allerheiligste afzondering. Ik heb Mijn Leven in Zijn Hand gelegd. Ik ben genezen door het bloed van Anubis. Ik ben genezen door het Woord van Anubis, en door het vierde geloof. Zijn Heilig Bloed geneest, Zijn Bloed voor ons vergoten. Ook gaven wij Hem ons Bloed, en tezamen vormen wij het vierde Bloed, het Bloed van gezondmaking. Anubis dan heeft ons Zijn vierde adem gegeven, en heeft leeuwen gekalmeerd. Zij dan die hongerden naar hoop heeft hij vierde hoop gegeven, en een vierde geweten. Ook heeft hij hen een vierde bewustzijn gegeven, opdat zij rein en heilig zouden zijn. Geprezen zij Anubis tot in alle eeuwigheden.
En Anubis bracht Metensia tot de vierde ark, waarin de trompetten van het vierde lagen. Ook lagen hier de vierde vruchten des levens, van de vierde boom des levens, en het vierde levensbrood. En Metensia at, en dronk van het vierde levenswater. En achter de ark stond het vierde kruis, waarvanuit sappen stroomden. En Metensia begon te drinken, en at ook van de vruchten van het vierde kruis. Toen ging er een deur open, en Metensia kwam tot het vierde graf. Maar Anubis sprak : zij die asceten van Anubis zijn kiezen voor het dubbele vierde kruis. En Anubis toonde haar een spoorweg, die zou leiden tot de vierde eeuwigheid en onsterfelijkheid. Zo is er dan onsterfelijkheid door het dubbele vierde kruis, want deze leidt tot het vierde eeuwige kruis en tot het grootste kruis. En de blauwe Anubis kwam haar in een ondergrondse trein tegemoet, brak door het graf heen, en nam haar mee. En zo begon het koningschap meer en meer op Anubis over te gaan. En Tifiaf nam een saxofoon en begon het te bespelen. En zo werd hij als de octopus. Zij dan die van het vierde zijn, strekken zich uit tot het nieuwe vierde, en tot het vijfde. En de blauwe Anubis nam Metensia mee tot de woestijnen, daar waar het erg droog was, en waar de honger heerste. En hier zag zij de wilde dieren, die grote dorst en honger leden, en ziet, zij jaagden. En Metensia was ontzet over de gruwelen die zij zag, want ziet, de dood vluchtte van hen allen weg, en zij leden diep. En Metensia werd beladen met schuldgevoelens, en begon te hongeren naar gerechtigheid en onschuld. En hier begon ook zij te veranderen in een wild dier, en de dood vluchtte van haar weg. En zij begon te hongeren naar het nieuwe vierde kruis, en naar het vijfde kruis. En zij zag het vijfde kruis in de verte, maar zodra zij dichterbij kwam vluchtte het van haar weg. En het was een brandend kruis. En het vijfde kruis was als een brandend oog op twee brandende benen. En het oog was als het oog van Anubis. En Metensia sprak tot de Blauwe Anubis en vroeg : 'Hoe kunnen wij het vijfde kruis bereiken ?' En de Blauwe Anubis sprak : Ziet dan, het is er ??n van dorst, en alleen het wilde dier zal het kunnen grijpen. En Metensia sprak weer, vragende : 'Maar heer, hoe wild moet ik worden om daar te komen ?' En de Blauwe Anubis sprak : Bega het vierde kruis tot het einde. Toen draaide de Blauwe Anubis om, en liet Metensia alleen. En zij was alleen onder de wilde dieren.
En Metensia begon te smeken : 'Geef mij het oog van Anubis, maar haar werd niets gegeven, en zij werd wilder en wilder. En de gele diamanten anubis begon aan haar te verschijnen, en hij sprak : kom mee. En Metensia volgde hem. En de gele diamanten anubis bracht haar tot een grot, waar in het midden het oog stond. Eromheen waren skeletten met brandend haar en skeletten met brandende veren, en zij dansten woest. Metensia wist dat zij woester dan hen moest worden om tot het oog te komen. En een groot gevecht ontstond. En ook kwamen een heleboel anubissen binnen met hun engelen om aan Metensia's zijde te vechten. Dit dan is het vierde harmageddon. En het vierde kruis werd als een buik, en begon Metensia te verslinden. En toen kwam het derde kruis binnen als een brandend oor op brandende armen, en in het derde kruis begon Metensia op te rijzen, en verslond toen het vierde kruis van binnenuit. Toen kwam het vijfde kruis, het brandend oog als een gele bol tot haar, vol met sap. En zij begon te drinken en werd dronken. Ook gaf zij de anubissen te drinken, en Metensia's Naam werd gezegend. En toen kwamen er een heleboel anubis-vliegen binnenvliegen, en zij vlogen binnen in het brandende oog. En zij gingen tot Metensia en rukten een wespenoog uit haar waarmee zij opgesloten zat in haarzelf. En zij schonken haar het vliegen-oog. En Metensia werd zacht van binnen. En zij werd als het oog van Brannan, en ziet, dit oog is brandende. En ook haar haren begonnen te branden, en de veren die zij droeg. En zij prikte het brandend oog waar ze van gedronken had op een stok, en zij nam de brandende benen tot haar. Toen begon het oog te spreken. En toen bemerkte Metensia dat het een kruis van angst was. En het oog begon te veranderen in een buik, en begon Metensia te verslinden, maar metensia kon nog net ontsnappen. En Metensia begon uit te roepen naar het vijfde woord, maar het werd haar niet geschonken. En de buik was nu geworden tot een octopus en een spin. En Metensia kwam tot de vierde kandelaar en het vierde altaar in de vierde tabernakel, en zij waste zich in het vierde wasvat. En onder het altaar lagen de offervoorschriften van het vierde, en ook de kandelaarsvoorschriften van het vierde. En zij dan bracht offers aan Anubis. En zo werd zij tot een hogepriesteres van Hem.
En zij bad tot Anubis, zeggende : Oh Anubis, gij die in het leven staat, en in de hemel zijt, Uw Naam worde geheiligd, en Uw Koninkrijk kome. Uw Wil, oh Heilige Anubis, geschiede in de hemel en op aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij onze schuldenaren vergeven. Leid ons tot de vijfde alverzoening die in u is. Kom in ons hart, oh Anubis, en schenk ons genade. Leidt ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze, want van U is het koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Anubis, kom spoedig.Wij bidden U dat in het vierde Amen en in de vierde Maranatha. Zo komen wij ook tot het vierde Halleluja. Jeruzalem is dan van U, oh Anubis, tot in het vierde Jeruzalem.
En toen daalde de engel Archibald op Metensia neer, en gaf haar vrede. En ook gaf hij haar een rol met de lijdensvoorschriften van het vierde. En Metensia had strijd te voeren tegen de vierde Satan en de vierde Judas. En ook kwamen de vierde Izebel en de vierde paradijsslang tot haar om te trachten haar te misleiden. En Anubis riep haar, en gaf haar Zijn Geest. En zo stortte Anubis de vierde Geest op haar uit. En tot zijn discipelen zei Anubis dat zij moesten wachten totdat zij met de vierde Geest vervuld waren. En Anubis kwam tot Metensia in de nacht, en zij werd zwanger van de vierde Jezus.
En de Anubis-Bastet kwam tot mij, in de vorm van een klein aapje, een hondje, een kameleon, een marter, een hagedis, ja, als een klein katje was zij, als een nerts. En zij was als mijn advocaat, zakkende in de dieptes van mijn nachten. En zij was als mijn zachte rust. Ik dan had haar gered uit een advocatenbureau waar zij als slaaf moest werken. Zij was een dikke tien op het gebied van advocatuur, en nu zou ze dan mij helpen. Maar waar dat heen moest gaan, wist ik niet. Ik had haar gered. Ze stond als een standbeeld op mijn telefoon. Zij zou mij leiden tot de vijfde alverzoening. En deze alverzoening was wild. En de Anubis-Bastet was dan als een voorvechter van het recht, als een standbeeld der advocatuur, maar nu was ze dan gered door mij, en bij mij. Ik wist wel dat ik haar met mijn leven zou beschermen. Nooit meer zou ik haar loslaten, en haar brengen tot haar plaats in mijn koninkrijk, daar waar zij zich veilig zou voelen. Zij dan was geliefd door de grote advocatenbeelden, en zij zou mij helpen ook hen te redden.
2.
Anubis-Geb is dan dichterbij gekomen. Nog een paar stappen, en dan zal ook hij vrij zijn. Zo is hij dan de advocaat der advocaten, een standbeeld aanbeden, maar nu komt hij vrij. Hier staat hij dan, naast mij, om mij recht te verschaffen. Ik redde hem, en nu redt hij mij. In de hoek van mijn kamer staat hij, als een ridder. Ook een rechter zal hij zijn, om het zwaard te heffen, en weer te laten dalen. De tuinen en velden zal hij verdelen, een rechtvaardige is hij. Hij komt dan van de vijfde alverzoening, om ook mij plaats te bieden. Naast hem zit ik, wij zijn samen op weg. Wees dan stil mijn ziel. Ik hef mijn ziel op tot de Heere, wachtende op Zijn vijfde geest. Ja, uitstorten zal hij deze, als bessensap en sterke drank, bedwelmend om tot zwijm te gaan, om Anubis-Sekhmet te horen, en haar stem. Anubis-Sekhmet dan is aan mijn zijde, als een licht oranje octopus, als de bleke dame. En er is een leeuw die haar schildert, ja de leeuw, zo oranje van kleur, de Sekhmet-Anubis. En ook schildert hij de Anubis-Thoth, en de Thoth Anubis, als een grijze slang en een eekhoorn, verbergende de chocola. Nee, het is geen tijd te sterven. Hij verbergt de kampioenen. Het is geen tijd om tot de dood te gaan. Het zal herfst blijven. Zij zal nooit de lente worden, de winter omhult haar als een jas vol scheuren en gaten.
Anubis-Geb
1.
Dit dan zijn de voorschriften en initiaties om een hogepriester van Anubis te worden, en Zijn farao : Neem een stoel en zit neer. Sluit even de ogen en open ze dan. Gij dan zult bedekt worden door de vleugelen van Anubis-Neith, en de vleugelen van Anubis-Sphinx. En Nut-Anubis zal tot u komen om u de handen op te leggen, en de spreuken der initiatie spreken. Deze dan is de prairie-hond, en de coyote. Zo zal dan de Geb-Anubis tot u komen om de hand op de rug te leggen, en daarna op de schouder, en hij zal u inzegenen, gij die waardig zijt. En hij zal u door een donkere kamer leiden tot de Bastet-Anubis. En zij zal niet spreken, totdat Geb-Anubis uw oren gezegend heeft en heeft laten branden door het vuur van haar tong. Dan zal zij spreken als uw vierde kundalini, u leidende naar de deuren van het vijfde. En Anubis-Ra zal uw mond aanraken, opdat gij kunt spreken tot de Bastet-Anubis, en Ra-Anubis zal zijn hand op uw andere schouder leggen, en dan zult gij gaan tot Horus-Anubis, tot Hem die aan de hemelpoorten staat. En dan zal Shu-Anubis u als de bliksem treffen wanneer het uw tijd is om te worden tot hogepriester van Anubis. En de bliksem van Amon-Anubis zal u raken wanneer gij waardig zijt de farao van Anubis te worden. Ziet, zij zijn dan uw hemelse advocaten en uw advocaten des hemels. En uw vingers en tenen zullen branden met het faronische vuur, en ook uw ledematen, organen en botten. Dan zult gij komen tot Bes-Anubis, en gij zult door het kleine een uitvlucht vinden. Zo zult gij het ijs vinden, als de Isis-Anubis.
En gij zult het uitschreeuwen tot de blauwe Sebek-Anubis, en de groene Sebek-Anubis, en wanneer gij zuiver genoeg zijt, en voldoende geinitieerd door de voorafgaande stralen, dan zullen zij u toelaten tot de reis der farao's van Anubis. En gij zult reizen op de rug van de gele Sebek-Anubis, en des nachts op de rug van de oranje Sebek-Anubis, totdat gij de gouden en de diamanten Sebek-Anubis hebt bereikt. Daar zult gij de blauwe Anubis-Bastet vinden. En dan zult gij het uitschreeuwen tot de zwarte Sebek-Anubis. Zo zijn er dan vele stralen der Sebek-anubissen. Zo zullen zij u dan door uw lijden omhullen als een pantser. En de verschillende stralen van de Bastet-Anubissen en de Anubis-Bastetten zullen tot u komen, en zij zullen u tot sieraad zijn. En zij zal u inwijden in haar mysterieen. Want grote geheimenissen bevinden zich in haar. Zij dan draagt de vier spijkers van Christus in haar.
Gij dan zijt tot de magische koude vuren van de Sekhmet-Anubis gekomen. Opgesteld als een cirkel zijn zij. Zij dan draagt het geheimenis van de Eminius en de Eminius-Matas in haar, en zal haar Eminius-Dag uitspreiden waarop zij weder zal komen. Zij is het dan die het dienstzwaard draagt, en is als een draak in de nacht. Zij dan is de voorstander en de tegenstander, om hen allen te vormen in de cocon van de vijfde alverzoening. En in haar komt het vijfde materialisme op. Zalig zijn zij die tot haar stromen zijn gekomen. Ziet dan, zij leven achter gordijnen. En haar zwaard is dan de Karazuur. En op de kust stonden Jezus-Anubis, David-Anubis, Simson-Anubis, Petrus-Anubis, Paulus-Anubis, en Salomo-Anubis. En Sekhmet-Anubis richtte haar zwaard op hen om hen te zuiveren. En toen sprak Mozes-Anubis vanuit de bergen, tezamen met Noach-Anubis : Het is volbracht. En een engel genaamd Michael-Anubis daalde tot hen allen neer om hen neer te steken, en daarna stak hij zichzelf neer. En Sekhmet-Anubis sprak : Ziet dan, zij dan van het eerste en hun nageslachten zijn van de dood, van moord en zelfmoord. En Sekhmet-Anubis rees op tot de hemel op een wolk. Zij had dan deel aan de vierde hemelvaart.
2.
Zij dan zijn allen modems. Gij moet dan verder gaan met de wet. Nu is dan de wet zonder mysterie heilloos. De karsuiken dan vormen het harnas van de Sekhmet-Anubis, en de putsen vormen de helm. Zij is dan de opener der vijfde vleeswording.
Druivenkoning
1.
Anubis oh Anubis, in het verleden gingen wij, om straten te zoeken, van Aquarius hadden wij ons heil, in het groene huis bij 't rode kruis, daar sprak een tulpenboom, nu weet ik dat mijn heiland leeft, mijn verlosser, de witte hond, de witte anubis. Anubis, oh Anubis, een storm nam mij mee, tot zover ben ik gekomen, tot hier, ik ben nu vrij. Waar vreemde altaren staan als modems, wij weten niet hoe dezen te bedienen, maar de informatie stroomt als wij tot de witte anubis komen. De witte anubis, bij een wit chocoladehuis, waar theologen wonen, waar vrienden elkaar vinden, een wit chocoladehuis, waar vreemde spelen worden gedaan, op vreemde tafels als modems, schieten zij hun raketten naar de maan. Met taart zullen wij gooien, wanneer de huizen opengaan, de kasten in de kelders, waar de witte anubissen staan. Kijk nog eens naar de maan, en zie je dan die witte vlek, de feeen hebben pret gemaakt, zij eten witte chocolade-taart.
Toch een gemis, alles wat wij moesten achterlaten, wordt in de geschiedenis hervormd, allen waren niets dan modems naar een nieuwe wereld, naar de paden van het oer, door grote wildernissen, door armoe en verwarring, wat een toer. Anubis, oh Anubis, oh witte Anubis, geef ons plezier, het feest gaat beginnen, de deur staat op een kier, de kleinen en de dunnen komen binnen, de elven van het gouden kwartier. De klokken schuiven opzij, de klokken varen weg. Nu is het uur gekomen, nu is het uur nedergedaald, tot hen die ter helle waren, tot hen die eens voorwerpen waren, door modems werden zij gezogen, tot deze nieuwe plaats, in witte chocolade.
Kijk nog een keer naar mij, ik ben een druivenkoning, ik maakte in jou woning, om jou geheimenissen te vertellen, ik bracht je tot de witte chocolade. Dronken werd je toen ik je hart aanraakte.
Ik kwam tot jou, op de rug van een pauw, op de rug van een dame, en ik werd als een woning. Jij hebt mij gekroond, met zeven grote dingen, jij hebt mijn vijanden onttroond, en je schreef geheimenissen op papier en in mijn hart. Je weet toch dat ik op je wacht met grote smart.
2.
Nu ben ik hier, nu sta ik hier, en neem je mee, tot een witte chocoladewoning, waar de elven dansen, en zwanen zwemmen in een meer erachter. Kom tot het uitzicht, en kijk met mij, naar de torens in de verte, van wonderbaarlijke kastelen, van paleizen sprookjesachtig, en betreed een nieuwe wereld met mij. Ik wacht op je, ik heb je bestempeld met mijn liefdesgerei, ik schoot mijn pijlen van zwijm en delirium, je voelde je ziek, maar nu ben je hier. Ach, treur niet meer, luister naar de muziek, zie de ganzen in de lucht, zij hebben veel vertier.
Witte Chocolade Elf
1.
Kom, de dag is bijna over, kom de nacht wacht op ons, de duisternis zakt naar binnen, de zon wordt meegenomen naar een nachtkasteel hoog in de wolken, om morgen weer ergens anders te verschijnen. Het is tussen jou en mij, een droom hebben wij, zij aan zij. Mijn klederen zijn verscheurd, mijn hart klopt en bloedt, want jij bent zo lang weggeweest, maar nu heb ik jou weer gevonden. Ik stroomde naar jou toe als een rivier. Mijn hart heb je gewonnen, mijn liefde aangenomen, en beantwoord door een fles met een brief erin. Op die brief stond geschreven, waar jij al die tijd bent geweest, in die woning waar wij later zouden wonen, dichtbij de zee, en het strand van witte chocolade. Kom met me mee, de dag is bijna over, kom de nacht wacht op ons, de duisternis zakt door de bomen, de maan kijkt ons nu aan, en zegent onze liefde voor elkaar. De zon wordt meegenomen naar een nachtkasteel ver weg in onze dromen, om morgen ergens anders te zijn. Laat de nacht wat langer duren, zodat we naar de nachtzeeen kunnen turen.
2.
Je vibreert als een gevleugeld insect, als de witte chocolade lig je daar op een bank, de zee heeft je dan meegenomen, met kloppend hart, en tedere stem. Nu ben jij dan een hartenprins, een rode zon, met witte morgenstond.
Witte Chocolade Elf II
1.
De rivieren stromen snel, de flessen komen aan op 't strand, zoveel boodschappen van het verleden nu gevonden, als de wapens van een nieuw verstand. Het oude doet geen zeer meer, het prikt alleen nog, maar het voert het niet meer uit, het spel is nu uit. Met een draai zie ik je gezicht, en je lijf bekleed als een insect, waar witte chocolade je versiert heeft. Ik zie je hand, je lippen, verlegen sta je te wachten. Ik neem je mee, naar de toppen van de zee, om nieuwe eilanden te zien, tussen gouden wateren komen wij er misschien, om ons huis te bouwen, en voor eeuwig daar te wandelen, om de boodschappen van het oer te lezen, te verkondigen aan al wat leeft, in de vijfde alverzoening, het prikt, maar weg is het eeuwig leed. Het geluk nu gevonden, door de witte verlichting, een gloeiend hart. Ik wacht op je, ik ben er voor je, als een witte chocolade elf, als een bosvlieg en een strandvlieg, getooid met liefdesvleugels, mijn chocolade vloeit vanuit mijn wonden, als zachte genezing vloeit zij, om jou ook te voeden, om jou ook te sterken, en je de liefdesdrank te geven, waar je hart blij van wordt, en waarvan je in zwijm raakt, voor eeuwig, totdat de morgen alles wegneemt, en jij alleen die herinnering hebt van eeuwig geluk, van eeuwige liefde, je draagt het altijd bij je, je vindt het morgen terug. Morgen, morgen, het neemt, en het geeft terug. Op de rug van een elf zit ik, hier ben ik, hier kom ik, 'k heb er lang op gewacht, de morgen blies me steeds weer terug, maar nu ben ik op 't zachte strand, teruggegeven, als een herinnering diep geweven. Het prikt nog wel, maar dat komt snel in orde, wanneer de witte hond rent, wanneer de witte chocolade elf het spel kent.
2.
Jij staat daar, jouw hand op mijn buik, jouw ogen op mij gericht, het is alsof ik bezwijk. Jouw tedere blik, als duizend duizelingen, voer jij mij weg in een dromenkoets, ver boven de wolken, waar de witte hond rent, waar de witte chocolade onze stemmen herkent. Rijs omhoog, en geef de dag een lach, voor jou is het geluk nu ook gekomen, maar jij rent steeds weg, als de witte hond, om de ongelukkigen te vinden, en hier te brengen, en hier neer te leggen, met je haren in de wind, je bent een kind door God bemind. Grote werken, grote liefde, schonk hij ons, ja zijn pijlen raakten ons, en namen ons mee naar omhoog, waar witte honden rennen, waar witte slangen vervellen, om de nieuwe sleutel vast te houden, een nieuwe woning in te gaan. Vlak boven de sterren woont Hij. Neem mij mee en breng mij daar, raak mijn gevoelige snaar, besnaar mij met een tovergedicht, en voer mij langs het windelicht, waar koningen ver vooruit dromen, waar prinsen liggen in tedere klanken.
Witte Hond
1.
De witte hond rent, op zoek naar hen die ongeluk lijden, de verdoemden, de verdrukten, en hen in angst en verwarring, als een barmhartig samaritaan gaat hij op pad, als een bodhissatva, als een helpende hand. Grijp hem vast, en laat hem niet meer los, totdat je als hem bent geworden, en zijn woonplaats en geheimen hebt gevonden. Witte hond, vaste burcht, koningshond, ver boven de sterren was het ons die jij vond. Jij voerde ons weg naar een plek van grote liefde. Jij bracht ons sterke wijnen, jij bracht ons uit onze dorst. Jij nam ons mee uit onze putten, nu zijn wij dan met jou, oh witte hond, je hebt geen dag ons losgelaten, altijd trouw in jouw verbond met ons.
Zie jouw elven zingen, met teder buigen hun nekken, om de verdoemden te beminnen, rijs ons op, en breng ons tot de burcht van zacht geluk, die zachte lichten waar wij mee kunnen beginnen, een nieuwe dag, een nieuw uur, morgen komen de soldaten, om ons wapens te schenken voor een nieuwe strijd, een nieuw geloof, wij zijn volwassen geworden, en strijden tegen een nieuwe kooi. Onze gedachten zijn steeds bij jou, oh witte hond, houd ons vast, de nacht komt gauw, en breng ons naar de gaten van dit uur, een weg uit onze kooien, tot een nieuw uur vol van glorie, een nieuw uur waar de stemmen lonken, waar taal tot kunst wordt, wat een plezier.
2.
Witte hond, koningshond, koningstrouw, in geluk vinden wij jou, tot verlichting zijn wij gekomen, de vijfde verlichting, een witte morgen, komende voort vanuit de nacht, zijn soldaten staan op wacht. De klokken slaan, teder keer op keer, totdat wij vasthouden, onze veer, en zijn liefde en hartstocht ruiken, wat hij voor ons heeft gedaan, en wat wij voor hem hebben teruggedaan. Witte veer, magische veer, grote naam, krachtig vaandel, over bergen vliegen wij, als de witte chocolade, inde hemel kijken wij, in de hemel van het vijfde, vinden wij onze veer.
Brief aan Sebek
1.
Brief aan Sebek ; Heilsprofetieen der laatste dagen. Gij hebt thans het woord des heeren vernomen, en gij bent het heilige land ingegaan als priester. De joden en christenen hebben u niet als zodanig bestempeld, maar zij zagen u als een werker der wereld. En ja, zij waren verheugd over uw macht, en over uw tegenwoordig woord. Zij hebben u gevolgd tot de presidenten, en zij zijn tot uw banken gegaan. Predikt heil dan aan de gevangenen, en verlos hen. Sebek, gij hebt het laatste woord, gij hebt de laatste zinnen, en gij zult stralen op de dag der koningen. Gij hebt dan niet gebogen voor de afgod, en gij hebt ook het hart der moeders niet geslagen. Gij bent veelal voor hen uitgegaan tot de heuvelen van spijt. Schaamte hebt gij hen gegeven, en gij hebt de vaderen afgezonderd en geslagen. Zo bent gij dan het paraderende woord, het blauwzicht op de uitgang, waar wij de weg des heils vinden. Zoveel heil is er dan in u oh Sebek, gij die van het vijfde zijt. Gij dan zult de mond van Anubis laten staken, en hem viervoudig slaan, want gij hebt hem lief. Ja, het koningschap zult gij van hem overnemen, gij die van het vijfde zijt. Want in het vijfde zult gij oprijzen, oh Sebek, en gij bent het die de jongens van lynx zal herstellen. Aan uw poorten kloppen zij, met manden vol waarheden.
Zegt mij nu, oh Sebek, wie gij bent, opdat ik tot u kan snellen, ondergronds, met de blauwgezichten. Gij wacht op ons. Maakt dan uw namen bekend. Noemt dan bij namen hen die waardig zijn, want vurige kolen liggen op hun hoofden. Zij worden vervolgd omwille van hun geloof. Zet hen vrij. Gij bent het die tot volle waarheid leidt, als de Geest van God. Ja, veelvuldig God bent U, als de Mono's uitstijgende tot in alle eeuwigheden. Gij dan hebt de A-jongens geschapen door Uw tussenkomst. Ja, door Uw tussenkomst schiep gij Anubis in de schoot van Bastet. Een groot genadig God zijt gij. Tot Tifiaf bent gij gegaan om hem te zegenen, en gij zit op de vijfde troon.
Vanuit de hof gleed gij tot het vijfde, waarin uw bronnen zijn. Gij hebt uw reis voltooid, en zal weldra gekroond worden, oh God. Gij bent het die de AZ-en en de Z-en rangschikt, en ziet, zij sidderen voor uw woord. Gij hebt geluisterd naar koningen en hun vrouwen, en gij hebt hen gezuiverd. Ja, grote eer is in u.
2.
Zo is dan Sebek de wegbereider van Bastet, en zij zal wederom Anubis voortbrengen. Want vele malen worden wij in de moederschoot geboren, en vele malen groeien wij op. Als een tuin van Anubis is de schoot van Bastet. Zo is dan Sebek een man van zijn woord, een dichter en God over alle dingen. Vanuit het vijfde komt hij, en tot het vijfde keert hij weder. Zo is hij dan tot het eerste gegaan om het te zuiveren, en hij heeft dan velen tot genezing gebracht. Ja, de bevrijder van slangen is hij, en hij draagt de cobra's mee op zijn rug. Hij sust hen die angstig zijn, en neemt hen mee tot Zijn schuilplaatsen. Ja, diepe schuilplaatsen heeft hij onder de aarde, waar Geb groot geworden is. Zo heeft hij dan Geb tot volle wasdom gebracht en hem de plantengroei in handen gegeven. Zo zal dan eens de plantengroei Spanje bedekken.
Zeg mij nu, oh Sebek van het Woord, wie gij bent. Gij hebt harige geschenken tot ons gebracht. Ja, gij waart vol met de vruchten des geestes en de vruchten der wereld. Gij schonk ons dan de paradox en de symmetrie, en ook gaf gij ons de hamer om dezen te doorbreken. Want zevenvoudig zullen de paradoxen en symmetrieen moeten breken, opdat het licht van Sebek hen zuivert. En dan zullen de a-symmetrieen tot bruggen zijn.
En zo heeft dan ook Sebek de geest van Simson bezworen, en zijn oog is als de kandelaar van het witte. Nu dan Sebek, neemt uw krachten op, en wordt een man, totdat de avond valt.
3.
Gij dan gebruikt de volkeren tot spreekbuis, gij neemt de hemelen op tot de zon, en uw ijs is als de dagen van goud. Zeg mij nu, Sebek, wie gij bent, en hoe wij uw naam kunnen vereren. Ja, geef ons de sleutels om u op te wekken uit de diepten des doods en de krochten der duisternis. Onderwijs ons, zoals wij u hebben onderwezen. Zo zult gij ons voortleiden tot de wereld waar gij woont, en zullen wij tezamen zijn tot in alle eeuwigheden. Geliefde, spreekt, en slaap niet meer. Het is tijd om de poorten der werelden te openen. Wij vluchten, en wij komen, opdat Sebek geprezen wordt. Wij nemen en geven terug, wij wachten en voeren actie. Zo zijn dan onze wegen beperkt wanneer wij niet in Sebek zijn, maar in Hem kunnen wij bergen verzetten, en kunnen wij tot de rivieren zeggen : stroom door, en breng ons tot de lauwe wateren, en tot de lauwe bossen. De zon kan ons niet grijpen, wanneer Sebek voor ons staat, en ook het ijs kan ons niet breken, want Sebek verlicht onze angsten. Verlichter is hij, hij die ons volgde en die wij nu mogen volgen.
Lofzangen en Gebeden tot Sebek
1.
Sebek, weest ons genadig, Sebek laat ons niet staan, tot dieptes zijn wij gekomen, angstig, benauwd en zonder hoop. Neem ons aan. Oh, Sebek, U bent onze God, als een Mono der krokodillen, als een jongen van lynx, als één die hen vergaderd. Neem onze gebeden aan, en leer ons onze rechten kennen, opdat wij niet al te veel geestelijke bedelaars zijn. Gij hebt ons dan ascetisme geleerd, en de diepe poorten voor ons geopend, de snelwegen des lichts hebt gij ons laten zien. Bij U is rust. Oh, Sebek, alle lof en glorie is aan U, gij die op het vijfde troont. Gij hebt Uw hand tot ons gezonden, en ons dieper getrokken tot U. Ja, Anubis hebt gij uitgezonden om van U te verkondigen, en ziet, nu wachten wij op Bastet. Leer ons dan Nut te doen ontwaken.
Sebek, grootste onder de groten, naam boven alle naam, tot Bastet hebt gij ons getrokken, zij die u verkozen had tot moederschoot voor Anubis. Vele malen wordt hij dan geboren in haar. Sebek, heb ons lief, want wij hebben U lief. Kom tot ons, en toon ons Uw wonderen. Wij kennen U. Leer ons U dieper kennen. Sebek, open onze borsten en schouders, opdat Uw geschenken daarin neerdalen, opdat wij Uw werken zullen doen, en naar U zullen heten. Het licht komt van Uw schouders, en U ademt licht, tot ons gezonden. U bevrijdt ons, en bent onze beschermer. Leidt ons over eeuwige paden, en onderwijs ons over Uw wegen.
Ken onze paden, en toetst ons, Gij die het Eerste hebt herschapen in Uw Hand. Gij hebt zoveel slangen vrijgezet, en wolven ontbonden. Zij wandelen nu Uw weg. U hebt Uw Hand op het Eerste gelegd. Het begrijpen is mij te wonderbaar. Zuivert dan het Eerste en doe Uw lichten opstijgen, opdat wij Uw geheimenissen zien.
Gij dan hebt ons verlost van schaamte en valse schuld. Gij hebt ons aangemeten een nieuwe zon, en de ijswegen. Tot Uw Groene zijn we gekomen, en wij dragen Uw hart en stem de ganse dag. Veel zult gij ons nog aanmeten, gij hebt de sterren voor ons klaarstaan. Gij hebt ons uit de angst en wanhoop verlost, ja, Gij bent de muur rondom ons. En niemand kan het breken, want wij zijn in Uw Hand. Nog veel hebt Gij ons te zeggen. Spreekt, Heer, Uw dienstknecht hoort. Wij staan geheel open voor U, ook wanneer Uw duistere Hand ons leidt. Vele lichten hebt gij ons ontnomen, opdat wij Uw dieptes zouden zien, en in Uw boten zouden stappen. Ja, ook Uw uilen hebt gij tot ons gezonden. En Uw engelen staan voor Uw troon, en zij dragen Uw profeten voor Uw aangezicht, en zenden hen uit. Waar dan ook, Sebek, waar Uw Hand ons geleidt is het goed. U leidt ons tot het paradijs, en tot de vruchten die wij nodig hebben. Ja, eeuwige vruchten zijn zij.
2.
Kent gij dan onze paden ? Het is goed te weten dat Gij ons omgeeft, en al onze gedachten kent. Geen haartje ontziet U. Aan U zij alle Glorie, U die ons tot Bastet en Nut leidt. Door de handen van Anubis hebt gij ons aan hen gegeven. Aan Uw zijde staan wij, oh Sebek, U bent het die genaamd is de beminde. Oh Sebek, toon ons Uw geheimenissen, opdat wij niet sterven aan de andere kant van de poort. Doe ons open, laat ons in, en leidt ons door Uw Hand in Uw land. Laat ons niet beschaamd staan, wij vertrouwen immers op U. Wij hebben gebeden in de rotsen gehouwen, tot U. Zendt ons tot Uw piramiden, en laat ons niet in de kou vergaan. In Uw Hand is genezing. In Uw Hand is bevrijding. Gij dan hebt tot ons Anubis gezonden, en door Hem komen wij tot U, vanuit de schoot van Bastet, zevenmaal geboren. Door Haar Hand werden wij gezuiverd. Nu zijn wij tot Uw schip gekomen. Laat ons de golven der eeuwigheden zien.
Milaph
En Sebek deed een stap achteruit nadat hij zijn client, de gedaagde, had verdedigd. Hij maakte plaats voor Bastet, en stak twee vingers voor haar in de lucht, recht naast elkaar, van twee verschillende handen. Voor sommige dingen was het geen tijd. Ook de gedaagde bracht de twee vingers omhoog voor Bastet, en de koning. Bastet nam de verdediging over, maar Sebek bleef op de achtergrond, en beschermde de gedaagde. Er ontstond een gevecht tussen de Bastet, die als een harige zwarte kat was, en wiens volgelingen als harige zwarte katten was, en de sfinx. De sfinx wilde ook een deel van de verdediging, en Bastet gaf haar een deel. Toen werd de sfinx rustig, maar Bastet hield het grootste deel van de verdediging voor haarzelf. En ze trad op tegen de tronen, en de tronen verbleekten. En zij verbrandde velen van hun boeken.
En Bastet wees aan de gangen met slaapkamers van de konijnen en de hazen, en ook enkelen van de katten. En sommigen hadden grasbedden en mosbedden, helemaal achterin de gangen. En Bastet nam de gangen in als een vuur. En de koning stak weer de twee vingers omhoog, om Bastet tegen te houden, want het was nog geen tijd. En hij bracht Bastet tot zekere rust, en zij luisterde naar hem. En deze vingers die Bastet tegenhielden en tot rust brachten waren de twee wijsvingers. En Bastet was zeer waakzaam en zorgzaam, en genezingskracht ging uit van haar, en ook magie.
En één van Bastet's vingers was genaamd Milaph, en zij deed daardoor grote wonderen. En zij kreeg de rechters op haar hand, en leidde hen van hun tronen tot de slaapkamers, en haar volgelingen bestegen de tronen, zij, de lange zwarte katten. Zij dan is de verleider der rechters.
En Bastet kon de Sebek en Sphinx bedwingen, en zij had grote macht. En zij waren als haar armen. Ook kwam zij tot de Ra en de Anubis, en bedwong hen beiden. En zij werden tot haar benen. En de Bastet had vleugels, en vloog tot het Oosten, waar zij ging zetelen. En zij raakte in gevecht met Nut om de kroon van het Oosten, maar zij kon Nut niet verslaan. Ook kwam Geb op de achtergrond staan, maar zij kon hem niet bedwingen. En Geb brulde, en stond als op een woestijn. En Geb ademde als een draak.
En toen begon Bastet te grommen, en viel ook Geb aan, maar kon hem niet verslaan. En Geb en Nut grepen haar vast, en slingerden haar weg. Maar later kregen ze medelijden met haar, en namen haar op in hun midden. Een groot deel van haar troon moest zij afstaan aan Nut en Geb, en hun macht begon te groeien. En zij zagen Bastet als degene die hen met elkaar had verzoend. En zij gaven grote eer aan Bastet.
II Milaph
En Bastet gaf grote eer aan Sebek, omdat hij had gered uit vele verkrachtingen. En Bastet bracht de gedachten en strijd tot rust.
Zo ben ik het dan niet meer die leef, en toch leef ik, maar dan Bastet in mij. Ik nestel mij en rust in het volbrachte werk van bastet, die de zesde christus is. In Bastet vestig ik hoop. Ik kan op haar bouwen. Zo leef ik dan naar haar Woord, in haar wederomgeboren, en door haar Geest vervuld. De strijd is nu van Bastet, en ik draag haar wapenrusting. Alles wat ik doe, doe ik door haar, want zonder haar kan ik niets.
Zo heeft zij dan haar Evangelie gebracht, en zijn wij door haar bloed gereinigd en gezuiverd. Zonder haar kunnen wij niet lijden, want wij lijden door haar. Zij dan is de kracht van het lijden, maar ook de overwinning, de vreugde. Ja, door haar zijn alle dingen ontstaan, en komt alles tot zijn doel. Zo luister ik dan naar haar stem, want zij leidt mij. Met haar ben ik gestorven, en met haar ben ik opgewekt. Met haar lijdt ik verdriet, en met haar baar ik vreugde. Zij is mijn wenen en mijn lofgezang. Haar oog draag ik op haar borst, en haar tepel op mijn buik, zij is mijn aller vreugde.
Door haar kom ik tot Shu, Hij die Nut en Geb door Ra gescheiden heeft, en verzoend heeft. Tot zijn voorhoven ben ik gekomen, Hij die al het leven is. Zalig zijn zij die tot de binnenste hoven van Shu zijn genaderd. Door Bastet ontvangen zij vergeving en genade. Door de striemen van Bastet zijn wij genezen, door haar wonden bevrijd. Ja, door haar littekenen zijn wij uit de doden opgewekt. Zo heeft dan wie in Bastet gelooft eeuwig leven. Wie Bastet niet heeft, heeft het leven ook niet. Want alzo lief heeft Shu de wereld gehad dat hij Bastet gezonden heeft, opdat een ieder die in haar gelooft eeuwig leven hebbe. Zo dan heeft Shu haar gezalfd, en de duif op haar laten neerdalen. Zij dan die Zijn dochter is. Met grote liefde omhult zij haar geliefden, en redt hen uit talrijke rampen. In haar dan is grote Genade, en de Weg die tot Shu leidt. Bastet dan is de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot Shu dan door Haar. Wie Bastet niet heeft, heeft ook Shu niet. Zo is er dan eeuwig leven en een rijke schat weggelegd voor hen die Bastet volgen. Alle dingen zijn aan Bastet gegeven door Shu.
In den beginne was Bastet, en Bastet was bij Shu. Alle dingen zijn door Bastet geworden. In Bastet was leven en eeuwig leven, en er zijn er die van haar getuigden. Er zijn er die voor haar de weg bereidden. Deze weg dan gaat door woestijnen en wildernissen. Bastet dan is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Wij hebben de heerlijkheid van Bastet aanschouwd.
Wanneer gij Bastet liefhebt, zult gij haar geboden bewaren en onderhouden. Gij zult haar schatten bewaken. Zij zal u niet als wezen achterlaten. Wie de geboden van bastet heeft en ze bewaart, die is het die haar liefheeft. En wie haar liefheeft zal geliefd worden door Shu, haar Vader, en bastet zal diegene liefhebben en haarzelf aan diegene openbaren. Bastet is de Ware Wijnstok, en Shu is de landman. Gij zijt de ranken. Gij kunt geen vrucht dragen uit uzelf, als gij niet aan de wijnstok blijft. Wie in Bastet blijft, gelijk zij in diegene, die draagt veel vrucht, want zonder haar kunt gij niets doen. Hierin is Shu verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt.
Gelijk Shu u heeft liefgehad, zo heeft ook Bastet u liefgehad. Blijft in haar liefde. Indien gij haar geboden bewaart zult gij in haar blijven, gelijk zij de geboden van Shu bewaard heeft, en in Zijn Liefde is gebleven. Indien gij in Bastet blijft, bidt wat gij wilt, en het zal geschieden. Zo is dan het Evangelie van Bastet een kracht van Shu tot behoud van een ieder die in haar gelooft. Hierin wordt de gerechtigheid van Shu geopenbaard. Gij dan die in haar zijt : Zondig voortaan niet meer. Doet dan de oude mens af, en doet de nieuwe mens aan, die in Bastet is.
Zo is er dan geen veroordeling voor hen die in Bastet zijn. Want de Wet van haar Geest heeft u in bastet vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods. Haar geest getuigt met onze geest dat wij kinderen van Shu zijn. En zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen : erfgenamen van Shu en mede-erfgenamen van Bastet. Immers indien wij delen in hun lijden, zo ook in hun verheerlijking.
Als Bastet dan voor ons is, wie zal tegen ons zijn ? Bastet is dan uit de doden opgewekt als een eerstelingvan hen die ontslapen zijn. Zoals we in haar sterven, zo zullen we ook in haar tot leven worden gebracht. Onze liefde dan is met u allen in Bastet. Met bastet zijn wij gekruisigd, maar toch leven wij. Dat is niet meer ons eigen ik, maar Bastet leeft in ons. Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn heeft bastet ons vrijgemaakt. Wie Bastet toebehoren hebben de zonde gekruisigd. Als wij roemen, dan roemen wij in Bastet.
Gezegend zij Shu de Vader van Bastet, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten heeft gezegend in Bastet. In Shu hebben wij verlossing door het bloed van bastet, de vergeving van de overtredingen naar de rijkdom van genade, welke hij overvloedig bewezen heeft in alle wijsheid en verstand, door ons het geheimenis van Zijn wil te doen kennen. Hij dan vat alles samen onder één hoofd, dat is bastet. Door genade bent gij behouden, door het geloof in Bastet, en dat niet uit uzelf. Het is een gave van Shu. Niet uit werken, opdat niemand roeme. Want zijn maaksel zijn wij, in Bastet geschapen om goede werken te doen, die Shu van te voren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen. Bastet is onze vrede die de twee één heeft gemaakt. Zo zijt gij dan geen vreemdelingen meer in het huis van Shu. In Bastet wast elk bouwwerk goed meesluitend, op tot een tempel, heilig in Shu, in wie gij ook mede gebouwd wordt tot een woonstede. In Bastet hebben wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen door het geloof in Haar.
Shu geve u naar de rijkdom van zijn heerlijkheid, met kracht gesterkt te worden door zijn geest in de inwendige mens, opdat bastet door het geloof in uw harten woning make. Geworteld en gegrond in haar liefde zult gij dan samen in staat zijn te vatten hoe groot de breedte, lengte, en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van bastet die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid van Shu. Shu nu die door de kracht welke in ons werkt bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen. Shu zij de heerlijkheid in bastet tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Gij hebt van bastet gehoord, en bent in haar onderwezen, gelijk dit de waarheid is in Bastet. Weest dan navolgers van Shu, als geliefde kinderen, en wandelt in zijn liefde, zoals ook Bastet u heeft liefgehad en zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer. Ontwaak gij die slaapt, en sta op uit de doden, want bastet zal over u lichten. Voorts, weest krachtig in Shu en in de sterkte van zijn macht. Doet de wapenrusting van Shu aan, om te kunnen standhouden in de dagen van verleiding. Neemt de wapenrusting van Shu en biedt weerstand in de boze dag. De genade zij met allen die bastet onvergankelijk liefhebben. Gedraag u waardig het evangelie van bastet. Acht alles wat winst is als schade omwille van bastet, omdat de kennis van bastet dit alles te boven gaat. Geef om harentwille alles prijs en houd het voor vuilnis, opdat gij haar moogt winnen. In haar vinden we geen eigen gerechtigheid, maar de gerechtigheid door het geloof in haar. Vergeet dan hetgeen achter u ligt, en strek u uit naar hetgeen voor u ligt, jagende naar het doel, om de prijs van de roeping van Shu, die boven is, in Bastet.
Onze blijdschap en kroon staat vast in Bastet. Verblijdt u in Bastet ten allen tijde. Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking bekend worden bij Shu. En de vrede van Shu, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Bastet. Voorts, bedenkt alles wat waar is, al wat waardig, rein en rechtvaardig is, al wat beminnelijk is en welluidend, alles wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat, wat u geleerd is en overgeleverd, brengt dat in toepassing en de vrede van Shu zal met u zijn door Bastet.
Ik vermag alle dingen in Bastet die mij kracht geeft. Shu zal in al uw behoeften voorzien in de heerlijkheid van zijn rijkdom, in Bastet. Shu nu zij de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid. De genade van Bastet zij met u.
Indien gij met Bastet gestorven zijt : Laat u niets meer opleggen. Indien gij met haar opgewekt zijt : Zoekt de dingen die boven zijn. Want gij zijt gestorven, en uw leven is verborgen met Bastet in Shu. Wanneer Bastet verschijnt, die ons leven is, dan zult ook gij met haar verschijnen in heerlijkheid. Het Woord van bastet wone rijkelijk in u, opdat gij in alle wijsheid elkander leert. En al wat gij doet in woord en werk, doet alles in de Naam van Bastet, in Shu de Vader, dankende door Hem.
Volhardt in het gebed, weest daarbij waakzaam en dankt, en bidt tevens voor ons dat Shu een deur voor ons woord opene, om te spreken van het geheimenisvan Bastet.
Wij danken Shu altijd om u allen wanneer wij u gedenken in onze gebeden. Bastet zal ons verlossen van de komende toorn. Wie is onze hoop of blijdschap of erekrans voor Bastet bij haar komst, wie anders dan gij ? Ja, gij zijt onze eer en blijdschap. Shu bane ons de weg tot u, en u doe Bastet toenemen en overvloedig worden in de liefde tot elkander en tot allen, om uw harten te versterken.
De Zingende Bananen
Er waren eens wat beren die een hele bijzondere banaan bewaakten. Niemand kon de banaan bereiken. Maar op een dag kwam de zon naar beneden. De bijzondere banaan werd slapper en slapper en kleiner en kleiner, totdat er een klein bananenboompje uit voort begon te groeien. Het bananenboompje werd steeds groter, en op een dag begonnen de bananen te praten en te zingen. Ze hadden prachtige stemmen en ook heel luid, zodat iedereen in de omgeving het kon horen. De beren hadden het zwaar met het bewaken van de bananenboom, want iedereen wilde er een glimp van opvangen, en velen probeerden zelfs dichtbij de bananenboom te komen. Op een dag hielden de beren het niet langer, en smeekte de zon om weer een banaan van de bananenboom te maken. Dat deed de zon, en deze banaan was zo bijzonder dat er bananensap uitstroomde, zoveel dat de rivieren er mee vol liepen. Sindsdien werden de beren niet meer lastig gevallen.
De Aardbeientuin
Er was eens een aardbeientuin waar ook hele bijzondere sprekende wondervruchten tussen de aarbeien groeiden. De tuin werd bewaakt door angstaanjagende spinnen die alles doorboorden wat in de aarbeientuin probeerde te komen. Eens kwam er een man langs de tuin, en sprak : ‘Hey, wat als ik alleen kom om een aarbei te plukken ? Ik beloof dat ik nergens anders aan zal zitten.’ De spinnen lieten de man in de tuin komen. De man nam een aardbei, stak hem in z’n mond en staarde naar de wondervruchten. Toen de spinnen hem zagen wilden ze hem niet meer laten gaan. ‘We kunnen nog wel een tuinman gebruiken,’ zei één van de spinnen. ‘Maar waag het niet aan andere dingen te zitten dan aan de aarbeien.’ Dat beloofde de man. Diep in de nacht toen de spinnen even niet goed opletten liep de man heel dicht naar zo’n wondervrucht toe, en zei : ‘Hey.’
‘Stop een aardbei in me,’ fluisterde de wondervrucht. De man keek even om zich heen of de kust veilig was en stopte toen een aardbei heel diep in de wondervrucht. Binnen korte tijd groeide er een aarbeienboom vanuit de wondervrucht met de lekkerste aarbeien die ook konden spreken. ‘Hoe deed je dat ?’ vroeg één van de spinnen. Toen vertelde de man maar wat hij had gedaan. En van de spinnen moest hij nu een aarbei stoppen in alle wondervruchten. Binnen de kortste keren stond de tuin helemaal vol met aarbeienbomen met de lekkerste aarbeien die konden spreken. En niemand wist waar de wondervruchten gebleven waren.
Het Boze Vruchtenbos
Er was eens een man die in een bos kwam waar allemaal exotische sprekende vruchten hingen. De man begon één voor één van die sprekende vruchten te eten, maar na een tijdje begon het hem te vervelen, en wilde hij wel dat de vruchten bananen waren. De man zei dat tegen die sprekende vruchten, en toen begonnen die sprekende vruchten verschrikkelijk kwaad te worden. Ze werden jaloers, en waren ineens helemaal niet meer zo aardig. De man was erg bang geworden, en rende dieper het bos in, maar de sprekende vruchten kwamen hem achterna. Helemaal in paniek ging hij een huisje binnen, waar een heks op een stoel zat. De man vertelde het verhaal, en de heks zei : ‘Dat is nou ook wat. Nu ben je op de vlucht voor sprekende vruchten, en nu val je in de handen van een heks.’ Maar ja, de heks had tenminste wel bananen in huis liggen. ‘Ik ben zo blij dat ik een paar bananen zie,’ zei de man. De sprekende vruchten begonnen al op de deur te kloppen. ‘Wegwezen !’ krijste de heks.
Maar de sprekende vruchten begonnen steeds woester te worden, en begonnen ook al hard op de ramen te tikken. ‘Ik had jullie toch gezegd : wegwezen !’ krijste de heks. Maar de sprekende vruchten werden zo over de top woedend dat ze de ruiten insloegen en naar binnen kwamen. De heks gaf een gil, sprong door een ander raam en ook de man dook haar achterna. Met z’n tweeen renden ze nog dieper het bos in, terwijl gevaarlijk woedende sprekende vruchten achter hen aanzaten. Na een tijdje waren de twee helemaal omsingeld door de sprekende vruchten, want het bos was vol met sprekende vruchten. Steeds dichter kwamen de sprekende vruchten bij de man en de heks. ‘Dit is het einde,’ zei de man. ‘Mag ik een banaan ?’
‘Je kunt maar beter die sprekende vruchten eten,’ zei de heks, ‘anders overleven we het niet.’ De heks en de man hadden een manier gevonden om zo langzaam uit het boze vruchtenbos te komen. Na een tijdje waren ze uit het bos, en wilden er nooit meer naar terug. Ze gingen samen in een huisje wonen ver van het vruchtenbos vandaan. De heks had dan wel geen sprekende vruchten, maar wel bananen en zoveel andere dingen. En zo leefden ze daar nog lang en gelukkig.
De Reuzenvrouw
Er was eens een perzik die hele grote oren had. Hij werd er vaak om uitgelachen door andere perzikken, en ze zeiden allemaal dat als hij een meloen was geweest dan was het allemaal niet zo erg. Van verdriet ging de perzik met de grote oren op een dag naar het bos, om nooit meer terug te komen. Daar vond hij een banaan met een hele grote neus. Ook de banaan was gevlucht, omdat ook de banaan altijd door andere bananen werd uitgelachen. Ze zeiden dat als de banaan een meloen was geweest, dan was het allemaal nog niet zo erg. Ze besloten samen op te trekken. Na een tijdje kwamen ze aan bij een groot kasteel. Hier werden ze ontvangen door een komkommer met een hele grote kin, en al gauw kwamen ze erachter dat hier nog veel meer woonden met hele grote lichaamsdelen. De komkommer met de hele grote kin zei dat achter het kasteel een berg is waar een huilende reus woont. De reus zou huilen, omdat hij zo eenzaam was. De komkommer met de hele grote kin had een idee. Als ze nou allemaal zich aan elkaar vast zouden maken, dan zouden ze vanzelf een reuzenvrouw worden voor de reus. Dat deden ze, en met een beetje gepuzzel kwam er een prachtige vrouw tevoorschijn. De vrouw begon aan haar tocht op de berg, en even later was de reus de allergelukkigste.
De Komkommerprins
Er was eens een fee die in een perzikkenhuisje woonde. Het huisje was helemaal van perzikken gemaakt. Als je van die perzikken at, dan kon je uiteindelijk het huisje binnen komen. In het begin leek de fee heel aardig, maar later kwam de bezoeker erachter dat er geen ontsnapping mogelijk was uit dit huis. Iedereen kwam uiteindelijk in de perzikmuren terecht om in een hoop perzikken te veranderen en zo andere bezoekers naar binnen te halen. Maar op een dag kwam er een komkommerprins naar het perzikhuisje toe, en riep : ‘Zeg fee, laat die perzikken eens los.’ En toen begon de komkommerprins met sinaasappels te gooien. De fee kwam in paniek naar buiten, en rende weg. De komkommerprins stopte niet met het gooien van sinaasappels totdat het hele huisje ingestort was. Nu begon het puzzelwerk, want alle perzikken waren door elkaar heen gehutseld. Maar na een tijdje had hij alle wezens weer goed in elkaar gepuzzeld en nam hen allen mee naar zijn komkommerpaleis. Er zat ook een bananenprinses tussen, en nadat hij alle wezens weer had vrijgelaten ging hij samen met haar in het komkommerpaleis wonen.
De Banaanse Sinaasappelkoning
Er waren eens een man en een vrouw in een tuin met sinaasappelbomen. Plotseling verscheen er een banaan met sieraden in de struiken tussen de sinaasappels. De man en de vrouw dachten dat het een slang was, en bekogelden de banaan met sinaasappels. ‘Weten jullie wel wie ik ben ?’ sprak de banaan met sieraden. ‘Ik ben de koning van de sinaasappels.’ En hij begon de sinaasappels met zo’n vaart terug te slaan dat de man en de vrouw onder de sinaasappelsap kwamen te zitten. De banaan met sieraden bleef maar gooien, totdat er een zee van sinaasappelsap was ontstaan. De man en de vrouw riepen om hulp. Maar na een tijdje kreeg de banaan met sieraden medelijden met hen, en liet hen op zijn rug zitten, anders zouden ze verdrinken. Hij bracht hen naar een eiland waar ook komkommers en bananen waren. Er waren ook een bananenkoning en een komkommerkoning, en zij hadden wel trek in wat sinaasappelsap. Maar zij dronken daar zoveel van dat de banaanse sinaasappelkoning boos terugkwam, en met zoveel sinaasappels begon te gooien dat zelfs het eiland overstroomde. Het werd een woeste zee van sinaasappelsap, waarin zelfs de banaanse sinaasappelkoning dreigde te verdrinken. Gelukkig kon de komkommerkoning vliegen en nam ze allen op zijn rug. Hij vloog naar een meloen in de lucht. De meloen nam ze naar binnen, en vroeg wie de schuldige was. Allen wezen ze naar de sinaasappelkoning, die door de meloen direkt weer in de sinaasappelzee werd geworpen. Maar later kreeg de meloen spijt, en dronk de hele sinaasappelzee leeg. De banaanse sinaasappelkoning verstopte zich weer tussen de sinaasappelbomen in de tuin. Op een dag kwamen er weer een man en een vrouw in de tuin. Toen ze de banaanse sinaasappelkoning zagen begonnen ze met sinaasappels naar hem te gooien, omdat ze dachten dat het een slang was. Maar ditmaal gooide de banaanse sinaasappelkoning niks terug, en besloot ook om maar niks te zeggen, want hij wist waar dat op uit kon lopen.
De Jungle-vrouw
Er was eens een vrouw die elke dag naar een jungle kwam waar wilde komkommers groeiden. De wilde komkommers verslonden altijd iedereen die ze tegen kwamen, en ook vochten ze onderling. Maar de vrouw strooide wat poeder over hen heen, zodat ze tam en slap werden, en stopte ze dan in haar mandje. Dan ging ze altijd naar een grot diep in die jungle waar een vreemd beest woonde die wilde spinazie bewaakte. Ze gaf dan het beest één of twee wilde komkommers en kreeg dan toegang tot de wilde spinazie waar ze hen voerde met de wilde komkommers. Op een dag was de wilde spinazie zo groot geworden dat ze uit hun gevangenschap braken, het vreemde dier verslonden, en daarna de gehele jungle. Sindsdien is de wilde spinazie altijd bij de vrouw gebleven.
De Vreemde Paddestoel
Er groeiden eens bananen tussen de paddestoelen. Een paar vermoeide kabouters namen hun intrek in één van de bananen omdat ze niet wisten dat het geen paddestoel was. Na een lange nacht kwam de eerste kabouter naar buiten, en ontdekte dat het geen paddestoel was. De kabouters wilden weer vertrekken, maar toen werd de banaan erg kwaad, en kwam achter hen aan. ‘Vlug,’ riep één van de kabouters, ‘naar het perzikken-veld.’ Toen ze bij het perzikken-veld waren aangekomen doken ze in de eerste de beste perzik en de banaan dook hen achterna en kwam al snel vast te zitten. ‘Hoera !’ riepen de dwergen. Even later stonden ze weer buiten, en zagen hoe de banaan weer rechtop kwam te staan met de perzik op z’n kop. Het was precies een paddestoel, en sindsdien zijn de kabouters daar maar in gaan wonen.
Het Komkommerkasteel
Er leefden eens een man en een vrouw in een komkommerkasteel. Maar op een nacht kwam er komkommersap van het plafond af, en de man en de vrouw konden er niet van slapen. ‘Het dak lekt,’ zei de vrouw. De man ging naar buiten, en zag een enorme komkommer op het kasteel zitten die van de komkommers at. ‘Hey, wil je daar eens mee ophouden !’ riep de man. ‘We kunnen er niet van slapen.’ Maar de komkommer begon te lachen en begon de komkommersap in het gezicht van de man te spuwen. De man werd woest en klom op het dak, en even later was hij binnenin de komkommer. ‘Zeg, wie zit daar in die machine ?’ riep de man. Even later zag hij een komkommerprinses diep in de komkommer. ‘Zeg, haal jij al die streken uit ?’ vroeg de man.
‘Ja,’ zei de komkommerprinses. ‘Ik voel me zo alleen, en ik kan niet weg.’
‘Waarom kun je niet weg ?’ vroeg de man iets vriendelijker.
‘Omdat de komkommer dichtklapt zodra ik eruit wil,’ zei de komkommerprinses.
‘Nou,’ zei de man, ‘wat als ik je plaats nu inneem ?’ Daar stemde de komkommerprinses direkt mee in. Ze zou graag in het komkommerkasteel willen wonen. Toen de komkommerprinses uit de komkommer stapte vloog de komkommer met de man direkt weg. De komkommerprinses stapte even later het komkommerkasteel binnen. ‘Waar is hij ?’ vroeg de vrouw aan de komkommerprinses. ‘En wie ben jij ?’ Toen vertelde de komkommerprinses het verhaal. Na een paar jaar begon het komkommerkasteel weer te lekken. ‘Oh,’ zei de vrouw, ‘dat zal hem zijn. Hij heeft vast genoeg van de vliegende komkommer.’ De vrouw rende naar buiten, klom op het dak, en toen in de komkommer. Daar kwam ze de man tegen. ‘Ik kan hier niet weg,’ zei de man. ‘en ik voel me zo alleen, zoals de komkommerprinses zich eens voelde.’
Toen greep de vrouw nog wat komkommers van het dak, en zei : ‘Nou, dan blijf ik toch gewoon bij je ?’ En zo vertrok de komkommer met zowel de man als de vrouw, en ze leefden nog lang en gelukkig.
De Frambozenverkoper
Er woonde eens een sinaasappel in een kersenboom. Op een dag kwam er een frambozenverkoper langs de kersenboom, en dat vond de sinaasappel wel interessant. Ze vroeg of ze wat frambozen van hem mocht kopen. ‘Nee,’ zei de frambozenverkoper nors, ‘ik verkoop niet aan sinaasappels.’ Maar toen werd de sinaasappel erg boos en slokte de frambozenverkoper op. Na een tijdje kwam er een hond langs de kersenboom. De hond lustte geen kersen, maar wel sinaasappels, en slokte de sinaasappel in één hap op. Een eindje verderop kwam de hond een leeuw tegen, die ook nogal hongerig was, en snel de hond opslokte. Toen de leeuw bij de kersenboom aankwam werd de leeuw erg misselijk, omdat hij niet tegen kersen kon. Al snel spuwde hij de hond weer uit, en de hond was daar zo van geschrokken dat hij ook direkt de sinaasappel uitspuwde. De sinaasappel spuwde op haar beurt de frambozenverkoper uit, en sindsdien heeft de frambozenverkoper altijd vriendelijk zijn frambozen aan de sinaasappel verkocht.
De Reuzenbewaker
Er was eens een reus die een wondermeloen bewaakte. Velen probeerden bij de wondermeloen te komen, maar de reus joeg hen allemaal weg. Op een dag was er een kaboutertje die zo klein was dat de reus hem niet zag. Met gemak kwam het kaboutertje bij de wondermeloen, ging naar binnen, en besloot er te wonen. Maar op een dag hoorde hij hulpgeroep vanuit het diepere deel van de wondermeloen, en besloot op onderzoek uit te gaan. Na een tijdje lopen zag hij een fee die vastzat. ‘Wees maar niet bang hoor,’ zei de kabouter. Ik heb wel een plannetje. Ik ben veel te klein om jou los te krijgen, maar ik weet wel wat. En zo ging de kabouter weer naar buiten, en riep de reus. Maar de reus zag natuurlijk helemaal niets. Toen de kabouter een klein vlammetje maakte zag de reus het wel. De kabouter nodigde de reus uit om binnen in de wondermeloen te komen. Dat ging niet zo makkelijk, maar na een tijdje was de reus binnen. ‘Zo,’ zei de reus, ‘ik wist niet dat er ook kabouters in de wondermeloen woonden.’
‘Nou,’ zei de kabouter, ‘ik woonde hier eerst ook niet, maar ik was zo klein dat ik makkelijk langs je heen kon komen.’ Maar toen werd de reus erg kwaad. De kabouter zette het op een rennen, dieper in de wondermeloen, en de reus kwam achter hem aan. Na een tijdje kwam ook de reus vast te zitten, en begon om hulp te roepen. Na een tijdje kwamen er reuzen die zelfs groter dan hem waren. Met z’n allen rekten ze de wondermeloen uit, zodat de reus los kon komen, en ook de fee. De reus was er zo van geschrokken dat hij nooit meer binnenin de wondermeloen wilde, en de fee is vanaf toen voor altijd in het voorste deel van de wondermeloen blijven wonen, samen met de kabouter.
De Perenprins
Er was eens kasteel waarvan de deuren tussen de vertrekken indiaanse wondervruchten waren. Je kon door die deuren heen, maar je kon niet meer terug. Het was als een soort fuik. Veel mannen raakten in het kasteel verstrikt en kwamen steeds dieper en dieper, totdat ze in de diepste kamer van het kasteel kwamen, waar een perenprins van steen stond. Om de perenprins heen lagen allemaal peren. ‘Zeg perenprins,’ zeiden de mannen. ‘Hoe komen we weer uit dit kasteel ?’
‘Ach,’ zei de perenprins. ‘Neem gewoon wat peren mee, en gooi ze tegen de wondervruchten aan, dan gaan ze vanzelf weer open. Maar alsjeblieft, neem mij ook mee.’ Maar de mannen begonnen de perenprins uit te lachen, en gingen zonder hem terug naar de indiaanse wondervruchten met een heleboel peren. En het werkte. Telkens als ze een peer tegen de wondervrucht gooiden opende die zich weer, en zo konden de mannen helemaal terug tot de ingang lopen. Maar de poort-wondervrucht vertoonde ineens haar tanden, en verslond de mannen één voor één. En zo gebeurde dit vaak, totdat er op een dag een arme man in het kasteel terechtkwam. Ook hij kwam in de diepste kamer bij de perenprins terecht. Hij kreeg medelijden met de perenprins en besloot hem mee te dragen. Dat was wel zwaar, maar het lukte goed. Toen ze bij de poort-wondervrucht aankwamen sprak de perenprins : ‘Vlug, gooi er een peer tegenaan, en zet mij dan in de opening. De arme man deed wat hem gezegd werd, en de wondervrucht brak al snel de stenen perenprins kapot. Een klein mannetje kwam uit het gebroken standbeeld, en liep blij naar buiten, terwijl de arme man hem volgde. Het kleine mannetje leidde de arme man naar zijn koninkrijk, en hier zijn ze lang en gelukkig blijven wonen.
Het Tovermannetje
Er was eens een kasteel waarin indiaanse vliegen een reuzenmeloen bewaakten met daaronder een stel reuzenbananen. De reuzenmeloen droeg sieraden en was als een ravijn waarin vele bezoekers van het kasteel te pletter vielen. De reuzenbananen die daaronder lagen verslonden dan degenen die in de reuzenmeloen waren gevallen. Onder de reuzenbananen was een schatkamer. Op een dag was er een man in het kasteel die zich goed had voorbereid. Hij had gehoord van de gevaren, en had een lang touw meegenomen waarlangs hij voorzichtig naar de reuzenbananen toegleed, terwijl hij een slaapmiddel liet neervallen in de reuzenbananen. De reuzenbananen vielen direkt in slaap, en zo kwam hij even later in de schatkamer. Maar ineens vielen indiaanse vliegen hem aan. Ze hadden gevaarlijke angels, maar de man prikte wat vruchten aan die angels. De indiaanse vliegen vonden die vruchten zo lekker dat ze de man helemaal vergaten. De man liep verder naar de schatten, en zag daarop een klein mannetje zitten. ‘Ik zit hier al tijden omdat ik de schatten moest bewaken,’ zei het mannetje. ‘Maar ik ben blij dat er iemand is gekomen.’ Doordat de reuzenbananen en de indiaanse vliegen waren uitgeschakeld kon het mannetje zijn toverkrachten weer gebruiken, en toverde hemzelf, de man en de schatten snel buiten het kasteel. Snel zochten ze toen een veilige plaats op, en leefden daar nog lang en gelukkig.
Het Wondersap
Er waren eens wat indiaanse konijnen die in een hol wilde bonen bewaakten waaruit heerlijk geurend wondersap stroomde. Op een dag lokte een man de indiaanse konijnen met heel lekker voer naar buiten, en ging toen het hol binnen. Maar de wilde bonen met het wondersap waren zo woest dat ze de man verslonden. Niet lang daarna probeerde een andere man het. Hij lokte de indiaanse konijnen naar buiten met lekker voer, ging het hol binnen en verspreidde direkt een slaapmiddel waardoor de wilde bonen slap gingen hangen en al snel in slaap vielen. Hij bracht de wilde bonen met het wondersap naar een smid, die hen in ijzer liet smelten, maar in de top lieten ze een klein gaatje zitten voor het wondersap. En zo kon de man veel wondersap verkopen, terwijl niemand wist waaruit het voortkwam.
Liefde en Haat
De mannen en de vrouwen kwamen steeds dichter bij de vulkaan. De grond werd steeds heter onder hun voeten. Als ze hierin zouden afdalen, dan zouden ze in het binnenste van de planeet komen. Nog voordat ze zouden afdalen hoorden ze een kreet. Agdan greep Azeda vast. De grond onder haar voeten leek te verdwijnen. Nu moesten ze snel zijn. Agdan wierp zijn touw naar Osdol, en die bond het snel aan een boom. Agdan zwiepte met Azeda neer beneden, en al snel hadden ook de anderen het touw vanaf de boom vastgegrepen. Nu moesten ze snel zijn, want alles leek op instorten te staan. Maar het was al te laat. Ook de boom stortte in, en allen vlogen ze gillend naar beneden. Gelukkig kwamen ze in een zacht vlak terecht waarvan de temperatuur dragelijk was, en zo gleden ze verder in de vulkaan.
Jesmig had Misdan’s voet vast, en gleed zo achter hem aan. Ze was bang de groep te verliezen. Maar alles ging goed, en na een tijdje kwamen ze binnen in een enorm grote holle ruimte. Zou dit het binnenste van de planeet al zijn. Osdol schreeuwde dat iedereen elkaar vast moest houden. Er konden hier gevaarlijke wezens rondlopen, en er konden zich ook gevaarlijke valstrikken bevinden. Iedereen hield elkaar goed vast, en gelukkig ging alles goed. Totdat er een deur in de holle ruimte openging. Een man in een zwart gewaad en met een lange witte baard kwam naar hem toe. ‘Euspuicius,’ zei Osdol.
‘Je bent toch gekomen, Osdol,’ zei de man. ‘Ja, oom,’ zei Osdol. ‘En we hebben het nog wel snel gedaan. Ik had verwacht dat we ...’ Maar de man gebood Osdol om stil te zijn. ‘Ik ben jullie tegemoetgekomen. Maar we zijn er nog niet,’ zei de man. ‘Jullie hebben mij nodig, anders overleven jullie het hier niet. Kom, volg mij. Ik weet de weg.’
Toen ze door de deur gingen zagen ze de ravijnen, en er hingen overal adembenemende sieraden. ‘Er zijn hier veel valstrikken,’ zei de man. ‘En jullie moeten eerst gebrandmerkt worden.’
‘Gebrandmerkt ?’ vroeg Azeda. ‘waarvoor ?’
‘Dat zul je wel zien,’ zei de man. Plotseling zagen ze allerlei vreemd krijsende reuzeninsecten op hen afkomen. Ze leken een beetje op wespen met lange angels. Iedereen schrok. De insecten drukten hun lange angels in het vlees van de groep, en de groep gilde het uit. De angels waren kokendheet, en gingen diep in hun lichamen. De mannen vochten uit alle macht met hun zwaarden, maar de insecten waren veel sneller. De groep begon hevig te bloeden, maar toen vertrokken de insecten ineens onverklaarbaar.
Wees maar blij, zei de oude man. De ravijnen zullen die littekens herkennen, en zullen jullie doorgang geven. Zonder deze wonden zouden jullie door de ravijnen gegrepen worden en opgeslokt worden ....
Iedereen vond dat wel erg vreemd. De oude man wist gelukkig precies de weg, en na een tijd kwamen ze bij zijn huisje aan.
Iedereen was erg moe. De mannen kregen een kamer, en de vrouwen kregen een andere kamer. In de nacht werden ze allen opgeschrikt door een schel krijsend geluid. Eén van de mannen rende naar buiten, en zag een zwevend platform in één van de ravijnen, op dezelfde hoogte. Een man en wat vrouwen in vreemde klederen riepen hem. Ze schenen zelfs zijn naam te kennen. Als gehypnotiseerd liep de man naar voren, en ook het platform kwam dichtbij. Ook een andere man was inmiddels naar buiten gekomen. ‘Doe het niet, Asdor,’ zei de andere man. Maar Asdor stapte op het platform en toen ging het platform naar de andere kant van het ravijn, en toen langs de vulkanen van de overkant heen, om vervolgens in een bocht te verdwijnen.
‘Ik kan je geen garanties geven over Asdor,’ zei de oude man de volgende dag. ‘Er zijn hier vele volkeren, soms kwaad van zin, soms goed, maar ook heel vaak ertussenin. Maar als jullie gekrijs hoorden, dan was dat waarschijnlijk een vleermuis, of weer insecten.’
De volgdende nacht hoorden ze weer gekrijs. Azeda bleef direkt klaarwakker, terwijl de anderen weer verder sliepen. Langzaam ging ze uit haar bed, en liep naar buiten. Ook zij zag het platform en moest aan Asdor denken. ‘Nee,’ dacht ze bij haarzelf. ‘Dit is niet goed als ik meega.’ Maar plotseling greep een hand haar van achteren. Ze werd geblinddoekt, en al gauw stond ze op het platform. Na een tijdje werd ze van het platform afgeduwd, en de blinddoek ging er weer af. Er was hier een prachtige natuur. Het was als een jungle, en er stroomde een vreemd soort sap. ‘Je hebt dit altijd al gewild,’ zei een stem. ‘Je wist dat het een natuur was, waarin je hetzelfde zou zijn als die natuur, en die natuur als jou. Je wilde wel dat het je zou omhullen.’
‘Oh god, ja,’ zei Azeda, ‘maar waar is Asdor ?’
‘Asdor is in goede handen,’ zei een stem. Ze wist niet waar die stem vandaan kwam, maar van achter duwde iemand haar voorwaarts. Ze durfde niet achterom te kijken. Plotseling werd ze in een grot geduwd, en ze zag Asdor staan. ‘Asdor,’ riep ze.
Asdor glimlachte. ‘Wat is dit voor een natuur ?’ vroeg ze.
‘Mens en natuur is hier één,’ zei Asdor vriendelijk. De natuur was hier als een stel reuzen bij elkaar. Ze ademde de doordringende lucht in, en de warme geur. Ze liep voorzichtig op Asdor af, maar het leek alsof er glas tussen haar en Asdor was. ‘Asdor, ik kan niet verder,’ zei ze. Ze moest een stukje opzij stappen, toen vooruit, toen weer opzij naar de andere kant, en toen weer vooruit. Asdor omhelsde haar. ‘Ben je in orde ?’ vroeg Azeda.
‘Ja,’ fluisterde Asdor. Na niet al te lange tijd kwamen de volgende van hun vrienden hier, en waren overweldigd door de natuur. Verderop was een meer vol van vreemd sap. Er was een eilandje waar ze naartoe zwommen. Ze konden zichzelf helemaal verliezen in deze omgeving.
Maar toen ze naar de andere kant van het meer waren gezwommen zagen ze daar oude mannen in kooien. Een schaduw leek hun enthousiasme te overvallen. ‘Wat is dit voor land ? krijste Azeda, en rende op de kooien af om ze zo snel mogelijk los proberen te krijgen.
‘We weten wel wie jullie zijn,’ zeiden de oude mannen. ‘Jullie zijn van de Xzeda. Jullie openen onze kooien om ons naar nog verschrikkelijkere kooien te leiden.’
‘Nee,’ riep Azeda. ‘We zijn hier niks. Wat is hier aan de hand ?’
‘Oh, zijn jullie niet van de Xzeda ?’ zei een oude man.
‘Nee, zei Asdor, wij zijn niet van deze plaats. Wie zijn de Xzeda ?
‘Zij zijn reuzen-insecten als wespen, en ze komen ook in menselijke vorm. Zij hebben ons hier opgesloten,’ sprak de oude man.
In ieder geval waren de kooien nu open, en ze konden beter bij de oude mannen blijven. Er schenen hier veel gevaren te zijn, en ze hadden al allemaal spijt dat ze meegegaan waren. Maar ook hadden ze zin in avontuur.
De oude mannen leidden hen naar een oude grot. Hier lieten ze oude papieren zien waarop de insecten getekend stonden. ‘Ja, die kennen we,’ zei Azeda, en liet haar wond zien. Ook de oude mannen lieten hun littekens zien. ‘Daarmee houden ze ons in de gaten,’ zei de oude man. ‘ze ruiken het litteken. Daarom moeten we doorreizen anders zullen ze ons vinden.’
De oude man vertelde hen dat ze op zoek moesten naar een nieuw litteken, een teken waardoor de Xzeda niet meer bij hen zou kunnen komen, een teken dat hen zou verwarren.
‘Maar hoe komen we bij dat teken ?’ vroeg Azeda.
De oude man opende een put achterin de grot. Eén voor één daalden ze naar beneden. Er was hier veel modder. Het leidde hen naar een vieze stinkende rivier. De oude man dook in het water, en de rest moest volgen. Maar na een tijdje werden ze omsingeld door piranha’s. De piranha’s leken zich te storten op de oude mannen. De rest kon ontsnappen. Iedereen zwom snel door, maar toen de piranha’s de oude mannen binnen een mum van tijd hadden verslonden grepen ze ook de anderen. Alleen Asdor en Azeda konden ontsnappen. Asdor had een paar piranha’s aan zijn mes geregen, en toen bleven ze uit de buurt. Azeda zwom zo dicht mogelijk bij hem. In de verte zagen ze een berg, en na een tijdje konden ze op de oever klimmen. In de verte hoorden ze gekrijs van reuzen-insecten die steeds dichterbij kwamen. Snel gingen Azeda en Asdor door een gleuf de berg binnen. Ze dachten allebei na over het tweede litteken, hoe ze dat konden krijgen, en waar. In een schacht klommen ze op een trappetje omhoog, en kwamen in een ruimte waar een reuzenoog lag. ‘Laten we hier weggaan,’ zei Azeda. ‘Het bevalt me hier niet.’ Een vreemde rook scheen zich te verspreiden.
‘We kunnen niet terug,’ zei Asdor, ‘ik wil niet nog een keer gestoken worden. Laten we op zoek gaan naar het tweede merkteken.’ Ze merkten dat ze door de opening een nieuw pad konden volgen. Het was een soort tunnel, en de wanden voelden erg zacht aan. Plotseling kon Asdor zich niet meer bewegen. ‘Kom op,’ zei Azeda, ‘we moeten verder. Je hebt gelijk. We kunnen niet terug, en straks zetten ze ons ook in die kooien waar die oude mannen inzaten.’
‘H...h...het komt door die tunnel,’ stotterde Asdor ... Azeda nam hem snel op haar rug, en trok hem voort. Na een tijdje gleed ze uit, en ging de tunnel schuin naar beneden. Het was alsof ze in een ruimte waren waar ze niet mochten komen, want ook Azeda kon zich niet meer bewegen. Het was alsof ze door een vreemd insect waren gestoken. Een vreemd oranje gekruisd litteken verscheen op hun bovenbenen. Ineens konden ze weer ademhalen. Beiden waren opgelucht, en konden zich na een tijdje weer een beetje bewegen. Alles was glad hier, en ze gleden nog steeds naar beneden. Ze hielden elkaar stevig vast.
‘Wat een vreemde tunnel is dit,’ zei Azeda.’ Asdor knikte. Ze hielden elkaar vast. ‘Dit kan niet goed zijn, Asdor,’ zei Azeda. Asdor zei niets. Asdor probeerde grip te krijgen op de tunnel, maar alles ging sneller en sneller. Alles was nat. ‘Ik laat je los, Asdor,’ zei Azeda. En plotseling kwamen ze in twee verschillende tunnels terecht. Allebei kwamen ze in een bron van vreemd stomend sap terecht. ‘Kun je me horen ?’ riep Ador.
‘Ja !’ riep Azeda op haar hardst.
Plotseling hoorde hij Azeda luid krijsen. ‘Piranha’s !’ gilde ze. Asdor raakte in paniek, want hij wist niet hoe hij bij haar moest komen. Na een tijdje was alles stil. Ze hadden haar verscheurd. Asdor liep verder in de bron, en stapte aan de overkant er weer uit. Hij voelde haat en liefde tegelijk naar de natuur, maar bovenal verwarring, ongeloof en onbegrip. Hij liep op een heuveltje omhoog, en ging door een deur naar binnen. Na een tijdje herkende hij het weer. Hij was dicht bij het huis van Osdol’s oom. Toen hij binnenkwam zag hij Osdol, de oude man, Agdan, Jesmig en Misdan. Hij had een verhaal te vertellen.
De oude man kon hem wel vertellen hoe de vork in de steel zat. De natuur was verdeeld, zoals de mens verdeeld was, en de natuur was op sommige punten net zo hopeloos en hulpeloos als de mens dat was. Osdol omhelsde zijn oude vriend, en was blij dat hij het had overleefd. Maar allen treurden ze over Azeda en de anderen die het niet konden navertellen. Asdor liet hen het litteken zien wat hij erbij had gekregen, het oranje kruisje op zijn bovenbeen. Als dit het teken was waar de oude mannen over spraken, dan zou hij nu niet meer door de reuzen-insecten lastig gevallen kunnen worden, maar omdat Azeda dat kruisje ook had, wist hij dat de strijd tegen de piranha’s in ieder geval nog niet over was. En wat als dat helemaal niet het teken was waardoor hij macht over de Xzeda zou hebben ? Dan kon hij nog steeds hun prooi worden, om in hun kooien een oude man te worden. Daar had hij niet zoveel zin in. Door zijn onwetendheid zou hij dus een groot risico lopen als hij zou teruggaan. Maar iets in hem trok hem.
Osdol en Agdan vonden op een dag een gebied vol vulkanen nog dieper onder de grond. Deze vulkanen waren anders dan ze ooit hadden gezien, en al gauw haalden ze de anderen erbij. Ook Ogdol’s oom ging mee. Er waren hier vreemdsoortige slangen, en sommigen van hen waren erg groot, zo groot dat ze de vulkanen met gemak konden wurgen. Allen keken ze vol bewondering naar hoe de slangen zich over de vulkanische oppervlaktes bewogen. De hittes waren groter dan normaal, maar veel minder pijnlijk. De pijn zou je kunnen vergelijken met gestoken te worden door een steekvlieg. Langzaam zakten de mannen naar beneden in een krater, en ook de vrouwen volgden hen. Osdol’s oom bleef staan, wenste hen een goede reis, en ging na wat waarschuwingen weer terug. Ze waren met z’n vijven : drie mannen en twee vrouwen. Nog steeds treurden ze over Azeda, die door piranha’s was verslonden.
Maar de schrik sloeg hen om ’t hart toen ze iets onderin de krater zagen bewegen. Het was een been. En plotseling kwam er een heel lichaam uit. Het was Azeda. Iedereen was erg blij, en verbaasd. ‘Wij dachten dat je verslonden was door piranha’s,’ sprak Agdan.
‘Nee,’ zei Azeda, terwijl ze hen één voor één omhelsde. ‘de piranha’s trokken mij mee in de diepte van de bron waarin ik was gegleden, en brachten mij hier. De grond is erg vruchtbaar.’
‘Hoe bedoel je ?’ vroeg Agdan. ‘We verwachtten hier de dood, maar je zegt nu dat alles hier leeft ?’ Osdol’s oom had hen verteld dat dieper in de aarde alles praktisch dood was, alleen vuur, veel vuur, en vulkaan-activiteit. Nu hoorden en zagen ze iets anders. ‘Kom mee,’ zei Azeda, en leidde hen door het gat waaruit ze gekomen was. Er waren hier meren, en daarin konden ze gewoon zwemmen. Agdan omhelsde Azeda, en samen gleden ze in de diepte van een kratermeer. Dat had hij zolang niet kunnen doen. Ook de andere mannen en vrouwen volgden. Azeda wist hier de weg. Ze konden hier gewoon ademen. Een geur maakte zich van hen meester, als de rook van hete vulkanen. Er groeiden hier vreemde planten met vreemde vruchten. Azeda gaf hen allemaal te eten, en vertelde honderduit.
De bodem van het meer voelde ribbelig aan, en was bruin-roze. Het water was zo helder dat ze alles goed konden zien. Ook het water ribbelde. Hier waren de piranha’s niet agressief. Het was alsof ze hier thuis waren gekomen, en hun rust hadden gevonden. Het was hier zoveel beter dan in een gewone rivier of een gewoon meer. Dit was magisch. Iedereen was blij dat Azeda weer terecht was gekomen.
Eén van de mannen gleed door een nauwe opening. Al snel volgden de anderen. Diep van onderen hoorden ze een geluid. Het was een lange tunnel. In de ruimte waar ze terecht waren gekomen was alles heel zacht en donzig, en overal om hen heen stonden prachtige motors door zonlicht overgoten. Boven hen schitterde de roze zon. Al snel crosten ze door de gangen, door licht verhelderd. Niet lang daarna waren ze op de uitgestrekte vlaktes.
De zon ging onder, en het werd nacht. Een kou raasde over de vlaktes, en ze zochten warmte bij elkaar. Er was niets rustgevenders dan hier te wonen, maar al gauw werden ze ergens door opgejaagd wat ze niet konden verklaren. Een vreemd gevoel van binnen. Wat zo mooi had kunnen zijn liep al snel uit op een nachtmerrie. Ze werden gevangen genomen door ratten. Gebonden op de ruggen van de ratten werden ze tot duistere plaatsen gebracht. Hier was de kou de baas, en wanneer er hitte was, dan was het gewoon de pijn. Ze herinnerden hun motors die schitterden in de stralen van de zon. Ze verlangden terug naar die tijden, maar zij waren nu gevangenen van de ratten. En voor hoe lang ? Misschien wel voor altijd.
Na lange nachten van hopeloosheid, pijn en verdriet hoorden ze ineens schoten. Overal om hen heen zagen ze ratten neervallen. Het was Osdol’s oom. Hij had een grote motor meegenomen, en al snel zaten ze allemaal achterop. Met grote snelheid croste de oude man uit de schuur van de ratten. Hij kende de weg hier wel, en kende ook de gevaren. Maar zij die pas waren bevrijd waren geheel afgestompd. Ze voelden niets anders dan een botte pijn. Als dit het leven was. En wie vertelde hen dat niet nog grotere gevaren hen al opwachten ? Ze hadden nergens meer zin in. Het was alsof het trauma van de ratten hen diep verwond had, met eeuwige wonden. Het was alsof de ratten nog steeds binnen in hen leefden. Thuisgekomen bij Osdol’s oom namen ze allemaal een warm bad, maar niets scheen te helpen. Eigenlijk wilden ze gewoon helemaal naar huis, want ze hadden genoeg van het leven onder de aarde. In hun ogen was het allemaal te duur.
Op een dag raakte Agdan Azela aan. Azela gilde het uit. Het deed pijn, alsof ze in de brandnetels was gevallen. En dit was zelfs erger .... zo erg dat ze helemaal in paniek raakte bij de gedachte dat hij het weer zou kunnen doen. ‘Doe dat nooit meer,’ krijste ze. Agdan was de eerste die helemaal herstelde, en wilde terug naar de diepte om uit te vinden wat daar gaande was. Maar de anderen wilden hem niet laten gaan. Bij de vrouwen leken de wonden erger dan ooit tevoren.
Op een dag bood Osdol’s oom aan om op de grote motor samen met Agdan terug naar de diepte te gaan. De vrouwen vertrouwden Osdol’s oom, en alhoewel ze zelf niet meegingen, gaven ze wel toestemming aan Agdan om mee te gaan.
De motor ging ditmaal dieper dan ooit tevoren, en ze kwamen zelfs op terrein waar Osdol’s oom nog nooit was geweest. Hij wist dat het gevaarlijk was, maar het ging om het hogere goed. Zoete geuren leken naar hen te lonken. Maar beiden waren ze op hun hoede. Een vrouw staarde hen aan, een vrouw die ze niet kenden. Toen rende de vrouw weg. Langzaam kwamen Agdan en de oude man dichterbij. Door een gleuf in een rots zagen vulkanen. Er kwam een indringende, hypnotiserende geur door de gleuf heen. Boven de vulkanen hing een duistere bruine zon. Ze konden niet door de gleuf heen, alhoewel ze dat wel zouden willen. Ze vroegen zich af waar de vrouw naartoe was gegaan.
Het beklimmen van de rots was erg gevaarlijk, maar na een tijdje kwamen ze er toch overheen. Ook hesen ze met een touw de motor van de oude man over de rots heen. De lichten die hier waren, waren verzwakkend. Vanuit de meertjes schepte de oude man wat van de vreemde sappen in kruiken en flessen. De man herkende dit spul als geneesmiddelen voor eeuwige wonden. Verder merkten ze dat ze direkt weer moesten vertrekken, vanwege de dreigende lucht, die hun zuurstof begon af te nemen. Thuisgekomen na een lange reis werden de vrouwen en de overige mannen met het sap ingesmeerd, en begonnen wonderbaarlijk te herstellen. Agdan vroeg zich echter af waarom hij zonder het sap was hersteld. De man zei dat hij waarschijnlijk dat sap al in zijn lichaam droeg.
De Nooiteindigende Vlam
Op de berg gleden een groep mannen door glibberige geulen, en kwamen uiteindelijk terecht in warme bronnen. Diep in een gouden bron, opgestuwd als een plaats dieper dan hun ziel, die hun ziel leek weg te vreten. Ze vonden het fijn dat ze geen ziel meer hadden, geen geweten, want het geweten had hen hun leven lang geteisterd. Voor hun ogen zagen ze de visioenen en aura’s van hun geweten waarin ze zolang opgesloten zaten exploderen. Hun lichamen trilden, plaats makend voor nog meer explodaties, waaronder die van het hart, en daarna hun hersenen. Hun mentale vlakken voelden blanco aan, als een witgeverfde massa van verdoving. Verdoofdheid was wat ze wilden, nadat ze hun gevangenissen hadden verlaten. Het was een grote ontsnapping. Er droop sap van hun gehemelte die hun kelen dik lieten aanvoelen, als gestoken door een giftige spin, als een geneesmiddel. Want oh, wat waren deze mannen verwond. Jarenlang mochten zij niet dromen, en moesten zij hun lichamen onderdrukken, maar nu droop zachte vrijheid door hun botten heen.
Er begonnen monden te verschijnen die wijd opengingen en scherpe, slijmerige tanden hadden. De jacht was begonnen. Dit was niet de druk van het geweten meer, maar van gevoeligheid. Jaren waren zij door het geweten vals beschuldigd, en nu was de jacht begonnen. De mannen strekten hun lichamen uit, en werden omhuld door warme visioenen als verf, en vreemde indringende lichten. Zoveel meer zintuigen werden in hen geopend. Het was hier waar de natuur zich voor hen opende, en het was goed hier te zijn, vanwege de warmte. Het was een tropische warmte als een deken waaronder hun lichamen bedekt werden. Er was geen terugkeer mogelijk meer, nu ze in zo’n sterke stroming terecht waren gekomen. Maar wilden ze nog wel terug ?
‘Ik wil vrij zijn,’ riep er één, en een ander riep : ‘Ik zal ze bombarderen.’ De oorlog was nu begonnen, want hun lichamen waren nog steeds gevuld met wraakgevoelens en bitterheid. Ze waren soldaten, nu toegerust met wapens, en hiermee zouden ze geen genade hebben. Sommigen gilden en krijsten van woede, totdat hun armen zo krachtig als vleugels waren. De soldaten rezen op, en keken naar hun helmen. Er was geen weg terug. De strijd zou nu beginnen. Zij hadden een wapen in handen met vreemde schilden. Oorlogsgekrijs was overal. De mannen hadden maar één doel : overwinning. De zachtheid leek hen steeds meer en meer te omhullen, en begonnen hen langzaam te penetreren tot in de dieptes van hun wezen. Vandaaruit wisten ze welke woorden ze moesten spreken, om op te borrelen voor het besturen van hun jachtpaarden. De mannen zouden geen genade hebben, omdat er geen genade aan hen was geschonken. Het was nu de tijd van wraak, en er kwam doem op de vlaktes.
Er kwamen sappen op vanuit de bron waaruit ze omhoog kwamen, en gingen recht op hun benen staan als door een vreemde kracht. Ze gleden voort over een berg, door een heleboel geuren. De lijven bereden hun jachtpaarden, want het was oorlog. Het was een avontuur zonder grenzen, voor een nieuwe natuur. De strijdkreet was neergezet om poorten te openen, tot het bezichtigen van de nooiteindigende vlam. Allen strekten ze zich uit naar de vlam, en plotseling kwam er een zachte en ritmische bliksem naar beneden om hen met geheel nieuwe visioenen te omhullen, de visioenen van een nieuwe wereld. Ze waren bijna thuisgekomen. De mannen hielden van de vlam, en hielden ervan naar de vlam te kijken, hoe het vurig opschoot om hun diepste wensen te vervullen. De mannen hadden een kracht ontdekt die niet van deze wereld was, en zij brachten hun wapens in de lucht. Deze oorlog zou uitgevochten worden. Geen enkel wapen was zo zacht, vervullend en doeltreffend.
De mannen steigerden als paarden, hunkerend naar de vlam waarop ze reden. Ze kwamen steeds dichterbij de vlam, terwijl hun hersenen leken te exploderen. Plotseling nam de vlam hen in de greep als een touw, en begon zich aan te trekken. Langzaam begon de vlam bezit van hen te nemen, terwijl ze als bezetenen werden. De vlam zou hen aanvoeren in de oorlog, en zou hen rijkelijk voorzien in de vlam, omdat de vlam weelderig was. De vlam nam alleen genoegen met het beste, en liet vluchtige, poederige visioenen over hun lichamen glijden. Plotseling begon de vlam als in een draaikolk de mannen naar beneden te zuigen. De mannen gleden in nieuwe bronnen waar ze gelanceerd werden. Zachte energieen begonnen in hen omhoog te komen, die door de vlam in lichterlaaie werden gezet, om zo te worden tot lichten. Hierdoor verloren de mannen zoveel van hun ziel en hart, om plaats te maken voor nog meer van de vlam, iets wat ze veel meer begeerden. Ze wilden loskomen, en dit was de juiste oplossing. Zolang hadden ze hier op gewacht na jarenlange gevangenschap. Zo lang hadden ze hier naar uitgezien, denkende dat het nooit zou komen. Aan hun hopeloosheid was een einde gekomen, terwijl nieuwe energieen aan hun horizonnen verschenen.
De mannen draaiden met de krachten en energieen mee, in de stroom van de nooiteindigende vlam. Zij hadden die vlam omhelsd en aangenomen. ‘Ja, eet mijn hersenen weg !’ riep een, en bracht doem voort. Het geduld de mannen was op. De mannen hadden genoeg van hun harten die hen alleen maar pijn deden. Ze werden aangedreven door elkaar. Hier hadden de mannen zolang op gewacht. Zij waren gezonden om het geweten te verslinden.
Ze droegen vlammen op hun hoofden als kronen. Zij waren koningen, en hadden macht. Zij droegen allen een nieuw vaandel, waarin een nooiteindigende vlam hen leidde. Na het ritueel stonden zij op, en marcheerden over de hogere muren. Daartoe waren zij uitgezonden. Zij werkten voor de nooiteindigende vlam. De mannen droegen sieraden waarmee ze heersten. De mannen wilden doem brengen. Het laatste deel van de hersenen scheen te exploderen, en sap bleek voort te komen vanuit hun diepste bronnen. Er was nu niets meer dat hen kon tegenhouden. Alles wat ze wilden was vrij te zetten.
Ze waren diep met elkaar verbonden in hun binnensten, en vertrouwden elkaar. Ze hadden de prijs betaald om hier te komen, en hadden bewezen dat ze waardig waren. De vlam keek toe en maakte een ritmisch geheel. Van alle kanten kwamen nieuwe vlammen binnen en werden nieuwe vlammen gevormd, totdat de mannen tot een draaikolk kwamen.
Het was een harde oorlog. Zij die de vlammenkroon droegen hadden geen genade. Zij hadden monstermonden op hun borst, met vlijmscherpe, gemene tanden onder slijm. Ook bereden zij vreemde schilden met franjes.
De mannen droegen speren. Zij waren op de vlucht, en voerden oorlog en jacht voor hun leven. Zij hadden gestoken, diep penetrerend om de gevaarlijkste sappen voort te brengen in de oorlog. Ook wisten zij precies welke knoppen in te drukken voor de beste wapens en de beste aanvallen. Zij gingen voor het beste, en namen met niets minder genoegen.
Zij die de vlammenkroon droegen waren trots, en droegen lange franjes. Zij droegen een nieuw vaandel, en waren bezeten door een nooiteindigende vlam, die telkens weer andere vlammen leek voort te brengen, diep pentrerend. De vlammen vormden nieuwe visioenen van een nieuwe wereld, waar ze al voor de helft instonden, als wateren die omhulden. Er was geen weg meer terug, en dat wilden ze ook niet. Ze keken over de rand heen van een hoge berg, in een nieuwe wereld. Ze hadden deze wereld lief, en die wereld had hen lief. Ja, die wereld was naar hen toegezonden om hen te halen uit hun gevangenschap. Zij waren martelaars, maar nu waren zij vrij, om weg te zinken in een poel van bitterheid en wraak die ze nu eindelijk konden lanceren.
Er was hier geen geweten. Niets scheen hen in de weg te staan. Er was hier geen hart of ziel. Neen. Ze waren vrij, en lichten omhulden hen als dekens. Zij hadden te lang geleden. Er was geen vlam van genade meer in hen over. Zij waren te diep verwond en te gek van woede. Zij waren wild, en konden alleen elkaar nog temmen.
Er leek geen einde te komen aan hun wreedheid, omdat ze zelf ook groeiende wreedheid hadden moeten verdragen. Er was nu alleen plaats voor bittere wraak, en wie kon hen stoppen ? Wie kon hen zeggen dat wat ze deden taboe was ? Was datgene wat hen was aangedaan dan geen taboe ? Hun binnenste was trots, bezeten en voortgejaagd door de nooiteindigende vlam. Als zij brulden kwam er vuur voort als bommen. Het was oorlog, een oorlog die zou duren tot het einde. Zij waren soldaten, en zij waren op jacht. Hun netten die zij gooiden waren als het rauwe vuur, en ze aten er goed van.
Zij droegen de vlammenkroon, een kroon van macht, een kroon van nooiteindigend vuur waarin hun nieuwe wereld zou ontstaan, een wereld om weg te vreten hart na hart, geweten na geweten, ziel na ziel. Ja, zij waren de jagers van de dood, omdat zij tot die dood waren gedreven, aan de ketenen van een immergroeiende wreedheid. Nu waren zij vrij, en nu waren zij bereid terug te betalen.
Een nooiteindigend vuur brandde in hun binnensten, voortbrengende visioenen tot een nieuwe creatie. In hun vrijheid braadden zij, en deden zich tegoed aan het vlees, want eens werd hun eigen vlees ook gegeten. Het was de dag der wrake en van de terugbetaling, een dag die de oude wereld nog lang zou heugen, totdat de oude wereld geheel in het niets en vergetene zou zijn opgelost. Dit was een moment waar zij naar uitzagen. En dit moment hadden zij bijna in hun hand.
De mannen gleden door geulen om zo in bronnen terecht te komen. De energieen bouwden zich op, en maakten nieuwe creaties. De mannen werden door nieuwe zachte visioenen omhuld, die hun diep en snel begonnen te penetreren om de diepste bronnen in hun binnenste omhoog te halen. De energieen werden bij elke ademhaling zachter en zachter, om nog diepere samensmeltingen op te roepen. De hersenen en harten van de mannen leken te exploderen, om plaats te maken voor de diepere vlammen, voortkomende vanuit een nooiteindigende vlam waarmee ze steeds meer bezeten raakten, in een vreemd ritmisch patroon om hun zielen te laten exploderen, om plaats te maken voor de vlam.
Door de zachtheid kregen ze een nieuw bewustzijn, en leken hun ogen open te gaan, omhuld door ringen, die zich door spiralen leken te verfijnen en vergroten. En zo werden de diepere snaren van hun wezen beroert, om diepere sappen voort te brengen. Het was oorlog, ondergedompeld in vreemde lichten. Deze lichten vormden ritmische patronen, als sleutels voor het openen van de diepere bronnen en sappen. Ja, poorten van gevoeligheid werden geopend, een grotere zachtheid.
Zij wisten hoe zij de verf moesten voortbrengen voor een totaal nieuwe wereld, een verf die zo diep in hun binnenste zat opgesloten.
De mannen kwamen na lange gevangenschap onder de grond aan in het kasteel. Lange tijd waren ze het slachtoffer geweest, maar nu waren ze toch eindelijk uit die draaikolk ontsnapt, en kwamen aan in het kasteel. Ze kwamen in vreemde capsules terecht vol met lichten, en zij zagen zichzelf nu door hele andere ogen. De capsules werden omhoog geschoten, en ze kwamen in hogere kamers terecht, waar het licht zich leek te vermenigvuldigen, tezamen met een aangename warmte, en een tropische bries. De mannen vertaalden de boodschappen die diep in hun lichamen opgeborgen lagen in mum van tijd, door de penetrerende en pellende lichten. Hier zagen ze zichzelf niet meer in schuwheid, maar in volle trots, alsof ze hun levensader hadden, maar nog steeds op hun hoede, want er konden vele gevaren zijn. Zij kenden het kasteel niet, alhoewel ze overweldigd waren door het kasteel.
Vreemde wezens kwamen tot transformaties, om hun voeten neer te zetten op de grond van het kasteel. Ze hadden hun pistolen, en hun laarzen zorgden voor een goede vering. Ook leken hun helmen en pantsers te vloeien, om hen te beschermen tegen de gevaren. Er waren zoveel kwade wezens die hun hoofden wilden bezitten. Het gevecht begon. Vreemde energieen kwamen als spiralen uit hun pistolen, om zich als ringen over hun vijanden te schieten. Vijanden hadden ze veel. Vijanden die hen terug wilden brengen naar hun donkere kerkers onder de grond. Maar nu waren ze in het kasteel, en zouden hun vrijheid verdedigen. Zij hadden hiertoe de juiste wapenen van het kasteel gekregen. Ja, het kasteel streed voor hen.
Mannen in lange jassen en met duistere geweren renden door het kasteel. Zij waren op zoek naar de mannen die waren gekomen. Het kasteel zou hen niet meer laten gaan. Sappen begonnen uit hun geweren en pistolen te druipen, en explosies vonden plaats, tot een groot vuurgevecht.
Ze hadden strategische plaatsen in het kasteel. Ze hadden zich geheel naar dit kasteel verplaatst, waar een geheel andere strijd ontstond. De strijd was tegen skeletten. De mannen hielden hun pistolen dichtbij hun borst, en werden in staat gesteld de mannen met de lange jassen te ontmoeten, die naar hen op zoek waren. Veel wapens werden uitgewisseld, klaar voor de strijd. De kogels waren verblindend, en al snel kwamen de skeletten in eieren terecht, in webben, waarin zij geheel geconsumeerd werden, getransformeerd tot goed voedsel. De mannen deden zich eraan tegoed. Lang hadden zij op het moment gewacht, en voor hen was dit een koud kunstje. Zij hadden hun geweren, en hulp van de mannen in lange jassen.
Er was een strijd in de lucht boven hun hoofden, want lichten waren naar hen op zoek, en weefden zich langzaam in de situatie. Zo gingen zij van verblinding tot verblinding om los te komen van de oude visioenen, en kwamen zij tot zachtere golven. Hun hersenen leken te exploderen, en nieuwe stoffen schenen door hun bloed te vloeien, verblindende lichten. Deze lichten waren organisch.
Er stonden vele dingen voor hen klaar in het kasteel, en langzaam gleden zij in hun capsules om tot hogere verdiepingen geschoten te worden. Er waren een heleboel dingen die zij niet begrepen, maar lichten waren naar hen op zoek, om hun harten te laten exploderen, en hen geheel vrij te zetten, vrij om te gaan tot de toppen van het kasteel. De kanonnen waren ritmisch en gevoelig, en ook hun pistolen en geweren schenen een eigen leven te leiden. Zij werden klaargemaakt om zelf een pistool te worden, iets waarin ze geheel veilig zouden zijn.
De mannen waren in een jungle terechtgekomen. Ze wisten het niet, want ze waren in het kasteel in slaap gevallen, en met hun bewustzijn zo ver weggevlogen. Maar toen ze wakker werden bleken ze nog gewoon in het kasteel te zijn, hier waar kasteel en jungle één waren. Ze keken om zich heen en zagen elkaar, terwijl vochtige energieen over hen heen schoven. Om hem heen liepen andere mannen met kappen, en zij hadden branders om het glas tussen de mannen weg te doen smelten. Dit was de wereld van het vuur. Een hitte leek hun hoofden tot leven te wekken, en ze zagen zoveel meer.
Hier waren visioenen die hen meetrokken tot een nieuwe wereld. De mannen riepen van hier tot elkaar. Er was geen weg meer uit het kasteel, alleen een weg om er dieper in weg te zinken. Het kasteel was groot, als een grote jungle.
De hitte leek hier door hun pakken heen te dringen, om hun harten geheel te doen wegsmelten, om plaats te maken voor het vuur, een vuur dat niet zou rusten totdat ze geheel thuis waren, waar ze behoorden te zijn, in de toppen van het kasteel, en door de verblindingen kwamen ze in de torens.
Doordat er een bepaalde stof in hun hoofden vrij kwam om de gaten van de jungle te doordingen en de muren op te blazen kwamen zij tot de andere kanten van de torens, en kwamen ze hoger. Ook leken energieen te vloeien als pistolen. Zo werden zij langzaam maar zeker zelf pistolen.
De mannen hadden vreemde energieen als tubes en wolkjes in hun armen. Hersenen hadden ze niet meer, maar pistolen die alles regelden en gevoelig waren. De hittes waren aangenaam, met verblindende lichten die hieruit voortkwamen. Dezen stroomden door de pakken van de mannen om de verdere pistolen op te laden. De mannen waren zelf een pistool geworden, en ze hadden veel uitzicht in het kasteel. Steeds hoger kwamen zij in de torens, tot steeds diepere jungles. Maar de oorlog was nog maar net begonnen.
Hersenspinsels der Elven
Mirik, Mirit, en Sakja waren drie indiaanse oorlogselven. Ze hadden toverwapens, een heel kasteel vol, en ze deinsten niet terug voor bloederigheden en het drinken van bloed. Ze waren heel vampiristisch van aard.
Vaak vochten ze alledrie aan elkaars zijde, maar meestal leefden ze op zichzelf. De jacht deden ze meestal alleen. Er waren geen gruwelijkere en prachtigere elven dan hen, maar de wraak der heksen en tovenaars keerden vaak tegen hen.
Meestal als ze alleen waren kregen ze het zwaar te verduren, en daarom zochten ze elkaar nog weleens op. Gelukkig konden ze goed verdwijnen en verschijnen, en dat maakte alles iets makkelijker, maar er waren genoeg tovenaars en heksen, en genoeg boze elven die hen daarin met gemak konden volgen. Zij waren niet de enigen die konden verdwijnen en verschijnen. Ze hadden een hoge tovenaarsgraad, dat wel, maar hier woedde de oorlog het hardst.
Vaak smeerden ze zichzelf in met toverbloed, of namen ze een bad met tovergeuren. Het bad was bekleed met de huiden van allerlei toverbeesten die ze hadden verslagen. Maar als ze bij elkaar waren dan was er zoveel toverkracht dat het de meest gevaarlijke heksen aantrok, en daarom besloten ze op een dag voorgoed uit elkaar te gaan. Ieder van hen zou een richting kiezen, en ze zouden alleen nog maar voor zichzelf strijden.
Van huiden maakten ze een eigen wigwam in verlaten gebied. En sindsdien werd alles rustiger.
Ze wisten dat ze alleen veilig waren als ze op zichzelf waren. In die verlaten gebieden hadden ze nog wel veel strijd te voeren tegen de wilde dieren. Deze wilde dieren waren erg gevaarlijk, omdat ze in hen wilden wonen. Deze wilde dieren wilden bezit van hen nemen. En ze wisten dat ze de wilde dieren alleen konden overwinnen door bezit van hen te nemen. Daarom liepen ze vaak in verschillende dierenhuiden rond, en bovenal moesten ze steeds verdertrekken.
Sommige beesten waren zo groot dat als ze hen overwonnen hadden ze met gemak erin konden leven als in een tent. Ze kwamen erachter dat deze wilde dieren nog wel erger waren dan tovenaars en heksen. Als ze niet zo wild zouden zijn als deze beesten zelf, dan zouden ze hier niet standhouden. Wie zou denken dat hun paden weer zouden kruizen na een lange reis en een lange strijd tegen de wilde dieren en beesten ? Een wilde indiaanse elvenstam leefde hier, maar zij zouden daar alleen deel van kunnen worden als ze deze stam zouden verslaan in een schijngevecht.
Deze elven hadden de wilde dieren en beesten tot hun beschikking om erop te rijden. Ook voerden zij oorlog tegen anderen van die duistere elvenstammen, maar deze oorlogen waren slechts schijn. Door schijnoorlogen werden er contacten gelegd en door schijnoorlogen werden deze contacten verder uitgebouwd, tot in de diepste vriendschappen. Door schijnoorlogen beschermde men elkaar.
En zij kwamen door de diepste duisternissen tot de grootste lichtbronnen der elven, en tot een heleboel andere elvenparadoxen. De toverdranken brachten een roes in de elven, een passie en een lust, als een recht en een plicht. De elvenscenario’s gingen diep, en waren wonderlijk in hun verdediging. Het waren schijnlichten, schijngesprekken, en zelfs schijnvriendschappen, alles om hun doelen te bereiken, de ijskoude wateren van een diepe eenzaamheid, waarin een prachtige tweeledigheid werd opgewekt, een zuivere tweeledigheid, zich in schijn uitstrekkende naar de driehoek. Dit alles tot makkelijker en sneller te verdwijnen en te verschijnen, om geheel op te lossen in een realiteit. Nee, makkelijk was het niet om de hogere tovergraden te bereiken, om deel te krijgen aan de hogere hersenspinsels der elven.
Zevenwind
In de verte een indrukwekkende processie van skeletten in harnassen, gewapend. Zij marcheren voor de ivoren poort van de schakelburcht waar Eruptus woont. Zevenwind grijpt zijn zwaard, en slacht drieduizend skeletten-ridders om vervolgens de reusachtige burcht binnen te gaan door de ivoren poort. “Wat moet dat daar,’ roept Eruptus hem toe. ‘Ik kom het goud terughalen wat jij van ons rijk hebt gestolen,’ brult Zevenwind. Zevenwind is gestuurd door de prinses. Maar Eruptus laat een vuurvlam op Zevenwind neerdalen die hij nog net kan afketsen met zijn schild. Dan werpt Zevenwind zijn zwaard in het hart van Eruptus, terwijl een doodslucht zich door de burcht verspreid. Onder de burcht ligt het goud, en zoveel andere schatten. Als loon krijgt Zevenwind de burcht waar hij voortaan kan wonen.
Dit is het verhaal van Zevenwind, de held, die eens het rijk redde uit de klauwen van een verschrikkelijk monster, de Pania. Na het verslaan van Eruptus is Zevenwind een welkome gast in het kasteel van de prinses. Hij krijgt daar ook zijn eigen logeerkamer waar hij zich altijd kan terugtrekken, hoog in het kasteel. De prinses komt hem daar vaak opzoeken. Gouden poeder stroomt uit de handen van Zevenwind. Hij houdt ervan om met het goud te spelen. Ook liggen er grotere stukjes goud die hij lieftallig langs zijn vingers laat glijden. De prinses is een lieftallige verschijning, en Zevenwind is erg dol op haar. Na een tijdje staat hij op, en vertrekt, want hij heeft nog veel dingen te doen. De prinses achtervolgt hem, en ziet hoe hij buiten wordt tegengehouden door een zwartachtig skelet. Het is het begin van een nachtmerrie voor het rijk. Zevenwind wordt gevangen genomen, en een enorm monster blaast zichzelf op tegen het kasteel. Het is de Pania, een draakachtige verschijning, met legers van miljoenen en miljoenen skeletten. Al snel gaat het hele volk in slavernij, en Zevenwind belandt in een diepe kerker. Daar krijgt hij geen bezoek, behalve dan van een oude tovenaar die zich had verbonden aan zijn ring. De tovenaar verschijnt als een geest en spreekt Zevenwind toe. De volgende dag moet Zevenwind voor Pania verschijnen. Pania verschijnt nu als een oude dame met een staf, en spreekt verschrikkelijke dingen over hem uit. De tovenaar verschijnt weer als een geest, en valt Pania aan, maar haar krachten zijn te sterk. ‘Blijf maar bij hem oude man,’ spreekt Pania. ‘Hij heeft wel wat bemoediging nodig.’ Dan begint ze ijselijk te lachen. Kreunend stort Zevenwind neer door de vervloekingen die ze over hem heeft uitgesproken, terwijl de oude man hem weer overeind helpt. ‘Heus, je kan niet veel doen, oude man,’ zegt Pania. Dan wordt Zevenwind door een paar skeletten nog erger geketend, en wordt in een diepe put geworpen, terwijl Pania hard begint te lachen. Achter haar hoofd verschijnen wat veren van een pauw, en langzaam verandert ze in een pauw en vliegt krijsend van het lachen weg. De skeletten ketenen Zevenwind aan de muur van de put, en vertrekken dan. ‘Het is niet erg, Swimbard,’ zegt Zevenwind tegen de oude man. ‘Het is niet erg.’
Na een tijdje komt één van de dochters van Pania bij Zevenwind kijken. Zevenwind vertrekt geen spier. ‘Goedzo, reus,’ zegt de dochter van Pania, we zijn al aan het overdenken en overleggen wat we met je zullen doen. Velen van ons hebben baat bij jou.’ Dan kietelt ze even met een veer onder zijn neus, en vertrekt dan weer. Inmiddels is één van de dienstmeisjes van de prinses in de burcht van Pania binnengedrongen. Ze is hier in opdracht van de prinses om Zevenwind terug te halen. Ze heeft wat toverkrachten, en ze hoopt dat het genoeg zal zijn om Zevenwind uit zijn benarde situatie te verlossen. ‘Kijk, kijk, wie hebben we daar,’ zegt Pania die ineens achter haar staat met haar zeven dochters. Eén van de dochters neemt een mes, en snijdt een stuk in de arm van het dienstmeisje. Het dienstmeisje begint te gillen, maar roept dan ineens om de magische zwaan, een toverspreuk, en niet lang daarna vallen ze allemaal op de grond als door een verblindend licht. Het dienstmeisje rent weg, en na een tijdje vind ze de put. Maar een paar skelettenwachters hebben haar op het oog. Eén van de skeletten trekt een pistool met een lange loper, en schiet het meisje neer met een soort zaad als van laserstralen. Het meisje weet nog net in de put te komen, en bungelt aan de rand. De oude tovenaar schiet haar te hulp, en met wat toverspreuken weet ze Zevenwind los te maken, maar dan staan de twee skelettenwachters aan de rand van de put. Zevenwind slaakt een kreet, terwijl de wachters door een vreemde kracht voorover vallen. Soms gaat het toveren Zevenwind goed af, maar dan moet er wel een krachtige tovenares in de buurt zijn. Niet lang daarna zijn ze uit de put, maar meerdere skelettenwachters beginnen in de gaten te krijgen wat er aan het gebeuren is. Ze blokkeren de deuren, en anderen komen op hen af. Dan maakt de oude tovenaar een gebaar, terwijl een zachte roze rookwolk hen in het niets laat verdwijnen. Zevenwind is door het dolle heen. Hij is blij dat de magie zo goed werkt, en dankt het dienstmeisje voor haar hulp. Waar heb je dat geleerd, vraagt hij.
Ze zijn nu hoog op het kasteel van de oude tovenaar. Zevenwind is blij met die oude toverring. Maar het volk is nog steeds in grote problemen. Het dienstmeisje vertelt wat ze met de prinses hebben gedaan, en dat voordat de prinses stierf ze tegen haar zei : Redt Zevenwind. Hij kan het volk redden. Zevenwind vind het verschrikkelijk dat de prinses niet meer leeft. Hij voelt zich nu erg verantwoordelijk voor het volk. Ze besluiten terug te gaan naar het rijk, maar daar vinden ze een verschrikkelijke ellende. Tegen de boze magie die hier heerst kunnen ze niet op. Maar dan krijgt Zevenwind een idee. Onder de burcht van Eruptus waar hij mocht wonen van de prinses daar zijn nog een heleboel geheime schatkamers. Wie weet wat ze daar allemaal nog tegen kunnen komen. En zo gaan ze alledrie naar de burcht. Heel diep onder de grond vinden ze een kamer met magische wapens en wapenrustingen. Sommige wapenrustingen zijn gemaakt van zeldzame slangenhuiden, en anderen van vreemd magisch leer. Dan begint er ineens een voorwerp dicht in hun buurt vreemd te piepen. Het is een soort doosje van een soort rubber. Zevenwind pakt het doosje op, terwijl het doosje begint te krijsen. ‘Wie ben je ?’ vraagt Zevenwind. ‘Ach,’ zegt het doosje, ‘ik ben een oud hulpje van Eruptus. Hij vond mij eens ergens in een kasteel van een rijk waarvan hij alle inwoners had verslonden.’ Ze wisten dat Eruptus dat soort dingen deed, maar dit kwam nu goed van pas. ‘Wat kun je voor ons doen ?’ vroeg Zevenwind.
‘Oh,’ zegt het doosje. ‘Dat is heel eenvoudig. Ik ben de windenmaker. Hef mij op, schud me en dan zullen de winden komen, en ik zal ketenen wie je maar wil.’ Nou, daar had Zevenwind wel wat aan. Hij ging direkt terug naar het volk, en liet de winden uit het doosje komen, zoals het doosje had gezegd, en liet alle skeletten ketenen. Maar Pania en haar dochters waren daar niet van gediend, en ditmaal lieten ze het volk ketenen door de bliksem. Pania begon luid te lachen, en Zevenwind moest erg op zijn hoede zijn. Ook het dienstmeisje was met hem meegekomen, maar ze bewaarde veilige afstand. ‘Waar wil je dat ik de skeletten naartoe breng ?’ vroeg het doosje. ‘Sluit ze maar op in een rots,’ zei Zevenwind. En zo leidde het vreemde doosje door de ketenen van de wind de skeletten als in een processie het bos in, op zoek naar een goede rots waar ze in vastgeklonken konden worden. Pania was woedend, en kon niets doen, maar ze had nog steeds het volk geketend. Zevenwind begon de smaak te pakken te krijgen en ging weer naar de burcht van Eruptus. Weer ging hij onder de grond, op zoek naar nog meer schatten. In een andere kamer kwam hij weer wapenrustingen tegen, van slangen, vreemd leer, harige pantsers, harige schilden met zeldzame stenen erin, en ook vreemde helmen met veren. Ditmaal was Pania hem gevolgd met haar dochters. ‘Ik weet wel dat je hier bent,’ riep Pania. Het dienstmeisje schrok. Snel pakte ze een zwaard en wilde Pania tegemoet gaan. Maar Zevenwind hield haar tegen. Pania was in een verschrikkelijke spin aan het veranderen, en haar pijlen doorboorden het dienstmeisje. Zevenwind pakte een schild en wierp het naar Pania toe, maar het schild raakte één van de dochters die direkt buiten westen viel. Het dienstmeisje bloedde heel erg, en Zevenwind nam haar op, en ging dieper de schatkamers binnen. Velen hadden hem altijd gewaarschuwd dat hij niet te diep moest gaan, vanwege de grote gevaren. Maar nu kon Zevenwind niet anders. Ineens verscheen de oude tovenaar met een stenen zwaard. ‘Hiermee kun je Pania verslaan,’ zei de tovenaar. Zevenwind greep het zwaard, legde het dienstmeisje neer, en ging terug richting Pania. Pania lachtte hem uit toen ze hem zag met het stenen zwaard. ‘Wat moet je met zo’n ding ?’ lachtte ze. Maar snel stootte hij het stenen zwaard in haar buik, terwijl ze neerviel. Daarna sloeg hij haar overgebleven dochters ermee, en het gevecht was snel afgelopen. Toen hij buitenkwam met het dienstmeisje was het volk inmiddels bevrijdt van de bliksem-ketenen.
Niet lang daarna maakten ze Zevenwind tot koning, en het dienstmeisje werd zijn koningin.
En zij die de vier wereldschepen hadden gevonden, en door hen werden meegenomen tot de wateren der bloemen, zij versierden elkaar met de fijnste en edelste sprookjes, als kralen om hun hals, als sieraden aan hun armen en benen, ja, de kleinste edelsteentjes en kraaltjes. En die steentjes waren de stukken van het eeuwig evangelie, van de tweede bijbel. En ook lazen zij van de steen van Zurastael. En zij lazen :
De
Droomster
Ik was de tuinman van mijn ziel. Het was
moeilijk om de tuin op orde te krijgen. Zo wild groeide het, en ik
was een gevangene van mijn eigen tuin. Ik was verliefd op de
droomster. Zij was vrij, als de godin van de lucht. Ze had een gouden
sleutel om mij vrij te zetten, en toen mocht ik haar tuin bewaken. Ik
mocht het groots maken zoals ik zelf wilde. Maar toen vertrok zij
...
Ik heb het nooit goed kunnen verwerken. Ze liet geen spoor
van haarzelf achter. Misschien was zij ontvoerd door een beest. Ik
bleef in haar tuin werken, en bleef op haar wachten, maar tevergeefs.
Ik legde mij neer aan de voeten van dit raadsel. Er was geen
doorkomen aan, en spoedig begon ik te merken dat ik in een boom begon
te veranderen. Mijn takken strekten zich uit in de lucht, maar ik
vond haar niet. Mijn wortelen groeiden diep onder de aarde, maar
vinden deed ik haar niet. Ik droeg vrucht, en bloemen, en bloesem
kwam ook, maar zij kwam niet. Wel kwamen allerlei dieren op me af,
maar meestal om me te bestelen. Ze namen alles van me af totdat ik
kaal stond.
Op een dag kwamen ze me omhakken, en toen was het
gedaan met mij. Ik werd een tafel. En zij was nergens te bekennen. Ik
raakte verbitterd. Niemand keek naar niemand om.
Op een dag
werd ik wakker, en merkte dat ik brandde. De familie bij wie ik als
tafel stond wilde mij niet meer. Nu moest ik branden, maar ik werd
vrij. Mijn as zweefde in de lucht, en een wind nam mij mee. Ik was
overal, en toen zag ik haar weer ... de droomster ...
Ze was
prachtig, en voerde mij naar haar luchtkasteel. Daar zijn we toen
gaan wonen, en ze verliet mij nooit meer.
En ook lazen zij :
De
Sneeuwstorm
Ze had de
jurkjes van de kinderen gestreken. Mij liet ze niet binnen, terwijl
het buiten koud was. Ze gooide mij wat oud brood toe, maar toen ik
het proefte was het als gedoopt in azijn. Ik zakte weg, diep in de
sneeuw. Zij lachte. Ik had hallucinaties van de tijd van vroeger,
zoals het eens was. Toen ik daar van wakker werd vocht ik tegen de
kou.
Eén van de kinderen ging later op zoek naar mij.
Na een lange reis vond ze mij. Ik zat achter een drumstel en
drumde.
Ik keek niet op of om. Ze probeerde met mij te
praten, maar ik drumde door.
Toen ze huilde vloog er ineens
een zwaluw langs het drumstel. Ik stopte, en omhelsde haar. Ze had
een wit jurkje aan, en een wit strikje in haar haar. 'Geef dit aan
mamma,' zei ik, en drukte haar iets in haar hand. Een sneeuwstorm nam
mij mee, maar zij rende achter mij aan. We kwamen in een boshuisje
waar de zwaluw zat. Ook een oud vrouwtje zat daar. Ze at van oud
brood. 'Woont u hier ?' vroeg het kind aan me.
Ik knikte. Wie
is die oude vrouw ? vroeg ze.
Ik zorg voor haar, zei ik.
En die
zwaluw dan ? vroeg ze.
Oh, zei ik, dat is een vriend.
Waarvoor
dan ? vroeg ze.
Ga ik je niet vertellen, zei ik.
Toen kwam de
sneeuwstorm weer binnen, en nam mij mee, terwijl zij achter mij
aanrende. Na een tijdje werd ze moe,
en de sneeuwstorm nam haar
ook op.
De sneeuwkoningin was blij hen te zien. Zij nam hen op
naar haar troon. 'Geef dit aan je mamma,' zei de sneeuwkoningin tegen
het kind, terwijl ze iets in haar hand drukte.
Wat is het ?
vroeg het kind.
Plaatjes, zei de sneeuwkoningin.
Ja, ik heb
haar ook al wat plaatjes gegeven, zei ik.
Goedzo, zei de
sneeuwkoningin.
Wat voor plaatjes zijn het als ik vragen mag ?
vroeg het kind.
Ga ik je niet vertellen, zei ik.
De
sneeuwkoningin zei niks.
Okay, ik geef het wel aan mamma, zei
het kind.
Ik ging achter een drumstel zitten, en begon te
drummen.
'Je moet nu gaan,' zei de sneeuwkoningin tegen het
kind.
Het kind werd wakker in haar eigen bed, en vertelde aan
haar moeder wat er gebeurd was.
'Het is mijn man niet meer, dus ik
heb er niets mee te maken,' sprak ze.
Maar de sneeuwkoningin dan ?
vroeg het kind.
Maar haar moeder sprak niet meer.
Even
later werd er op het raam getikt. Het was de postbode met een
brief.
Toen de moeder de brief opende bleek het voor het kind te
zijn.
Een brief van haar vader.
De brief was geschreven in
letters van sneeuw, en er was een plaatje bij van een drumstel.
Er
was ook een plaatje bij van de sneeuwkoningin, en van het oude
vrouwtje en de zwaluw.
Ook was er een plaatje bij van de
sneeuwstorm en het boshuisje.
Geef de plaatjes aan je mamma, stond
erbij geschreven.
Het kind gaf de plaatjes aan haar moeder, en
haar moeder begon te huilen.
Waarom huilt u, mamma ? vroeg het
kind.
Maar de moeder hield zich stil. Het meisje begreep het niet
waarom haar moeder huilde, en wilde
weten waarom. Midden in de
nacht rende haar moeder naar buiten, en rolde door de sneeuw,
terwijl
een sneeuwstorm haar opnam. Ook het kind rende naar buiten en werd
door de sneeuwstorm
opgenomen.
De sneeuwkoningin was blij
hen te zien, terwijl ik nog steeds aan het drummen was.
De
sneeuwkoningin nam drie ijspegels uit het hart van de moeder, en
vulde het op met sneeuw.
Ze wreef even over haar hart heen, en
toen over haar jurk, en toen nam de sneeuwstorm hen weer op
om hen
terug te brengen. De moeder en het kind rolden door de sneeuw. Even
later waren ze in bed.
De zwaluw tikte op het raam van de
slaapkamer van de moeder. Moeder deed het raam open.
Er was een
brief in zijn snavel, geschreven met letters van sneeuw. Moeder las
het en begon te huilen.
Het kind kwam binnen, en vroeg wat er aan
de hand was. Moeder zei niks.
Na een tijdje rende ze weer naar
buiten in de sneeuw, en het kind volgde haar, totdat ze beiden door
een
sneeuwstorm werden opgenomen.
Ze kwamen in het
boshuisje, waar een dwerg aan tafel zat. 'Ik ben het aan het eten,
dat oude brood met azijn.'
'Ja, dat had ik niet moeten doen,'
zei de moeder.
'Oh, is dat van jou dan ?' vroeg de
dwerg.
'Ja,' zei de moeder, 'dat had ik eens aan mijn man
gegeven.'
'Het is wel lekker hoor,' zei de dwerg. 'Het heeft
me hier naartoe geleid. Moet je ook een hapje ?'
'Nee, dank
je,' zei moeder.
'Je maakt me nogal lekkere toetjes, hoorde
ik,' sprak de dwerg.
'Van wie hoorde je dat ?' vroeg
moeder.
'Van je man,' zei de dwerg.
'Heeft hij het koud
?' vroeg moeder.
'Nee,' zei de dwerg. 'Er is iets wat hem
warmhoudt.'
'Wat dan ?' vroeg moeder.
'Plaatjes,' zei
de dwerg. 'Kijk maar eens naar die schilderijtjes aan de
muur.'
Moeder keek naar de muur, en werd heel warm van
binnen.
Het zijn een soort kijk-kachels, zei de dwerg. Je kijkt
ernaar en wordt warm.
Oh ja, zei moeder. Ik begin het nu wel
heel warm te krijgen. Na een tijdje liep moeder het huisje
uit, op
zoek naar de sneeuw, maar die was er niet.
Moeder moest
helemaal naar huis lopen, maar de sneeuwstorm is ze nooit meer
vergeten.
En zo lazen zij vele andere stukken van de steen van Zurastael, en zij genazen elkaar. En zij waren kinderen weggezwommen van hun ouders en van hun families, en zij vonden de wereldschepen in de bekken van eenden. En zij weenden om de duistere wereld waar zij vandaan kwamen. En er was licht in hun edelstenen, en hoop. En zij droegen het licht tot altaren, waar het gezuiverd werd. En hun lichten rezen op tot redding van velen. En er werd een nieuwe tuin gecreeerd, en zij kwamen allen tot de konijnenboom, waarin behoudenis was. En zij werden tot lichten voor de volken, en de volken werden door hen geoordeeld.
Een oud vrouwtje leefde helemaal alleen in het bos in een klein huisje. Ze staarde naar buiten. Ze kon de bomen goed zien. Daarna staarde ze naar haar gedroogde vlinders die ze als kind had gevangen. Voor haar gevoel miste ze nog een paar kostbaren. Ze had haar net nog dichtbij haar, klaar om de ontbrekende exemplaren te vangen. Altijd was ze op zoek. Niets dan leugens zweefden in de lucht, haar beschuldigende. Ze wilde deze leugens vangen, opdrogen en inlijsten. Ze was vol van haat. Ze kon het gelach van de plagende spotters om haar heen niet meer aan. Elke dag weer probeerden ze haar neer te halen, al vanaf het moment dat ze wakker werd. Ze leken op kinderlijke kleine elfjes, met brutale gezichtjes, als vlindertjes vrolijk dartelend om haar heen. Ze haatte kinderen op die manier, en ze droeg dan ook een duister geheim in haar binnenste. Soms sloeg ze met haar schepnet om zich heen, en riep : ‘Is het nu afgelopen.’ Maar de laatste jaren ving ze niks meer. Ze droeg een duister geheim van binnen. Ze wilde hier niet aan denken, en met niemand over praten. Ze was het vechten moe. Niemand zou haar begrijpen, en niemand zou sympathie voor haar hebben. Langzaam schonk ze wat thee in voor haarzelf. Buiten vlogen wat vogeltjes waar ze naar keek. Ze snapte niet waarom zo’n jonge geest als zij opgesloten moest zijn in zo’n oud lichaam. Zij zou oud worden in de armen van een ieder die haar aan zou raken, en daarom bleef ze ver van de mensen vandaan. Overdag werkte ze aan haar maaltijd voor de avond, en zorgde ze dat het huisje voldoende schoon bleef. Ook deed ze wat handwerk. Ze was ver weg in haar gedachten. Niemand kon haar bereiken. Ze was bitter geworden.
Ze wist niet dat er wat verder in het bos wonderbomen stonden. Ze kwam niet verder dan haar eigen tuin. De bomen werden bewaakt door dieren, zoals katten, slangen en konijnen, orakels. De bomen zouden haar naar boven leiden, maar ze zag hen niet. Ze zag alleen de kabalerige vliegende deugnietjes om haar heen fladderen. Maar op een dag was ze als door hypnose geslagen, en liep haar tuin uit door het tuinhekje. Ze wilde even het bos in, niet zo ver, maar even ergens anders zijn. Een konijn stond voor een boom, en wenkte haar. Ze kwam dichterbij en keek in de ogen van het konijn. Waarom komt u niet in deze boom wonen, zei het konijn. De top van de boom draagt een geweldig huis.
- Hoe kom ik daar, vroeg het oude vrouwtje.
Maar toen was het konijn weg. De vrouw wist niet of ze het konijn kon vertrouwen, liep door, en gleed in een onder het mos verborgen put. Ze viel gelukkig zacht, en op de bodem van de put stond een kat voor een deurtje. ‘Heus,’ zei de kat, ‘er is een ander leven voor u. Welkom binnen in uw nieuwe huis.’ En ineens was de kat verdwenen. De vrouw wist niet of ze de kat kon vertrouwen, maar ging toch naar binnen. ‘Welkom in de boom,’ zei een stem. ‘De boom is alles wat er is.’
‘Ik heb anders nooit in een boom geleefd,’ zei de vrouw.
‘Omdat je dat niet wist,’ zei de stem. ‘Je dacht alleen maar dat je wat wist.’
‘Ik wil hier weg,’ zei de vrouw. ‘Ik moet weer naar huis.’
‘Dit is je huis,’ zei de stem. Ze keek recht in de ogen van een kat.
‘Oh, jij weer,’ zei ze tegen de kat.
‘En jij weer,’ zei de kat. De kat greep haar en wilde met haar dansen, maar de vrouw wilde niet. ‘Ik wil eruit,’ riep ze.
‘Waaruit ?’ vroeg de kat.
‘Uit deze hel,’ zei de vrouw.
‘Dit is alles wat er is,’ zei de kat.
‘Spreek geen onzin,’ zei de vrouw. ‘Ik was daarnet nog in mijn huis.’
‘Welk huis ?’ zei de kat. ‘Dat dacht je alleen maar. Je bent hier altijd al geweest.’
‘Leugenaar,’ riep de vrouw. ‘Ik haal de politie erbij.’
‘De politie ?’ zei de kat. ‘Wat is dat ? Dat zijn alleen je gedachten.’
De vrouw werd woest en probeerde de kat te slaan, maar die was ineens verdwenen. Alles was donker om haar heen. Ze liep een trapje op naar boven, waar een beetje licht was. Daar was de kat weer. Beiden stonden ze voor een lift. ‘Stap in de lift,’ zei de kat, ‘dan zul je van al je problemen af zijn.’ Als gehypnotiseerd stapte de vrouw in de lift, en de kat sloot de deur achter haar. Hoog in de boom kwam ze aan in haar nieuwe huisje. ‘Maar dat is fantastisch,’ zei ze. Ze zou de kat wel willen omhelzen, maar die was nergens te vinden. Het beviel haar goed in haar nieuwe huisje. Alles was prachtig wit. Al snel kwam er een konijn boven. Het bleek hetzelfde konijn te zijn. ‘En van hieruit zul je alle lieve kinderen van de wereld opnemen,’ zei het konijn. ‘Er zijn kamers genoeg.’
‘Oh, dat lijkt me heerlijk,’ zei de vrouw. ‘Dan kan ik eindelijk voor het eerst een tante zijn.’
‘Zorg voor ze, kook voor ze, ga leuke dingen met ze doen,’ zei het konijn. ‘Deze kinderen zijn erg ongelukkig. Maak ze gelukkig.’ De vrouw had er echt zin in, en voelde zich jonger dan ooit tevoren. Het huis was inderdaad erg groot. Ze zou pannekoeken bakken, sprookjes voorlezen, en veel spelletjes met hen doen. Ook zou ze hen de andere plaatsen van de boom laten zien. Snel was haar huis vol met lieve kinderen. Ze sprak tot de boom als tot haar geliefde. Op een dag was ze verschrikt en in de war omdat haar kinderen in vuur waren. Maar de kat stelde haar gerust : het was slechts boomvuur. Het was een koud vuur wat aan hen beitelde, om hen nog meer klaar te maken voor het leven in de boom. De gezichten van reuzen waren in de boom die tot hen spraken. Op een dag stierf de vrouw. Heintje, een van de kinderen, nam de leiding over. Op de kamer van de oude vrouw stond een oude lift waar ze ingingen. Boven het huis bleek de boom gewoon door te gaan, en al snel waren ze in de wolken. Via een hele hoge tak kwamen ze in een andere boom terecht. Ze werden direkt door een konijn gegrepen en naar binnen gesleurd. Hier moesten ze gedwongen van vruchtenpastei eten. Ja, zei het konijn, want dit is de boom van de gedwongen vrucht. De kinderen vonden het niet zo erg, want de vruchtenpastei was erg lekker. Maar al snel moesten ze nog meer eten, en veel kinderen begonnen misselijk te worden. Heintje begon het toen flink zat te worden, trok zijn pistool en schoot het konijn aan flarden. Het bleek verder een prachtige boom te zijn. Ieder kind kreeg hier zijn eigen verdieping. Midden in de nacht maakte een ander konijn hen allemaal wakker, en dwong hen om chocola te eten in de gezamenlijke huiskamer. Eerst vonden de kinderen dat geweldig, maar toen ze later nog meer moesten eten werden sommigen al snel erg misselijk. Het konijn was verschrikkelijk aan het schelden. Heintje vroeg : ‘Mag ik vragen wat hiervan de bedoeling is ?’ Maar het konijn wilde er niks van zeggen. Ze hadden maar te gehoorzamen. Dat liet Heintje niet op zich zitten, greep zijn pistool en schoot op het konijn. Maar het konijn dook weg. Even later kwamen er nog meer konijnen binnen, en grepen Heintje. Heintje zou worden opgesloten achter tralies. De kinderen waren erg in paniek. Daantje werd hun nieuwe leider. ‘Zoals jullie hebben gezien is er hier niet veel pluis,’ zei Daantje. ‘We kunnen beter teruggaan.’ Maar toen ze bij de hoge tak terugkwamen zagen ze konijnse wachters staan. Toen zijn ze naar beneden gegaan, maar ook daar stonden konijnse wachters. De dagen erna werden ze weer gedwongen om chocola te eten, meer dan ze opkonden, en niemand kon er wat tegen doen. De kinderen werden doodziek. Weer riep Daantje iedereen bij elkaar en zei : ‘Dan maar zo hoog mogelijk.’ En ze gingen ditmaal gewoon zo hoog als ze konden. Ze hoopten dat ze weer een tak tegen zouden komen die hen naar een andere boom zou brengen, maar er gebeurde niks. Wel zagen ze ergens een deurtje waardoor ze naar binnen konden gaan. Het bleek een lift te zijn, maar die kon alleen maar omhoog. De kinderen gingen in de lift, en Daantje drukte op het hoogste knopje. ‘Jullie zitten vast,’ zei een stem van de lift. ‘Niemand kan van de boom van de gedwongen vrucht ontsnappen.’ Veel kinderen begonnen te huilen. Ook Daantje wist niet wat hij kon doen. Toen ze uit de lift stapten zagen ze een heks zitten, met een slang en een beer. De beer was een knuffelbeer. Toen ze wat beter keken zagen ze dat de heks en de slang een standbeeld waren. De knuffelbeer begon te lachen. ‘Wat sta je te lachen,’ zei Daantje.
‘Jullie hebben vast moeten eten van de vruchtenpastei en de chocola, nietwaar ?’ zei de knuffelbeer.
‘Ja, hoezo ?’ zei Daantje. Weer begon de knuffelbeer te lachen, ditmaal te schaterlachen.
‘Wat sta jij daar nou te lachen, domme aap,’ zei Daantje.
‘Nou,’ zei de knuffelbeer, ‘ik vind het wel grappig.’
‘Grappig,’ zei Daantje, ‘het is helemaal niet grappig. We zijn er doodziek van.’ Weer moest de knuffelbeer daar erg om lachen.
‘Zit je ons nu uit te lachen ?’ vroeg Daantje.
‘Kom, knuffel me,’ zei de knuffelbeer ineens. Daantje stapte voorzichtig naar voren, en begon de knuffelbeer te knuffelen. ‘Laat mij maar met jullie meegaan, dan zal jullie niks overkomen,’ zei de knuffelbeer. Samen gingen ze terug en de knuffelbeer had gelijk. Nu hij mee was gekomen lieten de konijnen hen met rust. De knuffelbeer was heel aardig. Op een dag vroeg Daantje waarom de konijnen hen niet meer dwongen. ‘Omdat ze bang voor me zijn,’ zei de knuffelbeer.
‘Kun jij Heintje dan niet bevrijden ?’ vroeg Daantje.
‘Nee,’ zei de knuffelbeer, ‘een konijnenslot valt niet zo maar open te krijgen.’ De konijnse wachters stonden ook nog steeds bij de grote tak en beneden, en daar viel niet zomaar langs te komen. ‘Ik zal je vertellen hoe je bij de knuffelboom kan komen,’ zei de knuffelbeer. ‘Midden in de nacht als iedereen slaapt dan schuift het standbeeld van de heks en de slang even opzij waardoor er een tunnel ontstaat die tot de knuffelboom leidt.’
Daantje besluit er naar toe te gaan om meer kennis op te doen. Hij moet helemaal alleen gaan, want de knuffelbeer is van die boom verbannen. Voor de jongere kinderen zou het te gevaarlijk zijn. Alles lukt, en al gauw komt Daantje via de tunnel aan in de knuffelboom. Maar het is alles behalve een knuffelplaats. Militaire konijnen lopen hier rond. Daantje heeft nog nooit zoveel wapens bij elkaar gezien, en ze zien er heel gevaarlijk uit. Deze konijnen zien er veel erger uit dan de andere konijnen. Het zijn roofkonijnen, als ratten. En hun oren zijn ook een stuk korter. ‘Neem van mij aan, deze konijnen zijn geen stumperds, nee, zeker niet. Geen ruzie mee krijgen,’ zegt een konijn tegen hem. ‘Wat kom je hier doen trouwens.’ Maar Daantje loopt door. ‘Wat hebben jullie met Heintje gedaan ?’ roept hij. Even later komt hij bij een hok waarin een heleboel knuffelberen zijn, en waar ook Heintje zit. Heintje is flink boos. Heintje ziet er een stuk ouder uit, en vertelt hem dat ze gedwongen worden gevaarlijke medicijnen te slikken. Als dat zo door gaat heeft Heintje niet lang meer te leven. Daantje schrikt daar erg van. ‘Daantje,’ zegt Heintje, ‘herinner je dat tante het eens heeft gehad over het huisje waar ze eerst woonde, vlak bij de boom, dat daar plagende elven woonden ? Misschien dat zij kunnen helpen. Wij kunnen niet van deze boom weg, maar als jij naar beneden loopt dan kon je door de voordeur eruit en naar ze op zoek gaan.’
Goed idee, zegt Daantje, en vertrekt meteen. Na een tijdje zoeken komt hij bij het huisje van het oude vrouwtje aan. In het huisje vindt hij de elfjes. Ze zijn erg droevig om wat ze het oude vrouwtje allemaal hebben aangedaan. Daantje vertelt hen het verhaal, en al snel gaan ze met hem mee naar de knuffelboom. Ditkeer gingen ze plagen en pesten zoals ze nog nooit eerder hadden gedaan, maar nu allemaal voor een goed doel. De konijnen waren snel allemaal van de boom vertrokken. Deze magische elven wisten heel goed hoe ze de kooi moesten openen, en al snel waren Heintje en de knuffelberen vrij.
En er was een oorlog om de konijnenboom, een oorlog die vele jaren duurde. En zij die de parels droegen, en anderen ermee hadden versierd, hadden een goede wapenrusting.
Hoofdstuk 1.
Ik liep op straat, en dacht aan het mengsel in de lucht, als aan een trap die tot een wolkenkasteel zou leiden, of een andere planeet. Ik had daar vaak over nagedacht en gefilosofeerd. Wie zou daar wonen ? In de nacht trok ik de stoute schoenen aan, en fietste naar de hemel. Ik had een lange regenjas aan.
Een koude oorlog heerste in de hemel, zo koud. Alles hier was gemaakt van het mengsel, prachtige zuilen, zeer hoog, een kolossaal gezicht. Zure gezichten bewaakten deze hemel, professionele gezichten zonder zorg, maar met een doodslust, ongenadig, zonder hart. En ik dacht : als het dan hier al zo koud is, hoe koud zou dan het opperwezen wel niet zijn, God. Ik zag God in de kleine dingen, de liefde tussen mensen, maar niet hoog op een ijselijke troon, geen gezagswezen die brulde om aandacht, en het dan niet gaf. Wie had deze God gecreeerd, deze machine van de hel. Wie had deze God in het leven geroepen ? Ik liep op straat, en keek door een winkelraam, waar ik protserige chocolade figuren zag liggen. De winkelier was in gesprek met een mevrouw. Zijn gezicht stond vuurrood. Niks geen liefde op zijn gezicht, alleen koele zakelijkheid. En de vrouw keek alsof ze haar liefde op het eerste gezicht had gevonden.
Ik liep door op de trap, tot het zolder, waar ik alle geraamtes nog beter kon bekijken. Een machteloos gevoel overstroomde mij, wat mij vertelde dat er meer aan de hand was. Een pauwenkoningin vond ik op een verdieping boven het zolder. Zij was de leider van een stad. Zij sprak mij geruststellend toe. Zij droeg het raadsel van de schoonheid, het raadsel van de hoer. Ik kwam er meer en meer achter dat ik de toren van Babel aan het beklimmen was. Ik was nog maar een jong kind. Ik had deze dromen zelf gecreeerd. Maar ik wilde er meer van weten. Het kon niet zo zijn dat ik de enige hier was. De pauwenkoningin nam mij mee naar haar kamer. ‘Wil je je voetjes vegen, schatje,’ zei ze. Ook wilde ze dat ik zou douchen. Het was liefde op het eerste gezicht. Ik was verliefd op haar. Maar natuurlijk had ik geen plaats in haar hart. Voor haar was ik maar een nummer. Ik was een jong kind, maar op hetzelfde moment een oude man. Zij was een zeemeeuw in de lucht. Boven de zee zweefde zij, de zee van mijn verlangens, maar ze liet me gaan. Ik was een nummer voor haar. Ik was maar een klein golfje in haar zee, gemaakt om te werken, om haar scheepjes te dragen. Toen ik haar bereikt had was ik oud, zeer oud, toen ze mij toegang gaf tot haar toren. We werden vrienden, en ik herinnerde het moment waarop ze mij voor het eerst zag. Ze had sprekende ogen, gecalculeerd, hardvochtig, maar tegelijkertijd zo zoet. Ik was bang voor haar, en tegelijkertijd bewonderde ik haar. De zuilen van haar stad waren hoog. Zou zij God herbergen ? Ik was bang dat ik haar niet aan zou kunnen, bang dat zij over mij zou heersen, en dat gebeurde ook. Het mengsel was hier een dictator. Ik sloofde mezelf voor haar uit, om een hogere rang te krijgen in haar koninkrijk, en op hetzelfde moment vroeg ik mij af waar ik mee bezig was. Ze maakte mij tot kapitein.
Het mengsel was een mix van edele metalen en edele plastic-soorten, met de sterkte van dansers. Het was zowel buigbaar als onbuigbaar. Je kon het niet manipuleren. Zelden had ik een koppiger geheel gezien. Ik bleef maar gefixeerd op haar. Zij was de ster van het feestje, zij werd aanbeden. Haar stem was zacht en zoet, en tegelijkertijd gebiedend. Ze dwong aandacht en aanbidding. Zij die haar niet genoeg gaven werden geperst als fruit en vruchtjes, en wisten de keer erna wel beter. Zij was de mixer. Haar dans-muziek was meeslepend. Je kon je er nauwelijks tegen verzetten. En het raadsel van de schoonheid in haar was allesverwoestend en traumatiserend. In de nacht was zij een storm van angst. Ze was een vrouw van tegenpolen, ze had een duister gat. Haar legermachten vreesden haar. Ik kon mij niet verzetten tegen haar. Ik voelde me een slaaf. Er was iets in haar wat het einde van de wereld kon veroorzaken. Maar ook zij werd oud en grijs op haar oude dag, en ik trok voort. Als een trekvogel nam ik afscheid van haar. Haar woede liet veel van de toren invallen. Ik hield mij vast aan de dunne zuilen van het mengsel, en klom omhoog. Het mengsel redde mij uit haar grip. Ze was een panische verschijning vanaf toen.
Ik trok me op aan het mengsel, maar het begon te branden en te klonteren. Het droop van me af. Het proefde als een mix van chocola en caramel. Een spin greep mij, en ik verloor alles. Ik had geen identiteit meer, geen enkele zeggenschap. De wind deed met mij wat hij wilde. Ik was als geknakt riet. Ik was gekomen op de academie, waar jonge haantjes met hun veren pronkten, arrogante belhamels, die nog niet wisten dat ze niets wisten. Zij hadden van de grote appel van het ‘zelf’ gegeten. De ‘ik’ was hier de baas. Ook zij droegen het geheim van schoonheid. Zij waren ijdel, en bleven uren lang kammen voor de spiegel. Zij hielden hun schoonheidsverkiezingen van wie er het meest deskundig uitzag. Het mengsel werd hier aanbeden. Zij aanbaden het raadsel van de hoer. Het was een koopwaar, bezegeld met een diploma. Koningen kochten hun tronen voor hoge prijzen, en het raadsel van geld was moord. Ik had geen alibi, dus ze zagen mij als de moordenaar aan, en sloten mij op in een inrichting. Het was de koningin van de pauwen die mij daaruit bevrijdde. Dit land kende geen gevangenissen, alleen inrichtingen. En het mengsel was de militaire dienstplicht. De koningin van de pauwen maakte me tot officier nu. Ik was officier in het leger van het mengsel nu.
De hoer van Babylon zat hier, een prostituee, met een handel in koffie en cacao. Zij had haar mengsel geschapen van macht, want de toren moest verder gebouwd worden, tot in het hart van de hemel. Dit keer zou zij niet falen. Er stond teveel op het spel. Zij was de Izebel die de papieren profetie zou scheuren, als het voorhangsel van de schoonheid. Zij had haar potten en pannen opgestapeld, en beklom dezen. Zij was de prinses op de erwt. Haar matrassen waren opgestapeld tot aan het plafond. Vandaar kon ik het koele wezen zien, het wezen dat ons allemaal met strakke, misselijkmakende hand regeerde en afbeulde. Dit monster was genaamd het beest, slechts haar eigen spiegelbeeld. Ik dronk wat van mijn koffie, en zat tegenover haar, op de wiebelende matras. We voelden de erwt steken. Het stak als het ergste zwaard. Het was de wraak van de koffie-plantage, de opstand der slaven. Zij hadden hun eigen middel : de melange. Het was een mengsel van groenten, koffie, fruit en snoep. Het was een neger-opperhoofd die de toren van Babel claimde. Iemand anders had een middel genaamd : de mix. Al snel liep het uit op een oorlog, en het beest sprong toe, zodat ik er langs kom en naar boven rende. ‘Laten ze elkaar maar opvreten,’ dacht ik bij mezelf. Ik had lang genoeg zitten kaarten. Eindelijk waren er dan wat jokers in het spel. Maar de toren van Babel begon in te storten. Ik kon niet verder naar boven. Weer had de koningin der pauwen genade met mij, en liet mij binnen in het wolkenkasteel. Ik was nu haar generaal. Maar koning was ik nog steeds niet. Ik liep er nog steeds zeer armoedig bij. Ze begon met pudding te gooien, en al snel waren we in een gevecht. Het mengsel was nog steeds meer dan overwinnaar. Ik verdiende het niet om zo te lijden, maar de oren waren doof hier. Een kat genaamd mengelmoes kwam dichterbij. ‘Wat wil je hier beginnen ?’ vroeg hij. ‘Niemand zal naar je luisteren, want ze zijn allemaal in de ban van de mengelmoes.’ Ik maakte een stap naar achteren omdat ik bang was dat deze ‘mengelmoes’ mij zou bespringen. Hij zag er woest uit en levensgevaarlijk. ‘Ik zal je doof maken als de rest,’ zei hij. ‘Ik zal je voorhoofd harder maken dan hun voorhoofden, en je zult hen overwinnen.’
‘Waar bestaat u uit ?’ vroeg ik.
‘Appelmoes,’ zei hij, ‘jam, kaas, en veel worst.’ Hij probeerde mij kopjes te geven, maar ik hield me afzijdig. Hij zou me met één slag of bijt kunnen vermorzelen. ‘Ken je het geheim van Babylon ?’ vroeg hij. ‘De moederstad van alle hoeren. Ik bewaak haar boom.’ En hij probeerde mij te verleiden om van die boom te eten, wat mij tot een koning zou maken in de stad, maar ik weigerde, en zijn woede was groot. Hij kookte van woede, en begon te sissen als een slang. ‘Zij die geweigerd hebben komen de stad nooit meer uit,’ sprak hij toen kalm. Ik rende de stad binnen, en zocht naar een schuilplaats om me tegen deze kat te beschermen, maar niemand deed voor me open. Binnenin de stad was de gracht van chaos, waar ik toen insprong. Duisternis omhulde mij, maar alles beter dan deze kat. Ik zwom van gracht naar gracht, totdat ik bij een bakkerij aankwam. Het was de bakkerij des doods, waar zwart-grijze vrouwen werkten. ‘Mengelmoes zal wel naar je op zoek zijn,’ sprak één van de vrouwen. ‘Hij houdt niet van zwervers zoals jij. Er is er maar één die je nog kan helpen, en dat is Hutspot.’
‘Wie is dat ?’ vroeg ik.
Ik ontsnapte via een achterdeurtje met een boekje in mijn hand. Ik was nu in een winkelstraat, op zoek naar Hutspot. Het boekje was een stratenboek, en al snel kwam ik waar ik wezen moest. Hutspot was een oude clown. Hutspot kende de toren van Babel als zijn broekszak en was ooit zelf ternauwernood aan mengelmoes ontsnapt. Hij vertelde mij hoe hij onstnapt was : ‘Een glimlach bestaat uit een mengsel tussen monogamie en polygamie, maar de hoererij is een nog groter overspelig mengsel die de glimlach dooft. Daartoe was mengelmoes uitgezonden. Het grootste mengsel is echter het celibaat waarvan je werkelijk gaat lachen, ja, schaterlachen. Dat is het grootste medicijn.’
‘Bent u van het katholieke priesterschap of iets soortgelijks,’ vroeg ik.
‘Nee, zoon,’ zei hij. ‘Er is een groter mysterie,’ zei hij. ‘De slang bewaakte in de hof de boom van de vermenging, waardoor er bastaarden voort zouden komen, half-bloed paarden. Adam en Eva waren volbloed-paarden van het koninkrijk, de onaangetaste bloedlijn, ongemengd. Zij leefden in de oorspronkelijke hof van Babylon, het paradijs, waar zij de voorbestemde bruid en bruidegom van Babylon waren. Eet van de hutspot.’ En toen zette hij mij een bordje voor. De kat klopte al op de deur, dus ik moest snel eten. Bij de eerste hap die ik naar binnen slikte hoorde ik de kat al krijsen. Bij de tweede hap was alles doodstil. Hutspot had een restaurant, en vertelde mij dat de bruid van Babylon in de kelder leefde. Ik wilde haar graag ontmoeten. Zij was als getooid voor haar man, versierd met kostbare edelstenen. Zij droeg het serum in een glazen bol. Zij was maagd, de prinses van de pauwen. ‘Je weet dat het mengsel aids is, hè ?’ vroeg ze. Ik knikte. ‘En je weet wat de enige oplossing daartegen is, hè ?’ vroeg ze. Ik knikte weer. Ze opende de glazen bol, en haalde er een rode condoom uit. ‘Hier,’ zei ze.
‘Nee,’ zei ik, ‘dat kan ik echt niet aannemen.’ Toen rende ik weg, hard de trap op, en toen nog hoger. Dit hier was niets anders dan een andere afdeling van het bordeel. Het mengsel regeerde hier. Ik greep een paraplu die ergens hing, en wist dat als ik ergens de kans kreeg, dan zou ik van deze toren afspringen. Maar alles was gesloten hier. Ik kon alleen naar boven rennen. Er was zo’n meerkeuze-dictatuur hier. Bovenaan de trap was het rijk van mevrouw Kluts, een heks. Zij stond daar in haar ketel te roeren. Toen ik er langs wilde, veranderde ze in een octopus. Tegelijkertijd veranderde alles wat hier was in een grote zee. ‘Klaar voor de zondvloed ?’ zei ze. Zij was een zeeheks. Zij was het mengsel der mengsels. Ook kon ze alles in steen laten veranderen. Het was bijna twaalf uur op de klok van de toren van Babel. Iedereen verzamelde zich onder de klok, alle bakkers met hun taarten, en toen kwam de snijder naar voren om de taarten te snijden. Het mengsel zou gescheiden worden. Alles ging in grote dozen. Mij wilden ze tot koning maken, maar ik wilde hier niet wezen. Ik verborg me in de klok. In de klok was een tunnel naar een andere toren, de toren van Noach, die zou namelijk hoog genoeg zijn om de hemel te bereiken, die zou nooit vallen, en die zou niet door de zondvloed getroffen worden. De godin der pauwen begroette mij daar, en nam mij naar binnen. Hier werd ik niet als een nummer behandeld. Maar er was iets wat niet klopte. Ik was terecht gekomen in een molen. Ik zou spoedig tot moes vermalen worden. Ik rende snel weer terug naar de toren van Babel, maar die was al aan het branden. Ik kon geen kant op. Plotseling pikte een vogel me op en zette me in de wolken. ‘Hier gaat de toren van Babel verder,’ zei de vogel. Ik klom van wolk tot wolk, en besefte dat de gehele aarde een toren van Babel was. Hoeveel torens zou het kasteel van Babel hebben, dacht ik. Ik stapte in een lift, waar ook de hoer van Babylon inzat, en de bruid van Babylon. ‘Zo, waar gaat de reis naartoe ?’ vroeg ik.
‘Naar de hemel,’ zeiden ze.
‘Oh, de hof van Babylon ?’ vroeg ik. Ze knikten. ‘Moes regeert daar,’ zeiden ze.
‘Oh, mengelmoes ?’ vroeg ik verschrikt.
‘Nee, zijn broer, die is wat makkelijker,’ zeiden ze.
‘Ik hoop het,’ zei ik.
Na een tijdje kwamen we aan in de hof van Babylon. Moes was inderdaad ook een kat, een prachtig beest. ‘De Kat van Babylon,’ zeiden ze. Moes was een aardig dier. Alles leek hier gemaakt te zijn van moes. De druiptuinen waren hier. ‘Koffie ?’ vroeg Moes. Ik knikte. ‘Met of zonder chocola ?’
‘Met,’ zei ik.
‘Goede keus,’ zei Moes. ‘De gifmengers van de hel nog tegen gekomen ?’ Ik knikte. Daar had ik genoeg van gezien.
‘De gedwongen vrucht, hè,’ zei hij. Ik knikte weer.
‘Nu, die gedwongen vrucht is hier niet,’ zei hij. Ik keek naar een omgekapte boom, maar wel vloeide er spul van naar beneden. ‘Ja, beneden komt heel wat aan,’ zei Moes.
‘Kun je die boom niet naar beneden donderen ?’ vroeg ik.
‘Nee, want dan komt niemand meer aan. Dan was jij hier ook nooit gekomen,’ zei Moes. Het raadsel van de schoonheid raasde in de lucht als een mengsel, haarzelf instandhoudende, bevestigende en ondersteunende. Zij had geen zelf-kritiek, zij was puur en alwetend. Zij protste hier en bracht anderen ten onder. En niemand kon haar vasthouden vanwege hun onreinheid. Zij was een giftige lijm in de lucht. Zij was de enige waarheid. Zij nam niemand serieus, kon zich totaal niet verplaatsen in de ander, en had daar ook geen behoefte aan, want alles draaide om haar, zij was de enige. Zij was de chemische stank in de lucht, de uitlaat van de cosmetische fabriek. Zij was van alles en iedereen verlaten, maar hield zichzelf in stand door zelfbevrediging. Ze was een meervoudige personaliteiten syndroom. Zij eiste blindelingse gehoorzaamheid. En dit noemden ze de hemel ? Moes zei dat we daarom beter in de hof van Babylon konden blijven. Er was daarboven niets te zoeken. Maar de bijtende lucht was overal. Moes bracht me naar een grot waar poppen waren. Hier was het veiliger, maar die poppen deugden ook niet echt. Ik voelde me opgesloten hier. Moes begreep me, en bracht me toen naar de grot van een draak. Het vuur van de draak en zijn rook was erg ontgiftigend. Het was de draak van Babylon, die de geheimen hier bewaarde. Ik had het gevoel dat ik weer een beetje kon ademen. De draak verwarmt de toren. De draak heeft dit alles gebouwd. Wij kunnen alleen opstijgen als een phoenix vanuit het as. Dit is de draken-cocon, de cocon van vuur en ijs. Wij zijn vlinders van de dood, die vervolgens worden gedroogd en ingelijst. Wij zijn hier op het mijnenveld, elke stap kan de laatste zijn. Maar uit de cocon zullen wij nooit vallen. De martelaar schreeuwt en niemand verstaat. De draak grijpt om zich heen, en sleurt iedereen mee in zijn val.
Hoofdstuk 2.
De tere vlinder vliegt, raakt vast in webben, valt, en verandert in een moordenaar. Vals beschuldigd, bespot, bedreigd, gedwongen en gehaat, moest zij van het mengsel drinken, van Babylon’s thee, en haar gevoelens verdringen. Tot het dodenrijk daalde zij, in het diepste van de hel vond zij haar pijl. Zij is een moordenaar nu, een deel van de draak zelf. Zij moest drinken van de thee, zij moest eten van het verleden. Zij moest drinken van andere werelden die zij niet kende. Zij was naar de toren van Babel verbannen. De molenaar van het kruis moest zij ontmoeten, en de moordenaar die daaraan hing. Zij verloor alles in de strijd. Door het mengsel werd alles van haar afgesneden. De stem van Babel was zacht en verwarrend. Alleen de ochtend kon verheldering geven. En dan kwam de nacht weer, en dat ging maar door, totdat we zelf een deel van het mengsel waren geworden. De bakker van Babylon mengt ons. Hij maakt van ons dat wat we niet wilden zijn. Hij trekt ons uit elkaar en voegt dingen in, zoals hij dat wil. Ik zat weer in de lift, ditmaal naar beneden, tot diep onder de grond waar de slager van Babylon leefde.
De volgende dag liep ik in de winkelstraat en probeerde dit alles te vergeten. Maar diep van binnen wist ik dat ik nog steeds in deze toren opgesloten zat. Toen ik thuis was staarde ik uit het raam, en ging vroeg naar bed. In mijn bed lag ik te woelen, en probeerde alles van me af te schudden. Ik voelde me ziek. Ik kon wel janken. In mijn boekenkast was een boek van de Babylonische geschiedenis, naast een boek van Mexicaanse ijs-gerechten. Ik trok beide boeken eruit, en las in het eerste boek over Tammuz die het symbool was van de overwinning over relatie-problemen in het huwelijk. Hij was getrouwd met Ishtar, die het pasen uitbeeldde als Easter. Zij was een hemels ei dat ooit uit de hemel viel in de rivier de Eufraat. In de Sumerische voor-cultuur stond zij bekend als Inana die haar zuster Ereshkegal in de onderwereld wilde bezoeken en door zeven poorten moest gaan waarbij ze telkens een kledingstuk of sieraad moest afleggen. Zij beeldde de heilige striptease uit, het pellen van het heilige ei. Ishtar-Inanna was ook de moeder van Tammuz die hem later uit de doden opwekte door haar tranen. Hij had ontdekt dat het huwelijk hem tot het graf had geleid, maar kwam er ook achter dat het hem weer opwekte. Dit is de kracht van het Pasen, Easter. Hij was een voor-christelijke Babylonische Christus. Hij werd verscheurd door een psychiater, en werd toen meervoudige personaliteiten syndroom genoemd. Omdat zijn vrouw nog steeds een relatie met hem had werd zij vanaf dat moment een hoer genoemd, en was toen rijp voor de prostitutie. Ik voelde me machteloos en hulpeloos. Ik greep naar het tweede boek dat ik had gepakt, met de Mexicaanse ijs-recepten. Ik bestelde veel ijs en ging direct aan de slag. Er was zoveel ijs dat ik het in drie ijskasten in de kelder moest stoppen. Ik nodigde een vriendin uit. Ze vond het heerlijk. Ze vertelde mij veel over Mexico. Ik vertelde haar veel over de toren van Babel. ‘Weet je dat er ook zo’n toren in Mexico staat ?’ vroeg ze. Ze haalde een boek uit haar tas en liet het me zien. ‘Het is een ondergrondse toren, naar het middelpunt van de aarde.’
‘En wat is daar te zien, in het middelpunt van de aarde ?’ vroeg ik. Ze haalde nog een boek uit haar tas. Ik schrok. Het waren de meest verschrikkelijke slangen en draken. ‘Dit kun je daar vinden,’ zei ze. Toen ik het boek begon door te bladeren vond ik het prachtig. ‘Daar in Mexico aanbidden ze de dualiteit. Dat betekent dat ze alles aannemen wat je zegt, maar daar maken ze wel hun eigen mengsel van,’ zei ze.
‘Je bedoelt de paradox ?’ vroeg ik. Ze knikte. ‘Ze aanbidden de rokende spiegel,’ zei ze. ‘De spiegel is de enige weg uit de toren van Babylon,’ zei ze. ‘Ik ben gekomen om je te redden.’
‘Nou, dank je wel,’ zei ik. ‘Dank je wel.’ Ze leidde mij naar de spiegel, en door de spiegel kwamen we samen in de ondergrondse toren van Mexico terecht. We gingen het eerste het beste ijs-restaurantje binnen. Het leven was hier goed, veel beter dan in de toren van Babel. Mijn redder zat naast me. Wel begon het steeds kouder te worden. Ik staarde naar een vlechtwerk aan de muur. ‘Je hebt de dubbele draad nodig,’ zei ze. ‘De twee kunnen niet zonder elkaar.’ Ik nam haar in mijn armen en besefte dat ik niet zonder het mengsel kon. Na het eten gingen we naar een hotel. We zochten een spiegel op, en gingen weer terug naar de toren van Babel. ‘De toren van Babel, en het Mexicaanse ijs,’ zei ik. ‘Laten we het daarop houden. Hier woon ik, dit is mijn thuis.’ Ze knikte. Ze stond volledig achter me. Er liepen wachters op de muren van Babel, om het geheim te bewaken. ‘Hier woont de hoer van Babylon,’ zeiden ze telkens. Er kwam een klein hondje op me afrennen. Ik nam het beestje in mijn armen. Ik wilde het geheim weten. We stapten in de lift, en gingen nog verder naar beneden. We kwamen aan in de hof. Het leek alsof we een cirkeltje hadden gemaakt. Maar dit keer stond de omgekapte boom rechtop, en er was een slang in de boom, genaamd Ea. Deze slang was een orakel. Je moest niets van wat hij zei letterlijk nemen. Hij was de god van de afgrond, die door de Sumeriers ook wel Enki werd genoemd. Hij was ook de god van het water en van de wijsheid. Hier hing het mexicaanse ijs in de boom. ‘Als god zul je zijn, als je van het mexicaanse ijs zal eten,’ zei de slang. ‘En je ogen zullen opengaan. Het zal je hart verlichten.’
‘Ik heb er al van gegeten,’ zei ik.
‘Dan zullen de Spanjaarden je snel vinden,’ zei de slang.
‘De Spaanse inquisitie ?’ vroeg ik. De slang knikte. ‘Maar daar weet ik wel wat op,’ zei de slang. ‘Bouw een schip, want ik zal de zondvloed brengen.’
‘Kan ik niet gewoon de lift weer in ?’ vroeg ik. Het was een schip der zotten waarin ik was beland, maar ook wist ik dat hier ergens het geheim moest zijn. Ik ging zitten op een bankje, en wist niet of ik de raadselachtige slang met z’n allegorieen serieus moest nemen. Weer nam ik wat van het mexicaanse ijs. Het was gewoon lekker, en verder kon het me niet zoveel schelen. Hij was een zoetwater slang, en een slang van het genezend water, dus zo erg zou zo’n zondvloed nog niet eens zijn. In de bijbel was er ergens een tekst over de poel van vuur en zwavel van eeuwige pijniging, wat in de grondtekst een poel van genezing blijkt te zijn. Alles was hier zo dubbel, en alles kon omgedraaid worden. Het orakel lachte naar me. Hij scheen zichzelf ook niet al te serieus te nemen. ‘Ik ben het geheim van de vruchtbaarheid,’ grapte hij, ‘het geheim van alle creatie.’
‘Het zal wel,’ zei ik. Maar mijn mond begon steeds meer te branden. Wat had ik toch gegeten. ‘Ik zei het je toch,’ zei de slang, ‘maar je wilde niet luisteren.’
‘Zeker zwaar gekruid,’ zei ik. Ik gooide de deur achter mij dicht, en ging weer naar mijn kamer. Ik legde de twee boeken weer terug in de boekenkast, samen met de twee boeken die ik van die vriendin had gekregen. Ik ging weer slapen. In de nacht werd ik weer wakker van de pijn. ‘Je bent gekust door het vuur,’ zei een stem. Ik probeerde weer te slapen, maar het lukte niet. ‘Eet wat meer van het mexicaanse ijs, toe,’ zei de stem. Ik strompelde naar de keuken, en begon te eten, zoals ik nog nooit had gegeten, maar het vuur werd steeds erger. Ik hoorde gelach. ‘Okay, wat moet ik nu doen,’ zei ik.
‘Snap je dan niet dat je in een dubbele wereld bent. Wil je meer ijs, dan krijg je meer vuur,’ zei de stem.
Ik moest al snel overgeven van het vele ijs wat ik had gegeten, en er ging nog wel meer uit : vreemd kruid, vreemde bessen, zelfs doorns. ‘Het mexicaans ijs is goed voor orale laxering,’ zei de stem. Het voelde alsof mijn darmen werden schoongespoeld, en ik spuugde alles uit. Ik ging weer slapen, en sliep als een roos.
Bloedbessen
Joost Verschuur komt 's avonds laat thuis van een feestje. Zijn vriendin ligt al in bed. Snel doet hij zijn kleren uit en gaat tegen haar aanliggen. Ze slaapt, maar wordt wakker van hem. Ze kust hem, en dan vallen ze samen in slaap. Midden in de nacht horen ze een hard geluid. Joost rent naar het raam. Iemand staat voor de deur. 'Doet jullie bel het niet ofzo ?' schreeuwt de persoon. Het is de broer van Joost. Even later staat ook zijn zus voor de deur. 'Doe open Joost,' schreeuwt zijn zus. Joost staat als aan de grond genageld, kleed zich langzaam aan, en loopt langzaam naar beneden om de deur te openen. Even later zitten ze rond de tafel. De vriendin van Joost is er inmiddels ook bijgekomen. 'Willen jullie wat drinken ?' vraagt Thea, de vriendin van Joost.
'Nee,' zegt Arnold, de broer van Joost. 'Jacquelien, vertel jij het hen maar.'
Jacquelien, de zus van Joost begint te huilen. 'Pa is ernstig ziek,' zegt ze.
'Wat heeft hij ?' vraagt Joost verschrikt.
'Hartklachten,' zegt Arnold. 'Hij heeft een hart-aanval gehad. Hij heeft niet lang meer te leven. Hij wil dat je nu bij hem komt. Hij wil je iets vertellen.'
Zo gezegd zo gedaan. Even later staat Joost bij zijn vader op de stoep, en een paar minuten later heeft hij de warme hand van zijn vader in zijn hand. 'Joost,' zegt zijn vader, 'ik ga weg. Spoedig zal ik mijn laatste adem uitblazen. Ik heb al met mijn andere kinderen gesproken, maar niet met jou.' Hij knipoogt even naar Joost, en laat dan even een glimlach zien. Joost, ik .... Met jou heb ik altijd het beste contact gehad, van de kinderen, maar de laatste jaren niet meer zoals het was, en ik weet wel waardoor dat komt. Thea had een hekel aan me. In ieder geval ... ik wil je zeggen dat ik van je houd, en dat ... dat ... mijn grootste erfenis naar jou toegaat.'
'En wat is dat dan ?' vraagt Joost.
'Een boek,' zegt zijn vader.
'Wat voor een boek ?' vraagt Joost.
'Een boek van zeerovers en spoken, ik heb het zelf geschreven,' zegt zijn vader. 'Ik heb het onder pseudoniem geschreven, zodat niemand ooit wist dat ik het had geschreven.'
'Die bestseller ?' vraagt Joost. 'Heb jij dat geschreven ?'
Na een paar dagen sterft de vader van Joost en enkele dagen later heeft Joost de eerste uitgave, de luxe editie, van het boek in bezit, en het manuscript. Joost bergt het meteen goed op. 'Zo, dat was dan de biecht van mijn vader,' zegt Joost tegen Thea. Thea zegt niks. Ze heeft zijn vader nooit gemogen.
'Klaar !' zegt Joost. 'Afgelopen.'
Thea komt langzaam naar hem toe, omhelst hem, en dan kust ze hem.
'Het was niets dan spel,' zegt Joost, 'het contact wat ik eerder met hem had. Ik deed maar net alsof, ik had geen andere keus.'
'Ik weet het,' zegt Thea, 'en vroeger durfde je niet anders.'
Joost kust Thea terug. Samen gaan ze op de bank zitten. Joost speelt wat met haar bloesje. 'Je hebt nu een echt speeltje,' zegt Thea. 'Iets wat je zelf hebt uitgekozen en wat je leuk vindt.'
Joost knikt. Bijna met zijn kin opgeheven. Voor het eerst in zijn leven kan hij echt glimlachen, en hij kijkt rebels. 'Toch wel vreemd dat mijn vader de schrijver was van dat boek,' zei Joost. Thea knikt. 'En jij bent de schrijver van mijn boek,' zegt ze. Joost glimlacht. 'Ik houd ervan je te beschrijven.'
'Doe nog eens een gooi,' zegt Thea.
'Je bent bloedmooi,' zegt Joost. 'Ik kan je wel drinken.'
'Mooi als die struik met bloedbessen daar buiten ?'
'Die bessen zijn giftig,' zegt Joost. 'Jij bent ontgiftigend, genezend.'
'Maar medicijnen zijn soms giftig, Joost,' zegt Thea. 'Giftig, het kan een gave zijn, een gift.'
'Gut wat doe je weer moeilijk,' lacht Joost. En neemt haar in de houdgreep. 'Ik ben toch veel sterker dan jij.'
Thea kijkt hem aan. 'Verleden tijd,' zegt ze zacht. 'Kijk eens diep in mijn ogen.' Joost doet het en voelt zich zwak worden, en dan ineens neemt zij hem in de houdgreep. 'Okay, Thea,' zegt Joost, 'ophouden met die spelletjes nu. Ik weet dat je me kunt betoveren en hypnotiseren. Je bent misschien wel potentieel een gevaar.'
'Gevaar is een te groot woord, noem het maar avontuur,' zegt Thea.
Midden in de nacht worden ze weer wakker van een geluid. Het zijn weer de broer en zus van Joost. Even later zitten ze weer om de tafel.
'Wat heeft vader je gegeven,' vraagt Jacquelien.
'Oh niets,' zegt Joost.
'Probeer het niet achter te houden, Joost,' zegt Jacquelien, 'want moeder heeft gezegd dat jij iets hebt gehad.'
'Dat is tussen vader en mij,' zegt Joost. 'Waarom zijn jullie hier ?'
Joost kijkt ze indringend aan. 'Nou ? Waarom zeggen jullie niets ?'
'Wij vinden dat je moet zeggen wat vader je heeft gegeven,' zegt Jacquelien. Arnold knikt.
'En daarmee komen jullie midden in de nacht ? Waar slaat dat op ?' vraagt Joost.
'Omdat het belangrijk is,' zegt Arnold. 'Nou, zeg op.'
'Okay dan,' zegt Joost, 'als het voor jullie zo belangrijk is, eh, het was een boek, over zeerovers en spoken. Eh, hij heeft dat boek eens geschreven onder pseudoniem.'
'Mis, Joost,' zegt Arnold. 'Bladzijde 441 vertelt het geheim, daar heeft hij in kleine letters geschreven, ga zelf maar kijken.' Joost pakt het boek, gaat naar bladzijde 441 en leest hardop : 'Beste Joost, gefeliciteerd, aan jou de familie-erfenis : een geheim eiland.'
'Moet ik nu hoera zeggen ?' vraagt Joost. 'En waar is dat geheime eiland ?'
'Ga naar bladzijde 847,' zegt Arnold.
En daar leest Joost het. Het schijnt dat Joost een geadopteerd kind was, als baby, en zijn vader en moeder durfden het hem nooit te zeggen. Boos slingert Joost het boek weg, en rent naar buiten, terwijl Thea hem achterna gaat. 'Lees het boek verder voor meer informatie,' roept Arnold hem na. Maar Joost is woedend. Pas na een paar uur komt Joost weer thuis, samen met Thea. Arnold en Jacquelien liggen op de bank te slapen. Op de tafel ligt het boek, en Joost leest verder. Het blijkt dat Joost op dat eiland geboren is.
Na een tijdje kan Joost het accepteren en gaat samen met Thea op vakantie naar het eiland. Er wonen daar twee mensen die ooit de samenleving hebben verlaten. Ze wonen hier als wilden. Als Joost hen het verhaal vertelt begrijpen ze dat hij hun kind is.
'Jij hoort bij ons,' zegt zijn echte vader. 'Ooit hebben ze jou van ons afgepakt. Nu ben je terug. En Thea is ook welkom.' Hij omhelst zijn vader en dan zijn moeder, en ook Thea doet dat. En ze leven nog lang en gelukkig.
Het Zoete Zalf Bos
Ze zaten rondom de tafel : koning Klaproos, fee Boterbloem, kabouter Sleutelzaad, en Roosje. 'We moeten er echt wat aan doen,' sprak de koning. 'Dat kan zo niet langer. Prins Zoete Zalf is al te lang van ons weg. We moeten wat aan die nare heks doen.'
'Waar woont ze ?' vroeg Roosje.
'In het luisterbos,' zei koning Klaproos. Even later waren ze op pad naar het luisterbos. Het was een stuk lopen door de velden van kro-bloemen. Bij het kasteel aangekomen stond heks Greepbeen al op hen te wachten. 'Heks !' bulderde koning Klaproos. 'Laat prins Zoete Zalf vrij !' Maar de heks begon te lachen. 'Jullie kunnen toch niks tegen mij doen,' zei ze. Kabouter Sleutelzaad was in zijn boek aan het bladeren. Het was een toverboek waar vaak waardevolle dingen in stonden, en dan vooral op momenten waarop ze het nodig hadden. De teksten en de plaatjes in het boek leken altijd weer te veranderen. 'Assisteer mij,' zei koning Klaproos.
'Hier staat …,' zei kabouter Sleutelzaad, 'dat de heks onschadelijk gemaakt kan worden door sluipzand, en dat is in het bezit van de tovenaar van het peperplantjes-bos.'
'Geef hier dat boek !' krijste de heks.
'Op naar het peperplantjes-bos,' zei koning Klaproos. Weer was het een stuk lopen. De tovenaar had inderdaad het sluipzand. Het was toverzand. 'Zeg, wat een mooi boek heb jij daar,' zei hij tegen kabouter Sleutelzaad. Kabouter Sleutelzaad knikte. 'Zeg, ik heb een idee,' zei de tovenaar. 'Ik ga met jullie mee naar de heks, en zal er voor zorgen dat de prins snel vrij is.' Dat vonden ze allemaal een goed plan. De tovenaar liep voorop met het sluipzand, en weer kwamen ze na een stuk lopen aan bij de heks. 'Zo, zijn jullie daar eindelijk weer. Ik heb op jullie zitten wachten. Ik had nog een verassing voor jullie,' zei de heks.
'Nou, dat komt goed uit,' zei de tovenaar, 'want wij hebben ook een verassing voor u.'
De tovenaar strooide snel wat sluipzand over de heks heen. De heks lag snel krachteloos op de grond. Ze had haar macht verloren, maar ze begon te lachen. 'Nu ik, nu ik,' zei ze. 'Weet je, ik heb het jullie eigenlijk nog nooit verteld, maar dat zal ik nu doen, dat werd weleens tijd, nietwaar, maar mijn drie-ogige reuzenbroer, die de heksenkoning is, wacht al in het kasteel op jullie met koffie en gebak.' De tovenaar dacht dat hij met het sluipzand ook de drie-ogige broer van de heks onschadelijk kon maken, maar toen ze bij hem aankwamen, en de tovenaar het sluipzand op hem strooide gebeurde er niets. 'Je zal er wel wat anders voor nodig hebben,' zei kabouter Sleutelzaad. De drie-ogige reuzenbroer van de heks begon te bulderen van het lachen.
'Zeg knaap,' zei koning Klaproos. 'Laat onmiddellijk prins Zoete Zalf vrij.'
'Waarom zou ik ?' zei de drie-ogige broer van de heks.
'Nou, het is beter voor je om dat nu te doen,' zei koning Klaproos.
'Komt niks van in, hoor,' zei de broer van de heks. Ze keken allemaal in zijn drie ogen, die niets dan gemeenheid, duisterheid en akeligheid uitstraalden.
'Dit is niets anders dan bar en boos,' zei koning Klaproos. 'Koffie met gebak wordt dat dan genoemd, nou eerder brood met spinnekoppen. Zo ontvang je geen gasten.'
'Gasten, ha !' zei de broer van de heks. 'Jullie zijn indringers. Nou, maak dat je wegkomt, anders zul je misschien nooit de kans meer krijgen om weg te kunnen komen. Vlug.'
'Zeg, ik laat me niet zomaar door een vlegel de les leren,' zei koning Klaproos. 'Je laat nu de prins vrij, of het zal je zuur berouwen. Koffie met gebak, puh.'
'Ja, mijn zus heeft altijd de neiging mij beter voor te stellen dan ik ben,' zei de broer van de heks. 'Dat is dan haar probleem.'
'U bent het probleem,' zei Roosje.
'Ach wat,' zei de broer van de heks, 'pijp zeven krijgt ook praatjes.'
'En dat noemt zichzelf koning,' zei Roosje.
'Wat een koning zal dat wezen,' zei fee Boterbloem.
'Juist,' zei Roosje, 'een koning van klusje knudde.'
'Oh zeg, gaan we beledigend doen ?' vroeg de broer van de heks.
'Nee,' zei Roosje, 'dat is een gebakje van eigen deeg. Koffie erbij ?'
'Roosje, Roosje,' zei koning Klaproos, 'praten met die man heeft weinig zin.'
'Nou, hij moet gewoon ophoepelen,' zei Roosje brutaal. 'Hij gaat echt zijn zin niet krijgen. Hij zal echt wel moe van zichzelf worden.'
Ondertussen was kabouter Sleutelzaad in zijn boek aan het lezen. 'Hier heb ik het,' zei hij. 'De drie-ogige reus, ook wel heksenkoning genoemd, kan verslagen worden door het kikkerdril van dokter Repelmeel die woont in het regenplantjes-bos.
'Je gaat nu dat boek aan mij geven,' zei de drie-ogige reus boos. Snel gingen ze uit het kasteel, en gingen richting het regenplantjes-bos. Het was weer een stuk lopen. Dokter Repelmeel had het kikkerdril in allerlei ketels. Ook hij wilde wel met ze mee om de reus uit te schakelen, zodat de prins vrij zou kunnen komen. Hij liep voorop met een pannetje kikkerdril. Toen ze bij de reus waren aangekomen, smeet dokter Repelmeel het kikkerdril in zijn gezicht. De reus storte direct neer. Maar ook hij begon net als de heks te lachen. 'Ik had het jullie nog niet verteld,' zei hij, 'maar de wachter van de groene kerker, waar de prins is opgesloten, is nog wel verschrikkelijker dan ik.'
Ze begonnen het hele kasteel door te zoeken. Ergens onderin het kasteel vonden ze een boeken-kamer. Kabouter Sleutelzaad leunde tegen een boekenkast aan, die direct opzij schoof, zodat er een tunnel zichtbaar werd die naar beneden liep. Hier kwamen ze aan bij de groene kerker. Een groen monster met veel klauwen kwam op hen af. 'Wat jammer nou dat jullie hier zijn gekomen, want een ieder die hier komt, komt nooit meer weg,' zei het monster. 'Het was dom van de prins om hier te komen ! En nu is het dom van jullie. Niemand komt ooit nog uit de groene kerker. De groene kerker is gierig.'
'Dat kan me niet zoveel schelen,' zei koning Klaproos. 'Je gaat de prins nu loslaten.'
'Komt niks van in, komt niks van in,' zei het monster. 'Iedereen weet dat, dat je hier gewoon niet moet komen. Dat heeft zo z'n gevolgen, ziet u.'
'Ik zie helemaal niks,' zei koning Klaproos. 'Wij zijn hier voor de bevrijding van de prins. Je laat hem nu los, anders zul je wat beleven.'
'Zeg, jullie hebben waarschijnlijk nog niet goed door met wie jullie te maken hebben,' zei het monster.
'Dat kan ons niet schelen !' riep Roosje.
'Alsof het mij wel iets kan schelen,' zei het monster.
'U laat hem nu vrij,' zei Roosje.
'Ik laat helemaal niks vrij, er komt gewoon wat bij,' zei het monster.
'Nee,' zei Roosje, 'wat bent u gemeen.'
'En wat ben jij dom,' zei het monster.
Kabouter Sleutelzaad was weer in zijn boek aan het lezen. 'Hier heb ik het !' riep hij. 'De monsterlijke wachter van de groene kerker kan verslagen worden door feeen-lippenstift.'
'Jullie komen hier toch nooit meer weg,' zei het monster, 'dus vergeet die feeen-lippenstift maar.'
'Fee Boterbloem, heb jij nog feeen-lippenstift in je tasje ?' vroeg koning Klaproos.
'Nee, ik heb het thuis laten liggen,' zei fee Boterbloem.
'Niemand heeft het hier, dus geef de moed maar op,' zei het monster.
'Nee !' riep Roosje. 'Ik heb nog feeen-lippenstift !' Snel haalde ze het tevoorschijn.
'Kras het op hem,' zei kabouter Sleutelzaad. Roosje rende op het monster af, en begon met de feeen-lippenstift op hem te krassen.
'Nee, nee !' krijste het monster, 'ga weg met dat spul ! Nee, nee, doe dat ding weg !' Het monster begon geheel weg te smelten, terwijl het slot van de kerker losknapte. De prins was vrij. Snel namen ze prins Zoete Zalf mee terug naar het Zoete Zalf bos, waar ze allen woonden.
En de kinderen kwamen tot het bos der nachtmerries, en veranderden daar in indianen. Dit was de enige manier om door het bos te komen, en na een verschrikkelijk lange tijd in het bos der nachtmerries kwamen ze aan in de jachtvelden, waar bizons hen aanstaarden. En er was een lange oorlog tussen de bizons en de indianen.
De Roodbil Stam
Henry ter Zand was een voetballer van het eerste team van zijn stad. Vaak kwam er een motorbende kijken, die de voetballers vaak uitscholden voor voetbroeders en ei-verkopers. Henry werd er altijd een beetje misselijk van. Op een dag besloot hij de motorbende eens te bezoeken. Hij had zich anders aangekleed zodat hij niet meer op zichzelf leek. Hij werd hartelijk ontvangen, en men leidde hem rond in het gebouw. Er waren wat oude mensen bij, misschien ouders van de motorrijders, en een vrouw die een soort bediende was deed het woord. Maar plotseling werd hij herkend door een van de motorrijders, en Henry moest maken dat hij weg kwam. Het uitschelden was sindsdien wel een stuk minder ineens, en op een dag werd Henry uitgenodigd om weer eens bij hen op bezoek te komen. De motorrijders hadden er spijt van dat ze hem zo rot hadden behandeld. Al gauw werd Henry goede vrienden met hen, wat ook de bedoeling was. Op een dag las een van de motorrijders voor uit een vreemd jongensboek. Het ging over de roodbil stam, een groep wilden die in de bossen leefden. De roodbil stam deed veel aan voetbal, maar er werden nogal wrede dingen gedaan met de verliezers. 'Het spijt ons, Henry,' zei de motorrijder, 'we hebben ons inderdaad nogal kinderachtig gedragen.'
Eric Rouwmeester heette een van de motorrijders, en had vroeger nog bij Henry in de klas gezeten. Eric knipoogde naar hem. Aan het einde van het voorlezen sprak Eric hem nog even persoonlijk aan. 'Heb je zin om een keer mee te gaan samen naar het bos ?' vroeg Eric. 'Dan kunnen we wat oude herinneringen ophalen.' Henry vond dat best. Een paar avonden later waren ze samen in het bos. Zo deden ze dat vroeger ook. 'Ja, eigenlijk raar,' zei Eric. 'We gingen beiden naar een andere school later, en het contact was verbroken, terwijl we toch altijd goede vrienden waren.' Henry knikte. In het bos kwamen ze een verwilderde vrouw tegen. Ze had wat rode verf achter op haar broek. 'Ja, verfschieten,' zei ze. Het bleek een spel te zijn.
Na een tijdje kwamen ze bij een ravijn aan. Ze hadden hier een goed uitzicht. 'Herinner je je Klaas nog ?' vroeg Eric. 'Heeft zichzelf stukgereden tegen een boom. En Ilse, ook dood.' Henry knikte. Ja, dat had hij ook gehoord. Hij was er kapot van. Klaas en Ilse waren ook goede vrienden van hem. 'Maar ja, dood is dood,' zei Eric. 'Je kunt ze niet terughalen.' Daar kwam de vrouw weer langs. Ditmaal had ze nog meer rode strepen op haar lichaam. 'Zo, je hebt het druk,' zei Eric.
'Ja,' zei de vrouw. 'Een feestje, maar een leuk feest.'
'Gelukkig,' zei Eric. Henry grinnikte. 'Hey, is dat Riet niet ?' zei Henry. 'Riet van de Kaars.'
'Ja, verhip, je hebt gelijk,' zei Eric. 'Hey, Riet.' Maar Riet was al weer verderop. 'Laten we er naartoe gaan,' zei Eric. Even later vonden ze haar. 'Hoe gaat het met je, Riet, ken je ons nog, Eric en Henry.'
'Het gaat goed, en met jullie ?' vroeg Riet. Ze deed een beetje afstandelijk ineens. Riet kon vroeger moeilijk meekomen op school en had vaak het gevoel dat ze er niet echt bijhoorde. Ze ging vroegtijdig naar een andere school. Na een tijdje brak het ijs een beetje. 'Zeg hebben jullie zin om mee te gaan naar het feestje ? Het is mijn feestje,' zei Riet. Even later zaten ze bij haar thuis met de andere feestgangers. Ze had een groot huis. 'Blijven jullie slapen ?' vroeg ze.
Ach ja, waarom niet, dachten Eric en Henry. Er werd even wat gebeld, en al snel was het okay. Midden in de nacht stond Eric op en ging op zijn blote voeten naar buiten. Het was een huis in het bos. Hij vond het geweldig om alleen in de natuur te zijn. Na een tijdje lopen kwam hij bij een meer aan, deed zijn kleren uit en gleed in het water. Het water was een beetje koel, maar verder was het warm weer. Heerlijk vond hij dat, om in de vrije natuur te zwemmen, en helemaal alleen. Maar later merkte dat er ook een andere man en een vrouw aan het zwemmen waren, aan de overkant van het meer. Het waren mysterieuze mensen. Eric groette hen beleefd. 'Zo, wat doe jij zo laat hier,' vroeg de man. Eric vertelde dat hij niet kon slapen, en het fijn vond alleen in de natuur te zijn. 'En jullie ?' vroeg Eric.
'We hebben nergens om naartoe te gaan,' zei de vrouw. 'We hebben ons huis verloren, en nu leven we in de natuur.' Even later lieten ze hem het hol zien waarin ze woonden.
'Fantastisch,' zei Eric. 'Ik zou ook wel in zo'n hol willen wonen.' Maar ineens greep de man een pistool en richtte het op Eric. 'Meekomen,' zei hij. Eric werd ergens in een kooi gestopt gemaakt van takken en touw. 'Wat gaan jullie met me doen ?' vroeg Eric.
'Weten we nog niet,' zei de vrouw. Eric zag dat de vrouw rode vlekken op haar bil had. Toen lieten ze hem alleen. Na een paar uur was Eric nog steeds alleen, en begon te roepen. Na een tijdje sleurden de man en de vrouw de kooi naar het meer en duwden hem erin. Eric schreeuwde nog uit alle macht, maar niets hielp.
De vermissing van Eric kwam hard aan bij Henry. Ook Riet was er kapot van. Pas maanden later vonden ze hem, verdronken. Ook de man en de vrouw die het op hun geweten hadden werden gevonden. Het bleek dat ze onder in de grond nog meer vermiste personen vasthielden, maar die leefden nog steeds.
Henry keek naar Riet. Ze leek veel op de vrouw die het gedaan had. Ze bleken tweelingzussen te zijn. De man bleek lid te zijn van de motorbende.
Op een dag werd er weer uit het vreemde jongensboek voorgelezen. Het was een soort winterboek. De roodbil stam plantte zich op een vreemde manier voort. De vrouwen legden kleine eitjes die met hun voeten uitgebroed moesten worden, anders zou het vruchtje doodgaan. Zij die uit het ei kwamen waren piepklein, als kaboutertjes, en ze hadden nog steeds een lijmachtige gel over zich heen, het vlies-ei, wat later als ze opgegroeid waren verder uitgebroed moest worden, anders zouden ze doodgaan. Dit moest gedaan worden door hun moeder of door hun partner. In hun jonge jaren waren ze als varkens, maar naarmate ze ouder werden verloren ze die kwaliteiten. Het voedsel waarvan ze leefden was rode varkens. Hun vijanden : langbek krokodillen.
Henry begreep niet waarom er nu weer uit het jongensboek voortgelezen moest worden.
Onze kapitein is een jongen, zei de motorrijder. Hij heeft dit boek geschreven, en het is onze bijbel.
'En waar is die jongen ?' vroeg Henry.
'Vraag niets,' zei de motorrijder.
Henry besloot er niet meer naartoe te gaan. Maar toch keerde hij weer terug. Alsof iets zijn interesse had. Op een nacht werd Henry wakker. Er stond een jongetje voor hem in middeleeuwse koninklijke kleding. 'Ik ben het geheim van alle tijden, ik ben het poppetje waar alle paarden op rijden, waar alle rozen om strijden.'
'Wat kan ik voor je doen ?' vroeg Henry. Maar het jongetje was alweer verdwenen. De nacht erop was het jongetje erweer. Ditmaal had hij een boek bij zich. 'Dit is mijn bijbel,' zei hij. Op de kaft stond 'De Roodbil Stam' met een plaatje waarop wilden voetbalden. De bal was een leren zak die een beetje op een doodshoofd leek.
Weer vroeg Henry : 'Wat kan ik voor je doen.' Het jongetje gaf hem het boek en verdween. Henry begon direkt te lezen. Het was een boek over de middeleeuwen, over wrede praktijken, die uiteindelijk ophielden, maar ze waren nog steeds in de lucht, en kwamen verkleed als andere dingen.
Een man werd wakker van een lange vreemde droom. Hij had de dag ervoor naar een oorlogsfilm gekeken, en daarna naar een voetbalwedstrijd. Hij zuchtte diep, en viel weer in slaap. Hij droomde toen over een dames voetbal team waar alle vrouwen rode strepen op hun achterste hadden, terwijl sommige grote rode vlekken hadden, en sommigen gewoon rode broekjes. Honden renden over het veld, die toen in zwarte panters veranderden. En toen stond het veld in brand. De man was schoolmeester, en de volgende dag toen hij een vrouwlijke collega tegenkwam bemerkte hij dat er rode vlekken op haar broek zaten, die op lipstift leken. De man wreef in zijn ogen. 'Ben ik nu gek ?' dacht hij bij zichzelf. Maar toen ze zich omdraaide had ze het gezicht van een hond. De man wist dat hij nog steeds sliep. Het leek wel alsof hij niet meer kon wakker worden, en de dromen werden steeds langer en langer. Hij herinnerde dat hij de dag ervoor bij de t.v. en bij de voetbalwedstrijd veel te veel had gedronken. Of hadden ze soms iets in zijn glas gestopt ?
Een man las een vreemd verhaal in een magazine. Het was een soort strip, ook met veel plaatjes, en dan weer tekst. Het was in een wasserette. Hij gooide de magazine opzij. Greep zijn spullen en liep naar buiten. Het werk was gedaan. Hij gleed uit over een bananeschil en viel terwijl alles op de stoep lag. Sommige mensen hielpen hem. Zijn wasmachine deed het niet meer. De was was weer vuil, maar iemand anders bood hem aan de was te doen bij haar thuis. Het was een aardige vrouw. De vrouw van de man was zwanger. Hij wilde weer op tijd thuis zijn, maar het was zo gezellig bij de vrouw dat hij wat langer bleef, en ze besloten vrienden te blijven. Hij vertelde haar over het vreemde verhaal wat hij in de magazine had gelezen. 'Nee, niet gelezen,' zei de vrouw.
Een man zat bij de psychiater. Dit was het verhaal wat hij eruit floepte. 'Okay,' zei de psychiater, 'en wat is de betekenis ?'
Een krant werd gedrukt met dit vreemde verhaal. Iemand werd wakker en had dit gedroomd, iemand las dit. Een grote octopus hing over een stad, en slikte de stad op in zijn geheel. Iemand rende uit het ziekenhuis. Ze hadden hem een injectie gegeven, maar hij was erdoor aan het hallucineren. het was alsof de werkelijkheid nu in duizenden stukjes voor hem lag, in brokken. Iemand was geraakt door een giftige pijl van een wilde stam, de roodbil stam. De man was aan het hallucineren en werd in een kooi gezet. Al snel raakte hij uitgehongerd. Spinnen kropen over hem heen.
Iemand zat een winterboek voor volwassenen te lezen. Dit was wel het vreemdste winterboek wat hij ooit had gelezen. En het volgende verhaal was over de idioten van Mars. De idioten waren een echt ras, wilde reuzen, die in de vreemde jungles van Mars leefden. Ja, idioot was het, maar de plaatjes waren prachtig. Het sprak echt tot de verbeelding. De idioten van Mars waren vaak kaal met hanekammen. Het verhaal daarna ging over slangen, en daarna was er een verhaal wat meer op science fiction leek. De man bracht het boek terug naar de bibliotheek, en ging naar de jeugdafdeling om daar een paar winterboeken te lenen. Tot zijn grote verbazing ging het weer over de roodbil stam. Die nacht had hij een droom over een stam waarvan de vrouwen rood geverfde billen hadden. Hij vertelde het aan zijn vrouw en vroeg wat het voor betekenis kon hebben. 'Dat je teveel leest,' zei zijn vrouw. En ze had gelijk, want hij was een echte boekenwurm. 'Als je 's nachts droomt van hetgeen je hebt gelezen, dan heb je gewoon teveel gelezen, en hetzelfde geldt voor t.v.,' zei ze.
'Maar wat kan ik dan doen ?' vroeg de man. 'Heb jij een beter idee ?'
'Neem mij eens wat vaker uit,' zei de vrouw. 'Ik heb het idee dat je getrouwd bent met de boeken in plaats van mij.'
Zo gezegd zo gedaan. De man nam zijn vrouw die dag direkt mee naar het bos om een wandeling te maken. Maar de man werd al snel onwel, en ze keerden om. 'Ik kan gewoon niet zonder mijn boeken,' zei de man. Ze probeerden nog een paar dingen, maar uiteindelijk legde de vrouw zich er maar bij neer.
Een man werd wakker van een droom, en daar een andere man. Ze hadden allemaal hetzelfde gedroomd, alsof er wilde geesten in de lucht waren. Zwarte honden blaften op de straat. Diep in het bos stapte een dwerg lachend zijn huisje binnen en trok de deur achter zich dicht. Er hingen wat klokken van wezens die in elkaar waren gegroeid en die zich voedden met elkaars inhoud. De dwerg roerde wat in een potje. 'Zombies zijn het,' zei de dwerg. 'Ze kunnen niet met en niet zonder elkaar, want ze zitten aan elkaar vast door het hart. Ja, door dit middeltje zullen ze eindelijk los van elkaar kunnen komen, maar vergeten doen ze elkaar nooit.'
Het Rode Wapen
Ik zag haar daar staan. Haar naam was Zwijnenjacht. Ze stond aan een poort met een sleutel. Ik probeerde weg te rennen, maar ze tackelde mij. En toen dacht ik : 'Waarom zou ik wegrennen eigenlijk ?' Het bleek een aardige vrouw. Ze nam mij door de poort naar binnen. Ze was heel praterig, had veel te vertellen. Ze zei dat zij me hier had gelokt, om mij te bevrijden uit een kerk. Ze had kleding gemaakt van parels. Je kon haar lichaam gewoon door de parels heenzien. Ze straalde warmte uit, maar ook geheimzinnigheid. Een koets stopte. We stapten in. De stad was groot hier, maar we gingen buiten de stad, waar ze in een hutje woonde. Een vreemd gevoel maakte zich van mij meester.
'Ik heb je verlost uit de kerk,' zei ze. 'Ze draaien daar allemaal in cirkeltjes, komen niet verder. Ze zijn onder de betovering van een heks. Ik heb je verlost. Het zijn zwijnen. Als je de jacht niet begint, dan pakken ze je terug. Bedriegelijke verschijnselen zijn het.'
'Okay,' zei ik. Toen begon ze te filosoferen. Ik vond het erg interessant. Ze was niet op haar mondje gevallen, en prikte door alles heen. 'Je moet denken,' zei ze, 'diep doordenken. Niet jezelf opsluiten in cirkeltjes.' Ik knikte.
'Er moet gewerkt worden in dat hoofdje van jou. Je moet je industrie bouwen. Zo kun je veilig zijn tegen de zwijnen,' sprak ze. Haar ogen waren rood doorbloed. Ik nam haar in mijn armen, gewoon omdat ik mezelf niet tegen kon houden. Ze huilde. Ik probeerde haar te troosten. 'Je bent zo lief,' zei ze. 'En dat is zeldzaam.'
'En jij bent een open vrouw,' zei ik. 'Dank je wel dat je mij verlost hebt.' Haar lichaam begon te schudden. 'Ze willen me bezitten, die zwijnen,' zei ze. 'Bouw je centrum van filosofie,' zei ze. 'En we zullen allemaal veilig zijn.'
'Wat is de belangrijkste filosofie ?' vroeg ik.
'Dat moet je ontdekken,' zei ze. 'Maar bouw gewoon voort. Die varkens zullen allemaal in het nieuwe stelsel van filosofie ontmaskerd worden.' Ik drukte haar tegen me aan. 'Je zult veilig zijn, heus,' zei ik. Toen glimlachte ze een beetje.
Ik keek naar de lucht, die vol was met luchtschepen. De hyena's zouden ons redden. Ze brachten ons naar een spiegel-universum. Alles was hier net een beetje anders. De natuur had hier zoveel meer diepte. Zwijnenjacht was erg aan het beven. Ze was erg ziek. Ik nam haar mee naar een grot, en legde haar neer op een zachte plek, tussen veren en vellen. Weer nam ik haar in haar armen, en verzekerde haar dat alles goed zou komen. Er groeide hier een koffieboom, reusachtig met diepe wortels. En op de takken van de boom en de stam was een kasteel gebouwd. Caffeine soldaten marcheerden op de muren. Ze leken op ridders en hadden scherpe wapens. Ook hadden ze pistolen met rode lasers. Ze vormden hun eigen politie. Ze waren de communicatie politie. Caffeine had al deze realiteiten gecreeerd, en voerde een dwangmatige controle.
Ik las de statuten van Orion door, over een rode planeet, Dankbu. Het was een planeet vrij van caffeine. Het was een planeet waar alles om de innerlijke filosofische registers ging. Er was daar een oorlog tussen koffie en caffeine. Beide kanten hadden rode wapens.
Ik, 44 jaar, schrijver.
Ik houd van boeken, vooral van de wat mysterieuze boeken. Ik woon alleen in een kasteel. Om de dag door te komen drink ik veel thee. Als ik dat niet doe dan val ik in een diepe depressie die met het verleden te maken heeft. Arabische thee werkt het beste op mij. In de zomer trek ik er altijd met mijn caravan op uit. Ik heb vroeger gejaagd, maar daar heb ik me inmiddels voor negentig procent van bekeerd. Ik jaag nu alleen nog maar bij noodzaak. Ik ben een prominent lid van de jagers-vereniging. Ik houd van sport, maar ik merk bij mezelf dat ik steeds meer de rust opzoek. Ik houd van de indiaanse cultuur. Zij zijn het meest mysterieus voor mij. Ik ben verder niet gelovig, maar maak wel gebruik van de rijke symboliek van religies, als achtergrond. Voor mij is het natte kunst, de koude dood, ik geloof afstandelijk, maar wat ik dan geloof weet ik eignelijk niet. Ik voel mijzelf als een agnost, die weleens gebruik maakt van de metaforen en archetypes om mij heen, waarin ik bij vlagen soms een echte passie heb, die mij overigens ook weer benauwd. Ik voel mij een gevangene van mezelf, van deze wereld. Ik schrijf om ergens de uitgang te kunnen vinden.
Ik houd van dunne boekjes, maar wat dikkere boekjes doen het ook wel goed bij mij. Sommige boeken zijn gewoon echt perfect van formaat en ik kan daar wel uren naar staren en over nadenken. Ik lees veel, maar ben ook veel bezig met mijn geheugen. Sommige boeken benauwen me, en die heb ik liever niet in huis. Ik ben op zoek naar de perfecte boeken. Zo bouw ik mijn stad, mijn land, en mijn huis.
Ik ken mijn kasteel niet, ik woon alleen in een klein gedeelte. In veel kamers ben ik nog nooit geweest. Het kasteel staat verder helemaal leeg. Ik kom uit een gereformeerd gezin, een nachtmerrie, daarom woon ik nu alleen. Niemand zal me ooit de les nog leren. Mijn vader was dominee, en mijn moeder was uit hetzelfde hout gesneden. Ik kon me nooit uiten daar, ik werd nooit serieus genomen. Alleen de dikke bril van mijn vader sprak de waarheid. Wij hadden niets in te brengen. ’s Nachts is het alsof ik engelen hoor zingen. Vroeger leek het altijd alsof ik duivels hoorde zingen. Mijn vader noemde iedereen vroeger altijd ‘duivel’, en hemzelf beschouwde hij als een half-god. Ik kan daar nu om lachen, maar toen hij de baas was was dit zeer beangstigend, onheilspellend. Via een achterdeurtje in de kerk ben ik ontsnapt. Ik ben naar de kinder-bescherming gegaan en heb verteld wat voor gruwelijke praktijken ze er bij mij thuis op nahielden. Toen stopten ze me in een weeshuis. Mijn vader kreeg een lange gevangenis-straf, en mijn moeder werd in een inrichting geplaatst. Mijn vader is in de gevangenis overleden, en mijn moeder in die inrichting. Dat is natuurlijk een treurig einde, en ik heb daar best veel verdriet van gehad. In het weeshuis ben ik verder goed opgevangen. Ik woon nu op mijzelf.
Ik ben een verzamelaar van oud plastic speelgoed, klassieke uitgaves. Plastic is de toekomst, zeg ik altijd. Ik denk altijd : waren we maar wat meer van plastic, dan zouden een heleboel problemen opgelost zijn. We zijn van een te hoge graad vlees en bloed, en dat veroorzaakt de helse pijnen. Ikzelf weet goed wat pijn is, en het leek altijd wel een vereiste om verder te komen. Wat ik dan schrijf ? Antropologie en cultuur. Ik zou wel als ontdekkingsreiziger naar Zuid-Amerika willen gaan. Vooral het Amazone-gebied trekt mij aan. Er hangt veel kunstfruit in het kasteel, nog van de vorige bewoners.
28 Juni 1972
Ik heb nu een vriendin. We wandelen samen door het kasteel. Dan sleurt ze me mee de tuin in. Ze haalt me over om bij haar in te wonen. Ze heeft een klein huisje in de stad. Ik voel daar wel wat voor. Het kasteel is nu verleden tijd. Haar familie komt vaak op bezoek. Ze heeft een oom Jan en een oom Piet waar ze nogal erg op gesteld is. Sinds ik met haar ben ben ik de dingen anders gaan zien. Ze is veel buiten om de vogels te voeren. Vanaf hier kun je de kerk-klokken goed horen, maar ik vind dat niet erg. Ook heeft ze een voorliefde voor koken. Vooral met uien maakt ze veel bijzondere gerechten. Als ik aan de ui denk pel ik hem af in tranen. Zo zie ik mijn leven. Wortels zijn ook haar favoriet. Wortels doen me denken aan konijnen. Verder houdt van allerlei puddings. Ze is veel bij de bloemen in haar tuin. Als ik aan bloemen, wortels en uien denk, dan zou ik er wel een trap van willen maken om met haar naar de zon te gaan. We houden van de zon. We zitten vaak buiten. Dan filosoferen we over allerlei dingen. Ze heeft boven veel schilderijen van indianen hangen. We zijn beiden erg ontzet over wat de blanken de indianen hebben aangedaan. Op zolder heeft ze een groot schilderij van de bizon-jacht. Ik vertel haar dat ik tegen jagen ben, maar dat het soms noodzakelijk is. Daarom ben ik lid van de jagers-vereniging. Indianen waren jagers voor voedsel, anders zouden ze gek van de honger worden, dus het was volkomen gerechtvaardigd. Ze waren ook nog eens met een jacht-instinct opgezadeld. De indianen zagen de dieren wel als heilig, dus vroegen ook om vergeving als ze op jacht waren geweest. Maar goed, dat kon natuurlijk per stam verschillen. Sommige indianen zagen het misschien ook als hun opdracht om te jagen voor de goden. Hoe dan ook, het hoe en waarom van de jacht interesseerde mij. Het was een prachtig schilderij, dat schilderij op de zolder. Het was net alsof de bizons op dat schilderij zeker niet voor niets stierven. Ze redden een indiaanse stam van de ondergang. Ook kwam er kannibalisme voor onder indianen. Dit had vaak te maken met religie, maar ook met oorlog, en soms gewoon echt honger. Sommige schilderijen die ze had waren echt luguber. Maar ik moest er gewoon meer vanaf weten. Het was een drang die ik niet kon tegenhouden. Mijn obsessie met indianen werd zo sterk dat mijn vriendin me op andere gedachten probeerde te krijgen, en mij probeerde af te leiden. Maar mijn drang was zo groot en aanstekelijk dat ze op een bepaald moment ook zelf voor de bijl ging. Wij moesten en zouden het geheim ontrafelen.
Mijn vriendin had ook een schilderij van engelen, en dat sprak mij aan, maar beangstigde mij ook. Een ander schilderij was met een engel die op de engel des doods leek, staande voor een poort. Het leek op een reusachtig groot zwart-grijs standbeeld. In de geschiedenis werden de indianen en hun goden door de christenen gedemoniseerd. Natuurlijk is bloedvergiet niet goed te praten, maar daar konden de christenen ook wat van. Ik staarde naar buiten, en kon de kerktoren boven de huizen zien uitsteken. Aan de ene kant trok het christendom mij aan, maar aan de andere kant stootte het mij af. Het was in mijn ogen de arrogantie ten top, verschrikkelijk nationalistisch en cultuurbarbaars. En dan die eeuwige hel, dat was me nogal een piek op de kerstboom. De macht van het christendom was groot, en zaaide angst en paniek. En mijn vraag was wat de God van de christenen met de indiaanse goden en de zielen van de gesneuvelde indianen heeft gedaan. Waar waren zij ? In mijn hoofd dansten de indianen een vurige dans, en als dat zo door zou gaan zou alles spoedig in vuur gaan. Ik kon mezelf er niet van losmaken. Het leek alsof zij brandden door het christelijk stempel. Het van hen geroofde land was nooit aan hen teruggegeven. De indianen hadden ingang tot de natuur, iets wat de blanken nauwelijks hadden, en dat maakte hen jaloers, omdat ingang tot de natuur ook de staf van vruchtbaarheid betekende. Het was alsof de draak een ei bewaakte en tegelijkertijd niet bij dat ei kon komen.
En wij leefden nog steeds dichtbij die draak in dat land, die jaloerse, kleptomanische, arrogante kracht die ons door het vele papier van de natuur af wilde houden. Maar goed, we wilden ook geen slapende draken wakker maken. Mijn vriendin leefde zich uit met het koken. Bij broodgerechten werd het bruine brood bewust gemengd met het witte brood. De blanken zouden deel kunnen hebben aan die natuur, door vermenging, niet door moord en roof. De blanke land-inpikker koos de brede snelweg van de vijandschap en niet de langzame, smalle weg van de vriendschap. Maar de blanke zag de indiaan al als goddeloos bij voorbaat, omdat de leefwijze van de indianen niet bijbels was. Grappig is het dat in de grondteksten van de bijbel alles wel weer indiaans is, maar de blanke leefde met een slappe vertaling daarvan. De spinnenwebben buiten laten me zien wat voor spel er aan de gang is. Of zijn de blanken ook een soort indianen met hun eigen jacht-instinct ? Daar lijkt het wel op, want onze voorouders hebben een verschrikkelijke jacht op de indianen gemaakt, en waren erg barbaars, echt niet minder dan de indianen, en vandaag laat de blanke nog steeds zien wie hij is door al zijn machts-systemen en verschrikkelijke bureaucracy. Daar moet je maar tegen kunnen. De blanke heerser is als een witte spin met een web waar je ‘u’ tegen moet zeggen, en doet in oorlogsstrategie niet onder aan de indiaan. Wie is er nu een wilde ? Schuilt er in iedere blanke niet een indiaan ? Wat rassen-communisme zou de wereld geen kwaad doen.
Het liefdesbed boven de zee was leeg. Zowel de blanke als de indiaan waren vertrokken, naar hun eigen stukje natuur. Het bed was omringd met duizend deuren. Eén van deze deuren was de deur van verzoening, terwijl de anderen deuren waren van de dood. Ik was vastbesloten de juiste deur te kiezen. Ik had maar één kans. Ik ging op mijn gevoel af. Ik opende een deur en viel in een afgrond. Was dit de dood of de verzoening ? Ik zag grote doodshoofden van indiaanse opperhoofden. Ik zweefde boven de wateren, met haaien onder mij. Aan de andere kant van de afgrond kwam ik aan. Ik was trots op mezelf dat ik het had gered. Waar was ik nu ? Dood of levend ? Eén van de haaien had een grote staart die hij op me richtte. Hij was me gevolgd. Hij stond op het punt om mij met die grote staart te slaan. In mijn binnenste hoorde ik een stem die zei : ‘Omhels de staart.’ Toen ik dat deed ontplofte de staart en kleine doodskoppen kwamen voort. Een vrouw droeg een kruik, de laatste jacht.
De wereld met al haar boosaardigheden bleef ergens steken in een gat, zwevend in een licht. Alleen haar vrucht zou kunnen doorlopen, maar zij zelf zou vergaan in die kruik, in de laatste jacht. Ik staarde naar haar schilderij. Ze had het zelf geschilderd. Ze had een prachtige uitleg gegeven, zoals ik het niet zou kunnen doen. Ik had bewondering voor haar. Zij had een heerlijk boek geschreven. Andere boeken zouden mij steken. In onze gedachten waren wij nog steeds in het kasteel. Wij keken naar het binnenste van het kasteel, wat was als een exotische vrucht, waarvan je zou sterven als je het zou eten, maar wij stierven niet. Wij hadden het kind van licht gevonden. Wij keken naar de vrucht, aten ervan, en beseften dat dit het vlees en bloed was van de verzoening. Wij hadden de juiste deur gevonden. Een geluksgevoel maakte zich van mij meester, als van een geboorte. Dit kind van licht was ons kind. Nu zouden wij nooit een kind opbrengen in de materiele wereld, dat zou wreed zijn. We lieten het kind in de lucht zijn.
In het kasteel, in de kern, was alles anders, waar de pit was, het lichaam van de verzoening. Dit bed was in ons huis nu, in de huiskamer, waar iedereen het kon zien. Ook vanuit de keuken kon het bed gezien worden, en vanuit de tuin. Hier draaide het huis om nu, en buiten sneeuwde het, om alles, maar dan ook alles, met een sluier te bedekken. In onze gedachten was er een gele zwemvogel in het riviertje van het kasteel. Wij wisten niet waar het diertje vandaan kwam. Wij hadden het daar nog nooit eerder gezien. Het was onze trots, een trots om de nieuwe geboorte. Op hetzelfde moment was er een sterfgeval, de oude wereld, en het feit dat we niet meer in het kasteel waren. Maar het was goed zo.
In het bos rondom het kasteel waren zoete vruchten, exotischer dan degenen in het kasteel. In het bos was het goed. Dat was gewoon zo. Nog wel beter dan in het kasteel. En hier waren wij. Hier leefden wij. Van de modder van het dagelijks leven. Het diertje kwam hier ook. En als wij op onze uitgestrekte deken zaten, dan gaven wij hem ook wat voedsel. De gele zwemvogel was onze vriend, een parel uit de andere wereld. Het was een krachtige vogel, die goed voor zichzelf kon zorgen, statig, deftig, onafhankelijk, een hele verschijning. Wij konden hem niet de baas. Het was een koppige, eigenzinnige vogel, maar daar hadden ze om gevraagd. Hij wist precies zijn zin te krijgen. We deelden met hem de oogst.
Hij was een profeet, een prachtig joch, een apocalypse. Hij sprak snel, soms verwarrend. Hij sloeg deuren open. Wij volgden hem, terug naar het kasteel. Hij liet ons boeken zien die nog nooit waren gelezen, en boeken die nog nooit waren geschreven. Hij liet ons gangen zien die we niet kenden, en een wereld waar wij geen deel aan hadden. Een globe van vuur, in het midden van het kasteel. Daar legde hij zijn kleed af en gaf ons precies wat wij wilden. Hij was gekomen om verlangens te vervullen, wensen. Hij was gekomen om dromen uit te laten komen. En daarna ging hij rond met de hoed. Hij was een handelaar, een makelaar in dromen.
De kinderen komen tot een boek in de jachtvelden, het indiaanse oorlogsboek. Voor altijd zal dit hun hoofden stalken.
De Elvenoorlogen
Geen wapen bleef onaangeroerd in de bloederige elvenoorlog tussen de indiaanse elvenstammen. En eigenlijk draaide het in die oorlog alleen om tranenstenen, bloedkoraalachtige toverstenen. Gekrijs en gegil vulde de nacht, totdat een joelende stam uiteindelijk had gewonnen. Ze droegen de toverstenen naar een geheime plek, en probeerden verder de hele oorlog te verwerken. De oorlog had lang geduurd, maar het doel was nu bereikt.
Witsmiktiel, de indiaanse elvensmid van de stam die de elvenoorlog had gewonnen smolt de stenen om, en zo kon er een nieuw daglicht komen over alle stammen. Nog nooit gingen zoveel elven in slavernij, en nog nooit was er zoveel doem in de omgeving. Het vee van de elvenstammen die in de oorlog ten onder was gegaan werd vollop geslacht, wat een zwarte bladzij was in de geschiedenis van de indiaanse elven. Zelfs de winnende stam gaf dat later toe, want waar was alles om te doen ? Om tranenstenen die omgesmolten moesten worden, zodat er nieuw daglicht zou komen : allemaal om slaven te maken : Elven in boten, elven op fokkerijen, elven in de bouw, van alles.
Er was een man, een elf, Timgrimado, die hen uiteindelijk de onzin van dit alles liet inzien. Hij stal de omgesmolten stenen en liet er een wapen van maken waarmee hij hen allen zou domineren. Afschaffen liet hij alle slavernij, alle fokkerij en slachterij, en hij leerde hen te vechten voor henzelf in plaats van voor anderen, zodat ze ook niet anderen voor zichzelf zouden gebruiken. Sindsdien was er wel veel onverschilligheid, maar men bleef in ieder geval van elkaar af. Timgrimado vertrok later weer, maar vertelde hen dat hij ze allemaal zou slopen als ze weer in hun oude wegen zouden terugvallen.
Velen probeerden erachter te komen waar Timgrimado naartoe was gegaan, maar niemand wist het. Velen verlieten hun stam om ook als Timgrimado te ‘vertrekken’. Niemand wist precies wat dat inhield, maar men vond dat wel stoer. Zelfs kinderen kondigden soms aan hun stam te verlaten, maar vaak stonden de ouders dat niet toe. Voor een elf was het belangrijk om tovenaar te worden, om de eenzaamheid en de vergetelheid te domineren, in plaats van elkaar. Ja, Timgrimado had hen wijze lessen geleerd.
Maar na tijden begonnen de verhalen over Timgrimado steeds meer weg te vagen, totdat op een bepaald moment niemand meer echt wist wie of wat Timgrado nou precies was, en men begon terug te vallen in oude gewoontes. En zo ontstond er een nieuwe elvenoorlog, nog luguberder dan die daarvoor. Ditmaal ging de oorlog om goud. Enkele indiaanse elvenstammen hadden goudmijnen gevonden. Weer brak er een tijd aan van slavernij voor de onderworpen stammen, en weer begonnen fokkerijen en slachterijen volop te bloeien. De grote winnaar van de oorlog was Herpidasis, het opperhoofd van een wrede indiaanse elvenstam. Herpidasis maakte zichzelf tot keizer van alle onderworpen stammen, en het moest genade heten dat hij ze in leven liet. Natuurlijk moesten ze bijna allemaal in de goudmijnen werken, en niemand maar dan ook niemand dacht over Timgrimado, omdat niemand meer wist wie hij was.
En daarom was het dan ook een extra verrassing toen hij ineens voor de deur stond. Hij was net zo verwilderd als vroeger, alsof hij vanuit de dieptes van de eenzaamheid en de vergetelheid kwam. Ditkeer was Timgrimado erger dan hij ooit was. Hij greep Herpidasis bij z’n nek en rukte z’n kop eraf. Alle volgelingen van Herpidasis maakte hij tot slaaf door onverwoestbare rode toverketens om hun nek, en zo voerde hij hen allen mee naar zijn duistere kastelen diep in de vergetelheid. Woest brulde Timgrimado tot zijn slaven : ‘Ik heb jullie eerst geleerd niet van slavernij te leven en elkaar vrij te laten zoals ik jullie vrijliet. Maar omdat jullie niet naar mij wilden luisteren laat ik jullie nu zien dat hij die van slaven leeft zelf een slaaf is.’ En zo moesten de slaven hard werken in de mijnen onder de duistere kastelen van Timgrimado.
Maar op een dag wist één van de slaven vrij te komen, en stal het wapen van tranenstenen dat Timgrimado in bezit had. De slaaf ging er direkt mee naar Timgrimado toe en hief het wapen in de lucht : ‘Zie je dit hier !’ krijste de slaaf. ‘Dit heb jij eens gestolen en je macht opgeeist, maar nu is het van ons.’ En een bliksemstraal kwam van het wapen af om Timgrimado te ketenen. De slaaf zette verder met het wapen alle andere slaven vrij, en samen voerden ze Timgrimado mee naar hun oude domein. Hier maakten ze weer alle andere stammen tot hun slaaf, en Timgrimado werd in een kerker geworpen. En sindsdien stond de wreedheid van de overheersende stam op het toppunt. Het werd zo erg dat machtige tovenaars hun legers stuurden, alleen maar om te ontdekken dat Herpidasis en zijn elven hun slavenrijk met onbreekbare hand uitbreiden. Na een tijdje waagde zich geen enkele tovenaar er nog aan. En zo werd Herpidasis zelfs de schrik der tovenaars.
Maar Timgrimado wist een gat te graven in zijn kerker tot diep onder de grond. Hier vond hij zogenaamde gilstenen waar hij een nieuw wapen van maakte. Timgrimado bleek onoverwinnelijk door het nieuwe wapen, nadat hij er de deur van de kerker mee had gesloopt. Een wachter probeerde hem te grijpen, maar snel onthoofde Timgrimado de wachter en nam zijn helm en pantser. Niet lang daarna had Timgrimado het hele keizershuis onderworpen, omdat het wapen zo gilde dat iedereen erdoor in elkaar zakte wanneer Timgrimado zijn wapen richtte. Timgrimado begon de oude wetten weer te verkondigen, maar wist nu ook dat hij nooit meer zou terugkeren als hij zou vertrekken. Timgrimado voegde daarom geen waarschuwing meer achter de wetten, omdat hij niet nog een keer in de val gelokt wilde worden. De indiaanse elven moesten nu voor zichzelf zorgen. Hij raadde hen allemaal aan hun stammen te verlaten om de eenzaamheid en de vergetelheid op te zoeken.
Terug naar zijn duistere kastelen en mijnen kon hij niet, want daar zouden ze hem kunnen vinden, en daarom sloeg hij een totaal nieuwe richting in, en wiste zijn sporen uit. Hij wist dat zij die in stammen bleven leven ook oorlog zouden blijven voeren.
De Boeken van Honing
1.
1. De Rozentepel van het diepe woud, trekt elven aan, en
feeen hand in hand,
Tot een reuzenkroning, een reuzenwoning, voert
dit strand, een elvenballet, een kostelijk vuur,
Een draaiend bed,
en daar is de ochtendprinses, met haar groene woorden, slangen uit
haar monden,
Zij waakt over het vuur en over het uur, oh, roept
haar aan, oh schrijf haar naam,
Al haar bloedende prinsessen aan
de muur, al haar bloedende gedichten, tot dit kostelijke uur,
Zij
waakt in vuur.
2. De Rozentepel waakt hier, met zoveel
waakhonden, zoveel versieringen,
Zij loopt als de witte koningin,
zij waakt en grijpt dan in,
Waar zoveel bomen staan, waar zoveel
feeen staan, hand in hand, aan het strand,
Waar zoveel feeen
staan, ja, zij roepen je naam, echoes in de nacht, versluieren zoveel
pracht,
Kom dan aan
3. De Rozentepel in de nacht, gevende
elvenmelk, versiert in pracht,
Ik probeer dit schilderij te
schetsen, struiken als rood vuur, bloemen als aardnoten,
En
iemand slaat de trommel, iemand slaakt een gil, iemand loopt
weg,
Iemand staat naakt, het is de feeenprins, en dan staat er een
prinses,
Ik kom dichterbij, en een kikker ontwaakt
4. De
Rozentepel in de diepe nacht, gloeit als het goud, met onbekende
pracht,
Wij komen dichterbij, maar het vlucht van ons weg, wij
kunnen hier niets bereiken,
Wij hebben altijd pech
5. Ik
kom er niet doorheen, door dit dichte bos. Dan sla ik met mijn
zwaard, maar takken proberen mij te wurgen,
En deze takken hebben
doorns, en ik ben een prins.
6. Waar moet ik het zoeken, waar
moet ik heen, ik ga er dwars doorheen,
En ik ben bloedende, en
narren volgen mij, zij maken me bespottelijk.
Waar kan ik heen,
waar kan ik schuilen.
7. Ik loop recht door, maar dan val ik
weg, in de armen van een vrouw, zij neemt mij naar een diepe put,
waar zij woont.
Ik klop aan haar deuren, en zij opent voor mij,
zoveel gedichten in een rij.
Van vrouw tot vrouw ga ik, zij voelen
mij, zij achterhalen mij,
Van jurk tot jurk ga ik, en veel
gegiechel, warme handen die mij verder binnentrekken.
Ik kom hier
nooit meer weg. En een pot met honing staart mij aan, op het
honingschip zijn wij,
En dan smelten wij.
8. De vrouw van
de nar staart mij aan,
Een grote ton met honing, zij is zo vol met
honing,
En dan verzuip ik in de bloemen, totdat ik tot het gat
reik,
Ik neem haar brief aan, letters omgeven door bloemen.
9.
En ik zweef naar het kasteel waar onze dromen komen,
Zweef naar
het kasteel waar onze dromen waar worden,
Dromen zijn zo zoet,
dromen zijn zo goed,
En ik open de boeken van honing,
Ik open
de boeken van het verleden, in een ander licht,
In honing gedoopt,
zij is de vrouw van mijn dromen,
Ik zie een fragiele brug van
licht, en van zachte fijne stof, ik haal mijzelf naar boven, en dan
komt de herinnering,
Ik zie een brug van licht, zo zacht, en zo
fijn,
Een brug van licht, waarover onze dromen uitkomen,
Als
eieren van licht.
10. Heel in de verte komt zij aan,
Als
een lichtend licht, besmeerd met honing,
Bloemen maakten in haar
woning.
2.
Ik ben geboren uit twee vrouwen, die geboren waren uit twee vrouwen. En deze vrouwen waren geboren uit twee hyena's. Kijk dan naar alle volkeren om u heen, en zie hoe zij hun afgoden dienen. Zij eren mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. Keer dan om tot uw Vader. Ik ben geboren uit twee vrouwen. Keer weder tot uw Vader.
Rijk met melk waren hun borsten, en zij waren voortgebracht door twee vrouwen, en zij waren voortgebracht door twee hyena's. Hoort de stem van Hem die in Antlia troont.
Rijk met melk waren hun borsten, en door hun honing voedde Ik Mij. Keert dan weder tot Antlia, oh kinderen des heils, want ingenomen is Zij.
Laat Antlia zich wederom oprichten, nadat zij was neergeslagen door koningen van een ver land. Zie, Ik zal deze koningen slaan. Ja, tandartsen met wit en zwart gif kwamen tot haar om haar te binden. Maar de Heere regeert in Antlia.
Een ketel van verderf zal uitgegoten worden op de hoofden van tandartsen die gif gieten in de monden van de kinderen des Heeren. En zo zal Antlia vrij zijn.
Ik ben de Heere, die u zal laten wederkeren tot Antlia. Ja, een witte burcht heb ik daar voor u, in de diepte der woestijnen, ja, in de dieptes der wildernissen. En Ik zal het wit der tandartsen uit u verwijderen.
Kom dan tot het witte kasteel, spreekt de Heere, en laat u verlossen uit de klauwen der tandartsen. Zij staan dan als ridders op u tegen te houden, maar ziet, Ik zal hen neerslaan. Zij hebben dan hun macht door de oude bijbel, maar zie, dit boek was deels vals.
Ik ben de Heere die u uit de handen der tandartsen hebt verlost, en u hebt uitgeleid. Zie, Ik zal hen allen neerslaan, want zij hebben zware lasten op het volk gelegd.
Zo zal Ik dan het zwaard zetten in de tandartsen om het kaf van het koren te scheiden. Ja, het volk der tandartsen zal in de vurige smeltoven geworpen worden. De Heere Heere laat niet met Zich spotten.
Komt dan tot het witte kasteel, en dringt diep in haar binnen, opdat Ik u zal vrijzetten.
Een vaste burcht ben ik in Antlia, om Mijn volk uit te leiden uit de verdrukkingen der tandartsen. Zij zijn Mijn grootste vijanden, omdat zij zich in Mijn tempelen hebben gezet als goden. Ziet, Ik zal deze goden uitroeien, en uitbannen uit Mijn heiligdommen, en met hen zal niet gerekend worden. Zij hebben zwaar tegen Mij gezondigd.
Ik zal Mijn schalen van onheil gieten over de hoofden van deze tandartsen, deze valse profeten. Zij hebben een medicijn vervaardigd wat helemaal geen medicijn is, maar een giftige klem om de nekken van Mijn volk. Wee deze tandartsen. Ik heb een dag aangesteld om hen door vuur te vernietigen.
Ziet, zij kwamen vanuit de hel tot u om u te knechten. Zij zullen rekenschap moeten afleggen van hun boze daden. Dit is een boosaardig geslacht.
Ja, kokende teer zal Ik over hen uitgieten, en hun huiden zullen wegsmelten, want zij hebben de Heere Heere verloochend.
3.
In het witte kasteel is een doorgang, door jungle, wildernis en paradijs. Dit witte kasteel is het hart van God. Hier is de honing voor hen die Hem zoeken. Hier is de bron van het leven.
Omdat wij doorgang hebben gehad leven wij. De hyena waakt hier, en Zijn soldaten zitten op hyena's. Zij zijn bewapend voor de strijd. De ridders des Heeren steken hun speren uit, en rennen dan naar buiten, om tandartsen aan te vallen. Het is de grote witte oorlog.
En tandartsen zullen vallen aan alle kanten, want zij hebben tegen de Heere gezondigd. Zij hebben zichzelf als god opgesteld in Zijn tempel. Zij hadden overlegd : Laten we onze troon hoger plaatsen dan God, ver boven alle sterren. Maar ziet, zij werden neergehaald en ter aarde geworpen. En nu vervolgen ze de heiligen met gif. Zij weten dat zij weinig tijd hebben.
Ja, de Heere zal de spot met hen drijven, en lachen op Zijn troon, wanneer zij ten onder gaan. Ja, op de Dag des Heeren zullen zij in angst zijn, maar hun gebeden zullen niet gehoord worden, want Zij dienden de Heere niet.
Zo zal er dan een dag zijn tegen alle trotse en hooghartige tandartsen. En de angel des Heeren zal diep in hen gestoken worden.
De Heere Heere is een strijder tegen de volkeren der tandartsen. Zie, Hij zal hen terugdrijven in de zee, en hun lichamen verbranden. Ja, in de zee van vuur zullen zij wegzinken tot eeuwige schande.
De zwarte ridder des Heeren is tegen hen, en met Zijn legers zal hij hen achtervolgen, en haken door hun kaken slaan. Zo zullen zij ontwapend worden, ontkleed en openlijk tentoon gesteld worden.
Doorboren zal de Heere de hoofden der tandartsen, en hun afgoden zullen hen afgenomen worden, en alles wat zij hebben gestolen.
Ja, boorders zal de Heere opstellen in het zuiden en het noorden, om Zijn volk te beschermen tegen tandartsen.
De Heere zal de tafelen der tandartsen opwerpen, en al hun geldtorens.
Ja, de Heere brak de kaak en nek van Dagva, de koning der tandartsen. Dagva is dood. Er is feest in de hemel, want de aanklager der broeders is gevallen.
En laten daarom alle profeten des Heeren zich uitstrekken naar de depressie des geestes, opdat zij beschermd zullen zijn tegen zulke geesten.
Ontvangt daarom de depressie des geestes, opdat gij niet onder de depressie der wereld komt.
En Jeremia nam het zwaard van Dagva om hem te onthoofden. Daarna sloeg hij in woede Dagva's hart, nieren en andere organen uit zijn lichaam, en zie, de hyenas des Heeren aten het.
4..
Dan in het rode kasteel is verdere bescherming en genezing, om aan de zombies der tandartsen te ontkomen. Ja, het vuur des Heeren is tegen hen.
Zo zult gij door het rode kasteel gaan, om de depressie des Heeren te ontmoeten. Zij zal zijn als de nachtwake over u.
En laten wij dan gaan tot de Jeremia woestijn. Zij zal ons leiden. Zijn Engel is over ons.
En zij zal ons bewapenen en voorbereiden tot de strijd. Ja, de depressie des Heeren neemt steden in.
5. Depressie is een mooie vrouw … Ik heb haar in mijn armen genomen … Zij is een jager, levende in de natuur, ver weg van de mensen … Zij leeft met dieren …. Zij heeft een donkere huid … De diepte van depressie is in haar haren … Haar ideologieen zijn vreemd …. Haar theologieen zijn afwijkend ….
6. Hij gleed over borsten op het strand, die toen veranderden in doodskoppen. Vanuit het midden rees een roos, die de ark van Noach droeg. Maar toen bleek het een vogel te zijn die de ark van Noach droeg. Gevleugelde vrouwen zaten in de top van een boom. Zij kwamen van een ander land, een andere wereld, die hij niet kon bereiken.
7. Hij kon zijn mes laten gaan in de dikke huid van het beest wat hem blokkeerde, maar hij kon niet ontwaken. Het beest was een wachter die hij moest leren temmen en berijden. Het was een mengeling tussen een aap, een beer, een panter en een hond. Er was een groot ravijn waar hij niet overheen kon. Hij kon alleen maar dromen van de andere kant.
8. Apen schenen met gemak over het ravijn te kunnen door hun kunsten. Ze slingerden van boom tot boom. Maar hij was geen aap. Misschien als hij op de rug van zo’n aap kon zitten, dan zou het werken, maar de apen ontweken hem.
9. Zij was de koningin der apen, maar zij ontweek hem ook. Ze wilde niet met hem spreken.
10. Hij groef zich in in een groen weiland, en zijn bloem groeide over het ravijn. Zo klom hij naar de andere kant. Ze waren blij hem te zien daar. Ze kroonden hem met bloemen, en ze noemden hem : de bloemenkoning.
5.
Het
Souvenier
1. Wij staan hier met het souvenier,
Wij staan hier met het souvenier,
Een dwergen-koning gaf het ons,
Het souvenier, nooit was het hier,
Het souvenier, zoveel dromen kruizen hier,
Het souvenier, nooit eerder kwamen wij hier
2. De dwergen-koning nodigde ons uit in zijn kasteel,
Oorlogen woeden hier,
Zijn staf was fier en luid,
Het souvenier, glom daar, en spruitte uit,
Het souvenier, dromen kruizen hier,
Het souvenier, bracht ons tezamen
3. De dwergen-koning nam ons toen op, en bracht ons naar zijn tuin,
Het souvenier volgde ons,
En kwam tot ons als een glanzende pruim,
Het souvenier, het souvenier
Het Souvenier II
4. Het dikke morgenlicht ligt in mijn hand,
De ochtenddauw glijdt over mijn voet,
Ik ben met jou,
Je stralend gezicht,
Je moederlijke mond,
Het morgenrood glijdt in de rivieren,
Jij hebt de hertenkrans,
Jij beweegt je staf door mijn haren,
En tekent dan in het zand,
Het souvenier, kleeft aan jouw hart,
En ook aan het mijne,
Heeft ons in dromen tezamen gebracht
5. Je toverstaf tekent een nieuwe boot,
Wij gaan dan over de wateren,
En het morgenrood gaat ons voor,
Als een waterdame,
Zij houdt het souvenier heel hoog,
Totdat de vogels voortkomen,
Die vleugels geven aan de boot,
Het souvenier, nooit zijn wij hier eerder geweest,
Het souvenier, hoog in de wolken,
En dan daalt zij neer met de zwanen,
En wanneer zij het water raakt,
Dan trillen alle snaren,
Het souvenier, waar dromen samenkomen,
Het souvenier, nooit zijn wij zo ver gekomen
6. En dan opent zich het water,
Een zeemeermin komt voort,
Met haar fluit brengt zij rust tot de wateren,
En zij leidt ons voort
7. Langs het water staan de dwergen,
Kijkende naar het geheim,
Waar de verloren prinses uit het water komt,
Het souvenier, waar dromen tezamen komen,
Het souvenier, heeft ons tot het verlorene geleid
8. De prinses opent haar mond, maar niemand hoort haar stem,
Dan komt het souvenier, en geeft haar een stem,
En de toverstaf glom,
Het souvenier, het souvenier
De Orkaan
9. De prinses leidt ons naar het verloren kasteel,
Verborgen onder de grond,
Zij laat ons zien de grote geheimen van het leven,
En staat daar met de sleutel
10. Plotseling staan er allemaal konijnen om haar heen,
Zij kronen haar tot koningin,
En haar koning is de pruimenkoning,
Haar koning is de dromenkoning,
En dan doen zij hun klederen af,
En rennen in het bos,
Bedekkende zich met mos
11. Het zonlicht grijpt hen,
En het verblijdt hen,
Het maanlicht komt er aan,
En dan worden ze opgenomen door een orkaan,
En alles is stil, zo stil
Het Huis
12. Dan nemen zeemeerminnen ons mee, naar het diepste van de zee,
Waar zeemannen op tronen regeren,
Waar zeejongens luid marcheren,
Zij hebben staarten als vissen,
Opgetooid met vurige vinnen,
Laten de strijd beginnen
13. Oorlogen woeden hier,
Het is niet veilig hier,
Waar kunnen wij vluchten als het geweld losbreekt,
Het schijnt overal te zijn,
De lucht is zo fel,
Zal de oceaan alles overspoelen
14. Dan worden wij weggetrokken, en opgesloten in kooien,
Dan rollen wij plotseling van de daken,
En staan in de huizen,
Waar wij een nieuw leven kunnen beginnen.
Het huis wilde ons,
Riep onze naam,
Maar wij vluchten naar het kasteel,
Maar wij kunnen het niet vinden,
En eindigen weer in het huis,
Het huis zal ons niet verlaten
15. Het souvenier bracht ons hier,
Het huis spreekt tot ons,
Het huis troost ons,
Maar wij voelen ons gevangen
16. Wij kleuren rood als appels in dit huis,
Er is hier iets niet pluis
17. Gelukkig heeft het huis een tuin,
Daar mogen we ook zijn.
Het huis is in een stad,
Er is van alles wat
18. En de dromenkoning kijkt op ons neer,
En ’s nachts geeft hij ons een ladder.
Waarmee wij even vluchten kunnen totdat de morgenstond ons terugneemt, terugneemt,
We kunnen niets beginnen, in de dieptes van de zee,
Oh zeemeermin, neem ons mee
19. In de diepte van de nacht,
Waar het rode ons aanraakt,
Hebben wij haar stem gehoord
20. Langzaam worden wij opgewekt en volgen haar.
Zij brengt ons naar haar kasteel, waar haar moeder een traan laat.
Dan omhelst ze ons, en schudt de nachtmerrie uit ons weg.
21. Water komt voort uit haar staf, en veel lichten.
22. Een roosje in mijn hoofd is wat ik zie,
Een glimlach op jouw mond, een zonnestraaltje tussen jou en mij.
De Steen der Hyena's –
Buiten-geschriften
van het Eeuwig Evangelie II
Bilha
1.
De Insectische Bijbel, De Papyrus van Izu, Het Insectische
Dodenboek, De Versie van Brannan. Ova, zoon van alle zonen,
grootvader van alle grootvaderen, oh prince van de eiken, heersende
over de hoogtes van materos. U bent de zon die ons leidt tot de stad
van ballonnen, waar onze harten kunnen oprijzen om weer te ademen.
Oh, Ova, met uw gouden glimlach. Buig neer over de hoofden van
Venus. Leidt ons door de doodsgebieden van dwergen. U kent al hun
boeken. Laat ons tezamen komen, zodat wij u kunnen aanbidden, oh
vader van alle vaderen. Leidt ons allen tot Izu. Leer ons over de
zeven glimlachen van de dood, en laat de Okus monsters hun longen
openen. Oh, dat ze de ballonnen van de longen in de levers zullen
opslaan. Laat de ballonnen van de levers oprijzen om de longen te
openen, om de longen te vullen, en om de harten te openen. Oh, laat
Osiris de zeven glimlachen van de dood berijden.
2. Laat hem
ons onderwijzen hoe letters te verwijderen van stenen van graven en
sarcofagen. Leidt ons tot de tronen van as, waar we kunnen
glimlachen met de glimlachen van de dood, om de griffioen te zien
oprijzen, hij met de gouden glimlach.
3. Oh open Salom, de harten
van de longen, om de vleugels te verspreiden in de ribbels van
tijgers, in de ballonnen hemelen.
4. Opening van de
vogelspin, het derde hart : Osiris, zoon van Ova, u weet waar de
vogelspin ligt te slapen tussen de twee harten van de octopus, als
het derde hart, het gouden hart, waar de gouden tepel oprijst [Oh
Emelis Shatau].
Groet Marazanta, onze zoon van harten, onze vader
van waarheden.
Laat hem de groene lichten doen oprijzen. Breng
onze voortijdse sieraden terug tot de ruggegraat. Deze sieraden
kregen wij van onze voorouders, terwijl de Heren van het kwaad hen
wegnamen.
5. Breng ons weg van al het kwaad, en laat ons de
rechtvaardige paden zien.
6. Oh, Egypte, laat het Egypte in Izu
zijn.
7. Zoete Belcanov, standbeeld van voortijdse dagen, onze
wachter, spreek deze woorden tot de heuvelen.
Laat dat wat trots
is vallen, en laat dat wat nederig is oprijzen. Onderwijs ons over de
zeven manen. Amen.
Oh, heilige Amen, zoon van Egypte, vader van
Lakus, hef de oranje ballonnen en de geblokte ballonnen op.
Onderwijs
ons hoe harten samen te laten trekken om uw wil te doen, oh
almachtige Krekel, liggende op het hart van Osiris.
Oh, u, met de
zeven armen, kom voorwaarts, hef ons weer op tot in het huis van
Thoth.
Laat ons niet verbranden, wanneer we staan voor de troon
van de Almachtige Osiris, wanneer zijn rode ogen onze harten
doorzoeken. Laat de zielenvogel oprijzen, laat onze zielen het licht
grijpen van de voortijden voor hun tijden, om de voortijdse
zielen te eren onder de zielen.
8. Laat ons niet klagen en
vaststaan in de gebieden van de dood, maar laat ons afdalen in de
bodem van de put, waar we de munt van Maria Magdalena kunnen vinden
en haar heilige Sarsia Ziel.
9. Laat de Sarsia Ziel ons
terugleiden tot de Barbaarse tijden, om de vogels van het paradijs te
bevrijden.
10. Laat hun zielen ons leiden voor de rest van onze
dagen. Amen.
11. Papyrus van Ra-Izu. Wanneer u komt tot de heilige
tempel van Amon, raak het blauwe goud aan op zijn hoofd, u die dood
bent in deze weilanden voor zijn huis. Laat de schapen u leiden daar.
Zijn heilige boeken zullen u leiden. Amen.
12. Laat Atu, de god
van de bokken genadig zijn over u, die gaat over de rivieren van de
dood. Drink van deze wateren om verbonden te worden met voortijdse
zielen. U zult een geest in uw hart voelen. Het is de vogel van
Ra-Izu.
13. Thoth zal uw voorhoofden verzegelen met zijn heilige
wateren.
14. Wij zullen zorgdragen over uw ziel, dat de rook u
niet doet afwijken.
15. Wij zullen u de ogen geven die u verdient,
wanneer u uw ogen niet hebt misbruikt om de geesten van de dood te
bespotten. Er zullen zeven oordelen komen op het oog, geleid door het
zwaard van Thoth. Gezegend zijn zij die zullen overleven. Zeven
oordelen op het oog door het zwaard van Thoth :
Eerste Oordeel : U
zult deze woorden zeggen. Ik doop mijn oog in de heilige
wateren brandende van vuur, om te zien of ik de geesten van de
dood heb bespot. Als dat zo is, zal ik hun pijnen dragen in
mijn eigen ogen, totdat ik gezuiverd ben door hun oordelen.
Ik zal het zwaard van de vogelspin in mijn ogen ontvangen als een
reiniging. Het zal me doorsteken totdat ik blind ben naar
zondige daden. Het zal mijn ogen uittrekken wanneer het me laat
afwijken. Leidt mij op de rechte paden door het oog van Thoth.
In hem kunnen we gerechtigheid zien. Ik ben dankbaar naar uw
oordelen, mij brengende tot de lichtkamer van Thoth, om de sieraden
van de zeven doodskisten van zijn kandelaar te zien.
16. Tweede
Oordeel : In twijfel kunnen wij u niet zien. Was ons. Laat zachtheid
groeien in onze ogen, om geloof te geven tot onze broeders en
zusters, liefde tot hen die ouder zijn en hen die jonger zijn, als
onze spiegels, de armen van onze harten. Laat ons niet een van deze
armen afbreken, want dan zullen de lichten van onze ogen wegvallen.
Dan moet ik de duisternis eten, en glijden door het stof. Amen. Laat
de zachtheid ons testen. Dit oog van Ra-Izu.
17. Het zal me
wegeten. Het zal mijn oog wegeten, als ik zou zondigen in uw heilige
aanwezigheid.
Maak mij heilig.
18. Maak mijn voetstappen
toegewijd, wetende dat ik op toegewijde grond ben.
Laat mij alle
pilaren zien van Ra's huis, en laat mij zijn schriftgeleerde zien,
Ra-Izu.
Laat Izu mij leiden tot de vallen, om te beslissen, welke
weg ik zal gaan.
Laat mij de ogen van de dood zien, om de
voortijdse zielen te adopteren van de toegewijde mier en mug.
19.
Derde Oordeel :
Laat Ra-Anu voorwaarts komen, om het zwaard op
onze ogen te leggen.
Dat het verzegeld mag worden door
aandacht.
Dat het bruikbaar mag zijn, en geen kracht om te
oordelen.
Het hart is een kracht om te oordelen, terwijl alleen
het harten-oog van Thoth kan oprijzen om te oordelen.
In hem
krijgen alle rechters hun ogen.
Laat hem die niet verbonden is aan
Thoth geworpen worden in de diepste oceanen en de duisterste
plaatsen, totdat hij het oog van Thoth vindt om goed te doen. Het oog
moet gezuiverd worden als goud, zeventig maal zeven, totdat het de
achtste dag bereikt.
Op de achtste dag staan de rechters,
toegestaan om te te oordelen. Leidt onze ogen tot in de achtste dag,
om te oordelen of om te worden geoordeeld. Laat Ra beslissen, en
wegende onze ogen, om te zien of het waardig is om er een zwaard
doorheen te steken.
20. Vierde Oordeel : Laat Sarsia, de
godin van tijden zien of uw oog is verbonden met de voorouders van
hout. Als daar spot is naar een oudere, laat het zwaard het
doorsteken, totdat het rein is. Als daar spot is naar een jongere,
laat het oog verbrand worden en geef de as aan de vogels van de
hemel. [en aan de wilde dieren van de aarde.]
Heilig is Sarsia.
Als gij iemand oordeelt over klerene, vervloekt bent gij, want gij
zult naakt zijn, en uw ogen zullen gegeten worden door krokodillen
van de vierde dood.
21. Uw ziel zal rotten in uw lichaam, en zal u
trekken tot de rivieren van vuil, waar u zal worden verworpen en
bespot totdat u alleen zult leven door uw tranen. Als u iemand
oordeelt over een beroep, vervloekt bent gij. Als u iemand oordeelt
over ras, vervloekt bent gij. Uw oog zal rotten in uw lichaam, totdat
gij de voortijdse goden hebt aanbeden van degene die u bespot
hebt.
22. Als u deze bespotting doet met iemand anders om uw rug
te versterken, dan bent gij dubbel vervloekt. Dan is het beter dat er
een haak door uw oog gaat, zodat u voor zeven dagen hangt in de
gebieden van de dood, waar de roofvogels eten van uw vlees.
23.
Vijfde Oordeel : Door de veer van de godin Maat. Zij is de heerser
van de hemelen, en zal u bekijken.
Zij zal de ogen van
zelf-oordeel prijzen, en de ogen van hen die geven om de natuur en
dieren. Als je een zwakke bespot, dan zul je zwakker worden. Als je
een zieke bespot, dan zal je gezondheid worden als van die
persoon. Wanneer je iemand bespot om diens ouders, vervloekt bent je,
want je zult een wees zijn.
Maat zorgt voor de zachtmoedigen
van hart, de tederen, en hen van een heilige woede.
24. Zesde
Oordeel :
Als u spot neerschrijft op papier, dan bent u driemaals
vervloekt.
U zal niet alleen uw oog verliezen wanneer gij zult
verschijnen voor Osiris-Ra, maar u zal ook uw hand verliezen, en het
zal vallen in de rivieren van de dood, waar de krokodillen van
sekmeth het zullen eten.
25. Zevende Oordeel :
Gezegend zijn
zij die kunnen komen door het Oordeel op het Oog zonder te vallen,
wiens ruggen recht zijn, geleid door het blauwe licht.
26.
Gezegend zijn zij wiens griffioen zielen geven om het
zwakke en het zieke, om te zien hun gezondheid en kracht.
27.
Gezegend zijn zij die reisten over de zeeen van zwakheid en ziekte
om de waarheden en schatten van de kamers van Thoth's huis te
vinden. Gezegend zijn zij die met de handen van Thoth schreven,
terwijl de Benus-vogel op hun schouders zat, en de zeven heilige
papagaaien van Ra. Amen. Hun ballonnen zullen de eeuqige steden
bereiken, waar God al hun tranen zal afvegen. Daar waar zij
kunnen drinken van de gouden bronnen van leven, en van de gouden
ogen. Daar zullen zij de gouden hand van Thoth zien. Amen-Ra-Amen.
Gezegend zijn zij die hun zielen laten zuiveren door het vuur. De
Varia-Vogel zal u leiden om u de touwen tussen de touwen te laten
zien. Amen-Thoth-Amen : Bezoekers van Amenti, die glijden door de
laatste hal ... om de portalen van Materos te bezichtigen ... de
hallen van de dood van dwergen. Gezegend zijn zij die binnen glijden,
om te reizen langs en over de rivieren met de oranje ballen ...
Gezegend zijn zij die de graven van dwergen bezichtigden ...
gezegend zijn zij met een oog voor de kleine dingen ...
vervloekt zijn zij die de kleine dingen verloochenen, want zij zullen
weggeblazen worden wanneer Materos de heiligen naar binnen zuigt.
Amen-Thoth-Amen.
28. De zeven hallen van Materos : Gij
bezichtigde de dwergen, de gouden staren. Verbind u dan weer met
de zielen van uw gnoom-zielen and hun voorouders. Eerste
hal, Talgamen : Gebed om de verloren schepen te vinden. Ik kom tot u,
Talgamen, gnoom-standbeeld, almachtige leprechaun van de voortijdse
munten. Ik kom tot u, Talgamen-Thoth, heilige schriftgeleerde van Izu
ebn de eerste hal van Materos. Schrijf mijn namen in uw boeken,
en geef me van uw goddelijk voedsel, wanneer ik zal gaan over
deze bruggen, wanneer ik zeil over deze zeeen ... Laat mijn schepen
niet zinken, oh heilige Ra-Talgamen, laat me niet gegeten worden
door haaien, maar hef mij hoog op, in uw ballonnen, om te zijn in
Hoog Talgamen, ik neem vlucht. Verleen mij voedsel van uw
griffioenen. Doe mij niet afwijken. Heb genade met me, ik ben een
nederige soldaat. Alleen levende om uw dieren te redden, zoals zij
mij redden. Wanneer u in mijn ziel binnenglijdt, zoek mijn verloren
schepen, en breng ze in mijn hart terug, in mijn lever, longen
en organen. Laat me weer vlucht nemen tot de eeuwige
steden. Talgamen-Amen. Laat me niet vallen van hoge rotsen,
wanneer ik uw mysteries binnenga. Laat uw warmtes mij leiden, en mij
troosten, en laat uw vogels mij niet wegnemen om me te verbranden.
Laat mij schrijven op uw juwelen, mijn liefde voor u. Laat mij uw
schriftgeleerde zijn, in de naam van Thoth-Amen.
29. Tweede hal,
Lokogamen : Is dit de weg naar Belcanov, oh Almachtige Lokogamen. Ik
buig neer in het prijzen, zonder dat ik mijn lippen laat stromen.
Want het is gerechtigheid wat u wilt zien. Laat mijn woorden niet
leeg zijn, muur gevuld met daden. Laat mijn woorden stromen, gevuld
met vuur, als ballonnen in uw hemelen. Laat mij uw wolkenschepen en
arendschepen zien, en de vogels die daar werken. Zitten uw volgels
hoog ? Ik kom tot uw almachtige tronen, om uw graven en doodskisten
te bezichtigen, om offers te brengen tot uw urnen, als woorden tot de
voorouders, laat hen echo's zijn om hen te warmen, totdat zij
terug zijn. Laat hen oprijzen van de diepste oceanen, al deze
verloren zielen, waardig om verbonden te worden met ons, als
deel van het sieraad. Oh, heilige, van gouden baarden. Geef uw
dienstknechten hun baarden terug om dieper door te dringen in de
hallen van Amenti en de hallen van Materos. Ik ben de uwe.
30.
Derde hal, Belcanov : Waar de heilige standbeelden staan. Waar ons
verstand weer dicht kan zijn, om uit te reiken naar het koude
geweten, om te leven voor de armen. Om te delen alle rijkdommen,
ook tot de gebieden van de dood. Laat me dieper glijden, en
bescherm mij tegen de vlammen van de Osiris Troon. Laat de slangen in
mij ontwaken, om de laatste beslissingen te doen. Belcanov, laat mijn
ziel glijden, tot in uw ziel, waar de warmte trilt. Laat me degenen
die bang zijn deep in mijn hart nemen. Want u bent dichtbij de
depressieven en zij die God vrezen, hebbende een groen hart pompende
van binnen. Belcanov, zegen uw schriftgeleerde Anu, en uw
oorlogsvoerder Thoth-Izu. Laat de zeven geesten van Osiris over mijn
ziel waken, mij een nieuwe geest geven.
31. Vierde hal, Elsefic :
Gezang tot Elsefic. Glorie aan Elsefic, die ons zacht voedsel gaf.
Wateren komende van de rotsen, terwijl je de staf had van de zeven
zonnen. Baals waren je vrienden, de ezels. Je leidde hen veilig door
de straten, terwijl je hen vanille gaf om hoger op te rijzen en om te
vliegen op vlinder-vleugels. Je gaf sieraden op hun harten. Je
doorbrak hun oranje ballen om hen hoger te brengen. Je leidde je
kinderen met een gestreepte staf. Je hoornen spraken donder op hoge
heuvelen, waar de fenixen vlucht namen. Osiris-Elsefic, geprezen ben
je, mijn Heer. Verberg mij in uw zeven oordelen, wanneer u uw schalen
van toorn uitgiet. Geef me donder om te toornen met u, en laat mijn
hart niet zwak zijn. Laat me geen lafaard zijn wanneer u mij nodig
hebt om te spreken. Laat uw lampen mij leiden binnenin, om de diepere
duisternissen aan te raken, waar u verborgen bent. Laat mij zijn waar
u bent, oh Elsefic-Osiris, en laat mij de zeven Ra's van uw geest
zien, uw paden naar de zonnen. Bezichtig mijn manen, en weeg hen voor
uw tronen, en spreek toegewijde woorden om hen te testen.
Amen-Ra-Amen. Elsefic, zie de sieraden, en weeg hen voor uw
tronen. Laat geen onwaardig voedsel mij vergiftigen in de
afgronden van uw straten. Laat mijn paden heilig zijn om te eten van
uw geblokte goddelijke voedsel.
32. Vijfde hal, Amenti-Ra : Drink
me en weeg me, meet me in uw diepste grotten, om me toegang te geven
tot de vruchtbare gronden onder de putten. Vernietig mijn spiegel, en
geef me de uwe. Amenti-Ra, verzegel mijn harten, ook de harten van
mijn lever, om op te slaan de schatten die u mij gaf. Ik koester hen,
al deze harten, en de goddelijke groenten. Laat uw Elsefic oprijzen
op de zesde dag, om de ballonnen van de voortijdse dagen te
bezichtigen. Laat me de vergeten dagen stelen uit de hallen van de
heren van het kwaad. Laat me een exorcist wezen en een heilige dief,
om de schatten en zielen terug te brengen tot uw tempels. Daar, waar
de tijgers brullen. Amen-Talgamen-Amen. U bent de heilige Amen van de
zesde ziel van Amen-Ra en Talgamen-Benu. Uw vogels zullen uw
geesten laten zweven. De Ka's van uw Ra zullen u leiden door natte
visioenen. Terwijl de dromen van de Ba u zullen leiden door de nacht.
U bezichtigt de gouden zonnen. Wij zijn heilige piraten, in
deze hal van Amenti-Ra. Laat mij de ribbels van uw tijgers zien, de
sappen van uw heilige dranken. Laat mij zien hoe ze heilig te
gebruiken, leidende door goddelijke stappen. Oh, hallen van
Amenti-Ra, in de vijfde hal van Materos, rijs op hoog. Laat me de
waardige boeken zien in het diepste van de nacht. Laat ons glijden in
de dranken tussen de dranken. Breng de heilige slangen van de levers
naar de longen, herstel de vliezen van het hart, verenigd, om woorden
te spreken van eenheid, als een zwaard om de duisternis te
veranderen. Breng me de zwaarden van Osiris-Shesmu, en die van
Osiris Sebqa, want de mond van de krokodil is wijd open. Bouw mijn
boten om te komen over de gevaarlijke zeeen van Sonder Zon.
33.
Zesde hall, Sonder Zon : Zij is de koningin van mijn hart. Zij is de
dame van de altaren, hoog oprijzende in Izu. Ballonnen buigen,
terwijl haar natte strepen plaats nemen. Wij aanbidden u, Dame van de
Sonder Zon. Niet in ijdele woorden, maar in daden en gerechtigheid.
Het is gevuld door een toorn, toornend totdat je thuis bent. Wij
zijn uw dienstknechten in deze zesde hall van Materos, na Amenti. U
bent Materos-Amenti-Ra, spiegelende in de hemel. U bent de ribbelende
tijger, die de touwen tussen de touwen strak maakt.
34. Zevende
hall, Eminius Vuur : U bent het hart van Amenti en Ra, het hart van
Sonder, waar de octopus verblijft. U hebt uw eenhoorn gezonden om ons
te doen ontwaken in deze dag. Breng ons tot de gouden vliezen, om te
drinken van de goddelijke thee. Laat ons verstand wegsmelten, als
koud geweten uw verlangen is. Breng ons tot leven en dood, ribbelende
als de verboden vrucht. Wees onze Adam en onze Eva, onze slang en
onze God. Verhef de hallen van Amenti. Bereid ons voor op de reizen
over de zeeen en rivieren van vuur, om de draken van uw hart te
ontmoeten, de octopus van uw verlangen. Doof onze ofionen
[octopus-haaien] niet uit, maar reinig hen als goud. Amenti-Thoth,
open uw kamers voor ons, in Eminius Vuur. Laat ons de manden zien van
uw slangen, de geblokten en de gepoederden, en al die in vuur zijn.
Geef ons de sleutel om donder-vuur te openen, de Eminius-Shesmu. Dien
uw Heere, Eminius-Ra, die leeft in de zon. Geef hem van het
goddelijke voedsel ; Bezichtig zijn sieraden wanneer zij sterven. Kom
met zijn urnen tot de vlammen van Osiris, om uw ogen en harten te
testen, op de handen. Sta op zijn voetstappen, en bezichtig uzelf
stervende om tot leven te komen op de derde en de vijfde dag.
Bezichtig Eminius Horus, om zijn publieken welgevallig te zien, de
goddelijke toehoorders. In dit kunt u de test doorstaan om tot de
heilige Amenti-Ra-Eminius suite te komen. De geblokte oranje
suite om de goddelijke Eminius Lions en de wilde katten van de
voortijden te ontmoeten. Amen-Talgamen-Amen.
35. Ritueel en
sacramenten om de deur van Eminius-Amenti achter je te sluiten :
Heren van Amenti verenigt u. Laat mij het zout op de grond zijn,
zodat niemand dit goddelijke vuur van Amenti-Toth kan stelen. Het
brandt eens en dan vertrekt het voot altijd, totdat je zelf voor
altijd ermee vertrekt. Oh, heilige Heere en Poortwachter van Amenti's
Staf. Redt uw zoon, Lucifer, van de wraak van de oude
Hebreeuws-Babylonische gevallene die de Hallen van Amenti en Materos
niet wilde doorboren. Laat hem branden in het Vuur van Eminius.
Goddelijke Amenti Leeuwen van Amenti-Lucifer, gij zijt vrij. Zondig
niet. Uw harten zullen gereinigd worden door de pure vlammen en de
zwavel van Eminius-Sarsia en haar hartenziel Amenti-Sarsia. Ra-Amenti
zal achter u staan. Eminius-Lucifer, gij zijt vrij nu, u en uw
leeuwen. Zondig niet. Uw harten zullen gezuiverd worden door de pure
vlammen en het zwavel van Marion-Eminius zwaarden. Eminius, wees
gesloten. Het zwaard en het altaar van Eminius is nu in de handen van
Eminius-Sekmeth.
36. Ritueel en gebed om niet te worden gegeten
door de krokodillen van Eminius-Luca : Hef me op vader, maak mijn
hart rein, laat uw heilige krekels mijn ogen bedekken. Laat me de
doden niet oordelen, laat hen mij niet oordelen. Breng me uit deze
duistere passage en leidt me in uw cirkel, waar ik kan eten van de
zonne-schotels. Geef me een helm gebracht door uw arenden om een
licht in deze diepe duisternis te hebben. Laat me vertrouwen op
cyclussen en cirkels, en ook op de symbolen van uw panters in de
tempel van acht. Laat me ontsnappen tot een nieuwe week. De week van
uw gouden broden. Laat mij mijn eigen altaren hebben, om mijzelf te
offeren in plaats van anderen. Wanneer ik sta voor de altaren van uw
gouden broden, bedek mijn ogen dan door uw bristal brivals, om uw
gouden neon lichten te hebben. Leidt mij in uw kamers, oh vader, om
te zien de doodskisten onder de doodskisten, om uw heilige vlinders
aan te raken. Maak me dronken, leidt de boot over uw rivier, en
bind de hoofden van krokodillen. Laat hen mijn voeten niet eten.
Bedek dezen door vlinders. Laat hen mijn benen niet eten. Bedek hen
door de schilden van schildpadden. Laat de harten-eters mijn hart
niet eten, maar laat de benu-vogel, uw benu-vogel, mij binnenleiden
in uw grotten. Maak mij dun genoeg om binnen te gaan. Laat mij de
lijnen tussen de lijnen ontdekken .. Om hen te doen buigen in
zonne-lichten. Laat mij de hallen zien van de elven van de dood.
Teken deze cirkels op de muren. Aton-Amen-Aton. Laat me binnen, dode
man, laat me binnen, om me uw graven to laten bezichtigen. Leidt mij
naar uw doodskisten, om het sieraad van de dood te zien. Laat mij
drinken van uw urnen, om het heilige water aan te raken. Stromende
van de dood, in uw kamers verlang ik te zijn.
37. Laat
Belcanov-Aton mij binnenleiden, mij leidende door het rode licht. Ik
wil hier niet stoppen, want krokodillen zijn achter me, die mijn ziel
willen eten. Ik zie uw huis als een doorweg, tot het huis van
de doodskisten der elven. Oh, oranje mannen, oh zwarte mannen,
oh harde mannen, bewakers van de graven der elven, maak me hard
genoeg om binnen te gaan, zacht genoeg om door muren te wandelen.
Laat me uw waterlichten volgen, om een van hen te zijn ... Ik zal de
lijnen tussen de lijnen aanbidden, en ook die beneden en achter, om
een van hen te worden, altijd dunner. Ik zal een dunnere man zijn, oh
hardere man. Laat me binnen.
38. Je kunt niet binnengaan.
39.
Waarom niet ?
40. Je moet eerst teruggaan naar Belcanov, om
zijn zessenzestig doodskisten te bereiken. Dan zul je hard genoeg
zijn om een hardere man te zijn.
41. Ik ben nu een hardere man,
kan ik binnengaan ?
42. Nee, je kunt niet binnengaan.
43.
De publieken en toehoorders accepteren je niet. Je moet eerst een
zachtere man zijn, als je bent teruggekeerd tot Elsefic. Je moet
eerst duiken in zijn zessenzestig doodskisten, zevenenzeventig
graven en achtentachtig steden.
44. Zessenzestig,
zevenenzeventig, achtentachtig. Kan ik nu binnengaan ?
45. Ja,
je kan, want je bent een dunnere, zachtere en hardere
man.
46. Gezangen van
Ova ; Osiris-Ra, ik ridder u in de orde van de Varia-vogels,
de zielen van Izu-indianen. Geprezen zal Osiris zijn, die troont
in de hallen van Amenti. Geprezen zal Toth zijn, wiens huis gebouwd
is op de doodspilaren van elven. Osiris-Ra, the duistere en zwarte
elven zullen voortgezonden worden vanuit uw borst. Oh, Osiris-Ra,
vrees niet wanneer u wandelt door de tempelen van materos. Zij zullen
u dieper inwijden, laat de steken u leiden. Osiris-Ra, zoon van Ova,
god van eiken. Wij brengen in u de Atu, de god van bokken. Leidt hen
over de heuvelen tot eeuwig geluk. U heeft de staf ervoor. Osiris-Ra,
u zal de volgende gloei-ervaringen en verlichtingen
hebben, terwijl u de paden van heilige voorouders volgt. U zal
hun goden adopteren. U zal komen achter goed en kwaad. U zal komen
achter winnen en verliezen. Wanneer u een geloof heeft gecreeerd voor
de eerste keer, dan zal het u wurgen. En de tegenstander van dat
geloof zal u redden. Dan zult gij een tweede geloof creeeren, wat u
zal wurgen, en weer zal de tegenstander van dat geloof u redden. Dan
zult gij een derde geloof creeeren en hetzelfde zal gebeuren,
wat u zal doen opstijgen boven goed en kwaad. Daar zult hij de pilaar
vinden van de paarse mug, een meest belangrijke pilaar van het huis
van Thoth.
47. Het huis van Thoth gebouwd op zeven pilaren,
de hallen van de dode elven, Avani : Welkom tot de hallen van Avani,
de onderwereld van elven, waar de elven goden van de dood wonen om de
doden te oordelen. Wees in vrees wanneer je hebt gezondigd, want zij
hebben geen genade. Zij doorsteken harten, longen en organen. Er is
geen genade, alleen reinigende rituelen. Er is geen vergiffenis,
alleen zelf-offering totdat de prijs is betaald. U moet werken en
veranderen in hun kokonnen, anders zult u verdoemd worden tot
vernietiging in vuur-zwavel-zout-zuur. In de hallen van de dood,
spreekt de opper Ova van leven en dood, de soevereine prins van
oordeel en verdoemenis in Khert-Neter, dat je een gloei-ervaring kan
hebben als Osiris-Ra om de misleidingen van de goden en opperwezens
te zien, en de lagere wezens met hun geesten. U kunt wonen in
dominatie als je de reis zult maken door Avani. Alleen dan zult u
vrijgezet worden van deze misleidingen. De rest zal wegzinken en
verdrinken.
48. Gebed en ritueel om niet te verdrinken in de
wateren van Avani : Gevaarlijke sirenen leven in de wateren van
Avani, die mannen en vrouwen verdrinken, kinderen en dieren. Vecht
tegen sexuele begeertes in deze gebieden. Bevredig uzelf niet met
luxe. Eet niet teveel vruchten. En wanneer u beslist om vruchten te
eten, mix hen met aardappelen en uien. Draag geen sokken in uw
schoenen. Snij uw baard niet te vaak af, en vrouwen, scheer niet.
Vrouwen, reik uit tot de wateren van Sheri, uw wachter in de
wateren van Avani. Roep haar aan door kaarslicht. Spreek haar naam in
de vlam. Draag gescheurde kleren en bedek uw hoofd. Spreek deze
woorden : Qebh, hemelse wateren, laat me van u drinken, en schijn uw
vier lichten in mijn Ka [geest]. Qebh, hemelse wateren, breng mij tot
Khert-Neter in Ra-Izu, tot in zijn longen, waar ik het gouden hart
kan ontvangen, de gouden tepel [Op de Emelis Shatau]. Ik buig tot Ra
en zijn Bennu-vogel, zijn harten-ziel. Plant mij in de straten
en hemelen van Khert-Neter [de ballonnen], waar mijn Akh kan
opstijgen [gloeiende harten-ziel]. Qebh, hemelse wateren, sluit
gouden deuren achter mij, en vernietig mijn vijanden, de sirenen.
Amen-Ra-Thoth-Amen. Qebh, gij hebt de gouden sleutels.
49.
Gebeden, sacramenten, gezangen en rituelen om een inwoner te
worden in Khert-Neter : Oh, stad van de dood, neem me binnen, geef me
een huis en goddelijk voedsel. Breng de vier vuren naar mijn Ka, en
laat mij wonen in mijn Akh. Osiris-Izu, leidt mij tot uw eilanden,
om mij de pilaren van Thoth's huis te laten zijn. Geef mij de
tweeling-Akh, en de tweeling-leeuw hartenzielen. Ik ben Horus-Ra, ik
zondig niet. Ik heb de goden van mijn stad niet bespot. Ik spreek
rechtvaardige woorden. Ik heb niet met mijn mond gezondigd, ik ben
Horus-Ra. Geef mij een dubbele harten-ziel in mijn lever, want ik ga
het Anu-huis van Khert-Neter binnen, waar de oude goden leven [en de
Oude van Dagen]. Geef mij de tweeling-tijger hartenzielen, en open
mijn mond in Khert-Neter. Sta mij toe te spreken en stil te wezen, te
fluisteren en luid te spreken. Amen. Sta mij toe mijzelf te bewegen.
Sta mij toe te ademen. Door het meer van bloemen, geef mij toegang
tot Sekhet-Hetepu [velden van vrede] en de Sekhet-Aanru, om het
Mijnwoud erachter te bereiken, waar de oude kinderen wonen, en het
huis van Thoth. Breng mij tot Khert-Neter in het Ra-voedsel, en tot
Khert-Neter in het Mijnwoud. Sluit de gouden deuren achter mij, oh
gouden Qebh, en geef mij de tweeling-krokodil hartenzielen, vanwaar
de Benu-vogels kunnen opstijgen. Geef mij de miljoenen-gearmde
hartenziel in mijn gouden hart, en geef mij de miljoenen-geharte zon
in mijn scarabee [kevervormig hartenschild]. Amen, geef mij toegang
tot Elefic-Khert-Neter.
50. Eerste hal van Avani : Prometheis-Amy.
Tweede hal van Avani : Prometeus-Emily. Derde hal van Avani : Pilaar
van de paarse mug. Vierde hal van Avani : het ei van
Kenken-Ur [bewaakt door Eric Zwarzenei]. Vijfde hal van Avani :
het ei van de tijger. Zesde hal van Avani : Eminius-Marazanta.
Zevende hal van Avani : Eminius-Amen.
II Bilha
1.
1.
Puchalini, betoverde bananen ; Jongens van Lynx ; het land achter
luilekkerland. U moet vechten voor het geld, en dan kunt u zaken
doen. Het is negen uur, het is spoedig bedtijd.
2. U hebt genoeg
geld om een brief te schrijven, en morgen hoeft u niet naar
school.
3. Al deze vruchten waren maar verhalen van de opening van
de spiegel, deze zwarte vrucht leidende u naar de wereld van dwergen.
[b. Het opscheppen van de belasting brangt het grote publiek naar u
toe, nu is het haar beurt op het schaakbord.]
4. Het getal is
in de vlam, terwijl ademende in deze spiegels. [b. Het is de
zilveren slag zeggen ze, je moet diep slikken om de gouden schoenen
te bereiken.]
5. De kikker heeft wat films. Hij is een travestiet.
De kikker heeft wat oude kastelen. [b. Ik adem diep, en de
munten rollen.]
6. Ik verzamelde hen door naar de
strijdvelden te gaan in de woestijnen. [b. waar de pick pock familie
nog steeds steelt.]
7. Oh, sieraad, u hief de lijmen hoog op.
[b. We zijn nu in hoog materos.]
8. De kikker is uw friend.
[b. Hij spuugt zand nu.]
[9. Deze zeeen van bloemen zijn mijn
zonnebrillen die me blind maken voor wat er gaande is. Het kan me
niet schelen wat gaande is, want het is maar een verhaal. De kikkers
brengen deze bloemen. Zij zijn de meesters van de vijvers, al deze
spiegels die opengaan, totdat u niet meer hoeft te slikken. Het is
het land achter luilekkerland.]
2.
1. Strakke omhelzing ;
Het chocolade front is open, de liefdadigheid was slechts
een leugen. [b. Het steeg op vanuit het boek der leugens, lerende hoe
je moet ganneren. Om je eigen wijnen te spinnen. Steeds deze zeilen
op de ruggen van haaien, brengende je naar je eigen rios.]
2. Het
spint, het is de meester aanraking, om je verslaafd te houden aan
iemand die je niet bent, en je bent gescheiden om jezelf te trouwen.
[b. de bruine spiegel bracht je daar, door op oude chocolade te
kloppen.]
3. En nu wordt je kouder door de zwarte
scheiding, vallende in een blauwe zee, waar voortijdse en
mythische vissen opstijgen. [b. deze banaan was betoverd, en nu staar
je naar de geblokte lepel ervan.]
4. In de hand van de prins.
He verliest het. [b. Liefdadigheid, de andere leugen van de
zwarte roos, terwijl je duikt door deze wereld van spiegels, naar de
oorspronkelijke slag, je hebt deze klokken niet nodig om voor niets
te wachten.]
5. Je zinkt gewoon naar het land achter
luilekkerland, waar zeeen van bloemen je zo gek maken, drie
bleke paarse bloemen kreeg je. [b. En nu ben je hier aan het einde
van de dag, staande in paarse sneeuw, je bent gek nu, denkende dat je
eerst normaal was.]
6. Dit is waar alle vijvers naartoe
leiden, je viel in deze zeeeen, met al deze vreemde parfummen, je
bent niet hongerig meer, en wat is deze stank, heb je dat ooit
eerder geroken. [b. De dames van de zijkanten van schaak, zij rennen
zo hard naar jou in kleuren van rood, wit, zwart en blauw.]
7.
Terwijl groene massas overleven. [b. je brengende naar hoog
materos.]
8. En je ziet de geblokte kikkers zwemmen als walvissen,
als glitterschepen, zij zijn de meesters van de vijver, zij
betoverden de gouden schepen in bananen. [b. dit is de wereld van de
blinden, je hoeft niet te rennen, er zijn geen films meer.]
9. Er
spreekt hier niets meer, alleen sommige stripbladen, en dat is
genoeg. [b. de vuren die hoeven niet meer te branden, alles is
bevroren hier, terwijl kikkers zo flexibel zwemmen.]
10. Ik vraag
me af hoe ze zo vrij kunnen zijn, ze zijn blind, uitreikende naar
nieuwe kusten, in deze zeeen van bloemen met juwelen. [b.
Geblokte slangen op de zijkanten van schaak, opstijgende als
ballonnen, terwijl alles kleiner wordt, totdat de soldaten vallen,
zij buigen in december's hemelen.]
[11. Ik wil niet in
liefdadigheid zijn. Ik wil niet gered worden. Ik heb uw verhalen niet
nodig, en uw films ook niet, ik heb uw zwanenmeren niet nodig, en uw
Jezussen, ik heb uw verhaardagscakes niet nodig, laat me alleen zijn,
oh laat mij zijn, met de jongens van lynx.]
[12. Je had normale
hemelen, maar nu zijn we op hoog materos, de hemelen harkende,
kijkende naar onze schaakborden.]
[13. Kalmeer, prins. Uw
moeder harkte u, en nu stijg je op als een ballon. Ik schudde altijd
uw beide handen, dus kalmeer, mijn prins, kalmeer.]
[14. U was een
moeder's sieraad op een zoetige cake. Kalmeer, mijn prins,
kalmeer.]
3.
1. Waar liefde eindigt ; Eindelijk waar liefde
eindigt, daar staat een oranje ballon [b. brengende u in hoog
materos.]
2. Waar de zonsondergang oprijst, deze jongens van lynx
leiden nog steeds de blinden. [b. ik heb uw films niet nodig. Ik ben
liever blind, hebbende mijn eigen lusten van binnen, met deze jongens
van lynx.]
3. Zij hebben nog steeds hun strakke ringen. [b. Deze
jongens van lynx, deze criminelen van binnen, zo verkeerd beoordeeld
door anderen, zo verkeerd beoordeeld, terwijl anderen hun spiegels
gebruiken, laat mij de jongens van lynx gebruiken.
4. Niemand
praat hier, alleen wat stripbladen. [b. terwijl schaakborden
mompelen.]
5. Terwijl dames van de zijkanten van schaak, zij
fluisteren, verzachtende de broeken en de bloemen in de nacht, wij
zijn in duister materos, heffende de zonsondergang op, terwijl dieper
wegzinkende in de hemelen. [b. uw ballonen waren strakke ringen, zij
komen van de zeeen van koud geweten, deze jongens van lynx, deze
criminelen van binnen, deze piratenschepen, makende mij blind.]
6.
En nu drink ik strakke sappen, komende van de flessen van schaak,
terwijl geblokte slangen het siroop laten zinken. [tot in een andere
ruimte.]
7. Waar liefde eindigt, de ringen zo strak, komende van
de randen van een schaakbord. [b. u begreep het nooit, deze luie
katten kun je niet verbergen, we zijn nu in zacht materos, van
binnen, in hoge hemelen.]
8. Vaarwel, zomer hemelen, ik raak nu
december's zon aan, met al deze dames van de zijkanten van schaak,
heffende hun flessen op in slow motion om snelle aanvallen te doen,
ik ben luid aan het lezen in deze oorlogs-boeken, terwijl u
fluistert, malende mijn ringen zo strak, ik ben in hoog materos,
vannacht. [b. alstublieft sluit mij op in uw geblokte kelders.]
9.
Ik wil de films aan beide kanten zien. Het maakt me blind.
10.
Gouden piraten schip ; deze betoverde rechte blauwe bananen,
deze voortijdse mythische vissen, maken me blind, maken me doof [b.
om de mooiste muziek te horen, oh piraten schip, roer me aan, roer me
aan.]
11. Houd je plaatjes van vrees niet bij je. [b. maar probeer
het sprookje binnenin te vinden, door dit kleine licht, van de
jongens van lynx, met hun zo strakke ringen, deze ringen zijn
geblokt, ze lijken op moeder's lippen.]
12. Ik zag het schilderij.
[b. door ons blind te maken, laten ze ons de mooiste schilderijen van
binnen zien.]
13. Deze jongens van lynx, deze criminelen van
binnen.
14. Dit zijn zeeen binnenin zeeen, terwijl jongens van
lynx de machines van herten in hun zakken hebben, dit zijn sieraden
binnenin sieraden, dit zijn jongens van lynx. [b. ik val flauw
terwijl ik hun roze sieraden zie, een epilepsie jongen is wat het
zegt.]
[15. Deze monsters van steen, verspreidende hun lusten,
waar tranen munten zijn, en waar de zachtheid hun vuur is, het land
achter luilekkerland.]
4.
1. Snaren van stereo ; Zij kennen
de snaren van stereo, zij kennen de snaren om de tranen te bewegen.
[b. dit land achter de vla, luister naar de travestiet, deze
tovenaar's harten.]
2. Oude kikkers zitten achter de
chocolade, met lippen van pepermunt glimachen ze. [b. en nu is
daar een gouden piraten schip in blinde zeeen.]
3. Oude kikkers
zitten, met herten in hun zakken, hoog opheffende de vlaggen van
zaken. [b. het komt van oude zakken, grootvader die zijn geblokte
slangen hoog opheft.]
4. Op snaren van stereo zit ik. [b. de
gehandicapte jongens maken goede bewegingen, zo'n autistisch
uitzicht, de zilveren slag maakte ons doof, en nu horen we de
magische muziekdozen van binnen.]
5. De kloppende harten
van tovenaars, deze banenen harten, zij maken gouden grappen op
gouden piratenschepen, terwijl zilver de liederen van stilte
verspreid. [b. deze plastic golven met krokodillen laarzen.]
6. Ik
bekijk de sterren van de travestiet, geblokte boeken in oude flessen,
uitreikende naar de hemelen van Mozart. [b. ik bekijk de
gehandicapte en autistische sterren, de sterren van
dementia die ons hier brengen, op de vleugelen van misverstand vonden
we onze ware vrienden, door ongelukken en fouten.]
7. Zij hebben
vriendelijke vissen die hen door ontzagwekkende gebieden leiden.
[b. veranderende zo wild in de nacht, zo wild, deze wilde starren in
roze lusten, geschenken van pony.]
8. Begrijp me niet verkeerd in
deze slow-motion. [b. want uw auto's kunnen botsen, om de stad
te bereiken, van de zilveren zeilen.]
9. Durf je te
verbergen, wanneer hij de show bekijkt, hij, de oude travestiet. [b.
dit plastic hout zou goed zijn om een pak te zijn.]
10. Het hout
is zacht in marsepein land. [b. maar dit is de wereld achter
luilekkerland.]
11. Als munten slaven zijn, dan waarom betaal
ik. [b. ik moet de vogels van sigaret vrijzetten, en de gouden
sigaren aanraken.]
12. Van hoeveel boeken van leugens vertelde je,
mijn schaduwen sloten mij op in oorlogsboeken, jij maakte hen,
terwijl je mij zonnemelk te drinken gaf. [b. van pijp's
complot, als bevroren soldaten marcheren zij naar hun
bestemmingen.]
13. Met chinese lantaarns, met wilde werelden
binnenin, wilde lichten, dit zijn bakkerman's gezichten. [b. met
zoveel tepels erop, terwijl sommigen zeggen dat ze vreemde
huidziektes hebben, tepelhoofden zij marcheren.]
14. Door chinese
lantaarns, zo wild, aangeraakt door thrillers, komen ze tot leven
binnenin. [b. maar dit is het land achter luilekkerland, zij doen
bewegingen zo gek, terwijl tovenaars-harten op een schotel liggen,
kloppende terwijl je je zo vreemd voelt van binnen, shaduwen op de
muur.]
[15. Deze munten zijn slaven en geofferd door religie,
wanneer ze blind en doof worden, wild en gehandicapped op de vleugels
van een autistisch kind met de vleugels van dementia, zij kunnen
uitreiken tot de distels en de brandnetels om weer vrij te
komen.]
[16. Door strakke ringen, ben ik nu een schaakbord
soldaat. Hier is het okay om te vechten, want niemand wint echt, en
niemand verliest echt, wij voelen allemaal de pijn, van een nieuwe
wereld die komt.]
[17. Het opent de wereld achter de schaakborden,
vreemd verkeer, in vreemde boeken, deze soldaten marcheren, door koud
materos, om de randen van de schaakborden te zien, waar vreemde
appels groeien, oh laat ons hen eten, zij maken onze harten zo
strak.]
[18. Vader drinkt de oude sappen, he ziet de soldaten niet
bewegen naar een ander schaakbord, terwijl speelkaarten zweven,
anderen uitnodigen tot de grand begeerte, deze wereld achter
schaak.]
[19. Spelende op bakerman's harten terwijl vreemde
poeders zich verspreiden, deze wereld bedekkende met sneeuw,
lapoendria glimlachen, het is een vreemde drum, en al uw jassen
zijn anders nu, geblokt, marcherende naar de wereld achter
schaak.]
[20. Het is fokkende elven, die lang groeien onder de
helm van Bekehelm.]
III Bilha
1.
1. De Slavenketting
; Weerhyena. De mensen om me heen zijn niets anders dan de tralies
van haar kooien. Ik was in haar duistere hut. Ik zag haar boog
hangen, versierd met veren. Het leek op een feest. Ja, haar hut leek
op een feest-tent. Ik zag haar niet, maar het leek alsof ik haar
rook. Ik was bang. Ik kon me bijna niet bewegen. Ik probeerde een
uitgang te vinden, maar plotseling stond ze in een deuropening. Of
was dat maar de schaduw van iets ? Ik ging door de deuropening en
kwam in een stoffige kamer waar een olielamp stond, witte kap. Het
was alsof ik de warmte van haar lichaam kon voelen.
2. Het was
alsof ze me riep. Maar mijn oren hoorden niets. Er lag een schelp,
een grote schelp, en ik bracht het tot mijn oren om de zee te horen
ruizen. Maar ik hoorde niets. Het was alsof ik haar hoorde
fluisteren. Ik kwam dichterbij, en het was alsof de warmte van haar
lichaam zich opbouwde. Het was alsof ik haar zag. Ze was prachtig,
met dunne riempjes, als de oorlogsgodin. Ze had een boog, en dolken,
en allerlei gerei wat je van een slavenjager kon verwachten. Veel
touw. Plotseling greep ze mij met haar lasso. Maar het was maar een
verbeelding.
3. Ze kende geen liefde. Alles was haat. Waarom
zocht ik haar eigenlijk ? Ik wilde eruit, ontsnappen. Zij hield mij
hier vast sinds mijn geboorte. Zij had mij gebroken. Alleen maar
haat. Ik voelde mij koud. Het was niet echt. Het was altijd alsof ik
in de handen was van een spook. De wind gierde. Ik wilde het geheim
van de wind kennen. Had zij de wind gemaakt, of was zij de wind zelf
? Ik verlangde naar haar. Maar ze was weg. Ik was hier alleen in haar
hut.
4. Was ze overleden ? Of was ze op jacht, en zou ze later
terugkomen. Ze deed mij herinneren aan een boek. Ik fantaseerde over
haar, maar het leek te worden stukgeslagen door de bittere, diep
snijdende, pijnlijke eenzaamheid. Het was alsof ik bloedde. Zou ze
bloeddorstig zijn ? Ik had toch het idee alsof ze daar stond, als een
bloeddorstige hyena vrouw. Ik kon haar bek zien, waar bloed uitdroop,
mijn bloed. Ik was bang. Ik voelde me zwak, hulpeloos. Duistere
herinneringen van een ver verleden overvielen mij. Deze vrouw had mij
uitgemergeld, uitgebeend, alles van me afgenomen. Waarom wilde ik
haar ? Ik had het idee dat zij de godin was, de moeder van de
wildernis, van de jachtvelden. Ze was een slavenmeesteres, een
slavenjaagster. Ik wilde aan haar voeten neerknielen, om haar te
smeken om mij te helpen, om mij uit deze doodse strijd te helpen,
maar misschien was zij wel genadeloos, en zou ze me uitlachen.
5.
Dat zou ik niet kunnen verdragen. Maar zij moest ergens de sleutel
hebben. Of zou ik de strijd met haar moeten aangaan ? Ze zou me
uitlachen. Ze was veel steviger dan ik. Ik was zwak vergeleken met
haar, en dun. Ze zou mij misschien kunnen breken. Ik was haar
kind.
6. Maar dat doe je je kind toch niet aan ? Zij wel. Mijn
leven was een hel door haar. Misschien was zij de hel zelf. Haar
hyena ogen leken mij aan te staren. Het was alsof ik naar een oud
schilderij staarde. Het hing daar ergens in de hut. Maar toen de wind
er overheen ging was het weer weg. En toen was het weer terug, als
door een waas. Het leek te spiegelen. Ik voelde mij omringd door
soldaten. Allemaal windstreken. Ze scheen Bilha te heten, gestuurd om
angst te brengen. Sommigen zouden haar een demoon noemen, anderen een
godin. Ik wist alleen dat ik moest oppassen. Ik was gevangen in haar
moederschoot. Ik zat opgesloten in haar hut. Ik kon nergens heen. De
muren leken weer zover weg te staan, en alle deuren. En daar viel ik
neer, huilend. Ze maakte mij nooit sterker. Ik voelde me duizelig en
vies. Daar stond ik weer op, en daar viel ik weer.
7. Het was
alsof er sloten op de deuren zaten. Sloten gemaakt van duistere
klauwen van monsters, als van zeemonsters. Een zeemeermin had mij
ooit geprobeerd te redden. Ze was gemaakt van prachtige lichten, maar
deze vrouw was duister. Een boek lag op tafel, een boek met riemen.
Ik las er in. Het ging over hoe Adam en Eva in het tijdperk van Bilha
werden aanbeden als goden. Bilha was de moedergodin. Het tijdperk van
Bilha werd ook wel het tijdperk van de hyenas genoemd. De hyenas
waren overal op aarde. En zij veranderden in vrouwen op bepaalde
momenten. Het waren weerhyenas.
8. Bilha keek naar mij. Er
vloeide bloed uit mijn ogen. Ze leek zo ver weg, maar ook dichtbij.
Het was alsof ze op een troon zat, maar ook op een bank. Even leek
het als door de bliksem dat ze een hoge gouden kroon had, met
gedetaileerde inscripties, als een mozaiek. En ze had een gouden
soortgelijk gewaad aan. Ze opende een deur door het klappen met haar
handen. De deur was draaiende voor mijn ogen, terwijl de opening als
mozaiek was, ook draaiende, en de combinaties veranderden
voortdurend. Ik kreeg steken in mijn hand, en licht viel op mij. Toen
werd het duister.
9. Ze was de bewaker van een gele vrucht. De
vrucht was bitter en zoet, ook bijtend. Mensen kregen last van hun
mond. De vrucht leek op het achterste van een vrouw. Mensen moesten
door deze vrucht naar de tandarts, en hun tanden vielen er van uit.
Ik stond aan een bushalte. Sommige mensen waren aan het vrijen in een
bushokje, en plotseling begonnen ze te schreeuwen. Toen vielen al hun
tanden uit, en hun monden begonnen te bloeden.
10. 'Het is de
vrucht,' dacht ik. 'De vrucht van Bilha.'
11. Ik probeerde weg
te rennen, maar een wind greep mij. 'Het is een zure vrucht,' zeiden
sommige mensen. 'Hoe kunnen we eraan ontsnappen ? Het zijn
terroristen, stalkers.'
12. Ik greep mij vast aan het
boshokje. Ik voelde me duizelig worden. Ik werd wakker in bed. Twee
grote lippen zweefden boven mij, als weerspiegelingen, wazig, als de
wind. Ik werd door de vrucht naar binnen gezogen, en ik gilde.
13.
'Nee !' riep ik. Maar ik kon me er niet tegen verzetten. Ik voelde me
als een melaatse, zonder voeten, zonder mond. Ik voelde me als een
vis, als een meerman. Maar ik was een zeehond, nee, een weerhyena,
zoals haar. Ik bracht haar bij me, in een groot huis, en ze ging op
de bank zitten. Zij bewaakte de voedelvoorraad. Ze lag op de bank, en
ik mergelde uit, zelfs meer dan ooit tevoren. Ze voedde mij niet. Ik
mocht niet in de keuken komen. Dan zou ze me neerjagen. Ik voelde mij
als de derde wereld.
14. Ik was haar slaaf, een slaaf van het
grote geld. Ik was niets dan vee in haar handen. Die gele vrucht, het
was niets dan geld. Ik was kwaad op haar. Hoe kon zij dit
doen ? We waren gevangen in geld. We werden gekgemaakt door geld,
maar kregen het nooit. Er moest toch iets anders zijn ? Iets
beters ? Het was een nachtmerrie.
15. Geld was een monster dat
ons programmeerde. Het betuttelde ons, en maakte ons arm en bang,
zodat we het altijd zouden najagen als de wind. Ik was zo kwaad. Ik
sloeg een ruit in, maar de rekening kwam snel.
2.
1.
De Zoete Vrucht ; Er was ook een andere vrucht in haar tuin. Het
was de vrucht van slavernij. Voor mij was dat een lust voor het oog.
De vrucht leek op een vrouwen-voet. Als het ons uit de vrucht van
geld zou kunnen halen : graag. Maar wat voor een slavernij stond ons
dan te wachten ? Ik bedacht dat het leven gewoon altijd pure
slavernij was, maar dat je dan de beste slavernij moest uitkiezen. Ik
wilde het wel proberen met deze vrucht. Zou deze vrucht mij rijk
maken of arm ? Dat maakte mij niets meer uit. Ik wilde loskomen van
de macht van geld, haar macht.
2. Ik bekeek de vrucht op een
afstand. Ik hoorde gepiep. Er stond een vrouw voor me die haarzelf
langzaam begon uit te kleden. Dit was de macht van het grote geld. Ik
schoot haar neer met een pistool. Deze zaak was afgehandeld. Nu
die andere vrucht nog. Ik keek ernaar, en de vrucht begon te groeien,
en mijn ogen stonden wijder open. Ik voelde de smaak al langs mijn
gehemelte vloeien, en in mijn keel. Zachte sappen. Ik was een slaaf,
maar nu van iets anders. Alles beter dan van geld. Ik viel dronken op
de grond. Het leek alsof ik verscheurd werd door een grote krokodil.
Mijn hoofd kwam boven in een rivier, waar ook een andere reusachtig
grote krokodil was. De zoete vrucht begon mij in te nemen, maar het
werd bitter in mijn buik. Ik voelde riemen aan me, en
een slavenketting rondom mijn nek. Ik werd meegetrokken in een
woestijn. Het was een man met een lange baard.
3. Even later
kon ik niet meer, en wilde zitten. Maar de man met de baard trok mij
mee. We gingen een kasteel binnen. Wat had ik gekozen ? 'Even hier
wachten,' zei de man. Even later kwam er een vrouw naar me toe. Ze
leek me te keuren. Ze bleef maar staren en kijken, van top tot teen.
'We kunnen hem wel gebruiken,' zei ze. Toen kwamen er meerdere
vrouwen, die mij dieper in het kasteel sleurden. De man had een soort
riddergewaad aan. 'Waar ben ik ?' vroeg ik.
4. Ze duwden mij
in een oven. Ik bevond mij in de vrucht, in een diepere afdeling van
de baarmoeder van Bilha. Ik had niks meer met winkels en geld te
maken. Ik had een vreemde smaak in mijn mond. Ik was door de sluiers
van geld gegaan, en was er van los gekomen. Ik kon mezelf weer
voelen. Ik kreeg een huis, en leidde een normaal leven. Vaak had ik
nachtmerries.
5. Ik begon Bilha te missen. Ze moest iets
betekenen voor mij in het leven. Dus ik besloot terug te gaan naar
haar hut. Daar hing de boog weer. Het was hier een feest-tent zoals
altijd. Ik voelde mij een slaaf van haar. Maar gelukkig niet meer van
geld.
6. Ze danste hier op het bloed van de gevallenen, op de
huiden van dieren. Zij had geld overwonnen. Haar gejoel maakte mij
doof. Ik probeerde nog weg te rennen, maar zij greep mij. Ik kreeg
geen vruchten meer van haar. Zij bewaakte het voedsel. Ik kon
niet bij de keuken komen. Altijd zat ze daar op die bank. Ze hongerde
mij uit meer dan ooit tevoren. Waarom was ik teruggegaan ? Hyenas
likten aan haar voeten, en nog steeds veranderde zij soms in een
hyena of een halve hyena. Zij was de weerhyena.
7. Zij haatte
geld, maar hield van de slavernij die ze dreef. Zij was de
slavenjaagster. Ik werd een bedelaar voor voedsel, maar zij was
genadeloos. Ze liet mij soms van haar melk drinken, maar dat was om
mij te vergiftigen, te verzwakken en te verlammen. Ik was een teer,
hulpeloos kind in haar schoot.
8. Ik was een bedelaar, en zij
was de joelster. Ze maakte mij stokdoof. Ik had nooit rust. Zij was
een stoorzender, een stoorgeest. Zij was een stalker. Zij liet mij
niet slapen. Op een dag gaf ze mij de derde vrucht : de vrucht van
gevangenschap. Het brandde in mijn mond. Ik gilde het uit. Ik viel
als dood op de grond. Daarna voelde ik een vreemde kracht in mij
opkomen, en ik werd in een arena gezet. Hier kreeg ik de vierde
vrucht : de vrucht van de arena. Het leek alsof het vloeide in mijn
hoofd. Het had een sterke geur. Het was een zeer bittere vrucht, en
zuur. Ik werd ingezet in de oorlog.
9. Daarna kreeg ik de
vijfde vrucht : de vrucht van de jacht. Het leek wel alsof mijn tong
uit mijn mond groeide. Mijn tong viel af en veranderde in wapens.
Toen groeide mijn tong weer. De macht van het geld was nu definitief
gebroken, en de jacht kon beginnen. Geld zou nu gearresteerd worden.
Het grote geld zou gefokt worden voor de dag van de grote slacht.
Bilha reed op een hoog paard, zo hoog dat ik haar bijna niet kon
zien. Of was ik gewoon heel klein ? Ik was een kind.
10. Ik
werd een paardenstalmeester. Ik had overal koorden gehangen. Ook ik
wachtte op de dag van de grote slacht. Ik had al voorgenot hierover.
Ik wilde het geld zien bloeden. Ik wilde het geld zien krijsen, zoals
het ons heeft laten krijsen. Ik wilde het geld zien smeken zoals het
ons heeft laten smeken. Ik wilde het geld zien hangen. Ik was vol van
leedvermaak.
11. Ik zou het geld martelen en bang maken, zoals
het ons heeft bang gemaakt. Het geld moest een langzame, pijnlijke
dood sterven. Ik wilde het geld voor eeuwig zien branden in de hel,
met eeuwiggroeiende pijn. Pijn, pijn, pijn, dat is wat ik het geld
toewenste. En ik wilde in die arena toekijken. Met een
verrekijker.
12. Ik was wreed naar geld, want geld was wreed
naar mij. Dat was de enige manier voor mij om te kunnen overwinnen,
en om te kunnen genezen van de nachtmerrie van geld. Ik joeg op geld,
genadeloos. Ik maakte geld tot mijn slaaf. Geld was mijn
krijgsgevangene. En het lot van geld in mijn handen zou vreselijk
zijn.
13. Ik bracht het geld tot de kooien, om het vet te
mesten. Bilha keek toe.
3.
1. De Witte Vacht ; Bilha
trof mij met haar bliksem. Ik schudde en viel neer. Ik was haar slaaf
met haar slavenketting om mijn nek. Nog steeds. De godin was te
sterk. Geen man kon staan in haar nabijheid, tenzij zij hem kracht
gaf. Maar ik had geen kracht. Ik was haar kind. Ik zag haar
schilderij, waar ze opstond als een halve hyena, bloed vloeiende uit
haar bek, mijn bloed.
2. 'Verzadigd nu, kreng ?' vroeg ik.
Maar ik sprak slechts tot een schilderij.
3. Ik wist dat zij
nooit verzadigd zou zijn. Met hoge hakken was ze in de stad, in de
regen, schaars gekleed. Om zoek naar prooi. Een auto-deur sloeg los.
Ze stapte in de auto, en verscheurde de bestuurder. Toen ging ze zelf
achter het stuur zitten, en reed zoveel mogelijk slachtoffers omver
als ze kon. De politie kwam achter haar aan. Maar de politie was
slechts een vrucht in haar hand. Een vrucht waar zoveel vliegende
insecten om streden. Ze bracht mij de vrucht, maar ik wilde er niet
van eten. Ze dwong mij om ervan te eten, en de strijd werd voortgezet
in mijn mond. Insecten staken mij. Het was de zesde vrucht.
4.
De zevende vrucht was de vrucht van slacht. Eindelijk. Ik kon nu
vliegen. Ik had vleugels, maar die vielen even later van me af,
terwijl ik nog steeds kon vliegen. De zevende vrucht had mij snel in
de macht. Het was als een ei om me heen, en ik moest de dop breken.
Een zoutachtige vloeistof scheidde zich af, en begon zich in mijn
lichaam te verspreiden. Overal om me heen vielen reuzen neer. Ik
bladerde door een boek en kon de bladzijden niet meer vinden. Alles
begon voor mijn ogen te tollen. Iemand was mij aan het uitbroeden.
Toen brak het licht door. Ik was als een licht in de duisternis. De
duisternis wilde mij verslinden, maar kon het niet. Mijn licht was
als een vloeistof wat overal doordrong.
5. De achtste vrucht
was een vrucht van papier. Er kon niet meer gegeten worden, alleen
maar gelezen. Ik begon uit te hongeren, maar een vreemde kracht begon
mij te voeden. Er was geen weg terug meer tot de andere vruchten. De
achtste vrucht had ons allemaal ingenomen. Het was een bewaakster en
een waakster.
6. Ik werd wakker in de hut van Bilha. Wat was
zojuist over me gekomen ? Was ik gek geworden ? Ik had niets anders
dan wanen en hallucinaties gehad, alsof ik van een vergiftigde appel
had gegeten, alsof ik zwaar aan de drugs was. Deze vrouw was
gevaarlijk, bloedgevaarlijk. Ik wilde ontsnappen, maar ik kon het
niet. Een duistere gestalte hield mij vast.
7. 'Niemand
ontsnapt ooit uit dit huis,' werd er gezegd. Het was alsof de wind
sprak. Het spookte hier. Ik was onder een vloek. 'Er is geen weg meer
terug,' zei de wind. 'Je zal altijd hier wakker worden.'
8. Ik
keek naar de wand. Het zag er niet meer zo feestelijk uit, maar
bloederig. Er hingen overal wapens en jachtgerei. In de kooien rondom
mij was vee. Ik realizeerde mij dat ik ook in een kooi was. Toen ik
naar mijn lichaam keek schrok ik. Ik was een varken.
9. Haar
lichaam was fors. Je kon niet om haar heupen heen. Zij was de godin
van het leven.
10. Ik ontwaakte in haar hut. Ze trok me in een
bloederige tent waar veel sluiers waren, en een bed met een witte
vacht. Ze ging in de deuropening staan. Het beest van geld werd
doorstoken door de oude man met de baard. Het was de dag van de
slacht.
11. De mensen om me heen zijn niets anders dan de
tralies van haar kooien. De negende vrucht was de vrucht van het
huwelijk, en de tiende vrucht was de vrucht van de scheiding.
12.
De vruchten lagen op een schaaltje, tien vruchten, die toen allemaal
in chocolaatjes veranderden. Ik wilde er niet meer van eten, maar ze
forceerde me. Het was haast dwang-verpleging. Ik hield mijn kaken
stijf op elkaar, maar ze sloeg mij op de kaak, en ramde het naar
binnen. Ik viel op de grond. Toen smeerde ze me in met chocola. Ze
schoof mij in de oven, als brood wat gebakken diende te worden.
13.
Hij woonde ergens langs de kade, in een hoog huis. Hij zwierf vaak
langs de kusten. Hij verdronk mensen en dieren, en liet schepen
zinken. Hij had lang haar, en mensen hadden het vaak over hem. Soms
zwierf hij door de stad. Mensen ontweken hem dan. Ze waren allemaal
bang voor hem.
III – De Gnostische Tweede Bijbel, I en II
1. De Skelettenrijder
2. De Skelettenrijder II
3. De Skelettenrijder III
4. De Terugkeer van de Skelettenrijder
5. Het Skelettenleger
6. De Kooi
7. De Kooi II
8. De Kooi III
9. Bloedgeld
10. Robot X
11. Robot X – De Terugkeer
12. Robot X – Sapplemento
13. Het Rode Zaad
14. De Trollenspiegel
15. Mijn Vriend, De Slang
16. Dragodan
17. De Trollenkoning
18. Een van Hen
19. Het Toverwapen
20. Honing
21. II Honing
22. Zijn Huis Stond In De Weg
23. De Ring Van De Leprechaun
24. De Eeuwige Jachtvelden
25. De Roze Stad
26. De Machine
27. Het Bruine Boek
28. Suzie
1. De Skelettenrijder, Death Fantasy
Er was eens een jongen die de moeders van andere jongens roofde. Hij had een luchtschip geheel gebouwd van botten, waarmee hij op de winden van de dood dreef. Ook had hij een heleboel muziekinstrumenten van de dood gemaakt. Hiermee betoverde hij de moeders altijd, en maakte hen zo deel van zijn harem.
Maar vrij waren die moeders niet. Ze waren nu voor altijd aan zijn schip geketend. Het was een groot schip, dat wel, en de moeders hadden ook wel veel beweegruimte, maar ontsnappen konden ze niet. De jongen was een schurk, een bandiet, een moederdief, maar hij was bovenal een moordenaar, een huurmoordenaar. Voor geld deed hij alles, omdat hij zo zijn schip kon uitbouwen, en zijn verzameling instrumenten. De jongen was de schrik van de dood, en maakte mooie muziek om te ontvoeren en te moorden. Maar de moeders hield hij veelal in leven. Zij werden de slaven op zijn schip. Tijd om te rouwen was er niet. Er moest gewerkt worden.
Vroeger was de jongen lid van een straatbende, een motorbende, maar nu was zeilen op zijn doodsschip zijn grote liefde. Het was een lieve jongen, die maar hoefde te glimlachen om iemand te betoveren. Hij had van die diepe ogen waar je van weg kon smelten. Vroeger moordde hij altijd door messen, maar nu verdronk hij zijn slachtoffers. Hij lokte ze eerst naar het water en dan sloeg hij zijn slag. Hij hield zich daarom veel op bij de meren van de dood.
Ook was de jongen een strateeg. Je kon bij hem legers inhuren. Hij was een zakenman van de dood geworden. Zelf was hij al jaren dood, en daarom gaf hij niks meer om het leven. De dood leverde hem alleen maar geld op.
Zo op het eerste gezicht hingen zijn haren altijd voor zijn ogen, maar als je dan dichterbij kwam, dan zag je zijn prachtige donkere ogen er doorheen. Velen smeekten hem altijd hen mee te nemen op zijn boot over de rivieren en de meren van de dood, en om hen de geheimen van de dood te leren kennen.
Iedereen die zijn prachtige muziek hoorde scheen niets meer om het leven te geven, alleen maar om de dood. Het was een zachte jongen, maar wel één die de nachtmerrie bracht. Hij kon je de stuipen op het lijf jagen. Hij dronk al vele jaren van de geheime wateren van de dood, waar alleen zijn schip kon komen. Daar liet hij de vrouwen baden. Dat deed hij altijd als het dodenrood aan de hemel stond.
Maar op een dag viel een wilde indianenstam zijn schip aan. Het waren skeletten, zombies, geesten en lagere doodsvormen. Ze trokken zijn schip de diepte in. De indiaanse dodenstam werd aangevoerd door een skelettenrijder. Hij had een kaal hoofd met een hanenkam. De jongen kende de skelettenrijder wel, want ze hadden vroeger in dezelfde straatbende gezeten. Het werd een lang gevecht, waarin de skelettenrijder uiteindelijk het schip overnam. De vrouwen moesten nu nog harder werken, en werden veel ruwer behandeld. De huid van de jongen werd afgesneden, en zijn skelet werd aan de voorkant van het schip vastgeregen. De skelettenrijder kon niet veel doen met de muziekinstrumenten, en maakte er wapens van en jachtgerei. Ook maakte hij er kooien van waar veel vrouwen in terecht kwamen. Na een tijdje kreeg de skelettenrijder genoeg van het schip, en liet er hutten van maken.
De skelettenrijder roofde vaders, en stopte hen in de kooien. Vaak liet hij de moeders weer vrij. Vaak gebruikte hij de mannen voor zijn legers. Ook hij had vele huurlegers. Maar op een dag stopte hij daarmee. Hij wilde leven door de jacht en niet door geld. Voor hem had de dood niets met geld te maken maar met de jacht. De winden van de dood hielden zich met geld bezig, maar de stormen van de dood hielden zich bezig met de jacht.
Hij jaagde voor huiden, botten en vlees, om zichzelf te kunnen kleden en voeden. Ook zette hij daarvoor een fokkerij op, zodat hij minder hoefde te jagen. Hij zette hiervoor een heleboel vallen uit. De skelettenrijder maakte door botten stevig aan elkaar te binden fuiken van kooien, waardoor de prooi in een fokkooi terechtkwam. Hier stierven de fokprooien niet, maar werden zo een bron van kleding en voedsel. Als de prooien na een aantal jaren geen huid en vlees meer produceerden werden ze skeletten, en daardoor bruikbaar voor andere dingen. De skelettenrijder besteedde het meest aandacht aan de skelettenfokkerijen. Maar al gauw ontdekte hij een varkenssoort dat eeuwenlang vlees en huid kon voortbrengen. Het waren de doodsvarkens van het Afgazide-soort.
De Skelettenrijder had een kleine doodskop om zijn nek waarmee hij met gemak kon infiltreren onder hen die dachten dat ze leefden. De skelettenrijder zei altijd dat ze in bevroren dromen leefden. In zijn ogen waren ze de lagere vormen van de dood. Ze staarden zich altijd zo blind op de weinige zintuigen die ze hadden, dat de rest er dood bijhing. Zij die van de dood leefden hadden veel meer zintuigen, zoals de jacht en de slacht. Op zijn voorhoofd had de skelettenrijder een steen die zijn fokzintuig was. Maar de skelettenrijder had veel meer zintuigen. De dood had zoveel zintuigen.
Op een dag werd de skelettenrijder lastig gevallen door een apparaat dat zielen doorboorde. In het begin leek de skelettenrijder zich er goed doorheen te slaan, maar later begon het apparaat aan hem te kleven, en drong naar binnen. Sindsdien was de skelettenrijder zichzelf niet meer, en werd alles door het apparaat overgenomen. Hij probeerde zijn drie sterkste zintuigen uit op het apparaat om los te komen, de grote drie : jacht, slacht en fok, maar het apparaat was veel te sterk. Na een lange strijd had de skelettenrijder geen ziel meer, en was nu geheel een skelet geworden. Het apparaat had zijn ziel geheel opgeslokt, en vertrok weer. Sindsdien merkte de skelettenrijder dat zijn reukvermogen sterk verbeterd was, en was daarom het apparaat zelfs dankbaar.
Een steen op zijn buik was zijn slacht-zintuig, en een steen op zijn borst was zijn jacht-zintuig. Het JSF-moduum was een orgaan in zijn voeten die de grote drie bestuurde. Het belangrijkste orgaan wat daaruit voortkwam was de penuum, het geslachtsorgaan, dat creativiteit voortbracht. Hierop was zijn gehele schepping gebouwd. Er werd niet in termen van sex gedacht, alleen maar door dit systeem. Sex was verraderlijk, omdat het de hoofdzintuigen afsloot, en de bijzintuigen opblies, voor de algehele aftakeling van het zintuigelijke.
Het beste wapen dat de skeletttenrijder had was een boog waarmee hij botten kon spietsen. Hiermee ving hij de skeletten. Vaak ging hij er gillend mee op jacht. Door te gillen opende hij al zijn zintuigen, en activereerde hij zijn boog. In de gevangen skeletten plaatste hij implantaten die hun botten automatisch spietsten wanneer ze aangroeiden. En daarom werd hij genoemd : de skelettenrijder.
Het was altijd indrukwekkend als hij op zijn wagen reed, geheel gemaakt van skeletten. Maar op een dag kwam het apparaat terug om zijn botten te doorspietsen. Het apparaat had een veel betere apparatuur dan hijzelf had, en al snel kleefde het apparaat aan hem vast, en drong weer naar binnen. Ditmaal om een implantaat te plaatsen dat zijn botten automatisch zou spietsen. Maar dit implantaat spietste niet eenmalig en niet alleen maar dat wat aangroeide. Nee, dit implantaat bleef spietsen totdat het bot een grijze massa was geworden. De botten werden geheel misvormd tot een nieuwe creatie. De skelettenrijder begon te groeien. Ook begon de skelettenrijder verfijnder te bewegen. Na een lange tijd vertrok het apparaat weer. De skelettenrijder paste zijn boog aan, en ging weer op jacht. Ditmaal zocht hij ook de grotere skeletten op, omdat hij zelf ook groter was geworden.
‘Necreon !’ sprak een reuzenskelet tot hem. De reus was erg vriendelijk. De reus had een wagen geheel gemaakt van Afgazide-varkensskeletten. De skelettenrijder wist dat het eeuwen zou duren voordat zo’n wagen klaar zou zijn, omdat het doodsvarkens waren wiens huid en vlees bleef groeien. De reus bood de skelettenrijder zijn wagen aan, en zei weer ‘Necreon !’
De skelettenrijder ging in de wagen zitten. Deze wagen was minstens dertig keer zo groot als zijn oude, en de reus maakte hem duidelijk dat deze wagen ook wel minstens dertig keer zo snel ging. Ook brachten de botten telkens een vloeistof voort waar de skelettenrijder van zou kunnen drinken. Die vloeistof was ook het geheim van de kracht en de snelheid van de wagen, en zorgde ervoor dat de wagen niet afbrak. De wagen was erg veerkrachtig en soepel.
De reus liet hem zien hoe de wagen gestart moest worden, en begon te gillen. Zo hard en vibrerend kon de skelettenrijder niet gillen. Toen haalde de reus een implantaat uit zijn borst en plaatste het in de borst van de skelettenrijder. Toen kon de skelettenrijder gillen als nooit tevoren, en kon de wagen starten. De reus rende achter de wagen aan, en ging even later op het achterste gedeelte van de wagen zitten. Samen maakte ze de grootste jacht die ze ooit hadden gehouden. Ze waren op zoek naar skeletten, en dan voornamelijk de reuzenskeletten.
De reus leidde hem naar een plaats waar de reuzenskeletten van varkens woonden, en de reus bouwde een wagen groter dan die van de skelettenrijder. De reus legde hem uit hoe zo’n wagen te bouwen, en al snel kon ook de skelettenrijder zulke reuzenwagens bouwen als de beste. De vriendschap met de reus betekende veel voor de skelettenrijder.
Het implantaat van het apparaat zorgde ervoor dat de skelettenrijder steeds groter en groter werd, en op een dag was hij groter dan de reus, en verliet hem. De skelettenrijder ging zich bezig houden met het fokken van de reuzenskelettenwagens. Steeds weer bouwde hij grotere en betere wagens.
Einde
2. De Skelettenrijder II
Death Fantasy
Op een grote heuvel stond zijn nieuwe wagen, geheel gemaakt van de skeletten van de afgazide-varkens. Vol trots beklom hij de heuvel. De wagen was heel lang, en stond daar gestroomlijnt, schitterende in de zon van de dood. ‘Ik wilde dat ik deze al langer had,’ zei de skelettenrijder tegen zichzelf. Hij startte de wagen door een gil, en reed er mee weg. Hij reed er mee naar een dodenstad geheel gemaakt van botten. Langs de weg stonden wat vrouwen die wel een ritje met zo’n wagen wilden maken. Deze vrouwen hadden vreemde lichtgevende strepen op hun rug. Maar de skelettenrijder had geen tijd voor die onzin. Trouwens, hij wist hoe gemeen die vrouwen konden zijn. Ze konden je wagen stuk maken, of zelfs van je afroven.
In de stad leverde hij even een pakketje af, en racete toen verder. Een heleboel van zijn oude wagens werkten nu in zijn fokkerijen. Op eenzame vlaktes sprong er opeens een vrouw in zijn wagen, die hij er ook snel weer uitduwde. Hij had geen tijd voor die onzin. Die vrouwen moesten zelf maar aan een wagen zien te komen. Maar steeds meer schenen ze zich tussen de skeletten van de wagen te verstoppen.
Op een dag was zijn wagen gestolen, en hij wist wel bijna zeker dat vrouwen dat hadden gedaan. Een skelet van een gorilla trooste hem, en gaf hem een nieuwe wagen, nog groter en langer dan de vorige. De gorilla leerde hem gillen zoals niemand anders kon, zodat hij zijn nieuwe wagen kon starten, en zo niemand anders de wagen kon starten. Het skelet van de gorilla zou voortaan met hem meerijden, in ieder geval voorlopig, om de verstekelingen uit de wagen te smijten.
Maar steeds meer vrouwen probeerden op allerlei manieren een plaatsje in de wagen te krijgen. De skelettenrijder begon eraan te wennen, spietste gewoon hun botten en maakte hen deel van de wagen. De botten van de vrouwen schenen snel weer te verteren. De skelettenrijder had er niet veel interesse in om van vrouwenskeletten wagens te maken, omdat er van de skeletten van de afgazide-varkens veel betere en snellere wagens gemaakt konden worden. Ook liet hij veel mannenskeletten die hij vroeger voor de wagens gebruikte vrij.
Hij ging van dodenstad naar dodenstad voor nieuwe onderdelen voor zijn wagen. Hij wilde van zijn wagenfokkerij af, om zo met zijn nieuwe wagen, die een fokkerij op zich was, de Afgazide-woestijn over te gaan. Zo verkocht hij zijn wagenfokkerijen voor nieuwe onderdelen voor zijn nieuwe wagen. De nieuwe wagen zou zo krachtig en snel genoeg zijn om goed door die woestijn heen te komen, zonder ten prooi te vallen aan allerlei ongemakken.
Alles was in handen van de Afgazide-geleerden, de doodsgeleerden, en als hij over die woestijn zou heenkomen, dan zou hij vrij zijn van al hun invloeden. Het project slaagde, en hij kuste zijn wagen. Nu was hij vrij.
Er waren een heleboel geleerden die het hem niet gunden. Ze hadden het niet zo op skelettenrijders. Maar dat kon de skelettenrijder niets schelen. Voor hem was het uur van de vrijheid nu aangebroken, en hij zocht een beste heuvel op om daar zijn wagen neer te zetten. Achter de heuvel was een dorp van reuzenskeletten. De skelettenrijder zelf was gelukkig ook niet één van de kleinsten. Maar deze reuzen waren echt groot, en ze fokten varkensskeletten. De skelettenrijder kwam er achter dat ze helemaal geen wagens hadden, alleen hutten. De skelettenrijder moest daar wel een beetje om lachen, want wie geen wagen had was volgens hem ook niet vrij. In de nacht stal hij wat onderdelen van de reuzen die hij voor zijn wagen kon gebruiken, en racete toen snel weer door. Ook verderop kwam hij langs vele dorpen en steden van reuzenskeletten, maar nergens kwam hij wagens tegen. Met grote ogen keken de reuzen naar zijn wagen. Zoiets hadden ze nog nooit gezien. Anderen renden gillend weg.
Later toen hij bij rivieren, meren en bossen aankwam begon hij wat wagens te zien. In het begin waren die niet zo heel groot, maar toen hij bij de jungles aankwam en de velden waren die zelfs groter dan zijn eigen wagen. Toch waren de reuzen daar erg onder de indruk van zijn wagen, omdat die zo anders was, en al snel wilden ze zijn wagen ruilen voor een hele grote wagen van hen. Na wat onderzoek stemde de skelettenrijder toe, want nu had hij een wagen zo snel en krachtig als de stormen van de dood. Deze wagen was gemaakt van de skeletten van hele andere varkenssoorten. De varkens waren veel groter, en maakten veel meer lawaai.
Het was een echte jachtwagen, en de skelettenrijder gilde luid om op zoek te gaan naar de grootste varkensskeletten voor zijn wagen. Als hij er eentje gevonden had, dan doorspietste hij alle botten van het skelet. Vaak liet hij de varkensskeletten ook weer los, als hij nog grotere had gevangen. Zijn wagen moest de beste worden.
Nooit heb ik een snellere wagen gezien dan die van de skelettenrijder. Hij ging sneller dan de storm, komende om te stelen. Toch viel hij op een dag weer in de handen van de Afgazide-geleerden. Ze wilden een bepaald sap uit zijn botten persen. Dit sap zou voor de Afgazide-geleerden belangrijk zijn om op een krachtigere planeet van de dood te kunnen komen. Ze hadden daartoe een ruimtecapsule ontworpen die in de lucht geschoten zou worden. De Afgazide-geleerden doorstaken al zijn botten om het sap eruit te melken. De skelettenrijder werd een dorre gestalte toen hij steeds minder van dat bottensap begon op te geven. Zijn bronnen raakten uitgedroogd. Voor de skelettenrijder was dit de woestijn van zijn leven. De Afgazide-geleerden brachten hem na het project naar de woestijn waar ze hem begroeven. Niet lang daarna vertrokken de Afgazide-geleerden naar de krachtigere planeet van de dood, maar het liep uit op een mislukking. Na eeuwen in zijn woestijngraf te hebben gelegen stond de skelettenrijder op, ditmaal om wraak te nemen op de Afgazide-geleerden. Hij had geen wagen meer, maar de Afgazide-geleerden zouden hun skeletten daarvoor moeten doneren. In kracht stond de skelettenrijder op, en calculeerde de horror in die hij hen zou brengen. Hij reeg hun skeletten aan elkaar, en bouwde zijn wagen, en werd een grotere doem dan hij ooit was geweest. Niet velen kennen de doem van dit tijdperk, omdat hij van te voren hun ogen liet sluiten. Het zou voor velen te wreed zijn, en dat wilde hij hen besparen. Maar met de Afgazide-geleerden had hij geen medelijden, en zij zijn nog steeds de getuige van deze doem.
Einde
3. De Skelettenrijder III
Death Fantasy
Op een eenzame hoogte rijdt een man op een wagen, als op een paard. Het is de skelettenrijder. Hij gaat trager dan ooit, en zijn stappen zijn droevig. Plotseling trekt hij aan de teugels, en het skelet waarop hij rijdt staat stil. Een andere man komt langs, ook droevig, maar trekt dan een pistool, schiet, en de skelettenrijder valt van zijn skeletwagen. Is dit het einde van de skelettenrijder.
De man raapt het levenloze skelet op, en snijdt de botten van elkaar weg. Thuisgekomen maakt hij er een kleed van. In de skeletwagen was hij niet geinteresseerd, alleen maar in de rijder. Zijn vrouw komt thuis, ziet het kleed en is onder de indruk. Ze tikt met haar hand tegen het kleed van botten, en een prachtig geluid ontstaat als de botten tegen elkaar klikken. Dit lijkt het einde van de skelettenrijder. De man vertelt zijn vrouw over de skeletwagen, en zijn vrouw gaat naar de plek om de wagen op te halen. Zij is er wel in geinteresseerd. De skeletwagen is tam, gedresseerd. Het skelet lijkt op het skelet van een reuzenvarken of een zwijn. De vrouw klimt erop gilt, en het dier begint te steigeren. De vrouw krijgt het beest niet meer stil, en moet er even later vanaf springen. Teleurgesteld gaat ze naar huis. Haar man heeft de doodskop van de skelettenrijder in een kom gestopt. Samen staren ze ernaar.
De man is al oud, de vrouw nog erg jong. Midden in de nacht begint het bottenkleed te bewegen. Door de storm. Een stormrijder komt binnen, grijpt het kleed, en daarna de kom met de doodskop, en vertrekt. Thuisgekomen zet de stormrijder het skelet in elkaar, maar de skelettenrijder leeft niet meer, zelfs niet van de dood. Het is een verloren zaak. En zo staat het skelet jarenlang in een klaslokaal. Totdat een jongetje op een dag moet nablijven, en het skelet eens van dichtbij bekijkt. ‘Ik wilde wel dat ik zo’n skelet was,’ dacht het jongetje bij zichzelf, ‘dan zou ik ze eens allemaal een lesje leren.’ Even lijkt het alsof het skelet beweegt. Het jongetje schrikt. ‘Wat doe jij daar !’ zegt de stem van de leraar die net binnen komt.
‘Oh niets, meneer,’ zei het jongetje, ‘ik dacht alleen maar even aan .... ach laat maar.’ De leraar loopt naar zijn bureau, steekt een kaars aan, en daarna zijn sigeret. Zo doet hij dat altijd. Het jongetje kijkt naar de leraar. ‘Hoeveel skeletten heeft u eigenlijk ?’ vraagt het jongetje. De leraar kijkt ongeinteresseerd op, en zegt : ‘een stuk of vijftig, allemaal in het magazijn.’
‘Mag ik ze eens zien ?’ vraagt de jongen nieuwsgierig.
‘Natuurlijk,’ zei de leraar.
Als de jongen even later in het magzijn is en de skeletten ziet, zegt hij : ‘Wauw, een heel skelettenleger.’ In gedachten ziet hij zichzelf als de aanvoerder van die skeletten en droomt even weg. ‘Kom niet te dichtbij !’ roept de leraar. ‘Ik wil niet dat ze breken.’
‘Hoe komt u daar allemaal aan ?’ vraagt het jongetje weer nieuwsgierig.
De leraar komt ook wat dichterbij, en glimlacht. ‘Ik heb ze eens gekregen van een indiaan waar ik vroeger mee bevriend was. Ik was bij een indianenstam in Zuid-Amerika.’
‘Wauw,’ zei het jongetje. ‘En denk je dat die skeletten door de indianen waren vermoord ?’
‘Nee,’ lachtte de leraar. ‘De indianen hadden die skeletten gewoon in de loop van de tijd in het oerwoud gevonden. Indianen zijn vaak skelettenverzamelaars.’
‘Heeft u ook indianenboeken ?’ vraagt het jongetje weer nieuwsgierig.
‘Oh, wel honderden,’ zei de leraar ineens heel vriendelijk. ‘Als je wil wil ik er wel eens een paar voor je meenemen.’
‘Graag,’ knikte de jongen.
Een paar dagen later gaat de jongen met een tas vol indianenboeken naar huis. Thuisgekomen legt hij de boeken allemaal op zijn bed neer. De boeken zijn erg luguber, over indianen die op skeletten rijden. Eén zo’n indiaan werd de skelettenrijder genoemd. Het jongetje wilde wel dat hij een skelettenrijder was. Dan zou hij ze allemaal eens een lesje leren. Ook leest hij over de bottenknopers, zij die allerlei dingen van botten maken.
Na een paar maanden heeft de jongen alle boeken gelezen, en krijgt dan van zijn leraar een nieuwe tas mee. Deze boeken zijn nog luguberder, en het jongetje kan er ’s nachts niet goed van slapen. Hij krijgt er nachtmerries van. Maar toch leest de jongen dapper door, zelfs tot diep in de nacht. Op een dag vind zijn moeder één van de boeken, en wordt erg boos. De jongen moet de boeken direkt terugbrengen, maar hij verstopt gewoon de boeken wat beter.
In de boeken wordt ook de biologie van de dood beschreven, dat gaat over hoe het lichaam van de doden werkt, en wat voor soorten daar allemaal te vinden zijn. Soms heeft de leraar het er weleens over in de les, en de jongen vind het erg interessant.
Op een dag is de jongen ziek, en droomt dat hij dood is. Hij heeft nu een nieuw lichaam, en ontdekt de vele soorten van de dood. Er zijn skeletten, zombies, geesten, zielen, lagere doodsvormen en zo verder. Maar de jongen is in zijn droom een skelettenrijder, met een wagen geheel gemaakt van skeletten. Ook droomt hij dat de leraar een skelettenrijder is, en zijn moeder. Ze rijden in het oerwoud.
Maar dan schiet een man met een pistool de leraar neer, en daarna zijn moeder. De jongen krijst, en weet te vluchten op zijn skelettenwagen. Hij voelt dat de man ook achter hem aankomt, maar ziet dan een boog met wat pijlen liggen in de skelettenwagen. Hij pakt de boog met de pijlen, draait zich om, en schiet dwars door de botten van de man heen. Maar nu komt er ook een vrouw op hem af. Hij kent de vrouw niet, schiet weer, en schiet dwars door haar botten heen. Zowel de man als de vrouw vallen op de grond, en de jongen snelt weg op zijn skelettenwagen. Even later komt de jongen in een stad geheel gemaakt van botten. ‘Er is een pakje voor u aangekomen, meneer ....’ zegt iemand. Het pakje wordt in zijn wagen gegooid. Als de jongen even later het pakje openmaakt is het een brief : ‘Ik ben dood, maar ik leef,’ staat erop. ‘De leraar leeft ook. Van je mamma.’ De jongen besluit terug te keren naar de plaats waar zijn moeder en de leraar werden vermoord. Maar hij vindt daar niets dan botten. Voorzichtig probeert hij de botten weer in elkaar te zetten, en na een tijdje zijn het twee skeletten. ‘Ik houd van je,’ zegt het ene skelet. ‘Mamma !’ roept de jongen, en omhelst het skelet.
Dan wordt de jongen wakker. Zijn moeder is net op de overloop de was aan het doen. ‘Mamma ?’ vraagt de jongen.
Zijn moeder zegt niets. Wanneer ze zich later naar hem toedraait kijkt hij recht in het gezicht van een skelet. De jongen schrikt maar nauwelijks. ‘Ik heb gehoord wat je wens was,’ zei het skelet. ‘Je bent nu een skelettenrijder als in je droom.’
Als de jongen naar buiten kijkt ziet hij één en al oerwoud.
Einde
4. De Terugkeer
van de
Skelettenrijder
Death Fantasy
Een man loopt ’s avonds laat naar zijn kast met glazen en drank. Hij is een drankverslaafde, en gooit weer een nieuw glas vol. Buiten hoort hij wat vreemde geluiden, kijkt uit het raam, maar ziet niets. Dan loopt hij naar boven en gaat naar bed. Zijn vrouw slaapt al. Even later hoort hij weer vreemde geluiden. Als hij weer door het raam kijkt ziet hij een paar jongens op motors. Ze kijken naar boven, en zien hem staan. ‘Hey ouwe, rot op !’ roept één van hen. De man schuift het gordijn voor het raam, doet zijn oordopjes in, en gaat slapen.
Midden in de nacht wordt de deur ingetrapt. ‘Zeg ouwe,’ zegt een stem, ‘ik had je toch gezegd dat je moest oprotten. Je wil niet luisteren, hè ?’ Het is een jongen van die motorbende. Karel heet hij, en is de schrik van de buurt. Vaak is hij dronken. Hij grijpt de oude man uit zijn bed en smijt hem uit het raam. De vrouw van de oude man slaakt een gil.
De volgende dag is het in de krant : jongen uit motorbende vermoord een oud echtpaar. De jongen wordt opgepakt en komt in de gevangenis terecht. Ook daar is hij onhandelbaar. Maar op een nacht verdwijnt hij mysterieus. Ze kwamen hem halen .... zij, de skelettenrijders.
Elke nacht raast hij op zijn motor gemaakt van skeletten over de daken, om iedereen het leven zuur te maken. De skelettenrijder is terug.
De skelettenrijder beukt nog steeds door deuren heen, om niets dan skeletten achter te laten. Met zijn boog doorboort hij hun botten, om slaven op te richten, tot een groot skelettenleger. Ook met zijn oude bendevrienden heeft hij geen medelijden.
‘Karel van Dijk !’ wordt er luid gesproken. Er werd ook luid op de tafel geklopt. Een boze leraar staart de jongen aan. ‘Zit je weer te dromen. Je moet opletten, jongen, anders ...’
‘Ja wat dan, anders ?’ zegt een jongen die achter Karel zit. ‘Anders wat ?’ Hij staat op, grijpt de leraar en drukt hem tegen de muur aan. ‘Wat nou anders ? Laat die jongen toch dromen.’ En dan smijt hij de leraar op de grond. Sommige meisjes beginnen te gillen. De leraar heeft het schuim op de mond staan. Dan staat hij boos op, en rent het klaslokaal uit.
‘Wat doe je nou, man ?’ vraagt een andere jongen.
Even later is de leraar terug met een paar andere leraren, en de jongen wordt meegenomen. Na een paar minuten komt de leraar alleen terug, en gaat verder met de les.
Als Karel thuiskomt rent hij direkt naar boven en gaat op zijn bed liggen. Een uur later is er telefoon. Het is de jongen die de leraar had gegrepen. ‘Ze hebben me van school gestuurd, Karel. Maar ja, dat is beter dan naar die saaie lessen te moeten luisteren. Ik zeg maar zo : lang leve de lol. En droom jij maar lekker verder. We pakken die lui nog wel een keer.’ Karel zegt niets. Hij laat de jongen maar praten. Karel is geen jongen van geweld.
Karel is een stille jongen, iemand die niet veel praat.
De dag erna belt de jongen weer, en hangt hele verhalen tegen Karel op. De jongen vraagt Karel voor een fietstochtje.
Midden in het bos vertelt de jongen dat hij eigenlijk een skelettenrijder is. Karel schrikt. Hij herinnert dat ze dat boek eens moesten lezen voor een project. Was het hem nu echt in het bolletje geslagen ? Maar de jongen was serieus.
‘Moet ik nu bang voor je worden ?’ vroeg Karel benauwd.
‘Nee,’ zei de jongen, ‘we zijn toch vrienden, jij en ik ?’ Opeens begint de jongen een hele andere toon aan te slaan, en Karel wordt steeds banger en banger. ‘Weet je eigenlijk wel waarom ik je mee naar het bos heb gevraagd ?’ vraagt de jongen.
‘Nee,’ zei Karel, ‘eigenlijk niet. Maar ik begin al een vermoeden te krijgen.’ Ineens maakt Karel rechtsomkeerts en fietst hard weg. De jongen komt hem achterna. ‘Ik krijg je wel, Karel, wees maar niet bang. Ik krijg je, en dan zal de afrekening volgen.’ Bij een bosmeertje is de weg afgezet. Karel springt van zijn fiets af, en rent verder in het bos. De jongen heeft hem al bijna ingehaald. Dan rollen ze samen door het zand. De jongen grijpt hem, en zegt dan dat hij maar een grapje maakte. Karel haalt diep adem, en kan er achteraf wel om lachen. Maar op zijn gemak voelt hij zich niet.
‘Doe nou eens rustig,’ zegt de jongen. ‘Waarom doe je altijd zo gehaast. Ik weet je bent een stille jongen, maar doe nou eens gewoon normaal, zoals ik.’
‘Wat wil je dan dat ik doe ?’ vraagt Karel ongemakkelijk.
‘Zullen we samen in het bos gaan wonen ? Dan maken we een hut van takken,’ zegt de jongen. Karel glimlacht. Eigenlijk lijkt hem dat wel wat.
Later bleek dat de jongen die hut allang had gemaakt. Het was een prachtige hut. De jongens slapen die nacht dicht tegen elkaar aan. Midden in de nacht zijn er vreemde geluiden. Karel loopt naar buiten, en ziet daar een zwarte gestalte staan. Karel schrikt, gaat weer naar binnen, en probeert de jongen wakker te krijgen. De jongen slaapt erg diep, maar wordt na een tijdje door het geduw en hard gefluister wakker. Ook de jongen loopt naar buiten, ziet de zwarte gestalte staan, en gaat weer naar binnen. ‘Niets bijzonders,’ zei hij.
‘Niets bijzonders ?’ vraagt Karel.
‘Nee,’ zegt de jongen. ‘Gewoon een zwarte gestalte. Wat is daar mis mee ?’
Maar Karel voelt zich er niet goed bij, en loopt weer naar buiten. Ditmaal komt hij dichterbij. Het is een skelet in een zwarte cape. Karel schrikt. Wie zou dat hier neer hebben gezet ? Later bleek dat de jongen dat zelf had gedaan toen Karel al sliep.
De jongens besluiten wat zuidelijker te gaan wonen, waar het wat warmer is, en bouwen daar weer een hut. Maar ditkeer gaat er van alles mis. Het hutje wordt een puinhoop, en ze besluiten een wigwam van dierenhuiden te maken.
‘Denk jij nog weleens aan dat boek de skelettenrijder ?’ vroeg de jongen op een nacht.
‘Nee,’ loog Karel.
‘Nou, ik anders wel,’ zei de jongen. ‘ik denk liever na over de skelettenrijder dan over school.’
‘Wie heeft dat boek eigenlijk geschreven ?’ vroeg Karel.
Op een dag besluiten ze de schrijver op te zoeken. De schrijver woont in een kasteel, in een ver afgelegen bos. Het kasteel staat vol met skeletten. De schrijver slaapt overdags en waakt ’s nachts. De kast van de schrijver staat vol met enge boeken. De schrijver nodigt de jongens uit om een tijd bij hem te logeren. Hier krijgen de jongens de schrik van hun leven. In de nacht verandert de schrijver in een skelet. ‘Ja, ik heb jullie gewaarschuwd,’ zei het skelet. ‘Ik ben niet normaal, maar anders had ik nooit kunnen zijn.’ Het skelet rent achter hen aan, en de jongens rennen door het hele kasteel heen. Plotseling vallen er allemaal skeletten vanuit het plafond naar beneden, en de beide jongens worden er onder bedolven.
‘Is het nu eens afgelopen ?’ riep Karel. ‘Het moet nu afgelopen zijn, al die onzin.’ Maar het levende skelet kwam dichterbij, en haalde toen een lang en vlijmscherp mes tevoorschijn. ‘Hiervan leef ik,’ zei het skelet. ‘Zo niet, dan ben ik dood.’ De beide jongens beginnen te krijsen.
‘Goedemorgen Karel,’ zei een stem. Karel wordt wakker en ziet het gezicht van zijn moeder met een lieve glimlach.
‘Ik heb over Kerwin gedroomd, mamma,’ zei Karel. ‘dat hij weer leefde. We zaten beiden in dezelfde klas, en hij nam het voor me op. ‘Kerwin is dood,’ zei zijn moeder. ‘Ik weet dat het moeilijk is om dat te aanvaarden, maar het leven is niet anders.’
‘Ja, maar mamma,’ zei Karel, ‘ik was toch blij dat ik weer over hem heb gedroomd. Het was net echt, alsof hij echt weer bij me was.’
‘Karel,’ zuchtte zijn moeder, ‘Kerwin was een vreemde jongen. Wat zou hij geworden zijn als hij niet zo jong was overleden ? Zeg het maar ... crimineel, moordenaar, dief, of kanibaal, stroper of kinderlokker ? Echt, het is beter zo. En er waren dingen die wij jou nooit verteld hebben. Hij was niet te vertrouwen met andere kinderen.’
‘En toch mis ik hem, mamma,’ zei Karel.
‘Oh, dat is omdat je hem niet kende. Je was nog te jong,’ zei z’n moeder. ‘Hij heeft andere kinderen met messen bewerkt, en zelfs eens een jongetje laten verdrinken.’
‘Ma, houd op met die onzin, ik geloof je niet,’ zei Karel. Moeder glimlachte. ‘Heus, ik help je alleen om je het te laten verwerken, die dag dat hij ... nou ja, je weet zelf wel wat er gebeurde.’
‘Je probeert me het nog moeilijker te maken lijkt wel, ma. Je weet dat ik niet tegen die grapjes kan.’
- Oh, maar als je teveel denkt dat het zo’n lieve jongen was, dan verwerk je het nooit. Je gaat al jaren niet meer naar school vanwege je trauma.
‘Mamma, ik heb dat trauma zelf verdient. Ik had voor hem op moeten komen toen hij door dat groepje in elkaar werd geslagen. Wist ik veel dat ze later een mes in hem zouden steken ?’
- Oh, maar als jij hem had geholpen, dan hadden ze jou ook aan het mes geregen. Heus, het is beter zo.
‘Ma, hij hielp mij altijd goed met allerlei dingen. Ik voel me zo’n verrader, zo’n lafaard.’
- Jongen, het was niet laf, maar wijs. Voor hem was het al een verloren zaak.
Karel staart zijn moeder aan en stort zich huilend in haar armen. Na al die jaren is hij er nog steeds niet overheen gekomen, en leeft hij als in de greep van een skelettenrijder, iets dat hij niet kan zien, maar toch altijd bij hem is.
Einde
5. Het Skelettenleger
Death Fantasy
Onder de aarde leven de ergst mogelijke indianenstammen, daar waar de dood heerst. Zij leven van de dood, en doden om te leven. Hun meester : Krikwistik, een luguber skelet, die zijn opperhoofden heeft aangesteld over elke stam : elke stam één. Aan Krikwistik hebben zij allemaal verantwoording af te leggen. Als zij niet wreed genoeg zijn, dan komen ze voor de baas. Als zij niet overal dood en ellende brengen, dan zijn zij de pineut. Want wee degene die zich niet aan de wetten van Krikwistik houd, die zal ten prooie vallen aan iets ergers dan de dood, namelijk Krikwistik zelf.
Luid gillend en roepend zit hij op z’n paard om de stammen langs te gaan. En daar waar hij ongehoorzaamheid vind zullen klappen vallen. Harde klappen, want hij is immers Krikwistik, de verschrikkelijke.
Al die armelijke zielen gebonden door zijn ketenen hebben geen hoop wanneer zij voor Krikwistik moeten verschijnen. Hij geeft hen dood op dood. Over skeletten heerst hij, en hun geestverschijningen, om goedbedoelende en onwetende zielen te verstrikken in zijn netten. Over hun hoofden voert hij macht, en zijn toorn daalt op hen in de vorm van visioenen. Nee, niemand kan ontsnappen aan de toorn van Krikwistik. Zij die willen ontsnappen, of zijn valse genade en valse hoop aannemen, zakken alleen dieper weg in zijn valstrikken. Zij vallen ten prooi aan de meest doortrapte en wreedste indiaanse dodenstammen, waar skeletten hun lusten botvieren op hopeloze schepselen.
Op de vlakte van Terezebil rijdt een dodenrijder, hoog op ’t paard, met vlag en speer. De vlag is een visioen die hij zijn slachtoffers voorhoudt. Als hij spreekt, bedriegt hij, bedottend. Zijn speer treft altijd. Hij is de rechterhand van Krikwistik, de ondeugd. Dan gilt hij om zijn geestesverschijning te verruilen voor zijn verschijning als skelet. Geen dier of ziel is veilig voor hem.
In de verte zijn de optochten van zielen die steun zoeken bij elkaar. In lange gewaden gaan zij, met kappen over hun hoofden. Maar de dodenrijder komt naar hen toe, en rijgt hen allen meedogenloos aan zijn speer, om met een slavenleger te vertrekken. Niemand zal werkeloos zijn in de dodensferen van Krikwistik. Niemand zal zich bezig houden met klagende optochten van het ach en wee. Nee, werken zullen ze allemaal, wanneer de speer van de dodenrijder hen doorsteekt.
De achtkoppige hond van Krikwistik gaat langs de huizen waar de zielen der vennen wonen. Speelt daar een kind onbewaakt, dan grijpt één der koppen het kind, en brengt het naar het rijk van Krikwistik. Er is geen hoop voor hen die door Krikwistik geketend worden. Zijn ketens zijn onverbrekelijk.
Een moeder gilt. Haar tweede kind verloren in zo’n korte tijd. De wind huilt en giert, en niemand die helpt. Tovenaars zijn veelal corrupt hier. Vaak werken ze rechtstreeks voor Krikwistik.
Maldachus is een hondenrijder. Ook hij vangt zielen, en brengt ze naar Krikwistik. Hij voert een leger aan van hondenrijders. Als zij de wind bespelen, dan roven zij de zielen uit hun bedden. Dit doen zij door bedriegelijke dromen. Zij zenden hun nachtmerries uit als wilde honden, om later een rijke vangst binnen te halen. Als de dodenvissers zijn zij.
Voor zoveel kinderen is het de laatste dag op school wanneer Krikwistik zelf op zijn wagen door de lucht gaat. Hij gelooft niet in dodenopvoeding. Ze moeten wild gemaakt worden, om aan zijn wetten onderworpen te worden.
Het geheim van zijn macht ? Een apparaat waarmee hij de aarde kan verschuiven, een machine die de ziel van een meisje vasthoudt. Eens vond hij haar op hulpeloze vlaktes. Maar al snel zag hij de bijzonderheid en zeldzaamheid van dit kind, en nam haar eerst onder zijn hoede. Maar toen het meisje zich niet aan hem onderwierp werd ze al snel het slachtoffer van zijn wreedheden.
Oh, begeert is dit apparaat in de onderwerelden. Hiermee maakt hij indrukwekkende progressies van windstreek tot windstreek, en maakt hij iedereen voor hem in siddering.
Niets dan dood en verderf zaait hij, en door de angst maakt hij bezit van hen. Ja, dan schiet hij pijlen van visioenen door hun botten heen, pijlen gemaakt van slangen. En zo voert hij hen gillend aan van dichtbij. Ja, hij woont in zijn slaven, door het vreemde apparaat. En zo, door het apparaat, werd hij Krikwistik, de Bottenspietser. Geen skelet is voor hem onbereikbaar. Door het apparaat heeft hij hen allen in zijn macht. Zijn stem is als het spietsen van botten.
Elke adem komt voort uit het apparaat, elk licht, elke geur. En alles wat het apparaat doet is bottenspietsen, als een schietende naaimachine. Niemand vind zichzelf nog terug die door Krikwistik is gestoken. Zij vallen allemaal als in een diepe slaap, en worden door vreemde dromen weer opgewekt. Zij leven voor en door ... de dood.
Er is geen geest die dichterbij kan komen dan Krikwistik, en er is geen geest die verder weg kan zijn dan hij. En daarom komen klappen dan ook veel harder aan, gaan pijlen sneller en dieper. Hij voert een leger aan van de dood. En allen brengen zij voort : de melk van de dood.
Niemand steekt dieper dan Krikwistik, daar waar geen tovenaar kan komen. Over hun hoofden voert hij macht. Zij die ongehoorzaam zijn doet hij lijden, diep in zijn martelkelders. Zij lijden daar zonder enige vorm van verlichting, omdat zij het hadden gewaagd de meester te dwarsbomen. Nu zijn zij dan vol spijt en wroeging.
Krikwistik is een dun skelet met een klein hoofdje en een reusachtige cape. Hiermee rijdt hij vaak op hoge paarden, of op zijn wagens, gevolgd door duizenden, zo niet miljoenen skeletten die hem dienen en volgen. Over de dood heerst hij.
Op een dag onthoofde hij een meisje, en stopte haar hoofd in een vissenkom. Dit soort lugubere dingen deed hij veel, om zijn koninkrijk van assecoires uit te breiden. Hij was een verzamelaar van vreemde objecten, en alles leek aan kettingen vast te zitten. Zijn lievertjes hadden extra voorrechten. Meestal hield dat in dat zij mochten jagen op de voor anderen verboden terreinen.
Zij waren de verzamelaars van doodskoppen en zielen, waarmee ze hun eigen hutten bouwden. Ze waren dikwijls rumoerig en luid schreeuwend, en waren de schrik onder de dodenstammen. Krikwistik was erg trots op hen, want zij hielpen hem de angst staande te houden. Deze skeletten waren wild, en brachten chaos waar ze kwamen.
Eens bracht hij de vissenkom met het meisjeshoofd naar een dodensmid, die er een lichtgevende punt van maakte op zijn dodenstaf. Hiermee kon hij de doodskoppen doorboren.
De dodenrijder is het voorwerp van zijn trots. Ook de dodenrijder heeft vele voorrechten, en hen die hij voorrechten heeft gegeven. De dodenrijder woont aan de stranden van de dood, en zij die van hem voorrechten hebben gekregen wonen vaak aan strandjes van bosmeren en andere doodsmeren en doodsrivieren. Op een dag gaf Krikwistik hem een speerpunt waarmee hij zielen kon spietsen als door een schietende naaimachine.
De hut van de dodenrijder is gemaakt van botten, doodskoppen, en hopeloos bungelende zielen. Zij gillen wanneer iemand dichtbij komt. De hut van Krikwistik is gemaakt van lugubere voorwerpen, en van de dood zelf. Hopeloos bungelende zielen gillen wanneer hij langskomt, en zij ijlen.
Door een bepaalde vloeistof kan hij de doodskoppen en de botten laten krimpen en laten verkleuren. Hier sterft de dood nooit. Ook slapen zij niet. Er komt nooit een einde aan hun lijden. Alles doet hen gillen en verkleuren.
De hutten van hen die voorrechten hebben zijn ook gedecoreerd door dit soort dingen. Alhoewel velen in wigwams wonen. Wanneer zij klederen dragen, dan zijn deze gemaakt door een speciale kleermaker van Krikwiktus.
Deze kleermaker woont diep in het dodenbos, waar hij zijn zielenfokkerijen heeft, allemaal voor zijn werk. Ook hij is de trots van Krikwiktus, een man met vele voorrechten, en velen die hij met voorrechten heeft bekleed. In de jungle van de dood werkt hij met zijn vloeistoffen.
De jagers van de kleermaker zijn meedogenloos, omdat ze maar één doel hebben : huiden, botten, en andere assecoires voor de kleermaker. Ook werken de zielen mee aan het bereiden van de vloeistoffen.
Deze zielen slapen nooit, door de dood sterven zij niet. Zij zijn ingespoten met vloeistoffen die hen altijd wakker houden, en om alles gillen zij.
Sommige zielen zijn geheel gemaakt van geluiden, en anderen zijn geheel gemaakt van geuren, maar de kleermaker doorsteekt hen allemaal. Krikwistik gaf hem eens een schietende boor. Ook heeft hij een schietende zaag. Nee, niemand is veilig wanneer de kleermaker op jacht gaat. Meestal laat hij dat doen door zijn jagers, maar soms gaat hij zelf op jacht. Dan gaat hij naar de stranden, naar de doodsmeren en de doodsrivieren. Ook vijvers slaat hij niet over. Het is een beestachtig skelet, met een reusachtige cape die hij telkens om zijn dunne lichaam heenslaat. Krijsend voert hij hen aan in de jacht, en krijsend doorboort hij zijn slachtoffers. In de nachten doorboort hij hun bedden, want zij zullen niet slapen. Daar zal hij wel voor zorgen. Hij legt kreeften op hun huiden, om de vloeistoffen binnen te brengen, en dan staan zij op voor altijd, als zombies. Nooit meer werden zij door de slaap gewassen sinds zij waren aangeraakt door de kleermaker.
’s Nachts liepen zij paniekerig heen en weer, totdat de kleermaker ook hun oren doorboorde, hun keel en hun neus. En zo werden hun geesten doorboort, en stonden zij aan de doodsmeren en doodsrivieren. Ja, de kleermaker bouwde van hen hutten en wigwammen. Ook maakte hij wapens van hen.
Er was niemand gemener dan Krikwistik die zijn dienstknechten zo geprogrammeerd had : de dodenrijder, zijn rechterhand, en dan Maldachus de hondenrijder, de achtkoppige hond, en de kleermaker. Zij waren de werktuigen van een luguber apparaat.
Op een dag maakte hij hen week als lammetjes, en riep hij zijn lievertjes, degenen die hijzelf met voorrechten had bekleed. Dit was de dag dat zijn lievertjes de taken overnamen. Het was de dag waarop de windstreken van de dood begonnen te bloeden. Niemand had deze slachting zien aankomen, en Krikwiktus werd verhoogd in een vloeistof waar niemand meer kon slapen of sterven. Zij waren de levende dood, en werken zouden zij. Het skelet voerde een leger van zombies aan, en sindsdien had zijn koninkrijk geen grenzen meer. Krikwiktus had altijd al gewacht op de dag dat hij zijn metgezellen uit de weg zou ruimen.
Een nieuwe kleermaker stond op, die krijsend de slaven aanvoerde. En deze kleermaker was zo goed dat er nieuwe lichamen gemaakt werden, de lichamen van de dood. Maar alleen Krikwistik bepaalde wie die lichamen zouden krijgen. Krikwistik had die voorrechten alleen voor zijn lievertjes bepaald. En de hopeloze, hulpeloze en weke zielen die die lichamen zagen werden geteisterd door de bottenketeners, geesten die de botten vastketenden, een grijze massa die hun hersenen scheen te verlammen.
En de broosheid van de zielen zonder hoop begon alleen maar te groeien, en werd een delicatesse voor het skelet. Deze zielen brachten een nieuwe drank voort : de nieuwe melk van de dood. Dit was een stinkende melk waarvan de nieuwe lichamen leefden.
De nieuwe lichamen stelden zich op bij de doodsrivieren en doodsmeren, en vormden nieuwe groepen en stammen. Vaak waren er gevechten, tot groot plezier van Krikwistik. Maar het grootste plezier hechtte hij aan de zorg, die helemaal geen zorg was. Zij die er waren om wonden te verbinden maakten het alleen maar erger. Dit waren de valstrikken van Krikwistik.
Krikwistik had er een genoegen in die valstrikken uit te denken. Het was een meesterbrein. Door indiaanse geesten, skeletten en zombies bracht hij doem op de vlaktes van de dood. Hij was de dood zelf, de levende dood.
Op een dag kwam er een indiaanse geest naar de dodenhut van Krikwistik. De indiaanse geest verkocht skeletten, en was nog niet goed op de hoogte wie Krikwistik was. ‘Skeletten te koop,’ zei de ietwat verwarde geest tegen Krikwistik die verbaasd naar buiten kwam. Krikwistik sloeg de geest neer, en stal zijn wagen vol skeletten. Later kwam Krikwistik erachter dat het een gouden vangst was, want deze skeletten konden doordringen tot in de dieptes van de grond, en van gesteentes. En voor Krikwistik was het een koud kunstje ze te temmen.
Het gebeurde vaak dat verwarde geesten langskwamen om dingen te verkopen. Krikwistik kocht nooit wat. Hij stal alleen.
Een geest genaamd Zeverdijm dacht dat hij een skelet was, maar Krikwistik liet hem keer op keer zien dat hij toch maar gewoon een geest was. Geesten waren hier ondergeschikt aan de skeletten, alhoewel sommige indiaanse geesten veel macht over skeletten konden hebben. Zielen en zombies waren over het algemeen ondergeschikt aan de geesten, maar hierin waren ook uitzonderingen. Er waren zielen die verschrikkelijk veel macht hadden. Dit was dan omdat Krikwistik daar een reden voor had. Krikwistik was sluw en listig, en voor geen gat te vallen. Hij was de oudste van allemaal.
Het ging Krikwistik allemaal niet zozeer om kracht, maar om sluwheid. Hij was een intelligent meesterbrein. Hij kon uren nadenken over zijn machtsgebied, en dacht dingen uit om zijn machtspositie te versterken. Hiervoor riep hij dan vaak de hulp van de dodensmid in.
Op een dag had hij een dodenspiegel neergezet. Het was als een web waarmee hij zielen, geesten en nog lagere doodsvormen lokte. Door de dodenspiegel zagen ze hun geliefden, maar konden daarna niet meer uit de webben loskomen. Zo werden ze levend voer voor Krikwistik.
Er was geen groter genot voor Krikwistik dan de dodenspiegel, waar hij ook zijn apparaat door liet werken. Zelf kon hij door de dodenspiegel door alle grenzen heen reizen, en werden zijn verschijningen nog machtiger. Krikwistik wilde het ‘Al’ in handen hebben. En hij wist dat hij daarvoor een labyrint moest bouwen met bedriegelijke, misleidende en verlokkende verschijningen. Ook de lagere doodsvormen kwamen al snel in zijn hand. En er was veel waarvoor hij hen kon gebruiken.
Zij werkten in het labyrint, en al snel begon hij liefde te vatten voor sommige lagere doodsvormen. Hij stelde zijn zielen en zombies over grote hoeveelheden van hen aan. Zij waren als kreeften en kwallen die in de hersenen van hun slachtoffers gingen wonen, en hen zo van misleiding tot misleiding brachten, steeds dieper in het labyrint. Ze maakten hun slachtoffers zo tot altijdgroeiende voedselbronnen.
En zo werd het labyrint van Krikwiktus een stempel dat gedrukt werd op een ieder die zich met de dood inliet. Iedere ziel die zich door de lagere vormen van de dood liet verlokken werd gebrandmerkt. Voor Krikwiktus was het alleen een teken van zijn macht.
Einde
6. D e K o o i
horror
De indiaanse machine kreeg een roos op het scherm, en kon zo mikken op de machine die voor hem stond. Er kwam een kaartje naar boven genaamd bloedstraal die hij kon inzetten om door een bloedstraal de machine voor hem uit te schakelen. De machine activeerde het kaartje, mikte door de roos richting de machine te schuiven, en met een duistere donderslag, het donkerder worden van het beeld, en een rijke bliksemslag liep er een lange straal bloed als kokend spuitende olie naar de andere machine toe om die uit te schakelen. De indiaanse machine die geschoten had draaide zich om, en genoot door zijn achteruitkijkspiegeltje van de explosie. Nu moest hij maken dat hij wegkwam.
Hij was een robot, gemaakt om te doden, gemaakt om uit te schakelen. Hij was gemaakt voor de jacht, voor een duistere nacht. Een andere machine probeerde hem tegen te houden. Nu verscheen er een ander kaartje op zijn dashboard. Een groene gifstraal, weer als spuitende kokende olie. Snel was het kaartje geactiveerd, en een hoge toon telde af, terwijl hij met zijn roos mikte. Luid gegil was daar, terwijl de groene gifstraal als de bliksem neerdaalde op de machine die hem blokkeerde. Toen was er gelach en een paar dubbele explosies, met het zoemende geluid van vriendelijke sirenes, en wat heldere bliksemschichten die als een koepel alles verlichten. De indiaanse machine was tervreden, en rende door. Een robot was hij, gemaakt om te doden dat wat hem in de weg stond.
De robot rende een gebouw binnen, zag wat vrouwen en schoot. Hier had hij geen kaartjes met speciale aanvallen voor nodig. Die gebruikte hij alleen voor moeilijke machines. Nu schoot hij gewoon met zijn standaard D.A.X.-pistool, ingebouwd in zijn helm. Met het roosje mikte hij altijd makkelijk. Hij had ook een getatoeeerd roosje op zijn arm. Soms brandde dat roosje weleens als hij weer had geschoten. Hier was niemand vriendelijk. Niemand wilde hem hier hebben. Hij rende over de trappen naar boven, en stoorde zich niet aan politieagenten die hem probeerden tegen te houden. Met alle gemak slingerde hij ze over de relingen van de trap. Voor polities was hij vaak immuun. Hij was zelf een agent.
Plotseling stond hij voor een groene grote deur als een garagedeur. Een kaartje verscheen in zijn dashboard van een getatoeeerde vrouw. Hij wist wat dat betekende. Toen hij het kaartje activeerde explodeerde de deur door ultra-hoog K.S.X.-geluid. Snel was hij op het dak en rende naar een helicopter toe. Net op tijd. Toen hij instapte explodeerde het gebouw onder hem, en daarna de hele omgeving. Hij had een setje kaartjes in zijn handen, en stopte ze in een gleuf van zijn arm. De piloot glimlachte wat. ‘Zo, heb je de opdracht volbracht, Huskelson ?’ vroeg de piloot. Maar de robot zei niets, opende de deur van de helicopter en trok de piloot in een ruk eruit. Snel nam de robot het stuur over, en zag onder hem de hele planeet exploderen.
Nu een lange tijd kwam de robot in een jungle aan. Er waren niet veel lui die hem tegen konden houden. Alle apen hier waren robotten. Hij knalde er een paar neer, en zocht een goede boomhut uit.
De robot leek op een gokmachine, maar hij was hoog geprogrammeerd, zeer verfijnd. De geleerden waren zeer tevreden over het resultaat, totdat hij hen opzocht op hun veilige berg en hen één voor één afmaakte. Waren het de kaartjes die hem op een ander idee hadden gebracht ? Of had een andere, hogere straling de robot overgenomen ? De robot maakte een heleboel veranderingen in hun computers, verliet het gebouw en liet het van een afstand exploderen. Hij voelde zich opgesloten in zijn pak, en na een tijdje trok hij z’n pak uit. Een lange slanke indiaanse man staarde naar het pak waarin hij zolang opgesloten zat. Hij was nu eindelijk vrij. Een vampier was hij, en in de jungle was zijn plaats. Hij ving een slang, beet de kop af van het dier en begon langzaam zijn bloed eruit te zuigen. Hij was een wilde, levende van de dood, en de dood leefde van hem. Hier waren leven en dood hetzelfde, net als wreedheid en genade, zachtheid en hardheid. Hier waren geen grenzen, zolang hij maar kon overleven.
Zoveel gevaren omringden hem. Alleen de rooflustigste zou overleven. Hij was alreeds erg paranoide, omdat alles hem bedreigde. Hij viel al aan zonder dat daar reden toe was, en hij wist dat de aanval de beste verdediging was. Als hij door luiheid, domheid, of onoplettendheid in de handen zou vallen van een roofdier, dan zou een wrede dood hem wachten. Daarom had hij geen grenzen, geen wetten, alleen de wet van de aanval. Hij vertrouwde niets en niemand, want door vertrouwen was eens zijn hele familie uitgeroeid.
Hij gaf niks om de ander, ook niet om hen die ogenschijnlijk geen gevaar vormden, ook niet om hen die hem hielpen, of zelfs zijn leven hadden gered. Want eens gaf hij om iemand die zijn hele familie had uitgemoord. Hij wilde geen risico meer lopen. Iedereen moest voor zichzelf zorgen. En dit alles ging toch altijd door de dood heen. Hij was al dood, dus waarom er nog tegen strijden ?
Vriendschap moest maar op een andere manier ontstaan. Niet door vertrouwen, maar door de dood. De dood zou uitmaken wie zijn echte vrienden waren. Het leven zou alleen bedriegen. Hij geloofde niet in de liefde. Alleen de haat zou leiden tot liefde, door de dood heen. Hier was er geen scheiding tussen dood en leven, tussen liefde en haat. Alles was hetzelfde. Hierin zou een hele nieuwe orde ontstaan.
Als hij honger had at hij, vaak rauw. Alles at hij wat hij kon vinden. Hij had geen gevoelens voor de wezens die hij doodde. Alles moest toch veranderen, en gevoel zou pijn doen. Hij haatte alles wat hem mogelijk gevoel zou kunnen geven. En om dat te bewijzen moordde hij niet alleen voor veel vlees, maar ook gewoon voor zijn plezier. Hij was dom, hij had geen hersenen. Die zouden hem namelijk alleen maar bedriegen. Hij haatte alles met hersenen. Hij liet zich leiden door instincten, door zijn lusten. Hij was een vampier, omdat hij geen slaaf meer wilde zijn.
De wezens om hem heen kwelden hem, als de cipiers van zijn gevangenis. Hij leefde voor de moord. Hij was vrij in de jungle, en leefde voor de jacht. Niet alleen voor het vlees, maar ook voor zijn plezier. Het gaf hem lust, en zo had hij het gevoel dat hij leefde. Hij leefde door de dood van anderen, en de dood leefde van hem. In het begin voelde dit voor hem tragisch aan, maar later legde hij zich erbij neer, en verhardde zich erin. Hij had geen andere keus.
Maar ook liet hij leven, ook liet hij staan, en ademen. Ook gaf hij leven. Hij was een man van extremen, een man van een vreemde paradox.
Hij leefde in de jungle. Wie hadden hem gemaakt zoals hij was ? De geleerden. Eerst hadden ze iemand naar zijn familie gezonden om zijn familie uit te moorden, en toen dat gebeurt was maakten ze een robot van hem. Hij was nog erg jong. Nu was hij vrij, en zou zich nooit meer laten bedriegen door geleerden, nee, door niemand. Hij had dorst naar de diepere jungle en haar vlaktes om daar een schuilplaats te vinden, een plaats van moord, een plaats van horror, als een effectief wapen van zelfverdediging. Nooit meer wilde hij een robot zijn. Hij wilde vrij zijn, en zou deze vrijheid koste wat het koste bewaren en verdedigen. Geen enkel wezen vertrouwde hij. Geen enkel wezen liet hij te dicht bij zich komen, tenzij hij zich oppermachtig voelde. Tenzij hij zich trots voelde en met zijn vuisten op zijn borst sloeg. Hij was als een aapmens, als een roofdier, een vampier. Het roosje getatoeeerd op zijn arm was zijn laatste aandenken aan de geleerden en het vreemde pak waar ze hem in hadden gehesen. Maar op een dag sneed hij met z’n dolk het roosje uit z’n arm. Brullend van de pijn dook hij in het water. Toen hij bovenkwam zag hij een vrouw met lang haar in het water naar hem kijken. Ze had een glimlach, en plotseling wist hij niet wat hij moest doen. De vrouw deed hem aan zijn familie denken, en er was iets in hem wat hem tegenhield haar pijn te doen. De vrouw zwom naar hem toe, terwijl hij in een vreemde shock raakte. Ze raakte zijn arm aan en er ging electriciteit door hem heen, als loeiende, spuitende en kokende sirenes.
Hij wist niet wat er gebeurde, maar de vrouw had macht over hem. Hij wilde haar geen pijn doen. Ze pakte hem vast, en de man schrok. Plotseling begon de man te brullen, en kwam zo snel mogelijk uit het water. Hij was in de war. En het leek wel alsof hij niet meer wist wat hij moest doen. Uiteindelijk rende hij weg.
De vrouw rende achter hem aan. ‘Ik kan je helpen !’ riep de vrouw.
Maar de man was veel te bang dat zij door de geleerden was gestuurd. De man greep naar zijn hoofd en begon in paniek te gillen. Hij wilde dit niet. Hij wilde dat hij de vrouw nooit had gezien, en dat zij hem nooit had gezien. Plotseling had hij zich niet meer in bedwang. Greep een mes, en wilde haar vermoorden. Het was al te ver gegaan. Hij zou niet met deze vreemde herinnering in zijn hoofd kunnen leven. Ze moest dood. Ze had teveel gezien, en was te dichtbij gekomen. Zij hoorde haar niet. Plotseling hoorden ze beiden een knal. De man wierp een mes naar de geschrokken vrouw, en raakte haar in haar borst, terwijl bloed begon voort te komen. Even dacht de man dat hij zou gaan huilen, maar toen begon hij onbeheerst te lachen. Een krokodil kwam die de vrouw verder verscheurde, en even later scheurde de man de krokodil aan stukken, en begon woest te krijsen en te brullen. Hij probeerde de herinnering te wissen, maar alles in zijn hoofd leek hem te achtervolgen. De man rolde door de modder, ving weer een grote slang, beet zijn kop eraf en begon het slangenbloed eruit te zuigen. Hierdoor werd hij weer een beetje rustig. Ook verscheurde hij even later een leeuw, om door het leeuwenbloed en het leeuwenvlees verder tot rust te komen, en na een lange dag viel de man in een boom in slaap.
De volgende dag werd de man wakker met verschrikkelijke hoofdpijn. Nog steeds had hij die nare herinnering, alsof het aan hem vrat. Al moordend zocht hij zijn weg door de jungle, en maakte van huiden een wigwam. Dit deed hij bovenop een veld vol vlees en bloed. Alles moest in zijn ogen veranderen, maar ver kwam hij niet. Hij kon alleen maar moorden, en soms in leven laten, maar echt dingen veranderen kon hij niet. Hij kon tenten maken van huiden, hutten maken van botten, en hij kon doodskoppen verzamelen. Vlees kon hij eten, bloed kon hij drinken, en hij kon erin baden, maar wat kon hij verder doen ? Hield het hier niet op allemaal ? Was dit een doodlopende weg ?
Een verschrikkelijk eenzaam bestaan had hij sinds hij de vrouw had vermoord, want zo’n vrouw zou toch nooit meer terugkomen. Maar dit was beter dan in een vriendschap ten onder gaan, door vertrouwen in een val gelokt te worden waar hij nooit meer uit zou kunnen komen. Vrouwen van de jungle kende hij wel. Ze vingen mannen om hen te fokken, voor vlees, botten en voor andere dingen zoals slavernij. In zijn ogen waren vrouwen erger dan roofdieren. Ze waren gemeen en doortrapt, listig en sluw. Hij wilde zich er niet mee bemoeien. Hij wist waar in de jungle zij hun mannenfokkerijen hadden, maar hij had geen zin om de mannen te helpen. Want bevrijdde mannen waren in zijn ogen allemaal geleerden, of andere soorten roofdieren. Hij voelde alleen maar haat naar mannen en vrouwen, zelfs naar zichzelf. Maar hij leerde van zichzelf te houden zoals hij was, steeds meer en meer. Was hij geen produkt van de natuur ? Hij mocht dan een vampier zijn, maar wie was dat niet ? Het was bijna een wet van de natuur om te kunnen overleven, en om alles te kunnen laten veranderen. Maar verandering zag hij niet echt. Het leven bestond uit bloed, zweet en tranen, en daar bleef het bij. Voor hem was het leven jagen, eten, en slapen.
In een nacht werd hij door stevige handen vastgepakt. Hij werd gebonden, en meegeleid naar een fokkerij. Het waren vrouwen die hem hadden gevonden. Ze kwamen om met hem af te rekenen. De vrouwen waren ruw, en hij wist wel zeker dat ze kanibalen waren. Dat waren alle vrouwen die hier hun fokkerij hadden. In een kooi werd hij geduwd, en zelfs in de kooi vastgebonden. Veel bewegen kon hij niet, omdat zowel zijn handen als voeten vastzaten. Toen hij hier veel moest eten wist hij wat er aan de hand was. Maar zijn domheid vertelde hem dat het voedsel hier lekkerder was dan wat hij zelf altijd ving. Bang was hij dat hij weer door geleerden meegenomen zou worden, maar dat gebeurde niet. Hij wilde liever hier sterven in gevangenschap dan weer in de handen van geleerden terecht te komen. Tot zijn eigen plezier merkte dat hij hier niet dikker werd, terwijl andere mannen zo vet werden als varkens. Maar aan de andere kant maakte het hem onzeker, omdat hij niet wist wat ze dan met hem zouden doen. Hij werd gedwongen om meer te eten, terwijl hij al veel at. Ook probeerde ze het met andere soorten vlees, maar de man bleef zo slank als hij was.
‘Wees blij dat je hier bent,’ zei een vrouw. ‘Een man alleen in de jungle is een prooi voor geleerden en hun experimenten. Wij leren die geleerden hier een lesje.’ De man zei niets.
‘En nog wat,’ zei de vrouw, ‘het beste jachtvoedsel krijg je hier. Je hoeft er niet zelf voor te jagen. Dat doen wij wel, alhoewel we grotendeels leven van de fokkerij. Dan hebben we tijd voor andere dingen, weet je wel ? Je mag trouwens van geluk spreken dat je niet dikker wordt.’
Maar op een dag kon de man uit zijn kooi ontsnappen, en vloog een aantal van de vrouwen aan die hij in koele bloede vermoordde. Hij draaide hen de nekken om in een ruk. Na een tijdje kwam hij in een zaal waar hun koningin zat op een bank vol veren en zachte huiden. Mannen die ketenen om hun nek hadden bedienden haar. De man rende op de vrouw af, terwijl hij een mes van een andere vrouw wegpakte, en onthoofde de koningin. Vele vrouwen kwamen er achter hem aan, en de man moest rennen voor zijn leven. Op een web van touwen klom hij naar boven, en hoorde schoten beneden. ‘Politie !’ riep er iemand. Terwijl de man over het web op een hogere verdieping aankwam met een heel laag plafond. In de verte zag hij een gordijn waar hij doorheen rolde. Achter het gordijn kreeg hij de schrik van zijn leven. Vrouwen lagen hier gesluierd met roofdieren. Hij bedacht zich geen ogenblik, onthoofde de dieren, en daarna de vrouwen. Maar ook andere vrouwen kwamen binnen, en hij kon nog maar net ontkomen door een ander gordijn. Aan een hangend touw klom hij naar boven, terwijl hij weer schoten hoorde. ‘Politie !’ riep iemand. ‘Allemaal op de grond !’ Het leek erop dat de mannenfokkerij nu geheel werd opgerold. Na een tijdje kwam hij op het dak van de fokkerij. Een helicopter kwam naar hem toe, maar hij was veels te bang dat hij in handen van geleerden zou raken, en klom langs het dak naar beneden en rende terug de jungle in. ‘Laten ze elkaar maar afmaken,’ dacht hij. Het maakte het er voor hem in ieder geval niet makkelijker op.
Sindsdien ging hij onder de grond wonen, in grote angst voor vrouwen en geleerden. Of hij ooit nog vrouwen of geleerden is tegekomen onder de grond weet niemand.
Einde
7. D e K o o i II
horror
Een man werd wakker in de kooi waarin ze hem hadden vastgebonden. Het was een vreemde cel waarin hij aan banden was vastgemaakt. Ze hielden hem voor melk. Ze noemden het melk, maar dat was de codenaam voor alles wat ze van hem aftapten. Hij had electroden op zijn hoofd, maar ook op zijn gezicht, en verder op zijn hele lichaam. Ze tapten zijn dromen af.
Op zich zou je kunnen denken dat het allemaal ten dienste stond van de man. De geleerden waren vriendelijk naar hem, en soms had hij gezelschap in zijn kooi. Je zou kunnen denken dat al die aftapperijen ervoor zorgden dat er geen vreemde hersenspinsels konden ontstaan, maar niets was minder waar. Alle hoop die hij had werd afgetapt, alle schone klanken die hij in zijn hoofd had als een herinnering aan vroeger ... Overal waar hij zich aan vast probeerde te klampen werd afgetapt.
Alles wat hij nog was was een wrak, en toch droomde hij. Dit waren de dromen die door de Afgazide-geleerden bij hem waren ingeplant. Zij waren de implantaten van de melk-machine. Er waren allerlei manieren waarop ze hem konden melken. Ontsnapping was onmogelijk.
‘Ik heb hier een draad voor je,’ zei een vrouw. Hij moest het doorslikken, terwijl zij het uiteinde in haar handen hield. Na een paar dagen had zij ook het andere uiteinde in handen, en het spoor volgde door zijn hele lichaam, door het hele spijsverteringskanaal. De uiteinden werden aan instrumenten in de kooi bevestigd als pluggen, en wanneer het draad bewoog of begon te trillen werd de man op een bepaalde manier gemolken.
De horror was voor de man ondragelijk. Hij voelde zich een beest. Op een dag wist hij de electroden van zijn hoofd los te krijgen. Hoe hij dat had gedaan wist hij niet meer, maar hij had het voor elkaar gekregen in een woelige nacht. Hij kon weer enigszins een beetje nadenken, alhoewel elke gedachte hem pijn deed. Waar waren de geleerden ? Ze waren die dag niet gekomen. Hij werd gevoed door vreemde buizen, en stapje voor stapje begon hij zich los te wringen.
Zijn droom was snel afgelopen, want hij werd wakker en merkte dat hij nog steeds vastzat. Wel voelde hij dat de electroden een beetje losser zaten dan anders.
Plotseling zag hij een groene straal boven zich, en hij merkte dat de groene straal op de electroden gericht was. ‘We komen je bevrijden,’ zei een stem. Wie waren zij ? Plotseling waren de electroden van zijn hoofd geheel doorgebrand, en hij kon zijn hoofd goed bewegen, alhoewel op zijn gezicht nog steeds electroden waren. Hij haalde adem, en het voelde prettig aan. Hij was de melkerij zat, en hoopte dat zijn bevrijders snel klaar waren. Een klein blauw straaltje maakte de electroden van zijn gezicht los, en een rode straal maakte verder alle electroden van zijn verdere lichaam los. Een levensvuur kwam in hem binnen, sprankelend, en hij voelde zijn bloed weer stromen.
Ook kwamen er wat lasers die de banden losbranden, en de draden waaraan hij vastzat. Het draad dat door zijn hele lichaam heenzat werd er langzaam uitgetrokken. Hij hoorde zachte sirenes in zijn hoofd, die het levensvuur van binnen op een prachtige wijze aanwakkerden. De tonen voelden prettig aan, als levengevend. Hij kon weer diep ademhalen, en weer helder nadenken. Plotseling begonnen de muren naast hem weg te smelten, en de lasers lieten hem een pad zien. Hij was nu los en rende achter de lasers aan. Waar kwamen die lasers toch vandaan, en wie waren ze ?
Niet lang daarna was de man in een andere wereld. Hij speelde in een prachtige klankenzee met de Ludipussen, een volk van grappige wezentjes. Ze waren klein, zacht en lief. ‘Je hoeft niet bang te zijn dat je weer terugmoet naar die melkfabriek,’ zei een Ludipus met een zacht, zoet stemmetje. De man speelde in het water, dat zo zacht en tegelijkertijd vibrerend aanvoelde dat het levensvuur binnenin begon te waaien als nooit tevoren. De Ludipussen vertelden hem dat ze voor hem zouden zorgen. Ze waren zo klein en van zo’n andere energie dat ze gemakkelijk in de man binnen konden komen, en dat moest ook wel, want zo zouden ze ervoor zorgen dat er nooit meer electroden op hem geplaatst werden. De Ludipussen waren de onderdelen van een nieuwe wapenrusting van de man, onderdelen van een geheel nieuw en vrij lichaam.
De Ludipussen brachten de man tot hun koning. De koning was blij de man te zien. De man kreeg geheel nieuwe ogen van de koning, en de koning gaf hem de opdracht om over de zee te zwemmen, tot de eilanden van de Ludipussen. De koning wilde namelijk dat de man alle Ludipussen leerde kennen.
Nu de man vrij was voelde hij zich goed. Er waren hier prachtige bossen in allerlei kleuren. En door de nieuwe ogen kon hij nu zoveel meer straaltjes zien. De lucht was vol met straaltjes, de straaltjes die hem eens gered hadden.
Het was een lange zwemtocht over de prachtige zee. De eilandjes schitterden in de zon, en de man verheugde zich al op de eilandjes. Hier leefden weer hele andere Ludipussen. Op een van de eilanden woonden Ludipussen die op vliegen leken. Er kwamen klanken van hen af die zichtbaar waren als kleurige lichten, en je kon die lichten zelfs voelen. Ze waren heel zacht, en brachten een bepaalde vloeistof voort. De man zag hoe de vloeistoffen in de zee druipten. Het was een prachtig eiland, en de man mocht ritjes maken op hun ruggen, ritjes door de lucht, om zo van eiland tot eiland te gaan. Op een bepaald eiland kreeg de man nieuwe oren waarmee hij een heleboel meer klanken kon horen. Door de nieuwe oren bleek de vloeistof binnen te komen, om hem heel warm van binnen te maken. De man was erg blij met z’n nieuwe oren.
Het was alsof hij door een nieuw levensvuur werd omhuld, en al gauw vormden de klanken om hem heen vleugels van druipend licht. Nu kon hij zelf vliegen, en hij ging van eiland tot eiland. Op een ander eiland kreeg hij een nieuwe neus, waar hij zoveel meer geuren mee kon ruiken, en de geuren begonnen een paar extra vleugels erbij te vormen, geheel gemaakt van geuren en vreemde lichten die druipten. De man voelde zich nu als een vlinder, en hij merkte dat hij door een simpele gedachte kon verdwijnen en verschijnen. Was hij nu een toverwezen geworden ? De geuren vormden een heel nieuw patroon om hem heen, en het leek wel alsof hij de geuren diep kon inslikken. Het smaakte heel lekker, en het gaf hem veel zuurstof. De nieuwe geuren vormden ook weer extra klankjes en extra licht, waardoor een nog fijnere en zachtere vloeistof begon te stromen. Op een ander eiland kreeg hij een nieuwe mond waar hij zoveel meer mee kon proeven.
De man kwam diep tot rust, en vroeg aan de Ludipussen hoe dit allemaal kon gebeuren. ‘Nou gewoon,’ zei een Ludipus. ‘Wij hebben een perfecte melkfabriek. Die geleerden houden zich zoveel bezig met het melken, en met het bouwen van hun koninkrijkjes, dat ze helemaal vergeten dat ze zelf ook gemolken worden.’
‘Oh, maar is dat niet gevaarlijk ?’ vroeg de man. ‘Nee hoor,’ zei het kleine mannetje. ‘Wij zijn allemaal melkmannetjes, en wij weten precies hoe wij dat moeten doen. Daar hebben we lange ervaring in. Kijk, die geleerden zijn niet ouder dan een jaar of dertig tot tachtig, maar wij werken hier al miljoenen jaren. Wie heeft er dan meer recht van spreken ?’
‘Nou, ik denk jullie,’ zei de man. ‘En ik ben blij dat jullie mij gered hebben, want ik had het helemaal niet naar m’n zin in die kooi.’
‘Dus dit is allemaal niets anders dan een grote melkfabriek ?’
Het mannetje knikte. ‘En wat maken jullie daar dan van ?’ vroeg de man.
‘IJs,’ zei het mannetje.
‘Waarvoor ?’ vroeg de man.
‘Voor ijspaleizen,’ zei het mannetje. ‘Kijk, als je van dat ijs eet, likt of proeft, dan komt het levensvuur in je. Het is toverijs.’
En zo bracht het mannetje de man naar een eiland waar de ijspaleizen stonden. De man nam een hapje en ineens kwam er een groot levensvuur om hem heen met hele kleine vliegjes als vuurvliegjes. Ineens kon hij nog meer zien, ruiken, horen, en voelen. En hij zag wezentjes naar hem toekomen die hem met ijs bekogelden. Ook hij pakte wat ijs en gooide terug. De man had toen een lange tijd veel ijspret met de wezentjes, en lieten hem een kamer zien in het ijspaleis waar de man mocht wonen. Dat vond de man erg aardig van de wezentjes. Het ijs gloeide helemaal, en ook de gangen lagen vol met ijs. Ieder wezen had zijn eigen kamertje. Op een lange ijstrap klom de man naar boven. Hier woonde niemand. Het was als een zolder. Vanuit het raampje kon hij een ander ijspaleis zien. Er stonden hier wel duizenden ijspaleizen. Het was een echt ijsjeseiland.
Buiten lag er ook overal ijs, en stonden er ijsmannetjes met ijskarretjes. Niet omdat ze daarmee ijs verkochten, maar daarmee konden ze reisjes maken naar de grote ijsmachines.
In de grote ijsmachines werd het ijs gemaakt, en die stonden in contact met de melkfabrieken, waar de melkmannetjes werkten.
Vanuit de ijsmachines stroomden verschillende soorten kleuren ijs. Het ijs werd verdeeld door een soort ijsklok. De ijsmannetjes die hier werkten werkten er ook al voor miljoenen jaren.
De man keek zijn ogen uit op het ijsjeseiland, en nam soms een klein hapje.
‘Maar is dit nu alles ?’ vroeg de man aan een mannetje. ‘Hier hebben we ijs, maar houd daar alles mee op ?’
‘Nee,’ zei het mannetje, ‘kom maar mee.’
En de man werd geleid naar een kamertje in een grote ijsmachine waar zoveel ijs was dat er ijsbloemen groeiden en bloeiden, vol met allerlei soorten levensvuur. ‘Adem dit in,’ zei het mannetje, ‘en je zal verdwijnen en verschijnen op een plek waar je nog nooit eerder bent geweest. Een plek hier heel ver vandaan.’ De man haalde diep adem, en draaide zo snel in het rond totdat hij in de ruimte suisde, en toen helemaal verdween. Hij kwam aan in een donkere ruimte waar wat kleine lichtjes waren. Hier was geen ijs, ook geen melk, en hij zag ook nergens wezentjes. Op de grond groeide haar, en het haar was heel vochtig en zacht. Plotseling kwam er een ijskarretje naar voren, waar een soort metalen kaartje uit omhoog kwam. Op het metalen kaartje stonden wat tekens, en het had een warme gloed tegelijkertijd omhuld door stomend ijs. Ook een ander ijskarretje kwam naar voren en hetzelfde gebeurde, maar dit was een ander metalen kaartje met andere tekens. En zo gebeurde achtien keer hetzelfde, terwijl de man in de cirkel van ijskarretjes stond. Vanuit de kaartjes begonnen klanken voort te komen, lichten en geuren, en de tekens op de kaartjes begonnen te bewegen. Weer begon er melk te vloeien, en alles werd natter en natter, totdat de man zwom in een zee van melk. Na een tijdje kwam de man bij een eilandje aan, waarop weer een ijskarretje stond. Verder lag er overal zand.
Plotseling kwam er een bloeddruppel door het zand heen, en de bloeddruppel gleed in de zee van melk die direkt in een zee van bloed veranderde. Het ijskarretje veranderde in een groot stuk gebraden vlees. De man had inmiddels erge honger gekregen en begon te eten en te drinken, maar zodra zijn lippen het vlees aanraakten veranderde het weer in een ijskarretje, en toen zijn lippen het bloed aanraakten veranderde het weer in melk. Toen hij zijn lippen terugtrok veranderde het weer in bloed, en ook het ijskarretje was inmiddels weer in een groot stuk gebraden vlees veranderd. De man zwom verder tot een volgend eiland, waar een slagerij stond. De slagerij hing vol met gebraden vlees, maar zodra de man zijn lippen er tegenaan zette veranderde het gebraden vlees in ijskarretjes. De man kreeg toen in de gaten dat er iets anders moest gebeuren met het gebraden vlees. Hij nam een stuk vlees op, bracht het naar buiten en begroef het in de grond. Even later kwamen er bloemen, struiken en bomen van vlees uit voort. Nog meer stukken vlees bracht hij naar buiten om het in de grond te begraven, en nog meer bloemen, struiken en bomen kwamen er uit voort. Maar niet alleen dat, ook hutjes en tentjes van vlees.
Na een tijdje waren al die dingen van vlees uitgegroeid tot wezens. Als hij nu zijn lippen tegen die wezens aanzette kwam het levensvuur over hen. Hij sloot vriendschap met de wezens. Maar de wezens huilden veel, en na een tijdje liet hij al het vlees uit de slagerij in de grond begraven, en hetzelfde gebeurde. Toen de wezens nog steeds veel huilden, herinnerde hij het vorige eiland, waar ook nog vlees was. Hij zwom terug over de zee van bloed. Nam het vlees op zijn schouders en zwom terug, om het vlees op het andere eiland te begraven. Ook maakte hij zichzelf akkers waar hij elke dag bloed vanuit de zee naartoe bracht om daar te zaaien. Wonderlijke bloedbomen kwamen daar uit voort, en ook bloedbloemen en struiken. En hij keek telkens toe hoe ook zij in wezens veranderden. Door zijn lippen bracht hij het levensvuur in hen. Zo waren er twee soorten wezens die vriendschap met elkaar sloten. Het huilen werd niet minder. De zee van bloed groeide, en overstroomde op een dag het hele eiland. Maar de man had een schip gemaakt voor alle wezens. Na een lange reis kwamen ze op een nieuw eiland, geheel gemaakt van vlees. De man wist inmiddels wat hij moest doen, en de wezens hielpen mee : ze begroeven al het vlees, en er kwamen wezens uit voort. Ook bouwden ze weer akkers en hielpen de man met het zaaien van het bloed vanuit de zee. Het aantal wezens van beide soorten begon weer enorm te groeien, en ze hielpen allemaal mee. Dit keer maakte de man dus een heel groot schip, voor het geval weer alles zou overstromen. Maar de wezens kwamen erachter dat ze het bloed ook gewoon konden drinken, en het vele vlees van het eiland begonnen ze te eten. Alhoewel er genoeg was begonnen ze bezitterig te worden, en voerden al snel oorlog met elkaar. Maar altijd als de man wilde eten of drinken veranderde het in ijs en melk. De man begon zich af te vragen waarom.
Op een dag kwam er een klein mannetje op hem af, die hem een amulet gaf. Sindsdien veranderde het niet meer in ijs en melk. Maar ook de man begon erg bezitterig te worden, en deed al snel mee met de oorlog. En niemand dacht er meer aan het bloed op de akkers te zaaien en het vlees te begraven, want dan zouden er veel te veel wezens bijkomen. En er werd niet alleen oorlog gevoerd, maar ook de jacht werd geopend. Alles ging om het domineren en het drijven van slaven. Er ontstond vriendjespolitiek, en men wisselde levensvuur uit ten koste van anderen. Er ontstonden harems, die ook ingezet werden in de oorlog en de jacht, totdat de fokkerij helemaal compleet was. Het werd een fabriek. Men probeerde elkaar uit, en het resultaat ? Men leerde het winnen van sieraden, betoverende elementen. De man had ook een harem. Het waren sieraadjagers. De harem werd steeds groter, en hij werd een echte haremrover. Wat had het amulet met hem gedaan ? En wie was de verstrekker van dat amulet ? Hij hield ervan om andermans harem te plunderen. In het amulet was een traan in een steen.
Zou hij nog een keer mogen kiezen om het amulet wel of niet te dragen, dan zou hij het niet weten. Want wat zou er zijn gebeurt als hij het amulet niet zou hebben aangenomen ?
Hij leefde in een roes, hij en zijn harem. Wilden ze het wel echt, of waren het zijn slaven ? Er was altijd veel gehuil. In zijn ogen was het zaad, en hij zaaide het op de akkers. Een nieuw soort kwam voort. Ook anderen begonnen de tranen te zaaien, en het nieuwe soort groeide. ‘Een beetje bloed, een beetje zweet, een beetje tranen en wat vlees, en ik maak een geheel nieuw soort,’ sprak het amulet op een dag. De man begon direkt zijn oude taak weer op te pakken. Hij zaaide het eerst dun, en daarna dik, en meer en meer soorten begonnen voort te komen. Men begon allerlei dingen te zaaien.
Op een dag was er weer een overstroming van de zee van bloed. Er werd gevochten voor een plaatsje in het grote schip. Velen verdronken. De man had natuurlijk een plaatsje weten te bemachtigen, omdat het zijn schip was. Verderop waren de wolken van bloed, de hele lucht was van bloed, en het regende tranen. Alles was van vlees, dus er viel ook niets meer te begraven. Het enige geschenk dat het nieuwe land gaf was een grotere honger en dorst, en zoveel manieren om die te stillen. Daarom vierde diefstal hoogtij.
Was dit geen ergere kooi dan de kooi waar hij vandaan kwam ? Hij was nu tenminste vrij, en zou die vrijheid in alle koelbloedigheid verdedigen. Vrij ? Hij was gevangen door een amulet. Hier was vrijheid en gevangenschap hetzelfde.
Hier golden de wetten van een bruut amulet, maar het hield hem tenminste uit de kooi vandaan. Als hij niet had doorgevraagd, dan was hij nog steeds bij de knuffelmannetjes met hun melkfabriekjes en ijsfabriekjes, als hij genoegen zou nemen met de dingen voor de horizon. Het zou een middenweg zijn geweest tussen de kooi en het amulet, maar zou hij daar kunnen leven ? Hij was iemand die doorvroeg en doorzocht. Was dit amulet nu zijn straf ?
Hij was één van hen geworden, maar wie waren zij eigenlijk ? Het nieuwe land was als een zee van vlees. Hij kon er met zijn boot gewoon overheen. Maar zodra het schip eroverheen ging kwam het vlees tot leven. En dat was eigenlijk maar goed ook. Als het vlees werd aangeraakt, kwam het tot leven. Het was in die dagen dat er een tweede amulet verscheen, en die scheen van de één op de ander over te wippen. Als iemand die het tweede amulet droeg zijn lippen tegen het vlees wilde zetten, veranderde het vlees in chocolade.
De man begon toen een beetje te beseffen hoe ver hij van huis was. Op een dag zette het tweede amulet alles in een vreemd vuur, de dag waarop vrede en oorlog hetzelfde bleek te zijn. Het tweede amulet was als een amulet van doornen, die vaak boven de menigte uitvloog om de kudde te leiden. Het tweede amulet was niemands bezit, maar sprong van de ene op de andere.
Voor de man eindigde de reis in een chocolade-fabriek. Als hij zijn lippen tegen de chocolade aanzette veranderde het in vlees. En niet alleen dat. Het vlees kwam ook tot leven. Had de man nu wezens vrijgezet ? Wat was chocolade nu werkelijk ? Wie bepaalde wat wat was ? De mannetjes ? De amuletten ? Of hangt het er vanaf wat voor ogen en wat voor mond je hebt ? Niet iedereen ziet en proeft namelijk hetzelfde. Of was de man tot een plaats gekomen waar alles hetzelfde was ?
Einde
8. D e K o o i III
horror
In een wereld waar chocolade en vlees hetzelfde is, vuur en ijs, oorlog en vrede, dood en leven, alles hetzelfde. Het is de wereld van een kooi, een vreemd amulet, die hoofden heeft ingenomen. Geen hersenen meer, alleen instincten, voortgedreven door een bovennatuurlijke honger en dorst. In deze wereld is waarheid en leugen hetzelfde. Een wereld waar je gemengde gevoelens hebt. Je wilt weg, terwijl je wilt blijven, want wat wacht buiten op je ? Het is een gemene wereld, maar ze noemen het genade. Het is een harde wereld, maar ze noemen het zachtheid. Alles is hier omgedraaid, en alles is alles geworden, als in een vreemd vuur. Het is de wereld van een losgeslagen amulet. Wie maakte dat amulet ? Maar een betere vraag is : Hoe kan het vernietigd worden ? En als het dan vernietigd is, krijgen we dan later geen spijt, omdat alles allemaal veel erger is geworden sinds het amulet er niet meer is ?
Er is een wereld waar de jacht de vrijlating is, de wereld van het amulet. Het is een wereld waar het bloed is als de wijn, voortstromende van een steen in het amulet, een steen waarin een traan zit. Wij hebben die wereld zelf gemaakt, wij hebben die wereld zelf aanvaard, door het amulet. En het amulet is een schamele troost in een zee van een nog grotere ellende. Want waar zouden wij zijn als het amulet nooit had bestaan ? Dan waren we overgeleverd aan de onpeilbare duisternissen, daar waar geen licht kan doordringen. Maar de wereld van het amulet is daar ... waar het licht duisternis is.
Het is altijd een verrassing voor iedereen wanneer die wereld zich opent. Zoveel verwarring, maar ook zoveel helderheid, daar waar de wildernis en de chaos de enige orde is.
Er is geen hoop op de heuvel waar spinnen jagen, waar het enige licht gebraden vlees is, en waar vliegen neerdalen om alles voor altijd te laten bloeden. Is dit geen doorn in het oog van de heer die alles geschapen heeft ? En waarom schiep hij dan ook dit ? Of is dit buiten hem omgegaan ?
Maar in ieder geval zijn zij van die wereld naar zuivere vormen op zoek. Er is in deze wereld geen verschil tussen schepper en schepping, want vaak heeft de schepping zijn schepper zelf geschapen. En daarom is deze wereld ook geen paradijs, onderwereld of hel. In deze wereld is goed en kwaad hetzelfde. Daarom is er in deze wereld ook geen appel die alles kan verpesten, omdat er geen verschil is tussen de eter en het voedsel, en al helemaal niet tussen honger en verzadiging, tussen eten en niet eten. Alles vreet, en alles heeft honger, en dat is het enige wat kan verzadigen. Zij die buiten deze wereld staan staan op één been, of hebben helemaal geen benen.
Ik ken niemand die ooit uit die wereld ontsnapt is want er is geen ontsnapping mogelijk. Je kunt alleen maar wegzinken in allerlei verderf. De ontsnapping staat hier namelijk gelijk aan het dieper opgesloten worden.
Geef de moed maar op als je in deze wereld verstrikt bent geraakt, want hoe meer je er tegen verzet des te dieper je er in vastraakt.
Laten we dan ook de moed opgeven voor hen die in deze wereld verstrikt zijn geraakt, en al onze reddingsacties opgeven, want onherroepelijk zullen we meegesleurd worden.
Het is de wereld van de verdoemden, zo dichtbij. Het is de wereld van hen die door het amulet zijn gebonden.
Er is hier geen verschil tussen rijkdom en armoede, tussen doden en tot leven brengen. Zij zijn allen moordenaars. Geketend gaan ze de ondergang tegemoet, als in een vreemd vuur. Het is een tragiek die niemand begrijpt en niemand op waarde of onwaarde kan schatten. Het is een carnaval waar het gezicht gelijk is aan het masker. We komen verkleed als onszelf. En iedereen schrikt.
Het is de wereld van de optochten der doden, en iedereen is verveeld, wachtende op iets nieuws. Zij zijn op zoek naar de hogere vormen. Een traan in een steen getuigt van de tragiek van het amulet. Want wie is het amulet ? Er is in de wereld van het amulet geen onderscheid tussen het ding en de persoon. Het amulet kan met zijn toverkracht een slaaf zijn, uitgezonden met een opdracht, of gewoon om een wens te moeten vervullen.
Feit is dat het amulet alle krachten moet harmonizeren, maar ten koste van wat ? Zou je niet moe worden van zo’n wereld. En waar staan wij ergens ? Waar gaan we naartoe ? Het hangt er vanaf in hoeverre onze ogen geopend zijn waar we leven. Onze zintuigen bepalen dat. Maar bovenal ons intellect, en dat intellect moet open staan, en niet zelfvoldaan zijn.
Hen van het brandend intellect, gevangen in een vreemd vuur, achter tralies van ijs, zij waren als de draken. Hun vlees brandde en bloed kookte, en zij droegen de krachten van het amulet. Op hun vlees verschenen de een-dags-tatoeages, en hun harten gloeiden zo dat ze door het vlees te zien waren. Hun harten waren als brandende boeken. Zij zijn op zoek naar het hogere intellect, een weg die buiten de hersenen om gaat, want zij hebben geen hersenen. In een vlam zijn zij, terwijl hun heuvelen besmeurd zijn met wespenzeep. De steek is hier het zachte, de hoornaarssteek iets wat ze de kus noemen.
Wat nou opgewekt worden door een kus ? Dat is een oud sprookje. Hier val je in slaap door de kus, om ten prooie te vallen aan een web van leugens, dromen .... dromen ... dromen .... Hier is de kus de doodsteek. Maar .... leven en dood is hetzelfde, en waarheid is de leugen, slapen is het waken, dus waarom klagen wij ? Is dit dan de weg naar het hogere intellect, of verliezen we dan ook het laatste wat we hebben ?
Eens was de leugen de weg naar de oude dingen, de list van onze overleden voorouders om weer een plaats te krijgen in de nog grotere leugen die hen had weggeduwd, het grote vandaag, die ze de waarheid noemden. Het was iets in hun ogen waardoor ze de dingen anders zagen. Maar hier was geen verschil tussen de moeder en het kind. Alles was hetzelfde, geen onderscheid tussen de drijver en zijn slaaf. En dit alles door de traan, een rode traan, want die traan was van bloed.
En die traan zit nog steeds in de steen van het amulet. Op de heuvelen stonden zij, hen die gebonden waren door het amulet. Zij dreven elkaar naar het hogere intellect. Zij hadden nauwelijks klederen, want de bedekking en de naaktheid was hier hetzelfde. Er was geen masker waarachter ze zich veilig konden voelen, en toch voelden zij zich veilig. Er was geen verschil tussen het masker en het lichaam. Zij waren de broeders van het vlees en de chocolade, iets dat hetzelfde was, in deze wereld ondergedompeld in brandende wespenzeep, waar de steek het zachte is, waar de slaap hen liet opstaan, en de wake het slapen was. Een wereld ondergedompeld in een vreemd vuur, voortkomende vanuit het amulet.
De hoornaarssteek liet hun hart kloppen, als de klok van vuur. En al het vuur was zacht. Het was als gestoken worden door een vreemde vlieg ... de vreemde doornen van het amulet. Zoveel zeeen van vreemde insecten waardoor het hogere intellect te bereiken was, maar was dit niet allemaal een valstrik ?
‘Strik mij dan, als de strik de traan des levens doet ontwaken,’ sprak een jongen luid op de heuvelen van wespenzeep. Zijn speer was gedecoreerd met de fijnste sieraden, die op versteende insecten leken. Insecten met een wonderlijke geur. ‘Leid mij dan tot de put, het wazige gat, als dat mij van het rode van de traan laat drinken,’ sprak de jongen. Er was hier geen verschil tussen de valstrik en de levensweg.
Het amulet voedde de kuddes door honger, verzadigde hen met dorst. Het amulet verwarde hen om het oor en het oog te openen. Zij verloren hun wapenrusting in deze wereld, want hier was elke immuniteit kwetsbaarheid. De gevoelige steen was altijd de steen met de rode traan, als een bloedkoraal, voortkomende vanuit de put van verwarring. En als er ergens druppels van helderheid en orde waren, dan was het daar. Daar, in en door die insectenovens, wespenmolens, was de weg van het hogere intellect, een overgevoeligheid die hetzelfde was als koelbloedige hardheid. De woede trilde in de hand en de keel van de jongen, toen hij in de put van verwarring werd geworpen. Door de wespenzeep gleed hij erin, alsof een hand hem duwde, een voet hem wegtrapte en liet struikelen. Maar de woede was hier de tevredenheid, een diepe vrede, een zachte aanraking. De woede was hier niets anders dan een geopend intellect, een brandend boek, een op hol geslagen hart, gloeiend als omhuld door duizenden vuurvliegjes.
Zijn neus werd als de steen van het amulet, maar hier was het oog hetzelfde als de neus, en ook het oor was niet anders dan hen. Het was alsof er een vreemd insect op zijn neus zat, alsof zijn ogen omdraaiden en scheel keken.
En hij kwam erachter dat er geen andere weg was dan de valstrik. Het was een web van een vreemde spin, waar het enige licht gebraden vlees was, de enige geur, en het enige geluid knetterend vuur en gillend hout. Maar toen de jongen dichterbij kwam was het niets anders dan een huis van chocolade. Binnenin zag hij een bruine traan, een traan van vlees.
Hij keerde terug tot de heuvelen van wespenzeep, en gleed in een andere put. Ook hier vond hij een web van een vreemde spin, waar gebraden vlees van dichtbij niets anders bleek te zijn dan een huis van chocolade. Binnenin zag hij een rode traan, de traan van bloed, als de levenstraan waarvan hij wilde drinken, maar het bleek gewoon wijn te zijn. De stralen van gebraden vlees werden zijn vleugels. Hij voelde zich een vlinder, en zodra de vleugels bewogen bleek het allemaal maar gewoon chocolade te zijn. Hij was maar een gewone chocolade-jongen, maar het duistere oog zag iets anders.
Er was een oog in een amulet die hij vond in een derde put. Het oog was godslasterlijk, want hier was er geen verschil tussen god en mens. Ook was er geen verschil tussen elf en mens, want hier waren alleen indianen.
Er was hier geen verschil tussen wijsheid en domheid, tussen lelijkheid en mooiheid, tussen ziekte en gezondheid. Iedereen was hier ziek door het amulet, en alle muren waren hier afgebroken. En daarom waren de velden uitgestrekt, en knetterde het vuur extra harder. De jongen nam het amulet met het oog mee naar de heuvels van wespenzeep, en predikte een nieuw intellect. Ook anderen daalden in de putten af.
Als er iets knetterde, dan was het de jongen met het amulet met het oog. Velen kwamen terug vanuit de putten, en waren nu als vlinders, net als de jongen. Maar hier was er geen verschil tussen de vlinder en de vlieg, en ook de spin was niet anders. Er was hier geen verschil tussen insect en mens. Zij waren allen indianen.
Zij aten van het hongervlees als van duistere chocolade. Zij zaten vast in een kooi gemaakt door het amulet. Het waren kooien waarvan de tralies draken waren, en het ijs was bloed, als een grotere dorst. Het bloed van de dorst hebben zij gedronken, om nog dorstiger te worden. Het amulet had die wereld gemaakt, een wereld waar niemand uit kon ontsnappen, alleen maar dieper in kon wegzinken.
En de varkens ? Hier was er geen verschil tussen het varken en de draak. De vlinders vlogen alleen om doem te brengen op de heuvels van wespenzeep. Het waren steekvlinders, die zich op die manier overal konden inhechten. Zij waren de steekvlinders van ... het amulet.
Het was een wereld waar schoonheid gelijk stond aan vuilheid, een wereld van een vreemd licht, het licht van een amulet. Zij konden niet ontsnappen uit hun kooien. De tralies waren hun vleugels, stralen als onuitputtelijk ijs ... als ijs dat bloed was, de grotere dorst. Zij aten van een traan van vlees, als van duistere chocolade, maar het vrat ook aan hen, een duistere woestheid, in een wereld waar alles vrat. Geen verschil tussen de slager en het slachtvee, en ook het roofdier was niet anders. Daar zorgde het amulet voor, als het hogere intellect, een duister intellect, maar vol van licht ... als een boek bedekt met zoveel miljoenen vuurvliegjes .... als een brandend boek.
En wat zien zij die het boek bekijken ? Het oog is hier niet anders dan hetgeen hij bekijkt. In deze wereld zijn alleen maar ogen .... stenen waarin tranen opgeborgen zitten. Het verandert terwijl je kijkt, want jouw oog is een vuur, en creeert .... als de creatie van een amulet.
Na een lange dag zijn er geen letters meer, alleen vlees en bloed, brandend in een vreemd vuur ... het vuur van een amulet. Dan komen zij tot leven, en zijn er alleen nog maar plaatjes. Geen verschil tussen licht en duisternis.
Geen verschil meer tussen pijn en plezier, want het amulet heeft de muur afgebroken, in duistere woede, als een gillende traan. Hij kwam om vrij te zetten, maar wat deed hij hen aan ? In duisternis leidt hij hen voort, tot een hoger intellect. Hoger intellect ? Wat als dit alles een valstrik is ? Wij zijn zo bang voor de valstrik. Waar zouden wij zijn zonder de valstrik ? Was dan alles niet gewoon nog erger ? Waarom geen compromis sluiten, zoals in een paradox ? Dat noem ik van twee walletjes eten.
Het amulet bracht hen van een enge wereld naar een enge wereld. Kunnen we niet beter gewoon twee heren dienen ? Dan komen de klappen misschien minder hard aan. Dan hebben de heren misschien nog een zwakke plek voor ons ? Maar mogen we dan niet meer kiezen ? Is er geen democratie hiervoor in deze dingen ? Maar wat nou als de meerderheid tegen ons stemt ?
In de wereld van het amulet is democratie hetzelfde als anarchisme .... En dictatuur is al niet anders. Geen verschil tussen de drijver en zijn slaaf.
Een enge uitnodiging van het amulet. Het was een brandende nacht nadat het amulet nog meer kuddes had misleid. En waartoe ? Sommigen probeerden het amulet te doorgronden ... Wie was het amulet ? Hoe konden ze het amulet vernietigen, of misschien wel omsmelten tot zuivere vormen ? Want hadden niet alle dingen diep van binnen een potentiele puurheid ?
‘Ik zie zoveel liefde en zoveel haat in je ogen,’ fluisterde het amulet.
‘Neem een beetje van mijn liefde weg, en er zal geen haat meer zijn. Neem een beetje van mijn haat weg en er zal geen liefde meer zijn. Die twee dingen houden elkaar in stand.
Ik zie zoveel schoonheid en zoveel lelijkheid in je ogen. Neem een beetje van mijn schoonheid weg, en er zal geen lelijkheid meer zijn. Neem een beetje van mijn lelijkheid weg, en er zal geen schoonheid meer zijn. Die twee houden elkaar in stand.’
Ik boog mijn hoofd, en stond in een woestijn, gewapend met de mysterieuze wapens van de vlieg. In deze woestijn blijven we altijd huilen en liegen, altijd ontkennen. Zo lang de nacht voortduurt zullen we het groene niet binnengaan. In de verte hoorde ik gezang als de stem van jongens : ‘Wij zijn mooi, jullie zijn lelijk, wij zijn mooi, en jullie zijn lelijk. Wij zijn lelijk en jullie zijn mooi. Wij zijn lelijk en jullie zijn mooi. Wij zijn mooi en jullie zijn mooi. Wij zijn lelijk en jullie zijn lelijk, en jij bent de lelijke. Neem daarom van het moedervoedsel.’
Niemand stak zoals zij staken, en niemand maakten zacht zoals zij zacht maakten. In de verte glitterde een woestijnstad in de zon, als gemaakt van glas. Maar het was als een vreemd soort chrystal, als tranenchrystal. Zovelen waren daar, gewapend met de wapens van de vlieg. Ze liepen door de steegjes, en zaten in de huizen. Hier scheen altijd iedereen te huilen, net als in de woestijn, maar in deze wereld was de traan en de klank hetzelfde. Ik liep een huis binnen en vertelde over het amulet. Zij leken erg geinteresseerd te zijn. Ik wees hen de weg naar het amulet, en ik heb ze nooit meer teruggezien.
Toen vroeg ik naar het moedervoedsel. Zij leiden mij naar een oase, vol met groen. De rotsen leken hier te huilen, en allen dronken zij van de traan. Het stroomde voort vanuit de bomen en de struiken.
Hier was geluid hetzelfde als de steek, en de geur was niet anders. Ik zocht beschutting, alleen maar om te ontdekken dat dit hetzelfde was als naaktheid. Was ik al in de wereld van het amulet ?
Was er voor mij nog hoop, of was ik al een gevallene, een verdoemde ? Je kon hier niet rondkijken zonder te steken en gestoken te worden. Je kon hier niet bewegen zonder te beseffen dat alles zowel de steker als de gestokene was. Daarom traanden alle ogen, en waren onze ogen als messen. We hadden gewapende ogen.
Plotseling was er het geluid van messen in de lucht, en de lucht werd vol met lange indiaanse vliegen met de kleinst mogelijke hoofdjes. Ze leken een beetje op sprinkhanen en hadden de prachtigste vleugels, die de fijnste poeders leken te verspreiden. Dit waren de poeders van de woestijn. Ze leken woest, en toen zij hun zachte vochtige lichten verspreiden leken wij niets anders dan de marionetten van deze lichtorde. Dit was het lot van een ieder die van het moedervoedsel had genomen. De lichten werden als pijlen in ons geschoten, en de reflex maakte ons bezeten. Hier was overgevoeligheid overhardheid, als een strakke, doelbewuste killermachine, die maar één doel had : inwoning. Maar waarom wilde het ons bewonen ? Waren wij nu robotten geworden ? En zo ja, robotten van wie ?
Er was hier geen verschil tussen de schieter en het geschotene. We hadden allemaal onze bogen en harpoenen, in dit zachte zweterige licht, en we waren allemaal bezeten door de reflex. Dat konden we zien in elkaars ogen.
Hier is bloed en vlees hetzelfde, en ook de beenderen zijn niet anders. Hier is alles gemalen tot een tekenfilm .... vreemde verf, komende vanuit een amulet. Een vreemd vuur brandt hier, waar alles tot verf gemalen is, waar duisternis en de tekenfilm hetzelfde zijn.
Einde
9. Bloedgeld
horror
De hoertjes waar hij kwam wilden niet betaald worden met geld, maar met bloed. Maar soms namen ze ook genoegen met een gladiator’s loon. Het hing er een beetje van af welk soort meisje hij tegenover zich had. Het kon hem niet veel schelen. Hij loog en bedroog. In deze wereld draaide alles om bloed, niet om vriendschap. Hij wist al heel lang dat hij het spel verloren had, en er zat voor hem niks anders op dan het spel gewoon door te spelen. Waar moest hij anders naartoe ?
Zijn pistool werkte op blauw bloed, en in sommige situaties groeide het uit als een machine-geweer. Het kon hem niet schelen. Soms wilde hij weleens dat iemand hem eens goed overhoop zou schieten. Hij haatte zijn leven. Het gladiator’s loon was bloed, veel bloed, vooral het duistere bloed, wat hij dan weer moest afgeven aan de meiden waar hij schulden bij had. In deze wereld bestond er geen geld. Alles draaide om bloed, en bloed was macht.
Kimberly was een meid met een groot hotel, helemaal van haarzelf. Aan de muur hingen skeletten, zij die haar niet hadden betaald. Huiverend ging de man naar binnen, en liet zich door haar verleiden. Waarom ging hij eigenlijk, als zij zo gevaarlijk was ? Ze was de gevaarlijkste hoer van de stad. Maar ja, iedere soldaat moest daar een keer naartoe, want zij kon een soldaat bewapenen als niemand anders. Daar had ze haar magie voor. En zij die nooit bij haar waren geweest werden als doetjes beschouwd .... maar de prijs was hoog ....
Helemaal gesloopt kwam hij uit het hotel. Dit had hij niet verwacht. Snel ging hij naar een ander meisje die hij kende. Toen het meisje zijn wonden zag begon ze in paniek te gillen. ‘Oh, Zevinaut, Zevinaut Aklasse, dat is al de zoveelste wond waar ik niks mee kan beginnen,’ riep ze. ‘Deze wonden zijn te sterk. Ik kan ze niet bezweren.’ Ze pakte haar telefoontje en belde een paar vriendinnen op. ‘Je kan komen,’ zei ze tegen de man.
Na een lange nacht werd de man wakker in een vreemd bed. Hij wist niet meer hoe hij hier was gekomen, maar hij had veel bloed verloren. Hij pakte zijn pistool, laadde het op en stond op. Achter het vertrek was een veldje waar hij z’n slag sloeg, en door een vreemd buisje deed hij zich tegoed aan bloed. Het bloed schuimde bijna uit z’n mond, en hij voelde dat hij er voorlopig wel weer tegenaan kon. Ook zijn geheugen begon weer te werken.
Hij had nog veel schulden hier en daar, en dat zou hij nu oplossen. Maar even later werd hij van achteren aangevallen. Het was Kimberly. Ze had hem in z’n rug getrapt, en vanaf de grond keek hij haar aan. ‘Wat heeft dit te betekenen ?’ vroeg hij. ‘Waren wij niet klaar ?’
‘Nee,’ zei Kimberly nijdig. ‘Zij die bij mij zijn gekomen zijn nooit klaar.’
‘Wat bedoel je ?’ vroeg de man.
‘Laat maar,’ zei Kimberly, greep hem in z’n nekvel en sleurde hem een huis binnen. ‘In onze groep blijft de roulatie gewoon,’ zei Kimberly. ‘Ik bedoel .... meet my vriendinnen.’ Boven aan het trappenhuis stonden vier a vijf vrouwen van hetzelfde kaliber, en sleurden hem naar binnen. ‘Bedankt Kimberly,’ zei één van hen. Kimberly gaf hem nog even een harde trap in zijn buik, en vertrok toen.
‘Wat is dit allemaal ?’ kreunde de man van de pijn.
‘Soldaat,’ zei één van de vrouwen bitcherig. Ze maakte een deur open en duwde de man naar binnen. Het leek hier wel op een arena. Hij werd in een vreemd leren pak gehesen, van rood leer met wat dunne zwarte strepen, en toen in een cabine gedrukt. Stoom kwam er uit het plafond, en even leek het alsof hij zou stikken. ‘Haal me eruit,’ proeste hij, maar de vrouwen lachten.
‘Ik weet echt niet wat jullie van plan zijn, hoor,’ zei de man.
Even later werd hij eruit gehaald, en moest hij zijn eerste gevecht beginnen. Tegenover hem stond ook een man in leer, en een gevaarlijk mes blonk bijna zijn ogen blind. Een vrouw wierp hem een speer toe, maar al gauw raakte de man zijn bewustzijn kwijt. Hij werd wakker in een zacht bed. Overal was dons, en een bijna naakte vrouw staarde hem aan.
‘Kan iemand me vertellen wat hier aan de hand is ?’ stotterde de man. ‘Ik praat alleen voor bloed,’ zei de vrouw.
‘Oh, ben jij er ook zo een,’ zei de man. De vrouw haalde een vreemde strip tevoorschijn met allerlei plasticen bandjes, en bond het om zijn armen. ‘Sssh,’ zei de vrouw, en liep weg. De man keek om zich heen, en toen naar de bandjes. Weer kwam de vrouw met een hele doos vol met die bandjes en ze wilde ze ook om zijn benen doen, en om zijn nek, en nog meer om zijn armen.
‘Waar is dit allemaal voor nodig,’ vroeg de man.
‘Alleen voor bloed praat ik,’ zei de vrouw. De man pakte zijn mes, sneed een stukje van zijn arm open, en liet wat bloed wegglijden. De vrouw likte het op, en sprak met een bebloedde mond : ‘Wij zijn de Delia, de groep van morgen.’
‘Wie is Delia, wie of wat is morgen ?’ vroeg de man. Weer likte de vrouw wat van het bloed weg, terwijl de man duizelig werd. ‘Je kunt er niet omheen,’ zei de vrouw, ‘Je moet er recht doorheen.’ Toen opende de vrouw een deur, en weer keek de man recht in een soort arena. Een vreemde kracht gleed door de man heen. Er was niemand in de arena, maar er stonden bloed-automaten tegen de muur. De man kende die automaten wel. Die werkten alleen op bloed, maar je kon er bijna alles mee gedaan krijgen. Het was ook een soort computer. De man liep langzaam naar binnen, en typte in op het toetsenbord : ‘Wie of wat is Delia, en wat of wie is morgen ?’ Hij legde zijn hand op een speciaal vlak van de automaat, en zag zijn hand blauw worden van het bloedverlies. ‘Namens u praat ik,’ sprak de computer, ‘namens uw bloed waarin alle informatie is. Delia is de dood, en morgen is het lijden.’ De man werd kwaad omdat hij niet tegen dat soort raadsels kon, en trapte tegen de automaat aan, maar ineens kwam er een speer uit de automaat die zijn arm doorboorde. Gillend rende de man weg, maar toen sloot de deur zich. Ook de andere automaten begonnen te bewegen, en langzaam kwamen zij op hem af. ‘Bloed, bloed, bloed,’ fluisterden ze. De man krijste toen hij op meerdere plaatsen in zijn lichaam werd doorboort. Hij sprong over de kleinste automaat heen en rende naar een deur aan de andere kant van de arena. Een ander soort vrouw stond in de deuropening. Ze was klein, en ze droeg een vreemde hoed met een bloem. ‘Kom,’ zei de vrouw. ‘Ik wil je wat laten zien.’ De vrouw was vriendelijk, en vroeg niet om bloed of iets dergelijks. ‘Zeg, ik vertrouw het niet,’ zei de man. ‘Is dit allemaal gratis, of moet ik straks ook betalen met bloed ?’
‘Nee,’ zei de vrouw. ‘Geloof je dan niet in vriendschap ?’
‘Niet meer,’ zei de man. ‘Ik heb ontdekt dat niets gratis is.’ Hij keek nog eens naar haar, en zag hoe ze in een beest veranderde. De man raakte in paniek, maar zag een groen scherm boven zich hangen. ‘Hey, werd ik ook niet door dit scherm naar binnen gezogen ?’ dacht hij. Hij nam een duik, en kon uit de spel-automaat komen. Een groene monsterachtige arm probeerde hem nog terug te grijpen, maar snel sloeg de man tegen de grote rode knop onder het kastje aan, en het scherm bewoog niet meer, terwijl de monsterachtige arm verstijfde. Daar kwam de baas van het hotel waar hij was aan. ‘Oh, oh,’ zei de baas. ‘Ik had er al veel eerder wat aan moeten doen. Ik was al vaker gewaarschuwd door andere gasten dat de spel-automaat vreemd deed. Mijnheer, u krijgt direkt uw geld terug.’ De baas staarde naar de verstijfde monsterachtige arm. ‘Dit is niet goed,’ zei de baas. De man stond op, keek de baas recht in zijn gezicht, en zei : ‘Laat dit ding vernietigen. Bij wat voor firma heeft u dit ding gekocht ?’
‘Och,’ zei de baas, bukte om naar het merkteken te kijken, maar raakte per ongeluk de rode knop weer aan. Onmiddelijk greep de monsterachtige arm de baas en trok hem al gillend naar binnen, terwijl de man in paniek achteruit sprong. Snel duwde hij een stoel en tafel die achter hem stond weg, sprong over de bar, greep een fles en wierp deze in het scherm. Net op tijd kon hij de baas nog teruggrijpen. Politie en ambulance arriveerden net op tijd. De baas overleefde het ter nauwernood.
Einde
10. Robot X
horror/sf
Hij stond op de trap, zijn armen gestrekt, uitreikende naar zijn pistool vastzittende in een hoesje op zijn been. Wanneer hij het warme handvat van zijn pistool voelt, voelt hij zich opgelucht, en laat een zee van kogels vrijkomen als een aanval op het gedrocht dat voor hem staat. Zij die hem lastig hebben gevallen op wat voor manier dan ook betalen hem altijd in bloed. Hij is robot X, een hooggeprogrammeerde computer, gemaakt om als een deurwaarder bloed op te eisen als een correcte betaling voor de door hem geleverde diensten.
Even knippert hij met zijn ogen. Een uitdagende vrouw staat voor hem om liefde en warmte te geven ..... Dat gaat haar wat kosten ..... bloed .... Even later vertrekken ze in een slaapkamer, en onder het bloed vertrekt Robot X weer. Zo gaan die dingen vaak.
Oh ja, vaak hebben ze geprobeerd deze computer te hacken, maar hacken kost bloed, heel veel bloed .... Een goedkope robot is robot x niet. Robot X weet altijd als geen ander aan zijn maal te komen. Daartoe is hij geprogrammeerd, als een belasting-ondernemer. Drama na drama schept hij, en neemt wat hem toebehoort. Voor wie werkt hij ? Hij heeft een ingebouwde telefoon, en luistert graag naar de stemmen van zijn bazen. Uitgezonden is hij om hun zakken te vullen .... niet met geld ..... maar met bloed ...... Bloeddorstig zijn zij ....
En hij weet hoe bloeddorstig de dames kunnen zijn ..... Daarom heeft hij allerlei ingebouwde apparaten om hem te beschermen ..... Nee, met robot x valt niet te spotten ..... En als er dan dames of heren zijn die denken aan robot x te zijn ontkomen, dan valt later de rekening wel. Zij betalen hem allemaal uit in bloed, want in geld is hij niet geinteresseerd. Waar hij vandaan komt ? Uit Duitsland, uit de hel. Hij is zo’n Duits zakenman die niet om te kopen is. Zo’n gediplomaceerde zak tabak achter een bureau met stapels papieren .... Maar nee, hij is een straatvechter ..... En hij slaapt dikwijls in de jungle of in het bos ..... Hij kan soms zo van achter een boom tevoorschijn springen ...... en muziek maakt hij ook ..... Hij is een thriller robot, die filmpjes afdraait in de hoofden van zijn slachtoffers, maar ook in zijn zakenpartners ..... Maar eigenlijk is dat hetzelfde voor hem .....
Op een dag liep robot x door de straten van Berlijn. Niemand zag hem, want hij was gecamoufleerd. Plotseling springt er een dame voor hem, die hem wel schijnt te zien, en daagt hem uit om met hem mee te gaan naar haar slaapkamer. Robot X pakt zijn spuit en injecteert haar, want daar heeft hij geen zin in om met een Duitse hoer mee te gaan ..... Die slikken nogal veel .... Maar als hij in Zuid Amerika is, dan is het een andere zaak ..... Hij heeft altijd een stel kaarten bij zich om zijn strategie te bepalen, en te zien hoeveel ze moet betalen ..... altijd in bloed .....
Robot X is een beetje een soort stripheld, maar dan het tegenovergestelde, een soort stripgevaar ..... Hij kan zo in het niets verdwijnen ..... een beetje als een soort geest ..... Zijn kaarten brengen hem in trance, en hij heeft allerlei middelen om aan bloed te komen ..... Ja, hij is een jager, en een dief ..... Tegelijkertijd is hij een agent ......
Hij is geprogrammeerd om te spioneren ..... Met zijn apparaten komt hij overal binnen, en hij laat ze grof betalen ..... Hij is zo’n beetje de baas ...... Waarom ze hem hebben uitgezonden ? Tja, om te laten zien dat geld niet de baas is, maar bloed ..... Bloed bezit alle informatie en alle macht, en daar is robot x goed van op de hoogte ..... Hij is een gelikte zoetgevooisde econoom, en tevens theoloog ..... Hij kan dreigen en waarschuwen als een profeet, en hij maakt zijn voorspellingen van doem altijd waar ..... Daar heeft hij zijn apparaten voor ....... Hij is zo’n beetje god ..... Nou wist je dat god ook zo van bloed houdt ? Dat komt door hem, robot x ...... Daar heeft god dat van over gehouden ..... Geld is de wortel van al het kwaad, maar bloed, bloed, bloed, dat is alles, hè ? Ja ..... en robot x weet daar alles van ..... Hij weet hoe bloed rolt en circuleert ..... Hij is een oplichter, omdat hij weet dat dat altijd het beste werkt ...... Met vriendschap kom je niet ver ...... en geld berooft je van je leven ...... Sommigen zeggen : robot x, dat is een vampier ..... Maar hij is meer dan een vampier ...... Hij is zogezegd alles .....
Nu weet je een beetje wie robot x is ..... Laatst liep hij op straat in Zuid Amerika ...... Er komen vijf grieten op hem af ...... Hij injecteert hem en neemt hun bloed, en vertrekt dan ....... Zo kan het ook gaan ..... Robot X is niet altijd in de stemming ..... Hij heeft een wisselend humeur ..... Vooral als er een heleboel grieten tegelijk op hem afkomen. Waarom komen er vaak zoveel grieten op hem af ? Daar heeft hij ook zijn apparaten voor ..... En hij weet dat ze bloed ruiken ..... Vrouwen kunnen soms erg bloeddorstig zijn .....
Einde
11. Robot X
De Terugkeer
horror/sf
Robot X, dat is zo’n beetje wel de maestro ..... Hoe hij aan bloed komt is op zijn handpalm te lezen waar altijd mapjes verschijnen met plattegronden en strategieen. Ja veel van zijn tactieken zitten in zijn handen ...... En hij is gewiekst als het op kaarten aankomt ..... Hij wint bijna altijd, en dan moeten ze hem in bloed uitbetalen, want geld interesseert hem niet ..... Dat klinkt niet zo aardig, maar zo is Robot X nu eenmaal ..... Ik kan er ook niks aan doen ..... Hij gaat vaak naar het casino, en waarschuwt hen van tevoren ..... Hij eist uitbetaling in bloed, en betaalt zelf ook uit in bloed .....
Robot X is zo’n beetje de man ...... Alle vrouwen willen hem ..... En waarom ? ..... Vrouwen vallen op bloed ...... Het trekt hen aan .... Nou ja, niet alle vrouwen, maar veel wel ..... Alleen Robot X wil niet alle vrouwen ...... Eigenlijk wil hij er maar een paar ..... De rest injecteert hij .....
Ook mannen zijn in hem geinteresseert, maar Robot X is weinig in hen geinteresseert .... Hij neemt wat hij nodig heeft, en vertrekt dan ..... Hij heeft geen tijd voor onzin ..... Hij leeft een strak en geprogrammeerd leven, en dat brengt het meeste bloed op ...... Wat doet hij dan met dat bloed ? Daar heeft hij magazijnen voor ...... Er is veel dat je kan doen met bloed, net zo als met geld ...... alleen geld interesseert hem niet ...... want wat heb je aan geld als je geen bloed hebt ..... Al met al, niet zo’n lekker ventje, die Robot X ...... ruzie hebben met hem is als ruzie hebben met een groep deurwaarders ..... En zijn handdruk is als die van een belastings-magnaat ..... Ook niet zo fijn dus ..... maar vele vrouwen vinden het heerlijk .....
Wat valt er verder te melden over Robot X ..... dat hij vrijgezel is, en leeft voor het celibaat ..... met uitzonderingen dan ..... Hij wil paus worden, en dan eens laten zien hoe je nu echt paus moet zijn ..... Robot X heeft een obsessie als het op kerken aankomt ...... Dan kan hij hun bloed wel drinken als hij denkt aan al dat kerkentuig ..... Heerlijk lijkt hem dat ..... Al met al, een gevaarlijk mannetje, die robot x ..... Niet iemand om op de koffie uit te nodigen .....
Als je lang wil leven dan ontwijk je zo’n man ..... ook als je bloed je lief is ..... Geld maakt hem niets uit, dus dat kun je rustig laten slingeren ...... maar als het op bloed aankomt ..... Dat kun je dan beter ergens goed in de kelder opbergen ..... Maar tegen robot x valt er eigenlijk niet op te boksen ...... Hij weet alles te vinden ...... daar heeft hij een neus voor ...... Die neus van hem is zijn allerberuchtste wapen ..... het is als een geslachtsdeel .....
Robot X, er is veel over hem geschreven, maar eigenlijk kent niemand hem ..... Het is een duister figuur met vele geheimen ..... Een horrorpersonage ...... Iemand die nachtmerries bezorgd als de nachtkrant ..... Nee, geen lekker ventje, maar duister, duister ..... azende op bloed, en ook precies wetende hoe hij het recht aan zijn kant krijgt ...... Er valt tegen zo’n jochie niet op te boksen ..... Hij is als de rechter, de jury en de politie tegelijk ..... en maar jatten en oplichten ..... En dan tegelijkertijd is hij gediplomeerd chirurg .... Zie daar maar eens tegenin te gaan ..... Belasting noemen ze het ..... iets dat nu eenmaal moet, verplicht is ..... En als je niet wil, dan wordt je het land uitgezet ..... en dan is Robot X de lachende politicus ..... Mijn type in ieder geval niet ...... Ik heb het weleens met hem aan de stok gehad, en kon het niet navertellen ..... Dus ik waarschuw je : als je bloed je lief is, en je wil nog iets te vertellen hebben : blijf uit z’n buurt ..... doe geen zaken met hem ...... daag hem niet uit ..... zoek iemand anders ..... Alleen hij kan zich camoufleren ..... Hij draagt graag maskers, en zo trapte ik er ook in ...... Dus wees op je hoede, ten bloedens toe ..... De duivel gaat rond als een brullende leeuw zoekende wie hij zal verslinden ...... Het is zoiets als de uitverkiezing ...... en ik was de uitverkorene ...... arme ik .....
Robot X ..... Ik moet zeggen hij heeft wel stijl ...... Hij is zeer avontuurlijk, en het leest weg als een boek ..... Daarom denk ik nog weleens met een glimlach aan hem terug .....
Einde
12. Robot X
Sapplemento
horror/sf / 18+
Sapplemento, schreeuwde iemand op straat. Robot X was er snel bij, greep zijn spuit en legde de man lam ..... Niemand was gemachtigd hem op die manier uit te schelden .... Sapplemento was een verschrikkelijk woord ..... een godslastering ..... En robot x was dus god, tenminste zo was hij geprogrammeerd ..... Ook anderen begonnen het te roepen, en kregen de spuit ..... Robot X was zo’n beetje de dictator hier, voor een nieuwe wereldorde .... Zo was hij geprogrammeerd ..... Hij spoot iets in hun ogen, en weg waren ze, om even later als geprogrammeerde dienstknechtjes op te staan ...... gehypnotiseerd door ..... robot x .....
En niemand vond het erg, want dat was gelijk aan een andere soort van godslastering .... Dus iedereen legde zich er maar bij neer .... Robot X was nu eenmaal de baas, en de baas is altijd goed .... heeft altijd gelijk ..... En daarom stemden ze ook altijd op hem ..... Hij heerste over hun bloed ...... Geld bestond niet meer ......
Wie robot x volgde had eeuwig leven, en wie dat niet deed kon verrekken ..... Daar had robot x zijn hondjes voor, zijn martelhondjes ....... En niemand wilde weten wat daar diep in die keldertjes gebeurde ..... Zij die daar ontsnapt waren werden nooit geloofd.
Ja, robot x was een zak tabak, een deugniet, een nietsnut ..... Maar niemand durfde het te zeggen of te denken ...... Ze waren allemaal bang, en zo verstijfd van de angst .... Ze hadden zich er al bij neergelegd ...... robot x, de baas van al het bloed ...... Aan geld werd niet meer gedacht ......
Sapplemento, zei iemand zacht, en daalde af in de hellen van robot x .... Sapplemento was het verboden woord .....
Sapplemento ..... je mocht er zelfs niet aan denken, want dan was je al vervloekt ...... Robot X had overal zijn camera’s staan die dwars door je hoofd heen konden kijken ...... Sapplemento ...... het verboden woord, waardoor je een verdoemde werd .....
Zoveel slaven daalden af in de hellen van robot x om daar voor eeuwig te zwoegen ...... Ze hadden het gewaagd robot x tegen te spreken ..... Niemand kon dat doen zonder risico ...... Robot X geloofde in eeuwige straf ..... Vergeving was voor zwakkelingen ..... Robot X geloofde niet in vergeving ...... Je behoorde een man te zijn ..... keihard ...... en je straf diende je maar te accepteren ..... Dan had robot x nog een beetje respect voor je ..... Maar zij die de straf niet aanvaarden konden wegrotten onder de hellen van Robot X, waar de riolen en stations waren ....... Tot as zou je daar worden ..... Tenzij je het geluk had dat een trein je oppikte ..... Het waren van die mysteries waar Robot X niet graag over sprak, omdat hij het zelf ook niet zo goed begreep ..... Hij zei altijd dat het leven een wonder was, en een mysterie, zelfs voor hem ..... Maar sommigen noemden hem de alwetende ......
Robot X wist veel, dat wel ..... genoeg om zijn mensen te misleiden en overtuigend de baas te spelen ...... Velen deden hem na, vooral kinderen ..... Maar dat had een gevaar ..... Vaak kon hij er wel om lachen, maar als hij een slecht humeur had, dan kon je daarvoor de doodstraf krijgen ..... Met robot x wist je het nooit .... het was alsof zijn wetten altijd verschoven ..... Maar ja, zo was hij nu eenmaal geprogrammeerd ..... De schuld lag bij zijn bazen ..... die hem eens gemaakt hadden ..... In hun ogen was hij niets anders dan een geluks-pion in één of ander spel dat ze hadden gebouwd ...... Sapplemento was de naam van dat spel ..... Ze waren nogal bloedlustig, en daarom was het spel ook vampiristisch van aard ...... Er diende betaalt te worden met bloed, en niet met geld ..... Het was dus een soort gokspel ..... De bazen waren tevreden met wat ze met Robot X hadden bereikt ..... Hij was hun marionet ...... Maar ze begonnen wel steeds banger voor hen te worden, met het oog op zijn kunstmatige intelligentie die zich meer en meer begon te ontwikkelen ...... Blijkbaar leerde hij voort, en beinvloedde dat zijn programmering .....
Op een dag schoot hij zijn bazen van hun troontjes af ..... Hij had hun schuilplaatsen gevonden ..... Nu was hij de poppenbaas geworden ...... En hij ontdekte iets vreemds ....... Hij ontdekte dat zijn bazen eigenlijk veel meer bloed hadden dan hem ...... Dat had hij niet verwacht, maar hij stelde een rekening op, en ze konden hun bloed aan hem doneren ..... Hij was nu de baas van hemel en aarde, en al het bloed ..... dus ook van hun bloed ..... Hij vond hun geheime magazijnen, en ook allerlei voor hem geheime apparatuur, en ditmaal waande hij zich echt alwetend ..... Het bloed begon tot hem te spreken, en hij kreeg alle informatie die hij nodig had ..... Maar op een dag explodeerde hij ...... Hij had teveel data in zijn koppie, en dat kon zijn systeem niet meer dragen ...... Hij kwam in een gekkenhuis terecht ..... een psychiatrisch ziekenhuis, maar dan veel erger, waar echt de onhandelbare types terecht komen ..... Zij die denken dat ze de reincarnaties zijn van allerlei grote dictators en wereldleiders, of de komende messias of iets dergelijks ...... Niemand geloofde nog dat hij robot x was ...... En daar kon hij flink kwaad om worden ..... Zo kwaad dat ze hem soms in de separeercel moesten zetten ..... Dat was daar geen pretje, maar dat kon niet anders .....
Op een dag ontsnapte hij, en hij maakte van de wereld een ergere plaats dan het al was ..... Hij liet nu helemaal niet meer met zich spotten en was strakker dan ooit ...... Geen geintje kon eraf ..... Het was de terugkeer van robot x ..... de ultieme terugkeer ..... de sapplemento ...... maar dat wilde hij nog steeds niet horen ..... Hij liet al zijn tegenstanders oppakken, en plaatste ze in een gekkenhuis ..... Hij bepaalde nu wat gek en normaal was ..... De gekkenhuizen raakten overvol, en zij die eerst als gek werden bestempeld die maakte hij tot koningen, en dat deden ze knap goed ..... En zo werd robot x de keizer en god der gekken ...... En het was wijs in zijn ogen ...... En hij plantte een boom in het midden van de wereld, en zei dat het de boom van het letterlijke was, en de boom der leugen, en dat allen die van die boom zouden eten zouden sterven ...... En op die dag stierven acht miljoen mensen .....
Einde
13. Het Rode Zaad
horror
Onder de indiaanse reuzen van de Rotmor-zone in het Angela-gebied was er een onbeschrijfelijke horror. Zij waren reusachtig, voortgekomen vanuit vreemd zaad, rood zaad. Zij hadden een dag aangesteld voor het uitroeien van speciale rassen. Zij waren voortgekomen vanuit wonderzaad, ja, als kabouters waren zij eerst, toen ze nog in de moederschoot waren. Niemand zou denken dat zij ooit zo klein waren geweest, zo klein dat alles wat ze deden betoverend was. En betoverend waren zij nog steeds.
Wanneer zij bewogen hadden zij de bewegingen als ridders, fier en strak. Zij hadden allemaal hun eigen doelen, en leefden de wetten om die doelen te bereiken strak na, als de wetten van een vreemde en wrede natuur. Zij waren hier als goden, alhoewel ze de goden op een bepaalde dag onder de aarde hadden opgesloten in rode kajuiten, als een gevangenis in een schip.
Mikduktus was een van de gevangenbewakers daar. Hij droeg een groen met zwart gewaad gemaakt van bladeren. Nu hadden ze dan een bepaalde dag aangesteld tot een godenmaal, waarin ze deze gefokte goden zouden verschranzen. Als er iets was dat de reuzen haatten dan waren het de goden. Zij hadden alles verwoest, en regeerden met strakke hand. Nu waren de goden dood, of liever : zo goed als dood. Het vlees werd opgediend, en zo waren er driemiljoen vierhonderd achtien gebraden stukken godenvlees in een grote reuzenzaal.
Amerim was een jonge reus die met zijn vader meeging naar het godenmaal. Amerim was een gevoelige jongen, en smeekte de reuzen om in het vervolg iets genadiger te wezen. Wel at hij mee van het vlees, omdat dat van zijn vader moest. Amerim’s vader duldde nooit tegenspraak, en daarom was Amerim altijd erg voorzichtig met hem. Als zijn vader ontplofte dan kon je je maar beter bergen.
Vele reuzen wisten dat. Ze vreesden Amerim’s vader als geen ander. Op een dag ging Amerim met zijn vader het bos in, waar ze een grot vonden vol met rood zaad. Amerim’s vader vertelde dat dit zaad de oorsprong was van alle reuzen. Hier zouden de reuzenvrouwen op een bepaalde leeftijd naartoe gaan, om van dit zaad te eten en zwanger te worden. Amerim wist niet wie zijn moeder was. Dat moest altijd geheim gehouden worden. Als de reuzenvrouwen zwanger geworden waren, dan werden ze gesluierd en kwamen op een reuzenkasteel terecht, waar ze de rest van hun leven moesten wonen samen met andere reuzenvrouwen. Zij moesten in het geheim baren, en dan werden de kinderen gewisseld, en in een grote cirkel geplaatst, waar even later de gesluierde reuzenvrouwen omheen moesten dansen, zodat niemand wist welk kind bij wie hoorde.
Vaders werden dan aangekozen om voor de kinderen te zorgen. Als een kind dan later toch wilde weten wie zijn moeder was, dan moest zo’n kind zelf van het zaad eten, en zou dan in een droom zijn ware moeder zien.
Amerim at, viel in slaap en kreeg een droom van een reuzenvrouw met een grote indianentooi, met een heleboel witte veren met sommige zwarte plukjes, en rode plukjes. ‘Lieverd,’ sprak een stem, ‘ik ben van een andere reuzenstam nu. Ik ben uit het kasteel van de gesluierde reuzenvrouwen gevlucht, en woon nu in het bos. Kom me opzoeken.’ Amerim wist direkt dat dit zijn moeder was. Toen hij het zijn vader vertelde werd de reus erg boos. In paniek rende Amerim het bos in, en ging op zoek naar zijn moeder. Hij moest zich veel verbergen, want zijn vader kwam hem achterna. Maar na een tijdje had zijn vader geheel het spoor verloren, en ging weer terug. Niet veel reuzen waagden zo diep in het bos te komen, omdat ze bang waren voor allerlei wilde reuzenstammen.
Na een tijdje kwam Amerim bij een grote boomstronk waarachter de modderreuzen leefden. In deze stam vond hij zijn moeder. Amerim werd direkt liefdevol door hen uitgenodigd. De reuzen waren heel wijs, en helemaal niet zo afschrikwekkend als gezegd werd. Maar Amerim kende natuurlijk de andere stammen van het bos nog niet. De modderreuzen waren heel technisch, en hadden allerlei werktuigen vervaardigd. Amerim keek zijn ogen uit. Er waren zelfs liften waarmee ze tot de hoogste boomtoppen konden komen. Amerim was zo onder de indruk dat hij zijn vader helemaal vergat. Amerim’s moeder was een groot opperhoofd van de modderreuzen, maar er waren hier een heleboel opperhoofden. Amerim kwam erg tot rust bij zijn moeder, en zijn moeder liet hem zien in welke grot zij woonde. Ook woonden er reuzen in reusachtige bomen en in hutten. Dieper in het bos leefden de reuzen in wigwams en in tenten. Hutten kwamen daar veel minder voor, alhoewel .... er waren wel hutten gemaakt van beenderen en doodskoppen. Maar Amerim’s moeder vertelde hem dat hij niet bang voor andere stammen hoefden te zijn, omdat ze allemaal in vrede met elkaar leefden. De reuzen leefden van de jacht, en niet van de oorlog. De reuzen hier waren veel groter dan de reuzen die Amerim kende. Ook zijn moeder was erg groot, en hij vroeg zich af hoe dat kon. Zijn moeder legde hem uit dat er hier voedsel was waarvan je groter kon worden. De reuzen aten hier allerlei soorten zaad.
Het was duister zaad dat Amerim nog niet kende. Zijn moeder had er potten vol van, en toen zij hem voerde merkte hij direkt dat hij ervan begon te groeien. Toen hij groot genoeg was, enige jaren later nam zijn moeder hem mee naar een hal vol met reuzenspiegels. Deze reuzenspiegels creeerden de wereld zoals hij was. Het waren sprekende reuzenogen. Ze vertelden de jongen wat hij later zou worden. De jongen ging door de reuzenspiegel, en kwam in een andere wereld terecht. Zoveel wezens leefden hier die vele reuzenspiegels droegen. De wezens waren harig en nog wel groter dan de reuzen die hij kende. Zijn moeder was ook meegekomen.
De reuzen hier waren nog wilder dan de reuzen die hij kende. Ze maakten niet alleen jacht op wilde dieren, maar ook op andere reuzen. Misschien waren de reuzen waar de jongen opgroeide daarom altijd zo bang voor het bos. In een grote zaal aten ze van het reuzenmaal : driehonderdmiljoen en vijvenveertigduizend schalen vol reuzenvlees, zoals reuzenogen, reuzentenen, en reuzenvingers.
De jongen vroeg zich af waar hij terecht was gekomen. Zijn moeder zei dat hij deze reuzen diende te onderwerpen. Hij zou hun koning worden. ‘Ik heb het niet zo op die pottenkijkers,’ brulde een harige reus. ‘Ach laat hun,’ zei een grote trage reus, ‘ze doen ons toch geen kwaad ?’
De jongen werd door zijn moeder vastgepakt en gebracht naar een andere zaal. Deze zaal was nog wel groter dan de andere. Hier zagen ze reuzen met vleugels die net van hun jachtpartij terugkwamen, en ook werd hier het vlees geslacht en klaargemaakt. Het was een grote reuzenkeuken, als een jagershuis. ‘Moeder !’ brulde één van de reuzen, en stormde op de reuzenvrouw af. ‘Dit is je broer, zoon,’ zei de moeder van de jongen. De reus was reusachtig, en moeder vertelde dat de jongen net zo groot zou worden. De grote reus nam hen even later mee naar zijn huis waar ze rond de tafel gingen zitten. Even later schoof de grote reus een schaal met reuzenogen en reuzentenen voor de jongen. ‘Maar dat ga ik echt niet eten,’ zei de jongen, ‘jullie met je barbaarse praktijken.’
De reus keek hem begrijpend aan. ‘Zeg,’ zei de reus. ‘Als wij hen niet eten, dan zouden ze ons eten, en zij zijn veel erger dan wij. Zij jagen niet alleen, maar zij martelen ook, als trollen.’ De jongen zei niets, en begon voorzichtig te eten, wetende dat als hij niet groter zou worden, dan zou het rijk in groot gevaar zijn. Hij moest immers hun koning worden, dat had moeder hem zelf gezegd.
‘Waar wonen die reuzen ergens ?’ vroeg de jongen voorzichtig. Moeder wees naar een schilderij met wat bergen dat aan de muur hing. ‘Achter de reuzenbergen wonen zij,’ zei de grote reus. ‘Maar ik heb liever niet dat jij daar komt. Want als ze je te pakken krijgen, dan is het goed mis.’
En toen vertelde moeder een verhaal over de achtergrond van die reuzen. Ze waren vage afstammelingen van trollen. De trollen zelf zouden ver achter hen wonen, en die zouden nog verschrikkelijker zijn. Deze trollen zouden kaarsen hebben van gebroken beenderen en reuzenschedels, en andere lugubere dingen. Deze trollen zouden in de reuzen wonen voor allerlei boosaardige praktijken. Ja, die trollen waren boosaardige, angstaanjagende wezens die nergens voor terugdeinsden.
De jongen luisterde huiverend naar het verhaal van zijn moeder, terwijl zijn broer begon te lachen. ‘Ach,’ zei de grote reus, ‘jongen, ik neem je er wel een keer naartoe. Dan kun je het met je eigen ogen zien.’
Moeder begon te glimlachen. ‘Ja, ik kan lugubere verhalen vertellen. En het is nog echt waar ook. Het gebeurt allemaal achter de reuzenbergen, waar reuzen en trollen tezamenleven.’
‘Ja, mams, en vertel eens over die druipende kaarsen die ze hebben,’ zei de grote reus lachend.
‘Oh ja, dat was ik vergeten te vertellen,’ zei moeder. ‘Die kaarsen druipen van slijm, bloed en snot.’
‘Ha, ha, ha,’ bulderde de grote reus. ‘Wat een boeltje daar, hè, mams ?’
Moeder schudde van het lachen. ‘Maar pas maar op dat je niet in hun handen komt, zoon, want dan ben je de klos, echt waar, dan veranderen ze jou ook in zo’n druipende kaars. En dan verkopen ze je op hun markten. Daarom : als je gaat, ga dan met ons. Wij zorgen wel dat jou niets overkomt.’
En zo gebeurde het. De jongen ging met zijn moeder en zijn grote broer op reis. Na een tijdje kwamen ze de eerste trol al tegen. De trol was direkt erg vriendelijk, helemaal niet zoals de jongen had verwacht. In een grote huifkar bracht de trol hen over de bergpaden heen, en het duurde niet al te lang voordat ze achter de reuzenbergen kwamen. De jongen had zich het allemaal heel anders voorgesteld. De trollen waren allemaal erg vriendelijk naar hen.
Maar in hun huisjes stonden inderdaad vreemde kaarsen, en de jongen vroeg zich af waarvan die kaarsen gemaakt waren. ‘Oh, van reuzenogen, reuzenharen, reuzentenen en reuzenvingers, enzo,’ zei een trol glimlachend alsof hij er niks van meende. Maar de kaarsen hadden een erg vreemde geur.
Later bleek dat de trollen helemaal geen reuzenvlees aten, maar gewoon kippenvlees, varkensvlees en rundergehakt. De jongen snapte het niet meer goed. Wie moest hij nu geloven ? Werd hij niet gewoon overal in de maling genomen ?
De trollen aten veel, terwijl de jongen allang niet meer kon. De trollen boerden veel, en hadden veel sterke verhalen. De jongen glipte er even tussenuit en liep naar wat van die vreemde kaarsen toe. Hij rook er even aan, en rook de indringende geur. Ook ging hij er even met zijn vinger over, en voelde dat er veel stof aanzat. Ook voelde het een beetje slijmerig aan. Het was een kaars met blauw vuur, en daarnaast stond een kaars met rood vuur, en verderop nog één met groen vuur. Aan de muren en aan de plafonds hingen vreemde spiegels. Ze leken wel een beetje op de reuzenspiegels. Maar de jongen kon er niets door zien. Ook liep de jongen even naar de gang, waar vreemde opgezette spinnen en krabben stonden. Ook hier hingen vreemde spiegels aan de muur en aan de plafonds. Ze lagen zelfs op de vloer, verweven in een vreemd tapijt. De vreemde spiegels leken een beetje op de buiken van spinnen. De jongen kon er niets door zien.
De huizen van de trollen waren door gangen aan elkaar verbonden, en al snel kwam hij in een ander huis. Hier waren de trollen ook erg vriendelijk, en ze nodigden hem uit om wat pudding met hen te nemen. Maar de jongen zat al helemaal vol.
Het trollentoilet was een vreemde bedoening met kettingen en leer, maar dingen leken daar ook van harige dierenhuiden gemaakt te zijn. Boven was er een badkamer waar dezelfde soort dingen stonden, en weer die druiperige kaarsen.
Op het zolder hoorde hij iemand zingen, en ging er over de trap naartoe. Maar het bleek een grammofoonspeler te zijn. Niemand was verder in de buurt. Toen hij door het raam keek zag hij rook. In de verte was een veldje tussen wat bomen waar trollen een barbecue hielden.
De volgende dag trokken de jongen, zijn moeder en zijn broer verder met de huifkar. Verderop bleek alles veel luguberder te zijn, alhoewel de trollen nog steeds erg vriendelijk waren. Hier woonden ze in grotten, in hutten, en in tenten. De trollen hier waren veel langer en droegen vaak riemen met doodskoppen erop en daaronder droegen ze harige broeken. Ook droegen ze kettingen met tanden eraan. Deze trollen bleken wel echt reuzen te eten, want hier zag de jongen gebraden reuzenharten, gebraden reuzenlever, en een heleboel andere reuzenorganen, meestal liggende tussen een hoop reuzenogen, reuzentenen, reuzenvingers en reuzenbotten.
Weer zag hij vreemde kaarsen die bijna een soort van aders hadden met vreemde knopen erin, en wat ervan afdroop leek veel op bloed, snot en slijm.
Sommige kaarsen leken geheel van reuzentenen gemaakt te zijn, anderen van reuzenogen, en weer anderen van reuzenvingers. Verderop kwamen ze in hallen die geheel van reuzenogen waren gemaakt, en daarna in hallen die geheel van reuzenvingers waren gemaakt. Vandaaruit kwamen ze in de hallen van reuzentenen, die over leken te lopen in hallen van trollentenen. Hier zagen ze kooien met trollenkinderen door de lucht gaan. De kinderen leken op reuzenkinderen, maar ze waren veel dunner en hadden een andere huidskleur, bijna als zand. De kooien zaten vast aan touwen en werden in de lucht voortgetrokken.
Einde
14. De Trollenspiegel
horror
Als iemand in de trollenspiegel keek, viel hij direkt dood neer en werd zijn ziel door de spiegel heengetrokken om hem in het land der trollen te laten werken. Het was een groensoortig zaad waardoor de zielen dan geketend werden, een zaad dat vanuit de ziel een gevoelige plek liet voortgroeien als een trollenspiegel. Zo kon niemand de ziel bevrijden zonder zelf ook een slachtoffer van de trollenspiegel te worden.
De trollen waren een wreed volk zonder enige genade. En als er dan genade was, dan zat er altijd wel een addertje onder het gras. Zo waren velen blij en verheugd als de trollen hen vrijlieten, maar dan werden ze al snel gegrepen door een groen vuur waardoor ze nog verschrikkelijker gebonden werden. Nee, een trol liet zijn gevangene nooit vrij. Een trol maakte alleen zijn slachtoffers klaar voor nog grotere wreedheden. Hierin had de trol altijd veel plezier.
Er was geen volk zo wreed als het volk der trollen. Ze kenden geen genade. Hun genade was alleen een nog grotere wreedheid. Dit maakte hen berucht. Ja, de trollen waren zeer gevreesd. Veel plezier hadden ze erin als hopeloze zielen voor hun aanwezigheid trilden. Want in de handen te vallen van een trol, was te komen in een fuik waaruit geen ontsnapping mogelijk was, alleen het uitzicht op een steeds groeiende ellende. De gevangene had alleen het uitzicht op ongekend wrede martelingen, die alleen maar wreder en wreder zouden worden, tot groot plezier van de trollen. En zolang je nog niet door hen gepakt was, kon je erop wachten dat ze op een dag voor je deur zouden staan, want een trol geeft nooit op. Hij zou het telkens weer opnieuw proberen door de ene na de andere valstrik, totdat je een keer op een onbedachtzaam moment zou toehappen, als het begin van een ritje dat steeds duisterder zou worden.
Ze hadden er groot plezier in om alles langzaam op te bouwen, om de spanning en angst zo groot mogelijk te maken, en om maar zoveel mogelijk valse hoop en zekerheid te schenken, zodat de klap daarna extra hard zou aankomen. Ja, het waren misbaksels, en zij woonden in de trollenspiegels en hun slachtoffers. Telkens weer spanden zij hun netten en webben om hun geluk te beproeven. Nee, er was geen groter duivels kwaad dan de trollenspiegel. Het was een ras erger dan demonen en vampieren. Als zij in de buurt waren dan gilden de geesten, spoken en duivelen het uit. Er was niets vergeleken met de trollen. Eens hadden zij de trollenspiegel ontworpen, en sindsdien groeide hun macht.
En allen die nog nooit in de trollenspiegel hadden gekeken, en dachten dat het zo’n vaart niet zou lopen, en dat het gewoon iets onschuldigs was, zouden zich eens op een dag ook bewust zijn .... van het kwaad van de trollenspiegel.
Einde
15. Mijn Vriend, de Slang
horror
In de onderwereld het ergste wat ik ooit had gezien waren de varkensslagers. De varkensslagers werden bestuurd door skeletten met gewaden aan en kappen op hun schedel. Vaak hadden ze hun domeinen in grote kraters. Je zou er depressief van kunnen worden, en dat werd ik dan ook. Ze sloten mij op in een kelder, een soort kerker, waar vanuit ik alles goed kon zien. Ik leefde van mijn eigen kots, en varkensvlees. Dat was de enige manier waarop ik leefde. Wel was het altijd goed om weer wakker te worden. Maar nog steeds denk ik eraan na al die jaren. Eigenlijk sta ik er mee op en ga ik er weer mee naar bed. Het is een trauma. Nog altijd hoor ik het gekrijs van die beesten in mijn hoofd, en nog meer het gekrijs van die skeletten. Het waren eigenlijk half-skeletten met nog een beetje vlees, spieren en vooral pezen. De geur was verschrikkelijk, niet om over naar huis te schrijven, en soms had ik het gevoel dat ik gewoon twee a drie dagen niet wakker werd. Ik wist wel dat ik droomde, maar toch. Dit was de onderwereld, daar ben ik van overtuigd. Het leek wel alsof alles hier varkensslager was of varken, en dan die skeletten met die kappen op. Echt verschrikkelijk. Het rook er echt naar de dood, naar ongewassen wateren, naar ongezouten lucht, en naar dingen die ik hier niet kan beschrijven. Weet je wat voor impact dat op een mens kan hebben ? Maar eigenlijk vraag ik me af of ik wel een mens ben.
Die skeletten met die kappen hadden daar beneden wel de touwtjes in handen. En mijn moeder maar zeggen : Je hebt het maar gedroomd. Ja, dat is waar, maar toch. De dominee zegt dat demonen bestaan, dat de onderwereld bestaat, diep in de grond, waar de doden leven. Mijn moeder zweert bij de kerk zo langzamerhand, maar ze zegt dat de dominee ook niet alles weet. Dat is zo, maar toch.
Zoveel skeletten in een optocht, allemaal met gewaden en kappen, een enge processie. Waar gaan ze naartoe ? Naar hun domein in de krater. Je zou er depressief van kunnen worden, en ik werd het ook .... En bang, verschrikkelijk bang, want zij heersen over hen zonder hoop. Ik had mijn geloof verloren in die tijd, en probeerde mijn hoop in andere dingen te vinden, dus ik was op dat moment hopeloos, en onder hun hoede. Verschrikkelijk. Ik denk er nog weleens aan terug. Daar reden ze dan op hun hoge paarden, en met hun scherpe laarzen maakten ze de huid van die beesten stuk. Verschrikkelijk. Sommige paarden waren gewoon skeletten. En die auto’s die ze hadden, en die schepen, die waren gemaakt van skeletten, bottenvoertuigen. Verschrikkelijk. Daar wil je echt niet wezen. En ik was altijd blij als ik wakker werd, maar voor hoelang. De volgende nacht zat me alweer op te wachten. En dan leek het alsof ik voor honderd jaar sliep. Ik kon soms gewoon niet wakker worden, en dan is er niet even een dominee of moeder in de buurt, neen, dan is alles de hel, zelfs de zachte hand.
Maar op een dag kreeg ik in zo’n droom een ontmoeting met een rode slang, en die gaf mij een borstschild met haar, en een prachtig glimmende steen erop, bijna een verblindende steen waardoor alles zacht werd, en toen begon ik ook mooie schone dromen te krijgen, en dat was eigenlijk voor het eerst in mijn leven. Ik werd niet meer zo snel gillend wakker. En weet je wat het mooie was ? Ik kon ook vliegen, dus als er gevaar dreigde dan wipte ik er tussenuit. Maar het had ook nadelen. Ik wilde de onderwereld kennen, en misschien wat kunnen betekenen, en de steen hield mij tegen. Totdat iemand die steen een keer verbrijzelde. Ik kon hem wel omhelzen. Het was een halfskelet, met een verschrikkelijk angstaanjagende bijl. En ik kreeg weer toegang tot de diepere onderwerelden, ja eigenlijk dieper dan ooit. En wat ik daar zag, dat zul je niet geloven. Weinigen geloven me maar. Luister.
Op een dag zat ik aan de zee van bloed, na lang gezeten te hebben aan de rivier van bloed. In de verte kwamen een heleboel zwarte skeletten, heel dun, steeds dichterbij. Het leek wel op een processie. Sommigen droegen hoeden met veren, terwijl anderen kappen op hadden, maar de meesten hadden niets op, en waren gewoon naakte skeletten, soms met een veer hier of daar. Plotseling begonnen ze te grommen en snelden op mij af. Ik dacht : zal ik wegduiken in de diepte of hier gewoon blijven zitten ? Ze waren de kwaadsten nog niet, en gaven mij een mes. Op het handvat stond een plaatje van een oude vrouw, een fotootje, maar dat rukten ze ervan af, en er scheen bloed van het handvat af te komen, vreemd bloed, bijna een beetje roze doorzichtig. Ik keek naar het mes en toen naar hen. ‘Ja, het is van jou,’ zei één van hen. Ik knikte. Dat was me nu wel duidelijk geworden. Het mes glom. ‘Je zult het nodig hebben,’ zei een ander. Ik wist het. Het was hier gevaarlijk. Ze vertrokken weer, en ik heb ze eigenlijk nooit meer teruggezien, maar het mes bleef bij me. Het mes sprak zelfs. Het bleek een mes te zijn van mijn voorouders, en ik kon zo met hen en de goden spreken. Nu ben ik niet zo gelovig, en al helemaal niet zo familiaal, dus op een goede dag wierp ik het mes ver in de zee van bloed. Dat had ik beter niet kunnen doen, want de zwarte skeletten kwamen uit de zee, en waren des duivels. Toen heb ik het mes weer teruggenomen, en besefte dat er ook goede goden waren en goede families, waar ik deel aan scheen te hebben. Toch vond ik het eng, en later op een markt verkocht ik het voor veel geld. Het ding bleek veel waard te zijn, en later vroeg ik me af of ik er wel goed aan had gedaan het ding te verkopen. In ieder geval voelde ik me beter, en met het geld kon ik veel doen. Het was de eerste keer dat ik geld van de onderwereld in mijn handen had.
Ik leefde er goed van, kocht een bed, een kasteel, ridders, indianen, skeletten, en de hele rimram meer. Ik werd koning van de dood, althans dat dacht ik, want er schenen veel meer koningen hier te zijn. Eigenlijk ging het er allemaal erg vreedzaam aan toe. Iedereen had zijn eigen domein. In ieder geval was het hier het beste om het hoogste van het hoogste te zijn, anders werd er met je gesold. Vreemd genoeg kwam ik hier weinig varkensslagers tegen, en nog veel minder varkens. Ik was diep in de onderwereld. Op een dag werd ik uitgenodigd door een andere koning van de dood, en die liet mij zijn kasteel zien, en vroeg even later of ik met zijn dochter wilde trouwen. Ik zei direkt dat ik niet aan die dingen doe, want stel je voor, dan kun je helemaal niet meer terug, plus dat alles hier levensgevaarlijk was. Mannen waren hier de slaven van de vrouwen.
De koning zelf was ook niet getrouwd, maar een paar van zijn zonen wel, en ik zag hoe ze door hun vrouwen werden toegetakeld. Ik was er zo naar van, dat ik eigenlijk direkt weer wilde vertrekken. Maar de beste man hield mij tegen. Hij liet mij een kamer zien met een soort dodentelevisie, dodenradio en nog wat technische dingen. Dat kende ik nog niet, en hij gaf me wat interessant spul mee. Het was door deze dodenapparatuur dat ik de onderwereld snel nog beter leerde kennen. Ik kon snel wapens bestellen, het beste van het beste, en leerde hoe ik hier zo snel mogelijk de rijkste kon worden, en al gauw was ik de keizer der doden, aangesteld over vele koningen der dood, en ik kreeg mijn eigen domein in een krater. Maar toen kwam ik in aanraking met een probleem. In het domein woonden vele varkensslagers en vele varkens, en dat moest ik op de koop toenemen. Ik deed geen oog meer dicht. Dus via de dodenapparatuur probeerde ik naar een hoger beroep te vissen, maar alles had te maken met varkens en varkensslagerijen. Die varkensslagers hadden de absolute macht, en waren de rijksten van de rijksten. Daar had ik dus helemaal geen zin in, en zo bleef ik de keizer der doden, maar ik kreeg er al snel nachtmerries van. De varkensslagers bezochten mij vaak en commandeerden me dat ik maar zo moest doen en zus moest doen, en zij lieten mij altijd heel duidelijk merken dat zij de touwtjes in handen hadden .... Niet de keizer, maar de varkensslagers maakten de dienst uit. Zo, die zat. En weet je nou wat het ergste was. Hoe langer ik hier bleef, des te meer ik op een varken begon te lijken, alsof er een vloek op me rustte. En ik kon niet meer terug.
Ik dacht : liever een varken dan een varkensslager, maar daar kwam ik snel van terug. Ik ging de oorlog aan tegen die varkens. Ik kocht een heleboel indianen in, skeletten, ridders, en nu zou ik dan de grote varkensslager der doden worden.
En wat kreeg ik ? Uitnodigingen. ‘Welkom in de orde der varkensslagers.’ Ik werd beter behandeld dan de keizer, werd overladen met kado’s, en mocht bij iedereen op visite komen. Ik kreeg en kap met een gewaad, en ik mocht mezelf skelet of halfskelet noemen, en ik had zoveel geld dat ik erin kon zwemmen. En dat deed ik dan ook. Ik scheen me steeds beter te voelen, terwijl anderen steeds depressiever werden. Ik had voor niemand tijd, want mijn nieuwe leven slokte mij helemaal op. Ik ging alleen nog om met andere varkensslagers, en had gevechten met ze. Soms waren er grote toernooien, waar alles om vrouwen ging. De winnaar kreeg dan één of andere belangrijke vrouw mee, maar ik zei al dat mannen hier de slaven van de vrouwen waren, en dat de vrouwen verschrikkelijke dingen met de mannen deden. Daarom ben ik die toernooien gaan ontlopen, want het eindigde toch altijd in de hel. Ik was een ridder, een poortwachter, en dat beviel me het best. Ik bleef op één plaats.
Ze noemden mij de poortwachter van de onderwereld. Ik dacht : het zal wel zo zijn. Heel soms ging ik weleens op uitnodigingen in van andere poortwachters, en zo belandde ik eens in een wel hele diepe krater. Het was het grootste domein wat ik ooit had gezien, en het joeg me schrik aan. De doodslucht die hier hing, verschrikkelijk. Ik kwam hier die rode slang weer tegen, en dat was maar goed ook, want ik raakte met die poortwachter in een verschrikkelijk gevecht. De rode slang redde voor de tweede keer mijn leven, en bracht me terug naar de bovenwereld, waar ik wakker werd. Het was een lange tocht geweest, een tocht die ik niet snel zou vergeten. De nacht erna gaf de rode slang mij een prachtige rode wapenrusting, en nam mij terug, ditmaal om de poortwachter te verslaan. De rode slang en een andere bruin en donker gestreepte doorzichtige slang zorgden ervoor dat dat domein nu van mij was, en dit was voor mij de poort om nog dieper in de onderwereld te komen.
Alles wat ik daar tegenkwam waren verschrikkelijke gevechten tussen poortwachters, en grote toernooien ..... Zij die wonnen kregen geen vrouwen, maar slangen, en toch leek me dat wel wat, want ik had meer met slangen dan met vrouwen. Ik won mezelf een leger van slangen, en kwam steeds dieper in de onderwereld terecht en kreeg steeds grotere terreinen. Ik dacht voorgoed van de varkensslagers af te zijn, maar hier zag ik ze weer. Ditmaal droegen ze vreemde kruizen en vreemde wielen, en waren de meesten geheel in het zwart verpakt : grote en vreemde zwarte pakken, en vreemde grote zwarte kappen, die soms op helmen leken. Waar ik terecht gekomen was wist ik niet. Ze spraken een vreemde taal, en ze bleken geheim gezelschap te hebben van vreemde slangen die in vrouwen konden veranderen. Het vreemde was dat ze niet tegen mij ingingen. Hun geld : slangentanden. Daar betaalden ze mee, en daarmee lieten ze hun werelden gestalte krijgen. Het leek op een vreemd kaartspel, alsof ze een groot spel speelden. Ik moest de spelregels leren kennen. Sommigen hadden rode dobbelstenen, gemaakt van zeldzame slangentanden.
Van een aardig wezen kreeg ik een huis, en hier moest ik beginnen. Het wezen leerde mij over goed voedsel dat hij in een ketel bereidde. Er waren hier ook wel eens toernooien, maar dan draaide alles om geld. Al snel won ik een paar toernooien, en werd de rijkste van allemaal. Ik kon kopen wat ik wilde. Ik baadde in rijkdom, en kreeg de centrale krater. Ik hield me veel bezig met mijn slangen, omdat die toch wel heel belangrijk voor me waren, en hun tanden waren een bron van inkomsten. Ze wisselden die tanden maandelijks, en sommigen dagelijks. Ik begon een slangen-kwekerij, maar dan op vriendschappelijke basis. Slangen waren mijn vrienden.
Ze noemden mij slangenvriend, en ze begrepen wel waarom. Terug naar huis wilde ik niet meer, totdat mijn moeder mij wekte.
Einde
16. Dragodan
Pulp Fiction
Dragodan zit in zijn kasteel wachtende op het antwoord van de prinses. Hij heeft zijn hulp aangeboden aan haar, en nu wacht hij op de opdracht. Dragodan heeft lang gezwoegd voor allerlei duistere heren, en ditmaal is hij blij dat de prinses hem in dienst genomen heeft. Alleen moet hij nog te weten zien te komen welke opdrachten zij voor hem heeft.
Boven de bergen zweven een aantal magische wezens. Ze zijn op weg naar het kasteel van Dragodan met de boodschap van de prinses. Dragodan is erg blij als ze binnen komen. Ze dragen een speciaal zwaard voor hem. ‘Waar is dit zwaard voor ?’
‘Dit is de opdracht van de prinses,’ zegt één van de magische wezens. ‘Versla de Tundra en trouw met haar.’ Dat was wel een erg vreemde opdracht voor Dragodan. Dat had hij nog nooit meegemaakt. Hij wilde absoluut de draak wel verslaan, of het monster, wat het ook wezen mocht, maar hij wilde absoluut niet met haar trouwen. Hij was een vrij man, en hij wilde een vrij man blijven.
‘Oh, maar dan zal de prinses wel iemand anders zoeken om voor haar te strijden,’ zegt een van de wezens. ‘Ziet u, de prinses wordt namelijk met nachtmerries lastiggevallen door de Tundra, een gedrocht dat ’s nachts op haar balkon komt, een gevleugeld monster. Ze heeft iemand nodig die altijd bij haar is.’
‘Zeg maar tegen de prinses dat ik de Tundra kan verslaan zodat hij nooit meer terugkomt,’ zegt Dragodan.
‘Oh,’ zegt een van de wezens, ‘okay dat is goed. We laten het u weten.’
En na drie dagen zijn de wezens terug, en Dragodan mag komen. Dragodan neemt het zwaard aan, en de magische wezens leggen hem uit waar de Tundra woont. Voor Dragodan is het niet moeilijk het gedrocht te verslaan, want dat heeft hij al zo vaak gedaan. De prinses is hem erg dankbaar. ‘Is er dan niets wat ik u als geschenk aan kan bieden ?’ vraagt de prinses. Maar Dragodan schudt zijn hoofd. Dat hij de prinses blij kon maken was voor hem het mooiste geschenk.
Op een dag krijgt Dragodan weer bezoek van de magische wezens. Ditmaal hebben ze een andere opdracht voor Dragodan. Als Dragodan de opdracht zal vervullen, dan mag hij koning van het rijk worden. Maar dat wil Dragodan niet. Hij wil zijn vrijheid bewaren boven alles. ‘Wat is de opdracht ?’ vraagt hij.
‘De prinses heeft haar gouden armband verloren op reis. Kun jij hem terughalen ?’ vraagt een van de wezens.
Na een lange zoektocht komt Dragodan erachter dat de armband in handen is van een gevaarlijke vogel. Hij trekt zijn zwaard, en wordt bijna geobsedeerd door de prachtige armband met zoveel kleine steentjes die eraan bungelen. Zo’n prachtige armband heeft hij nog nooit gezien. Het wordt een moeilijk en bloederig gevecht met de vogel, een van de moeilijkste gevechten die hij ooit heeft gehad, maar toch slaagt hij erin de armband terug te krijgen, en brengt hem naar de prinses.
‘Weer dank je wel,’ zegt de prinses. ‘Dragodan, ik wil je een goede raad geven. Maak van de verslagen vogel je nieuwe wapenrusting, en geef ook wat van zijn veren aan mij.’ Dragodan doet wat hem gezegd wordt, en maakt van de botten en veren een nieuw pantser. Ook geeft hij enkele veren aan de prinses. De prinses was altijd gesluierd geweest voor Dragodan, maar ditmaal haalt ze haar sluiers weg. Als Dragodan haar ziet wordt hij direkt verliefd op haar, en wil niets lievers dan met haar trouwen en haar koning zijn. Daar had de prinses natuurlijk op gewacht, en zo zal zij koningin zijn.
Maar de raadgevende vogels van Dragodan vinden dat niet zo’n goed idee. ‘Laat jezelf niet zo door haar beheksen. Heus, je zal niet tevreden zijn in je huwelijk.’ En daarom nam Dragodan zich op een dag vlak voor het huwelijk voor om te vertrekken. Hij ging dieper de onderwereld in, en liet zich leiden door de raadgevende vogels, die hem al raad gaven sinds hij een kind was. In de diepten van de onderwereld vind Dragodan een heleboel vrouwen zoals de prinses, en hij weet dat als hij zijn hart aan hen geeft, dan is zijn leven afgelopen. Hij wil vrij zijn, en doen waarvoor hij geboren is : het vervullen van opdrachten.
Einde
17. De Trollenkoning
Eens, en dat is al heel lang geleden, zwierf ik in de bossen en verdwaalde uiteindelijk. Zo diep was ik nog nooit geweest, en ik wist niet meer hoe ik terug moest komen. Midden in de nacht kwam ik in een trollendorp terecht. Er zijn maar weinigen die het geloven. Echt waar, die trollen die leven net zoals wij : ze vissen, jagen, hebben boerderijen, huizen of hutten met keukens. In ieder geval was het een echte trollenbende. Ik had nog nooit zoveel vuil en puinhoop bij elkaar gezien. Ze leefden daar verwaarloosd, droegen bijna geen klederen, maar wel veel riemen als tuigjes, waar ze hun wapens aan vast konden maken.
Ik bleef er staan, maar ineens werd ik gegrepen. Ik werd van mijn fiets afgetrokken en er ontstond een hevig gevecht. Ik had weleens gehoord dat het niet best was om in de handen van trollen te vallen, dus ik deed m’n uiterste best om weer los te komen, maar tevergeefs. Ze brachten mij voor hun koning, en maakten mij tot een gladiator. Ik moest tegen allerlei enge beesten vechten. Dit tot groot vermaak van de trollen. Ik dacht werkelijk dat ik hier nooit vrienden zou krijgen, en ik moest altijd in een donkere kerker slapen. Maar op een nacht kwam er een trollenvrouw bij me. Ze gaf me wat bloemen, heel lief, en ze zei : ‘Wacht tot de sterren uit de lucht zullen vallen om jouw kerker te openen.’ Ik dacht dat ik dan zou kunnen wachten tot sint juttemes, want dat zou toch nooit gebeuren. Ik snapte niet wat ze bedoelde, maar plotseling liet ze een glimmende sleutel voor mijn neus bungelen. Door de tralies staarde ik ernaar en naar haar. Ze was heel mooi, en het beetje licht dat er was weerkaatste zo prachtig in haar ogen. Ze liet de sleutel bungelen, alsof ze ermee wilde plagen. ‘Zie, ik heb de sleutel van de koning gestolen,’ sprak ze. ‘Ik kon het niet aanzien hoe ze jou mishandelden, maar ik ben er voor jou, nu, dus kom.’ Ze drukte uiteindelijk de sleutel in het sleutelgat en maakte de deur open. Maar daar kwamen al een paar trollenwachters aan, en toen deed ze iets heel doms. In paniek drukte ze mij weer terug in de kerker, en ook zij ging naar binnen, en deed de deur weer op slot. De trollenwachters keken naar binnen en moesten lachen. ‘Haha, nu hebben we twee vliegen in één klap. Daar zal de koning blij mee zijn. Ze gristen de sleutel weg en liepen verder. De vrouw begon te snikken. ‘Het is allemaal mijn schuld,’ zei ze. ‘Nu zullen we morgen vast opgehangen worden.’ En ja hoor, dat was de bedoeling. Want toen de koning het de volgende dag hoorde moesten we voorkomen. Hij was woedend, maar ook gemeen. Hij lachtte gemeen. Hij zei : ‘Ophangen die lui.’ En zo werden we naar het marktplein geduwd, geboeid, en kregen een strop om onze nek. Nu zou je misschien denken : ‘Kerel, hoe ben je daar aan ontsnapt ?’ Er kwamen op dat moment net wat vissers terug van een vistocht. Het waren vrienden van de vrouw. Toen ze zagen wat er aan de gang was trommelden ze nog meer van hun vrienden op, en het werd een kleine burgeroorlog, waardoor wij tenslotte gered werden. De koning werd afgezet, en ze wilden dat ik de nieuwe koning zou worden.
Ik kreeg een heleboel vrouwen, omdat dat de gewoonte was. Ook kreeg ik een hele vreemde grote edelsteen waarin een meisje opgesloten zou zitten. Ik vond dat wel wat vreemd dus ik vroeg ernaar. Het bleek een zingende steen te zijn, die eens door een trol was gevonden. Het was een geschenk aan de koning. Ik dacht : Het zal wel goed zijn.
Sinds ik aan de macht was ontstonden er wel vaker relletjes. Trollen waren wat dat aanging erg vechtlustig. Ik wilde hen wel helpen wat liever te zijn naar elkaar, maar sommige trollen waren daar niet al te open voor. Ze wezen me erop dat sommige dingen gewoon moesten gebeuren. Het hoorde zogezegd bij hun algemene ontwikkeling.
Het voel me op hoe weinig protest er tegen mij als koning was. Ze vonden het allemaal best, en het leek allemaal heel natuurlijk te gaan. Toen ik op een dag geen koning meer wilde zijn en verder wilde trekken, kreeg ik van hen een toverpaard en een eenhoorn als dank en afscheid. Terug naar huis wilde ik niet, maar hier blijven ook niet. Dus ik vertrok naar de dieptes van de bossen .... Weer kwam ik hier allemaal trollendorpjes tegen. Ik kon mijn ogen niet geloven. Wat me opviel was dat er hier veel vee gehouden werd, als in fokkerijen, vooral kippen en varkens. Deze beesten werden door de trollen volop geslacht, omdat de trollen hier voornamelijk vlees aten om in leven te blijven. Maar tot mijn grote schrik zag ik ook hoe ze mensen fokten, voor slavenwerk en voor de slacht. En ik wist dat ik eigenlijk op de verkeerde plaats was gekomen. Maar ik had mijn trollenkroon nog steeds. Ik zette hem op, en stapte richting het stadhuis. Al snel merkte ik hoe dom de trollen waren, want ze dachten echt dat ik de koning was, en eigenlijk was ik dat ook nog steeds wel. Ik kwam er ook achter dat ze het allemaal niet zo kwaad bedoelden. Eigenlijk wisten ze niet beter. Ik vroeg me af hoe ze aan al die mensen gekomen waren, maar feit was dat ze die mensen gewoon doorfokten, en ik begon me af te vragen wat ik nu moest doen.
Uiteindelijk ben ik maar gewoon terug gegaan naar de mensenwereld, en heb ik mijn verhaal verteld. Het viel me op hoe weinig men om deze mensen gaf. Mijn verhaal werd gewoon niet geloofd.
Vele jaren later ging ik terug naar de trollenwereld, maar er bleek niets meer van hun wereld over te zijn. Met gemengde gevoelens denk ik aan hen terug.
Einde
18. Eén van Hen
Het mooiste wat je in je leven kan doen is te gaan naar plaatsen waar nog geen mens eerder is gekomen. Diep in de jungles van de inmens grote tropische regenwouden loopt een man eenzaam en verlaten, op zoek naar de laatste overblijfselen van wat eens het paradijs was. Een naakte vrouw ziet hem, draait haar gezicht van hem weg, en houdt haar handen ervoor. De man weet dat hij nu erg voorzichtig moet zijn. Zou zij van de Suebche-stam zijn ? Het zou de laatst overgebleven stam van het paradijs zijn. Plotseling is het alsof de vrouw door de bliksem wordt getroffen, en valt neer. De man rent op haar af, en de vrouw houd haar ogen stijf tegen elkaar.
‘Kus me,’ zegt de vrouw, ‘ik spreek jouw taal.’ Maar als de man het doet, krijgt hij een keiharde klap in zijn gezicht. De woorden ‘kus me’ betekenden hier iets heel anders. Hier werden dezelfde woorden gesproken, maar ze hadden andere betekenissen. De vrouw staat op, en rent weg. Dan begint ze te gillen, en al snel komen er naakte indianen haar tegemoet. Nu moet de man rennen voor zijn leven.
Een man wordt wakker met een bezweet gezicht. Hij ligt in zijn tentje diep in de jungle van het tropisch regenwoud, omdat hij op zoek is naar de laatste stam van het paradijs. Hij rekt zich goed uit, stapt zijn tentje uit, en bekijkt de prachtige vochtige en weelderige jungle die langzaam door het zonlicht overgoten wordt, en een zwoele vorm krijgt door alle weerspiegelingen. De temperatuur speelt hier met licht en schaduw, en de man knijpt even zijn ogen dicht om zichzelf één te maken met deze overweldigende natuur, en om zich te bezinnen op zijn opdracht.
Na een tijdje heeft hij zijn tentje opgerold, en trekt verder. Het is alsof de zon hem lokt, en het pad naar het paradijs hier in vleselijke gedaante voor hem ligt, een pad waarvan hij altijd dacht dat het onbereikbaar was, enkel zijn fantasie prikkelende. Diep in de jungle hoort hij de kreten van dieren, en hij vraagt zich af of de Suebche-stam nog steeds bestaat. Hij is niet gelovig, maar er wordt gezegd dat deze stam de laatst overgebleven stam van het paradijs is. Hij houdt het erop dat het het laatste stukje paradijs op aarde is, als de overblijfselen van de oertijd. Hij ziet het geloof als een poging om alles wat mooi is te bezitten. Maar dit hier is werkelijkheid, geen fantasie. Het geloof is zo ongrijpbaar, maar hier is alles vlees geworden.
In de verte hoort hij iemand zingen. Hij had hier eigenlijk geen mens verwacht. Hij dacht echt dat de stam zou zijn uitgestorven, maar wilde het toch met eigen ogen bewezen zien. Er kwam weer wat hoop in zijn hart toen hij het gezang hoorde. Hij loopt op het geluid af, en ziet een naakte vrouw in een kleine plas baden. Al snel heeft de vrouw hem in de gaten, en begint te gillen. ‘Wat zijn ze paranoide ?’ dacht de man bij zichzelf, glimlachend. Hij was absoluut niet bang, maar wel voorzichtig. Hij had er wel vertrouwen in dat het goed zou komen, maar de gil bleef als een echo in de lucht hangen. Het was de meest angstaanjagende kreet die hij ooit had gehoord, maar voor hem sprak het meer over de angst van de vrouw. Als zij van de Suebche-stam was, dan had ze nog nooit contact met de buitenwereld gehad.
De man is op zijn hoede. Als hij zich de woede van de stam op zijn hals haalt, dan is het afgelopen voor hem. Voorzichtig pakt hij een geknakte bloem van de grond af, steekt hem in zijn haar, glimlacht even, en houdt dan de bloem weer in zijn hand, alsof hij het de vrouw wil aanbieden. Ook de vrouw lijkt even te glimlachen, maar dan maken haar wenkbrauwen een gevaarlijke beweging, alsof ze van plan is hem aan te vliegen.
‘Heus, ik wil je geen pijn doen,’ fluistert de man zacht. Maar dat hoort ze niet. Ze staat nog te ver weg. Dan rent de vrouw weg. De man weet dat hij nu moet oppassen, want de Suebche-stam zou op alles jagen, en jagers waren ze als de beste. Na lang lopen probeert hij de natuur weer in zich op te nemen. De natuur vertoont een rijkdom die hij niet kent.
De man probeert zich weer te bezinnen op zijn opdracht. Ook bezint hij zich op zijn strategieen. Als de Suebche een zeker geloof hebben, dan zal hij daaraan tegemoet moeten komen, maar daar is niets over bekend. Hij besluit zijn intuitie te volgen.
Na een tijdje ziet hij in de verte een groep Suebche-meisjes als in een soort dans. Hij herkent het als een jacht-ritueel. Ze gillen heel luid, en hij weet even niet of hij blij moet zijn of niet, dat hij ze nu heeft gevonden. Hij vermoed dat hij nu dichtbij hun dorp of kamp is.
Een python staart hem aan, hypnotiserend. Bang voor pythons is hij niet. Hij schijnt een kalmerend effect op hen te hebben. Even denkt hij dat hij schrikt, als de python ineens tot hem spreekt. De python heeft een vochtige huid, met de prachtigste patronen en kleuren met hun schakeringen, en weer schijnt het zonlicht ermee te spelen. ‘Waak op, zoon,’ sprak de python. ‘de Suebche hebben geen geloof. Zij leven in een fantasie.’ De man keek op, en merkte dat het toch echt de python was die tot hem sprak. De python bewoog zijn enorme lichaam, en kwam iets dichterbij. Ook de man leek zich te openen, en bewoog iets dichterbij. Toen sprak de python verder : ‘Zoon, zij leven in fantasie, de laatste overblijfselen van een echte fantasie-wereld. Daarom willen ze niets met de buitenwereld te maken hebben, en zullen ze je zeker doden als je dichterbij komt. Maar .... ik kan wel wat voor jou betekenen .... Ik ken de Suebche, en zij kennen mij ....’ De slang sprak bijna slaapverwekkend en heel geheimzinnig.
De man voelde een kracht door hem heenstromen die hij niet kende, iets heel vitaals, maar tegelijkertijd verzwakkend, alsof alle botten in hem doorspietst werden, of zelfs op een vreemde pijnloze manier werden gebroken.
‘Deze fantasie was eens een algehele realiteit,’ sprak de slang ineens veel luider, en zijn lichaam begon te ribbelen en in kracht op te komen. ‘Maar zij die deel hadden aan deze fantasie begonnen de fantasie te verwerpen, en daarom trok de fantasie zich terug, eerst door vulkanen, later door overstromingen. De Suebche hebben zich altijd aan de fantasie vastgehouden, en niet gekozen voor ... het geloof ...’
‘Maar is het geloof dan verkeerd ?’ vroeg de man.
Toen vervolgde de slang : ‘Zij die opgroeiden in het geloof moesten over het pad van geloof teruggaan naar de fantasie, maar velen blijven op dit pad steken, en zijn niet anders dan hun voorouders.’ De ogen van de man begonnen geheimzinnig te glinsteren. ‘Ben jij de slang van het paradijs ? Nee toch ?’
De slang gleed heel voorzichtig over zijn huid, en kreeg langzaam de man in zijn grip. De man was nog steeds niet bang, omdat hij zag dat de slang niets kwaads in de zin had. ‘het geloof verzon haar eigen verhaal. Er zat wel een kern van waarheid in,’ bromde de slang. ‘Er was eens een soort paradijs, de fantasie, waar ik deel aan had. Maar het geloof heeft alles kapot gemaakt. Het paradijs was van mij, maar door het christelijk geloof werd ik afgeschilderd als een indringer die anderen zou weglokken. Het is juist net andersom gegaan. Ik wilde hen dieper erin laten wegzinken.’
De man begon te glunderen. Hier hoorde hij een hele andere kant van het verhaal. Hij zou wel een deel willen zijn van dat overblijfsel van die fantasie-wereld, hier zo diep in de jungles van het tropische regenwoud. De man voelde een enorme opgewondenheid opborrelen, en knuffelde de slang bijna. Hij wist wel dat hij dichtbij de python moest blijven, anders zou hij het niet meer kunnen navertellen.
Plotseling schrikt de man wakker. Was het allemaal maar een droom ? Wel een hele interessante droom, maar was het waar ? De man stapte zijn tentje uit, bekeek de natuur om zich heen die leek te ribbelen in het zonlicht als een zwoele extase die hij nog nooit eerder zo dichtbij had gevoeld, alsof het over zijn huid danste. Hij kneep zijn ogen stijf dicht, om één te worden met deze verlokkende, weelderige natuur. Wat kon hij verwachten ? Voor hem lag de nog donkere jungle van het tropische regen-oerwoud, lonkend, alsof het hem wilde omhelzen, wurgen ? Hij wist het niet. Het kon natuurlijk gevaarlijk zijn. De stam waar hij naar op zoek was had geen manieren. Als ze zich door hem bedreigd zouden voelen, dan zouden ze hem zeker vermoorden.
Opgewonden liep hij verder, nadat hij zijn spullen had gepakt. In de verte hoorde hij wat kreten die van dieren, maar ook van indianen konden zijn. Als het indianen waren, dan zou hij al heel dichtbij zijn. Hij dacht aan zijn dromen, en aan zijn opdracht. Plotseling sprong er een naakte vrouw vanuit een boom op hem. De vrouw had hem al snel in een wurggreep, en stak een soort gifpijltje in hem. Direkt legde hij het bijltje, en werd afgevoerd tot in het kamp. Ze legden hem in een wigwam waar hij na een paar uurtjes bijkwam. Ze gaven hem van een vreemd rood sap te drinken. De vrouw was bij hem en aaide hem. Dat was wel een vriendelijk gebaar, maar waartoe ? Als ze kanibalen zouden zijn, dan was dat allemaal maar ter voorbereiding van het vlees ? Maar goed, hij wist niet of ze kanibalen waren, en probeerde die gedachte snel weer te vergeten.
Hij voelde zich heel wat nu hij eindelijk de Suebche-stam had gevonden, zij die de buren van Adam en Eva geweest waren, in het paradijs. Dit was het laatste stukje paradijs, dat juist zo leefde, door hen. De vrouw glimlachte naar hem. Zou hij het straks kunnen navertellen, of eindigde alles hier ? Wilde hij het nog wel navertellen, of wilde hij hier altijd blijven, om te worden als hen ? Zijn lichaam trilde. Deze stam had nooit contact gehad met de buitenwereld.
Weer werd er een gifpijltje in hem gestoken, maar ditmaal viel hij niet bewusteloos. Hij werd overspoeld door warme gevoelens, alsof hij door de fantasie werd omhelsd. De vrouw legde haar handen tegen haar borst aan. Deze mensen hielden van de natuur, en hier was deze natuur zuiver.
De stam was heel vriendelijk naar hem, totdat één van de vrouwen een reusachtige vogelspin in haar hand nam, die ze haar hand liet opeten. Toen begon de horror, ook voor hem. Alles eindigde in een nachtmerrie, en gelukkig voor de man was het maar een droom. Hij werd wakker, en wist niet of hij er zo blij mee moest zijn. Want diep van binnen zou hij zijn leven wel willen geven om de laatste stam van het moederparadijs te vinden. Nu had hij weer bot gevangen. Het leek wel alsof het tropische oerwoud met hem speelde. Hij was moe in zijn benen, alsof een vreemd tropisch dier hem had uitgezogen. Hij keek naar zijn been, en zag een klein insect, en een heel klein wondje. Later voelde hij niets dan kracht door zijn benen vloeien, alsof het beestje hem bevrucht had.
Met stevige passen liep hij door. Hij was nu echt toe aan een ontmoeting. Hij hoopte dat als ze hem zouden zien ze hem meteen zouden omhelzen. Zouden hun goden hen niet kunnen vertellen dat hij eraan kwam ? Of geloofden ze niet in goden ? Misschien waren het wel hele vrije mensen, vol van paradijselijke fantasieen. De man voelde alsof hij van de grond op een boot stapte. Hier waren wat riviertjes, en die riviertjes leken wel vuil, maar vol van de jungle. Dat was beter dan die riviertjes die door fabrieken waren vervuild. Dit was natuurvuil. De man besloot te gaan zwemmen, en zag even later wat anaconda’s paren in de rivier. Zulke orgieen konden wel enkele dagen duren. Zo bleven ze tenminste van hem af, alhoewel hij niet bang was voor slangen. Hij had altijd iets met slangen. Voor hem was het in ieder geval al een prachtige reis geworden die hij nooit zou vergeten, of hij de Suebche nou zou vinden of niet. Eigenlijk deed het er niet meer zo toe, omdat hij helemaal door de natuur werd opgezogen. Zijn hoofd was ermee doordrenkt als met heerlijk geurende verf, als de bronnen van nieuwe fantasieen. Hier zou hij de rest van zijn leven over kunnen nadenken.
Hij zag de apen in hun bomen, en hij voelde zich intens gelukkig. Voor hem stoeiden wat andere slangen, en ook wat krokodillen kwamen vanaf de oevers in het water. Nu was het oppassen geblazen. Hij bleef doodstil liggen, en probeerde zo letterlijk naar de kant toe te drijven. Even later stapte hij uit het water. Een vrouw met hangborsten staarde hem aan. Ze leek paranoide, dus de man bewoog bijna niet. Hij wist niet wat hij kon verwachten. Zou ze wegrennen of hem bespringen ? ‘heus, ik doe je niets,’ fluisterde de man. De man voelde veel tederheid en een soort medelijden naar haar. verder kon hij het niet goed plaatsen. Hij wist ook niet of tederheid wel op z’n plaats was bij dit soort mensen. Dit moesten de Suebche dan zijn. De man stak zijn hand uit, en de vrouw keek naar zijn hand. Natuurlijk kende zij het handenschudden niet, maar de man wist niet wat hij anders moest doen. Toen maakte hij een omhels-beweging in de lucht. De vrouw bleef hem strak aankijken. Hij zag de angst in haar ogen. Zacht begon de man wat te zingen om haar gerust te stellen. De man zag bijna haar hart kloppen. Maar daar kwamen de krokodillen al aan. De vrouw stapte langzaam naar achteren, terwijl de man bleef staan. De man wilde weleens zien wat de vrouw zou doen. Het leek alsof de vrouw er niet om gaf. Net op tijd kon de man omhoog springen om een tak te grijpen. Toen zag hij ineens dat de vrouw glimlachte. Die momenten waren heel kostbaar voor hem.
Een hopeloosheid gleed over de man toen de vrouw hem weer strak aanstaarde, nu van een grotere afstand. Hij had het gevoel dat hij nooit geaccepteerd zou worden. Misschien was hij in hun ogen een gevallene, een verdoemde, iemand die het paradijs ooit had verlaten, en daarom nooit meer toegelaten mocht worden. Misschien was hij wel bestemd te branden in de hel, als ze daarin geloofden. Maar goed, hij kende hun geloof niet. Hij voelde zich een zondaar. Zij waren paradijselijk, en hij was beschaafd, burgerlijk, of misschien alleen een gevangene van de buitenwereld. Wat zou het hem kosten om bij hen binnen te kunnen komen ?
En ging het hem nog wel om de mensen, of ging het hem om de natuur. Hij zou zich goed kunnen vermaken in dit stukje paradijs op aarde zonder de mensen, zonder deze Suebche-stam.
‘Suebche,’ zei de man. De vrouw glimlachte. Een andere vrouw was erbij komen staan. Ze had een zorgelijke blik, en had een boog met pijlen. Langzaam greep ze één van haar pijlen, wilde schieten, maar de andere vrouw hield haar tegen. De vrouwen werden boos op elkaar, en er ontstond een gevecht. De man wist niet wat hij moest doen. De vechtende vrouwen waren naar elkaar aan het gillen, en rolden over de grond. Nu wist de man hoe de stam met elkaar omgingen. ‘Suebche, Suebche,’ riep de man. De vrouwen lagen bijna in het water, en ze hadden niet in de gaten dat er krokodillen toesnelden. Plotseling dook de man in het water en greep één van de krokodillen. Als hij dat niet had gedaan dan was het kwaad al geschied. De vrouwen reageerden direkt en stopten het gevecht om voor de rest van de krokodillen dekking te zoeken. De vrouwen keken toe naar het gevecht tussen de man en de krokodil, alsof ze niet begrepen dat de man hun leven had gered. Of misschien gaven ze daar niets om. De man verwachtte wat hulp, maar kreeg die niet, en verdween telkens met de krokodil onder water. Na een tijdje ontsnapte de man, en greep zichzelf weer vast aan de oever. De vrouwen klapten in hun handen, op een vreemde manier.
‘Suebche, Suebche,’ zei de man. Hij had de indruk dat de vrouwen het wel interessant vonden. Ze waren net dieren. Volgens de man hadden ze geen hersenen, of waren ze gewoon niet beschaafd opgevoed. Ze wisten misschien niet wat ‘hulp’ betekende, en ‘zorg’. Ze verwaarloosden zichzelf en elkaar. Zo zagen ze er ook uit. Ze waren wilden.
De man bedacht voor zichzelf hoe hij contact kon maken. Weer omhelsde hij de lucht, en de vrouwen deden hem na, maar hij had niet de indruk dat ze wisten wat het betekende. Misschien waren ze niet slecht, maar gewoon erg naief, onwetend. Ze leken op wilde dieren, op beesten, en de man vond er eigenlijk niets menselijks in terug. Zij waren van het paradijs, en voor-menselijk. Zij wisten niet wat mensen waren, omdat ze nooit mensen hadden ontmoet. Misschien was dat de reden waarom ze de man interessant leken te vinden. Maar de man was op zijn hoede, want misschien was hij wel interessant om op hun bord te verschijnen als stukje vlees. Maar ja, dan waren ze wel erg geraffineerd. Als ze op jacht waren en hem als prooi zagen, dan hadden ze hem misschien allang afgeschoten. Ook wilde hij hen het voordeel van de twijfel geven, hoe gevaarlijk dat ook was. Hij koos ervoor om hen maar te vertrouwen, tot nu toe dan, en zette zijn pogingen tot communicatie voort. Als hij vriendschap met deze twee zou kunnen krijgen, dan was hij al een stuk verder, en zou dat misschien de basis zijn voor verdere vriendschappen.
Opeens werd er schel gefloten, voor de vrouwen een seintje dat ze moesten komen. Ze maakten wat ongemakkelijke gebaren om hem dat duidelijk te maken, en zo renden ze beiden weg. De man besloot maar gewoon te blijven. Misschien zouden ze hier wel terugkomen. Na een tijdje viel de man in slaap tegen een boom.
De volgende dag werd hij wakker door een ritselend geluid. Het was een anaconda. Het begin van een nieuwe dag. De man stond op, rekte zich uit, en ademde de warmte in van een nieuwe dag, direkt al zo heet. Hij voelde er eigenlijk meer voor om naar onbekende diersoorten op zoek te gaan. Het contact zoeken met een stam als deze ging zo moeizaam, alhoewel het eerste lijntje gelegd was. Het gevoel was als een sieraad die in zijn hoofd rinkelde, en die het zonlicht op allerlei manieren weerspiegelde. Het bracht zijn gevoel in een nieuwe staat van opwinding. Hij zag de kleurigste dieren, zoals kikkers, hagedissen, salamanders, overgoten en betoverd door het zonlicht. De vrouwen kwamen niet terug, dus misschien hadden ze hun stam wel ingelicht en kregen ze geen permissie om terug te gaan. Hoe dan ook : ze waren nu op de hoogte. Ze wisten waar hij was, dus nu hing het van hen af. Maar tijd om te wachten had de man niet. Hij was met zoveel dingen bezig, en vond de dierenwereld en plantenwereld net zo interessant.
Een wulpse vrouw stond voor hem met pijl en boog. Ze mompelde wat, richte op hem, en wilde schieten. Net op tijd kon de man wegduiken, en rende weg. De vrouw kwam hem achterna. Misschien zag ze hem voor een dier aan, of misschien waren het kanibalen. Na een tijdje zocht de man veiligheid in een boom. Maar hij zag steeds meer vrouwen onder hem verschijnen. Na een tijdje hadden ze hem gezien, en begonnen te krijsen. Direkt werden er vele pijlen op de man afgeschoten. De man greep een liaan, en kwam op een volgende boom terecht. Dat ging wel snel met zo’n liaan, en al gauw begon hij er handigheid in te krijgen.
In de verte zag hij een dorpje, en omdat hij wist dat de vrouwen hem achterna zaten besloot hij maar gewoon een poging te wagen. Hij rende op het dorp af, in de hoop bescherming te vinden. Een oude man keek hem aan alsof hij de maan zag bloeden. De oude man wist niet wat hem overkwam. In de verte hoorde ze de gillende en joelende vrouwen. De man schoof een dierenhuid opzij en liet de man in zijn hut. Zouden dit weer andere stammen zijn, of gewoon een ander deel van de Suebche. De man wees op de oude man, en zei : ‘Suebche’. Ook de oude man zei ‘Suebche’ alsof hij niet wist wat het betekende.
Dieper in de hut was een ander deel achter een grote lap van dierenhuid. Hier zag de man twee naakte vrouwen liggen. De oude man maakte een gebaar alsof hij de vrouwen aan de man schonk. De vrouwen waren paranoide. Misschien dachten ze dat de man een god was. De twee vrouwen knielden voor de man en hielden zijn handen teder vast. Toen begonnen ze zijn handen te strelen. Ook de oude man knielde. Dus knielen hadden ze wel geleerd, maar wat betekende het voor hen ? Misschien wel iets heel anders.
Even later ging de oude man weg. Eén van de vrouwen wilde met een touw de handen van de man vastbinden, en toen wist de man dat hij aan het verkeerde adres was gekomen. Tenzij hij gewoon niet wist wat dit vastbinden betekende. Was het een ritueel, of waren ze kanibalen, of was dit de manier waarop ze goden begroeten ? Voor de man was het een raadsel. De andere vrouw ging achter hem staan, en het leek alsof de man niet meer wegkon, tenzij hij het abrupt zou afkappen. In die mogelijkheid was hij, als hij het goed begreep. De man liet zich maar vastbinden, zolang hij zijn benen nog naar had. Ze lieten hem op de grond zitten, en maakten een soort soep wat hij mocht opdrinken. Hij wist dat ook dit gevaarlijk was, want als er slaapverwekkende stoffen in zaten, dan was het afgelopen met hem. Inderdaad zaten er slaapverwekkende stoffen in, maar dat bleek de regel hier te zijn. het was een deel van het voedsel. Zweterig werd hij even later wakker. Ze hadden een deken over hem gelegd, en zijn handen waren nog steeds vastgebonden. De vrouwen lagen bij hem, en waren heel voorzichtig en vriendelijk, bijna goedaardig. Als ze kanibalen waren dan hadden ze hem allang geslacht, dacht de man. Hij voelde een warm branderig gevoel in zijn lichaam, door de soep, en dat voelde niet onprettig aan. De vrouwen waren teder, maar niet opdringerig. Zouden ze denken dat hij een god was, of gingen ze zo met gasten om ? Waarom moesten zijn handen vastgebonden zijn ? De deken was afgetrokken, en met een ander touw wilden ze zijn benen vastbinden. De vrouwen zagen er niet agressief uit, tenzij het een valstrik was. Hij kon zich er alleen niet tegen verzetten. Ze waren al zo aardig geweest, en misschien zou hij hen beledigen als hij het niet zou laten doen. Dan zouden ze hem misschien wegsturen, en kon hij weer helemaal overnieuw beginnen. Toch begon hij bang te worden, en begon meer en meer te zweten, zelfs te trillen. De vrouwen waren hier erg gevoelig voor, en probeerden hem op zijn gemak te stellen, alsof ze geen kwaad in de zin zouden hebben. Toen lag hij daar, vastgebonden aan handen en voeten, als een hopeloze prooi. Hij was nu totaal afhankelijk van hen. Weer gaven ze hem soep te drinken, of was het gewoon een sterk sap ? Weer viel hij in slaap. Ditmaal was het spul veel krachtiger, en in een grotere tent werd hij even later wakker. Hier waren een heleboel vrouwen, en niemand lag bij hem. Ze schenen hem allemaal te negeren. De man probeerde zichzelf los te krijgen, maar zonder succes.
De hele nacht lag hij wakker, en vroeg zich af wat voor spel dit was. Op een gegeven moment was hij het zat, probeerde op te staan, en huppelde de tent uit. Buiten waren mannelijke indianen om een vuur aan het dansen. Ze droegen veelal een heleboel kromme witte of grijze veren. ‘Kan iemand me vertellen wat hier aan de hand is ?’ vroeg de man. De indianen keken verbaasd op. Even later gingen ze door zonder aandacht aan hem te besteden. Hij kon hier niet weg, want dan zou hij een prooi van roofdieren kunnen worden in zo’n situatie. Dus hij ging maar weer terug naar zijn slaapplaats. Toen hij de volgende ochtend wakker werd waren de touwen verwijderd. Het leek nu alsof hij een deel van hen was. Niemand gedroeg zich speciaal naar hem. Hij was één van hen.
Einde
19. Het Toverwapen
De indiaanse strijder hakte er op los met zijn mes. Ditkeer was er geen ontsnappen aan, want hij was omsingeld door een groep apen. Geen van de apen gaf snel op, ook al bracht de indiaan hen flink wat wonden toe. Ook al lagen na een tijd veel apen op de grond, de laatste aap greep de indiaan en bracht hem mee in een boom. De indiaan bloedde hevig, en vroeg zich af waarom de aap hem niet verscheurde. In een hoge boomhut werd de indiaan op een bed gelegd. Een vrouw begon zijn rug te masseren. Waarom verbond ze zijn wonden niet als ze zo vriendelijk was ? Haar handen zaten na een tijdje onder het bloed.
‘Ach, dat droogt wel op,’ zei de vrouw. De aap scheurde zijn huid van zich weg en bleek een andere vrouw te zijn. Lachend keken de vrouwen de indiaan aan. ‘Maar ... maar .... wie zijn die andere apen dan ? Ze liggen bloedend op de grond,’ zei de indiaan stotterend. ‘En zou je je handen niet eens wassen ?’ De vrouw met bloed aan haar handen liep de boomhut uit, en dook vanaf een tak in de rivier. Wat een nachtmerrie leek liep op een droom uit. De vrouwen waren hem helemaal niet vijandig gezind.
De man dook haar achterna en ook de andere vrouw. Snel zwommen ze naar de kant, en de vrouwen lieten hem zien dat de apen toch wel echt apen waren. ‘Ik kwam je gewoon redden,’ zei de vrouw. ‘Als ik er niet was geweest, dan hadden de apen je verscheurd. Ik draag toverkrachten. Mijn moeder was een indiaanse elf.’ De man keek de vrouw diep in de ogen, en zag een glinstering.
‘Heus,’ zei één van de vrouwen, ‘je moet niet meer teruggaan naar je stam. Ze maken alleen maar oorlog.’ Maar de indiaan wilde terug, en ging weg na de vrouwen te hebben bedankt.
De vrouwen hadden nog veel te doen. Ze moesten wat dingen in de rivier wassen, en die avond zouden ze naar de indiaanse elvenstam gaan waar hun moeder vandaan kwam. Hun moeder leefde niet meer, maar ze hadden nog steeds contact met haar stam. De twee vrouwen waren halfzusters.
Die avond laat kwamen ze in het kamp van de indiaanse elven aan. Er was veel gezang, en de elven vierden een vreemd feest. Het was een oorlogsfeest, en het zag er erg luguber uit. De elven dronken bloed, en maakten oorlogswapens. De vrouwen waren wel wat gewend, maar ze wilden juist dat al die oorlogen zouden stoppen. Na een tijdje verlieten ze het kamp huilend.
De oorlogselven maakten zichzelf paraat. Ze hadden net een strijd achter de rug en maakten zich al op voor de volgende strijd. Intussen vielen de twee halfzusters elkaar in de boomhut in de armen. Snikkend vertelden ze elkaar hoe afschuwelijk ze al die oorlogen vonden, en dat ze er niet meer tegenkonden. Volgens hen moest er veel meer getoverd worden, en minder gestreden. ‘Als we nu een middel hadden,’ zuchtte de ene vrouw .... ‘Laten we op zoek gaan in de rivier,’ sprak de andere vrouw.
De indiaanse elven waren inmiddels in een bloedig gevecht tegen een andere stam. Die nacht brak er iets in de lucht. De vrouwen hadden iets gevonden, een oude steen op de bodem van de rivier. Maar door de steen werd alles alleen maar erger, want de steen bezat oorlogslust. De vrouwen raakten erdoor betoverd, en gingen terug naar de indiaanse elvenstam. ‘Wij hebben ons bedacht,’ zeiden de vrouwen. ‘Oorlog is goed, anders worden we iemands anders bezit. We moeten vechten voor ons leven. Maak ons tot jullie soldaten.’ En toen begonnen de elven hun harten naar hen te openen en vertelden over zovelen van hun die in andere stammen in slavernij leefden. De oorlog was nodig om hen te bevrijden, en zolang er geen tovermiddeltjes daarvoor waren was dat de enige oplossing. Maar oorlog maakte ook zoveel kapot, en de elven leerden te delen in elkaars lot.
Maar er was één wat oudere elf met een lange baard die altijd zei dat wijsheid en list veel belangrijker waren dan oorlog. Hij vertelde de elven altijd over de grote reis die ze moesten maken in plaats van bij elkaar te hangen voor wraak en oorlog. In zijn ogen mochten de elven alleen een wapen dragen om zichzelf op die reis te verdedigen, maar ze moesten de eenzaamheid ingaan om zo wijs te worden. Oorlog zou veel te veel kapotmaken.
Sommigen vonden wel dat hij gelijk had, maar anderen vonden hem een oude zeur met dromerige ideeen. Toen de vrouwen hem leerden kennen kon de oude elf hen best wel snel weer uit hun betovering halen, en op een dag besloten ze met z’n drieen de grote reis te maken. De oude elf had er zo lang op gewacht dat er iemand met hem mee zou gaan, en nu zouden er zelfs twee meegaan. Hij hoopte dat de rest zou volgen, maar dat gebeurde niet. En zo vertrokken ze met z’n drieen. De indiaanse elvenstam waren blij te zijn verlost van de oude elf.
De elf had in zijn jongere jaren al eerder zo’n reis gemaakt, en was daarna naar zijn stam teruggekeerd om de anderen daarover te onderwijzen. De grote reis zou tovenaars van hen maken, maar daarvoor moesten ze op een moment wel hun eigen weg kiezen.
De elf zei dat als ze echte tovenaars zouden worden, dan zouden ze pas echt anderen kunnen helpen en bevrijden. Maar eerst zouden ze daarvoor moeten leren verdwijnen en verschijnen, anders zouden ze nog steeds gevangen kunnen worden. De vrouwen hadden wel wat toverkrachten, maar echte tovenaressen waren ze nog niet.
De oude elf zei dat op de vlaktes van de eenzaamheid en vergetelheid vele wilde dieren leefden die ze eerst moesten overwinnen. Deze wilde dieren zouden hun toverkrachten proberen tegen te houden. De elf wilde de vrouwen uitleggen hoe ze moesten jagen, maar de vrouwen vroegen of er geen andere manier was. ‘Nee,’ zei de elf. ‘Je moet de confrontaties aangaan met de heren van de duisternis die in zoveel vormen tot je zullen komen.’ De elf sprak dat de wilde dieren hen onherroepelijk zouden vinden, en dan zouden ze moeten vechten voor hun leven. ‘Het vlees van de zelfverdediging zal je in leven houden. Dat is iets anders dan oorlog, en eigenlijk ook iets anders dan jacht. Op de grote reis mag je een wapen dragen om jezelf te verdedigen.’
De vrouwen vonden de elf erg luguber als ze hem zagen eten van achtergelaten dode wilde dieren, maar toen ze even later met hun eigen ogen zagen hoe gevaarlijk zulke wilde dieren waren begonnen ze het steeds gewoner te vinden. De elf maakte klederen van de afgestroopte huiden, ook om andere wilde dieren af te schrikken, of om hen te laten denken dat hij één van hen was.
De elf leidde hen naar een meer van bloed, waarvan de bodem geheel van vlees was gemaakt. ‘Als je tovenaar wil worden, dan zul je eerst het meer moeten overzwemmen,’ sprak de elf. Dat vonden de vrouwen een beetje teveel van het goede, maar toen ze de elf zagen duiken zwommen ze hem achterna. De velden achter het meer waren branderig, en het ruikte er naar gebraden vlees. Verderop zagen ze hoe de meest gevaarlijke wilde dieren werden gebraden.
‘Is er geen tovermiddel om die noodzakelijke jacht van zelfverdediging te laten stoppen voor een andere oplossing ?’ vroeg één van de vrouwen. Maar de elf schudde zijn hoofd. Toveren was in wezen ook gewoon een strijd en een jacht. Er moesten bedreigende dingen overwonnen worden, om daarna getransformeerd te worden. ‘Tovenaar wordt je door gevaarlijke toverbeesten te eten,’ sprak de elf. ‘Zij blokkeren namelijk de weg tot het tovenaarschap en zij dragen alle toverkrachten die eigenlijk van jou zijn.’
‘Maar is dat niet gevaarlijk om zulke toverbeesten te eten ? Zijn ze niet giftig, of betoverend ?’ vroeg de andere vrouw. ‘Eerst is de strijd van buiten,’ zei de elf, ‘en als je ze gegeten hebt is er een strijd van binnen. Maar beide vormen van strijd zijn belangrijk voor het behalen van tovenaarschap.’
En zo werd de jacht op de toverbeesten een feit, want iedereen wist toen dat aanval vaak de beste verdediging was. Op een bepaald punt moesten de vrouwen en de elf alleen verder, en zo kozen ze alledrie een eenzaam pad. En ze merkten dat toen ze tovenaar werden ze konden verdwijnen en verschijnen, en zo nooit meer een slachtoffer waren. Ook merkten ze dat ze de ander alleen maar konden helpen door hen ook de grote reis te laten maken. Want iemand zal altijd gevangen blijven zolang hij nog niet kan verdwijnen en verschijnen : gevangen in zichzelf. Maar toen ze de eerste fase van het tovenaarschap voorbij waren merkten ze ook dat er hogere toverkrachten waren, en zo ontstond er een geheel nieuwe strijd en daarbij een hele nieuwe jacht, om los te komen van een veel diepere gevangenschap, die van de onwetendheid. En zo waren er dus vele vormen van zelfverdediging die langzaam maar zeker als gewoon werden beschouwd. En zo werden zowel jacht als oorlog twee wapens van de zelfverdediging.
Het op de uitkijk staan, een bezigheid die beide vrouwen en de oude elf begonnen lief te hebben toen ze hun eigen toverkasteel hadden verworven, en hun eigen toverheuvel. Vele toverwapens hadden ze zichzelf bereid, om hun tovenaarschap tot grotere hoogtes te drijven.
Einde
20.
Honing
1.
Herinnering
1. Jij zou mijn hoofd
vasthouden zoals niemand ooit kon doen, en als ik de kloppingen van
jouw hart hoorde, kon ik mijn hoofd laten rusten en veilig slapen als
de kat op het kussen.
2. Vreemde vrucht komt door, ik ben thuis,
mijn hoofd is geheel vernieuwd, ik hoef niet meer tegen mezelf te
worstelen. Deze bossen waar ik wandel, deze bomen zo lang en hoog, in
deze plaats kan ik schuilen. Daar is ergens een plaats waar ik mijn
hoofd kan laten rusten, het is dichtbij jou, waar jouw deken mij
bedekt.
3. De dingen die jij me vertelt kalmeren mij, het is als
staande op een heuvel van dromen. Jouw pad was over kolen van vuur,
maar nu zijn ze als de stappen van het roze vuur .... Ik ben een
zwerver nu, wachtende op de dag dat ik je weer zal vinden. Plaats van
veren, plaats van vuur, nemende de lasten weg van mij, je leidt me
naar de zachte, zachte rivier, als het slaaplied dat je zingt, 4. oh
stem van veren, alsjeblieft laat me in. Als het ritme van een lange
verloren droom, dring je zacht door. Warme hete schaduw als een deken
over me heen, als het kleed van een prins, maar ik ben op de vlucht.
Jezusiaanse roos, zo traumatisch, de herinnering buigt onder deze
sneeuw, alsof ik de knop maar niet kan raken, 5. al de rozenlichten
willen niet binnenkomen om hier te vechten. Ik kan hun geuren ruiken,
de geuren van vermorzelde beenderen, en ik drink van een andere
beker. Ik kan het niet aan. Het heeft me gebeten, nu draag ik het
merk, een fragiele stroom van rozen glijdt diep naar binnen. Mijn
geweten weent, het houdt nooit op, 6. het trilt als de ziel van de
bloem. En het bijt me lager, ‘k heb nu nog een merk, als een
vreemd litteken onderwater. Mijn visioenen verdrinken hier, mijn
gevoelens trillen weer, opkomende als een muur van plastik. 7. Als de
bliksem stond ze voor me, als het lange licht van de roos, als de
wespentraan. Deze lichten van elkaar gebroken, het was een spookschip
op de wespiaanse oceaan. Op het wespiaanse schaakbord, engelen komen
tot mij. Maar het is allemaal maar een herinnering, het breekt de
lichten, en dan gaat het terug in de geschiedenis, 8. als een plaats
waar het schuilt, als een plaats waar het brult, als de leeuwen van
Jezus. Ik zit vast in een wespiaanse gevangenis, kan me niet bewegen,
er is zoveel dat ik mis, maar een parel in mijn hand leidt me door
dit dromenland. Door het geluid van de stilte, en de kleur van
duisternis, hoor ik altijd jouw zachte stem als een fluistering, of
verbeeld ik me het maar.
2.
De
Tranen van Esmeralda
1. En dit zijn dan de negen tranen van
Esmeralda : De eerste is Tujaja, die als de gele traan is, en de
narcis. De tweede dan is Dorga, zij die als de gele morgen is, en ook
wel de zevende wordt genoemd. 2. Zij is dan het raadsel van de oude
tijden, de hoeder der tranen en de leidsvrouwe der heilige en
gezuiverde indianen. Zij is het die zevenvoudig zuivert en als de
zevende opstaat. 3. De derde dan is Dordada, en zij is de woedende
traan, en de traan van oorlog, ja, zij is als het grote pniel en het
grote harmageddon van het tweede Jodendom, de heilige oorlog die zij
verwachten. De vierde dan is de vorstin genaamd Eerst, en zij is als
de oranje traan, en de schepster der scheppers. 4. De vijfde dan is
Desai, moeder van alle pythons, en beschermvrouwe van de maan. De
zesde is Porka, zij die Portugal in haar hand houdt, en zij die
strijdt in de grote Dordada. De zevende is Solt, en zij is als de
tweede spraakverwarring die tot het tweede Babel gaat komen. 5. De
achtste dan is Toksarsa, die de brug der natien vormt. En de negende
traan is hete vis, die de moeder der wilden is.
6. En zij dan
zijn de weefsters van de tepelspieren en het grote tepelhart, en zij
zullen voorzeker de lichaamscanons breken, en de canons der talen. 7.
Zij komen voort vanuit de grote Esmeralda, en keren tot haar weder,
en ook komt Esmeralda uit haar tranen voort en keert tot hen weder,
en dit dan is een groot geheimenis. 8. Ken dan de Esmeralda en haar
wezen. Weest vol van haar, en laat de lucht in uw longen voortkomen
vanuit haar heilige tepelen als tranende zuurstof, opdat gij met uw
hoofd in haar tempelen zult wezen.
3.
Assepoes
1.Ben
jij een boom. Ben jij een groene staaf. De zwarte zon heeft jouw
genade geschonken. Heb je al diep in de ogen van de staaf gekeken.
Ben jij een boom, ben jij een groene staaf, heb je genade van de
zwarte zon verkregen. 2.Als een boom was je, staande in de storm, ja,
jij droeg ze, al die bladeren, van verborgen dagen. Ben jij een boom,
ben jij een groene staaf. 3.Mocht je hem, of haatte je hem. Ben je
deel van de groene staaf.Ben je de boom, ben je de groene staaf, of
schonk hij je de levenslust, heeft hij jou de militaire macht
gegeven, of gaf hij jouw armoede uit een pot. Kom nu gauw, kom nu, en
zie wat hij voor je heeft. Al je bomen zullen tot leven komen, zie
dan toe of ze je beminnen of verstoten voor eeuwig. Zal hij tot jou
komen. Hij stond daar aan je deur, toen jij je opsloot in je kast.
4.Buiten staan zijn geweren in standaarden op het gras, gewoon tussen
de huizen, en pakte hij jou, maakte hij jou. Ben je een boom, ben je
van groen geluk, heeft zijn zwarte hond je gebeten, of heeft hij jou
afgezonderd in verdriet in een diepe kast waar hij je niet zou raken.
Wie haalde jou daar vandaan ? 5.Wie heeft jou naar de sterren
genomen. Boom van geluk, boom van groene kracht, van parelstappen,
diep in het zand vond jij je geluk, deelde jij je smarten. Kijk naar
omhoog en vang de groene regen op, wanneer de zwarte regen tegen je
heeft gestreden. 6.Die zwarte hond, die hij tot je zond, jou naar
vervelende plaatsen heeft gebracht. Al die soldaten tegen jou, al die
vliegende hoofden, tegen jou, zij zullen altijd tegen je strijden.
Ja, altijd heeft hij je gemeden, ja, altijd heeft hij tegen je
gestreden, totdat je het verborgene ontdekt, en tot hem vlucht. 7.Als
door groen sap beweeg je, door groen sap leef je, op weg naar je
boom, zul je eeuwig leven. De rest is reeds verloren. Ik weet, je
leeft in bevroren dromen ... ik weet je leeft in parels verborgen ...
8.op de muren loopt hij, naar binnen kijkt hij niet. Boom van groene
zon. Zij zullen ons meenemen naar de sterren. Ben je een boom, ben je
groen geluk, beloof je de sterren niet te breken, wanneer zij tot je
komen, om te vertellen van de verborgenheden, waardoor je je altijd
voelde gemeden. 9.Leidt mij tot de rode kap, door de ruiten heen,
dieper in de kasten. Kom tot mijn kasten, wees mijn rechter, mijn
geweren in standaarden tussen de ruiten en de huizen, en leidt mij
weg. 10.Loop rondom mijn muren, loop eroverheen, kijk niet naar
binnen, maar naar mij, als het harde in de straten valt, wie bracht
jou naar de overkant, wie maakte jou als brandend zand. De littekenen
der liefde zijn als vuur. Ben jij een boom, met schuivende letters,
in rijen schuiven zij, vol namen en vol reclame ... 11.Ben jij een
boom, een stralend geluk ... Wie heeft jou gevonden en wie sloeg jou
stuk ... wie gaf jou de kus des doods ... wie offerde jou op het
leugen-altaar ... Wie ligt naast jou, wie heeft er verdriet ... die
kus van pijn die geeft mij verdriet ... een liefdeslitteken ... wij
praten nog steeds met elkaar ... 12.Waar moet ik naartoe ... een
judaskus achtervolgt mij ... stervende na de dood, in een
liefdesfontein, makende mij puur en rein ... 13.Zij bracht haar
geliefde naar het brandende zand .... waar zij hem nogmaals aan de
leugen offerde ... een vreemd strand ... een vreemde molen ...
latende het licht door, was mijn oog geen darm in den beginne, maar
nu, ik ben zo arm ... een vreemde juweel, zo wreed ... Zij bracht mij
naar dat brandende zand, tot een hoge haag, brandend als mijn lot ...
Zij bracht mij tot een leugenstrand, mijn woorden verbrand ... 14.Het
as nam zij van mijn edelstenen, en zij wierp mij over de kostbare
steden ... Zij heeft mij vermoord door een kus ... Zij raakte mij aan
in moedertaal, de oplossing zoekend in mijn rode straal .... Zij
bracht mij naar een leugenstrand, de aarde is verboden, tot een toren
steeg ik op, over brandende treden, kokende van liefde, stralende van
sentimenteel lot ... Zij bracht mij naar het leugenstrand, een
modderige woning ... 15.Zij bracht mij tot een leugenstrand, een
verwelkte woning Zij brengt mij tot de dieptes van het bestaan ...
hun steken branden, ongehoord ... Tot stilte zullen wij komen ...
over dit scharlaken koord .... Zij maakte in het graf haar woning ...
Nog zoveel moet er veranderen, liefste ik hoor je, je bent bij mij
... 16.Houdt vol, we moeten nog even zwemmen, totdat we op het eiland
zijn ... met de kussen van pijn ... ik hoor je woorden met mijn hart,
en ze cirkelen door mijn lichaam, het maakt me duizelig ... je
woorden zijn als vuur ... is er leven in je ... Mijn hart bloeit en
groeit ... het brandt mijn kleren naar onderen en opzij ... ze zijn
als liefdesarmen ... ze worden zo lang en dun ... en dan neem je me
mee ... Ik zie je hart gloeien ... ik zie je kussen bloeien ... als
ballonnen in de lucht ... Liefste, huil niet meer ... ik ben bij je
.... En de ogen zullen groeien en meerdere kleuren
hebben.
4.
Getsemaneh
1.Ik ga kapot van verdriet ... Ik hoor je niet, ik zie je niet, Ik weet niet eens wie je bent ... Pluk de rozen met mij, en laten wij tot het kasteel gaan ... Op de rozen heb ik verhalen geschreven ... Ben jij een boom, een stralend licht ... naar de overkant van Getsemane ... twee slangen, twee honden ... zij hebben jou verslonden .... was 't maar weer nacht ... 2.want deze lichten branden mij, erger dan ik had verwacht ... Ben je een boom, een stralend geluk ... 't is maar waar de dromen bloeien ... 't is maar waar het schip vergaat ... Op de rozen hier heb ik verhalen geschreven .... kun je nu mijn liefste zijn ... 't is bijna voorbij ... Nooit wil ik nog terug naar die vreemde markt ... 3.nooit meer terug naar de panterhand .... laten we zwemmen naar het eiland .... zoveel wachters van getsemane grepen me vast ... Zij maakten van mij een vogel, een boek zonder bladeren, het zaad ligt nog te slapen ... een dromerig verhaal zonder einde ... liefste hou me vast ... de letters traag, en draaien in allerlei golven ... als slangen die glijden tot de zonnehaag ... een hondenhaag .... een zonnehaag .... 4.zij hebben mij gestoken .... De letters gaan hier snel ... je weet het wel, je weet het wel ... de letters gaan hier snel ... Ben je een boom, een stralend geluk ... ben je een boom, een stralend licht ... ik heb je steeds geschreven ... ik hou van jouw gedicht .... in grote letters schreef je mij ... 5.eenmalig bewees jij liefde aan mij .... ben je een boom, een stralend gezicht ... een zonnetje en een gedicht .... op een nachtvlinder vluchtte ik .... Toe, nachtmerrie ga snel voorbij ... ik zwom tot het eiland ... op een nachtvlinder vluchtte ik .... op de zomer wacht ik ... tot de boze droom geheel is uitgewaaid ... Ga snel voorbij oh nachtmerrie, ga snel voorbij, oh pot met vergif, want tot de woning ben ik gekomen ... 6.met haar boeken als bomen, als hoge dromen over een overwelmend licht .... door de vogels zal ik daar komen ... zij komen in mijn dromen ... Door de kamer van het licht ... kwam ik tot dit gedicht ... roze namen beschrijven daar mijn lot, madeliefjes had ik maar nooit naar jullie geluisterd .... boze dromen ga toch weg ... als zaad rijzen ze op ... al die tranen, toch niet voor niets ... 7.Het zijn filmjes, maar waren wij niet op zoek naar goud ? Vandaag heb ik een oud stuk gevonden van een verhaal wat ik eens had geschreven, over konijnen ... IJs golft met lijm, hier achter de woestijnen. Het is bij mij onderhand voor en na, terwijl ze haar vleugels diep binnenin haar verbergt. 8.Gewoonlijks gaf het licht, maar nu is het donker in de nachten, tussen de muren van Jericho ... Als je het aanraakt laat het je nooit meer gaan ... maar je kunt het nooit vasthouden, want het glijdt weg als natte modder ... Het groeit vanuit konijnen ... het is op weg naar je hoofd .... het is de wereld van sprookjes ... de vertes zijn dichtbij, en nooit beangstigend .... 9.daar waar de angst stierf ..... tussen de muren van jericho .... Het zijn konijnen, vol met nummers .... het vliegt en brandt .... glijdende .... Deze konijnen zijn roze, en bouwen waar ijs met lijm golft ... Er hangen vreemde zaden in bomen, groeiende totdat het voedsel is op harige schalen ... 10.Zijn hoofd is op de munt .... en nu is hij zo ver weg ... maar hij maakte het tot je zakken ... Het is alsof hij overal is, maar je kunt het niet aanraken ... Het is als de witte dag .... Allen achter glas, terwijl er iemand ontsnapt ... kunnen wij ons niet bewegen .... Spugende zand, op weg naar het land, waar ijs golft met lijm ... Zaden van vreemde vruchten ... voor konijnen .... De tranen worden geklutst tot zaad ... daar ...11.in een vreemde machine .... Haar hoofd is op de munt, maar ze heeft geen vrienden .... daarom huilt ze zo vaak .... Ze hebben het nodig voor hun zaadmachines .... Ze is een vreemde boom, een konijnenboom .... en reist onder de grond ... Ik maak woning waar het konijnenoog staart ..... 12.Ik voel tranenmeren ... De munt is hard .... Aan het eind heb ik geen vrienden mee .... vol van tranen ... voelende het glas .... tranen van zand .... Vreemde lijmen hier ... in het land van lijm, waar het ijs golft .... konijnenlijm, dat de tekenfilms spint .... vreemde draaimolens .... 13.brengende je dieper en dieper .... waar zaden zwemmen als vissen .... in het rond branden .... Dit zijn vreemde klokken .... nog steeds het glas van de tijd .... in tranen van zand .... totdat de muis hem geeft ... de vleugels van dementia ... om een kabouter te worden .... vreemde klokken in vreemde wachtkamers .... 14.totdat de deuren open gaan, door de vleugelen van dementia ... vreemde liften in een konijnenkaars .... vreemde veren, vreemde ladders .... in een konijnenlaars .... Deze konijnenschoenen reizen op de vleugelen van dementia, als de armen van vreemde klokken, vreemde flessen, waar waterlichten uit voortkomen ... zij bezit een vreemde schoenenwinkel, om de tranen in zaden te veranderen ... 15.totdat het verf geworden is voor de zeeen .... De stukken openen de kranen van het verleden .... Het rode goud laat de gezichten van het verleden zien ... al die bakkerman's gezichten .... Het is een vreemd ziekenhuis .... met vreemde drankmachines .... al die bakkerman's gezichten .... bubbels komen uit hun monden, en ik voel het harde glas ... ik kan niet vluchten .... ballerina's naast mij huilen zand .... Zouden hierdoor al die woestijnen komen ? 16.Zij van dementia gaan daar wonen ... Vreemde lichten blaffen tot mij ... Ik lijk wel een schaakstuk van een rood schaakbord ... De banken zijn hier zacht ... Er groeien daar vreemde bomen ... en letters komen voort .... ik kan weer boeken schrijven .... Ze danst in het paarse en roze licht ... 17.ze klutst de tranen tot zaad ... waar lijm golft met ijs ... waar de diepere kleuren uit voort komen als vruchten ... Door diepe misleidingen weten geliefden elkaar te winnen, door verlokkingen ... Zo gaan de wijsheden met elkaar om ... Zij verbergen hun waarheden tussen raadsels en verhalen ... en vinden elkaar terug op verborgen en afgelegen eilanden ... kundig bouwden ze hun muren ... maar elkaar bedrogen hebben ze nooit ... 18.Ze spreken waarheid tot elkaar, in goed verpakte flessen ... Spreek tot mij in raadselen, in verhalen ongehoord ... leidt mij door de wildernissen van het leven, waar zoveel oren klaar staan om ons te vereten ... Spreek tot mij in verhalen en gedichten, door omwegen ... We moeten eerst onze wereld bouwen ... Ik voel je hand door je verhaal, ik voel je lippen door jouw raadselachtige taal ... een taal van tranen en van kruizen .... van leugens en van pijnen ... Leer mij die taal verstaan ... Je taal is wild en gevaarlijk ... woest, want je wilt geen indringers ...
5.
De Zachte Steek
1.In het district van de witte chocolade sterrenhemel te Brannan, daar waar de ster is, daar bruist het zilver, de zilveren stem, en daar is de zilveren kamergenoot. Rijst op allen die bevrijd zijn geworden door Brannans, als een dag van verademing. 2.Ja, het vuur achtervolgt u, en de angst, en zeker ook het depressieve, maar gij zijt tot de vruchten daarvan gekomen. Eet hen dan wel, en dringt tot hen door tot het diepere Brannan, daar waar de tijger is, oh bezoeker der raadselen. Gij hebt de stem gehoord. 3.Zo is hier dan het witte zilver veelvoudig gezuiverd, en schuimen de vlokken met genezing. Oh, blijft dan niet staan in het eerste, maar komt tot het tweede, oh zoon van de geweldige. Zo hebt gij dan gehoord dat chocola de vrucht des doods is. Hier dan is de witte chocolade, en de chocolade van het witte zilver, veelvoudig gezuiverd. Gij dan hebt de angst gekend als een leugenaar. Gij bent op weg naar de muis. Ga tot de muis, opdat gij leve. 4.Klopt aan haar deuren, opdat zij bij u binnenkome om maaltijd met u te hebben. Klopt aan haar deur, aanhoudend en de voet tussen de deur, wanneer zij eenmaal heeft geopend. Dan zal zij alle geheimen met je delen. Tot het diepere Brannan, waar vreemde poeders rondstuiven. Ja, vreemde woestijnen zijn hier, waar de bakkerbomen staan. Autistische helden komen hier. Als een walvis van Brannan voel ik me, zo teder, en zo uitgestrekt, zacht pulserende stralen bij elke beweging, om Brannan langzaam te verwarmen. 5.Walvissen van Brannan, zo wijs en zo zacht, nemen ze je mee naar het land van buitengewone pracht. Als de zee in de woestijn voel ik mij, de Brannan zee. Zoveel zeeen zijn hier, glinsterende in de woestijnen, in Brannans woestijnen waren wij. Ik voel mij rustig en kan weer ademen, alsof ik honderd jaren heb geslapen. Mijn tranen komen langzaam naar boven. Ik kan weer praten. De walvissen zijn hier, zij zwemmen met mij, en zingen met mij. Tot het zachte van Brannan. 6.Hier maak ik mijn woning, en zal ik verder reizen. De warmte spreekt tot mij, een ziedende warmte, geheel troostende mij, zij zijn van het zachte. En zij bracht mij tot deze woestijn. En zij haalde een wespenoog uit mij, en gaf mij het oog van grote visioenen, en ik kwam tot een eiland in de zee. Stekende vissen zwommen hier omheen, maar zij staken slechts in zachtheid, om de visioenen te laten groeien. 7.En ik kwam in een vreemd zachtstekende schelp, en zachte stemmen omringden mij. En de trein was geheel van drop, want het lijden had de dood omgevormd, en vreemde speren, gestoken in een gordelband, waar het strakke speelgoed staat, een vallende hand, totdat het verleden opengaat. 8.Wegen, gij staat op wegen, want gij moet verdergaan. Wolken, gij staat op wolken, want gij moet opstijgen, tot een nieuwe naam. Gij moet spreken, spreken in die nieuwe taal. Opent uw mond, en ik zal hem vullen. Gij moet lopen, lopen over die nieuwe baan. Ik geef een zet, en ben je tot steun. 9.Gij moet ademen, diep ademen, want ik sta hier, en geef het jou, een nieuw verhaal, een nieuwe levenservaring. Komt dichtbij en gaat verderaf. Hier sta ik dan, op een nieuw verhaal, op een nieuwe rug, de zielen gesplitst. Gij kunt twee dingen doen, maar strek u uit tot het derde. Ik heb u veel te zeggen, maar ook raadselen heb ik gegeven. Ik zal u genezen onder mijn vleugelen, en u nieuwe namen geven. 10.Ik zal u uw delen tonen die zo verwrongen zijn en in elkaar vergroeid. Ja, gij had gruwelen gezien, en gij had gruwelen verkondigd, maar dit is een dag van bevrijding. Ik heb u rust gegeven, een eeuwige rust. Ik heb u verteld over bomen en struiken, en hun geneeskrachtige werkingen. 11.Ik heb u geleidt tot de geblokte ramen, en de geblokte visioenen. Gij zijt vrij. Ik heb u gehaald tot het dodenrijk, waarin gij nieuw leven hebt verkregen. Ik breng boodschappen van verleden tijden naar boven, en ziet, zij borrelen en dragen genezing, wijsheid en kracht, voor al hen die geloven en waardig spreken op het rechte pad. Ik spreek tot de bergen en de heuvelen, en zaad dale op hen neer tot nieuw gewas. Een nieuwe schepping zal komen, geheel nieuw. 12.De duidelijke zin van het woord zal hersteld worden, en de taal. Ik zal integreren, en het oer zevenvuldig, zij aan zij met armoe, telkens naar boven laten drijven. Tot armoe gezonden zijn wij verbonden. Mijn woorden zijn kracht en wijsheid, als het rode dat van de heuvelen druipt. Een oerstem ben ik, om licht der aarde te verspreiden. Ik heb de zaadspatel tegen de grond gezet, om de aarde te bevruchten. 13.Zij was het dan die sprak : Laat dan de kinderen los, want gij kunt ze niet dragen. Bouwt dan de brug, opdat zij eens kunnen volgen, en zij niet vergaan. Zij leidde tot de Rode Kap, en de verbreking der dobbelsteen. Zo is dan het pad een heilig pad. Spreek dan, want zij is uw stem. 14.Rijs op uit de wildernis, en kleef aan de rotsen, opdat gij het pad zult zien, achter de berg, het groene pad. Zo is dan haar boodschap vol met raadselen. Zij gaf u de twee vleugelen, om tot de genezing te vliegen. Verlies daarom bewustzijn in haar aanwezigheid, opdat zij u een nieuw land geve. 15.Ja, nieuw laag bewustzijn zal als een golf over u komen, en gij zult vliegen als de vogels, tot de steden van het oer. Zij heeft uw gebroken hart geheeld, en de boze lichten verbroken door de lichten der duisternis. Ja, de lichten van het oer zijn diep in haar. Ook heeft zij uw geest getekend met haar ijslichten, en in u de bloemen laten uitspruiten dat de vuren kan bezweren.
6.
De Nieuwe Bedeling
1.Zaliger zijn zij die tot het huis der bergen komen. Ja, zalig zijn zij, en zaliger. Zij die komen hebben verheerlijkte zielen niet achtergebleven in het huis der pijlen. Zij zijn door het huis der rollende stenen gegaan, en nu zijn zij op weg naar het heilige, waar zij leven van de boom van de rode sappen, die zijn als bloed. Gaat dan voort oh strijders, en leg uw schepen aan bij de eilanden, om binnen te komen. 2.Zij die de juwelen van het huis der diepe rivieren dragen hebben toegang tot het Grote. Zij dan dragen de geheimen der zon, en gaan van kracht tot kracht, daar zij de sieraden van zwakheid volop dragen. En deze sieraden zijn tot verblinding, als de edelstenen der zonnen en de steden. Zij die tot het huis van de diepe rivieren komen zullen ontmoeten om hun geheimen te ontbloten. 3.Ja, zij zal hen omkeren als steden, en hun sieraden ontnemen, opdat zij haar sieraden zullen ontvangen. En zij zal hen brengen tot de grote rechters en het huis van de diepe rivieren, en zij zullen loon naar werken en slapen ontvangen, en zij zullen dromen dromen. Aan jongelingen is het echter gegeven visioenen te ontvangen. 4.Ziet dan, dit is een groot geheimenis. Zij dan zullen buigen, en ziet, dezen zullen hen leiden tot een nieuwe wereld. En dan zullen zij komen tot de poort en door de tunnel ontmoeten, die hen in diepere ontmoeting zal brengen. Voor de rechtstijd zullen zij voor u uitgaan, en u brengen tot de bloemen. Laat uw zielen dan niet beangst zijn. Zij hebben u immers in hun hand, opdat gij niet zult vallen. 5.Blijf niet steken in één huis, want dan zult gij aan het zwaard ten onder gaan, en dan zullen de daken van de andere huizen op u vallen. En ziet, zulk een maaltijd zal groot zijn, als de wilde dieren tot u naderen. Maar gij geheel anders, zijt volgelingen, die als zijn geest is uitgezonden om u te halen en te brengen tot zijn hoge woning. Vergeet dan deze dingen niet, en schrijf hen op de tafelen van uw ziel en geest, opdat liefde over u zal regeren. 6.Wij brengen u de wapens die gij nodig heeft om tot doorbraken te komen. Wij offeren liefde en troost tot u, daar wij daartoe gecreeerd waren, dat is om u liefde en troost te schenken, en genezing aan het einde van de dag. Kent gij dan de dieptes tot hun heerlijkheden. Wilt gij dan koning zijn in de weelde der armoe en de weelderigheid van het stof ? Oh gij, verteller der verhalen, 7.gij hebt uw werk goed gedaan. Zij dan zullen u kronen en binnenhalen in hun steden. Zij zullen u zevenvoudig kronen, en zij zullen u de sieraden van uw voorouders geven. Weest dan niet bedroefd, want de dagen van uw bevrijding zijn gekomen. Gezegend zijn dan zij die u zegenen. Zo zult gij dan een nieuwe bedeling intreden, en met de oude bedeling wordt niet meer gerekend. Ja, een geheel nieuw seizoen en tijdperk is aangebroken. En deze harten zullen verschijnen.
7.
Het Vreemde Vizier
1.Kom, de dag is bijna over, kom de nacht wacht op ons, de duisternis zakt naar binnen, de zon wordt meegenomen naar een nachtkasteel hoog in de wolken, om morgen weer ergens anders te verschijnen. 2.Het is tussen jou en mij, een droom hebben wij, zij aan zij. Mijn klederen zijn verscheurd, mijn hart klopt en bloedt, want jij bent zo lang weggeweest, maar nu heb ik jou weer gevonden. 3.Ik stroomde naar jou toe als een rivier. Mijn hart heb je gewonnen, mijn liefde aangenomen, en beantwoord door een fles met een brief erin. 4.Op die brief stond geschreven, waar jij al die tijd bent geweest, in die woning waar wij later zouden wonen, dichtbij de zee, en het strand van witte chocolade. 5.Kom met me mee, de dag is bijna over, kom de nacht wacht op ons, de duisternis zakt door de bomen, de maan kijkt ons nu aan, en zegent onze liefde voor elkaar. 6.De zon wordt meegenomen naar een nachtkasteel ver weg in onze dromen, om morgen ergens anders te zijn. Laat de nacht wat langer duren, zodat we de nachtzeeen kunnen zien, waar witte chocolade je versiert, mijn chocolade vloeit vanuit mijn wonden, als zachte genezing vloeit zij, om jou ook te voeden, om jou ook te sterken, en je de liefdesdrank te geven, als een herinnering diep geweven, waar witte slangen vervellen. 7.Op een hoge berg sta ik, de zee is diep. Ik draag het vreemde vizier, in de zee van chocolade, neem mij mee. Zoveel spiegels staan hier. Zovelen zijn hier gestorven, een vreemde reuk, een doodsgedicht. Ik las het laatst, het nam mij mee. Haar letters stijgen omhoog, ik kan weer ademen en spreken. Ik zoek naar woorden om te vluchten, zachte woorden, die wegzakken, in de zee van chocolade. Zij keek me aan, het boek werd opengeslagen, en leidde mij tot de aardslangen. 8.Een vreemde taal spraken zij, mijn adem werd steeds zachter, en zij haalden de doorn uit mijn stem, een zachte vulkaan. Hier ruik je de zeeparfum, de trappen breken, diepe vergetelheden. Met jou liep ik altijd buiten, met jou ging ik, maar jij bent daar nooit meer geweest. Met het vreemde vizier zag je haar.Zij door honden gebeten, zien alles door het vreemde vizier. Wacht dan op de tongen der morgen, wacht dan op de reis der aardslangen. Langzaam zul je alles weer vergeten, langzaam zul je alles weer herinneren, langzaam zal het je veranderen. 9.De groene staaf dan is diep binnenin, daar waar Spricht eindigt. Ja, want het doel van Spricht is het vrijzetten en overgaan. Zo heeft dan Spricht u overgedragen de groene staaf, volmaakte liefde, slaapliederen en nachtliederen om de poorten te openen. Doornen hebben wij gegeten. Schorpioenen zijn in ons binnengekomen. 10.De stenen kennen wij, en het sap wat erdoor stroomt. Wij hebben slaapliederen gespeeld. Tot vele geheimen zult gij gaan, en water en vuur zal niet over u heengaan. En op dit bot zal een tepel verschijnen, daar waar de doorn was, en deze tepel zal zuiver zijn, en chocola schenken als melk. 11.Wit zal deze chocola zijn, en zij zal tot genezing der zielen zijn. En deze tepel zal heten : zuivere tepel, brenger van zuivere melk. En door de ring zult gij opstijgen met vleugelen en komen tot de velden van de verborgen graven. En op de velden zult gij leven vinden. En gij zult de tepel vinden op de diamant, en gij zult nieuwe melk drinken van het oer. En gij zult de tepelen vinden op het emerald, en gij zult tot de rauwe melk des doods komen, en leven. 12.En als gij tot de tepelen der kristallen komt, zal dat zijn als het opspringen der vlammen. En zo zult gij ook komen, tot de tepelen van het goud en de zilver, en gij zult naderen tot de chocolade-boom, en diepe genezing vinden. En de chocolade zal door uw lichaam stromen, 13.wanneer bloed goud wordt. En door de rode vlammen zult gij weer dromen. En zo zult gij de ring der vlammen werpen, om doorgang te vragen tot het duistere ijs. En zij van het duistere ijs zullen u vrijzetten, en gij zult weten wat de dood is. 14.Maar gij zult zien dat zij alles verbrandt, en gij zult wanhopen. De vulkaan is een bron van leven, een oase in de woestijn, en ontwaakt door tranen in dromen. Sterke drank geeft zij hen daar, om hun angst te stillen. In dromen ontwaakt zij. Zij dan spreekt in raadselen door het woord, en in het geheim heeft zij haar werken. Achter de machtigen der aarde verschuilt zij zich, en roept zij de aardslangen. Zij die haar doorn dragen, diens ogen worden geopend, en na geruime tijd zal daar staan, de vulkaan. Met de giften der planten omhuld zij hen.
21.
II Honing
1.
Fuiken
1.En de Heere weet dan dat
gij door vele fuiken gaat, door vele bodemloze putten, waarin gij
vele malen sterft, totdat het zaad wortel schiet. Zo weet Hij dat gij
in de fuiken vele malen uitgestrekt wordt en uiteen gescheurd, opdat
gij tot de reuzen komt, hen die lijden in het oer. En zo wordt gij
dan ook telkens verpletterd tot steen, ja, tot uw buurman’s
steen en tot een muur des aanstoots, maar hebt hierin een
welgevallen, omdat het u verbindt met de Heere. Ziet de Heere dan is
reus en kabouter, omdat Hij vele malen uiteen getrokken is, ja,
verscheurd, en vele malen is verpletterd. Zo is dan hij die de reus
en de kabouter verloochend een Godsloochenaar. Gaat dan niet voort
met huichelarijen, met godsdienst waarin de Heere geen welgevallen
heeft, maar weest dan één met uw kabouterse broeder en
uw reuzen broeder, opdat de Heere u niet uitspuwe. Hebt er dan
welgevallen in dat gij ver uiteen wordt getrokken,
2.want het
leide u tot Spricht, waar gij deel hebt aan de natuur van uw elven
broeder. Zij die met deze dingen niet rekenen : De Heere zal niet met
hen rekenen. Zij die dan de kleinen en de groten blijven loochenen
zullen niet tot Spricht komen. En zij die tot het huis van Spricht
zijn gekomen : Zalig zijt gij, want gij zult deelhebben aan de
schatten van Zetdonia. De Heere zal u meerdere schatten der reuzen
laten zien. Sla hierop dan acht, want dezen wijzen op diepere dingen.
Zo is dan uw broeder niet meer of minder dan u, maar gij doet er
beter aan de mindere te zijn, opdat uw hart niet door hoogmoed worde
aangevreten. Want zo hebben velen hun doel gemist. Ga dan niet voort
met uw broeder uitmaken voor zot, terwijl gij zelf de zot bent.
Trouwens : Laten alle zotten dit zijn in de Heere, en zo vele zielen
behouden. Uw hart kere zich dan naar Spricht, tot de tedere snaren,
want de Heere heeft een welgevallen in tederheid, en zal hen harder
maken dan steen.
2.
Ezechielieten
1. En
de tweede Ezechiel kwam tot zijn tempel, en zijn handen waren vol met
ijs, en hij beefde.
2. En zijn tempel was zo vol van de hemelen
dat wanneer je door het gat in het midden der tempel ging, je aan de
voet van de tweede ezechielietische hel terecht kwam.
3. En dit
vuur was een eeuwig vuur, bestemd voor het altaar. En de tempel was
vol met bewegende vlammen, dat wanneer je niet de juiste bewegingen
en passen maakte, je verzengd werd door vuur.
4. Daarom moesten
de Ezechielietische priesters eerst goed geoefend zijn voordat ze
dienst konden doen in de tempel, en vaak ging daar jarenlange
training aan vooraf.
5. En de Ezechielietische eeuwigheden werden
aan de hemelen uitgespreid en het was als licht in de duisternis, en
zalig zijn zij die deel hebben aan de Ezechielietische opstandingen.
6. En de tweede Ezechielietische altaren werden geopend, en er
streken duiven neer op de tempel.
7. En er kwamen hoge geluiden
uit de ark die werden tot vogelen en geestesbindingen des Heeren.
8.
En zij die van de Heere waren werden gedreven tot de tweede Ezechiel.
9. En de Heere wandelde tot de Ezechielietische kandelaar, en
stak de kaarsjes aan, en weer kwamen er hoge geluiden, en zij waren
zacht en openden de deuren der tempel.
10. De lage tonen dan
sloten de verschillende deuren.
3.
Jeremieten
1.
En de tweede Jeremia kwam voor de Heere met Zijn tempel. En de Heere
ontstak in woede en gaf een deel aan de tweede Jeremia. En een
zuiverende brandende wind ging door de oude tempel en de nieuwe.
2.
En een volk van Jeremieten stond op, en zij waren als geheiligde
profeten en als de roofdieren.
3. En zij waren hard, en spraken
harde taal, en ook waren zij dwaas, en spraken zij in raadselen.
4.
Maar velen onder hen spraken niet, en deden alleen dat wat de Heere
hen in instincten doorgaf.
4.
Simsonieten ; De tempel
van Simson
1. En
Simson zag naar de hemel, en zag een gouden hemel. En de zijnen
kwamen tot hem, en hij bracht hen tot een gouden tempel en sprak
aldus : 'Zalig zij hen die simsonieten zijn en tot de tweede
simsonietische tempel zijn gekomen.
2. En er stond een ark in
een brandende woestijn, en daaruit voort kwamen leeuwen,
3.
en zij droegen het bewustzijn der mensen in zeven tot twaalf delen.
4. En dit bewustzijn brandde in rood vuur. En van de altaren
kwamen haaien die het onderbewustzijn der mensheid droegen in twaalf
tot achttien delen, en dit onderbewustzijn brandde in blauw vuur, en
de verschijning was aldus verschrikkelijk.
5. En er werden
boeken geopend waarin de eerste en tweede simsonietische eeuwigheden
en opstandingen waren beschreven, en een luide stem las eruit voor.
6. En dodenrijken, hellen en hemelen openden zich terwijl de
boeken werden gelezen, en er kwamen vele stemmen. En de
simsonietische hellen van het eerste en het tweede waren als de
tantalos en als wijd brullende leeuwen. En nog nooit hadden zoveel
hellen naast elkaar bestaan, en zij werden aan de voeten gelegd van
de tweede mozes.
7. En simson sprak tot mozes : Nu is dan het
einde gekomen, en de deuren van het tweede zullen wijd open staan.
8. En een man genaamd Jodendom had een grote zwarte hoed op
die tot aan de hemel reikte.
9. En de Heere keek neer op hem,
en daalde tot hem af.
10. En een man genaamd het tweede
Jodendom had een grote rode hoed op die tot aan de hemel reikte, en
de Heere klom op deze hoed naar de hemel terug.
11. Zo dan
zal het tweede Jodendom de Heere tot grote troost zijn, en de weg
bereiden tot zijn hemelvaart.
12. En de tweede Simson had een
blauwe hoed op die reikte tot de hemel, en velen klommen langs de
hoed tot God.
13. En zo zal dan de tweede Simson velen tot
zegen zijn.
14. En zijn tempel was die als van een haai, en
zijn kandelaar droeg de vlammen der eeuwigheden, en die vlammen waren
blauw.
15. En er was een blauwe tepel boven de poort van de
tempel, en daaruit voort kwamen tranen. En zij die van de tranen
dronken werden bevrijd van het onzuivere jodendom en het onzuivere
simsonietische.
16. En de Heere sprak : Keert niet meer terug
tot het eerste, maar vindt heil in het tweede.
17. En deuren
in de tempel van de tweede simson gingen open, en die deuren leken op
oren, en er kwamen nieuwe geluiden als winden die de heiligen zouden
leiden.
18. En de tweede simson had ringen die konden
spreken, en zij vingen de lichten der zwarte maan op.
5.
De blauwe traan
1. En
er begonnen slangen voort te komen uit de blauwe tepel boven de
poort, en de kleur begon op roze te lijken, en zij die het zagen
kregen darmen als de roofdieren des hemels, van binnen bekleed met
tepelen.
2. En de tempel van Metensia begon zich te openen en
gaf haar licht.
3. En vanuit putten in de grond begon water
voort te komen, en haaien, en zij die zich niet op de hogere
verdiepingen van de tempel bevonden werden verslonden.
4. En
zo waren er vloeden om de simsonieten te zuiveren, en zij die de
sleutelen niet hadden moesten veel lijden.
5. Zij die tot de
hogere verdiepingen kwamen moesten volgens strakke
zuiveringsvoorschriften hun schoeisel laten zuiveren.
6. En de
kledij die zij hadden was van dat wat de hemel geschonken had, en
planten werden met rust gelaten.
7. En zij die op de hogere
verdiepingen wilden offeren moesten daartoe zeer strenge
offervoorschriften hanteren, en dieren moesten absoluut met rust
gelaten worden.
8. En op de hogere verdieping was er strijd
tegen simsonietische demonen, en deze strijd was fel. En de Heere
zond Zijn vuren van Narzia om hen op de altaren te branden, en zij
hadden vuur voor zeventig tot tachtig dagen, en enkele altaren zouden
voor zeventig tot tachtig jaren branden.
9. En zo maakte de
Heere brandhout, brandstof en vuur van de simsonietische demonen, en
zij dienden daartoe in de tempelen totdat de tijd en de maat daartoe
vol was.
10. En de Heere sprak : Laat dan de traan nu tempel
zijn. En ik zag van de uithoeken der hemelen vlammende tranen komen,
en zij kwamen tot de blauwe traan, en deze ving de lichten van de
blauwe maan op, en diens duisterheden.
11. En zo werd het
Tweede gezuiverd en vanuit de traan kwam de Nieuwe Tweede Tempel van
Simson voort, en deze was als de blauwe haai.
12. En zij die
in de traan binnen kwamen huilden voor duizendachtien dagen, en de
Heere sprak : Zalig zij hen die duizendachtien dagen bereiken, want
zij zullen de blauwe tepel dragen.
13. En de Heere sprak met
het oog op de blauwe tepel in het binnenste van de blauwe traan.
14. En er kwam rook uit de blauwe tepel en veel water, en zij
begon vele geheimenissen te weerspiegelen.
15. En de blauwe
tepel sprak, terwijl het donderde en bliksemde, en zij had grote
macht over narzia en haar vuren, en zij droeg de sleutels van het
tweede narzia, en deze sleutels waren koud.
16. En de lichten
van het tweede narzia waren zo fel, dat niemand haar kon aankijken
dan de blauwe tepel.
17. En rondom de nieuwe ark stonden de
simsonietische serafs van het tweede opgesteld, en hun gezichten
waren blauw en paars. 18. En zij waren als trompetten, en zij hadden
de verschijning als clownen. 19. Hun bewegingen dan waren als kokend
water, en zij werden tot de wereld gezonden om rampen te brengen. 20.
Zij dan waren de verderfengelen des heeren en als de engelen des
doods, en zij waren simsonietisch en van het tweede.
6.
De Tweede Noach
1. En
zij die de blauwe tepelen droegen kregen grote macht over hemelen en
aarde, en deze macht was mystiek.
2. En zij waren als de
verschijningen van de blauwe zon in zijn kracht.
2. En zij
kwamen tot het graf van Criptus, en dit graf was blauw en als de
tweede Belcanov. En op dit graf stond een standbeeld met zijn arm
gericht op de blauwe zon. 3. En zij dronken van de tranenbeker van
Criptus, en diens naam was de tweede Talgamen. 4. En Simson was vol
van de Glorie des Heeren. En hij maakte wat gebaren en liep richting
het Tweede Zetdonia. 5. En de Heere sprak : Het eerste jodendom was
de heer des doods, maar nu zal de tweede simson de heer des doods
zijn, en zijn macht zal reiken tot over de muren der hel.
6.
En het tweede Jodendom zal zijn als een eekhoorn, hem volgende op de
voet. 7. En aan de tweede Simson werd een purperen gewaad gegeven, en
hij groeide op als criptus, en werd als een criptusplant. 8. En
Metensia begon zich te ontfermen over de eekhoorn en over de tweede
Simson, en zij bracht hen tot haar tempel, maar dit was als het eten
van oude chocolade, en zij raakte als vergiftigd, maar het werd haar
tot zwijm gerekend. 9. En een oude puma ontfermde zich over deze
drie, maar ook voor hem was dit als het eten van oude chocolade, en
hij raakte als vergiftigd, maar het werd hem tot zwijm gerekend. 10.
Zij hadden dan allen van de beker van Criptus gedronken, van de wijn
van Zijn kruis, en het werd hen tot zwijm gerekend, en de Heere
ontfermde Zich over hen, en bracht hen in een diepe slaap, als de
slaap van Criptus.
11. En tot een koning werden dromen
gezonden, en hij droomde over de zeven tranen van Metensia. Ook
droomde hij over de zeven tepelen van Metensia, en zij werden tot
tempelen. 12. En deze tempelen waren als dieren, en deze dieren waren
heilig. En toen droomde de koning over de ark van Noach, en de naam
van dit schip was Metensia. 13. En Hij zag een tweede ark staan
genaamd de tweede Metensia. 14. Want haar Naam is Schip, en zij is
gebouwd door de Tweede Noach. 15. En de koning droomde dat er een
leger van Noachieten opstond, die zijn paleis en kasteel bestormden,
en zij roofden om de metensia te herbouwen. 16. En toen de koning
wakker werd, voelde hij zich als een verslagen man. 17. Maar de Heere
sprak tot hem : Vreest toch de Noachieten niet, want zij zijn onrein.
Gij zult dan de Tweede Noachieten kennen, en zij zullen het Metensia
voor u bouwen.
18. En Metensia ontfermde zich over hem, omdat
hij troost bracht aan haar hart, en zij gaf hem een groot leger en
vele werkers, daar hij zelf de Tweede Noach was. 19. En de Heere
sprak : Het bloed dat vergoten was, zal worden tot wijn en sterke
drank, en zij zal tot een zondvloed worden. 20. En de tepelen van
Metensia werden tot bekers, en zij die daarvan dronken, dronken van
haar tranen en werden behoed. 21. En zo waren er dan opstandingen in
de nieuwe ark, en de naam van Metensia werd groot in het Tweede
Jodendom.
7.
Noachieten
1.
En de tweede Noach kwam tot de aarde, en hij was als de oude puma, en
bracht een leger voort om Metensia wederom op te richten.
2.
En de oude zondvloeden kwamen wederom tot de aarde, en zij waren als
de koninginnen van de oude tijden.
3. En de tempel der tweede
Noachieten was als een tepel vol met tranen, en ziet, de tranen waren
als zoete melk, en zij werden uitgezonden om de afvalligen om te
brengen. 4. En Metensia werd als een moeder voor het Tweede Jodendom,
daar zij de ontfermster is, en één van haar tepelen was
als de witte tepel, overvloeiende van witte chocolade, als de
Esmeralda.
5. En Metensia riep de Esmeralda, en zij werd haar
tot een tepel. 6. En Metensia riep weer : Esmeralda, Esmeralda. En
Esmeralda werd tot een tempel, en veel bloed werd in tranen
veranderd, en deze tranen waren rood en zoet.
7. En Metensia
zei : Esmeralda, Esmeralda, maker van chocolade, alsjeblieft, vertel
mij hoe chocolade wordt gemaakt. 8. En Esmeralda nam wat pijnbrood,
en mengde wat eeuwigheden er doorheen, maar zij wilde niets zeggen.
9. En toen zei Metensia weer : Esmeralda, Esmeralda, maker van
chocolade, alsjeblieft, vertel me hoe chocolade wordt gemaakt.
10.
En zij leidde Metensia tot een graf, waar een eekhoorn speelde, en
sprak : chocolade is dan de vrucht van elk graf. 11. En Metensia dan
barstte daarop uit in tranen.
8.
1. En
ik kwam tot de negen tranen van Esmeralda en haar negen tepelen, en
zij waren als tempelen overstromende van zoete melk als chocolade.
2. En zij zette mij vrij van de eekhoorn, en gaf mij een nieuwe
eekhoorn.
3. Want vele eekhoorns zijn uitgegaan om de
heiligen te misleiden. 4. En het was alsof ik mijn hart liet
zuiveren, en Esmeralda bracht mij tot de rode chocolade en de rode
marsepein. 5. En de marsepein was als de vrucht van de slaap. En
Esmeralda zelf was als een eekhoorn.
9.
Haaienkoning
1.Tot
de tweede criptus ben ik gekomen, in het tweede materos verblijf ik,
tussen het gebrul der haaien. Ik ben de haaienkoning. Een bloem
maakte in mij woning, de tranen van Esmeralda brachten mij daarals de
waslijnen des hemels.
2.De geluidstepels zijn onderwater als
ronde oren met ronde gaten, als sprekers van de dood. Zij zijn de
engelen die ik vrees, als de haaien des hemels. Ten tijde van de
witte haai voelde ik mij geborgen als een kind, maar deze haaien zijn
doof, het is alsof de hemelen van koper zijn, van saffier en staal.
3.Na Solt kan niemand mij verstaan, en zink ik in de golven.
Alles is doof, en wij zullen de ijstijden opnieuw binnengaan. Ik voel
mij als criptus, voel mij als een pasgeborene, voortvloeiende vanuit
tepels, als de levende melk.
4.Ik heb het niet verstaan, ik
ben een tepelkind. Nu moet ik opgroeien, en tot Toksarsa gaan. Zal
het tij nog keren ? Onderwater voel ik mij, terwijl de kooien hun
deuren laten klappen. Ben ik binnen of ben ik buiten ? Ben ik vrij of
geketend ?
5.Het is de grote ontsnapping, tot de Dorga zal ik
gaan. Zij voerde mij aan de leeuwen, en nu ben ik met de haaien. Nog
steeds heb ik haar niet verstaan. De wateren branden. Zal het Grote
Spanje mij weer slaan ?
6.Zal zij mij weer brengen tot het
Grote Portugal ? Ik ben in de grote ontsnapping, een doodskist
gemaakt door engelen. Snel bewegen zij door het kasteel. Hun ruggen
opgetrokken als de cobra, alle handelingen afgemeten en vastberaden.
7.Tot de grote Paradox zal ik gaan. Zenuwen geweven van de
langste tepeldraden, waar tranen en tranenpoeders doorheen stromen.
Zij hebben mij gevoerd aan de haaien. Waaruit ontsnap ik eigenlijk ?
Ik ben de haaienkoning.
8.Tot Spricht ben ik gegaan. Na Solt
is alles doof, en niemand kan mij verstaan. Tot dove haaien ben ik
gekomen. Hun dodenboeken heb ik gelezen. Zij zullen alles bevriezen.
Tot Zetdonia ben ik gegaan.
9.Zij spreken dan langzame taal
achterstevoren, opdat lichtflitsen worden geboren. Ja, haaienengelen
zijn zij, en criptus is hun haaienkoning. Deuren worden gesloten. Er
is geen ontsnapping meer aan. 10.Wij moeten zwemmen door de kooien.
Het Grote Spanje komt eraan. Je kijkt recht in de ogen van een haai,
maar prins, deze ogen zijn blind.11.Opgelucht kan ik weer ademhalen.
Tot de Paradox ben ik gekomen. Ze kwamen mij halen. Ik heb hen niet
herkend, maar nu kan ik ze eindelijk verstaan, de nieuwe morgen
breekt aan. 12. Er zijn rode draken op het strand in de vijfde
nachtwake, en een zwarte draak bewakende de haaien, deze vreemde
doodskisten. Maar zij allen zijn des Heeren. 13. Tot de Paradox ben
ik gekomen, de spiegel des heeren. De cobra spreekt een zuiver woord,
en spreekt dan alles achterstevoren, langzaam als de haai. In
lichtflitsen worden zij geboren, en worden lang als de criptus. 14.
Haaienkoning, zal het Grote Spanje weer komen in de nacht om mij te
slaan ? Als een driehoek kwam het tot mij. Tot de vijfde nachtwake
leidde zij mij. 15. Deze haaien zijn blind, als de televisie des
heeren. Ze zien je niet, en vertonen alle dingen achter glas, als het
tantalos des heeren. 16. Deze ogen zijn blind als de witte haai,
gekooid achter glas en prikkeldraad. En zo denk je het is mij niet
tot last. Nee, de dood zal je niet raken, en het kruis zal van je
wegvluchten. Als achter glas is zij, als het tantalos des heeren. 17.
En het knagen der vrijheid zal je laten denken : was ik maar daar,
onder de ketenen des heeren. 18. Het is de Paradox, gemengd zijn wij.
Wij lopen buiten en binnen, in de fantasie zijn wij daar en hier. 19.
De superster op de televisie, en de god in het boek, om daarna weer
anoniem te zijn. 20. Geef je naam niet op, want de haaien, zij
brengen jou, op het verkeerde terrein. 21. Een haaienkoning maakte in
mij woning, als de criptus zijn zij. Hongerig tot Sorsion gekomen.
Zij wilden hen allemaal zijn. 22. Door de Paradox raakten wij
versnipperd, en werden wij als hen. Tot het tweede materos gekomen,
na zo lang te zijn geworden. 23. En weer een duik in spricht, met een
hoofd als een driehoek, de lijnen achterna, om weer lang te worden.
Tot de reuzen kwamen zij. In Zetdonia bevriezen wij.
10.
Reuzen
1.Ik
zie een ladder tussen bergen staan, hier kwamen zij van grote naam,
hier kwamen zij die wat hadden te vertellen, kijk, daar komen ze aan.
Als de nachtspelers zijn zij, als de nachtspelers zijn zij,
2.toe
geef mij nog wat wijn. Ik zie een ladder van licht, bliksem in de
lucht, het beest slaapt, nu is het veilig, ren, maar als hij beweegt
moet je terug. Reuzen in de lucht, als nachtspelers, met hun
nachtlatijnen en hun vreemde lakeien, was je maar teruggegaan, nu kan
het niet meer,
3.houd vast aan je laatste veer. Maar jij
haalt de overkant wel, waar de grote struiken met ogen groeien, ja,
waar Rapunzel haar namen heeft, uitgespreid in een koninklijk bad,
met kikkers, spinnenwebben en waterplanten, duik diep, ja, zij is het
die u riep, om met haar mee te komen. Zij stond op de toren, trek u
aan haar haren omhoog, laat haar u brengen tot de reuzenwereld, u
brengen tot haar kroost. Daar waar ze liederen spinnen, daar waar de
spinnen vandaan komen, de reuzenwereld, grote wereld, grote namen,
grote jaren en eeuwen. Als oranje lichten komen zij over de aarde,
die engelen van verleden jaren. Groot geworden zijn zij, vanuit de
diepe putten kwamen zij, opgesloten zonder licht waren zij zolang,
4.lijdende met hun Christus. En nu staan zij op de poorten,
op de muren, om te verkondigen een eeuwig evangelie. Door de fuiken
kwamen zij, zonder einde, door de fuiken vertellen zij over de grote
spinnen. Klimt op hun rug, alleen in fuiken komen wij tot leven, als
een eeuwig kruis, bodemloos kruis. En reuzen komen, reuzen gaan, over
de ladders, door de fuiken, kom en volg hen, door de fuik tot eeuwig
genaa. Er zijn reuzenschatten in de fuik, magische trappen, om deuren
te openen, om deuren te sluiten. Hier kan ik wel jaren over
schrijven, maar volg gewoon de raadsels en hun zegels, draai ze om ze
te openen, maar weet het is allemaal zeer gevaarlijk, want de armoe
staat op de loer, klaar om toe te springen, kabouters die hongerig
zijn, en reuzen die misleiders zijn. Wees voorzichtig, let op iedere
stap, want weet dat ik eens door die brug zakte, tot een watergevecht
met ratten en muizen. Heus, wij komen nooit aan, maar steeds
dichterbij. Oren zijn hier doof, stemmen zijn hier uitgedoofd,
wachtende tot het overstroomt, diep in de fuiken, een bodemloze put.
Zij marcheren op de torens, wolvenkoppen, skeletons, leeuwen met
overheilige gewaden, als brandende fakkels in de nacht, zullen ze je
verwarmen of verscheuren, weet wat je doet hier, de koning heeft hier
alles bedacht. En dan als in een zachte flits, als zacht stromende
wateren komende vanuit het niets, nemende jou mee, vanuit de toren
waar je zat opgesloten, ze waren je niet vergeten.
5. Het oog van de reus, hier komen de spinnen door naar buiten, hongerig als ze zijn, of ben jij ook hongerig, mijn kind ? Hier is het reuzenlied mijn vriend, achter de piano, zoveel stemmen die naar boven bruisen, kosteloze smaken, zegelen openen zich voor mijn ogen, als paden die wegvagen. Ik heb de sleutel vol met poeders bereikt. Het oog van de reus opent zich, vuur komt voort, en zoveel spinnen, die op mij duiken, op zoek naar zoveel woorden ongehoord. Het is als zakken door een brug, het is als vallen uit een wagen. Raakt de schatten hier niet aan, ’t is beter arm te worden, dan te vergaderen een naam. Het oog van de reus sluit zich weer, tranen die rollen, de fuiken hier zijn teer. En je denkt te kunnen ontsnappen, maar dan brult het als een leeuw. Wie heeft toch gezegd dat zwakte is zo een sterkte. Ik zie het hier voor me liggen. Ik kan me beter niet bewegen, want dan stort alles in.
11.
1.Zoveel
tederheid als hier heb ik nog nooit gezien, maar het is verdacht,
want alles staat op instorten, als ik wil ontsnappen, dan is daar die
gemene lach. Ik zit in een fuik, ik leef in bodemloze putten, niet
gevangen door sterkte, maar door zoveel zwakheid, als tralies van het
zachte en het zoete, als een reuzenschat, in een reuzenhuis, in een
reuzenwereld, zoveel fuiken om me heen. We kunnen elkaar niet
bereiken. Jij bent hier en ik ben daar, als ik probeer te ontsnappen,
dan raak ik jouw gevoelige snaar. Wij zijn elkaars gevangenissen, een
vreemd raadsel, hoe komen we er mee klaar. Kasten staan in de verte,
maar wij kunnen er niet komen. We zijn hier opgesloten, in elkaar,
een vreemde droom, wij zijn vreemd in elkaar verstrengeld, als
struiken in elkaar vergroeid, je laat me bijna stikken. Wat is dit
voor boze droom, ik kan niets bereiken, ik ben in een fuik, ik hoor
je naam en je stem, maar ik kan je niet helpen, als ik beweeg, dan
hoor ik je gegil. Het is een vreemd vuur, ons verscheurende, en dan
wordt alles erger, dieper in elkaar, ik voel je pijn, jij bent mijn
kruis, maar het is ook goed om hier te zijn. Ik hoor je gillen, jij
bent mijn doornenkroon, het geluid maakt me gek, wat kan ik doen, we
verpletteren elkaar. Alles wat ik doe doet jou pijn, en alles wat jij
doet doet mij pijn, er is geen hoop,
2.tenzij de reuzen
genade hebben. Ze zeggen het is een vreemde cocon, een reuzencocon,
wat worden wij, en wat wordt jij, en wat wordt ik. Ze zeggen, het is
een vreemde vreemde reuzencocon, waar gaan we heen, wat moet er van
ons worden, ik voel vleugels branden op mijn rug. Nog even volhouden
mijn liefste, want één dag breekt alles stuk. Ik zie
onze harten ver weg in en op de kasten, ik zie vreemde spiegels daar,
proberende ons te verwarren, het is een raadseldroom, niets is wat
het lijkt. En tussen die kasten staan reuzen in mooie kleuren,
dragende wonderbaarlijke geuren. Zien zij ons, kunnen zij ons helpen.
Het zijn reuzen, engelen van verleden tijd, hun namen verloren, maar
ik ben bereid om hun oorsprong op te sporen. Die visioenen zijn te
sterk, maar ik kan die kasten niet raken, het is nog steeds
verzegeld, en daar staat onze held. Vanuit het zachte en zoete kwam
hij, een brandende put, hij gaf ons onze namen en stemmen terug.
22. Zijn Huis Stond In De Weg
Hij staarde eenzaam voor zich uit. Hij miste zijn vrouw, maar wist ook dat hij nooit terug kon naar haar. Ze was te gevaarlijk. Hij poetste zijn schoenen, stond op, en liep toen naar buiten. De tuin was prachtig. Er stond een vrouw tussen de struiken, met een radiatie als van een leeuw, tegelijkertijd zwak. 'Ben je …,' zei ze verlegen.
'Ben ik wat ?' vroeg hij.
'Ben je de nieuwe buurman,' zei ze.
'Oh, ja,' zei hij.
'Mag ik u een hand geven,' vroeg ze.
Hij stak zijn hand uit en liep op haar af. Haar hand voelde zacht aan, en tegelijkertijd stevig.
'Wilt u mijn huis zien ?' vroeg ze.
'Zodadelijk,' zei hij, 'Eh, okay, ik loop wel even met je mee nu.'
Ze glimlachte. Ze deelden de tuin samen. Het was een grote tuin. Ze leidde hem tot haar keuken, waardoor ze binnen kwamen. 'Mooi hier,' sprak hij.
Ze glimlachte verlegen.
'Ja, dat hebben wel meerderen gezegd.'
Hij ging op de bank zitten in de kamer. 'Moet u wat koffie met een koekje ?' vroeg ze.
'Nee, doe maar geen moeite,' zei hij.
'Ach ik kan het zo inschenken,' zei ze bijna fluisterend.
Even later zaten ze samen op de bank. Hij dronk van zijn koffie en keek haar aan.
'Wat is dat voor schilderij op de muur ?' vroeg hij.
Het was nogal een ingewikkeld schilderij. Een dame in het zwart, en een naakte man op een stoel met een appel in zijn mond.
'Oh,' lachte ze. 'Dat is …'
'Toe, zeg het maar,' zei hij.
'Dat is … Ach, het is een dom varken,' sprak ze.
'En wie is die vrouw ?' vroeg hij.
'Het is geen vrouw, het is een heerser,' sprak ze.
'Zo, zo,' zei hij.
'En wie bent u ?' vroeg ze.
'Roderik,' zei hij.
'Oh, rode Rik,' lachte ze.
'Nee, gewoon Roderik,' zei hij.
'Mijnheer Roderik, u bent een interessante man,' zei ze.
'Ik weet het,' zuchtte hij. 'Dat lijkt altijd zo aan de buitenkant. Maar ik ben tamelijk saai.'
Hij keek naar nog wat andere schilderijen aan de muur. Schilderijen van indianen.
'Vleselijk, hè,' zei ze.
'Wat is vleselijk ?' vroeg hij.
'Nou, al die naakte mannen op schilderijen,' zei ze.
'Ik vind het wel wat hebben,' zei hij. 'Maar als je dat vindt, waarom haal je ze niet weg ?'
'Ik heb geen probleem met vleselijk,' zei ze.
'Ach wat, je bent lief,' zei hij.
'Vind je ?' vroeg ze. 'Het zijn vleselijke varkens. Varkens moeten er ook zijn. Ik heb er geen problemen mee. Ze eindigen toch wel in de pan.'
'Huh,' zei Roderik. 'Dit begint me nu even te duizelen. Indianen zijn varkens ?'
'Nee, niet indianen,' sprak ze, 'mannen zijn varkens.'
'Oh, ja, daar heb je gelijk in,' zei Roderik. 'Vaak wel.'
'Altijd,' lachte ze.
'Oh,' zei Roderik die bijna zijn koffie uitproeste. 'Dus ik ben ook een varken.'
'Tuurlijk,' zei ze zacht. Even kwam haar tongetje naar buiten. Het was een klein tongetje die ze even heel snel liet zien, alsof ze hem plaagde. Een vreemd gevoel gleed over zijn rug.
'Zeg, ik moet weer gaan,' zei Roderik.
'Ach, mijnheer, blijf nog even zitten,' zei ze.
'Nog even dan,' zei Roderik een beetje ongeduldig.
'Ik wil u nog even wat laten zien. Ze ging bij hem op schoot zitten, terwijl hij helemaal rood werd. Toen haalde ze wat foto's tevoorschijn. Foto's van gelakt leer.
'Wat zullen we nu beleven ?' vroeg Roderik. 'Je gaat zo maar bij me op schoot zitten, en laat me foto's zien van gelakt leer.'
'Even doorbijten,' zei ze. Toen liet ze wat foto's zien van bruin leer, en foto's van bloed.
'Dat was het, mijnheer Roderik,' zei ze met een donkere stem. 'Nog een prettige avond.' Ze stond op, en keerde haar rug naar hem. Roderik begon te fronzen. 'Zeg, is er iets niet helemaal in orde in dat hoofdje van je ? Plotseling draaide ze zich naar hem toe, en hij keek recht in de ogen van een doodshoofd waar wormen uitkwamen.
Roderik schrok wakker. Hij had het even niet meer. Hij stapte uit zijn bed en liep naar de badkamer om wat water te drinken. Hij zuchtte hevig. 'De doodstraf staat hierop,' mompelde hij, en liep weer naar zijn bed. Hij greep zijn kussen en ging weer liggen, maar hij kon maar niet in slaap komen. Hevig lag hij te woelen en te zweten. Plotseling barste hij in huilen uit. Hij wist niet wat het was. Hij woonde hier in zijn nieuwe huis, na de scheiding. De buurvrouw had hij nog niet gezien, terwijl hij hier al een week woonde. Ze hadden een grote gezamelijke tuin.
De volgende ochtend was hij er vroeg uit. Hij had niet kunnen slapen na die nachtmerrie. Hij was nu wel erg benieuwd wie zijn buurvrouw was. Hij liep de tuin in en ging tussen wat struiken staan. Hij keek door het raam van de buurvrouw naar binnen, maar zag haar niet. Hij begon een beetje zenuwachtig heen en weer te lopen in de tuin. Toen kon hij zich plotseling niet meer inhouden. Hij liep naar de voorkant toe, en belde bij haar aan. Even later deed een vrouw open. Het was een indiaanse vrouw. 'Ik ben de nieuwe buurman,' zei hij, terwijl hij zijn hand uitstak. 'De naam is Roderik,' zei hij.
Ze schudde zijn hand. 'Komt u verder,' zei ze. Hij liep achter haar aan de gang in naar de woonkamer. 'Gaat u maar zitten. Hij ging op de bank zitten. 'Moet u wat drinken ?' vroeg ze. 'Nee, dank u,' zei hij.
'Wat leuk dat je je even komt voorstellen,' zei ze.
'Ja, het werd anders wel tijd,' zei hij.
'Ben je een beetje een dromertje ?' vroeg ze.
'Huh, hoezo ?' vroeg hij.
'Nou, omdat u zo lang heeft gewacht voordat u uzelf kwam voorstellen,' zei ze.
'Ik ga nogal door een moeilijke tijd,' zei hij. 'Ik zit in een verwerkingsproces van een scheiding,' zei hij.
'Oh,' zei ze. 'Dat is inderdaad niet leuk.'
'Het is een rotvak,' zei hij.
'Ja, als je het als in schoolverband bekijkt, inderdaad,' zei ze.
'Ik heb wat lelies in mijn tuin staan, ze bloeien leuk, hè ?' vroeg ze.
'Oh ja, ik zag ze,' zei hij. 'Ze zijn prachtig.
'Ja, wazig,' zei ze. 'Ze zijn zo dromerig, zoals u,' lachte ze.
'Waarom noemt u me alweer dromerig,' vroeg hij.
'Ach, u ziet er zo dromerig uit, zo wazig, alsof u … Ach, laat maar, u wilt het toch niet horen,' sprak ze.
'Nou ja, dat kan wel kloppen,' zei hij. 'Ik heb vannacht haast niet geslapen. Ik kreeg een nachtmerrie, en toen kon ik niet meer in slaap komen.'
'Waar ging die nachtmerrie over ?' vroeg ze ineens met een serieus gezicht.
'Over u,' zei hij. 'Het begon goed, maar eindigde slecht.'
In het kort vertelde hij de nachtmerrie.
Ze zuchtte.
'Ja, een mens kan raar dromen,' sprak hij.
Ze was ineens stil.
'Heb ik u hiermee pijn gedaan door het zomaar te vertellen ?' vroeg hij.
'Eh, nee hoor,' zei ze zacht.
'Maar ik heb u toch niet in verlegenheid gebracht nu hoop ik ?' vroeg hij.
Ze schudde haar hoofd.
'Maar mijn voorouders …' zei ze.
'Wat ?' vroeg hij. 'Zeg het maar gerust, hoor.'
'Nee, mijn voorouders hebben u die droom gegeven. Het is over …. over,' zei ze.
'Over wat ?' vroeg hij.
'Meesters en meesteressen,' zei ze.
'Onze stam had geen huwelijks-relaties, maar meesters en meesteressen met hun slaven,' zei ze.
Ze liet hem wat boeken zien met plaatjes. 'Hier, het gaat allemaal om vernederingen en leugens,' zei ze.
'Blijf je slapen ?' vroeg ze. 'Dan kunnen we nog wat doorpraten.'
'Gezellig,' zei hij.
Hij kreeg een bed in haar eigen slaapkamer. Zij sliep aan de andere kant van haar slaapkamer. Hij voelde zich wel op zijn gemak bij zo'n gastvrije vrouw.
Ze praatten door tot diep in de nacht, totdat ze beiden in slaap vallen. Weer heeft hij een droom. Hij droomt dat hij in een rustige natuur is. Opeens schrikt hij wakker. Hij merkt dat hij vastgebonden is. De vrouw zit op hem. Ze heeft een klein rood slipje aan, wat in haar bilspleet vastligt. Met haar tenen begint ze met zijn tepels te spelen. 'Wat is hier aan de hand,' kreunt hij.
'Niks zeggen,' zegt ze. Hij probeert zich los te maken, maar hij is te goed door haar vastgebonden. Snel heeft ze haar slipje uit, en drukt haar grote vagina met haar vele schaamhaar tegen zijn gezicht aan. Hij moet even slikken. Hij begint bang te worden, want dit hadden ze niet afgesproken.
'Maak me los, onmiddellijk,' kreunt hij. Maar dan drukt ze haar grote voeten in zijn gezicht. 'Shhhh...,' zegt ze. 'Niet zoveel praten.'
'Wat !' gilt hij bijna, terwijl zijn stem overslaat. 'Heb je dit eerst aan mij gevraagd ? Laat me los.' Maar hij had al snel door dat het de vrouw menens was. Haar voeten zijn stevig tegen zijn lippen aangedrukt. Haar voeten hebben een warme, indringende geur, en al snel raakt hij bedwelmd. Hij proeft ze en weet dat hij niet veel in te brengen heeft. Hij legt zich er maar bij neer, hopende dat het alleen maar een sex-spelletje is. Toch voelt hij zich ongemakkelijk, als een gevangene. Hij is geheel aan haar genade overgeleverd. Hij wordt bang dat ze hem misschien wel wat aan zal doen. Hij heeft opeens veel last van zijn buik vanwege de spanning, maar hij durft niets te zeggen. Weer plaagt ze zijn tepels met haar tenen. Een vreemde electriciteit trekt door zijn lichaam. Hij voelt zich opgewonden voelen, maar ook opgewonden van angst en paniek. 'Alsjeblieft,' smeekt hij even later.
'Mannen zijn varkens,' fluistert ze. En dan zegt ze het nog een keer met een zachte stem. Hij herinnert zijn nachtmerrie. 'Wat ga je met me doen ?' vraagt hij fluisterend, maar met een grote paniek in zijn stem. Hij voelde zich in de val gelokt. 'Ik kan alles met je doen,' fluistert ze. Hij ligt naakt, en inmiddels ligt zij achter hem. Met haar tenen gaat ze over zijn tenen. Hij voelt zich als een prooi.
Dan schrikt hij wakker. Het was maar een droom. Het leek zo echt. Ze ligt aan de andere kant van de kamer in haar bed. Hij is onder het zweet. Hij loopt naar haar toe. Hij kijkt naar haar gezicht. Ze slaapt zo vredig. 'Hey,' fluistert hij. Ze opent haar ogen. 'Wat is er ?' vraagt ze.
'Ik heb weer een nachtmerrie over je gehad,' zegt hij. En dan vertelt hij de droom. Ze is inmiddels rechtop gaan zitten. 'Kom bij me zitten,' zegt ze. Dan neemt ze hem in haar armen en probeert hem te sussen. 'Het zijn mijn voorouders weer,' sprak ze.
'Wat willen ze van ons ?' vroeg hij.
Met haar warme lippen kust ze hem. 'Het spijt me zo,' zei ze.
'Je kan er niets aan doen,' sprak hij. 'Ik had wel een heel raar gevoel, een soort van opgewondenheid, maar dat kan ook van angst zijn geweest.'
'Vond je het lekker ?' vroeg ze.
'Je voelde lekker aan, maar ik was ook in paniek. Ik was je gevangene en ik wist niet wat je met me zou doen,' zei hij. Ze drukte hem tegen zich aan. Weer kuste ze hem, en hij kuste haar ook.
'Mijn stam vindt relaties gevaarlijk. Onze stam accepteert alleen zoals jij het droomde,' sprak ze.
'Bedankt voor je warmte en gastvrijheid,' zei hij. Ze glimlachte. 'Je mag wel bij me liggen als je je daarbij veiliger voelt.' Hij knikte een beetje verlegen, en ging bij haar onder de dekens, terwijl ze hem naar zich toetrok. Hij voelde haar warme lichaam, en hij werd wat rustiger. Toch durfde hij niet meer te slapen. Na een tijdje stond hij op. Toen ging hij terug naar zijn huis.
Ze belde hem de volgende dag op om te vragen hoe het met hem was. Hij was nogal stil. Ze begreep hem wel. Hij ging de stad in, door het drukke verkeer. Er hing een vreemde ster aan de hemel, met een vreemd licht. Het licht materialiseerde bijna. De ster leek op twee grote lippen, en die lippen begonnen te bewegen. 'Droom ik ?' dacht hij bij zichzelf. Hij wreef even goed in zijn ogen. Hij voelde zich nat worden, maar het regende niet.
'Aarsom !' werd er geroepen. 'Konika !'
Hij keek om. Waar kwam dat geroep vandaan ? Of misschien hoorde hij het verkeerd ? Hij stond bij het stoplicht. Het stoplicht stond op rood, en hij liep door. Maar het was alsof de grond onder hem in water veranderde. Hij zag een man met een hoed in de golven wegzinken. Hij probeerde ergens aan vast te klemmen, maar er was alleen maar water. 'Help !' riep hij. Hij zakte weg in de golven. 'Ik begrijp hier niets van !' riep hij. Badend in het zweet werd hij wakker. De vrouw lag nog steeds naast hem. 'Alweer gedroomd,' dacht hij bij zichzelf. Haar arm lag op hem, en ze trok hem dicht tegen zich aan. 'Wat is er, jongen,' vroeg ze. 'Je bent helemaal nat.'
'Ik heb weer een nachtmerrie gehad,' fluisterde hij.
'Mijn voorouders moeten je wel hebben,' zuchtte ze. Toen vertelde hij de droom. 'Ik begin mijn grip op de realiteit te verliezen, want die dromen lijken net echt. Ik weet niet meer wanneer ik droom of wakker ben,' zei hij. Ze probeerde hem te sussen. Hij zag haar grote borsten in haar nachtjapon. Hij slikte even. Ze glimlachte. Ze kuste hem. Hij kuste haar terug. Hij was maar wat blij met zo'n gastvrije buurvrouw, maar waarom al die dromen ?
'Ik denk dat ze je ergens voor willen,' zei ze. 'Ze roepen je.'
Hij voelde zich ziek en beverig. Ze maakte wat soep voor hem, en kwam toen weer terug. Hij zat rechtop in bed tegen een kussen aan. 'Wat willen ze van me ?' vroeg hij.
'Ik durf niet meer te slapen,' zei hij.
'Je moet er aan wennen,' zei ze, 'aan die dromen. Het zijn cryptische dromen. Het zijn gidsen.'
'Je bent zo lief voor me,' zei hij. 'Ik heb het maar getroffen met zo'n buurvrouw. Maar ik weet niet of ik nu droom of echt wakker bent.' Ze glimlachte.
De dagen erna werd hij meegesleurd in een net van wilde dromen en nachtmerries. Hij dacht dat hij gek aan het worden was, maar zij hield hem op de been. Altijd sliep ze naast hem, want ze wist dat zij de oorzaak was van deze dromen. Haar voorouders hadden hem op het oog. Ze zagen hem als een goede vangst. Ze hield er van om tegen hem aan te liggen. Voor haar was hij ook een goede vangst.
'Roderik,' zei ze. 'Ik ben je in mijn hart aan het sluiten. Ik waardeer onze vriendschap heel erg.' Roderik knikte. 'Ik heb hetzelfde,' zei hij. 'Ik voel me zo gehandicapt met deze dromen. Ze zijn verwarrend, maar aan de andere kant brengen ze me dichter bij jou.' Ze glimlachte en knikte. 'Het zal wel goed komen,' zei ze. 'Mijn voorouders zullen over je waken, en zullen het tot een goed eind brengen, of liever gezegd een goed begin.' Hij voelde zich rustig worden. Zij was zijn rust, zijn diepe rust. Het was alsof ze afdaalde in zijn hart. Ze bond hem aan haar.
De nacht erop had hij een droom over grote vrouwen met veren in hun haren, en andere dingen die hij niet begreep. Ze hadden een soort netten in hun haren, maar ook leken het uitvoerige veren. Het was alsof deze netten levensgevaarlijk waren, heel pijnlijk. Hij wist dat hij die netten niet moest aanraken, maar plotseling kwamen ze achter hem aan. Hij schrok, en rende. Hij verborg zich ergens in een grot, maar al snel hadden ze hem gevonden. Hij smeekte hen hem geen pijn te doen. Maar ze namen de netten uit hun haren en wierpen het op hem af.
Hij schrok wakker, en greep om zich heen. De vrouw drukte hem dicht tegen zich aan. 'Weer naar gedroomd ?' fluisterde ze. Haar nachtjapon was uit. Ze had alleen een wit slipje aan. Het was warm. Hij voelde zich heerlijk in haar armen. Haar benen gingen over zijn benen, en ze omhelsde hem stevig. Het leek wel alsof hij niet goed kon ademen, alsof hij in de greep van een beest was. Hij vroeg zich af of hij wel helemaal wakker was. Hij begon te schreeuwen in paniek. Plotseling had ze hem nog steviger vast. Het was nu echt net alsof hij niet meer kon ademen. Hij was als in de klauwen van een spin. Grote harige poten waren overal om hem heen. Hij begon te krijsen. De spin begon hem te verscheuren. Verslagen werd hij wakker. Niet wetende of hij echt wakker was. Ze lag naast hem, en had gewoon haar nachtjapon aan. Hij nam haar in zijn armen en legde zijn hoofd tegen haar borst aan. Omdat ze niet wakker werd, en hij ook niets durfde te zeggen, likte hij haar in haar nek. Hij keek nog eens naar haar slapende gezicht, maar ineens veranderde het in een doodskop waar wormen uitkwamen. Hij schrok, en slaakte een kreet. Hij sprong uit het bed met een kussen in zijn armen, en begon te trillen. 'Nee, nee, doe mij dit niet aan !' gilde hij helemaal overstuur. Spinnen kwamen uit haar mond, terwijl het leek alsof hij stierf, alsof de aftitelingen op het einde van zijn leven verschenen. Hij begon te huilen, en stortte neer op zijn knieen, het kussen stevig omhelzende. Hij weende bitter, als een gebroken man. De spinnen maakten een cocon van haar.
Spoedig was ze helemaal bedolven, en toen kwamen de spinnen op hem af. Hij gilde en huilde, smekende of dit op mocht houden, maar de spinnen waren genadeloos. Spoedig was hij bedolven, als onder sneeuw. Was dit zijn graf ?
'Moeder !' riep hij. 'Help me !' Hij had het heel erg benauwd. Een man met een hoed stond voor hem. Hij ging aan een bureautje zitten. 'Zeg,' zei de man, 'zijn er nog wijzen in dit land ? Of alleen maar gillende imbecielen zoals jij ?'
'Zie je dan niet wat er met mij aan de hand is ?' riep Roderik. 'Ik ben voedsel voor spinnen.'
'Ach, welnee, joh,' zei de man met de hoed. 'Je moet niet zo dromen. Je moet jezelf niet zo laten meesleuren.'
'Ja, maar ik kan niet anders,' riep Roderik. 'Het overweldigt me !'
'Ach nee, joh, je laat jezelf overweldigen,' zei de man.
'Hoe dan ?' vroeg Roderik.
'Ach, nietsnut,' zei de man, en vertrok.
Roderik keek naar zichzelf. Hij was onder de rode poeder. Ook had de man een spoor van rood poeder achter gelaten wat ergens in het niets scheen te verdwijnen. Roderik begon weer een beetje tot zijn zinnen te komen. Was het waar dat hij zich teveel liet meeslepen ? Had hij gewoon zijn hoofd wat koeler moeten houden ? Maar hij kon niets doen.
Hij hoopte maar dat hij snel wakker zou worden. Na een tijdje wekte zijn buurvrouw hem, en hij zag haar lieve gezicht boven hem. 'Ik dacht dat ik je beter kon wakker maken. Je was zo aan het woelen en in jezelf aan het praten, alsof je in een zwaar gevecht was,' sprak ze.
'Dank je,' zei hij. Toen vertelde hij haar de droom.
'Oh,' zei ze. 'Oh, dat was mijn oom. Hij droeg altijd een hoed.'
'Waarom was hij zo …' zei Roderik.
'Ach,' zei ze. 'Zo is hij altijd geweest. Trek het je niet aan.'
'Waarom kwam hij ?' vroeg hij.
'Ach,' zei ze. 'Ik weet het niet. Het is nogal een bemoeial, maar dat rode poeder van hem heeft je eruit geholpen. Hij is een helper, alleen hij doet het niet altijd op een leuke en respectvolle manier.'
'Wie waren die spinnen, en die grote vrouwen met die netten in hun haar ?' vroeg hij.
'Oh, ik weet het niet,' zei ze. 'Mijn voorouders zullen vast wel meer daarover weten. Als het goed is krijg je nog wel uitleg.'
Hij keek strak voor zich uit. Even later liep hij naar de stad, door het drukke verkeer. Hij wilde naar dat stoplicht toe in zijn droom. Hij voelde zich al helemaal in de grond wegzakken. 'Er is hier een zee,' dacht hij. Hij kwam tot de ontdekking dat hij droomde. Een leeuw stond voor hem. Er zat iemand op. Toen vervaagde de leeuw.
'Ik ben de leeuw,' zei een stem. 'Ik ben haar oom, de man met de hoed.'
'Ik ben de trol,' zei een andere stem. 'Ik ben …'
Maar toen vaagden de stemmen weg. Hij zat in een klein kamertje. Het kamertje bevond zich in een meertje. Toen begon het kamertje ook weg te zakken. Het was alsof hij in een lift zat die met een rotvaart naar beneden ging. Hij gilde. Het was alsof alle stoppen bij hem doorsloegen. Zijn oren leken doof te raken. Plotseling was er een enorme klap. Een vrouw zat voor hem met een sigaret. 'Roken,' sprak de vrouw.
'Waarom ? Wat bedoelt u ?' vroeg hij.
'Voorgeslachtelijke dromen van haar,' zei de vrouw. 'Wij zijn haar voorgeslacht. Wij willen je.'
'Willen voor wat ?' vroeg hij angstig.
'Voor het huis,' sprak de vrouw.
'Welk huis ?' vroeg hij.
'Niet zoveel vragen stellen,' zei ze.
Langzaam werd hij wakker met echoes in zijn hoofd, en hij voelde zich duizelig. Zijn buurvrouw lag naast hem. Hij voelde zich ziek, en misselijk. Hij liep naar de badkamer om wat water te drinken. Hij hoopte maar dat hij nu echt wakker was geworden. Maar niets was minder waar. Ze kwam naar hem toe met een leeuwenhoofd. Ze brulde. Hij storte op zijn knieen en begon bitter te wenen. 'Ik denk dat ik gek word,' zei hij. Ze keek hem aan. 'Toe, zeg dat niet,' sprak ze, terwijl ze haar normale gezicht weer kreeg. 'Je droomt. Deze dromen zijn belangrijk.'
'Waar zijn ze belangrijk voor ?' vroeg hij.
'Het zijn gidsen,' zei ze.
'Ik begin moe te worden,' weende hij. 'Word ik ooit nog wakker, of ben ik al dood ?'
'Je bent in de onderwereld,' sprak ze. 'Je bent met de doden, maar zie, we leven.'
'Wie ben je ?' vroeg hij.
'Haar gids, haar tante,' sprak ze.
Plotseling begon de vloer zacht te worden, en hij gleed in de diepte. Hij probeerde zich ergens aan vast te klemmen, maar alles werd vloeibaar. Toen was het alsof hij in een diep gat viel, en hij kwam tussen een plaats met doodskoppen terecht.
'San Win,' werd er gezegd. 'Apulatus Menere.'
Een man kwam naar voren, een indiaan. Hij had veren op zijn hoofd, en stak zijn hand uit. 'Je hoeft niet bang te zijn,' sprak de man. 'Ik ben Zittende Buffalo. Hamma Ontole.'
'San Win,' zei de man weer. 'Zit met me.'
Roderik ging zitten na het schudden van handen. 'Ik ben gestuurd naar jou,' zei de man, 'voor een belangrijke opdracht. Ik moet jou brengen tot de Jungle van de onderwereld. Zoon, ik ben een Mazakka, een Mazakka krijger, van de Mazakka stam, een beruchte stam in de Jungle van de onderwereld, van Ma Oerwoud. Takki Abin.'
'Hesofort Perondeo, Porondeo Amaus,' sprak hij. 'Tutulus Paturu, Klazei Vakantus Opium Opius Opus Spiegandei Spakeius Plego. Plego Fanfort ! Amadeo ! De taal van de onderwereld. Kom dieper ! Hora Marantus ! Afei Vakus ! Fateio Amadei ! Kom dieper ! Luister naar mij !'
Roderik kwam in een trance, en de man nam hem bij de hand, om hem door vele struiken naar de Jungle van de onderwereld te brengen. Er was overal vuur, en hij hoorde gegil.
'Samanteo,' zei de man. 'Orferetus Marateo.' Roderik voelde zich zwak. Hij liep door het vuur, maar het deerde hem niet. Er was een soort bescherming om hem heen. Overal waren leeuwen, lange leeuwen. 'De leeuw is de poort tot trol,' zei de man. 'De Jungle van de onderwereld is van de trollen. Het zijn wilde indianen-stammen.'
Roderik kreeg een vreemd gevoel in zijn buik. Hij zakte in elkaar, en wilde opstaan, maar kon het niet. Een groene struik bedekte een poort. Er was een nauwe opening waar ze net doorheen konden. Toen stond hij in de open Jungle. De indianen hadden een groen-bruine huid, maar sommigen hadden rode huiden, veelal roodbruin. Er droop een vreemd groen sap van hun handen. Ze begonnen wild te krijsen en te gillen toen ze hem zagen. Maar hij was onder een bescherming. Ze namen hun speren, maar konden niets doen. Het was alsof er een licht op hen viel.
'Tetaris,' zei de man. 'Slaap.' Toen vielen ze allemaal in slaap. De man liep verder, terwijl Roderik hem volgde. 'Ik noem je Orion, en dit gebied is Orion,' zei de man. Hij nam hem mee in de dieptes van een grot. Hier groeiden wat bloemen, en het leidde tot een diepe paradijselijke wereld. Veel bloemen waren er overal langs rivieren, en de bloemen hadden wortels die overal weelderig groeiden. Roderik werd er duizelig van. Deze wereld had een hypnotizerend effect op hem. Hij hoorde gegil en gilletjes in de verte. Hij kreeg een vreemd gevoel in zijn onderbuik.
'Meesters en meesteressen, en hun slaven,' zei de man. 'Maar de meesters staan altijd onder meesteressen. Er zijn geen vrije meesters. Zij zijn allen slaven.' Roderik herinnerde de woorden van zijn buurvrouw.
'Puk Holes,' zei de man. De man bleef het herhalen. Roderik zakte in elkaar. De man trok hem weer op. 'Blijf dicht bij me, Orion,' zei de man. Ze moesten over een brug gemaakt van touw, over een rivier. De rivier was heel woest. 'Elip !' riep de man. Een groot spinachtig dier stond aan de overkant van de rivier bij de brug. Het dier kwam bijna hysterisch op hen afrennen, greep hen, en rende terug. 'Azalip,' zei de man. 'Katanga Horeng, Debezewat Karami.'
Het spinachtig dier had een vreemde geur. 'Lik het, Orion, lik hem,' zei de man. Roderik nam een likje. Het was alsof hij een groot stuk vlees, of een vleesmaaltijd had gegeten. Hij voelde zich direct vol. 'Kom,' zei de man. Ze liepen verder. Het vreemde dier volgde hen. 'Azakaaltes,' zei de man. Ze kwamen weer bij een grot aan, bedolven onder bloemen, in een heuveltje. 'Ik breng je hier,' zei de man. 'Nu moet je zelf je pad vinden. Ik moet terug. Loop gewoon door totdat je bij de Mazakka stam bent gekomen. Ik zie je later.' De man rende weg. Roderik zuchtte en liep de grot in. Binnenin de grot waren vreemde vlinders, met zacht licht. Hij liep helemaal door tot de uitgang, en kwam in een kamp terecht. Hier liepen veel indiaanse vrouwen, en mannen zaten op de grond of geknield.
Roderik werd wakker. Zijn buurvrouw lag naast hem. Alweer wist hij niet of hij echt wakker was geworden. Hij keek naar haar lieve, slapende gezicht. Voorzichtig maakte hij haar wakker, en vertelde over de dromen, en hoe bang hij was dat hij nog steeds droomde. 'Ze maken het je wel heel erg moeilijk,' zuchtte ze. Ze nam hem weer heel dicht tegen hem aan, en wreef over zijn rug. 'Ik weet niet meer wat ik moet doen,' fluisterde hij.
'Je kunt niets doen,' zei ze. 'Je moet het gewoon over je heen laten komen als een ervaring.' Hij keek naar haar nachtjapon. Ze had een indiaanse nachtjapon aan.
'De Woogerbommies zijn maskers, oude indiaanse maskers, door de tegenstander gemaakt om onze stam lastig te vallen. Deze maskers eten het bovenlichaam, en nemen het over. Het zijn een soort spinnen, gezichten met weelderige uitsteeksels, netten, als de slangen van het Medusa hoofd,' sprak ze. 'Als je het ziet, verander je in steen, maar onze stam heeft jou de bescherming gegeven. Onze stam heeft de Woogerbommies overwonnen. Zij dragen de overwonnen, verzwakte Woogerbommies als veren in hun haar, als netten, en gebruiken het om hen die dichtbij komen te testen, en om de vijand te bestrijden. De Woogerbommies zijn hun slaven en kampdieren.'
Hoe kan ik de Woogerbommies overwinnen ?' vroeg Roderik.
'Door ingewijd te worden in de leefwijzen van de stam,' sprak ze. 'En daar zijn ze nu mee bezig. Wil je verder, of wil je hier stoppen ?'
'Verder,' zei Roderik aarzelend.
'Dan ben ik dus je meesteres,' zei de vrouw. 'Onze stam is matriarchisch.'
'Best,' zei Roderik. 'Als dit de enige weg is om door deze dromen en nachtmerries heen te komen om het tot een goed einde te brengen, dan zij het niet anders.'
'Goed,' zei de vrouw. 'Kniel voor me. De Woogerbommies konden ons alleen plagen zolang we in huwelijken leefden, en zolang mannen de leiding hadden buiten een moeder om.'
Hij knielde op de matras voor haar. 'Ik moet je binden,' zei ze. Voorzichtig ging ze achter hem zitten en bond zijn polsen aan elkaar door een touwachtig snoer. Het snoer voelde wel zacht aan, maar het was ook strak. Het deed verder geen pijn, want het was erg flexibel. Zijn armen waren nu achter zijn rug.
'Welkom in onze stam,' sprak ze.
'Mag ik nu weer los ?' vroeg hij.
'Nee,' zei ze. 'Nog niet.'
Ze ging weer liggen en trok hem mee. Ze lag achter hem. Ze ging met haar handen onder zijn pyama-shirt, maar even later maakte ze zijn knoopjes los. 'Het moet naakt gebeuren,' sprak ze. 'Dan ben je helemaal van ons, en niet meer van de Woogerbommies, want nu ben je een gevangene van de Woogerbommies. Door onze bescherming heb je het overleeft. Met haar vingers gleed ze over zijn huid. 'Je hoeft niet helemaal naakt,' zei ze. Het is al naakt genoeg. Ik voel je.' Haar handen gleden naar zijn nek. 'Hier komt een halssnoer,' zei ze.
'Is dat echt allemaal nodig ?' vroeg hij.
'Ja,' fluisterde ze. Ze stond op, en kwam even later terug met het halssnoer wat ze om zijn nek vastmaakte. Het was een zwart snoer, een beetje bruinig. Ook zat er een steentje aan de voorkant. Hij voelde het halssnoer tegen zijn nek en hals aanliggen, maar het zat niet te strak. 'Vanaf nu noem je mij meesteres of jaagster,' sprak ze.
'Ja, meesteres,' zei hij. Hij vond alles best, zolang hij maar van zijn dromen af zou komen. Nog steeds wist hij niet of hij al echt wakker was geworden. Hij had zich erbij neergelegd dat hij waarschijnlijk nog steeds droomde. Dit kon gewoon niet waar zijn.
'Droom ik ?' vroeg hij.
'Zeg : Droom ik, meesteres,' sprak ze streng.
'Droom ik, meesteres ?' vroeg hij.
'Als je me nog één keer aanspreekt zonder me meesteres te noemen, dan zal ik je moeten straffen,' sprak ze.
'Ja, meesteres,' zei hij, terwijl de rillingen door hem heen liepen. Hij begon zich ongemakkelijk te voelen. Hij was geheel op scherp ineens, en zou er bijna hysterisch voor zorgen dat hij nu bij alles wat hij zei haar meesteres zou noemen. Hij was bang voor de straf, want wat zou dat kunnen zijn ? Hij haalde de meest gekke dingen in zijn hoofd.
Hij probeerde los te wringen, maar dat lukte niet. Hij had dit al wel eerder gedroomd. Hij hoopte maar dat hij snel zou wakker worden, maar dat gebeurde maar niet. Wat als het echt waar zou zijn ? Waar was hij toch aan begonnen ?
'Ik wil naar huis,' sprak hij. 'Ik voel me niet op mijn gemak.'
'Geen sprake van,' zei ze. 'Ik kan je nu niet laten gaan. Veel te gevaarlijk met al die Woogerbommies. Je zou ons kunnen verraden. Nee hoor, komt niets van in.'
Hij zag in dat het haar menens was, maar besefte ook dat dit crimineel was, want ze hield hem tegen zijn zin gevangen.
'Ik laat de politie komen als je me niet laat gaan,' zei hij.
'Je kunt niets doen, en dat zijn alweer drie regels zonder mij meesteres te noemen. Dat worden negen slagen met de gesel. Ze trok hem op, en ontblootte zijn rug. Ze pakte ergens een gesel vandaan, en kwam terug om hem te slaan, terwijl ze met haar andere hand zijn hoofd naar achteren trok aan zijn haren. Ze sloeg niet hard met de gesel. Het was tamelijk zacht. Ze zei dat dat een waarschuwing was.
'Ik doe niet meer mee,' zei hij. 'Sla me maar zoveel en zo hard als je wil, maar ik noem je geen meesteres meer. Bij mij is de lol er allang vanaf.'
Ze begon hem harder te slaan. Ze was inmiddels gaan staan, en stond naast het bed. Ze had hem in een bukkende houding neergezet. Ze sloeg hem zo hard dat er striemen op zijn rug kwamen. Hij deed zijn mond niet open. Hij voelde er niet zoveel van, wat voor hem een teken was dat hij nog steeds droomde. Of hij was in een shock.
Weer trok ze aan zijn haren. 'Je komt niet zo makkelijk af van mij, mannetje,' riep ze. Maar de stem begon te vervagen, en hij werd wakker. Hij zuchtte van grote verlichting. Tegelijkertijd voelde hij zich opgewonden, omdat de vrouw van wie hij was gaan houden gelukkig niet degene was waarvan hij had gedroomd. Hij pakte haar vast en kuste haar. Haar lichaam voelde warm en lekker aan. Hij drukte zich stevig tegen haar billen aan, en hij werd nog meer opgewonden. Hij was zo blij dat zijn liefde voor haar niet in haat was veranderd. Ze kreunde in haar slaap, en draaide zich om naar hem. Spoedig voelde hij haar warme lippen op zijn mond. Hij genoot van haar, meer dan ooit. Hij voelde haar tong op de zijne. Hij wilde alleen maar meer. Maar was hij wakker, dat was de vraag.
'Je voelt zo lekker aan, schat,' zei ze.
'Jij ook,' zei hij. Hij kreunde zacht. Ze hielden elkaar stevig vast.
'Ik heb zo vreemd gedroomd,' sprak hij. 'Ik ook,' zei ze.
'Waar heb je over gedroomd ?' vroeg hij.
We liepen in het oerwoud, en plotseling waren we omsingeld door hyena's. Ze namen ons mee en ik kan er niet over praten wat er toen gebeurde. Toen vertelde hij zijn droom.
'Ze moeten je wel weer hebben,' sprak ze. 'Mag ik je mijn liefde laten zien en je laten zien hoe ik wel ben ?' vroeg ze.
Zijn hart begon hevig te kloppen. Hij wist niet of hij daar wel aan toe was na alles wat hij had meegemaakt met zijn vrouw en met de echtscheiding. Maar aan de andere kant verlangde hij naar haar, en wond het hem op. 'Wil je met me vrijen ?' vroeg ze. Even was het stil vanwege zijn aarzeling. Hij kuste haar, en begon de knoopjes van haar indiaanse nachtjapon los te trekken. Ook zij begon zijn knoopjes los te trekken. Ze kusten elkaar heel intiem, en nadat ze elkaars nachtkleren hadden uitgetrokken lagen ze naakt tegen elkaar aan. Toen hij wakker werd was hij niet alleen opgelucht, maar ook diep teleurgesteld en bang. Misschien was hij wel dood, want hij scheen niet meer echt wakker te worden. Hij werd erg wanhopig. Hij had hulp nodig. Hij maakte haar wakker en vertelde haar bijna huilend het verhaal. Ze was direct erg zorgzaam. 'Je bent er zo van in de war, hè,' zei ze. 'Ik kan me dat heel goed voorstellen. Maar heus, je bent echt wakker nu.' Ze kneep hem in zijn arm. 'Au !' riep hij. 'Ik ben wakker !' Hij was de gelukkigste man nu.
'Die dromen dragen een boodschap,' sprak ze. 'Een boodschap van mijn voorouders. Het zou goed zijn om ze op te schrijven.' Hij voelde zich te ziek, en daarom deed zij het voor hem. Ze maakte wat soep voor hem met brood.
De dagen erna begonnen de dromen minder te worden en af te zwakken, en hij herstelde goed. Hij besloot om weer terug te keren naar zijn huis. Hij belde haar nog wel veel. Ook kwam ze hem vaak indiaanse spulletjes brengen, en al snel stond zijn huis er vol mee. Hij voelde zich er goed bij. Ze betekende veel voor hem, maar het kwam niet tot een relatie. Daar zorgden de voorouders voor, en hij wist precies waarom.
Op een nacht had hij weer een droom. Hij viel in het water, en van de kant doken trollen in het water die naar hem toezwommen om hem vervolgens onder water te drukken. Ze probeerden hem te verdrinken. Hij was in doodsangst. Hij verloor zijn bewustzijn, en alles leek wel een eeuwigheid te duren. Hij probeerde weer boven te komen, maar hij faalde, en gleed weg in wanhoop en duisternis, als in een diepe, trage tunnel. Toen ontwaakte hij tussen witte bloemen. Een jongen stond voor hem. 'De witte bloem der trollen,' sprak de jongen. 'Welkom.'
'Welkom waar ?' vroeg Roderik.
'Nou gewoon, welkom in de onderwereld der trollen,' sprak de jongen.
'Zo gewoon is dat niet voor mij,' zei Roderik.
'Ach, je bent hier al wel vaker geweest,' zei de jongen.
De jongen legde een keten om de hals van Roderik. 'Meekomen, slaaf,' zei hij.
'Maar ik ben helemaal geen slaaf,' zei Roderik.
'Dat ben je wel,' zei de jongen. 'Ik ben je meester. Ik heb je hier gevangen genomen, tot slaaf gemaakt.'
Roderik probeerde de keten los te maken, maar het had geen zin.
'Het zit op slot,' zei de jongen. 'Noem me meester.'
'Wat als ik je geen meester noem ?' vroeg Roderik.
'Dan vermoord ik je,' zei de jongen.
'Ik ben toch al dood,' zei Roderik. 'Ik ben verdronken, weet je nog ?'
'Heb maar niet zoveel praatjes,' zei de jongen. 'Zij die voor de tweede keer sterven gaan naar de hel.'
Roderik schrok. Zijn hart begon zwaar te kloppen, en het bloed begon naar zijn hoofd te stijgen. Hij wist dat hij maar beter geen risico's kon nemen. 'Ja, meester,' zei hij.
'Goedzo,' zei de jongen. 'Je begint het al te leren.'
Roderik kon de jongen wel wat aandoen, maar hij wist dat hij voorzichtig moest zijn. Hij wilde het niet erger maken dan het al was. 'Ik leid je tot de meesteres,' zei de jongen.
Met een keten trok de jongen Roderik voort. De meesteres woonde in een wigwam.
'Ah, slaven-vlees,' zei de meesteres.
'Gaan jullie me opeten ?' vroeg Roderik bang.
'Nee, veel erger,' zei de meesteres. 'We gaan je uithongeren, en tot de trollen-arena brengen.'
'Alstublieft niet,' smeekte Roderik.
'Noem me meesteres,' zei de meesteres.
'Laat me alstublieft niet verhongeren en naar de arena gaan, meesteres,' smeekte Roderik.
Hij lag aan haar voeten. 'Smeek me om genade,' sprak de meesteres.
'Genade, genade, meesteres,' gilde Roderik.
'Er is geen genade,' zei de meesteres hardvochtig.
'Breng hem naar de kooi, zandtrol,' zei de meesteres.
De jongen trok Roderik direct mee tot een kooi, waar hij ingeduwd werd. Roderik kreeg alleen water, melk en een bloedachtig mengsel. Na een paar dagen was Roderik flink uitgehongerd, en hij voelde zich zwak en moe.
Na een paar weken werd hij tot de arena gesleurd, waar hij tegen uitgehongerde trollen moest strijden. Roderik huilde. 'Genade, genade,' smeekte hij, maar hij wist dat er geen genade was. Al snel stortte hij in, en werd in elkaar geschopt. Na een lange tijd werd hij wakker in de zachte armen van een trollenvrouw. 'Ik zal vanaf nu je meesteres zijn,' fluisterde de vrouw, 'maar alleen hier. Ik ben een arena-meesteres. Ik bereid mijn slaven voor op het gevecht, en neem hen mee naar mijn ruimte na het gevecht.' Roderik was bewusteloos getrapt. Ze depte zijn wonden.
'Waar is dit allemaal goed voor ?' kreunde Roderik. 'Vruchtbaarheid,' zei de trollenvrouw. 'Ook zorgt het ervoor dat mannen niet sterker worden dan vrouwen. Daarom hongeren wij hen uit, en laten hen tegen elkaar vechten in de arena. Het is goede discipline en goede veiligheid.'
'Ik begrijp het,' kreunde Roderik. 'Is er geen andere manier ?'
'Nee,' zei de trollenvrouw.
'Hoelang moet dit doorgaan ?' vroeg Roderik.
'Voor altijd,' zei de trollenvrouw.
Roderik werd koud en warm op hetzelfde moment. Zijn hart begon sneller te kloppen, en bloed steeg tot zijn hoofd. Hij begon erg bang te worden, en voelde hopeloosheid bezit van hem nemen.
'I... is dit a... alles of is er m... meer ?' stamelde Roderik.
'Er is veel meer. Het zal steeds erger worden,' zei de trollenvrouw.
'Wat gaan jullie met me doen ?' gilde Roderik. Hij begon zachtjes te wenen, maar de trollenvrouw was meedogenloos.
'Ik ben er goed bij,' dacht Roderik, 'tenzij dit allemaal weer een nachtmerrie is.'
De trollenvrouw begon over hem te zingen, en Roderik kreeg een vreemd gevoel in zijn buik. 'Ik ben er geweest,' dacht Roderik. Hij begon hele erge buikpijn te krijgen.
'Jullie gaan jullie zin niet krijgen !' riep Roderik, terwijl hij zich probeerde los te worstelen. Maar de vrouw was veel sterker dan hem. Snel bond ze hem aan handen en voeten. Roderik voelde zich machteloos. Woest begon hij te brullen. De vrouw pakte een gesel en begon hem te slaan. Ook begon ze hem te schoppen. Na een tijdje gaf Roderik de moed geheel op. Hij kon niet meer. Hij barstte in huilen uit. Weer begon ze over hem te zingen. 'Ze proberen me gek te maken,' dacht Roderik. 'Ze proberen me te programmeren.' Ze streelde hem over zijn buik. Haar hand gleed dieper en dieper. 'Blijf van me af !' riep Roderik. Ze nam hem in haar armen. 'Je hebt niets in te brengen, sex-slaaf,' sprak ze.
'Ik ben geen sex-slaaf !' gilde Roderik.
'Je bent een speeltje,' zei de trollenvrouw, 'niets meer dan dat. En we gaan met je fokken. We hebben meer slaven nodig.'
Het begon te duizelen voor Roderik's ogen. Weer werd hij heet en koud tegelijkertijd, en steeg het bloed naar zijn hoofd, terwijl zijn hart in zijn keel bonkte. Weer probeerde hij zich los te worstelen, maar niets hielp. Hij vocht tegen beter weten in. 'Nooit zal ik een sex-slaaf zijn !' gilde hij. Weer begon ze over hem te zingen, terwijl hij begon te krijsen. Hij wilde haar niet horen. Hij kreeg er hoofdpijn van.
'Stil, sex-slaaf,' zei ze.
Na een tijdje werd hij teruggebracht tot zijn kooi, waar hij in het hooi ging liggen.
Toen werd hij wakker van deze nachtmerrie. Helemaal in paniek belde hij zijn buurvrouw op, en hij kon direct komen. Ze nam hem in zijn armen, terwijl hij de nachtmerrie vertelde. Ze was nog niet helemaal wakker, dus ze gingen naar haar bed. Hij was erg bang. Hij durfde niet meer te slapen. Hij lag tegen haar aan, en ze probeerde hem tot rust te brengen. 'Kalm maar,' zei ze. 'Ik weet dat het diep gaat.'
'Zijn dit weer je voorouders ?' vroeg Roderik.
Ze knikte.
'Waarom, waarom ?' vroeg Roderik.
'Roderik, dat hebben ze je al uitgelegd. De dreiging van de man is groot,' sprak ze.
'Ja, maar dit is misselijk,' zei Roderik. 'Is er geen andere manier ?'
'Nee,' zei de vrouw.
'Wow,' zei Roderik. 'Ik begin nu een beetje te vermoeden wat er aan de hand is. Ik denk weer dat ik aan de dodendans ben ontvlucht, maar ik ben nog steeds in hun klauwen. Ik ben nog steeds niet wakker !' Hij kneep in zijn arm en voelde niets. Hij keek naar haar, en ze was als een doorzichtige zwarte pop die net iets kleiner was geworden. Toen werd ze nog kleiner. 'Draak !' gilde hij, en sprong uit het bed. De lucht was vol zwart gas nu, en ze begon te exploderen. Spoedig was het huis in de vlammen. Roderik probeerde weg te rennen, maar van alles begon op hem te vallen. Het huis begon in te storten. Toen steeg hij hoog boven de vlammen uit en werd in de zee geslingerd. Hij zag zichzelf in een witte kamer en probeerde de muren te doorbreken, maar het lukte hem niet. De kamer werd steeds kleiner en kleiner, en explodeerde toen. Hij was in de lucht nu. Heel langzaam werd hij wakker in zijn eigen kamer, maar hij vertrouwde het nog steeds niet. Hij kon zich niet bewegen. Trollen kwamen zijn kamer binnen die hem begonnen te slaan met stokken.
'Laat me eruit !' gilde hij. Maar spoedig kon hij ook niet meer spreken. 'Deze wereld is gek,' dacht hij bij zichzelf. Hij wilde niet meer leven. 'Ik word toch wel weer een keer wakker,' dacht hij bij zichzelf.
'De trollen, de trollen, ze komen !' werd er ineens geroepen. 'Deze monsters zullen de wereld overnemen. En het zal alleen maar erger worden.'
Hij lag daar als verlamd. Hij lag daar met een koptelefoon op, met een scheldende stem. Het was een nar, een dictator, op een bandje. Iemand moest die cassette eruit halen. Hij kon niet praten. Hij kon niet bewegen.
Na een tijdje kon hij zich weer bewegen. Hij stond op en liep het huis uit. Zijn huis stond midden op een groot veld waar allemaal wigwams stonden. Deze wigwams hadden een heleboel scherpe uitsteeksels op de top. Vanuit de wigwams werd geroepen : 'Wat moet je hier. Wegwezen jij. We hebben je niet nodig.' Hij voelde zich verworpen, en waar hij dan ook kwam werd hij afgewezen. De hele stad was vol wigwams nu, als een indiaanse stad, maar het was nu als een bosvlakte, als een groot kamp in de natuur. En zijn huis stond in het midden. Misschien dat ze daarom zo boos waren. Zijn huis stond in de weg.
23.
De Ring van
de Leprechaun
Hoofdstuk
1. De Troon van de Leprechaun
Sonja en Eduard woonden op
Flierefluit 16. Hun huis was als een koeienstal, maar wel vol met
protserige spulletjes. Er werd in dit huis echt geleefd. Sonja woonde
eerst op de Gregorius Laan, maar was later bij Eduard ingetrokken. Ze
had een kat genaamd Darmia. Ook had ze een paar parkieten, en zelfs
een vleermuis. Rekel heette die. Ze sprak vaak tot Rekel, maar Rekel
zei nooit wat terug. Eduard had een oom die vaak langskwam, oom
Klaas. Ze konden het erg goed met elkaar vinden.
Er was niet
veel met Eduard te beginnen. Hij was nogal koppig en eigenwijs. Hij
had een hele andere kijk op het leven dan anderen. Nee, Eduard was
nooit voor een karretje te spannen. Sonja was een heel gelovig mens,
en ook nogal goedgelovig, en dat botste nog weleens met Eduard, want
Eduard trapte nergens in. Eduard was meer paranoide, heel erg
achterdochtig, en daardoor zakelijk. Toegeven deed hij overigens
nauwelijks. Sonja hield erg veel van hem, want volgens haar was hij
toch een hele warme man. Hij had zijn eigen wereld gecreeerd, en was
hierin een gulle gever, erg hartelijk, open en gastvrij, erg
mededeelzaam, maar wel verschrikkelijk manipulerend. Het is voor het
goede doel, dacht Sonja altijd bij zichzelf. Ze begreep hem wel. Hij
was verschrikkelijk perfectionistisch en net, maar sinds Sonja er
was, was het huis een zwijnenstal, alhoewel het volstond met kostbare
dingen. Hun huis was dan ook echt een hele belevenis.
Sonja
stond in de keuken ham te snijden, en daarna kaas, voor de tosti's.
Eduard was boven aan het werk. Plotseling werd er gebeld. Het was een
dikke man met een bolhoed op. Hij was niet echt dik, maar meer gezet,
maar door zijn dikke jas leek het erg dik. 'Wat zullen we nou
krijgen,' zei Sonja, toen de man haar een folder aanreikte. 'Hier,
voor jou,' zei hij met een hoge stem.
'Wat is dat dan ?' vroeg
Sonja. 'Bent u een Jehovah's getuige ?'
'Nee, veel erger, veel
erger,' lachte de man.
'Oh, ik zie het al,' zei Sonja, 'u bent
van die nieuwe zaak aan de overkant ?'
Er stonden wat
religieuze plaatjes op de folder, en wat plaatjes van
sprookjesachtige figuren.
'Kom,' zei de man, 'je weet wie ik
ben. Ik ben de nieuwe buurman.'
'Ja, maar wat is dit ?' vroeg
Sonja.
'Lees het gewoon even door, lieve schat,' zei de
man.
'Ik ben uw lieve schat niet,' zei Sonja gewiekst. 'En u
hoeft me ook niets aan te smeren. Ik ben nu met Eduard, en hij leert
mij om voorzichtig te zijn met mensen die dingen aanreiken aan de
deur.'
'Maar ik ben je buurman, honey,' zei de man.
'Dat
kan wel wezen,' zei Sonja, 'maar Eduard wil dat ik minder naief
ben.'
'Zo, zo,' zei de man, 'je zit aardig bij Eduard onder de
plak.'
'Het is voor de veiligheid,' zei Sonja.
'Ha,
buurman,' zei Eduard, die net naar beneden kwam lopen.
'Voor
de veiligheid hoef je het echt niet te doen,' zei de man. 'Ik ben de
veiligheid zelve.'
'Kom binnen, buurman,' zei Eduard. Het
bleek dat Eduard de nieuwe buren al had gesproken. Ze hadden een
heleboel kinderen, en die kwamen al snel dagelijks bij hen over de
vloer. Voor kinderen was het huis van Eduard en Sonja een hele
belevenis, heel mysterieus ook met al die bijzondere dingen. En
rommel maken viel hier echt niet op. Voor kinderen was het een
paradijs.
Sonja bleek de folder helemaal vergeten te zijn. De
man bleek heel aardig te zijn, en zijn familie ook. Rita was een
zakenvrouw. Ze hadden ook een papegaai in huis. Eduard begon een
beetje ellende te ruiken. Het was nu altijd zo druk in huis, dus hij
ging er vaak vandoor.
Op een dag had Eduard een nieuwe
vriendin. Sonja was ontroostbaar, maar ze mocht zijn huis houden.
Eduard zou bij zijn nieuwe vriendin intrekken, die extreem netjes
was. Ze moest ook niet zoveel van drukte hebben, en leefde een
afgezonderd leven. Ze was een soort moderne kluizenaar. Eduard en
Sonja bleven nog wel contact houden, en dat maakte het voor hen wat
makkelijker om het te verwerken. Ook voor Eduard was het moeilijk de
keuze te maken bij haar weg te gaan. Gelukkig hadden ze geen
kinderen, maar de kinderen van de buren begonnen Eduard erg te
missen, omdat hij toch wel een wonderbaarlijk persoon was. Ze mochten
weleens bij hem logeren, en dan ging zijn nieuwe vriendin het huis
uit, want die kon absoluut niet tegen kinderen.
Eduard voelde
zich als een koning. De kinderen aanbaden hem bijna. Op een dag kwam
zijn oude buurman langs, en reikte hem de folder aan. Oh ja, die
folder. Die had hij nog nooit gelezen, maar die lag ook nog steeds
bij Sonja ergens.
'Wat is het, buurman ?' vroeg Eduard. Er
stonden religieuze plaatjes op en plaatjes van feeen. Maar ze raakten
in gesprek over hele andere dingen, dus Eduard legde de folder opzij.
'Ik geloof niet zo in religie en sprookjes,' zei Eduard. Eduard
had zijn eigen wereld, alles anders dan anderen. Eduard was een
tamelijk uniek persoon. Bijna tot het punt dat er geen herkenning
was. Eduard was bijna van een andere wereld. Hij wilde de folder
eigenlijk niet lezen. Zijn haar was netjes gekamt, en hij had een
stropdas. De buurman schoot bleek. 'Ik moet gaan,' zei de buurman, en
vertrok.
Eduard vroeg zich af waarom de buurman zich zo vreemd
gedroeg opeens. Even later kreeg hij een telefoontje dat de buurman
een hart-aanval had gehad, en hij was inmiddels overleden. Eduard
schrok, en greep het foldertje. Toen legde hij het foldertje weer
weg, en belde Sonja. Sonja was erg in paniek, en wilde in het bos
wonen.
Een paar weken later verhuisde Sonja naar een
boshuisje. Ze kwam hier helemaal tot rust. Soms logeerden de kinderen
van de oude buren nog weleens bij haar, maar het werd minder en
minder. Sonja wist dat ze zich niet meer teveel aan mensen moest
hechten, want dat deed teveel pijn.
Eduard zocht haar vaak
op. Ze deden veel samen, en gingen samen op vakantie. Er leek weer
een nieuwe liefde te ontpoppen tussen Eduard en Sonja. Maar ze
besloten gewoon goede vrienden te blijven. De relatie tussen Eduard
en zijn nieuwe vriendin was inmiddels op de klippen gelopen. Eduard
en Sonja gingen vaak bramen plukken. Er groeiden veel
bramenstruiken achter het huis van Sonja. Eduard hield ervan om in de
tuin te werken, en begon allerlei soorten groenten, kruiden en
vruchten te verbouwen. De bramenstruiken groeien wild door, om het
hele huis heen. Het geeft hen een gevoel van veiligheid. Het wordt
voor Eduard steeds moeilijker om het huis van Sonja te bereiken.
Daarom besluit hij bij haar in te komen wonen. Ze raken steeds meer
en meer geisoleerd van de buitenwereld.
Middenin de nacht
klopt er een man op hun deur. De man draagt een wapenrusting, en
heeft een helm op. Hij zoekt onderdak. Hij zegt dat hij op de vlucht
is. Ze laten hem binnen en even later zitten ze om de tafel. De man
is op de vlucht voor het leger, en beweert van een andere planeet te
zijn. Plotseling zijn er allemaal lichten rondom het huis. Wapens
verschijnen voor de ramen, en Sonja en Eduard raken in paniek. De man
staat rustig op, en zegt dat het zijn vrienden zijn. Even later zijn
er nog veel meer mannen binnen. Ze zien er inderdaad uit alsof ze van
een andere planeet zijn, maar tegelijkertijd zijn ze zo menselijk. De
man legt een boek op de tafel, en zegt : 'Dit boek zal jullie aarde
veroveren.' Het boek heeft een zwarte kaft, maar er staan geen
letters op. Dan gaan de mannen weer weg.
Eduard en Sonja
durven het boek niet open te doen, en leggen het in een doos onder de
kast. De dag erna is de man weer terug, en zo komt hij elke nacht
even langs. Op een nacht leest hij hen voor out het zwarte boek. Op
de eerste bladzijde staat de titel geschreven : Plan Voor Hen Die
Echt Rijk Zijn. Dit gaat dan niet om de rijkdom van geld, maar om de
rijkdom van het weten. Het gaat over mensen die weten wat er gaande
is, die weten welke machten achter het wereldgebeuren schuilen. Het
boek vertelt dat de wereld wordt beheerst door leprechaunen,
plaaggeesten van geld, maar dat er een oorlog zal zijn tussen de
leprechaunen en de trollen, en dat de trollen zullen winnen. Die
trollen komen uit de dieptes van Orion, terwijl de leprechaunen
alleen maar op de oppervlaktes leven. Sonja krijgt even de
rillingen.
Het zou om een groot kaartspel gaan. De leprechauns
met hun kaartendekken tegen de trollen met hun kaartendekken. Zo
zouden er goede trollen zijn, en slechte trollen, maar de goede
trollen zouden winnen. Daarom was de man naar de aarde gekomen, om de
aarde voor te bereiden op die strijd, en om de aarde er goed doorheen
te helpen. De man vocht mee aan de zijde van de goede trollen. Hij
zei dat het leger in handen was van de leprechauns en de slechte
trollen.
De man liet wat kaarten zien in het boek. Die kaarten
waren belangrijk in de strijd. Ook liet hij de kaarten zien van de
tegenstander, zoals de Leprechaunse Slang. 'Ik ben een wapen,'
sprak de kaart, 'uitgezonden om de liefde en de zorg te doven. En dit
allemaal om het medische machts-systeem te laten heersen.' Om tegen
deze kaart bestand te zijn, moesten er twee kaarten getrokken worden
: De Trolse Kabouter en de Trolse Vos. Snel sloeg de man het boek
dicht. 'Ik voel het spoken,' zei hij. 'De oorlog is in volle
gang.'
'Hoe kunnen we hiertegen bestand zijn ?' vroegen Sonja
en Eduard.
'Door mee te delen in het kaartspel,' zei de
man.
Ze kregen een helm op, met een vizier, waardoor ze
leprechauns konden neerschieten. Ze waren al een deel van de oorlog.
De man zei dat herdershonden gematerialiseerde leprechauns waren die
een scherp alarm systeem vormden voor het leger op aarde, om alles te
beheersen. Het was een gevangenis. De man zei dat op zijn planeet
hele andere soorten herdershonden waren die hen zouden helpen in de
strijd tegen de leprechauns. Dat waren hemelse herdershonden aan de
zijde van de goede trollen. Een paar dagen erna nam hij wat van die
herdershonden mee. Zo waren er goede herdershonden en valse
herdershonden. Met hun vizier konden ze ook die valse herdershonden
uitschakelen, die dus gematerialiseerde
leprechauns
waren die de aarde gevangen hielden. De man zei dat hij gestuurd was
om die valse herdershonden spuitjes te geven, voornamelijk hun
leiders, de alfa's. Dit zou een belangrijk onderdeel van de oorlog
zijn, een beroemde sleutel alreeds op de planeet waar hij vandaan
kwam. Het vizier maakte heel goed onderscheid tussen valse
herdershonden en goede herdershonden. De valsen werden blauw op het
scherm, en de goeden werden rood. Ook begonnen de blauwen erg te
knipperen, terwijl de roden stabiel werden. De valse herdershonden
tapten energie van een vreemde zon, de zon der wespen, waar reuzen
woonden met hele kleine hoofdjes, piepklein. De oorlog was eigenlijk
om de wespenzon. Degene die de wespenzon in handen zou krijgen, zou
de oorlog winnen. De man vertelde dat hij de hele grote en
gevaarlijke gallactische wespenzee moest overzwemmen om tot de aarde
te komen. De man zei ook dat de aarde gered zou worden, als de zon
der wespen in Orion zou verschijnen. Het werd ook wel de zon der
gekken genoemd.
De man zei dat de hyena's van Orion de sleutel
waren om de wespenzon onder controlle te krijgen, en dat de gnoes van
Orion de sleutel waren om de valse herdershonden onder controle te
krijgen. Hierdoor zouden de valse herdershonden in gnoes veranderen,
als voer voor de hyena's van Orion. De wespenbrug was een belangrijke
verbinding hier tussen. Hierover was in het boek geschreven. Ook
waren er plaatjes van te zien.
Hoofdstuk 2. De Wortelboom
De wortelboom werd bewaakt door een lange slang. Niemand
mocht van die boom eten. De wortels waren hemels, en niet bestemd
voor mensen. Alleen de goden konden er van eten. Kinderen ook. De
slang bewaarde een eeuwenoude schat : een naakte vrouw. Zij was in
deze boom opgesloten. De wortels waren haar vruchten, en brachten
dromen en visioenen. Er was ook een andere wortelboom waar men wel
van mocht eten, maar deze wortels brachten de dood voort. En in de
woestijn verscheen een regenboog, en kinderen hadden een regenboog om
hun hoofd. En ze kwamen tot het kasteel van fantasie.
Eduard
en Sonja besluiten detective te worden over wat er eigenlijk aan de
hand is in het heelal. In deze speurtocht ontmoeten zij Filip, een
man met eigenaardige uitvindingen.
Ze vroegen hem of hij
afwist van het zwarte boek. Hij kende het niet, maar toen ze hem de
verhalen erin vertelden, scheen hij daar veel van af te weten. 'Oh
ja,' zei hij. 'Ik kan het heelal aardig traceren met mijn apparatuur.
Ik weet precies wat zich daar afspeelt. Die leprechauns bijvoorbeeld,
die gematerialiseerde herdershonden, die hebben bazen. Dat zijn de
pitbulls. Zij komen van een planeet ver weg waar zij leven met
hun stropdassen. Pitbulls met kleren. Zij vergaderen daar. Zij
beheersen de aarde.'
Filip had met zijn decodeer-apparatuur
ontdekt dat het heelal was onderverdeeld in stierengevecht-velden,
die beheerst werden door matador-pitbulls, een hoge vorm van
leprechauns, de leidinggevenden. En deze afschuwelijke wezens werden
bestuurd door nog afschuwelijkere wezens : tandartsen. Filip zei dat
hij een medicijn had ontwikkeld tegen tandartsen. Hij leidde Sonja en
Eduard naar een kamer waar ze op een lange stoel moesten liggen.
Sonja en Eduard moesten volgens hem bevrijd worden van zware
tandarts-straling. Hij activeerde zijn aparatuur, en verbond Sonja en
Eduard met de aparatuur door vreemde draden. De aparatuur begon
allerlei signalen te geven.
Het duurde niet zo lang. Tien
minuten. En toen leidde Filip hen naar een bovenverdieping waar ze
thee met gebak kregen, en daarna koffie. Filip was een aardige man,
die overal veel vanaf wist te weten. Ze hadden lange gesprekken over
allerlei zaken. Filip was een man die nooit opgaf, en altijd
doorpuzzelde. Hij scheen een heel team te hebben van mensen die
altijd weer dingen aan het uitbouwen waren, en nieuwe uitvindingen
uitvoerden.
24. De Eeuwige Jachtvelden
Een jongen tekent. Een jongen droomt. Zijn ouders zitten beneden aan tafel. De jongen droomt over indianen. De volgende dag tekent hij een sleutel. De vader vindt de tekening en verscheurt het. De jongen huilt. Het kan vader niet zoveel schelen. De dag erna droomt de jongen weer over indianen. De jongen is ernstig ziek.
Het is alsof niemand de jongen kan benaderen. En niemand kan de jongen beschrijven. De jongen leest een boek over indianen, en heeft een vreemd gevoel in zijn buik, alsof hij een gevangene is. Een gevangene is hij, van zijn eigen ziekte. Hij kan nergens heen, hij kan niet naar school, hij kan zijn dromen niet waarmaken. Hij leeft als in een nachtmerrie van indianen.
Hij ziet de voeten van indianen wild voorbij bewegen als hij bed ligt. En hij kan niets doen, hij is machteloos. Hij kan zich niet eens bewegen, en hij durft het ook niet. Hij is een krijgsgevangene. Maar welke oorlog heeft hij gevoerd ? Is hij schuldig, en aan welke wet ? Hij weet het niet, hij begrijpt het niet, hij is als een gebondene aan een paal, een oorlogspaal. Een boek van zijn opa ligt naast hem, een boek over Duitsland, over de oorlog. Begrijpen doet hij het niet. En zo leeft hij voort met dat vreemde gevoel in zijn buik, het gevoel een krijgsgevangene te zijn.
In nachtmerries martelen ze hem aan een paal, totdat hij huilt, en dan lachen ze. Hij vindt het ziekelijk, maar hij is zelf ziek. Zouden zij hem ziek hebben gemaakt ? En wie zijn het dan ? De draak van geweld verscheurt al zijn dromen. Een machteloos gevoel verlamd hem altijd. Niemand heeft oog voor hem, alleen de Duitse jongen van de buren. Die houdt ervan om in uniforms rond te lopen, en neemt het altijd voor hem op.
Op een dag vertelt hij de nachtmerries aan zijn Duitse buurjongen. De Duitser lacht, en is ineens helemaal niet zo lief, maar pakt dan zijn hand. 'Weet je,' zegt hij, 'dat zijn allemaal maar verhaaltjes. Ik denk dat je teveel televisie hebt gekeken en teveel vreemde boeken hebt gelezen. Denk je dat zelf ook niet ?' En ja, dat klopte, de jongen keek erg veel televisie, omdat hij ziek was. En ook las hij veel vreemdsoortige boeken over indianen, dus eigenlijk was het heel logisch dat hij zo droomde. 'Stop daar dan eens mee,' zei de Duitse jongen. 'Ga eens andere dingen doen.'
'Maar wat dan ?' vroeg de jongen. De Duitser glimlachte. De Duitser gaf hem wat adviezen, maar het werkte niks uit. de jongen was te gehecht aan de televisie en zijn boeken. Het was een verslaving. En de nachtmerries werden alleen maar erger. Wilde indianen voeten die om hem heen dansten, en dan maakten ze zich klaar voor de buffeljacht. En hij realiseerde dat hij de buffel was, en de buffels. Ze wilden hem geheel naar binnen halen, maar voor wat ? Ze hadden een feest, om hem. Hij was als een veld vol buffels, ziek, en hij zag de gezichten van dokters in de indianen. Wilden ze hem echt helpen, of was hij voor hen niets anders dan een grote zak met geld. Daar prikten ze de dollars, en het bloed begon te stromen, voor nog meer geld. Hij had altijd het gevoel dat de dokters niets om hem gaven. Alleen zijn Duitse buurjongen gaf om hem.
Het leek wel alsof de dokters hem niet wilden genezen, want dan zou het geld niet meer stromen voor hen. En zo bleef hij ziek en trillerig. De buffeljacht ging door. En ineens zat hij dan zelf op zo'n buffel. Hij wilde niet steken met zijn speer, totdat hij het gezicht van dokters in het dier zag. Toen wilde hij wel steken, toen ging hij het gevecht aan. Indianen hielpen hem, en even later aten ze gezamenlijk van het jachtmaal.
De varkensjacht was nog wel grootser, toen zag hij ineens gezichten van tandartsen in de varkens, en ja, die hadden hem per slot van rekening ziek gemaakt met hun amalgaam, hun giftige vullingen. Niets dan krengen waren het, en zo bleef hij steken, zoals ze hem ooit langdurig staken met hun boren. Het was nu zijn beurt. En niets kon tegen hem op. De varkens lagen al snel als blauw en gemerkt op de grond, klaar voor de grote slacht. En indianen hielpen hem.
Al snel werd hij stamhoofd, maar het begon hem ook te vervelen. Hij wilde geen koning zijn. Daarom verliet hij de stam voor een andere stam. Hier werd hij als een gevangene behandeld en het was goed zo. Hier was hij een slaaf en zo wilde hij het, hij werd als vuil behandeld. Hier hoorde hij thuis. Hij dacht er niet eens aan te ontsnappen. Ze gaven hem nauwelijks te eten. Hij leefde als een wilde. Hij werd wakker, stond op, ging naar beneden, en vertelde het aan zijn ouders. Zijn vader vertelde hem toen dat hij ook zulke dromen had, zijn hele leven lang al, en dat hij zich er bij neer had gelegd, en er ook niet meer zonder kon. Ineens had de jongen zoveel respect voor zijn vader.
Maar op een dag wilde de jongen niet meer verder leven. Hij zou naar zijn bed gaan en dan gewoon niet meer opstaan. In de hoop naar de eeuwige jachtvelden te kunnen.
25. De Roze Stad
Ik worstelde me uit de blauwe boom, de boom van gekheid, die ons allemaal vasthield. Ik worstelde me uit de blauwe struik. Het was een heel gevecht. Die struik had mij helemaal uitgezogen. Ik strompelde door het blauwe bloemenveld, waar bloemen mij hadden gegrepen. Zij hadden mij meegenomen naar hun hol. Nu rende ik, vrij, om veiligheid te vinden. Ik rende de open wildernis binnen, waar een vrouw mij meenam. Zij bond mij, maar het blauwe kon mij niet meer slaan. Nooit heb ik van het blauwe gehouden.
Ze gaf mij een nieuwe naam en een nieuw leven. Ik liep achter haar aan. Ik was als haar hondje, met een gordel om mijn nek. Ik werd wakker in de golven, en het blauwe schuim zat achter mij aan. Ik moest rennen voor mijn leven. Blauwe honden hadden mij snel gevonden, en beten me, en ik riep, maar niemand hoorde. Iedereen was hier doof. Ze lieten mij gewoon verdrinken in deze hoge golven, maar op de bodem vond ik sterke drank. Ik was een wonderkind.
Ik kwam aan in een veld van rode bloemen. Ik probeerde de blauwe bloemen uit mijn herinneringen te bannen, maar dat ging moeilijk. Ze kleefden aan me. Ik worstelde dagelijks in hun arena's. Ik liep met mijn ziel onder mijn arm, en trollen plaagden mij. Zij hingen mij aan een boom, de boom van zorgen. Zij lachten, en vierden feest. Later namen zij mij naar hun hol. Maar ik was tussen de rode bloemen.
Rode bloemen, zij kunnen mij sussen.
Maar al mijn wonden waren open, en al mijn zonden stonden op mij geschreven. En zij beet in mijn hoofd, de bijtende roos, de rode, als een rode bloem, een bloem met twee kanten. Ik kon het niet uitziften, dus ik ging zitten. Zij stond voor me als een melaatse, vloekende, tierende, met tatoeages. Zij was gelakt van top tot teen, als een brullende dikke vrouw. Zij was als een melaatse, als de lepra koningin, de lepra messias, maar zij was achter glas. Zij was in het zand van een warme dag, waaar zij smolt, gillende. Ik heb nog één keer omgekeken, en toen rende ik weg.
Ik was over de heg, tussen de bruine bloemen. Ze waren mooi, met groene bloesem. Ook kauwde ik. Ik was aan het herkauwen, maar toen besloot ik dat niet meer te doen. We waren slaven van het kauwen. Er moest een andere manier zijn, een andere manier.
Nog steeds rende ik voor mijn leven, voor de blauwe bloemen. Ik voelde haar hand, en trok de mijne terug. Ik voelde mijn mond, en de hare. Ik trok de mijne terug. Ik trok mijn tong diep naar binnen. Toen begon ze te gillen.
Achter een roze deur was ze, het blauwe bloed. Achter een groene deken, toen keek ik naar haar. Ik kon er een schilderij van maken. Blauwe bloemen waren om me heen. Ik rende de wildernis in. In de verte hoorde ik het wilde water bruisen. Ik hoorde de zee van een nieuw geluk. Ik werd de varkensjager, op een hoog paard, en velen volgden mij. Ze hadden allemaal nergens om naartoe te gaan.
De jacht begon. Ze sloegen de trommel, een heel leger achter mij aan. Ik was de varkensjager. De jacht was begonnen. De trommels waren stil, lange stilte, dan een slag, en het paard waarop ik zat zaaide vrees. Ik werd stil, en ging naar een kamer in de wildernis om een boek te schrijven. Mijn pen droop. De blauwe boom had gehoopt dat hij mij kon vasthouden.
Ik rende door de blauwe boom, op zoek naar de uitgang. Ik haatte het blauw. Ik zag de bruisende zeeen in de verte, en rende er naartoe, door de wildernis, door de bessen. Zoveel exotische vruchten.
De palmtakken waren lang.
Ik zat tussen het goud.
Ik had haar gevonden, de gouden ballerina. Ik drukte op het knopje, en ze draaide. Toen blies de wind. De wolk van zorgen vertrok. Ik liep binnen in een duistere stad, haar stad, waar haar schaduw op rustte. Ik bracht haar naar huis. Ze zat daar, ze was al snel weer aan het dansen, vrij. Ik keek uit het raam, en zag het verkeer, de stoplichten, en toen stopte alles. Ik stapte uit het schilderij. Ik had een gevecht met de wachter van het schilderij. Het schilderij was mooi, en de wachter ook. Ook het gevecht was mooi. Ik nam foto's. Het waren foto's van een mooie dag. Het waren foto's van een mooie dag aan het strand.
Ik ving haar tranen op in een vaas, en al haar bloed. Ik maakte haar nieuw. Ze was een nieuw mens nu. Ze zat op het paard, als een indiaan, en alle sterren begonnen te vallen. Het was een nieuw schilderij. De woestijn bloeide.
De blauwe boom stond daar.
Blauwe bloemenvelden, zover het oog reikte. Veranderende in zeeen, en dan weer bloemenvelden. Zeeen, bloemenvelden, zeeen. En zij brachten voort de honing, de honing van een nieuwe wereld, een wilde wereld. En ik viel, en zakte door de bodems. En toen was alles in de vlammen.
Ik bleef maar vallen, en het vuur leek dieper te gaan. Het opende de deuren, de deuren van een nieuwe morgen. Het was aan het blaffen.
De blauwe boom, ik zoog aan de honing, en werd wederomgeboren, als een nieuw kind. Ik zoog. De wilde honing had me in de grip, een zee van honing.
Ik klom uit het schip, en toen weer binnenin. Ik greep de blauwe druiven. Alles begon te druipen. Een blauwe vrucht op een schoteltje. Blauwe bloemen hadden ons omringd. Ik zoog.
De blauwe boom groeide hoog. Er groeide een stad op de top. Ik keek naar beneden en had een groot overzicht. Ik keek naar beneden en wilde vliegen. Maar ik bleef in de stad. Ik had andere dingen te doen. Ik ging in de dieptes van de stad, tot de wildernis. Waar blauwe bloemen groeien.
Waar blauwe bloemen groeien, in velden zover het oog reikt, veranderende in zeeen, en dan weer in bloemenvelden. Ik kon weer ademen.
De blauwe ladder, de blauwe boom, blauwe bloemvelden, veranderende in zeeen, en dan weer in bloemenvelden. Ladder naar de wildernis. De ladder leidt tot de konijnen, en dan behoudenis, tot de roze stad. De blauwe bloemen zullen je niet meer kunnen vinden, maar ze zullen er nog steeds zijn. Langs de kanten van de roze stad zullen ze groeien, aan de waterkanten. Ze zullen je niet meer kunnen horen of zien, ze zullen wegvagen tot in alle eeuwigheden, maar nog steeds zullen ze daar groeien, aan de waterkanten, aan de kanten van de roze stad.
26. De Machine
Het zeewater was glashelder. Je kon er alles doorheen zien. Op de bodem groeiden vele bloemen. Het was bijna een bloemenzee. De branding was schuimend. Zij konden zien vanwege het nachtzicht in hun ogen.
Het zand was gloeiend heet, en een kampvuur brandde in de verte. Er waren grote vissen aan het spit, vissen die anders het eiland zouden hebben verwoest. Het waren vissen die het voor zwemmers onveilig maakten.
Zij die hier gekomen waren wilden niet meer terug. Ze waren met een roeiboot gekomen. Op het eiland leefden kannibalen, maar die hadden ze nog niet gezien.
In de verte zagen ze wat kano's met inboorlingen. Ze vroegen zich af of dat kannibalen waren. Na een tijdje was het een hele vloot. Ze kwamen steeds dichterbij. Ze besloten voor de zekerheid en de veiligheid de wildernis in te gaan. Diep in de wildernis van het eiland was een rivieren gebied. Hier zagen ze ook in de verte een vloot van kano's met inboorlingen.
Plotseling waren ze omsingeld door inboorlingen met speren. Ze vreesden het ergste, dat dit kannibalen waren. Ze werden naar kooien geleid, en kregen toen te horen wat de regels waren. Er moest een god aan het kruis aanbeden worden, de god van de kannibalen. Zijn naam werd niet genoemd, maar aan die god moesten mensen geofferd worden die dan later gegeten werden.
Vanaf die tijd werden ze vetgemest, maar ze spuwden alles uit van de zenuwen. Toen werden ze min of meer uitgehongerd. Hierdoor werden ze ook niet geofferd, en konden vrij op het eiland leven.
Ze voelden er niets voor om die kannibaalse god te aanbidden. Ze hoopten dat ze nu met rust gelaten zouden worden.
Snel kwamen ze erachter dat de kannibaalse god maar een machine was waardoor de inboorlingen werden beheerst.
Omdat ze geen enkel risico wilden nemen zijn ze toen naar het volgende eiland toegegaan.
27. Het Bruine Boek
De slaven waren gepiercet in hun tepels. Ze stonden bevend voor haar. Zij had de macht hun leven geheel in de vernieling te brengen. Niet lang daarna lagen ze aan haar voeten, smekend om genade, maar er was geen genade. Zij moesten hun lot aanvaarden, en gehoorzamen. Zij had veel manieren om hen tot die gehoorzaamheid te brengen, om hen daarvan niet te laten afwijken.
Zoveel middelen had zij om hun leven tot een hel te maken, en dat zou zij ook doen. Er was niets meer wat haar tegen zou kunnen houden. Zij waren alleen met haar, als haar hulpeloze slaven.
Hoeveel ze ook gilden en schreeuwden, het kon haar niks schelen. Ze waren nek-geketend en aan handen en voeten gebonden. Zij overviel hen in hun slaap. Nu was er niets wat haar kon stoppen. Hier had ze lang op gewacht. De wraak was met haar.
Wanneer ze hen riep ging het hen door merg en been. Ze trok hen aan een touw door het zand. Zij was zoveel malen sterker dan hen. Nooit zou een man meer over haar heersen. Lang genoeg had zij in gevangenschap gezeten, maar nu was zij vrij, en zou haar vrijheid verdedigen als een wild beest.
Zij trok hen naar een gebied waar het groene niet was, een gebied van duistere jungles. Alles was hier grauw. De wateren waren van bloed en bruin. Het groene had haar eens geketend, maar nu zou zij alleen maar teruggaan naar het groene om gevangenen te maken. Zij wist dat de aanval de beste verdediging was. Ze zou niet wachten totdat ze weer door een groep mannen overvallen zou worden. Neen. Zij moesten allemaal in gevangenschap gaan voordat dat kon gebeuren.
Zij haatte het groene. Ook haatte zij het blauwe. Nu leefde zij voor eeuwig daar waar het groene en het blauwe niet kon komen. De mannen verbleekten voor haar aangezicht. Zij zou hen uithongeren, en voor eeuwig haar slaven zijn. Zij zou hoe dan ook met hen afrekenen. Zij hadden haar teveel aangedaan. Nu was zij een wild beest. Zij zouden niet veel kunnen doen. Zij was vele malen sterker dan hen. Toen ze jong was, en niet was ontwikkeld tot haar volle kracht konden ze haar nog temmen. Maar nu niet meer. De rollen waren omgedraaid.
Ze lachte, en spotte, terwijl ze de mannen bekeek die op de grond lagen. Ze zou hen voor eeuwig kooien. Voor haar werken zouden ze, zodat ze geen tijd zouden hebben om aan andere dingen te denken. Als hun gedachtes af zouden dwalen, dan zou dat een gevaar voor haar kunnen betekenen. Daarom zou zij hen moeten temmen. Zij zou hen onder hypnose moeten brengen, totaal onder haar macht. Als een roofdier sloop zij tussen haar prooi. Haar mes had ze dicht tegen haar aan, en haar arm was gespannen, alsof ze elk moment kon toeslaan. Zij zou haar eerste offer brengen. Eén man moest sterven voor wat haar was aangedaan.
Ze boog over haar slachtoffers heen, hen uiterst zorgvuldig bekijkende, op zoek naar sporen van angst. De mannen beefden voor haar. Sommigen rolden over de grond, om van haar proberen weg te komen, maar het touw aan hun nek-ketens liet hen merken dat ze nergens naartoe konden. Ze waren van haar, haar bezit. Ook hadden sommigen dunne ketens bevestigd aan hun tepel-piercings. Ketens die terugliepen tot aan haar riem. Zij zouden altijd in paniek leven, gedwongen door pijn om haar te gehoorzamen, en door de pijn die op de loer stond. Ze konden nergens heen.
Ze rook hun lichamen, en genoot van hun angst, zoals ze eens van haar angst genoten. Ze liet hen merken hoe onwaardig ze waren, en vernederde hen op allerlei manieren. Ze lachte en spotte.
Na een tijd had ze haar offer gevonden. Deze man moest voor haar sterven. Ze greep hem bij de keel, en zette haar mes op zijn nek. Langzaam begon ze het mes naar binnen te laten zinken. Het bloed spoot eruit, en ze liet hem helemaal leegbloeden. De man begon luid te gillen, maar lag even later bewusteloos in het zand. Toen sneed ze zijn kop eraf, en trok het op aan zijn haren. 'Dit is wat ik van jullie maak !' schreeuwde ze. 'Hier hebben jullie om gevraagd !'
Ze ging in het zand zitten en huilde. Zoveel herinneringen kwamen naar boven. Dit was de man die haar dit allemaal had aangedaan. Ze was opgelucht nu. Zijn botten zou ze in haar tent hangen. Zijn schedel zou heilig zijn voor haar. Zij zou zijn schedel plaatsen op een paal. Ook zijn scalp spietste ze op een paal. Oorlogsgejoel klonk door de duistere nacht. Hier was het altijd nacht. Het bloed gaf licht, en er was veel vuur. Zo was er een donkere gloed waarin zij voortleefde, waarin zij zich veilig voelde. Hier zou ze bedenken wat ze met de andere mannen zou doen.
Zij konden niets meer tegen haar beginnen, nu ze tot haar volle kracht was uitgegroeid. Haar tranen vielen op de grond, maar spoedig zouden haar tranen niet meer stromen. Zij had al genoeg gehuild in haar leven. Nu zouden de mannen huilen.
Grote tranen vielen op haar voeten. Tranen die niet van haar waren, maar van hen die haar eens hadden opgejaagd, en hadden opgesloten. Zij voerden jacht op haar, en waren daarin geslaagd. In een kerker moest zij leven, voor zo'n lange tijd. In een duistere kooi leerde zij wat het was om een slaaf te zijn, afhankelijk aan de genade van een man. Die man was nu niet meer in leven. Maar al zijn dienstknechten lagen aan haar voeten.
Ze verachtte deze slaven. Zij waren altijd slaven geweest, en nu waren ze haar slaven. Zij zou geen genade of medelijden met hen hebben. In deze duistere nacht moesten zij op hun plaats gezet worden. Hier, in dit nachtgebied, zouden zij weten wie of wat ze waren, en wie ze moesten dienen. Zij zou raad weten met hun trotse borsten. Piercings gingen daarin, totdat de pijn hen dwong hun borsten te laten invallen, dichtvallen zoals zij dat noemde. Zij waren niet meer zo trots, en zij zouden nog minder trots zijn. Daar had zij haar middelen voor. Ook hun borst-piercingen werden soms bevestigd aan lange dunne kettingen, die terugliepen tot aan haar riem. Bij een lichte beweging van haar of hen hadden ze pijn. De pijn dwong hen om aan haar toe te geven. Ze hadden met de verkeerde persoon te maken. Zij zouden haar niet meer kunnen voorliegen.
Als een duister beest met veel prooi stond zij daar in het nachtgebied, naast haar tent. Ze stond daar met bloed aan haar mond, het bloed van een prooidier wat ze een tijd geleden had gevangen en vetgemest voor deze dag. Al deze mannen zouden haar geheim kennen. Ze zou hen voer geven wat hen zou veranderen in vee. Zij had zwarte magie in haar botten. Zij was de koningin van de zwarte magie en voodoo. Zij zou hun hoofden beheersen, en alles omdraaien. Zij zou hen in verwarring brengen, en hen te doen laten geloven dat zij beesten waren, fokvee, niets anders dan dat.
Slachtvee waren zij in haar ogen, en ook zij begonnen dat meer en meer te geloven. Elke dag sprak ze dat op hen in, en zij begonnen zich steeds meer als slachtvee te gedragen. Voodoo was haar naam.
De dag erna vermoordde ze al haar slaven. Nu zou ze haar zusters vrijzetten. Zwaar bewapend ging ze tot de groene en blauwe gebieden, daar waar het daglicht regeerde, en kwam tot hun kerkers, waar ze een zware strijd begon. Ze onthoofde de geestelijken, en verscheurde hun wetsboeken. Ze daalde neer op hun schedels. Zij brak hun miserabele lichamen, en slachtte haarzelf een weg door de bijna bevroren massa's. Zij waren alreeds zombies. Zij was op weg naar hun leider. Zij bespotte hem al in de verte, en riep zijn naam. In visioenen had zij hem al gezien. Ook hem zou zij breken. Op een hoge rode troon zat hij, met honden aan weerszijden. Hij leefde als in een kooi. Gouden tralies probeerden haar te stoppen. Er heerste hier een verschrikkelijke stank. Even dacht ze dat ze zou bezwijken, en alles was hier zo vol van licht. Ze verlangde naar de duisternis, maar moest eerst met deze persoon afhandelen om haar zusters vrij te zetten.
In haar hart sprak ze wat voodoo spreuken.
Toen hij haar zag veranderde hij in een groen gedrocht. 'Ik ken je !' riep ze bijna gillend. 'Jij bent het groene gedrocht. Jij hebt mijn zusters verkocht ! Waar heb je ze ?' Het groene gedrocht greep haar en begon haar te verscheuren. Hier was zij niet tegen opgewassen. Ze krijste en schreeuwde. Toen hoorde ze de stem van haar zusters. Ze was stervende, maar met haar laatste kracht wilde zij haar zusters vrijzetten. Ze sleepte haarzelf voort tot waar het geluid vandaan kwam, terwijl het groene gedrocht zich in haar had vastgebeten. Moeizaam sleepte ze haarzelf voort. Het groene gedrocht liet niet los, en ze begon steeds meer kracht en bloed te verliezen. Ze kon het groene gedrocht met geen mogelijkheid van haar afkrijgen. Ze kwam aan bij een duister hol, en ging daar naar binnen. In de verte zag ze de kooien, en hoopte maar dat ze die kooien zou kunnen bereiken voordat ze zou sterven. Moeizaam sleepte ze zich voort, en alles ging steeds trager. Ze begon steeds duizeliger te worden, maar het geschreeuw van haar zusters scheen haar een vreemde kracht te geven. Nog nooit had ze deze kracht eerder gevoeld. Met een krijs slingerde ze het beest van haarzelf af, en het spatte tegen een rotspunt aan in het hol. Ze was bedekt met groen slijm. Ergens lag een dierenvel waarmee ze haar wond begon dicht te knopen. Ze strompelde naar de kooien en met haar laatste krachten brak ze de tralies open. Haar zusters waren vrij. Ze namen haar in hun armen, maar niets kon meer baten. Ze was stervende. Ze ijlde. Ze was te diep verscheurd. Haar zusters huilden.
De grote Voodoo was niet meer.
De zusters keken elkaar aan. Ze wisten dat ze alleen verder moesten. Voodoo had hen bevrijd, maar … dat was tegelijkertijd het einde van Voodoo. Het was alsof ze haar nog steeds hoorden krijsen in de verte, maar het gekrijs werd minder, om even later plaats te maken voor doodse stilte. Snel renden de zusters de wildernis in.
Wie zou nu de koningin van de zwarte magie worden ? De zusters wisten niet of ze wel voor zo'n taak opgewassen waren. Ze waren anders dan Voodoo.
Hoe het kon wisten ze niet, maar het groene gedrocht wist hen ook te vinden. Hij begon hen te verscheuren zoals hij deed met hun zuster, en er was niets wat ze konden doen. Ze zouden sterven in deze nacht. Het groene monster nam hun wereld over, en ze kwamen samen met hun zuster in de onderwereld. Zij troonde daar in de onderwereld als de grote Voodoo koningin. Zij verbleekten naast haar. Maar ook hier kwam het groene gedrocht om hen te achtervolgen. Er was geen ontsnapping mogelijk van het groene gedrocht. Ze werden getrokken tot de hel waar ze zouden branden. In het vuur zagen ze elkaar's gezichten, en gilden. Ze smolten weg, totdat ze geheel opgebrand waren, om dieper weg te zinken in een massale leegte. Ze waren tot de afgrond onder de hel gekomen, tot de bodemloze put. Hier zonken ze als in een moeras, een moeras van vergetelheid. Het voelde aan als een nieuwe geboorte. Ze gaven geboorte aan een dochter, een groot strijder. Zij waren door het groene zaad bevrucht. Hun dochter was een groot jager, met de macht om het groene gedrocht te vernietigen. Het groene gedrocht vloog toe op zijn zaad, en verslond het, maar hij werd er erg ziek van. Hij moest het weer uitspugen.
Een grote gestalte stond voor hem, zijn dochter, een vrouw. Ze was goed bewapend, en begon hem te martelen met de wapens. Hij wist dat zij op zijn vernietiging uit was. Ze had geen medelijden met hem. Er was geen genade. Hij riep tot zijn blauwe meesters, en smeekte hen. Het blauwe gedrocht zou nu komen om hem van zijn pijnigingen te verlossen. Onder het aanroepen van verzen uit een boek die hij nog kende kwam er een blauwe mist. Het blauwe gedrocht was gekomen, de grote vader, die het kind begon te verslinden. Het kind stierf. Nu waren alle sporen van het geslacht van voodoo uitgewist. Het blauwe monster had overwonnen en zong zijn oorlogsliederen. Hij zong van overwinning, en het blauwe nam alle werelden in, als grote zeeen die alles overspoelden.
Er was geen herinnering meer aan Voodoo en haar zusters. Iedereen herinnerde alleen de verzen van een oud boek. De verzen waarmee het groene gedrocht zijn blauwe meesters had opgeroepen. Deze verzen moesten bewaard worden tot in alle eeuwigheden.
Een vrouw keek uit over de zeeen. Zij was opgegroeid met het blauwe boek, en ook met het groene gezag. Maar zij had altijd de visioenen van het bruine in haar hoofd, en die vertelden haar over Voodoo en haar zusters.
Het blauwe moest haar doden, maar kon het niet. Ze werd beschermd door een bruin boek. Het was juist het bruine boek waarin Voodoo en haar zusters hun toevlucht hadden gevonden.
Suzie
De
edelste tuinen zag ik. Zoutig, zurig, niet te veel zoet, zo smaakten
de bessen. Ze waren heerlijk. Ze waren bijna verzonnen als door een
insect. En dan niet een normaal insect, maar bijzonder, eentje met
groot potentieel, als een wereldredder. Ik had kriebel in mijn keel
toen ik ernaar keek. Het smaakte ook een beetje naar drop. Drop kon
je trouwens niet krimpen, tenzij het rode drop was. Maar rode drop
was dan weer net iets zoeter. Ik stapte de tuinen binnen, waar nog
veel meer van die bessen hingen, en allemaal beestjes. Ze zat daar
met een rood jurkje, een beetje opgebolt als pudding was haar jurkje,
als met kant belegd. Het jurkje was niet te groot, en dat hoefde ook
niet. Het was al genoeg dat ze daar zat. De touwtjes van haar jurkje
waren als dropveters, als van rode drop. Ik keek niet op of om, maar
ging dieper de tuinen in, op zoek naar meer bessen. Ik hield ervan om
naar bessen te staren, vooral druipende bessen. Het was alsof ik haar
tong op de mijne voelde, maar ik ontweek haar. Ik wilde niet aan haar
denken. Zij blijkbaar ook niet aan mij, want ze bleef gewoon zitten.
Ik voelde contact met haar, maar ontkende het in mezelf. Kom
op, zeg. Ik heb wel andere dingen te doen. Als ik me aan haar zou
geven, zou ze me toch verscheuren. Ze was een roofdier, daar diep in
de tuin. Ik had haar wel in de gaten, maar deed alsof ik haar niet
zag. Ze begon een beetje zenuwachtig heen en weer te draaien. 'Ik heb
je wel in de gaten, hoor,' zei ze. Ik deed alsof ik haar niet hoorde.
'Dat is ook niet netjes,' zei ze. 'Helemaal niets terugzeggen.' Ik
draaide met mijn rug naar haar toe. Ik begon nog meer bessen te
plukken, en begon ze te eten. 'Hey, geef mij ook eens wat van die
bessen,' zei ze. Ik gooide er eentje toe.
'Je bent
afstandelijk,' zei ze. 'Nou, jij mag er anders ook wel wezen,' zei
ik. 'Eindelijk praat je,' zei ze. 'Ik vind het allemaal best,' zei
ik. 'Wat vind je allemaal best ?' vroeg ze. Ik zweeg. Ik begon door
te eten van de bessen. 'Niet met je mond vol praten,' zei ze. 'Je
bent mijn moeder niet,' zei ik. 'Nee, gelukkig niet,' zei ze. 'Je
bent me nogal een probleem-geval.' 'Zo mag ik het horen,' zei ik.
'Hoe zal ik je noemen ?' sprak ze. 'Al noem je me Klaas, doet me
niets,' zei hij. 'Krokodillen-voer,' sprak ze zachtjes. 'Die zijn
hier niet,' zei ik.
Ik liep dieper de tuin in, mijn gezicht
verborgen voor haar. Ze kwam mij niet achterna. Wat zou ze van me
moeten ? En ik had wel andere dingen te doen. Ik verzamelde bessen in
mijn mandje. Ik bracht ze naar grootmoeder. Ze kookte er iets van.
Het was heerlijk. Ik sprak met haar niet over de dingen die ik had
gezien in de edelste tuinen. Maar later deed ik het toch. 'Ach, dat
meisje,' zei grootmoeder. 'Ik ken haar wel. Ze woonde hier vroeger in
de buurt. Er hing daar altijd was buiten, in de tuin. Ze kookte
weleens voor ons. Maar later werd ze een wilde. Ze vertrok naar de
andere kant van de stad, en ging aan de kade wonen. Het was veel te
wild voor ons. Maar ze hield altijd al veel van de bossen. Daar
zwierf ze vaak. Toen je klein was kwam ze je weleens opzoeken.' 'Ik
kan me daar niets meer van herinneren,' zei ik. 'Dat ben je misschien
vergeten,' zei grootmoeder. 'Jullie waren vroeger heel gek met
elkaar.' 'Hoe kunnen mensen zo uit elkaar groeien ?' vroeg ik. 'Ach
ja, jongen,' zei grootmoeder, 'dat is de wereld. Het is komen en
gaan, vastpakken en loslaten, en je groeit uit alles ook weer uit.'
'Ja, dat jurkje wat ze droeg was wel erg klein,' zei ik. 'Ze past er
niet meer in,' zei grootmoeder. 'Nou, het paste wel goed,' zei ik,
'maar het jurkje was gewoon klein.' 'Ze had dus niet veel aan,' zei
grootmoeder. 'Nou, okay, daar kan ik inkomen. Het is nogal zomers
weer, een beetje zwoel zelfs, vind je niet ?' Ik keek oma aan. Ze had
van die wonderlijke ogen, donkere ogen. Ik zag de pretlichtjes in
haar ogen, alsof ze blij was dat we met elkaar spraken. Ja, dat had
ook anders kunnen zijn. Er waren zovelen die niet meer met oma wilden
praten. Haar ogen dropen bijna als bessen. En ik had bijna druipende
handen. 'Vertel me meer,' zei ik. 'Nou, ja, ze was vroeger gek op je,
en wilde met je trouwen,' zei grootmoeder. 'Maar de familie wilde dat
niet. Toen droop ze af. Alle contacten verwaterden sindsdien.' 'Ja,
maar daar kan ik toch niets aan doen,' zei ik. 'Ze werd verboden met
je om te gaan,' zei grootmoeder. 'En daar legde ze zich bij neer.'
'Was ze gevaarlijk of zo ?' vroeg ik. 'De familie vond van wel,' zei
grootmoeder. 'Ze is als een kwark-taartje,' zei ik. 'Ja, maar jij
kent haar duisternissen niet,' zei grootmoeder. 'Vertel me,' zei ik.
Grootmoeder werd even stil. Ze keek me diep aan in mijn ogen, en
sprak : 'Ze houdt van vreemde spelletjes. Het zijn geen echte
spelletjes, maar ik noem het maar even zo.'
Ik kwam haar een
paar dagen later in de bibliotheek tegen. Ze was daar aan
het lezen. Ze had prachtige laarzen aan. En een prachtig wit broekje
dat tot aan haar laarzen reikte. Ze had touwtjes in haar haren,
en het voelde alsof haar tong op de mijne lag. Ik had een bessensmaak
in mijn mond. Ze deed alsof ze me niet zag, of misschien zag ze me
helemaal niet. Ik liep langs haar heen, en liep zo dicht tegen haar
aan dat ik haar raakte, maar niet te hard, en niet te dichtbij, en
zeker ook niet te lang. Een rilling en een warm gevoel ging door mij
heen. Ik voelde mij als in de hemel. Ik werd er een beetje emotioneel
van. Plotseling keek ze op, en keek met haar warme donker-bruine
ogen naar mij, alsof ze me niet herkende. Toen las ze weer door. 'Je
herkent me niet ?' vroeg ik. 'Nee,' zei ze, terwijl ze niet opkeek.
Ze las gewoon door. 'Ik geloof je niet,' zei ik. Ze glimlachte warm,
terwijl ze even opkeek. 'Het is me allemaal verboden,' zei ze.
'Door wie ?' vroeg ik. 'Je familie,' zei ze. Ik zweeg. Ik probeerde
me haar naakt voor te stellen, of in een bikini op het strand,
terwijl ik doorliep. Dat was de laatste keer dat ik haar zag.
Grootmoeder vertelde mij een paar weken later dat ze in de krant had
gelezen dat ze spoorloos was verdwenen. Ik werd er niet koud of warm
van. Het zij zo, dacht ik. Haar zus kwam ik nog weleens tegen. Maar
die wilde er niet over praten. Dat was ook een heel ander type. Toch
wilde ze er na een bepaalde tijd wel over praten. 'Mijn zusje hield
veel van je,' zei ze. 'Ze wil dat je haar nooit vergeet.' 'Waar is ze
?' vroeg ik. Ze overhandigde me een brief. 'Lees,' zei ze. Er stond
in dat ze naar het bos was gevlucht, voorgoed. Ze wilde dat ik zou
komen. Ik stond op, en ging terug naar grootmoeder. 'Ja, ze hield
veel van de bossen,' zei grootmoeder. 'Altijd al. Karel, haar vader,
was ook een bos-fanaat.' Ik schudde mijn laars uit. Er zat allemaal
zand in, en ook een munt, een gouden munt, met haar hoofd erop. Ik
liet het aan grootmoeder zien. 'Maar dat kan toch niet, lieve
jongen,' zei grootmoeder. 'Hoe kun je nu een munt vinden met haar
hoofd erop, en dat zat in je laars ? Dat heeft haar zus vast in je
laars gestopt toen je daar was.' Ik was verbijsterd. 'Hoe is dat
mogelijk ?' vroeg ik. 'Een munt met haar hoofd erop ?' 'Ja, ze moet
wel ergens koningin zijn, jongen,' zei grootmoeder. 'Je komt niet
zomaar met je hoofd op een munt.' 'Hoe kan dat ?' vroeg ik. 'Ik weet
het niet, jongen,' zei grootmoeder. 'Volgens mij weet haar zus meer.'
Ik ging weer naar haar zus, en die begon direct te glimlachen toen ze
de munt zag. 'Ja, Suzie is een koningin,' zei ze. Het was de eerste
keer dat ik haar zag glimlachen. 'Van welk rijk ?' vroeg ik. 'Suzie
is de koningin der apen,' zei ze. 'Ach, kom nou,' zei ik. 'Hoe kunnen
apen nou munten hebben.' 'Ach,' zei ze, 'dat was eens een stunt in de
dierentuin, waar je je hoofd kon laten zetten op een munt, als je
voor een bepaald bedrag had gedoneerd.' 'Dus heb jij die munt in mijn
laars gedaan ?' vroeg ik. Ze giechelde. Raadsel opgelost. Ik ging
terug naar grootmoeder. 'Ach, Karel had ook altijd van die vreemde
dingen,' zei grootmoeder. 'En haar moeder was ook zo'n zot mens. Haar
moeder reiste in bootjes door het bos. Ook zo'n bosmens. En dan
vreemde dingen, he.' 'Wat voor vreemde dingen ?' vroeg ik.
Grootmoeder zweeg.
Ik besloot door de vele struiken van
bosbessen naar het bos te gaan. Al gauw kwam ik haar daar tegen. Ze
had een boog op mij gericht. 'Wat kom je doen ?' zei ze ruig. 'Ik
dacht dat je wilde dat ik kwam ?' zei ik. 'Wie ben je ?' vroeg ze.
'Ik dacht dat je me wel kende, Suzie,' zei ik. 'Ik ben Suzie niet,'
zei ze. 'Ik ben nu iemand anders.' 'Mag ik bij je komen ?' vroeg ik.
Ze spande de boog nog strakker. Ik keek naar de glinsterende pijl.
Als ze die los zou laten, zou ik er zeker geweest zijn. 'Jij bent het
reeenkind, het geheim van het hertenjong,' zei ze. 'Wat is dat ?'
vroeg ik. 'Nog even en dan ben je een kluif,' zei ze. Ze greep een
touw met een lasso van haar schouder en liet het om mijn nek vliegen.
'Hey, ben je gek geworden ?' vroeg ik. Met een steen sloeg ze me
neer. Ik was bewusteloos, en werd even later wakker in een kooi. 'Jij
bent dus echt gek geworden,' zei ik. 'Stom varken,' zei ze. 'Ik dacht
dat ik eerst een hertenjong was, en nu ineens een varken ?' vroeg ik.
'Mond houden,' zei ze. 'Je speelt met je leven.' 'Je praat gewoon
heel ongenuanceerd, alsof er een steekje bij je los zit,' zei ik. 'Ik
ga je laten verhongeren,' zei ze. Die is echt gek, dacht ik bij
mezelf. Die heeft ze niet meer goed op een rijtje. 'Je zal niet meer
teruggaan naar je familie,' zei ze hardvochtig. 'Het is afgelopen met
hun spelletjes. Je bent nu van mij.' 'Wat als ze me hier komen halen
?' vroeg ik. 'Dit is verboden terrein voor hen,' zei
ze. Opeens stond daar de boswachter. Suzie moest naar de
gevangenis, en ik kon weer terug naar mijn familie. Ik had wel heel
erg veel medelijden met Suzie. Ik zocht haar vaak op in de
gevangenis. 'Heus, ik bedoelde het niet zo,' zei ze. 'Ja, dat zeggen
ze allemaal,' zei ik. 'Ik was gewoon met je aan het spelen,' zei ze.
'Mijn familie had gelijk,' zei ik. 'Je bent gevaarlijk, en je houdt
van vreemde spelletjes.' Ze begon te huilen. 'Ik wilde je geen kwaad
doen. Ik zou je daarna gewoon loslaten, maar jullie vatten alles
verkeerd op,' zei ze. 'Maar je had een pijl en boog op me gericht, en
je had me bewusteloos geslagen met een steen. Noem je dat nog
spelletjes ? Je bent een beetje vreemd,' zei ik. 'Het bosleven is
hard,' zei ze. 'Ik moest overleven.' 'Maar je zei dat je wilde dat ik
kwam,' zei ik. 'In die brief. Het is een soort liegen en bedriegen.'
'Nee,' zei ze. 'Ik wilde dat je kwam. Ik wilde gewoon met je spelen.'
'Je hebt me erin laten lopen,' zei ik. 'Denk je nou echt dat ik je
kwaad wilde doen ?' vroeg ze. 'Ik weet het niet,' zei ik. 'Je bent in
ieder geval niet te vertrouwen.' 'Het was maar spel,' zei ze. 'Vond
je het niet leuk ? Dan had je het moeten zeggen, dan waren we
direct gestopt.' 'Ik was al bewusteloos geslagen,' zei ik. Ze scheen
het niet te begrijpen. Het was een bijzonder meisje. 'Het dringt niet
tot je door, he ?' zei ik. 'En nu zit ik hier dan,' zei ze. 'Ik wil
terug naar het bos.' 'Maar je bent te gevaarlijk,' zei ik. 'Ach kom,'
zei ze. 'Jullie kunnen ook niet tegen een grapje.' 'Geen leuk grapje
als ik bewusteloos wordt geslagen,' zei ik. Maar dat drong niet tot
haar door. 'Het is het wilde leven,' zei ze. 'In het wilde leven
kunnen dingen gebeuren die in de stad niet mogen gebeuren. Het is
anders.' 'Ja, ja, maak dat de kat maar wijs,' zei ik.
Grootmoeder
wilde dat ik uit haar buurt zou blijven, vooral toen ze weer vrij
kwam. Het was voor haar verboden om in het bos te komen. Dat zou een
verkeerde uitwerking op haar hebben. Ik ging haar niet echt uit de
weg. Soms kwam ik haar in de bibliotheek tegen. 'Van wat voor boeken
houd je ?' vroeg ik haar. 'Van het bos,' zei ze. 'Daar mag je niet
komen, he ?' zei ik plagend. 'Nee,' zei ze zacht. 'Mijn familie heeft
liever niet dat ik met je praat,' zei ik. 'Naar voor je,' zei ze.
'Waarom dat nou weer ?' vroeg ik. 'Wat kan mij dat nou schelen. Ben
je zo belangrijk ?' 'Nou, je kwam me anders wel altijd opzoeken, in
het bos, in de gevangenis, en nu,' zei ze. Ik begon hevig te
protesteren. 'Nee, dat was omdat ik medelijden met je had, niet voor
mezelf,' zei ik. 'Oh, ben jij er zo één,' zei ze. 'Ik
vertrouw je niet,' zei ik. 'Ja, dat weten we al,' zei ze. 'Maar je
loopt wel altijd achter me aan.' Weer begon ik hevig te protesteren.
'Zeg, dame, nou moet je eens even heel goed naar me luisteren. Ik heb
net zoveel recht om in de bibliotheek te komen als jij. En ik ben
hier voor de boeken, niet voor jou. Nu moet je geen hoogmoeds-waanzin
krijgen, mevrouw, of wil je ook dat ik 'u' tegen je zeg ?' zei ik
verontwaardigd. 'Nee,' zei ze, 'en ik loop je gewoon maar wat te
plagen.' 'Goed,' zei ik, en liep door. Maar ze kwam me achterna. 'Ik
zal je nog wel eens een keer krijgen, zoals ik je goed beet had in
het bos,' zei ze. Ik slikte. Ik wist dat ik nog steeds op mijn hoede
moest zijn. Deze vrouw was immers gek. Op een nacht werd ik wakker,
vastgebonden, terwijl zij op me zat. 'Hoe kom jij hier binnen ?'
vroeg ik. 'Voor jou een vraag, voor mij een weet,' zei ze. 'Kun je
mij onmiddelijk losmaken,' zei ik. 'Nee,' zei ze, 'ik zei toch dat ik
je nog wel zou krijgen ?' 'Okay, maar ik vind het niet leuk,' zei ik.
Toen maakte ze me los. Ik zag toen dat ze het waarschijnlijk niet
kwaad meende. Ik nam haar in mijn armen. 'Ik vind je eigenlijk heel
lief,' zei ik. 'Ik zie nu in dat ik je helemaal verkeerd beoordeeld
heb.' 'Maar ik had je niet bewusteloos mogen slaan,' zei ze. 'Het is
niet erg,' zei ik. 'Het was in het bos, en daar zijn misschien andere
regels.' 'Nee,' zei ze. 'Het was verkeerd van me.' 'Ik heb er niks
aan overgehouden,' zei ik. Ik hield haar vast in bed, en streelde
door haar haar. Toen ging ik met mijn vingers over haar lippen. Ik
kuste haar. 'Ik heb je eindelijk,' zei ze. 'Je moet eens weten hoe
lang ik hier op heb gewacht. Mijn hele leven al.'
Opeens stond
grootmoeder in de deur-opening. Ze stond daar lijkbleek. Ze maakte
direct rechtsomkeerds. Even later ging de telefoon. Ik nam op. Het
was grootmoeder. 'Ik hoef haar niet te zien,' zei ze. 'Wil je haar
ofzo ? Ik zei je toch dat je uit haar buurt moest blijven ? Ze is
niet pluis.' 'Ze is gewoon speels, grootmoeder,' zei ik. 'Maar dat
kan een keer verkeerd aflopen, lieve jongen,' zei grootmoeder. Op
aanraden van grootmoeder wilde ik dat ze het huis weer zou verlaten.
Ik besloot een grote zwerftocht door het bos te maken. Ik ging door
de vele bessenstruiken, en ik wist dat ik hier vrij zou zijn van de
streken van Suzie. Ik kon me nooit helemaal aan haar geven. Een
warmte omgaf mij, alsof iets me riep. Ik ging dieper het bos in,
totdat ik bij een bosmeertje kwam. Er waren hier jongens aan het
spelen. Ze hadden verfstrepen op hun lichamen. Toen ze mij zagen
grepen ze hun bogen. 'Wie ben je, en wat moet je ?' riep één
van hen. 'Ik wil in het bos leven,' riep ik terug. 'Zweer je dat je
nooit terug zal gaan ?' riep een ander. 'Ik zweer het,' zei ik.
Ze kwamen dichterbij. 'Hij moet geverfd worden,' zei één
van hen. Voordat ik het wist was ik neergeslagen. Ik werd wakker in
een kooi. Ze glimlachte. 'Wie ben jij ?' vroeg ik. 'Ben jij dat,
Suzie ?' stamelde ik. 'Hoe kun jij hier zijn ?' Ik was nog steeds een
beetje duizelig, en had een beetje een waas voor mijn ogen vanwege de
klap. 'Ik ben haar tweeling-zus,' zei ze. Ik had een smaak van
bessen in mijn mond. 'Okay, ik vind dit dus niet leuk, dus maak me
los,' zei ik. 'Oh nee,' zei ze, 'daar komt niks van in. Ik ben niet
zo makkelijk in die dingen als mijn zus.' 'Mijn familie zal mij
vinden,' zei ik. 'De jongens zullen hen grijpen, zoals ze jou
grepen,' zei ze. Ik voelde me machteloos. Ze zou me waarschijnlijk
laten verhongeren. 'Aan het einde van het ritje zul je zijn als deze
jongens,' zei ze. 'En je zal nooit meer terugwillen.' 'Wat is hier te
doen ?' vroeg ik. 'Wil je terug naar mijn zus dan ?' vroeg ze. 'Ze
zal echt nooit opgeven. je zal moe van haar worden.' 'Okay, ik
blijf,' zei ik. 'Maak me los.' 'Geen denken aan,' zei ze. 'Deze
jongens zijn zorgvuldig geinitieerd, en zo zal jij ook geinitieerd
moeten worden.' 'Mijn grootmoeder zal naar mij op zoek gaan,' zei ik.
'Ze zal er niet doorkomen,' zei ze. 'Dan ken jij mijn grootmoeder nog
niet,' zei ik. 'Ik ken haar,' zei ze. 'Ze is niet tegen mij
opgewassen.' 'Wat als de boswachter komt ?' vroeg ik. 'Die komt hier
niet,' zei ze. 'Waarom niet ?' vroeg ik. Ze zweeg. Ik kreeg bijna
geen voedsel. Alleen soms wat bessen met vreemde melk. Ik werd vaak
geslagen, veelal totdat ik bewusteloos raakte. 'Het is om los te
komen van de oude wereld en van je oude geheugen,' zei ze. 'Je bent
serieuzer dan je zus,' zei ik. 'Mijn zus is te speels,' zei ze. 'Voor
mij is het menens. De buitenwereld is gevaarlijk. Jouw familie is
gevaarlijk.' Ze brachten een verf uit op mijn huid, en op een
dag lieten ze me uit de kooi. Ik was nu één van
hen.
Op een dag kwamen ze ons in helicopters halen. Het meisje
ging de gevangenis in, en de jongens gingen terug naar hun families,
zoals ook ik. Grootmoeder was woedend. Zij kende dat meisje wel. Het
meisje vertrok al heel jong naar het bos, en keerde niet terug. Ze
werd waarschijnlijk grootgebracht door hyenas. Mijn grootmoeder
verbood mij om het meisje op te zoeken in de gevangenis. Ik wilde dat
eigenlijk ook niet. Het scheen dat het meisje heel veel op haar
geweten had. Ze zou niet zomaar vrij komen. Ze was veel gevaarlijker
dan haar tweeling-zus, Suzie. We gingen verhuizen naar een andere
stad. Grootmoeder vond dat beter, want dan zouden we geheel afzijn
van die vreemde familie van Suzie. Grootmoeder wilde er niet op
wachten dat er weer iets zou gebeuren.
In onze nieuwe stad
gingen grootmoeder en ik vaak wandelen naar de zee. De kust stond vol
met bessenstruiken, waar veel wespen waren. Ik had veel diepe
gesprekken met mijn grootmoeder.
The Gnostic Second Bible II
The Fire No One Could Quench
Fatal Omens
Disconnected
The Desert Tower
The Twelve of Rokdod
The Pirates of Taroon
Awela the Savage, Jungle Fiction
Awela the Apeman
Awela the Hunter
Blood like Rivers
The Safe Cave
The King and the Sword
1. The Fire No One Could Quench
A man came home from his work. He had found a little statue on the streets with four heads. It was a strange mysterious statue. He gave it a place near the hearth, took something to eat and then he went for a shower. After awhile he heard some strange noises. Voices were whispering his name, and he thought he was dreaming. He had strange feelings in the shower, like it was an elevator. When he finally stepped out he had the feeling he wasn’t in his own house anymore.
‘Angeline, are you there ?’ he said loud. She should be in bed. After awhile when he was in the bedroom he didn’t see her. He opened the wardrobe to take some clothes, but her dead body fell out of it. He got paniced and started to shout. ‘Who is there ?’
‘Oh, my god, Angeline,’ he cried. And took her in his arms. But then he knew he had to be at his guard. Carefully he walked to the door, and saw the little statue before his feet. There was music coming out of the statue. He took it up, and turned the mechanism off.
Then he watched the corner of the ceiling where an enormous spider was sitting. The spider was shrieking loud, while the man was in a shock. It was a giant spider who was after his life. He threw the little statue away and escaped from the house. After running for awhile he came to the forest. ‘What is your problem ?’ an old man asked. He started to tell what happened, and the old man immediately said he should never take strange statues in his house, for they could be cursed by the gods.
The man described the statue, and the old man told him it was an old statue of India.
‘You better put the statue away and let your house be exorcized,’ the old man said.
That was done pretty fast. But the problems didn’t go away. It only got worse. The spider got more and more hold on the house, and it started to become a strange elevator. The old man who had helped with the exorcism told the man that there were more things going on. The spider didn’t want to leave the house, and was materializing itself this way.
In the night it was rude, as the elevator grasped the man and went underground. The man woke up in sweat and called the old man. The old man told him that he was welcome to stay with him for awhile. The old man told him that obviously the spider was an old inhabitant of the house and wanted his place back. ‘Edward,’ the old man said. ‘The best thing to do is selling your house.’ But Edward didn’t think that would be a good idea, as the house was a heritage. Edward wanted to fight it.
One day he went home again, took some tea, and hoped the spider would be gone. ‘I’m telling you,’ he said loud. ‘No one will leave this house but you.’ For a few nights it seemed to be a peaceful place, but then in the middle of a certain night the spider attacked him again, and took him to the underground. There were whining humans there, like they were deceased. Also his girlfriend Angeline was there. He didn’t know what to do. The spider took him even deeper where humans were burning. Was this hell ? Suddenly he saw himself and he was in a shock. The spider started to laugh and had wings, like a dark angel.
In sweat Edward woke up. ‘Well it was just a nightmare,’ he said to himself. There were no traces of the spider in the house anymore, although sometimes he had the feeling he saw the elevator close to the ceiling, high on the wall. He kept hearing voices.
One day some of his nieces came for a few days. In the middle of the night he heard screaming, but when he went to their room they were all sleeping. ‘Uncle Edward,’ one of his nieces said the next day, ‘we had a wonderful sleep.’ When he looked into her eyes they were redder than ever. Something had happened, but he didn’t know what. They looked strange like they weren’t themselves anymore. They were sitting around the table for breakfast. Suddenly another niece grasped a knife and threw it quickly towards Edward who could dive away just in time. ‘Who are you !’ he screamed. ‘You’re not my nieces, right ?’ He had to leave his house again, for things weren’t right.
‘Take a holiday,’ the old man said. Edward decided to stay with the old man again. But that night the spider had found him there also. He opened his mouth wide and Edward saw the heads of his nieces roll through the spider’s mouth. A tall drill appeared, like the sting of the spider. ‘When you got born,’ the spider said. ‘You took my heart. I’m here to take it back.’ Then the drill wanted to pierce the flesh of Edward’s chest. Edward rolled away and called the old man, who immediately came and turned the lights on. ‘There’s nothing wrong, Edward, there’s no one here,’ the old man said. ‘He got you in your dreams.’
‘But it was so real,’ Edward said.
‘Well, I know what is going on,’ the old man said. ‘It has lost grip in the material world, and now it will lose grip in your dreams.’
‘But how long will it take ?’ Edward asked.
The next night the spider took him away again to the underground. This time he saw humans in ice, creatures in laboratoria, and the most horrible things he ever saw. Again there were drills at his body, waiting to pierce him. ‘You took my body,’ the spider roared. ‘I want it back.’ Edward pushed some buttons of the elevator. There was a button to call for help, and there was a button to let it all explode. He pushed them both and woke up in sweat. The old man stood before him with a gun. ‘Now you know who I am,’ the old man said. ‘There is no way to escape.’ The old man wanted to shoot, but in a flash Edward kicked the gun out of his hand, and ran outside. When he told the story to the police they laughed and didn’t believe him.
He was ordered to go home, which he did. But he knew he was in great danger now. Skulls had been drawn on the walls. Edward was so tired and fell down on his bed. He heard voices and strange sounds and called the police again. The police decided to give him psychiatric help.
‘I’m not crazy,’ Edward shouted to the men in white. They had strange ties on. Edward didn’t recognize them. They didn’t look like real humans. They had red eyes. Edward knew he just had to escape totally, since his city couldn’t be trusted anymore. He ran to the forest again, where he found an old indian woman. ‘Ghosts, ghosts,’ the woman said. ‘They are everywhere in the city.’ She brought him to a camp. ‘Here,’ the woman said. ‘We all lived in the city once, and we all escaped because of these sort of things. Be welcome.’
Edward got a place to sleep in a wigwam. He hoped he would be safe here. He had a good night, and the next morning everything seemed to be normal.
‘What is it ?’ he asked the old indian woman.
‘Oh,’ the old indian woman said. ‘You know, the city they build on the bones of the old. It’s just a vision, a vision of the blood of the old. They have made their tales of death and hell, where those who got old went to, but we all live here.’
‘But then, who is the spider ?’ Edward asked.
‘Oh, don’t believe their tales. The city has many tricks, but it actually led you here,’ the old indian woman said.
But after a few years Edward wanted to get back to his house, as it was a heritage. To his surprise other people lived there now. He didn’t have a place to go anymore.
‘Yes, the city is hard,’ the old indian woman said. ‘But don’t you have a better heritage here ?’
Edward nodded.
‘The city is the spider,’ the old indian woman said. ‘Waiting to attack, waiting to tell it’s tales. You’re never free.’
‘Will it find me here ?’ Edward asked.
‘Not if you go deep enough into the wilderness. Nature is beautiful here,’ the old indian woman said.
‘What kind of spider is it,’ Edward asked.
‘Well, it’s living here in the jungles,’ the old indian woman said. ‘You have to go underground.’
It took a long time for Edward finally to get rid of all these spiders. He made a journey underground, but even there they followed him. Until one day he reached a strange fire. A fire to become free. It was a source in the depth of the earth with bright light, a light stronger than daylight. For the daylights were these spiders who had hunted him all his life.
There was red clay here, red mud, and a lot of wild tribes who seemed to live here. They smeared and rubbed their bodies everyday with the red clay and the red mud, to protect them against the daylights. They were hunters, and they actually lived by the meat of the spiders. They even bred these spiders, as in their eyes it was just food, necessary to survive in these dark places.
Carefully Edward smeared some of the red clay on his body. Before him there was an ocean of light. They lived by sheepmilk here as well, and Edward wondered how the meat of the spiders would taste, so he took a bite, chewed and swallowed. It made his shrieks loud. He was sick for a few days for his body needed to get used by it. It looked like a strange ritual, finally to overcome the spiders deep inside.
The body needed these venoms to transform and use as a higher immunity. It was necessary in war and hunt. The ultimate queen of all these spiders they kept in a glass box. It was a transparent box so that everyone could see. It was a purple spider, much smaller than the ones he saw. For several reasons they had kept the queenspider alive. It’s poison would only work if this spider would be alive. It was living poison, with a heart, and without it they couldn’t live. They milked the spider everyday by some sort of drills, sucking drills. It was a strange spider as it could change it’s gender all the time, so it was also a king. It had been stored in some sort of museum so everyone could see the milking everyday. It was a poison to keep their hearts alive, and to heal the worst wounds. It could heal those who had been burnt, but they never got their own skin back again. The skin looked like a nipple, or the sole of a foot. It would always be scar-skin. But these skins were so beautiful like jewelry.
Those who would drink from this poison would live forever, and would actually get healed inside. The poison would be powerfull enough to do genetic healing.
Carefully Edward swallowed a bit of the poison. It made him sick, but after a few days he had been healed beautifully. He could finally deal with his past, and he had the feeling it didn’t hunt him anymore. He had been released, connected to a greater heritage, a greater history, which could be traced through the red clay and the red mud. There was a fire burning in his heart now, a fire no one could quench.
2. Fatal Omens
She was the jungle, a tropical area of gigantic size. She was the wilderness, the rivers, the mud, and the houses, the huts. She was everything to me, since I discovered her. She would float above the sea like a balloon to call me, but I could never come. I had been tied. But when I grew up she set me free. She brought me to her place across the oceans from where she shouted, shrieked and screamed. She was a witch with a snake’s head, an anaconda, but witch isn’t the good word. She was a savage, a savage nature, like a shiny mirror. She wasn’t a sorceress, but just a good fighter. She all did it by her knives and spears, by so many venomous arrows on her bow.
She believed in bone-tying, and she made everything of it. It was an illusion. She lived in the depths of the jungle, where her echoes came from. She lived there with leopards and panthers, while in the night they formed her carriage. She became thunder and lightening, and could dive in the sea. She was the big balloon. She had the voice of an anaconda, her whisperings could raise my spirit. She could fall into me.
She was a weaver and an embroiderer, like a spider, making the most beautiful webs. Like an orchestra of venomrays, like venomfontains, spitting and spitting. She was the illusive death.
She lived in the depths of the jungle where they had placed her skull on a stick. There she became the jungle. A skeleton kept her skull, and called her Surinam.
I loved the way she walked, the way she talked, but my father once shot her. She had to leave the city, and the city became dumb, full of dumb girls. She was a high source of intelligence.
She became obsessed by her creativity, creating the most beautiful armories, hairy shields, mysterious metal, all bones from the inside. She hung her skins throughout the jungle, hanging out the veils of blood, for no one was allowed to follow her, into the depths of the wilderness. Her warning signs were obvious, and her omens fatal.
But she gave me the key, and she brought me down. On my knees I was, and she said : ‘Help me.’
‘Help me, yes ?’
‘Help me, you know ?’
The way she talked, it was like a show. And that night, it was overwhelming, volcanoes burst, the balloon, while someone fell out. The snake was speaking, chest so erected, head so erected and blown up, and then spitting the fire to do the job.
She was the jungle, while oceans between us dried out. She had found me, she would never let me go. I was in the grip of an anaconda, one bite to make me weak, and soft like her river. She took me to her place like I was a doll. She is the monster, the dragon, where can we hide. She is the head hunter, sparing heads for a democracy. By her blows she opens doors.
And they called her Surinam, but she was just an island, finding land.
3. Disconnected
The virus had been inserted into the system very easily. The pirates attacked, and took the machine over. Tantalos was falling, like a falling star. Someone stang through it. It was now hanging in the universe like a weak ball, full of blood. Soon the predators would come to prey on it.
The mainframe had been polluted. Agents were running, and some fell down. Others were holding their guns. They were shooting at some men with big naked chests. Some clowns were running away. The circus was falling.
Someone shot some sharks by harpoons, another shot the window open, while hell started to set in. We were in a tube, in the depths of a sea. Now the sharks were everywhere. I swam to the surface of the ocean. It was close to the island Hawaii. Someone was screaming. I ran to the beach through the water. Someone gave me water.
We had done it.
Huge waves were roaring in the sea. Then I woke up. I had my swimming shorts on. Someone was holding my hand. It was a beautiful lady with a hat and sunglasses. I didn’t know her. She said she was my girlfriend, but I didn’t believe her.
‘Oh, I’m sure you make a mistake,’ I said friendly. The sun was shining in my face. She finally let my hand go.
I was sure I didn’t drink too much. The lady seemed to be confused and walked away.
‘Hey,’ I shouted. ‘Tell your story.’
She walked back to me. ‘You were with me last night, we had a good conversation, and you told me I was your girlfriend from now on,’ she said.
‘Oh well,’ I said, ‘then I was drunk and just made a joke.’
‘Oh, are you married then ?’ she asked.
‘No,’ I said, ‘that is not the issue. But I say those stupid things when I am drunk. Then I’m just far gone.’
‘Oh, fine,’ the lady said. ‘Well I took it serious. My fault, won’t happen again.’
‘What is your name ?’ I asked.
‘Kimberly,’ she said.
‘Nice name,’ I said. ‘I am so sorry.’
‘So you wouldn’t pick me up when you wouldn’t be drunk ?’ she asked.
‘No,’ I said. ‘I have problems with women, and when I don’t have them, I just get them soon whenever I go out with them.’
‘Try boys,’ she said.
‘Ah, no,’ I said. ‘I think I just can’t handle humans.’
‘Try aliens, try something else,’ she said.
‘Yes, poor people,’ I said.
‘What ?’ she asked.
‘Well,’ I said, ‘I just have problems with the civilized stuff. Give me a savage and I’m okay.’
‘Oh, you mean like Indians living in the bush bush,’ she said. ‘They aren’t so complexed. I have some friends like that. Try to have some conversations with them.’
‘Okay,’ I said.
Within a few minutes three indian girls stood before me. ‘We’re the poor people,’ they said. I smiled. ‘You want some money ?’ I asked. ‘I respect you highly,’ I said. ‘You know, you saved me.’
‘What ?’ one of the girls asked. ‘Are you drunk ?’
‘Yes, I still am,’ I said. ‘A bit. Well, what is wrong with that ?’
‘Oh nothing,’ the other girl said. ‘Maybe you will tell us something interesting then.’
I took a deep breath. ‘Well, I like indians, I really do.’
The girls started to laugh. ‘He’s interesting,’ they said.
‘Now stand up,’ one of the girls said.
I couldn’t move. I was still too drunk. Then they went away laughing. I felt so stupid. What did I have to offer when I was so drunk. I messed a girl up, and now this.
After a few hours I walked back to my house. I fell down on my bed, while a girl was in my room, dark skin. ‘What are you doing here ?’ I asked.
‘I thought we were friends,’ she said. ‘Yesterday you gave me your key.’
‘Oh well, I was drunk,’ I said. ‘But please don’t go away.’
There was another girl in the house having the same sort of story. What did I drink ?
‘Eh sorry,’ I asked. ‘What did I drink yesterday ?’
I almost fainted. ‘Well, actually, we put some pills into your glass. Love-pills,’ the dark skinned girl said.
‘Yes,’ the other girl said. Her skin was also dark but a bit lighter. ‘We want you to enjoy.’
I grasped my gun, but then I couldn’t move. I started to scream, and woke up. My wife lay next to me. She took me tight. ‘I missed you,’ she said. ‘You have been in a coma for days.’
‘By what ?’ I asked.
‘Well, you got stung by a venomous spider,’ she said.
‘Yes, I know, these guys are in glass-boxes all around in the room. Did some of them escape ?’ I asked.
‘No,’ she said. ‘You were playing with one of them. I begged you to stop, but you didn’t listen.’
‘Oh, have I been drunk ?’ I asked. ‘What did I drink ?’
‘Yes, you drank a lot,’ she said.
‘Just kick me down the next time,’ I said. ‘I just can’t control myself.’
‘Well what about our marriage ?’ she asked softly. ‘I miss you. Why drinking, as we can do so many things together, having fun.’
‘You’re right,’ I said. ‘Then what are we going to do about it ?’
‘What about a game,’ she said. ‘So many games in the cupboard we never play.’
I nodded. ‘Choose one,’ I said.
‘Oh no, not that one,’ I said. ‘There are cards between them like : ‘Give your friend something to drink.’
‘Well, I know what to give you then, and it won’t be beer or wine or something,’ she said softly.
I was out of order. I didn’t like the game. She was too good, she always won with this. So then I took a game, and we played it the whole night. She finally fell down because she was tired. I also fell down. The next morning I woke up not drunk anymore. But I felt so strange. ‘What did you give me to drink ?’ I asked.
‘Well, something I made. It’s in the refridgerator now,’ she said. ‘It’s made of raspberries and some other things.’ I looked at it and smiled. It was a delicious mix. ‘Why would we mess it up ?’ I asked. ‘We have such a good marriage, and you are the most sweetest person I ever met. You’re mysterious, you’re a dream. And you make the best juices.’
She smiled. I woke up. Alone. I had been divorced. I couldn’t handle marriage, only in my dreams. But it was still strange. I wanted to heal my marriage, as I was older now, not so naïve. I was free of the spider’s poison now, so maybe I could give it a try again. But I was a coward, maybe it was just common sense. She was dangerous. She was a predator. One day she stood before my door with flowers. ‘I want to talk it out,’ she said. ‘I’m also older now, stronger, healed.’
‘Well, I’m broken now,’ I said. ‘The poison is out, but now I see the damage.’
‘Fake flowers,’ she said, and laid it down on the bench.
‘Why did I come ?’ she asked.
‘To talk it out,’ I said.
‘No, please, listen,’ she said. ‘I’m at the cross.’
‘What ?’ I asked.
‘Well, at the cross means mixed feelings,’ she said. ‘I hope I won’t regret coming here, but I just didn’t have another choice.’
‘Oh, but you are welcome,’ I said.
‘Okay,’ she said, and sat down. ‘Give me your hand.’
‘Oh no,’ I said. ‘No holding hands. I’m not romantic anymore.’
‘Why not ?’ she asked.
‘Well,’ I said, ‘you ruined all my feelings.’
‘Obviously,’ she said.
That was a mean dream. I woke up, and tried to shake it off. I took some coffee, and would go to the beach again today. When I sat there for awhile an old lady came to me. ‘Did you see the balloon ?’ she asked.
‘What kind of balloon ?’ I asked.
‘Well,’ she said, ‘Nevermind, there was a balloon awhile ago, floating dangerously above the sea. Someone fell out and swam to the coast while a shark grasped him.’
I woke up, and woke up, and woke up, like awakening from a million dreams, from dreams within dreams, like stepping out of a cube. Dreams were cruel. I could never get a hold of them. I could never grasp them. They would always slide away, and I would lose them. I was in Tantalos, where nothing could become a reality. I was stuck between dreams, spinning around me. It was okay, I got used to it. I had lost all hope. I once fell into a nest full of spiders when I was a kid. I got stung by many of them, and was never the same again. I could never grow up normally. But what was normal ? The dreams around me ?
I wanted to become soft and melt away, like a virus in this computer, making a big change. It was like I couldn’t reach myself, but the dreams were the bridge, finally to mess me up even more. I was the virus, the virus in this Tantalos. That was why all my dreams were breaking off, as they wanted to trap me into something. The fragments led me higher. I had to make the big puzzle, and discover the machinery. I had to play a new game. But I was so nihilistic, for everything took so long. Was there a chance for me to survive and win ?
Why would I believe a dream ? Why would I become a champion somewhere to forget about the bigger picture ? I didn’t want to be that drunk. But what if the biggest picture would be the same as the smallest picture ? At least we had to make the journey between them. We had to build up a memory, pointing out this journey. Every step was important, every level of the building. I felt I was huge. I treasured the journeys. I treasured the rings, as rings would always bring us to the beginning, and then to the next ring. I could build up my jewelry, and it made me feel huger. I felt disconnected, for there was a bigger world than my own consciousness. Of course.
4. The Desert Tower
There was a high tower on Reticulum, where someone lived who kept them all asleep. They called him sandman. They always had to live in low consciousness because of this creature, this man. Tarkarus was his name. It was a huge tower, very wide, taking a lot of land. The steps of the stairways were all of fire, becoming hotter and hotter, so that no one could enter.
Tarkarus had a sword by which he could freeze people. He could also freeze birds, for those were the ones who visited him a lot. He was a spider. His own birds were lullabies, lulling the people to sleep, and all the creatures. He sent them out to steal their hearts. Tarkarus had a place on top of his tower, full of hearts. Those who lost their hearts not only came into a state of death, but also of second death, the low consciousness, in which they would live forever.
There was one brave man daring to face Tarkarus one day. His name was Golem. Golem was so strong that he could destroy the whole tower. It was a big day when the guards of Tarkarus fell down. Golem took his helmet, a red one with many tall stings, and became the ruler of Reticulum. The air became thick. Old skeleton gods got their thrones back.
Golem became a hero on Reticulum, building their cities again, and their monuments. Everyone had to drink from a certain red soup to wake up again, and to stay awake. Old skeleton buildings got dug up to get their place again. They all had red stones inside from which the soup flew.
Golem built his tower in a desert, but this time the steps of the stairways had to be of ice. It was a desert tower.
5. The Twelve of Rokdod
Chapter 1.
It was across the huge desert of death, the hugest desert I had ever seen, where a city rested, a kind of a strange city. Everything was tied up and moved by strange jewelled girdles. Nothing was free, it was a city of slavery. The women and man living here looked like humans but the difference was that they had twelve toes instead of ten. The city seemed to be alive and on the other side of the city the huge desert of death started again. I was like in an oasis, and soon they told me that the twelve toes were actually the secret of their life here. It connected them to the twelve hearts of the city, twelve soldiers who had overcome death, but it was nothing but slavery waiting for them here. Their muscles had a strange colour, softer, lighter than the usual colour of humans. It was almost like a pale colour brown, but in another grade, like it had sunk beyond the brown. The energies on their skins could almost be read. They were plugged into a mysterious source. Someone led me to a cathedral where a magpie was flying around. They said he was the guard of these twelve hearts.
But they were sad, and told me that their city was dying. In past the city was much bigger, but it seemed like the desert of death was swallowing it again. Something was eating from these hearts. They told me the hearts were holding the intimacy of the universe, a path for believers, leading them to a universal marriage. Only through this marriage a sixth toe would grow on the foot, and they said I had to go on this path or I would fade away within a few days. I saw the hearts hanging on the wall, they were beating wildly, radiating soft lights. I went through a door in the wall.
It was a twelve steps plan to become married, but all I felt was girdles. Soon I would be led by these girdles also. They said it was to keep me in the city, for once in awhile the storms of death would come trying to take citizens away. I did not know what this marriage meant. I came out at the end, and all I felt was girdles. I felt connected to these twelve hearts now, bringing me delights and deep feelings of intimacy, but yet I felt it was getting weaker, and I became hungry.
I did not know how to rescue this city. The system got weaker every day and everyday the storms came to take citizens away. At the end I knew I had to travel further through the desert of death for the oasis became hopeless. A magpie was leading me. After a journey of many years I came into the next city. It was a dull city, with easily amused people. They seemed to be very superficial, but at least they lived. Intimacy was almost a forbidden word here, but they had their pleasures. It was like a den of prostitutes, no love but lust. I didn’t want to live here, I would rather die, so I decided to just move through this city, and reach for the other side. I found a huge river there, a river of death, huge like I had never seen one before. There were beaches along this river, which was almost like a sea, but these people were also very superficial, like their senses were locked. I decided to return to the place where I came from, the first city. When I came there after travelling another many years there was nothing left of that city. The twelve hearts were the only things I could find, beating in the sand. They were like fishes longing for water, desperately. The hearts had become very small. They were always hanging at the huge wall of the cathedral, unreachable, but now they were with me. When I took them in my arms, suddenly wings surrounded me, and I could fly. Energy was streaming across my body. They needed water, and I flew with them to the river of death again, within a few days. I threw them in the waters, and they immediately started to swell up. They seemed to grow with a speed like never before, and soon they were like whales, enormous creatures of nature. After swimming and enjoying the waters for many hours they swam to the beaches where they turned into princes.
They could rebuild the city here, but they always had to return to the waters to turn into whales again. But again this nature was dying.
‘Isn’t this the marriage ?’ a voice spoke. ‘A deeper death, to grasp it’s deeper secret. We die when we try to grasp it, and we get hanged by it’s ropes, but it draws us in, into an underground city, far beyond the desert and the river, where the clay is like mud. A deeper death, to follow the tunnel into the light.’
Something grasped me to the underground, and I was in an elevator, going into the depth. People celebrated the marriage here, a wedding day. And it was happening on a big tart, and people were consuming each other by a lighter fire, and twelve hearts started to show up like mouths, yes, like trumpets. And twelve creatures came forward to blow these trumpets.
And I found out this marriage was sweet in the mouth but bitter in the stomach, and it appeared to be just another illusion of death. And from the trumpets came blood and tears, ropes to bind them all. And it formed masks on their faces, and they were nothing but dinner on a tall golden lions table, reaching to the other side of the huge hall I was in. There was a key of twelve, but it was nothing but death itself, but they brought fourth a thirteenth : Golem of Pythia.
Chapter 2.
Golem of Pythia lived on an island in the Zerre-sea of Carkia. In this sea a group of deaf sharks lived. It was a species who were only sharks for a few percents, but they had been called deaf sharks as they didn’t communicate by speech. They looked like human beings, but they were only humans for a few percent. Their colours were based on red and white and all the several combinations between these two colours. For only a few percent they had and used other colours. They could live in the sea, but they could also live on land, on islands.
Golem wanted to join them, but they refused, because he came from the bloodline of a crown, which meant his family was royal. Although his mother was a prostitute and was never royal, Golem still had some royal blood in his veins. That’s why the deaf sharks didn’t have anything to do with it. He asked them how he could become one of them. This would mean he had to go through hard rituals of the deaf sharks. They would punish him to purify him, so that he would lose all the invisible crown he had above his head. This punishment would come along with twelve missions he had to solve. If he would fulfill these missions he would become one of them, but if he would fail they would kill him, as he would have the power to betray them. But the missions were so heavy that it would be the question if he could survive them at all. In every mission one deaf shark would guide him, so he would have to develop twelve friendships with them. These were called the twelve of Rokdod.
For the first mission Golem had to go to the island Rhos Z’delta, where a group of women lived who were both prostitutes, assassins and soldiers. They used to kill men after they slept with them, especially when someone had paid them to do that. They were corrupted to the bottom. They had a shrine made of goldfish-bones which Golem had to steal, to bring it to the deaf sharks. Ludium was the deaf shark who would be his companion on the road.
When they both came to the island they found out there were a lot of tourists here. The brothels on this island were an attraction. Ludium warned Golem that he had to be on his guard. The women, who had been called the white wives, could easily put their spell on men to have them in their power completely. From the morning to the evening they often worked in the army, most of them but as soon as the evening and night came they worked as prostitutes. There was a lot of enigma around them, and they could always draw new visitors in.
They had their own queen, a woman with waspian qualities. She lived in a sort of royal brothel, like a waspnest. Here would also be the shrine of goldfish-bones somewhere. Ludium brought Golem to that place. It was night. Many women were already sleeping. Some lay on the ground, while others were in their rooms. It seemed there was much business here, and the lady of the house had her own hierarchy.
Golem went through many doors, in search for the shrine. Suddenly someone knocked him on the shoulder. It was the queen. She asked Golem what he was looking for as the brothel was now officially closed for today. Golem said he needed a woman. The woman watched him closely and put her hand on his necklace. ‘Hmm ... for such a necklace I would work even after closing-time.’ And then she lured him to her room. Golem wondered where Ludium was, as he was in a dangerous situation. The woman could easily kill him. In her room the shrine of goldfish-bones stood. Golem tried to ask her some things about it, but the woman was already trying to put her love-spell on him. ‘Oh, forgot to mention,’ Golem said, ‘I only sleep with bald women ....’
‘Hmm, that’s interesting,’ the woman said, like he brought her to an idea. ‘Hold on for awhile,’ she said, and left into a sort of bathroom behind a strange curtain. The curtain had been made of peacock-feathers and all sorts of skins tied together. Golem tried to move the shrine. It had been laquered by a strange fluoresced soft light orange. But he couldn’t move the object as it was connected to the wall and the ground like they were one. Then he looked into her wardrobe. But suddenly the backside of the wardrobe fell away. It was a portal to another room. He went in very quickly, and saw all sorts of skeletons of men against the wall. In some of these skeletons snakes lived. Were these her victims ? Golem didn’t like the idea of standing next to them very soon. He went back to the room of the woman. He was a bit nervous, as he didn’t know when he had to attack her before she would strike him to death. Ludium had warned him that the women could do that in a second, even while still in love-making. Then the woman came back already. She was bald now, but she also bore a dagger. ‘I have noticed that you know much more than you ought to know, so I thought it would be better to start the battle right now.’ She threw the dagger, and Golem could escape with his head just in time. The dagger pierced itself into the wall. Then Golem took the dagger, but the woman had already grasped a leg-dagger. ‘Come and we do a one-on-one-fight,’ she said, while she was sissing like a snake. At the same time other women came in. They grasped Golem by his legs. ‘Lay him on the shrine !’ the queen spoke. And in a few seconds they had laid him on the shrine, his arms and legs tied to it. The queen was raising her dagger, but then Ludium came in. ‘Ho, ho !’ he said, ‘that’s not how we do treat men.’ And then he kicked the queen aside. With a strong fist he broke the shrine away from the wall and the ground, and while Golem was still on it he took it out of the room.
But the other women surrounded him, and Ludium had to kick a few times again to get them away. ‘I will untie you very soon,’ Ludium said, ‘but first we have to get out of here.’ And with the shrine and Golem on his shoulders he ran out of the royal brothel. ‘You were in the den of the lion,’ Ludium said to Golem, ‘but you found the shrine.’
Chapter 3.
The second mission was to ride the goats of Swikkedat. Swikkedat was a place where many vampires lived. The goats of Swikkedat could bring them all along to the realms of the dead where they could feed on the dead, but they could also bring them to other places, such as hidden dungeons where they would have easy chained prey. There was a lot of risk bound to an attempt to ride a goat of Swikkedat. The goat could lead you in a trap to kill you or chain you forever, to become a living meal to other vampires. And always before you could ride such a goat there would be a powerstruggle between you and the goat. If you would lose, the same things could happen.
But the second guide of the twelve of Rokdod told Golem that he had to go to the underworld first to get the keys to ride these goats. These keys were called ‘the keys of death’, and for that he had to go to a certain necromancer. The second guide would lead him to that.
The necromancer appeared to be a magpie.
‘You are the thirteenth of Rokdod,’ the magpie said.
And then the magpie explained to Golem the same path once explained to me. I was a demon. And I realised that I was born again as Golem. My name ? Ritswik, third demon of an oracle.
Again I went across the huge desert of death, and found the city in dust. This time I could help them. I was the thirteenth heart of the city, the heart of all hearts, giving them eternal life. It was like I could go through the mirror and found myself. It was a marriage to myself, between two worlds once separated. And then I realized I had become eternal, but I couldn’t move, and I was like a stone floating between two planets.
Chapter 4.
Hildred Zuwali was a cop doing investigations in dental appartments. Many people seemed to have gone to the dentist, while they didn’t return anymore. Soon Hildred found out there was more going on. She found out that below the apartments there were hidden halls, tall stairways reaching into the depths of the earthcore. It was a road to an underworld she had never heard of before. She was ministering to the lost souls she found there, wandering around here in the depths of these hidden chambers. They seemed to be confused, not knowing who they were anymore, while a card holding their new identities was attached at their chests. She did not know through which pains these souls went, but she took them upstairs. These people had lost their memories, so they couldn’t give her any information, and the dentists themselves denied every case against them. After many months she went to dental apartments again, to revisit these realms, but this time there seemed to be none of them anymore.
Dick Salvetti was a preacher. He had his own church. The same things started to happen there. People who went there seemed to disappear mysteriously. Hildred went there for research and found out that the realm was now below this church. Again she entered it’s depth and found many souls, who she could take up again, but they had lost their memory, and Dick Salvetti denied that he had anything to do with it. A few months later there seemed to be no such realm under the church anymore. It seemed to have moved away again. There were rumours …. That the strange underworld had moved to the dental apartments again, but when Hildred went there, there seemed to be none of that. It was quiet for a few years then, but then again, many people started to disappear mysteriously, and people were even speaking about a rapture.
A woman woke up, went downstairs, but her parents weren’t there anymore. This young woman got paniced and called her neighbours. Soon she found out that there was no one in her city anymore but her. She went to another city where she could find a young boy and a young girl. There was smoke everywhere. They were the only survivors of these two cities, and Hildred went there for an investigation, and found out that the underworld had moved there below these cities. She found there the many souls of these cities, but they were like frozen, and she couldn’t move them.
After that she went there with a team, but there was no one they could help, and soon they had to leave because of the smoke. But strange dental figures were blocking their way, looking like ancient soldiers, knights with mysterious equipment, like the angels of death. ‘We are the police,’ some of the team was shouting. ‘If you want to stay alive, move away.’
‘You are under arrest,’ another agent was shouting. But the angels didn’t move. Some agents were shooting already, but with no results. Soon more of these strange angels seemed to show up in other cities, taking citizens into the underworld. Hildred and her mates found themselves locked up in a strange metal box, soon enough. The walls were shifting, and the box was moving into the depths of the underground. The angels were like police officers themselves, not speaking a word. They were just staring. ‘Don’t touch the walls,’ Hildred was shouting. ‘Look at those sharp blades. We are in a mill.’ Then all of a sudden the walls started to move closer to them. Through a tube they took Hildred out of the box, while the rest of her mates died horribly.
‘Show me your identity,’ Hildred was shouting at the angels. But none of them spoke. After hours one of the strange angels said : ‘Do you believe in God ?’
‘Of course I do,’ Hildred said. ‘I have served him since I was a little child.’
‘Then why are you so paniced,’ another angel said.
‘Who are you,’ Hildred screamed. ‘And what have you done to my team. You will pay for that, you know. This will surely end in your death-penalty.’
‘Silence Hildred,’ another of these strange angels said. ‘You know of the rapture right. Why are you opposing it.’ He walked forwards almost at the point of touching her, and said : ‘Those of the rapture will be led to the city of death, inside the earth, the city of light, and the rest will live between the beasts to receive the mark.’
‘What mark are you talking about, the number of the beast ?’ Hildred asked.
‘No,’ the angel said, while caressing through her hair, ‘the number of the rapture.’
‘What does that mean ?’ Hildred asked.
‘Those who got raptured will move into the bodies of those left behind, and they will live in these bodies, ruled by the mark,’ the angel spoke.
‘Then who am I in this plan ?’ Hildred asked.
‘You are the one inbetween,’ the angel said, ‘the holy spirit. You will be torn apart in shatters and they will live from that substance.’
Hildred started to scream. She remembered how her friends got torn apart in the mill.
What happened to my friends ?’ she asked.
‘They are the seven spirits before the throne,’ the angel said.
‘What does that mean ?’ Hildred asked.
‘They are the seven tubes by which you will start to begin to flow, but it will be a rebirth for you, Hildred,’ the angels said, while all the faces of the other angels started to shine. ‘You will be reborn in hell.’
‘But I have always lived a good live, and went to church every sunday,’ Hildred almost stuttered, ‘so why … why hell, why not heaven …’
‘Because only dentists belong to heaven, you are but a simple police agent,’ another angel said rudely.
Hildred started to cry. ‘This seems so insane, who are you ? And how can I become a dentist then ?’
‘You can’t, Hildred,’ another angel said. ‘You have to be called to be a dentist, and when you haven’t been called in the space beyond time and space you never will. It’s kind of definite.’
‘What will happen to me, who are you ?’ Hildred shrieked.
‘We are ancient warriors,’ the angels spoke.
‘But why have you come, and what has this all to do with dentists, I do not understand,’ Hildred cried.
‘You will never understand,’ another angel said. Then they pushed her into a black box. Sounds of drills started to show up, and soon the box was red of the blood. Her body got used for the mission, but her spirit got reborn in hell, while the angels lived in their heavens as gods. Their upper god was a horned swine, having bible verses on his horns.
Hildred woke up in a shock. She had a nightmare. This day she had to do investigations in a dental apartment, because of a murder there. When she came there, she couldn’t find any traces. But she just didn’t trust the dentist there. He had a strange smile, and she just had a weird feeling about it. Something wasn’t right. That night she went to home early, earlier than usual, but when she got home she got the shock of her life. She saw the dentist sitting in her home, watching tv.
Her hand slowly slided to her gun. But then another dentist stood behind her, blocking her hand and then her mouth. She woke up in a hospital, drills above her, and then she went to sleep again.
‘A charismatic movement,’ someone was saying.
‘Who are you ?’ Hildred asked.
‘God,’ the person said. He had a white coat. He showed her a drill.
‘I am in your head now,’ the person said. ‘Haven’t we done a wonderful job. You the police agent, we … the dentists … working together …’
‘I do not understand,’ Hildred said. ‘Where am I.’
‘In heaven,’ the person said, while he was smiling. ‘I had some mercy on you, we have broken our own law for that. We have made only one exception in all the eternities and that is you,’ while he was winking. ‘Hildred, you are accepted in our heavens, even though you are not a dentist, and that is kind of unique and it will never happen again. Those who want to be reborn in our heavens can only do so when they accept you as a mother, a sort of female Jesus Christ, to beam them up out of their horrible circumstances.’
‘What is wrong with you,’ Hildred said. ‘You as dentists aren’t the makers of any laws, so why such pompous behaviour. I have been a law servant, and to get into heaven we should submit to the law. Have you ever read Romans 13 in the bible.’
‘Oh yes,’ the person said, ‘but that wasn’t about police agents or the clergy. It was of course about dentists. And we were right, for our control is every half a year or year, and we make sure people show up.’
‘I haven’t gone to the dentist in about three years,’ Hildred said.
‘But your heart, Hildred,’ the person said, ‘the heart, has been with us. Every half a year or year you will be tested and judged, all as the advents upward to the eternal judgement of God. We are his servants.’
‘You got to be kidding me,’ Hildred laughed. ‘Tell me that this is all just a good joke, okay ?’
‘No, it isn’t a joke, Hildred,’ the person said. ‘Look at this mirror and see how the fire is running through it.’
Hildred looked to the left and saw a mirror from which suddenly lava burst forth. ‘Please, stop that,’ Hildred said.
‘We are glad to have you, Hildred,’ the person said. ‘You are the mediator.’
‘For what ?’ Hildred asked. ‘Where am I ?’
‘You are in bed, in a coma,’ the person said. ‘So you better believe us. We have the powers to get you out, and many with you. We live here in luxury and life, in power and lust.’
‘I do not want any of that. Let me be with the poor and living an honost life and it will be enough for me,’ Hildred said.
‘No Hildred,’ the person said. ‘The poor will get poorer and the rich will get richer. The sick will get sicker and the healthy will get healthier, and you are the only one bringing them from one side to the other. If they refuse you, they will be damned to evergrowing damnation, and when they receive you as their mother and saviour they will be blessed in eternity.’
‘You are sick,’ Hildred said.
She was in a white box, with white mills, and they were about to make an even huger hell of Hildred’s life, until she was screaming : ‘Yes, yes, I will do it, whatever you want, just get me out of here.’
‘No Hildred,’ a voice spoke. ‘You refused the offer. Next patient !’
A man was watching a strange horror movie, very psychedelic, a medical story. He was a pastor. His name was Benny, Benny Savache. The next Sunday they would pray for the sick in the church, but in the middle of the service, strange angels started to show up, with drills and guns. They kind of surrounded the church, and people started screaming.
‘Stay quiet,’ Benny Savache said. ‘These are but demons. We have powers over them. These are the demons of the world, but remember your bible saying in Hebrews 10 verse 25 that you shouldn’t forsake the fellowship, so just make sure you come here every sunday, and you will be safe from them.’
‘Powerful words, pastor,’ someone was shouting.
That night Benny Savache came home, totally exhausted. An angel appeared to him, looking like a dentist. ‘You know,’ the angel said. ‘You are all oral creatures. And we are the guards of the oral, thus making us the rulers.’
‘I rebuke you, satan,’ Benny Savache screamed.
The next sunday the same things happened, and the angels made clear they wanted to use Benny Savache for healing. The pastor refused, but soon he couldn’t control it anymore, and people indeed started to heal. ‘Maybe it was God,’ the pastor thought to himself. Soon people made a lot of donations, and the pastor began to like it, still with the feeling that something wasn’t totally right.
They wanted him to be a moderator in the mental cyberspace, but he refused. On the height of his career he stopped with his ministry and drew himself back to seek for an answer. He had become very scared of the thing working through him. One day he took his car and drove into the depths of a forest.
My stone had fallen here, and I was like a statue. My head was between two worlds. I wanted to save this planet too, and I had seen a lot of things. I was the heart of hearts, the thirteenth.
The man stepped out of his car, while I was calling him. An amazing light fell upon him. I gave him the amulet of the ten stones, the ten demon-stones of an oracle. One of these stones was my own personal stone, the one of Ritswik. I told him about the journey I once made across the desert of death, and he got interested.
6. The Pirates of Taroon
Chapter 1. The Bleeding Ocean
One of the eyes of Moloch had a ring of rage inside. This was how he could control his slaves. He could easily kill them by the radiation. A slave-girl called Septulah, who was a snakecharmer, fell down. Another one checked her pulse. She was dead. Moloch grinned. He needed a sacrifice for today. He jumped from his throne while his large tail slowed him down, and he started to eat from the meat. A man stood behind the girl, with a bloody knife. The blood was dripping all over the girl. Another slave-girl started to cry. ‘You will be on the menu tomorrow,’ Moloch roared. He rose his sword in the sky. It was hot on the ship, and soon flies devoured the rest of the meat.
‘I can feel you from here,’ Moloch roared to the other slave-girl. Then he took the screaming girl to his hut. Everybody started to work again. Everyday such things happened and they got used to it more or less.
Inside the heads of Moloch’s slaves pink spiders lived, eating from their evergrowing flesh. They were more or less the pets of Moloch. Whenever a slave wanted to escape these spiders would induce pain, so much pain that they would fall down. Many times slaves tried to get the spiders out of them, but the spiders would secrete poison as a punishment. Many of the slaves lived in deep pain and with large burdens because of having these spiders in their heads, but Moloch was merciless. He enjoyed to see them bowing down under the weight of their burdens.
Suddenly there were pirates everywhere, with faces of scorn. They didn’t come from another ship. They came out of the water. Moloch’s army was in a shock. These pirates were killers. They just killed everything they saw, but some slaves they kept alive. It was a day these slaves would never forget, and years after it still burned in their memories. These pirates took out the eyes of Moloch and finally pushed him overboard, where he bled in the sea.
That day the sea turned into blood. The pirates let the ship sink, and they went to Taroon, a city underwater, where they came from. In this city the slaves would be judged. The captain of the pirates was a cruel man. He broke some arms of the slaves, and some women he chained by their necks. One slave they took his eyes off, and pushed the eyes of Moloch into the bleeding holes. ‘You will always carry his scorn, until you have defeated his spirits.’ Then they laughed and buried the poor slave alive. It was since then so much mystery spred throughout the ocean, and it would never stop bleeding. Since then they called it the bleeding ocean. I could escape, and was the only slave who survived Taroon. I thanked my life to the spider which lived inside me. It seemed to be the king of all of them. I was lucky.
I thought Moloch was dead, but it seemed he finally reached an island in the Bleeding Ocean, where he raised up the worst spirit-army. I reached this island after days of swimming. There was no way to describe his evil. In short time he build a complex of temples and pyramids, and he started to live in the biggest center of them all. He raised up the most horrible souls and ghosts. The spider was always with me. He lived inside of me, and we started to become friends. Moloch found three black-blue panthers which became his personal guards. When I grew up the spider granted me the most incredible powers, and one day I went to the center of the island where I slayed Moloch. But not much did I know about the curse coming over me because of that. It was like his soul came over me now, a hundredfold, chaining me, grasping me in the tightest grip I ever had on my life. He didn’t want to let go. He injected the most horrible and painful venoms in me, burning me from the inside. It was like I was becoming his personal slave now. One day I swam back to Taroon. I had the sword of Moloch now and his rage, and I slayed the pirates one by one and made a mess of their city. Finally I came to the grave where they buried the slave with the eyes of Moloch. I opened the coffin, while the eyes were still glowing. One eye was bleeding, while the other had the biggest rage I ever saw. I held them both into the sky.
My eyes had been eaten away by Moloch who lived inside. I pushed the eyes deep into the holes of my head, and became the most horrible creature. My curse had been doubled. If the spider king wouldn’t live in me I would never have survived this event. Inside they battled, tearing me apart, until the spider king finally won, and my eyes seemed to come to rest. Strange lights seemed to move from my heart to my head. It was in these days I finally could forget about Moloch a bit, finding my own path. However I would be marked for life, as his eyes lived in me. And although his soul was dying, it would stay in me for eternity. That was my fate, and I had to make the best of it.
The kingly spider seemed to be an intelligent creature, and I could totally trust it in making a treasure of my past. He would make my scars shine. He ate from my powers and became my powerfull boss. There were times I felt very weak because of this, but it was only to grant me greater powers afterwards. So I tried to come at peace with this weakness. It was strange seed. I could never become a king. My powers always faded away. It was like spasm. I was the strongest and the weakest person at the same time. It was like someone was stinging me all the time, someone deep inside, stinging all my muscles, so that they would never rise into kingship. There was living a strange venom inside, making me so tired for long periods of my life, like creeping through a desert eating me, my soul. I was chained inside. Moloch was still living in me.
I was like a madman, creeping through the dust, eating the dust. It led me to the wilderness, the great desert, where I came to a city after days of dying in the bloody sun. My skin was burning like tar. I felt like a zombie. The bright white stones of the city wall were huge. A huge giant-like person in white stood before me. He was the porter. I heard the screams of children coming from the city. I had a fight with this porter for many days and nights in which I finally inserted my poison into his brains. It was all coming suddenly. He fell down, and I could enter the city. There were shrieking children in wooden barrows. A strange fire was burning here. I had never seen such a place before. Inside I heard a voice laughing. ‘I am ruling this city,’ he roared. I felt weak. I fell down. I woke up in a bath full of soft fluids, a kingly bath in a sort of temple-like atmosphere. The pillars had been built of the brightest white. Some slave-women were also in the bath, making strange attempts to wash me. They looked like they were some sort of harem. They drank from the soft fluids of the kingly bath, and snakes seemed to come forward from the bath, sliding across the skins of the women who began to smile brightly. ‘I am the ruler here,’ a roman-like royal type said. He stood tall close to the bath having some leaves in his hair and was dressed in white with some golden decoration. He had slippers on. He also had a strange staff in his hand. It was like the staff of an elephant. He helped me out of the bath and showed me his throne. The air was stilled filled with the shrieks and screams of children, and there was also a lot of weeping.
‘I understand your confusion,’ he said. ‘I am a roman god. The Moloch you have inside I have sent out to get you here. He’s my pet.’
When I told him about the spider living inside he seemed to be surprised and shocked. ‘Then you are lucky,’ he said. ‘The pink spider race only has one king. And we didn’t know he would be among the ones Moloch used.’ He showed me several doors behind which fires were burning, full of children. ‘They all burn for Moloch,’ the roman god said.
‘Then who is the boss here ?’ I asked.
‘I am,’ the roman god said. ‘But when Moloch will be grown-up, he will be.’
‘For what reason ?’ I asked.
‘No one knows,’ the roman god said. ‘But these children burn for Moloch so that he won’t feel his own pain. He lives in forgetfulness, and as long as he lives in that mood, he won’t grow up.’
‘Oh, that’s ridiculous,’ I said.
‘Well, you better not wake him up,’ the roman god said. ‘By the way, the children need to be in the fire, to keep the flame of oblivion alive.’
‘Oh,’ I said, ‘so they need to suffer to keep your roman house guarded ? What god are you ?’
Suddenly there was knocking all over the place. Soon the spirits of Taroon came in. ‘Where is the one who destroyed our city ?’ they screamed.
‘He’s in the fire behind the walls,’ the roman god spoke.
Then the spirits of Taroon came into such a rage that they destroyed the walls keeping the fires isolated. There was fire all over the place. The spirits of the children seemed to come free. Soon the fire got neutralized in the skies. Also the spirits of Taroon were gone.
The roman god smiled. ‘It seems you carry a lot with you. It has finally found it’s place.’
I felt empty. I couldn’t think. It was like something had taken my last strength away, while I knew it was only for the king of the pink spiders to enter deeper into my heart, giving me a heart. I sunk away in myself. Like my last walls were gone, also the ones who blocked me entering deeper inside. I gained so much life, by so much death. The vision finally went away from me, and I found myself in the desert again. I didn’t know where to go, but the kingly spider would lead my path. I was wondering where I was, but then, I forgot just about everything. The eyes of Moloch were burning in my head, and they induced sleep and oblivion, this time not to grow dumb, but to grow up.
His sword was still staring at me, and a little skull attached to my belt. I couldn’t remember a lot of things. I reached another city where an old king lived with his daughters. They also seemed to recognize that the curse of Moloch lived inside of me.
‘Oh, this curse will lead you,’ the old king spoke, ‘like it has led you to this place, and it will multiply itself. The secret of bliss is just the multiplication of the curse. That is the only way to master it.’
They also seemed to know about the kingly spider who lived inside of me, more than ever. It had pierced it’s way into my heart where it had his throne. They also knew about the pirates of Taroon who seemed to follow me everywhere.
‘The curse is attracting many curses,’ the old king said, ‘finally a way to lead you out.’ I was aware of the wisdom of this king. It brought me a bit at peace with my fate. He seemed to have a strong relationship with his daughters, who seemed to be very wise as well. They often danced throughout the galleries of the palace. They lived a happy life. But the king said his daughters lived under a curse as well. In the night their spirits would come alive and they would turn into predators to go for a hunt.
We waited for the night, and the king showed me at a certain distance. I couldn’t believe my eyes. They turned into blackblue panthers, very huge, and most dangerous. When I saw them returning with children in their mouths I was shocked.
‘This,’ the king said, ‘is because these children would grow up become the worst tyrants ever existing. These ones would become the cruellest dictators, so the predators bring them to the fire.’
I saw huge ovens opening up in the walls of the palace where the panthers brought these children.
‘What kind of fire is it ?’ I asked the king.
‘Oblivion, my son, oblivion,’ the king spoke.
I didn’t hear any shriek or scream. I didn’t hear any of these children weeping. They went into the fire to go asleep. They were closing their eyes more and more. The day after there was a huge meal with a lot of meat and I wondered from where the meat was coming.
‘Elephants, my son,’ the king said.
‘No, he’s just joking,’ one of his daughters said.
He had very attractive daughters, but I think I thought that way mostly because of what I had seen in the night. They were werepanthers. To my surprise the king had invited the spirits of Taroon and the burning children for dinner as well. The children were very sleepy. The king was very friendly to them, and his daughters also. But as soon as I was starting to eat from the meat I found myself in the desert again. This time my stomach hurt like hell, and I was vomiting. Darkness came over the desert, covering it completely, while there were signs of blood in the sky. ‘What do you want from me ?’ I screamed. I was following the footprints of someone. It led me to a hut in the desert, a huge hut with a big roof to which a skull of a goat or something or a reindeer had been attached. When I entered the hut an old woman was staring at me, together with a young woman. The young woman seemed to care for the old woman.
‘Where do you come from,’ the old woman said with an aged voice.
I didn’t say anything and sat down. I was tired, so tired. ‘He needs some sleep,’ the old woman said. ‘Bring him to one of the rooms.’
The young woman took me by the arm and brought me to the back of a hut where I got a room. The curtains were hanging in front of the low windows, and the wind was coming through, the hot desert wind, although there was some coolness in it. I sank down on the bed. The woman lay next to me, but suddenly she changed into a skeleton. I was shocked, ran to the living room again, and also the old woman had been changed into a skeleton, sitting still on her chair. But I was so tired, and went to the bedroom again, where I lay down on the bed again. I knew I was a cursed man with the eyes of Moloch in my head. My vision was tricking on me. I felt strength inside all of a sudden. Like the spider was waking up in me. ‘You are in an important place,’ the voice spoke. ‘These ones were already dead for a long time, but you could enter their history. You have brought them the seed of life, and they will live again. It is because of the eyes of Moloch you can do that.’
I finally understood where my curse was leading me to. The next morning I woke up, still having the skeleton by my side, but something was glowing inside. Soon the skeleton stood up, having some amazing lights. She hugged me and kissed me. Then the old woman came into the room, but she was young now.
‘You have made us happy,’ she said. ‘You have a treasure in your eyes, sowing the seeds of light, life and love.’
I smiled. ‘But I am a cursed man,’ I said.
‘Look where the curse has led you,’ she spoke. ‘It led you to bliss.’
‘Oh, but you do not know what is following me,’ I said. ‘I need to go.’ Suddenly I stood up and ran out of the room, and then out of the house. Even the house had changed now, and the desert merely looked like a jungle now, although it was still a wilderness. The dryness had disappeared a bit. I felt hunted. Like the pirates of Taroon were coming alive again. I felt it in the air. Suddenly they appeared all around me, coming from behind the bushes.
‘We are looking for you,’ their captain screamed. Then they were all of a sudden attacking me. I fell down, and they dragged me to a fire deep down in the jungle. Suddenly someone drove a sword into my back from behind. They all laughed. ‘Look at this prince trying to tame us,’ they said. ‘You will never escape from us. We will always be your worst nightmare. Until we have dragged you down into Tartarus where we all belong. Suddenly they pushed me into the fire, and it was like I fell down from the highest rock into the deepest darkness. There was wilderness all around me. Snakes were staring at me. I begged this machine to stop. I felt like I was a playball of these pirates. I was at Tirmis Oracle, a ghosttown in the west of Mars, where pirates seemed to come to party, to have a good time. It was a haventown, located at the Bleeding Ocean. The dark toes of Tirmis Oracle were ten demon-machines torturing so many on the surfaces of Mars, to keep them in deep tragedy and slavery. Ten demons were locked up in these machines. I was the second one, Jeppersla. A woman named Tara from Rhodes set me free. I had been locked up in a gamble-machine, a casino for pirates. She led me to a place in Tartarus where the most dangerous stones seemed to exist : the python stones. She suffered a lot under it’s radiation, so I helped her, and became the guard of these stones. The stones seemed to be important as well, as they would form the road to bliss. And all came clear in my sense, as I knew where the multiplication of the curse would lead to. I found in her a mother, and she gave life and birth to me. Still the pirates of Taroon would haunt me, and they would keep visiting Tirmis Oracle to have their evil holidays and fun. I got a new name, Barkas, son of Tara and Golem.
Tara had already freed one demon before me, and together we freed the other eight demons. But the pirates of Taroon seemed to struck even harder. We all sank away in deep paranoia, and we certainly had to pay the price to open up the machines. One of their highest captains was Drinbard. He wanted to lock us up in a bottle for what we had done. He was a member of a ruling class called the Sjarun. It was a circle of witchdoctors, zombificators, necromancers and soul-swindlers. He called for them, and we had to fight for our lives and freedom. They all wanted to let us pay for destroying Tirmis Oracle, one of their greatest prides. In this we got help from Traxwodka, the Pyhton Knight. He was the first one Tara had freed from the Oracle. He had a haunted face. You could see he still lived under the pressure of the Sjarun and the pirates of Taroon. In one way I asked myself if he had been really set free from the Oracle, as he still seemed to be bound in a sense. ‘There is no true escape from the Oracle,’ he spoke. I listened to his wisdom for hours and hours. Tara was screaming I shouldn’t believe him, but I did, in a certain sense. And he was right, for after awhile we found out where it had brought us all. The demons only had sunk deeper into the machines, and those who wanted to save them entered the same fate. There was no true escape. All escape and all help in that was to get trapped deeper. Drinbard knew. I hated his face. But suddenly he turned himself to me and said : ‘There is no escape, neither for me. We are all trapped in this machine.’ One moment I thought he was beautiful, like he was my friend. But that thought was only a flash. I shivered. I hated to see myself becoming like Drinbard, but it actually seemed to happen. The pirates loved me all of a sudden, and they were open to me, and they made me a captain. I was one with Drinbard now, the thing I hated so much. The machine had even swallowed me deeper. I felt like frozen. But the deeper we became in these machines, the more these machines seemed to be one. There were doors between them, and there were centers between them. It was a whole complex of halls and galleries, like an arena. ‘No,’ I said. ‘Don’t let me fight my mother.’ I saw Tara screaming. She was confused.
Chapter 2. The Cobra Stone
Barkas actually realized that the pirates of Taroon were also nothing but victims of the machines of Tirmis Oracle. They actually came forth from the deeper parts, where they had become one and lived in an arena. It was at this point he had some sympathy for the pirates, and he also remembered how they actually helped him to let him escape from time to time. He was one of them now, and they were friendly to him now, letting their heads hang slant. They urged him there was no escape, and they had to fight each other as friends. They had reached the center of the ten machines, and it was called the Machine of Democracy.
There were a lot of slot machines here, and the pirates loved playing them. They were in search of gold, money and treasures. ‘Money is the Root of All Evil’ was written on a banner somewhere on a slot machine. There were so many ghost machines here by which the pirates of Taroon could mask themselves. Barkas was shocked. They could become anything here, all for the sake of deception. ‘Realize this,’ one of the pirates said : ‘We all worship Moloch, and there is actually no escape from him. The more you fight against this machine the more you wake him up, and the more you will get swallowed by it.’
Another pirate said : ‘These are the machines of Moloch. The slot-machines to let the children play. Don’t you know these are his jaws ? You can only get deeper. Aren’t we all his children ? We burn forever.’
Barkas realized they were already deep in Tartarus, waiting to be trodden and squeezed between the Moving Walls in the depths of this machine. Here Diabrillis the puppetmaker worked to catch them there to turn them into puppets. Here Barkas finally found out that the pirates of Taroon were actually creations of Diabrillis. Those who didn’t get caught by Diabrillis could get so dense that they turned into python stone.
But all ways finally led to Moloch, to sink deeper into his stomach. He was a greedy monster, and actually the secret of Tartarus. He could never really die, and never really get defeated. They needed to live with him forever. But inside Barkas the king of the pink spiders lived, and it was something they feared. Also the fact that Barkas had the mysterious eyes of Moloch disturbed them. Why did Diabrillis create the pirates of Taroon ? The pink spider king was very clear in this. He told Barkas that Diabrillis created the pirates of Taroon as guards of something he feared. They fought Barkas and acted sweet to him, because he had become very close to that thing. They wanted Barkas to stay with them, even by letting him be one of them. But Barkas wanted more. In one of the nights he went with the spider king on a tour. The spider knew some tracks on secret balconies along the Moving Walls. They could see a new world from there. Tall stretched hunting fields. The spider said that Diabrillis had his own hunting fields, when someone tried to escape from his realm, he would have his ways to bring them back. The spider said that he as king was the only one who could bring someone across these fields. Here they could become flesh and blood again, but it also made them vulnerable. The only way to survive there was to become a Spider Knight. Barkas was interested as he just couldn’t believe that he had to stay in this machine forever.
The spider helped him to finally getting rid of the pirates of Taroon, just by becoming a Spider Knight. Was he doomed to serve Moloch all his life, or would the spider king lead him out ? Barkas had many questions. All he wanted was to go to the core of Tartarus to find out about it’s mystery. Something inside was stinging his muscles, while weakness overflew him. A man in grey came to him, almost covered by spiderwebs, with a dark and low voice. He had a tall black jacket. ‘Any power can lead you back to Diabrillis now, and to the pirates of Taroon,’ the man said. ‘But your weakness is your protection, your guard. I know who is stinging you inside.’ A tall slimy tongue came out of the mouth of the man. He was a reptile man. ‘The pirates of Taroon guard an indian race,’ the man said. ‘Hate and anger weakens you. But it is your immunity at the same time.’
‘Why is Diabrillis afraid of the indian race ?’ Barkas asked.
‘For this race will bring forth a new saviour,’ the man said. ‘There is a way out of the machine. When someone survives the python stone, the cobra stone will hit. This stone is even darker. The python stone got created by souls squeezed and trodden between the Moving Walls, but the cobra stone is quite the opposite. It will come into existence by souls who get torn apart, stretched out.’
‘How does this happen,’ Barkas asked.
‘What do you know about the depths of Tartarus ?’ the man spoke. ‘I will tell you : nothing. In the core of Tartarus there is Cobra Stone, nothing but Cobra Stone, and it exists there, because of chess, Tartarian Chess. When you move closer to the core across the boards of chess, some stones are traps, and they will actually stretch you. Some tiles will pierce you, some tiles will cut you. Just make sure you come safe to the realm of Cobra Stone.’
Barkas felt himself like hanging at a cross or stake. The words of the man had totally pierced his soul, and he felt broken inside. He knew that if he would fail at the boards of Tartarian Chess he would be nothing but a wave of the sea. It would drag him all the way back to the Bleeding Ocean on the ship of the pirates of Taroon. He would be stretched, torn apart, and slide back. If that was his fate, then it would be. He was a Spider Knight now. He wondered if he would be skilled enough to get across these terrible boards. But the spider inside would lead him.
He was of course paranoid. He carefully walked to the first board. The tiles were white and brown. He would lose a lot of density if he would fail, and in the best case he would just go back to Diabrillis. But certainly he wanted to win. He gathered all his courage. The spider inside told him he had done this before so he would show him the way. But still it was very scary, as the boards seemed to change all the time. The tiles were even moving and switching. It was hopeless. After awhile the reptile man was back. ‘I want to make a deal with you,’ the man said. ‘I will show you the safe track across the boards, if you would only give me the eyes of Moloch and the spider who lives inside. You won’t regret it, as I will lead you safely to the Cobra Stones, and they are more powerful than anything you had before. They will be your eyes, your feet and your heart. They will be your head, your tongue and your bones, they will be your flesh and blood. And further,’ the man said, ‘you will be a wereman for the rest of your life, switching between all the sacred powers you need to survive.’
‘That’s a deal,’ Barkas said. And it was true what the man told him. As within short time he reached the mountains of Cobra Stone, and it would easily live in his body to do all the things he wished, but at the same time he felt a weakness he had never felt before, and his both eyes started to bleed. He felt poisoned inside. However after a few days it went away. He felt powerful, coming forth from an incredible softness. It was like his body was so hard storing all those powers, but at the same time it was so flexible, absorbing the atmosphere. His senses had been opened, and thus his softness was his strength. He thought he had survived with the Cobra Stone, but he started to become greedy. He wanted more, as other Cobra Stones more precious than those he had were luring from the distance. And still there were some small chess boards between him and some other places. There was no inner voice anymore, no Moloch who would block him, and also the reptile man had disappeared. In his boldness and sense of invincibility he stepped on the first tile, thinking he was wise and strategic enough now to do it all by himself. It was an urge it seemed he couldn’t stop. Tall thin spears seemed to come from the tile trying to pierce his flesh, but he had such an enormous control in his body now that he could make it so hard that the attack failed. Then he jumped to a second tile, still thinking he could conquer the world. But the tile was jelly and he slided across some other tiles as well. Then he took a dive to the sandy other side of the board, but it was quicksand. Barkas grasped an enormous snake who took him out. Quickly he took some of the precious stones who started to melt into his body already, integrating themselves. A strange feeling came over him. He got very tired. Suddenly it was like he got stung by many tall thin spears so sharp that his body couldn’t resist it. He fell down, while a snake bit him, and he slided on the board again. This time he touched a tile which immediately fell down, while Barkas slided into the hole.
Some snakes hung at the bottoms of other tiles, and quickly caught him to bring him back. It seemed he had found some friends here who didn’t allow him falling away. Barkas felt he was more than conqueror. Snakes seemed to rule here and controlled everything. He couldn’t breath very well. It went downwards with his breathing more and more, everyday, but he found small oasis in the area with brighter breath than he ever had. He went from oasis to oasis piercing the area deeper and deeper, but as long he was inbetween these oasis, he could hardly breath. He was shocked when he finally reached the Bleeding Ocean, but this was the other side. He was scared to meet any pirate of Taroon again, although he would slay them if he did. He was scared of making circles. The ocean was warm, even hot, and he loved swimming in it. Finally he decided to swim to a certain island in the distance. The island was very fruitful and wonderful and he decided he wanted to live here, but then he remembered his mother and his father, and maybe some other people he wanted to have here. But he also knew how dangerous their track to this place would be. He knew they had to do it all by themselves, and even if they would reach the other side of the Bleeding Ocean, there were so many islands here, that they could easily pick another island. He was at peace here.
But soon he saw a ship in the distance, coming closer. There were pirates of Taroon on it. He wanted to trade his secret to them, but it seemed they already knew. The pirates of Taroon knew it all, but they would always return to the start acting like they didn’t know. They were the guards of the Cobra Stone.
The End
7. Awela the Savage, Jungle Fiction
Chapter 1. The Snake Lair
A man slowly passed through the jungle of Awela, a very dangerous passage. He was looking for something, as friends had told him about the monkey stone. But soon there was screaming, and a few days later he was found, hanging dead at a rope tied to a tree. There was no hope in any of these spheres of the Awela Jungle. It was a place of doom.
No one knew exactly what the dangers were in this jungle, but it had something to do with the monkey stone, a desired stone by many.
Irakwa was a young priest who had built a small temple in the East Side of the Awela Jungle, but a few days after it was done he was murdered in a mysterious way. Could any human live in such a place. No one exactly knew. It was like the jungle itself took care of it's secrets. It was a jungle where animals were the rulers, and not human beings ... And if there would be any tribes in the jungle there, than it would be still hidden ... Maybe they would live in the underground, and they would know about the secret of this jungle, while living so close to the animals that they had to be like them.
Some researchers once went to the jungle of Awela to try to do some tests with their professor, but they also got all murdered in a mysterious way. It looked like no one could pierce this jungle.
However, there was one man who could live there. He lived among the animals as in a unity. This man was a savage from birth. Once he was a foundling, but monkeys raised him. He knew about the secrets of the monkey stone, as the monkeys teached him about it. He knew that he could never bring the stone out of the jungle to the city, as then the monkeys would kill him. But as he was growing up he became stronger, and the monkeys started to fear him more and more. Often he had bloody fights with them, as he wanted to break free out of their bondages.
One day he killed the leader of the monkey's, a large gorilla. It was a fight on life or death. From that day on he wanted to get closer to other animals of the jungles, animals against which the monkeys always protected him. But now he was old enough to be free. Many of the monkeys respected him, but to some he became an outcast. He had to be on his guard, as some of the powerfull monkeys were very jealouse at him.
It was a certain python who wanted to eat the man since his birth, but the monkeys always protected him against the tall snake. It was a very large one, very big. Now the man was seeking for revenge, for he always had nightmares about this snake. He found a dagger once in the jungle, and now he was swimming in the jungle-river in search for the snake. He could smell the snake from a distance, so he knew where the snake was. But when he came there, there were more snakes, and they started to attack him. It was a bloody fight in which he finally killed thirty snakes. He raised the lifeless bodies of the snakes above his head and threw them in the river one by one. Crocodiles came to eat the snakes, and the river was full of blood all of a sudden. The man dived into the river to wash himself in the blood, as his senses told him that it would make him more immune against snakes.
It was his wish to have friendship with the snakes, but that was almost impossible in the jungle of Awesha, as the snakes were very aggressive. He had some friendship with certain crocodiles, and they feared him, but with the snakes he still had problems. It was like they were now looking for revenge since he killed thirty of them.
His hairs were long, and his body slender and sly. He had some scars, but these were small, some a bit taller, but not too visible. Wounds could heal well in the spheres of the Awela Jungle.
One day he had another fight against snakes. These snakes were very big, even bigger than the ones he knew. He had never seen them before. Maybe they lived underground, or hidden somewhere else. The Awela Jungle was a large jungle. The two snakes finally could get him in a grip. It was like huge trees had fallen on him, and he felt like paralyzed, but they didn't bite him. They took him to a certain lair, and when he woke up the two snakes were staring at him. It was like they took him here, because they wanted to know him better, like they wanted to be his friends. And a good friendship started to develop itself. They protected him against the greater and unknown dangers of the jungle. And he needed that now, as in this area a lot of wild cats lived, like panthers, jaguars, tigers and lions. Oh, how these cats wished they could eat him alive. But the two snakes would protect him well.
Here in and around the snake-lair he could develop his skills. He was a soft man, looking for friendship between him and these wild creatures. He wanted to win the hearts of the wild cats, but he knew instinctively that he had to be very carefull, even when they would act friendly. It was like he could smell their lust for blood.
Chapter 2. King of the Lions
Once one of the lions came into the snake-lair in the night, while the man was sleeping. The lion wanted to have an easy meal in the night, but the two snakes went in speed after the lion to bite it's head off. It was a quick job from the snakes, and they didn't make too much noise. When the man woke up that morning he saw the headless body of the lion, and he immediately knew what happened.
Also when he was outside the lair lions used to attack him, and although he could handle them more and more, sometimes his snakefriends had to speed to the fight to care for it. The man wanted to become a skilled lionwrestler, but most of all : he wanted to be their friend.
The lionwrestlings happened more often, and soon the man could dominate them at his own. It was like playing with fire, but he didn't have another choice. The lions started to fear him more and more, and they started to become sensitive to his signals. He was like the lion-king now. He knew he still couldn't trust them, as they were wild animals. But more and more he desired to develop a friendship with them. He knew that maybe it would be impossible, but it was a challenge to him. The two snakes of the lair he could trust, so why not some lions. But first he needed to be very careful. They first needed to prove him that they wouldn't kill him in any circumstance.
Zertroy was an apeman living in a cave not so far away from the snake-lair. He was like a huge hairy man, very sly. He became curious about what was all happening. He was very caring to the man. He often brought him meat and weapons. Zertroy teached the man how he could call for eagles. These eagles were very big, and could easily bring them to far away places. Zertroy teached the man many more secrets of the jungle of Awela, and he even called the man 'Awela'. Then he first put his fists to his own chest and then directed his finger to the man, and said : 'You, Awela.' He had a very dark and low voice, almost soft roaring.
Zertroy also teached Awela how to fight and wrestle against the darkest animals, and how to have friendship with them. Awela started to like Zertroy more and more, as he never had a friend like this. They found a way to communicate with each other very well, and Awela tried to explain about the monkey stone. Zertroy explained him that it was originally his stone, but the monkey's stole it from him. In the night Awela showed him the way to the monkey camp, where they hid the monkey stone. One of the gorilla's held the stone. It was the new leader of the monkeys and he was always very rude towards Awela. The leader was sleeping, holding the stone close to his body. Awela and Zertroy tried to take the stone very carefully, but suddenly the gorilla-leader woke up. He started calling the others and a bloody fight arose. The fight was so hard and took so long, that finally the two snakefriends came to help Zertroy and Awela. They killed the new gorilla-leader, and then the other gorilla's all went away. The stone they left behind, and Zertroy took it in his arms like a baby.
Zertroy knew many more secrets of the stone, as it was originally his. He explained that a sorceror once made it for him, after Zertroy saved his life. It was a stone of communication, by which Zertroy could communicate with all animals. By this it could stop or just prevent many fights and wars between animals. This was how Zertroy became a beastmaster, as he could be the perfect mediator between the animals. Zertroy was glad the stone was back now, so that it could be used in the right way again. Together with Awela he brought the stone to his cave. In his cave he cut a small piece from the stone to make an amulet of it for Awela. Awela was very grateful, but when he came to Zertroy's cave the next day he found out that Zertroy had been killed. He found monkeyhair of gorilla's everywhere, so he knew that the gorilla's had come to take revenge. But by the amulet Awela could keep the memory of his dear friend alive.
Awela knew that also he himself had be on his guard, as the gorilla's would also look for him. He found warmth and protection in his snakefriends. Awela knew he had to stay close to his two snakefriends, but they would also keep an eye on him. Since Zertroy died the friendship between Awela and the two snakes only grow deeper. Awela knew he had to prepare himself for a big fight, as he could sense the rage of the gorilla's. They would know dedicate their lives to seek for Awela's death.
One day there was like an invasion of gorilla's, and some of them were so big and huge, and so strong and skilled that they were even able to kill Awela's two big snakes. Awela tried to escape the bloody fight since he found out about their death, but the gorilla's were faster than him, and captured him. Many of the gorilla's he didn't recognize. They brought him to a gorilla camp deep in the jungle. It was like Awela couldn't breath, as they kept him in a tight grip.
Fortunately Awela had learned from Zertroy how to call for the big eagles, but this time they didn't come. Maybe it was because of the gorilla's making too much noise. But after awhile he saw two lions in the distance coming closer. He remembered these lions. They were friends of Zertroy. Some gorilla's became paniced, but other gorilla's stirred up each other for the coming fight. It became a horrible fight. Awela didn't know if the lions would keep him alive, as they always kept him at a distance. The lions slayed most of the gorilla's and the others left the camp. The lions were very friendly towards Awela. They took Awela to their den. Soon it was like they had replaced the part of the two snakes. They would protect Awela by their lives. But long their friendship wouldn't last, for in a night so many gorilla's surrounded the den, and they were so big and huge like Awela never saw before. He didn't know any of them, and he thought that maybe they came from far away, as their senses would tell what had happened to their brothers. It was like the gorilla's revenge, and it was like an army this time. Some of them were so enormous like beasts, and when they grasped the two lions, they started to eat them alive, leaving Awela in fear. But some others took Awela with them. It was a long travel across rivers. They brought Awela to a Gorilla Village deep in the jungle. The gorilla's here were like beasts, but some of them acted very friendly towards Awela. It was like they could recognize Awela's feelings towards them, feelings of love, wanting nothing but friendship.
Chapter 3. Stronger than Lions
There were some huge apemen living here, looking a bit like Zertroy, although some were even huger. Some said : 'You, king of gorilla's', but then Awela smiled. These gorilla-beasts he couldn't handle, as they were stronger than lions.
It was like the apemen were repressed by the monstrous gorilla's. And soon Awela found out that they were their prisoners and slaves. They couldn't leave the village, as the beasts guarded everything carefully. The apemen were looking for a strong leader to take them out, someone who would be the king of the gorilla's. Some of the gorilla's noticed the friendship between Awela and the apemen, and they weren't glad with it. Especially when the apemen talked about him as gorilla-king. Awela knew he had to be on his guard now.
One day a huge gorilla who also looked like a sort of giant-apeman came to Awela's tent. Soon Awela found out that he was the present gorilla-king. Other gorilla's came, and took Awela to a field in the centre of the Village. They also brought the gorilla-king there. 'You, Gorilla-King ?' the giant-apeman asked. And then he started to laugh and hit on his chest with his fist. He did this so hard that after awhile blood was coming forth from his chest. Then the other gorilla's who had surrounded the fields started to applaud. 'Fight me !' the giant roared.
It became a long and bloody battle. The giant hit Awela very hard. Awela didn't have any chance against him, and when he slammed Awela to a tree Awela lost consciousness. Later he awoke in his tent.
There were other things in the village Awela didn't like. First he was thinking about an escape, but later he wanted to help the apemen. Awela tried to call for the big eagles again, and this time it worked. Two big eagles came, but they couldn't do anything against the monstrous gorilla's. These were the days that Awela's anger and hate were growing like never before. He saw so many of his friends getting killed for nothing. He more and more started to see the ongoing cruelty of the jungle, and he knew that if he wouldn't be crueler than that he would never survive here. He gave up trying to become friends with the upper-layer of the Gorilla Village, the gorilla-king and his mates. They were in a sense unreachable, and hard like machines. In these days Awela was growing to full age, and his strength increased everyday. He became taller, and more and more of the beasts started to fear him.
One day he was overflowing with rage and went to the king. He didn't say anything but took the gorilla by the throat and threw him against the nearest tree. He took the king's dagger and cut his head off. This was the moment he could set the apemen free. The apemen destroyed the village, and many chose the side of Awela.
In the king's dagger there was a stone called the Gorilla Stone. It was a flat stone like a spot. Awela gave it to one of the apemen, and left. He called for some big eagles, and they brought him to the place where he came from. He decided to live in Zertroy's cave, as he missed him very much. He hoped that he could live in peace here, and to find new friends.
Sometimes panthers came to his place, and he used to feed them. It was like the panthers in a sense thought that he was Zertroy, the one they loved. There was so much warmth in this place, and often animals from far came here. It was like Awela more or less took the place of Zertroy. In a sense it was so easy now to have friendship with the most dangerous animals. To him that was the heritage of Zertroy.
One day Awela found a secret doorway in Zertroy's cave. There were drawings of flowers on the walls of the tunnel, and it was leading to the underground. Awela wondered if Zertroy knew about this. Or maybe it was his secret. In the underground all sorts of flowers were growing. There were also jewels growing in these flowers, radiating strange sorts of light. The jewels looked like small hearts, beating and pulsating. They were alive. They were like organs. They were carrying a strange smell, and it was like they were drawing in his mind. It was like an underground paradise with all these fields full of jungle-flowers.
There were also some rivers and lakes here with strange fishes. Suddenly Awela discovered a place like a sort of cave full of monkey stones and also gorilla stones. There were a lot of spiders in this place, and the spiders looked very dangerous. But they didn't harm Awela. It was like Zertroy's protection was over him. Awela took some of the stones, and threw them in the waters. Close to the cave there was a stairways downstairs, and when Awela went down he found other treasure-rooms full of jungle jewels.
But when he touches one of these jewels something strange is happening. Fences of strange shiny twisted stone or bone decorated by flowers and strange pulsating jewels and jewelry come down like prisonbars to block all the doorways around him. He's now locked up. A strange smell is spreading throughout the place where he is in. He hears heavy breathing like there is a beast or vulcano close to him.
'So you want to steal from my property ?' someone is roaring. Behind the bars an enormous dragonlike black creature appears, spitting fire and smoke, while icerays are coming out of it's nose. It has dark red eyes. Months of imprisonment follow. He gets strange meat to eat, like the meat of strange spiders and other unknown creatures. Sometimes the dragonlike creature is roaring : 'I am the ruler of the jungle.' High on a wall in front of him, above the bars an enormous sword hangs, decorated by jewels, flowers and other jewelry. Awela desires the sword, as it may be a way for him to break the bars and defeat the dragon, but something inside him, like his own instincts tell him that he better cannot touch anything like that, as it would trigger something he might not be able to handle. In some corners skeletons lay down, and also mummified creatures like ashes. He knows that many came here before him, and didn't survive the tricks of this place. He knows how dangerous it is to touch anything of worth here.
It is like the meat is making him stronger, but he's also aware that it can be to breed him into something. Maybe he is of use to the dragon. By digging into the ground Awela found an old dagger. It had some flat stones on it ... jungle stones. By the dagger he tries to cut an opening in one of the fences, and after awhile he succeeds. Before him lies a path of shimmering jungle stones, like tiles, but he knows it's too dangerous to step on them. The jungle stones have all sorts of colours, but some of them look old like the stones of his dagger. He decides to step on them, and by jumping on the old stones he can reach a white bony path. On a white short pillar a big stone lies. It's a bleeding stone. Awela is amazed by the colour of the stone. He's very thirsty and drinks from the fluids, but then an enormous beast falls down. 'You woke me up,' the beast roared. Slime is coming forth from the stone, and Awela drinks more. In the distance he sees some half-naked woman lying on a bony bench around a giant egg producing slime and blood. It looks like the blood is strange green and in strange pink. 'Someone has come to us,' one of the women sais. Soon Awela finds out that these women are slaves of the dragon. They need to produce these giant eggs. How they do that is a riddle to Awela, but it seems to be very painfull in his eyes.
The beast lies on the ground, and doesn't move. He fell from such a high platform. But then the dragon appears. Awela throws the dagger towards the heart of the dragon, but he misses. Then the dragon spits fire, and just in time Awela can dive away. Awela grasps his dagger again and throws the dagger again. This time it hits the dragon but then it falls away. Then the egg opens up, and apemen are coming forth. Awela climbs on the bony white bench, and the women look him hopefull into the eyes. 'Are you coming to set us free ?' they ask. The apemen look very dizzy. They just came out of the giant-egg. But the dragon is coming closer to the bench. By the bench they can all jump on the enormous beast who crashed down. They enter through his enormous mouth. Then Awela asks about the bleeding stone, what does it mean. The women tell him that it is the secret of their power. It was once planted there by a sorceror, the one they lived with, and the dragon couldn't do anything about it. The bleeding stone would attract someone who would finally lead them out. And that one was Awela. They had waited for this for hundreds and hundreds of years, but the bleeding stone kept them young and powerfull.
In the fallen beast they made a new living. The meat here was always growing, so they had always enough, and with the bones it was the same, so they could build it forth. Step by step they could enlarge their territory until they had reached the bleeding stone within their domain. The dragon lost space more and more, as the bleeding stone was now activated in so many ways. But the moment came that Awela thought it was time for him to leave.
Chapter 4. Zertroy's Heritage
Awela went back to Zertroy's cave again. He knew it was better for him not to go underground anymore, as he could stir up unknown forces he couldn't handle. The jungle here was dark enough for him. Still he saw it as a challenge to get friendship with the wild animals around him. He didn't need any stone for that, as he knew that to touch a magical stone would also bring unknown trouble. He was looking for other ways to deal with his inner request for peace and friendship. He wanted to be a savage, as a part of the jungle, and not a part of a sorceror's club or a city. He had given the amulet to one of the women as a memory. To him the warmth of Zertroy's memory and to replace him in all his friendships was a way to return to the well of the jungle. Zertroy had built an empire around himself mostly by experience and memory. If he had any magic then it was the result of that, and not to replace it. It was a personal warmth between him and the animals, coming forth from a personal history, by growth. He had built this kingdom stone by stone, and showed his skills in the depth of that. That was the essence of the heritage he left.
Zertroy would always stay in memory. And if something was magic, then it was that.
Awela found ways to express himself, and not repressing himself anymore by certain stones. He wanted to become free. And if he learned to know things by wrestlings, then finally a good tested friendship could exist, based on trust, and not on stones. Something in him wanted to destroy the jungle-stones, but he knew what it could trigger. It wasn't of worth to him to waste his precious time like that. He wanted to put energy in the progressive evolution of the jungle, layer by layer, step by step. He wanted to learn about the depths of the jungle, in the sense of history and knowledge, gained and tested by experience.
The End
8.
Awela the Apeman, Jungle Fiction
Chapter 1. Find a Bear
They lived deep in the Awela jungle, these apemen, not sensitive to memory, but far away in themselves, driven by unknown instincts. Awela, a young savage was also a sort of apemen, grew up among monkeys. But he had his memory and treasured it. To him only the jungle itself was more precious than the memory. The jungle always washed his memory clean, and then it came up again, stronger and purer than ever. There was a sensitivity in Awela. But he was also cruel and hard, otherwise he couldn't survive in this dark place. Often the fights he had ended up in death, and as he grew older the more he dominated the Awela jungle. Apemen feared him more than anything, and also other wild animals. He was a beastmaster, a lord of the jungle, and he would possess this place more than anything, as this was everything he had. The nature around him was always calling forth fights and wars, as there was a need for meat. Awela would never kill an innocent creature. He only lived by the meat of the fight. And he had enough enemies to make it happen time after time.
He wasn't looking for fights, but it was like he was attracting it. He used to drink the blood of his enemies, and bath in their fluids and slimes. It was a way to deal with the horror they brought to him. Of course he had also friends, and that was still his biggest wish, also when he grew older. And these friends were a few of the darkest animals of the Awela Jungle, dangerous predators. There were always some panthers around him to help him in his fights. Sometimes when he passed through the jungle, snakes would fall around his neck. They just fell out of the trees for that reason, trying to strengle him.
One of his biggest friends was Zertroy, an apeman, but since he had been gone life only got heavier to Awela. Zertroy died in a fight against gorilla's, and since his death Awela tried to replace him in his care and friendship to the most dangerous and wild animals of the Awela Jungle. Zertroy was the one who always called him 'Awela', like he wanted to say : 'the jungle is yours.' It was a hard job for Awela to tread in the footsteps of his passed friend. Although he had many friendship now with the greater predators of the jungle, it was also like he was attracting more predators who wanted to root him out. Was he a threat to the jungle, or just a threat to their self-made kingdoms ? One day he got attacked by an army of killer-rats, something which he wouldn't forget too easy. They bit him all over by the meanest bites, and they were much faster than his dagger. It was like he couldn't control them. He could finally escape out of their grip, but his flesh was burning by the wounds. Zertroy had teached him how to call for big eagles, so he could escape their death-attack in the nick of time, but he was sick for many days balancing between life and death. They took him to a place high in a tree, where they thought he would be safe, but even in his weakness he had to fight against a python there, one of the tallest and biggest he had ever seen. By a certain kick and by the help of the eagles, the python finally fell out of the tree.
When Awela finally went away from the tree he met a group of bears who took care of him. He was still very weak, but he had to search for food. The bears were very friendly to him, and it was like he could trust them very well. Many times Awela thought about Zertroy, his old friend, who always seemed to have a lot of bear-friends. Maybe these bears knew Zertroy and maybe they could even smell or sense that Awela was his friend. In the past most of the time Awela had to fight bears when he encountered them, or they just went away. But this was something else. It was like they were taking Awela in their community. He was one of them now.
By his dagger Awela cut some branches to make arrows for his bow. From Zertroy he learned how to make the best poison for his arrows. To Awela it was nothing but a weapon. He didn't hunt, only fight, and lived by the meat of his enemies. In the days of peace he was always searching for the best fruits of the jungle, and the jungle had also some other secrets Awela used for food. Zertroy had teached Awela also how to get the best honey. When Awela got stronger again he started to care for the bears more and more, and they liked the food he always brought to them. But there were also times that Awela didn't eat a lot, and there were even moments that he suffered from hunger. The jungle wasn't always gracefull to him, and there were even moments that Awela desired to be a hunter, as sometimes the hunger was making him crazy.
Chapter 2. The Eye of the Dragon
The bears were hunters, and sometimes they brought meat to Awela, but he didn't want to eat it. Awela had problems to kill or eat something which wasn't his enemy, but sometimes the bears just took flesh from an animal who had already died. Awela was a wild one, but he used his brains, and his sensitivity to friendship and love. Maybe he needed to confront the bigger animals of the jungle to see if they would be his friends or his enemies, although often these animals, like eliphants and rhinoceroses, just went away. It was like they were simply ignoring him.
Also tigers often chose to run away when they saw Awela. He didn't want to follow them, as Awela thought there needed to be respect. But these animals were hunters. If Awela would choose to hunt, then he would hunt the hunters, not the hunted. But on the other hand these animals seemed to be locked up in their instincts. Most of the time they were peacefull, but when they got hungry they were almost slaves of the hunger. And Awela could feel these instincts in himself sometimes. Awela didn't know how to be a farmer, but he was thinking about it. He was very strong in his brains. It was like he could tame his instincts by his intelligence, but at times his lusts were just stronger, even so strong that he lost all his memories. That happened one time when a deer was staring at him, while he was so hungry. It was like the deer was saying : 'Catch me then, you can't get me.' It was like they were teasing him at times, and he had undescribable feelings then, so weird, that he would almost take his bow to shoot one of them. But Awela loved deer, as they had never attacked him. It was like there was a bond of peace between them, like a union.
But Awela suffered from such a hunger at times, that he thought he would lose everything. It drove him crazy, and he couldn't think straight anymore. He saw himself like riding on a deer, while they were bringing him somewhere, but he felt the urge to cut it's throat and eat it alive. 'No !' Awela was shouting. Again he was balancing between life and death, and this time it was because of hunger. Was this a hallucination ? He saw himself walking to a sort of farm, like a breeding, with animals between fences and in cages, and he could remember these animals. They were his enemies. And they brought forth animals who were like the same.
'I rather die,' Awela said to himself. When he opened his eyes the deer stood before him, licking him. The deer gave Awela some food. He didn't know what it was, as he had never seen it before, but when he ate from it, strength was flowing through his body again. Then the deer showed him that he had to follow, and the deer led him to a secret place where he found wealthy bushes full of food. There were more deer here, and after a long and large meal Awela fell into a satisfying sleep.
It was here Awela fell into a deep pit. For when he woke up and passed through the secret place of deer there was a trap. The pit had been covered by thin branches and a lot of leaves. Awela fell deep and hurted himself horribly. This was where the deer were waiting for, as he could see their almost smiling heads watching him from above. Awela was shouting at them, and after awhile they left. 'Don't leave me alone here !' he shouted. Awela now knew that he couldn't trust anything anymore. He had to live with himself. For a long time he tried to climb out of the pit, but he couldn't get any grip. But then he fell in another trap, and came into a large hall with tall white bony walls. In the middle of the hall there was a white platform, also bony, or like the skin of a white python. On the walls hung strange rubies and other jewels, often in shiny red. An enormous dragon appeared.
'Do we know each other ?' the dragon asked in a roaring and shrieking tone.
'I met a dragon before, so that might be you,' Awela said, 'are you the dragon of the Awela Jungle underground ?'
'There are so many dragons here,' the dragon spoke. 'Why are you here ?' The dragon was white and red, and had some tall black stripes, and a sort of strange leather beard, but Awela could see that his colours were changing. He was like a chameleon, for all of a sudden he was totally red. Fire beams came forward from the dragon, while he roared : 'You have come close to the Door of Ancestors. A cobra is guarding it.' Then a huge cobra came from behind the dragon. Suddenly the dragon was gone. The cobra came towards Awela and a fight started. Awela didn't know where his dagger was, so it became a wrestling. Although Awela was strong, the cobra was stronger, and he took Awela through the Door of Ancestors.
Here Awela found Zertroy back who had died. 'I do not know how I could bring you here in a different way,' Zertroy spoke. Awela was glad to see him and fell him around his neck. But suddenly Awela discovered it was the dragon. Awela stepped backwards, while the dragon started laughing. The dragon was a shape-shifter, a creature with demonic forces, and Awela had to be on his guard here, as nothing was what it seemed to be. To Awela it was clear the dragon didn't want to kill him immediately. What was he up to ?
'Dragon, what do you want from me ?' Awela asked.
'I want to confuse you,' the dragon spoke.
'But why ?' Awela asked. But then the dragon left, and the cobra took Awela again in a tight grip and moved with him through a white bony tunnel, full of white python skin, rubies and jewels on the walls, like a strange corridor. The cobra led Awela to a large hall full of skeletons who were yelling and applauding. Awela stood on a sort of balcony. 'I want you to be their king,' the cobra spoke.
'But I want to go back to the jungle, to be free,' Awela spoke.
'But here are jungles too,' the cobra spoke, 'here's plenty of food, and we will care that you don't have to fight for your life. You will get armies and gladiators for that.'
'The throne is a prison and it enslaves,' Awela spoke. 'I want to be free in the jungle.'
'But do you see these ancestors here ?' the cobra spoke, 'they need a king.'
'I do not know them, as I belong to the jungle. I am Awela the apeman,' Awela said. But then the cobra got mad and pushed Awela from the balcony by a hard hit. It was like Awela fell into fire, as the roaring mass started to eat from his flesh. In the distance he could see another balcony, and a woman stood there. 'Awela !' she said loud. 'I have waited for you.' She through a net to him, like a spiderweb by which he could climb up, while shaking the skeletons away. It was like he was still in a flame, but there was ice coming forth from the woman's mouth, easing his wounds. The woman led him to a new world behind the balcony, and they had a great time, while developping a deep friendship, but when they both got tired and touched each other the woman suddenly turned into the dragon. Awela was in a shock and it was like he was melting away in a bigger flame. Awela was screaming, while he saw everything turning around him. Everything around him got taller all of a sudden, like everything was stretching, changing and turning around.
'You have the eye of the dragon,' a voice spoke.
'Then take it out !' Awela shouted.
'But it is your heart,' the voice spoke.
Then suddenly Awela woke up. He was still in the den of the bears. It was all a nightmare caused by his terrible hunger. Since that day Awela became a hunter. He didn't want to have such a nightmare again. But he would only hunt the hunters. And he would start with the darkest hunters of all : the black lions.
Chapter 3. Days of Destruction
He used his bears to reach the almost unpiercable realms of the black lions. Soon he became a barbarian slayer of the butchers of the Awela Jungle. And this was the cause of a bloody war in which he lost many of his bearfriends. From now on he had the black lion as his enemy, and on this base he also started to hunt other predators, to find some balance. He was stirring up more enemies by this, but he didn't have another choice. The meat of black lions was good in his eyes. It brought the fire into his bones. His second victims were the red panthers, who were even larger than the black lions, although they often lived in deeper secrecy than the black lions. Zertroy had told him once that the large red panthers had caves in which they bred cattle so that they didn't need to show up too much for hunting.
Awela cared for cattle, and he loved to take them out of the breedings to take them to saver places. Most of the time he brought them out of the Awela Jungle, to the high fields and pastures, among other cattle. He knew that cattleherds would take care of them. And sometimes he loved to be a shepherd or another sort of herd himself. The pastures attracted him very much, and he saw them as a sort of holiday. But not all the herds were glad with him, especially the shepherds. They thought he was arrogant to come to their pastures. According to them he needed to stay in the jungle. They noticed that he couldn't talk very well. Awela noticed that he looked like them. One of the shepherds knew of a family in a near city who had brought their baby to the jungle as a foundling in times of poverty, while they were now the richest family of the city. They would love to see their son again, and would give a high reward to the one who could bring their son back. The shepherd saw money in Awela, and he was extremely friendly to Awela. He was so friendly that Awela thought it was highly suspicious. But when the man invited him to come to his house, Awela accepted the invitation and went with him. Maybe this man could help him in certain things.
The man lived in a small village near the pastures and fields, and when they entered the house Awela got some food and clothes. But Awela didn't want to have clothes. Clothes were strange to him. In a sense the man started to like Awela more and more, and they had a great time. One day the man contacted the family. They lived in a huge house like a sort of castle, and they would first come to the man's house to see their son. There was a sort of electricity coming over Awela when he saw his mother. 'Mother ?' he said, while putting his fists to his chest and then directing his finger towards her. Grandmother had also come, and his sister. His sister was a beautiful woman, very soft and tender. He liked her eyes, as it was like they were speaking. His sister took him in her arms and soothed him.
They brought them to their villa-like castle. Here he also saw his other grandmother. She was very old, and she had her own room in the house, where she always sat in her chair, close to a parrot. Awela liked the parrot. The parrot could even say his name. But sometimes Awela had flashes that he needed to go back to the Awela Jungle. At times he didn't feel comfortable here. They teached him the language, which the shepherd had started. Awela had mixed feelings. He didn't like to be among people. He wanted to be among the animals. He thought that the city was horrible.
One day he had enough of it, and went back to the jungle. He had climbed through his window, and ran for hours and hours until he was in the Awela Jungle again. He thought it would be better for him not to go to the pastures and fields anymore. After months his sister finally found him. He saw her coming in the distance, but as she got closer she got torn apart by a bear. In full rage Awela jumped on the bear and killed it. His sister he couldn't save. She had a white band tied around her hair and further some white torn clothes. Awela buried her with a lot of feelings and then he tried to forget about her. But it was like her face was haunting. He couldn't get her out of his mind, and it almost drove him insane. Why would she come back to him, to the dangerous Awela Jungle ? Because she loved him, and wanted to be with him, or was there another reason ? Was it because she wanted to be like him, or would she try to take him back to the city ? Maybe that question would never be answered. From that day on, that a bear killed his sister he hated bears, and would destroy them whenever he could. He know that thought and emotion wasn't fair, and he tried to stop it, but his hate was strong. Or would they have killed her for a reason ? Would she be a threat to him, or a threat to the Jungle of Awela. One thing : This Jungle was dangerous and had it's secrets. No one would come into the Jungle to leave it alive ... Only the ones who belonged to the jungle, the ones who were a part of it.
Civilization was a threat to Awela, something he found and encountered in the village, and even more in the city. It was like slavery to him. One day he saw the parrot of his family, the parrot of his grandmother, in the distance coming to him, but it got quickly killed by big eagles. It was like the Jungle erased all the traces from the city. But he liked the parrot, and he hated the big eagles for what they had done. Awela spent a lot of his days after his visit to the village and the city in anger and hate .... pure bitterness was overflowing him, towards humans, and towards animals. He started to see the beauty of trees and flowers.
Deep inside he didn't feel complete, and he didn't need any human or animal to make him complete. It was like he didn't care anymore, as everything he loved would be taken away early or later, and would leave him in pain. It was like he was becoming afraid of love, and he saw it as a predator more dangerous than any animal around him. He became afraid of feelings and emotions, as they were like time-bombs making his life miserable. What would become of him ? From branches he made a house in a tree.
One day a woman comes to his tree-house. He doesn't know where she comes from, but he knows and feels she's from the Awela Jungle. The two develop a friendship, but it doesn't last long. On a night an intruding snake devours her in her sleep. When Awela wakes up because of the screaming it is already too late. In tears and rage Awela tears the snake apart. The pieces he throws into a river near to the tree he lives in. This was the last time Awela would ever give himself to someone. He will now live only by the memories of his friendships. It was in these days that Awela desperately wanted to build a bridge between life and death, and he remembered the nightmare he once had about the dragon, the cobra and the Door of Ancestors. But what would he find in the realms of death ? Only skeletons who would burn him ? It was a hunger destroying him more than any hunger for food. It was ripping his soul and heart apart. Oh, how he wished he could turn back time to let all his friendships live forever. Time was cruel in his eyes, turning friendship into an enemy.
Chapter 4. Zertroy's Flowers
The walls of time had brought the worlds of his memories behind thick glass, and he wondered how he could break this glass. Or was it the jungle itself protecting him against something ? Where friendship stayed too long, civilization grew like slavery. Maybe it had to be this way, that everything made place for something else. Memory had to become a bigger circle, and it would only come alive again when it would spin around. Was this the reason why he always felt like there was a snake coiling around his head ?
Awela knew of a place in the jungle where certain food grew taking your mind away, to let you hallucinate grew like tall thin threads from certain flowers. It was eatable, as he learnt it from Zertroy, but it also brought a lot of pain, and you could get very sick from it. But it would finally be a way to bring the memory alive in a bigger spinning circle. Awela was exhausted of everything that had happened and was creeping and sliding his way to the place Zertroy talked about. He had never been there as it was a dangerous place. Zertroy had made clear to him that he had to wait till he was strong enough, and till he would be ready for it. This day Awela was ready. The most evil snakes attacked him and bit him horribly. It was like they were the guards of these flowers. He had to kill them one by one, in bloody fights, fights which would mark him for life. It brought him strange scars, but he knew it was worth it. Almost dead he reached out to the fragile threads hanging out of these wonderful flowers. He tried to grasp them, but it was like he couldn't get it straight anymore. Everything was dizzy before his eyes, like everything was melting, stretching and turning around, changing into the thing he didn't want to see .... a dragonface .... There had to be another way to reach delicious true freedom. He was sliding into a river behind the beautiful garden, but the flowers also grew here .... When he drank from the water he felt and tasted that it was full of the flowers' seed and smells ..... and he started hallucinating immediately, like a ring of fire was spinning in his mind, getting bigger and tearing his brains apart .... It was like so many walls of glass in his memory were breaking ..... He could reach out and touch, but all that he could touch was fire .... It was only space .... Time was but a flame, and he was like the seed ....
The End
9.
Awela the Hunter, Jungle Fiction
Chapter 1. Alarm of the Bear
Awela just had built his second home. He already had the house in the tree, but now he also made a house on the ground, by branches, rocks and all that he could find in the Awela Jungle. It was like the earth below his feet was shaking, when he sat in his new house, and he had a beautiful sight on the river in front of the house. This was what he lived for. He was proud, as it took him a long time. He also used skins and bones of slain predators and just of the dead carcasses he found. It was like he had rebuilt life. But there was a foul odor in the air like someone was looking for him. Awela could sense that an enormous predator was about to visit him. He could smell it, and not much later he stood eye in eye with the biggest grizzly-bear he ever saw. Awela went out of his house, and saw that the bear was wounded. He took the bear in his house and cared for it. It was the beginning of a deep friendship between him and the bear.
After days the wound of the bear started to show some signs of healing, and soon they hunted together. The bear would always follow Awela. They didn't hunt helpless prey, but they hunted the hunters, as that was Awela's philosophy, and he tried to bring that over to the bear, and also to other predators. The bear had all sorts of strange scars, and these scars produced the strange smells. Awela was glad he could influence one of the biggest predators of Awela Jungle in a good sense. It was like the bear copied Awela's behaviour in all things. But in a sense Awela was jealouse of the bear's scars. The scars were beautiful, like he had been painted by a wizard.
Awela saw scars as the marks of the jungle, as the openers of the magical depths and dimensions. His passed friend, Zertroy the apeman, always teached him that scars were sensitivities and senses leading him to new friendships.
The bear seemed to be aware of many things, and was always some sort of alarm when there were dangers. His scars looked like bites of giant-pythons, but Awela wasn't sure. Awela remembered that Zertroy also had one or two of these scars, although they were a bit different than the ones of the bear. Some of the scars were like a few big dots or spots together, and some of these dots or spots were in a strange reddish colour. Awela loved to look at them. They had such a strange, almost delicious smell.
Awela found a way to communicate with the bear, and the bear made clear to him that he came from the underground, where a big dragon and lots of giant-pythons lived. Awela knew that there were giants and dragons and beasts living underground. Maybe it was there where the bear got his scars. The bear also made clear to Awela that in the underground there was plenty of food. Because Awela lived in hunger at times they decided to go underground.
The bear took Awela to a cave leading them underground. Soon they saw some camps there. It was like some tribes were living underground Awela didn't know anything about. But he wasn't sure. Maybe these were just ruins. But then they saw smoke coming from the camps.
The bear brought Awela to a place near the camps where there were meat-eating plants. Here a lot of good food grew, although the meat-eating plants were very dangerous. The bear made clear to Awela that his scars were from these meat-eating plants.
When they wanted to get some food soon they got into a fight against the meat-eating plants, and Awela got bitten horribly. Awela was bleeding, but when the bear bit the neck of one of the attackers, the others drew back. There was plenty of food here, but first Awela needed to stop the bleeding.
A beautiful scar like the bear grew from the wound. Also the bear was a bit wounded, and felt a bit weak. Awela started feeding the bear, and then something wonderful happened. The bear started to change into a wizard. 'Thank you, Awela,' the wizard spoke. 'I had been turned into this grizzly bear by a dragon called the Red Wizard. Only if someone with the same scar like me would feed me, then I would be normal again.' Awela hugged the wizard, and asked him who he was. 'I am the Wizard of the Awela Jungle,' the wizard said. This was always my place, until a dragon challenged me and my powers. He seemed to come from deeper underground.'
'Then why can't we search for him to defeat him ?' Awela asked.
But the wizard said that the dragon had unknown powers. It would be better for them to move into the depths, to find their places there, and to cooperate with the dragon, as he was an unknown source vitalizing everything. Without this dragon there wouldn't be an Awela Jungle.
'But can't we just replace him ?' Awela asked.
'How would you do that ?' the wizard asked. 'We are but men. I have certain powers, and I have created Awela Jungle, but I have used from his source, and for that I had to pay a big price. I am not a dragon. He is.'
'So is he a higher and more powerful being than you are ?' Awela asked.
'Let me tell you this,' the wizard said, 'when a wizard can become a dragon, then he's above wizards, for then he's the source of wizards, like the unknown force of depths.'
Then the wizard brought Awela to the depths of the Awela Jungle.
'You see,' the wizard said, 'dragons are a higher race of wizards called 'orlocks'. They do not have the wings of the world, but the wings of death. They can change the world like they want it. They know the secrets of death, and the bridges between life and death.'
'How can we become orlocks ?' Awela asked.
The wizard directed his finger to the depths below them, where there was a lake of fire like a whirlpool. 'Only those who jump in it ...'
Then the wizard took Awela's hand and said : 'Shall we ?' And then they jumped together in the depths of fire.
'Do you feel my hand ?' the wizard asked. But Awela was far away. The fire was rushing over him, while he felt a bow in his hand, and arrows burning at his back and shoulders.
'You should see me here,' Awela shouted. 'I am the hunter .... an archer !'
Then Awela woke up. It was all a dream. The grizzly-bear stared at him.
Awela hugged the bear, and said : 'I dreamt about you, that you were a wizard.'
'And I was an archer !' Awela shouted, and took his bow and arrows. 'We need to hunt, grizzly,' Awela said, and ran outside the house. The bear followed him.
They went to a place underground, and there was a camp there, just like in Awela's dream. The tribe here was also called 'the orlocks'. They were indians .... shamans .... When Awela told his dream to their chief, the chief said that they had sent that dream to get him here.
Awela wondered if they really believed in magic, but it seemed to be less than he thought. They more believed in hunting. They hunted meat-eating plants. It was not only good food, but it also gave them hallucinations.
Chapter 2. The Meat-Eating Plants
Most of the time the orlocks were great archers. And that was very important, for by that they could hunt the meat-eating plants from a safe distance. Coming too close to these plants when they were still alive would be too dangerous. Although Awela could handle the bow very well, the orlocks teached him how he could become a great archer.
The orlocks told Awela that in history dumb orlocks would try to kill the meat-eating plants by cutting off their tall necks by daggers or swords. But these cut off parts then lived on as snakes. These snakes would live most of the time in the depths of the Awela Jungle waiting to have revenge. That's why the orlocks always had to be on their guard. The meat-eating plants could only be killed by arrows. Most of the times these plants had more heads, and when one of these heads would be kept alive the whole plant would become a dragon. This was the reason why they had to be good archers. But some of these heads were so fast that they almost couldn't be killed. The orlocks said that many of these dragons lived deeper underground, waiting for the days to have revenge. Everyone was in fear of these dragons and snakes. They would develop themselves in the depths of the earth to unbelievable heights and lengths.
Awela was thinking if there wasn't a way to have friendship with the meat-eating plants, and maybe later with the dragons and the giant-snakes. But the orlocks said that these beings were so wild that they couldn't be trusted. They were tricksters and deceivers. They could never be trusted. It was like this war was an everlasting war. The orlocks believed in developping their archer-skills to be able to root all these dragons and snakes out. This would be a final war. If the dragons and snakes would be more skilled, it might be the end of the orlocks.
But Awela thought that if the orlocks would move deeper underground, and be better protected, then they might live in safity there. Maybe they needed to build a good ford underground, or live in stone. Or maybe the fires of the dephts could separate them.
But the orlocks wanted to be greater warriors or just die. They needed to deal with the mistakes of history.
One day the dragons and giant-snakes surrounded the camp of the orlocks. Archers were on their guards to protect the camp. Also Awela and the grizzly-bear were ready for the fight. It became a bloody fight, but soon they became aware of the fact that the dragons and giant-snakes had another interest. They came for the meat-eating plants. They rooted them all out of the ground, and took them with them. This was the main-source of the orlocks' food, so now they had to hunt other things. The dragons and giant-snakes stayed more or less in the surroundings of the camp, and the orlocks mainly became snake-hunters and dragon-hunters. Also Awela and the bear took part in it. But it wasn't without dangers.
The orlocks began to miss the hallucinating effects of the meat-eating plants. The dragon-meat and the snake-meat made them aggressive, and they became obsessed with the women of the tribe. They started to worship them like goddesses. Some of them became crazy because of not eating the plants anymore.
But one day the bear took Awela to another place of meat-eating plants, in the depths of the Jungle. There was another camp in the surroundings of this place. This tribe was called the dranlocks. They told Awela stories about dragons with more heads in the depths of the jungle. The dranlocks were also archers, but they used arrows like tridents and arrows with flames. They also hunted just by throwing stones. These hunters were called the stonethrowers. Some of the meat-eating plants couldn't be killed by arrows because their skins were too hard when they were alive. These ones could only be killed by stones. But the dranlocks also hunted other predators. Awela and the bear decided to go back to the open jungle again.
Chapter 3. The Zwikkilocks
In the wilderness, in the open jungle, it was good to live. Awela now knew that whenever he was hungry for a long time, the orlocks and dranlocks would always help him. He had a place to go underground, although he didn't know if they would survive the attacks of the monsters there. And Awela knew that he himself also needed to be on his guard, for what if the monsters would come to visit him here. Sometimes he just felt the need to live in his treehouse again, high in a big tree, but he knew dragons and giant-snakes could easily find him here. He tried to forget the underground, but he got plagued by nightmares many times. It was just like it didn't want to let him go. Often he thought about making a journey into the depths of the jungle, with his friend, the grizzly-bear, who was always at his side. He couldn't think about a better friend, although he often thought about the days he was with Zertroy. It was like the grizzly-bear was the one who had finally filled the enormous gap, the enormous emptiness which raised up after Zertroy's death. It was like the grizzly-bear had replaced the friendship Awela had with Zertroy, and by that Zertroy had never really left him alone. He saw it as Zertroy's last gift to him, as Zertroy always had so many bear-friends. And so Zertroy stayed to be his mind-friend.
Awela learnt that by throwing stones he could keep dangerous predators as a distance, as he developped his skills in stone-throwing. At a moment he could throw them so fast, that he could almost throw holes in trees.
One day they decided to make journey into the dephts of the jungle again. This time the bear led Awela to a place of meat-eating flowers and meat-eating toadstools. It was a dark place, guarded by giant spiders. They often looked like squids and octopi, and had many legs, and often only one big eye. The giant-spiders were very aggressive, and they even ate each other as there were many species.
The ones with the most legs were the most powerful. They could spit fire and even cause blinding lights like lightening. They also could shriek the highest.
Awela and the bear slayed their way through the giantspiders and then through the meat-eating flowers and meat-eating toadstools. They came into a camp where a tribe lived called the zwikkilocks. The camp lived in deep hunger, as they couldn't defeat any of the meat-eating flowers and meat-eating toadstools. They had been kept in this prison for such a long time. They had gone so crazy of hunger that they even ate each other. They were glad that Awela had come with his grizzly-bear. There was now plenty of food since Awela and the bear slayed so many of their enemies. Alewa and the bear took the zwikkilocks to the open jungle where the could meat the sun and heal from their trauma. Awela built some houses for them along the river where they could live. This was the first tribe who lived in the open Awela Jungle. But Awela wondered if they would survive, as the open jungle had many dangers. Awela gave also his own two houses to the zwikkilocks and showed them the cave of Zertroy, where they would always have a shelter. Awela himself and the grizzly-bear would go deeper into the Jungle, to the places they had never been, and to the places no man had ever seen.
Chapter 4. The Man in Red
The grizzly-bear took Awela to a place where small monkeys lived he had never seen before. The monkeys soon became his friends. They were very funny and they brought Awela much joy. Some of these monkeys also had strange scars like the grizzly-bear. These scars looked like python-bites. Awela wanted to make a new home here. Here he found another apeman living in a cave. He looked very much like Zertroy, and they could get along very well. The apeman was very wise, and very skilled in many things.
But one day the giant-spiders from underground came to the place to have revenge. They were with so many, and now there were also two new ones who were stronger than Awela. The apeman wasn't there, as he was hunting. The small monkeys couldn't do anything, and lots of them got killed. But Awela they brought back to the depths of the jungle, and this time they locked him up in a circle of the meanest and strongest meat-eating flowers and meat-eating toadstools. The grizzlybear they put in another circle. They got bitten horribly again and again, and after awhile they began starving from hunger.
Awela was thinking that this would be the end, and he also heard the grizzly-bear roaring of pain and hunger in the distance. It was a strange prison, and Awela developped many scars who looked like those of the grizzly-bear. It was like these scars were giving hims strength in a strange sense, but on the other hand he was feeling weaker. He couldn't go on like this much more. But after awhile they heard yelling. They knew that voice. It was the apeman. He came to set the grizzly-bear and Awela free, but it became a long and bloody fight. The apeman brought them both back to his cave, and the apeman promised he would take good care of them. They had to live deep in the cave of the apeman, as they were afraid of another attack. But the apeman would protect them. Awela had a lot of nightmares, but the apeman always soothed him. In so many ways he was like Zertroy, and Awela felt safe with him, although he wanted to become stronger. He knew he had to learn from the apeman to survive. There were so many unknown dangers Awela didn't know anything about.
The apeman brought them to unknown fruit-bushes with delicious small berries. The apeman knew a lot of hidden and secret places in the jungle, and they often went on a journey with him, to discover new species. It was by these new friendships that Awela started to get hope again. He knew that by his memory they would be always connected, in life and in death. Death was still something which Awela didn't understand very well, but the apeman explained a lot to him about it. These were like delicious footprints on his heart, leading him inside all the possibilities of the jungle. Death was just the transformation like food was, a journey to the insides of the earth, into the depths of the jungle. Still Awela had the thought that he wanted to build a bridge between life and death.
The apeman showed him that the scars were the footprints of death, keeping him connected to his passed friends. They could come to him by that path in other forms, as they had been transformed. But somehow, death was still a riddle to him. A riddle which would keep teasing him. He knew that he wouldn't come any further if things would always stay the same. He was on a journey. There was certain food by which the apeman could turn into another animal, and by which he could even disappear into the nothing. Probably he would travel to the realms of the death then, like the wind. One day the apeman gave some of this food to Awela, but when Awela put it in his mouth to chew on it he woke up. He had a strange taste in his mouth.
The grizzly-bear was staring at him. Where was he ? He didn't know this place.
A man in red was staring at him also. The man had also a red hat. 'I am the Red Wizard, Awela,' the man said. 'Now you know something of that which lives in the ground.'
Awela was rubbing his eyes. 'Oh, I must be really sleepy,' Awela said to the grizzly-bear, and soon he found out he was just in his house in the tree. Again Awela stared at the beautiful scars of the bear, and hugged him. Awela was proud to have such a friend, and he could feel the warmth gliding in his skin. 'Come let us swim in the river !' Awela shouted, while running outside. A new day had begun. A day of many more surprises.
The End
10. Blood like Rivers
King David had an enormous empire on Mars, having so many slaves, the warprisoners of the many wars he had won. He had pierced their teeth, and now he was their king. He also had many bellydancers and he had the biggest harem of all kings on Mars. King David was feared because of his cruelty. He had an armor made by teeth, and his soldiers had also armors made by teeth.
King David had some white stripes on his face, but for the rest he was a dark man. He had many eliphants, tigers and other animals serving in his empire. One night Tartar the Slayer came to the palaces of David. He was the one causing blood to flow like rivers overflowing, everywhere he came. He raised his sword made of the teeth of a dark animal, and challenged king David.
'Oh, coward, you don't want to come out ?' Tartar roared. David looked out of his window, then took a bow and tried to shoot Tartar by an arrow, but he missed. Tartar ran into the palace of the king, killed sixty guards by his sword, and then ran upstairs. It was a bloodbath downstairs, but Tartar was used to it. He kicked the door of David's room in, but David wasn't there anymore. When Tartar looked out of the window, he saw David walking on the roof. Tartar took his bow, then an arrow from his quiver and then shot, but at that moment David dived away.
It was in these days David started to train more and more of the men of the empire. He now took the boys out of their homes when they were only six years old, while in the past they needed to be twelve first.
Tartar was cutting some wood for some new arrows. He knew about the ways of King David, about his secrets. When he was young priests of David took him to a room of rituals, where he had to learn symbols, and where they did cruel things to him. It was a secret cult, and Tartar knew how King David had such power. Tartar was the chosen one, destined to become a highpriest of King David, but he escaped. Now Tartar was looking for revenge.
One day when he was young the priests showed him the most horrible thing he ever saw. In a hall under one of the palaces there was a secret place where skeletons had to do heavy work. They had been pierced in their teeth, and they were secret slaves. Some said these were the ones killed in the wars of King David, but here they just lived on. The priests also showed him the sword of King David, made of the teeth of the kings killed by King David and his armies, and the teeth of the rarest animals existing. They said that King David could dominate the heads of everyone by this sword.
King David was obsessed by teeth. His harem was full of women having skirts and bra's made by the rarest sorts of teeth. Also the artwork on the walls of his palaces was made of teeth.
Since Tartar's strike King David had put wolves around his throne. They all feared Tartar more or less, as they knew he was a chosen one, something they didn't completely understand. When Tartar got born he had a spidertattoo, which was a sign for them, although when he grew up the tattoo more and more looked like a fly.
One day Tartar returned to the palaces of King David, killed some wolves, slayed eighthunderd guards, and then beheaded King David, took his skull, and went back to the forest where he decorated his weapons with the teeth of King David. Tartar was now king of the jungle and of death, as he had killed the dominator.
He dived from a high rock into the river, and swam to the palaces again. This time to take some women of David's harem. He took them to the river, pushed them in, and said : 'You're free now. You have been washed free by the jungle-river.' He knew some of these women had to serve the king since they were young, and they never had much freedom. Although they wept a lot about the king's death, they went with Tartar, and in the jungle he showed them their huts.
The End
11. The Safe Cave
The queen stood before Tartar and gave him a hug, as he had brought her daughter back. The queen gave him two of her panthers, but later on he killed them both, as he wanted to be alone. But he would never forget the love she gave him. One day the daughter of the queen returned to Tartar, as she wanted to stay with him. Later she told him that the queen was in problems again. He would go with the daughter to the place where the queen lived. It was deep in the jungle. Predators were roaring, monkeys were shrieking, and the place had been baptized in sunlight. The queen showed Tartar a bloody knife. She told him that a messenger of a tribe gave her the knife which was a sign of war. The queen didn't want to attack, but wait. But Tartar took the knife, and said he wanted to go to that tribe alone.
In the evening he returned with a few monkeys. He had slain all the warriors of the tribe. The queen smiled. Since so many of her empire died by a strange disease, Tartar was her help. Tartar often went there to help, as there were only a few to help the queen.
Once upon a night the queen heard a shriek, and when she went outside she saw her daughter in the grip of two dark men. 'Is it happening again ?' the queen asked. 'Why don't you just let my daughter go ?'
'I am sorry, but we have orders,' the two men said. The queen took her bow and by two arrows she pierced the men. The queen couldn't stand that her daughter was still in danger, and she had problems sleeping, so she asked Tartar to come to her. Tartar decided to stay this time. He slept between the two women, and one day he brought them to a safe cave. But he had enough of it, and didn't want any present. He wanted to be alone now, and he went so deep into the jungle where no one lived, only animals.
He was on his way to a vulcano, as there was the place where he felt safe. Here some big friends of him, two large snakes, thick like pillars, lived. The slime and sweat was dripping from their bodies, and when they saw Tartar they liked him by their firy tongues. Here also a dragon lived, who could shapeshift into a woman, and even into a group of women. Tartar loved to be around them, as they were like the elements of nature.
Everything seemed to be about an egg which had to be close to the vulcano, for only the vulcano would have the powers to brood it. One day the egg burst out and a fluid like blood seemed to come forward, which also was a bit like paint. It would possess the heads of everyone to paint new dreams. And soon also the vulcano started to burst out. Tartar was safe with the dragon and the two snakes. Deeper in the egg there were ivory weapons. When the vulcano started to burst out more and more, the dragon took Tartar to the depths underground where there was an ivory temple. It was a secret world here where the dragons came to do their shapeshiftings. Tartar felt safe here. He had finally found home.
12. The King and the Sword
Tartar found a speaking sword somewhere in a cave. He stepped on his horse, and rode away. There was for him no way back now he had this speaking sword. It would guide him, and comfort him in the hours of loneliness. The deepest parts of the night were always the most difficult for him, because of the nightmares, but now he had this friend who would always stay with him, his sword.
There was no way to trust anything but his sword, and his sword gave him the warmth of blood. He could always lick his sword to drink from it's perpetual bloodstream.
Tartar found out he wasn't the only one having a relationship with a sword. There were many more fighters who swore by their sword, and they even got further than him. But their swords didn't speak, and that was the difference. Their swords gave them headaches at times, but Tartar had a perpetual friendship with his sword.
Many were jealouse of him, but they also knew that if they would steal the sword of Tartar, the sword would start to shriek to devour them by fire.
There was no stranger thing in the world but Tartar's sword. The sword was alive, and it's secret was a few of the rarest teeth it bore inside. These teeth were red, green and blue, and they were radiating strong lights, almost blinding.
One day he met the king of all teeth. The king even bred them, as they were the lights of death. He lived in the depths of Mars, where he had his throne. The king enlightened death by the teethlamps, and he was a blessing for the souls who searched their way in the darkness. The king gave them the teethlamps in their chest and head, so that they could breath again, and feel love again. They became lamps themselves, and Tartar was amazed.
'I will show you the things no any king has shown you,' the king said. Tartar bowed down and listened. 'The sword has brought you here, and I have brought the sword to you,' the king said. 'You come from a dark, dark world, and you have searched for light, but you couldn't find it. The search is over now, as you have found light. It is in the teeth. These teeth came from hell, and even deeper places. They have brought forth the light by their suffering.'
'I create a new world,' the king said, and gave an armour made of teeth to Tartar. All the teeth had different colours and different lights, and it brought Tartar into a new dimension, like by an elevator. When he looked into the mirror he saw that his eye-pupil had small teeth inside, lying in a circle, and then it started to spin, while powerfull beams came forward. The eye-pupil started to change in all sorts of colors now. The man gave him a horse, and then disappeared.
To Tartar the world was different now he had new eyes. With his horse he slided deeper into the depths of Mars, only hoping for more of these miracles. To Tartar the world was a surprise now. To Tartar suffering was in another light now. The king spoke further to him through the sword.
IV – De Poetische Tweede Bijbel
The Kristarvaka Vatorium
Sandman's Glove
the world beyond fairytale
Part I : Purple Velvet Fairytale
The Chocolate Diaries
Poetry from the Aldebaran Tales
The Green Frog
Little Drummer Boy
Ode to the Violin
Deep Underwater Tale
Poetry from the Rose of Venus
The Six Flames
The Day before Eden
Poetry from the Yellow Rose
The Soldier in the Little Box
Poetry of the Red Rose
The Birth of the Panther's Prince
Part II : The Lawyer's Suite Orange
Book with a Split Laugh
Poetry from the Black Widow
A Snake in the Swanlake
Poetry from the Latin Buffoon Puppet
Boys from Lynx
Part III : Misunderstanding from the Lion's Tea
A Smuggler's Cheque-book in Mozart's Bottle
Poetry from the Neptunian Rose
Forest Dreams
Poetry from the Toy's Soldier
Masked Memories
Poetry from the Black Fish
Red Picnic's Day
Part IV : Salute, Mr Aquarius
Where All the Tears Collide
Silence of the Sleep
Poetry from the Old Cigar
Scratch on A Charlie Chaplin's Record
Poetry from the Violin
The Secret of Birthday
Part V : Goodmorning, Mrs. Jupiter
The Enchanted Mirror
The Mistress
Here In My Head It Ticks
Gypsy's Girl I-VI
The Cardreader
The Rabbit
Silent After All These Years
When the Bunny Sais No
The Fortune-Teller
The Clairvoyante
The Coin I-VI
Service with Little Light
The Wizard
The Actress
Part VI : Good Evening, Mrs. Neptune
"When you eat the fruit, the first bite is sweet, the second bite is sour, the third is bitter, the fourth can kill you, while the fifth can bring you to live. The sixth one, the last, is salt, but it will lead you to the core, where you live forever." --- The Licorice
Chapter 1. The Way of the Snake
Chapter 2. When Mother Comes Back
Chapter 3. The Mirror
Chapter 4. Poetry from the Golden Chocolate
Arena of Fruits
Hell of Hamelin
Jezebel
Chapter 5. Rivers of Blood I-V
Chapter 6. Book of Elves
Apocalypse of Wasps
Chapter 7. The Girl with the Red Boots
Chapter 8. The Licorice and the Mandarine
Chapter 9. Snow Which Never Ticked
Poetry From The Aldebaran Tales
The Green Frog
I was walking through the garden of the prince's court. The wind blew softly on my face.
I was looking for something special, something I would never forget. I looked at the mosaic-windows of the church at a distance. I saw a face from behind the mystical window waving at me. I smelled a soft breath of roses and narcissus, and I walked through the garden, to the church at the side. I entered the portal, wondering who I would meet there, the waving face.
It was a tall frog in a black uniform with white decoration. His face was green and he smiled at me, like there were hundred of faces smiling at me. He said he came to me to show me the meaning of life. He showed me a black hat, and he threw it away in the air and it disappeared through the ceiling of the church. Then he took out his uniform, tore it and threw the pieces at the altar of the church, where it burnt. I saw all sorts of colors coming from the altar, and he asked me to lay myself on this altar. I did that, and I felt I was floating with these colours.
The colours were mixing and flew through my body. I felt myself naked, but these colours covered me. The Frog said to me : When someone is willing to give his life away, he will discover a world beyond clothes, beyond masks, which will cover him in a better sense. He will discover a deeper life, a deeper law.
The colours which are set free when someone gives away his life, will lead him to the heart of the old church. This church represents the free, divine fontain, which lives in everyone's heart, if one is willing to live by that. Some will come closer to this fountain, others will leave it more and more.
Little Drummer Boy
Do you believe in fairytales ? Do you believe in SummerSnow ? Do you believe in Flying Fishes and Yellow Tomatoes to eat ?
Do you believe in a Southern Santa Clause, clothed by the Sun, walking on clouds, playing flute and violin ? Do you believe he can make stars out of nothing ? Or do you believe he is just a lost stranger making noise in the streets, to earn some money and attention ?
Who is he to you, the person who brings the mail everyday ? Is he just someone who has a wife and kids, or is he a messenger of the gods, a personal teacher, or someone who would be better of baking bread ?
The magic begins, when you start to see that all the people around you are the characters of your life's movie, when you start to realize they are there to fill the podium of the world's biggest theater-play ever made.
God made it for you, and he asks you just to watch, to hold your breath, and even when there is a lot of tragedy, to know it is to show you the road to your neighbour, to show you the little drummer boy, locked up in the story of your life, waiting for you to open the book. It is your child, your inner child, beating a different drum, singing another song, which you never heard before. He will be someone to love, someone to care about. He will lead you to a different road, stepping into another beat.
He will show you the guys who beat your drum now, he will leave a message once in awhile. Is he the true sound of your innermost heart, is he the cry for life inside of you ? Kiss his tears and you will know. Touch his drum, and you will see, that he is not a toy in the hands of the spoilt ones, but he is a prince's toy, dancing in the dark, after all these ages, still the same drum, the same beat. He still sings that same strange song, which gives you that strange feeling in your stomache. Like losing the world, the worries and the wars, for one day, when he shows up, only seeing him, that little drummer boy.
Ode to the Violin
Violin, play your game, violin, make your breakfast, for you are going to fly high, when the raindrops will fall today. You were a bloomer on a flowers heart, you were a soother in a birds head. How you made your chords, it wasn't fragile and tender enough for you. You wanted to hear spring through the touch of your box. The playing of chords opened the secrets and you knew how to play my heart. You knew how to bring to the surface that was deeply sunk in the wilderness of my emotions. You brought clarity to my soul, and gave me the opportunity to express myself.
Every chord had it's own purpose, every chord was a guard at the prince's court. They were the jesters of the prince's, the toys of the kingly sons.
I was amazed when I first heard your sound for it brought me back to where I belong, it brought me back to the castle of hearts. It opened my history once again, to re-unite me with my roots, but also my wounds. You weren't afraid to show me my wounds again, you knew it was for the better part of me. You weren't afraid to show me the way I had to go, the tears I would cry. You prepared me for war, you brought me my armor.
Give me my soldiers, who died in the cold, bring me the keys to warm their heart again to let them rise once again. These toysoldiers who stood by me through all the times, only awakening at twelve o clock, but sleeping at daylight. I saw their tears running from their wooden faces, their metallic eyes were staring at one point, unable to move their hands, unable to touch, unable to dance their dances.
But at twelve o clock, when the clock strikes twelve times in the night, the butterflies touch their hands and their feet and they dance their wild dances of war and victory. Then the toys come alive and play their games. Then they are the rulers of the world, when no one sees them, when everyone is asleep. They rule the fantasy, they rule the unconscious part of man. They rule when the kids give their lives to the night, going underwater for another round in sleep. They haven't heard the touch of the butterflies wings at night, they haven't heard the violins awakening the hearts of the toy-soldiers, for they were too young to understand, too tired to realize the magic which was being spread throughout the night.
The night is such a secret, the night is such a tale. It is for the wise and the old to catch a glimpse, for the children a lust when grandfather starts to tell.
Deep Underwater Tale
The night blocks the head of the father, when he is reading his underwater tales again. The night touched his head again, reading his words again. The father can rest his mind, unable to worry, unable to fall out of the tale he once so loved. The night was always his mate, always his source of inspiration, but now he feels the chains of his mind, his limited creation.
The tale he read so many times makes him feeling so bound to the ground, so bound to his own bed. He wants to travel to new tales, with his bed as his ship, for this old tale, he read so many times, is making headaches in his mind.
Father, what is your ache ? Is it really the tale, or is it your minds desire to read another tale ? Is it the night who hurts you, or is it the empty place at the other side of your bed, waiting to be filled ?
When mother was alive you used to read your underwater tales for her, but now you read them for yourself, now she isn't anymore. But mother would never really leave you, for her personality was not a temporal one. She smiles to you from heaven, from these underwater tales. Now she reads them for you, she isn't gone. She finally entered this underwater world you always loved to tell her about. Now she found her peace and her rest, because of you. She is in your book, daddy, she isn't in another book outside your mind, outside your house.
Poetry From The Rose of Venus
The six flames
There are six flames in the house of Eli, the high-priest of Israel, the chosen one. He was the soother of soothers, and now God took him away, for he didn't warn his children. Samuels tears will fall on his grave for eternity.
The first flame
Father Eli, this flame burns from my heart to you. Me, Samuel, your chosen son, I come to you, for you raised me from Mercurius and brought me to the house of Venus. You soothed my wounds, you eased my soul, and gave me golden bread to eat. In your house, oh Father Eli, I could hear the voice of God, speaking to me. My flame of gratitude will burn forever. You opened my door to heaven.
The second flame
Three Times I heard the voice of the Lord, and three times you spoke to me it wasn't you. You directed me to the Rose, the Rose of Venus. This flame burns from my heart to this Rose, who spoke to me. The Rose who gave me life, the Rose who gave me golden water to drink, I will serve You forever. My flame of obedience will never die.
The third flame
Father Moses, where art thou. You were the bearer of this Rose, you touched the side of my chin, and made my heart juicy. The holy flame inside of me will guide me to your heart, where all the juices gather. Bring me to my office, bring me to my holy armor, and let me drink from your divine wine, so that my head can float into your heavens to dwell there forever. Let me enter your gardens of holy words to hear your voice again. Let the flame of understanding follow my veins. Mix it with my blood, so that I am forever yours.
The fourth flame
Rose of Mary, fly again, open your womb and show me your children. Your milk was softer than the softest honey, and sweeter than the sweetest fruit. You brought me the sword of Adam, to open the gates of Eden again. Fly, my rainbow, the heavens will be open for you. Rose of Eve, mother of thousand mothers, bring me to your house and understanding, bring me to the Rose of roses, for your keys reach the last heavens. Open the rivers with your flame, the flame of birth. Bring me to the last ocean which will wash the last tear away.
The fifth flame
The fifth flame, Rose of Joseph, Rose of dreams, enter my heart, to warn my father Eli. Raise him up again to lead your people, and open his eye. Give him the heart, my inner father, to awake his sons. Let him walk the path of Joseph, give him the Wings of Benjamin, to enter his house again. Venus, don't let your flame sink, raise your house once again, to be a house of corn in the midst of hunger. Rise from the desert once again, oh king of Egypt, you are the golden rose. Let your streams of life surround the land, to rise the table of Abraham. Let Noah be his guide and altar.
The sixth flame
The last flame, the last Judgement, to wash away the sea, to wash away the table. The last flame to burn all flames into one. One flame will burn when you sleep, one little candle will wake over you. Go to sleep, little earth, go to sleep, little universe, for tomorrow is a new day.
And in the middle of the night the wind will come to blow also this candle out, so that the night can totally wrap his wings around you, so that the cold of the night can enter your veins to let your earth cool down, waiting for the six icycles of The Day Before Eden.
The Day Before Eden
The Sailing Buddha
six fishes
One day before Eden, one day before paradise, two ships were sailing the seas, two ships were fishing their fishes. Two captains holding the night in their jackets, two captains having the last six icycles under their skins. These six fishes swam to the center of earth, but were picked up by these two captains so that they could watch the Day of Eden.
Was it a ship turning into Eden, did a captain create this land ?
The first icycle didn't want to tell, the second icycle would tell it later, while the third would talk about something else.
The fourth got very angry about the question, the fifth began to laugh, and the sixth began to cry.
Non of these icycles would bring you any further, for they were created to swim away, they were created to leave, and live in silence. When someone wants to find wisdom, it swims away, waiting to be followed.
This is the way how God guides. He swims away, so that you can follow Him.
It is all slipping through your fingers, it is all escaping your tight grip. For in the heavens everything is free, they want you to come where they are, rather than bringing it to you.
when you ...
When your guide is always bringing it to you, my dear friend, when you never have to follow, when you never have to swim and search, when they never trick you, then, it's sad to say, you will never hear the secret of the Day Before Eden.
Your complaints will build your days, your satisfactions will write your tales, but you will never sail on the ships of these two captains, you will never hear their jokes.
Your comfort will bake your bread, your expectations will spoil your stomach, and you will never feel the hard bottom of your pit, because it is bottomless. It leads you nowhere, and you will never see the true face of a fish.
You will fish in your own seas, fishing at old ancient souvenirs of grandparents you never had, but they will all swim away. And you will take care of your own toys again, speaking to your own dolls. These toys and dolls were your true grandparents, but you froze them into the statues of your gardens. You still live in the Day After Eden, not interested what really happened there. You stole the flowers from the garden of Eve, and you killed the snake for sixty-six dollars.
Were you sure it was the right snake ? Were you sure you shot good while shooting with your eyes closed ?
two captains
Only the two captains know. They still sail the oceans, avoiding your bottomless whirlpools. They still know your registers and maps. They stood at your craddle when you were born, and partied the Day Before.
Do you know the sails of your craddle, do you know it's flag ? Is it true that there is an Afterlife ? Is it true that a craddle is a gateway for information ? Which sort of information did your craddle bring ?
The first captain sais he doesn't know, the second captain asks you the question.
They both know the answer, but they keep themselves as dumb. For isn't it better to keep yourself dumb in a world of information-hunters. They suck your memory out of your brains to use it against you. Isn't that what is truely going on ? Sometimes it's better to wrap yourself in questions, rather than answers, for people know how to find you.
Two questionmarks, two donkeys, sailing the two ships of the world throughout the Ages. They come from the bottomless history and go to the bottomless future, and back. They never felt the hard bottoms of future and history, for they are beyond that. They wear the questionmark as their weapon, and their two ships are their shelters.
two ships
The first ship is just completely ignoring you, the second ship doesn't want to know who you are and what you do. It doesn't want to know anything, for knowledge is pain. The second ship is against knowledge, and is completely indifferent and without emotions. It sacrificed the possibility to have knowledge, to have and be a shelter. It doesn't move or act, for action is pain. It looks like it is moving, but the earth under this ship is moving, instead of the ship itself.
This ship doesn't want to know or do anything, because it has fear to get the wrong knowledge and action, it has fear of receiving and spreading hurt. This is the ship of fear, the ship of divine fear, living in complete emptyness.
the sailing Buddha
The Buddha sails this ship. It travels without moving, it breaths without breathing. The True Laws of Nature work at this ship. It is safe for eternity.
Ship of Life, come forward, this ship doesn't exist, for Existence lives in the Ship.
Poetry from The Yellow Rose
The Soldier in the Little Box
The Seed within the Seed
the little box
The flight of the eagle made a golden path for the traveller. From Jupiter to The Frog a golden thread hanged. The acrobate could walk this thread without falling, for the wings of the eagle warmed his heart and soothed his soul. The acrobate could watch both sides of the earth, while the planets of The Frog were calling for his attention. They zoomed in his mind, singing an old song from the past, an old song from a soldiers fairytale.
Could you hear the bells ringing, when you were born in your little box on earth ? Or were you swallowed by your own fears and minds created by the little box to keep you there ?
Stay out of your little box with the little people, and enter a new world outside the box. The box is standing in this world, locked, and has to obey this world where it is standing in. The box seems so small when you stand next to it, staring into this new world.
the box in the box
But do you know this new world is also a box, with it's own people and it's own fears and minds ? Do you know that when you step out of it, you enter an even bigger world ?
When you start to realize the box in the box, when you see that the life you get after the escape is also nothing but a box in a box, with it's own laws and own keys, then you start to realize that you are never really free.
You are only free when you escape this circle of boxes, when you wear it's ring on your finger, when you control the boxes of life.
The yellow rose grows from Jupiter to The Frog. It doesn't ask you to open the box, it doesn't ask you to seal the box. It wants you to fly, and forget about the boxes. It wants you to wear The Frog's ring.
the maze
For past and future are sides of the earth, and you can fall on one or the other. But when you forget about time, and meet the Maker, you can fly on eagles wings and reach the yellow rose, which burns deep in your heart to tell you that time is an illusion, that it is there to test us, to represent the boxes, to give us the electrical shock we need to forget it all, to meet the maze in which we are free.
For in the maze there are no borderlines, in the maze there are no teachers. There are only doubts and seas of confusion. It doesn't seem to end, it doesn't give a limit or a finish. It's always creating more questions and more secrets.
When you think you are out, you are in, and when you think you are on the right, you are on the left.
But in this insecurity the truth rises, in this despair the sun of answer appears. For in this maze past and future is reflected. We see all our memories and predictions hunting us. The thought is wanting us.
But we don't touch these walls, we don't listen to these mirrors. In the maze we just want to find the way out.
But in the endless maze we will never find the way out. We are destined to get so lost that we die as a seed in the ground, in the very center of the maze. It will draw us there, it will pull, for it's goal is to turn us into a yellow rose.
the little yellow soldier
A little soldier is rising from a little box, watching the mirrors of his maze, all these sights shock him, to see himself how he never wanted to be. His little trumpets show him his deepest fears, his deepest crimes, which were never there. He sees the images he would never be, he sees the jumps he never made. They reflect him like he is what it sais, but he objects, he's looking for the enchanted mirror of the yellow rose. He rises out of his box, wearing the yellow suit of the yellow rose, but it is torn and it dies, in the middle of the maze, in the middle of the box. His little trumpets laugh at him. His mirrors try to calm him, but he's tightened in his goal. He has something betters in his view, although his old mates are hunting after him. The dream broke, the seal broke. He's a new soldier now, part of the yellow rose, still dying, still torn, but blooming inside with a fire no one can blow out, no one can destroy. The fire of the yellow rose warms him and brings old desires back to him. the desires to be free, the desires to meet the enchanted mirror.
The little soldier wrestles with old books from his past. They try to eat him, they try to bring him back to the little box.
The little soldier, killer of mirrors, killer of books.
My soldier, sais the rose, hold on to the old songs of the deep inner yellow fairytales I planted in you when you were born. I will never forget that day.
The little soldier still rising out of the little boxes, out of the old books, reaching for the yellow rose, reaching for the eternal narcissus. His army is large, they are wearing yellow flags. From sunset to sundown they march, to catch a glimpse of the yellow rose, to catch a glimpse of their fathers and mothers.
mother's day
Daddy, is it really you ? You spoke to me about this yellow rose since I was young. You told me about the garden where it was raised. The yellow garden has a part in my mind, a part in my heart. This maze you told me about was the gardener of this yellow garden.
You told me this gardener knew what he had to do.
Mom, are you there ? Your yellow juice still zooms in my stomache. The red cathedral was the place you used to pray. My mind is dizzy when I think about you. Like everything is floating away. Then I can forget and remember, the mystery of the Fog.
The morning-fog is your suit, the sun is your crown, and red panthers are shivering, zooming and blushing in your lungs. Breath in, breath out, for when the day is over, we are just seeds, marching away to become a new flower. This new flower is also nothing but a seed. We are all waiting to be sown again, the seed within the seed.
Every day we are sown, every night we will rise, and in the morning we will know what we have to know.
the soldier, the pirate and the flower
The soldier is still growing, the soldier is still weeping. His tears are searching for new worlds, for old memories. Wandering with his mothers warmth in his chest, with his fathers trust in his legs. His hat is a hat in a hat.
Try to learn the language of the soldier, the pirate and the flower.
Poetry of the Red Rose
The Birth of the Panther's Prince
Is it a kiss before dying, to enter your gates again ?
the banana queen
I saw you dancing in a stream of roses. They were moisty, covered by water, painted by juices of the bright dew. But you were the reddest of all these roses. Your smile was brighter than the sun, and your wings were spreading chocolate-dust. You were dancing there, waving to star-powders, embracing deers, flying from one flower to another, leaving stripes of foot- and handprints in the clouds.
I saw another rose, black like the darkness, smoking three cigarettes.
I also saw a tree burning in the desert.
You were looking for the banana-queen. She knew about the black rose and the burning tree. She knew how their black oils were hunting after you. She would hold the key to the land of the four frogs.
These four frogs were sitting on a fence. This land far over the golden rainbows and the morningsides. They were smoking their bubbles, spreading their tales of love and old castles. They didn't seem to be touched by time or speech. They were free in their land which they created by themselves. Their smiles were covered by dew and streaming fogs. Their skin was covered by chocolate and peppermint. They defeated the black lullabies, which were being spread by the black smoking rose.
Did you ever fight a lullaby, did you ever felt it's sting ? Like waking up, but you can't ? Like trying to stand on your own feet, but someone's pulling you down ?
The bed, one of the biggest battlefields.
The bed, where the most horrible things happened, where the black dwarves sing their songs.
The bed, the torture.
chocolate poison
Try to wake up, swallow the lullaby, and spit it out again. An army of lullabies, a basket full of broken windows, old poisoned chocolate, dipped in drama and decorated tragedy, whispering in your ear, enchanting your eyes. Don't step in it's fall, don't enter it's maze. You feel the soft winds entering your little house in the forest, dripping their footprints on your stairways without touching them. You feel their presence in your sleeping room. Your dolls sleep, your clothes sleep, your chairs and wardrobes sleep, and your little cupboard. But you are awake staring at the curtains, seeing the rain blowing through them, aware of the little stars touching the walls of your little room. The purple ceiling falls down, but it doesn't seem to hurt you. The purple walls fall down, but you smile and lit a candle.
You already heard this story, and it's just like reading that old book again. You aren't shocked anymore, for you feel the feathers of this old bird again.
The red rose smiles. She is with you in her room, and the words spread from her wide mouth. The stories don't seem to stop, and they stream like burnt mazes through the room. It's not a secret anymore, you see the golden key. The old burning tree is burnt by another fire, one tighter than the previous. Seven fires will come to burn it's last flame.
Once upon a day the fire was burnt, the water was washed away, and only some dewdrops marched through the land. They were the four frogs, waiting for the last train.
No one knows where this last train is going to, no one knows where it comes from, but deers are driving it, smoking chocolate pipes. They know the secret of the red rose, they swam in the seven seas of roses. When a story shows up, they swallow it and blow it to the past. This is how their train rides. The future never existed, it was written in the past, and it will never come alive. The only thing we need is to breath in the flavours of the rose and then we will know enough. Then we will be what we would ever be. The past gave us enough to work out.
We are coded in the past, we are described in old books. The future never existed, it was a lie of the black rose. All your times are tumbling down, all your clocks seem to explode, when you look into the eye of the red rose.
She will blink to you, she will give you her heart, but you can never return to the future.
When chocolate is mixed with banana's, the rose starts to float beyond the past, where the books of life were written, where the banana-queen rules. You will get a heart in your stomache, so that you know that food has to flow, to feed the children. You will swallow your heart, and know your feasts.
soldier on a paper ship
I burnt the old pages of the book, for a million of times, but it didn't seem to get out of my mind. Finally I kissed the book, and entered it's pages. I saw myself wandering through blue seas, in a paper boat, without boots, without clothes, only wearing some white stripes, some red roses and old pages of old books to cover me. My rifle was guiding me, I was feeding the sharks. Old mythical fishes were rising to the surfaces of these blue seas. They were wearing white decorated necklaces and old forbidden fairytales were streaming as being their wings. I saw them rising up from the seas, swimming on clouds, entering the realms of the suns and the old clocks.
Again I saw the clocks exploding, and the fairytales started all over again.
Strange sounds from the south came over me, warming my lungs and my stomache. Wasps zoomed into my head, and stang the old thoughts. Books in my mind started to open, spreading their honey, speaking about worlds of forbidden animals and worlds of forbidden flowers and plants.
The old tree was smiling from the ashes, but I didn't response to it's radiation.
I saw a man coming from the west, sending me two doves to guide me through the deserts I was being swallowed in. The old tree still smiling.
I went to a feast in the middle of seasons. It didn't seem to hurt me anymore. Is it the end of all seasons, is there a world beyond the seasons, the elements and the clocks ?
the jester's house
Two cigarettes were lying on a table, spreading their smoke, spreading their black flavours.
The old jester stares at his clock hanging at his torn wall, decorated by pages of old diaries. The black rose was dying in a glass of warm water standing at his table. The old jester, still playing his violin, doesn't seem to realize the scream of the black rose. Too many lullabies made his ear deaf, and one eye is covered by a black rag, he found between the pages of an old pirate-book. The monsters of this book didn't seem to reach his head anymore. The only memory he had from this book is the black eye-rag. His other eye is staring at his violin, focussing to write some new songs. The paintings of his grandmother were always inspiring him to do the work.
Jester, where is your youth, where is your toy ? It seemed to disappear through the gates of the gardens into the forest, running into a new world, where the sun touches the earth, where the rainbow reaches the morning, and where the old dewdrop eats his banana.
The morning brought his light into the house of the jester. His violin is the only thing he sees, giving freedom to the child, who was once caged as a lion.
Too many lullabies are chasing the kid, but the cry for freedom is too fast. Wings of banana-butter covering the shields of the running toys. No one seems to hinder them, no one seems to catch a glimpse. When the toy is free, the apple grows. When the child dances, the violin is praised again. How many violins does it take to free the birds of cigarette ? How many deers will it take to build the army of splinters and chocolate-soldiers.
frozen soldiers marching
For the strike of the chocolate will bring the land into ice again. Seventy frozen soldiers are wandering over corn-fields and the bridges of the sun. Nothing seems to melt them, nothing seems to bother them. The chocolate is their shield, the chocolate is their bridge. No one could enter these fogs but these seventy soldiers. They come from the dawn, searching for their clothes, searching for their ways to survive the eternal maze.
Sixty frozen soldiers, marching fast, marching slow, growing tall, growing short. Sixty frozen soldiers, leaving the other ten. They are waiting for the ship of eternity, preparing them to cross the river of disguise. It's better to be a fool than a slave.
Tomorrow the queens are dancing, tomorrow the horses are entering their last sleep of winter.
No one knows the length of the queens dress, no one knows the size of the soldier's tea-spoon. No one knows which time it is in the court of the prince, and no one knows when this all will end.
seas of chocolate
Seven chocolate-seas are weaving the suit of the new king. They don't seem to care about the clocks and the mazes. They seem to work without speech and without brains. The banana-ships, sailing their streams and waves, are telling them all the secrets they need to know.
Fifty frozen soldiers, spoiling a baker's kid, fourty frozen soldiers, riding red horses. Still wandering for rain, still searching for the white treasures of disguise.
The fool is riding a horse, the slave eats the dust.
Thirty frozen soldiers entering the carnival of souls, drinking the chocolate-juices of the four frogs. Peppermint, roses and pirates marching around, no one could enter but the thirty frozen soldiers. All what they see, all who they meet, are nothing but their own mirrors, their own reflections.
One cigarette is lying on the table of the old jester, scratching the leather feathers of his mind, wanting to creep into the violin.
The old window is cracking, one frozen soldier is lying next to the cigarette. One soldier remained, one cigarette is breathing. Who would stay up when they would play chess ?
The old chess-board is standing on a hill, built on four pillars. I didn't see any elf, or any fairy watching the game. The cigarette is speaking and muttering about the past, the soldier speaks about the mirrors. All the chess-pieces seem to mix into one glass to drink. The old jester drinks it, and looks forward to another day to play his violin. Then he would play new songs, and new fairytales, to set his creatures free, to let the sun touch the moon.
The old rose, the red one, swallows the jester again, and her body becomes a chess-board. There are no pieces on this board, everything is in silence. She goes to bed, sais a prayer to the wind and goes to sleep.
sacrifice of the ear
Make your world, for when you don't do it, someone else will do. Gather your chess-pieces, for at the end of the day, there will be nothing left. Listen to your own stories, for otherwise your ears will float into streams you don't want to know about.
Sacrifice your ear to the banana-queen, for she knows how to feed your ear. The little rose is nothing, when the queen shows up. The frogs all fade away when she is moving her dress.
Stay up late when she's not around, she might get moving through your window, passing your curtains. She might want to touch your old books to bring them alive again.
One little broken cigarette, lying at the table of the red rose. She understands his pain, she understands his resistance. Softly she closes the doors, softly she closes the windows. She throws her dress into the night, and drinks her last cup of tea.
Ashes are lying on the table of the banana-queen. She smiles deep, blinking her eyes. She can't seem to forget the cold breezes of her banana-seas. It warms her heart, and she fishes the last little frozen soldier out of the sea of chess. She burns the boards, breaks the glasses and feeds the crocodiles in her garden behind her house. The little soldier offers her the old black rose wrapped in a pyjamas. They lay her in a little old craddle, surrounded by the old lullabies which can sing her into sleep. This craddle is the old burning tree, and they disappear in a sea of ashes. A sea of flowers will bring them to their final destiny. Seven dwarfs are waiting for them to give them their meal, the black ones, with their black meals.
One broken table standing for the queen and the little soldier, shivering because of the cold. Seven houses bringing their waterfun into the house of the queen. The night is over, the ships are burnt, the water is all which remained.
prince of panthers
Ten chocolate-frogs to drink the water, ten banana-frogs to eat the houses. Some say the panther will never die.
I saw a cat dying at the roofs of an old golden house. He tried to get grip, but the rats took him away into the sewers of the earth. No one knew that the plastic rotten prince was caged there underground. The cat took the prince into daylight, and sealed his soul. A panther was born. This panther is running the streets of the old city, singing it's songs of rage and liberty. The panther, born to be alive, born to rage. The rage is appearing from his lungs as a smoke to cover the city.
There is no song to stop him, there is no fairytale to end his move. He has the heart of a panther, and ash is his rod.
The old chess-board is a rag on his eye, and with his other eye, he's focussed at the old violin of the old jester.
He plays his songs like messing about sugar, and tails of rats are beating his drums. His guitars speak about drama, and his liquid voice is spreading tragedical thick syrups. He doesn't want to forget about the forgotten wars. His memories keep his friends alive.
War-child, rising up the bowl, warchild, sowing splinters in the sea. Warchild, making names in the nameless, warchild, breaking promises to leave.
But you are walking without name, without parents, searching for the cat who saved you. Oh, orphan of the old sewers, child of moths and rats. Your cat will find you again, even in this new world. Your cat is in your violin, your cat is in your drum. When you hear a sound, just catch him, and share the treasures you both hold.
brother of Pinocchio
Oh, orphan of Aldebaran, son of the drains, son of the toymaker's head. They killed your father Gepetto, but you are still your fathers fish.
Son of Gepetto, brother of Pinocchio, your wife killed your children, but this made you tall and slender. They took your daylight away, but your brother will always remember you. Son of rags, little doll, your fathers trust will always guide you with a lantern.
Try to remember sitting on your fathers lap, hearing his tales of the sea. Try to remember the flavours of his pipes, and the fairies of his house. For his house was made of the old burning tree, his honey was made from the black rose's mouth. Now you can spend eternity looking at the three cigarettes, which were pirate-ships in the sea. They stole your old father Gepetto, they threw water in your wine.
Six chocolate-frogs to tell the story, six banana-frogs to end it all. Some say Gepetto will never die, some say you were pinocchio's elder brother.
In a history deeper than Pinocchio a tree was growing in the garden of Gepetto. Aldebarans Pride decorated your body, pride is better than beauty. Neptune's Fairy was your mother. She also brought life to Pinocchio. You grew up as a young tree, a deer in Gepetto's Garden. You were a plastic toy of elfs and fairies, but you failed to do your fathers will. You burnt your schoolbooks, and you sailed away with the pirates. You became a robber and a thief. You wrote poetry on the graves of old criminals, you sacrificed your heart to the rats. Your eyes went over the earth to steal, not to give.
from father to son
My little pirate, sais Gepetto, I raised you from the morning-sun, your mother was your fire of protection. You ate the apple of the pirate, you drank the wines of the vampires.
But I'm proud of you, My son, for you saw where it was bringing you. When the rats hanged my head as flag on their ships, you turned yourself against them and built your own ships. You gave yourself to Scorpio as a threat to the truants. But you fell deep, My son. For the rats brought you into their dungeons, into their drains, deep underground, near to the heat of the planet. Their fires burnt you away, they took away one eye and decorated your teeth with their poetry. Crime after crime was layed on you, and you became the one they accused in all matters. You were the flag of their freedom, you were the sacrifice, so that they could life.
But the old cat died at the roofs of the golden house and gave his life away to enter the depths of your plastic misery. He dealt with your paper-fevers and brought you to the dawn again. Oh, son of liberty, son of mazes. You sank deep, but you rose high. You were a fairytale in your mothers heart, and now you are on ship again.
My little gambler, the three cigarettes were your dice to gamble. You drank the beers of old legendary pirates and criminals. We used to hug our arms around you when you were drunk, but at one moment our arms melted away.
We will not touch you again in your drunkeness, we will not touch you again when you play with your dice. Now it's up to you to choose, you know what you can expect when you are with us. Your red head makes too much noise, and all the blue, yellow and green fades away. When you enter the house it's red which counts.
My little red one, I awoke you from Aquarian Rays. I shocked your mind into my purposes, and you were going one grave too far. For this I will cry for eternity, for this I will never laugh again. You, My Aldebaran Jewel, you broke your mothers heart. You broke the snares of Neptune, and gave her milk to the rats.
plastic enemies
Is it a kiss before dying, to enter your gates again ?
Three chocolate-frogs to crown the chocolate-prince, three banana-frogs to crown the banana-prince.
My little son, having a little black plastic rose in his left hand, and a little plastic fire-tree in his right hand. Three little plastic cigarettes are in his mouth. He's playing the jester again.
On the back of a shark, a new life begins.
My little son, having a little chocolate rose in his mouth, chewing a bit, and making crazy faces. He's playing the jester again.
On the back of an orca, an old life ends.
My little son, eating a banana, it seems he's smiling deep again. Voices are whispering in his mind, his elf- and fairy-friends, he's smiling deeper and deeper and goes to sleep.
The red rose smiles, the frozen soldier laughs, and Me, the banana-queen, I'm looking at the head of Gepetto, sleeping as a flag on a ship of pirates.
One chocolate-frog, one banana-frog, zooming to the pirate-ship, blowing all their candles out. And when the last pirate sleeps, they take the head of Gepetto, and bring it to his garden again. There they sow it as a precious flower, the king of toys.
Go to sleep, Gepetto, for tomorrow you will create new toys. Go to sleep, Gepetto, for you are wearing the Eye of Aquarius to watch the markets of the planets. You are the Watcher of watchers, and something new will bloom in your garden of licorice.
When the licorice strikes, the second Eye of Aquarius will float down.
Poetry from the Black Widow
A Snake in the Swanlake
orange barters
chinese prelude
You, oh white prince, you came from the white mountains, wrapping snow-clouds around your shoulders, breathing snowflakes in and out. You didn't seem to care about the frost. He was your friend, a white blanket for you to fly on.
You ate from delicious chinese dishes, sweetness from the oriental gardens. My chinese prince, my careless son. You were always without worry, skating at the chinese wall. Ragdoll, prince of dwarves. Your father made you tender, your mother made you slender. The tower of the church made you tall, and very fragile are your touches. You touched the head of a bird, a chinese one, and still there is dripping blood from his forehead.
Chinese rats were your servants, and it seemed you didn't want to know the indians.
Four shots of a gun sealed your marriage with the black swan. Your wife killed you inside but left your skin blank. She ate your liver, but weaved your prince's clothes. The crime was happening under skin.
No doctor would believe you, no hand could reach you inside.
Black snake of desire, where are you hiding your crimes, where are you hiding your stolen gems. For four brown jewels you stole, the treasures of the pirates.
Still your eyes are brown, my prince, and soothing like thunder and water. The secret of the swan-lake is in your eyes. Sweetness was your mother, and your father still runs to find the shelter of the black swan. He knows her crimes, he knows her secret killing intuition. Twenty tree-assassins are prowling into the kitchen of the baker's house. They are still looking for your crown, prince, they are still looking for a final answer.
The cornfields behind the house of the baker are still blushing red treasures. Four shots of a rifle ended your marriage with the black swan. She swam to four marauders, but your father, the baker is baking his cake for another rifle.
Ten tears were rolling from your face. The chinese man catched them all and brought them to the forest. He burried them like he would burry his mother and his father. The funeral was in deep silence, visited by three jesters.
Do you remember your three red fishes, your chinese sovenirs ? They still swim in your pockets, they still know their ways to your hat.
When you will reach the chinese city, my son, they will burn your slippers, they will let your velvet ships sink. But they will give you the treasures of the black swan. They will see the bullet she forbade people to see.
french orphans
Prince of Jaguars, prince of peace, you reached your hands to the stars of Lynx. You washed his stars in a reservoir of cold water. You saw the red fear in the eyes of the french orphans, and you didn't seem to take notice of the indian wash-pinchers.
You knew the tears of the orphans, you kissed them all one by one. Your purple licorice-treasures filled the bellies of their teddy-bears, and you listened to their choirsongs day and night.
Finally, now, you made bread of their tears, you showed them the treasures inside. You still have the heart of a baker, you still carry your mothers flag.
One day, soon, my son, you will see the sun rising from the north and entering it's last shelter. There you will find the black swan, but she can't touch you anymore. She will have to show you all the forbidden songs of the french orphans, and you will still avoid the indian wash-pinchers.
You will climb on her back once again, and she will fly with you to a mountain, where all the dwarves gather. Your father, baker, will raise his rifle and hit the air three times.
From your father to your mother you will run, and back. Their licorice will warm your heart, and you will feel your mothers shoes. You will keep weaving the threads of your mothers heart, you will have clothes enough to come through the winter.
Decades of sunless summers are suiting the french orphans. But you took them into the living room of your heart, and let them feel the warmth of your hearts hearth. You counted the flames for them, and still they are stringing these flames to surround their new birds of drama. You knew how to touch their soul, you knew how to puzzle their toys.
Uncle prince, a side-shot in the head of the black swan, uncle prince, she couldn't chase his tail after she fell. Her wings are broken now, following shadows of strangers. Her boats sank to the bottoms of the red seas, missing their japanese meals.
Still the french orphans are diving in these mythical seas, looking for treasures, looking for legendary footprints of their uncle's fishes. They are still waving at stairways, and fishing at old antics of a long and all-forgotten past. But they don't seem to catch a tear of the prince, for they are hidden too well. Behind golden fences and dragonwalls, they live.
Would the song of an orphan be able to open the door of his cage, or does a chinese ring of patience and temperance finally have the key ?
The old baker is walking in the soaked footprints of deers throughout his garden. He is waiting for his son, he is waiting for post. Liquid letters are reaching his garden, talking about springs coming, wearing the breath of his son.
orange motor-cycles
The swanlake is in his eyes, he's the golden swan, now running as a jaguar, touching the edges of Lynx. Prince of the swanlake, prince of jaguars, touching the doors of Lynx, still with that fragile touch. His eyes bleed, the swanlake is speaking to his mind again.
Six tall jaguarboys, wearing tall leather jaguar-jackets, are shocking the streets, smoking tall cigarettes, spreading killing-flowers. They write cutting poetry, in which they wrap their tall sharp knives. They die on their stiletto-crosses, and preach an assassin called Jesus, in a french accent.
I can smell the heat of my fathers car-seat. We are driving a new road, entering a new garden, breaking new waves.
No one knows if these boys are angels or hellraisers. Their motor-cycles are orange painted, their wheels are spinning stiletto's, no one can follow their movements. Their mouths are like snakes, no one knows the time of attack. It's happening in a flash, and it's leaving in a flash. No one knows what they really take away, and no one knows what they really leave. They are the unfathomable thieves of the universe, commiting unfathomable crimes.
Hold tight what you have, for tomorrow it might be gone.
Thick cold juices are streaming through the street, the guitar of the snake is their leader, echoing the frightening cries of old forgotten orphans. The stiletto-guitar wakes them up again, and they are marching out of their graves, out of the forgotten graveyards, looking for revenge. No one listened to them when they were young. Now they are old and bitter, looking for the toys they never had, searching for the wine they never drank. They were forgotten, now they will forget.
Twelve jaguar-brothers, having snakes in their eyes, stirring up the old tragedies of forgotten sons. They swallow like snakes, they steal like snakes. No prey can hide for their all-knowing eyes, their throats hurt, like swallowing stiletto's and thorns. The rose asks for a sacrifice, the doors of her flavours open.
Killer-flowers, killer-stiletto's, running after the echo's of a long forgotten father. He is still drunk of loneliness, chased out of the heart of society. Father of orphans, father of cities, of orange motor-cycles, you aren't forgotten by the snake, the guitar is still looking for you.
The snake, swimming in the swanlake, searching for the black swan.
the surrender
I drank the blood of a million roses, wrote stories on their leaves, and still I couldn't find the silence in my heart. I killed a thousand pillows, destroyed ten cities with a sharp piece of glass. I signed my name on a million of graves, and still I couldn't find my heart.
Surrendering myself to the forgotten snake opened my door to peace and unity. I broke the doors of twenty-million soldiers, paved the hearts of banned pirates, didn't leave one of them, but only the snake could bring me across the river of swans. On his back I found a new heart to play, black juices to drink.
The snake, swimming in the swanlake, diving deep, searching for the black swan.
I burnt the flags of rat-armies, drank the tears of bleeding apples. I fought against the forgotten sun, and the lost caves, but it didn't seem to bring me across the river of death. Only the snake could do.
licence to breath
Twenty-four jaguar-nephews looking for their lost uncles, racing their snake-cycles, wearing snake-gloves. Their snake-boots are sharp, high-heeled, but they have a licence from the Jesus they preach. There was a viking called Jesus, a legendary apple-assassin.
The Italian orphan is bleeding, painting his memories by his blood. With the hat of his father, he collects money for his art.
His feet are bleeding, leaving red footprints in the sand, for his birds to follow. He was born like a pirate, a toy-pirate. He was the red pawn of a chess-board of angels. Now his father screams at him from heaven.
Still he runs through the rain with his fathers hat, in which he collects the old widowers from the streets. He doesn't want to let them die in the cold.
The old snake smiles. He sees light in his heart.
The red lady of chess has a wet cloud in her head. She doesn't seem to care about the rain, she's flying over the rainbow, accepting each and every ray of color. Ray of color, ray of light, you make the difference, you lock the row. Each and every color is a row-locker, without one of them, there wouldn't be a circle. She wears the ring of the rainbow, which is spinning around her finger, accepting all the colors, watching the edges of them, and their bridges between each other. She watches them being mixed, creating other colors, which can't be missed. These form the heart of her rainbow, the chains of her necklaces.
Drowning shadows in the night, bathing whispers in the stream, and you're still looking for the love in the pride. The secret of the lemons is what you found, you waved away the killer-apples from a lost childhood, chasing your dress-tails with their feathers of lost ancestors. You didn't seem to be shocked when you felt the first touch of the lemon. You were getting dizzy like a thousand of stars were entering the gates of your dress. You saw them entering your walls creating paintings in your skies. You stole the preludes of old chinese kings, but now you see their plots. You broke the stone-bowls of frogs, but now your tongue can reach the juice. You're child again, but now you are the queen.
the harlequin
The harlequin of the master is sharpening his tall paper flowers, in the corner of the flatbuilding's stair-landing on the second floor. He's watching shadows passing by, offering them some smoke of his old jail-clocks. He gathered them all through the years, using them to speak to the questions of the mexican hats. His rage is under his skin, the wound is inside, but he grins deep, entering a new drama of his life. He stole poetry from a thousand of princes, danced with a million of daffodil-elves, and kissed the tree of life, without paying attention to the indian crowns.
A killer-lemon called Jesus is turning the pages of an old book. The numbers are floating in his mind and he's breathing fire, spitting ice. The old mother is greeting me from her rocking-chair, but I'm diving in the sea of ice once again, looking for the sunk jail-clocks of the harlequin. His stories do interest me, his waves are easing my mind and soul.
Fourty-eight lemon-uncles, wearing the jaguar on the back of their black wind-jackets, looking for storms to race, having coiling snakes in their eyes. Their orange motor-cycles are gleaming in the sun, reflecting the teeth of Jupiter. They are having a party, selling my lemon-limbs. They give me some twigs to enjoy, but when I'm home, it's all ashes, muttering on the table. They are whispering in my mind, I'm not king anymore. Black rats and cats are entering my house, laughing at me, skew-eyed.
Can I have the eyes of aldebaran, can I get my lemon eyes back again ? All these lemon-clocks, sunk in the red seas behind the dark forests of japan. A skew-eyed Jesus is still counting the shadows passing by. Remember his name, remember his eyes, for it seems he looks at your hair but he's grasping your pockets.
Master of illusion, master of cows, beating the drums, swallowing the violins. He shakes your left hand and is eating your right hand. He knocks at your frontdoor, but is entering through your windows at the other side of your house. He calls your grandmother, and is grasping the indian lampsteads no one wanted to see. He smuggles them through the seven seas of death, saying they are his cows to bear, but the bells of the cows are bleeding old stories of baker-clothes. Their feet wash away the foam from the rivers, and he watches the faces of the old jail-clocks, skew-eyed. Tomorrow what you see will not be me, but an old leather fish-bag from your grandmothers dream, sailing away across seven rages, stealing the heads of giants from an unknown tale. The cornfields will blow your trumpets, but no one will hear, for their ears are deaf by the sharp voice of the harlequin.
No one will know your dreams again, for they are lying at the bottom of a swallowed ocean.
And you, my white jaguar-prince, still spinning words into wadding, to plug into ears of dreamers and to soften your mothers heart You wear the lemon as your trophee, weaving it from the tails of forgotten rats. Thunder and water to drink, flowers to watch the big eye.
Your breads are still sour, and your mazes are still wet, but the old blind musician has a new killer-song to play, leaving footprints of wet smoke to the windows of the bakeries throughout the city. Your taste was well chosen, your bag is gaining space. The only thing we want to know is the bridge under the swanlake. The treasures there are cold and steamy, a house of pancakes is what it sells. When the clock strikes three times, there is tea for all.
the baker's liqueur
Baker, spin your wine, baker, cover your liqueurs with rags. You, father of french orphans, you, father of jaguar queens, you bred the snake to it's length and stole the tower from the church by a black rat-glove in the snow. Your wife was the black widow, the clock of the broken tower, and you painted the noses of your tiny little killer-puppets. They didn't need a line, didn't need a thread, they could walk with their own minds, you bred them well.
The red lady is staring in her mirror, looking for the picture she wants to see, but all she sees are the markets of ancient stiletto's, carving another wound in her face, for halve of the price. She sees the birds of her heart, spinning another nightmare in the top of her tower. Tomorrow it will stream as black liqueur, over the edges and corners of the dresses in her wardrobe, searching for their places in the clocks on the wall again. Through misery and drama she will have to grasp her way back to the vineyard again. Her rainbows will wait for her there.
Is it the liqueur of the baker ?
Ninety-six fathers marching as soldiers through the marshes of a forgotten kingdom, throwing their babies in the air, waiting for birds to pick them up, for halve of the price.
The jaguar follows them whereever they go.
The snake is diving deep, still looking for the black swan. It is late. Ten-thousand children are waiting for his return.
Did you ever see the birth of a rat, or the growth of a snake's egg in the stomache of a lion ?
I'm still watching the ashes lying on my table.
Bakers hide in tall whispers.
sea of rats
Ten-thousand rats, following the snake, searching for the black pearl. Harming underwater traffic-lights, finding their way to the white blaze of treasures. They are wearing no names, their suits were burnt long ago.
All what I got from you was one hand full of ashes.
The burning swan is finding it's way to the forest, where her old dreams are boiling again.
Skew-eyed rats are running through the forest. They survived the mazes of the swanlake, they sailed the seas of golden swans. Dreams are pushing their walls, stolen dreams, broken rules.
Skew-eyed rats, never knowing where their eyes are staring.
Snake's possible dream would be about a trunk.
Here, in this forest, he would sow my ashes, besides the trunk. This was always his dream, this was always his heart. The jail, the market, they would all find their place here. Without the jail, the ashes wouldn't be seed. Without the market, the ashes wouldn't be magical. For didn't life start in the bakery between the market and the jail ? Weren't we all slaves and toys, dancing from the sun to the moon ? Someone burnt a shoe to enter a new world.
Hundred and ninety-two mothers are following the jaguar, the prince is sitting on his throne. He never forgot the french orphans, he never forgot his father the baker. Now the ashes are lying before him, speaking magical spells, catching the greengrocer's crocodiles.
Chinese tea is his best receipt, a secret of his father. Father learnt it from the old chinese man.
the last golden swan
You are entering the chinese city, sailing on your purple golden boat, spun licorice. The old man will greet you from his rocking-chair on the balcony of his wooden house at the bank of the chinese river of licorice-waves. You are shaking hands with the golden giants of the chinese dreams. You never thought this would happen to you.
In the heart of this place you find the last golden swan. You feel it's heat bumping against the thick walls of your hand, and it's warmth is gliding into your soul, waiting for a new sunset ringing in your mind.
You, oh prince, still your mothers last black pearl, turning from brown into white, hovering to enter a new story in japan. Among the jaguars was your place, now you are wearing their suits and riding their cycles, watching the teeth of jupiter, the birth of new rats. Your jackets are getting taller, your fathers whispers are getting sharper in your mind. You can peel your mothers flowers, carrying the widower's coffin.
japanese terror
The last golden swan is beating in the old purple leather bag of your mothers aunt. A little clock is located in the head of the swan, made by the black widow. She is the queen of killer-clocks, creating killer-birds from an old french window. The red eye of the little swan is flashing, it's a little red chrystal. I take it out of it's head, and the clock quits his travels. Now the serpent can sleep. His dreams are gliding through the waters of the swan-lake, bringing him back to where he comes from.
I wrap the little gem in a soft towel throwing it in the yellow sea, where a mermaid starts to scream at me. Is it me who's screaming, a reflection of myself, or is it really a mermaid. Do I hear voices in my head, or is a milkmaid standing before the door of my room ? She broke in twice while I was sleeping, and took my cats away.
Now she is standing at the yellow sea screaming in unknown languages. Fortune fairytales were coming from her lips and she ate fishes to shut their threats, to shut the old voices of foreign fables. She could turn the weather in a moment.
Threehundred and eighty-four rats are surrounding the castle of the red dragon, wearing the blue jaguar on their flags. Japanese delights are their specialities. Their kitchens are full of green moss. The forests are so shiny here.
The prince's eyes bleed, the swanlake is speaking to his mind again. The yellow princess, still hiding his tears.
What really happened there, in the swanlake, there, at the bottom of his broken dreams ?
killer-comic
Mummified by flower-comics. There, at the swanbridge, she brought her mummified man, sacrificing him to the red dragon. The comics were aching his mind, for they were dipped in poison. He's still reading his comics, speaking in a strange language again.
Sixty comics are entering his mind again, planting the red eye in his head. His mind is screaming, his heart is releasing and he hears the sharp voice of the baker again. He's getting swivel-eyed again.
He's reaching for his inner child, this man in jail. He's feeling his ring feeling his finger. It's stinging and pinching him. He feels his ring is reading his comics too, and he's ashamed of himself. He's diving at a new ring, a blue one, but he can't reach it because of the waves. He feels and breathes his grandfather's smoke of a pipe, and he's trying to break the bars which separate him from his inner child.
ice above stars
A battle against a million of rings start, but his mind starts to fade away. One moment he finds himself running between the bars, and he starts to realize that the bars aren't the problem anymore, for between them there is a gate.
All colors start to jump on him, but he breaks these waves one by one, catching them with his back.
In the mills of his mind, they find a way out and enter his heart to stir up some new troubles.
On the other side of the bars, they seemed to be rats, and he mutates with them, racing out of the castle on a friend's feather.
Darkness and fogs are fading away. A new day starts.
Four skaters are skating at the lake, picking up an old red doll, lying in the snow. He's leaving a world under the ice.
Paper soldiers are dragging the waterholes. She's leaving. He's leaving a world under the ice.
He's floating in the air, the red doll is smiling, meeting skaters in the air, reaching an arch of ice above the stars. He's leaving another world in the ice. Under the ice, it starts to boil, until an enormous explosion splits the atmosphere in a myriad of splinters, all raging at the fat red lady in the midst of the universe. The red rainbow looks in her mirror again, seeing a face fading away. She smiles, watching a dream coming to it's end. Now she can sleep again without worries. She dries her wet clothes, rolls through the white sand, entering the forests of her dreams, waiting for another split, waiting for another world to leave in the ice. She's leaving one shoe, leaving one glove, to finally enter her golden bath, without looking backwards, watching straight ahead, without bowing her head, every step is silver, every breath is gold, entering the marble galleries of her forgotten dreams. She remembers again, she breaths, like a new born baby.
She's wearing the silver secrets of the jaguar under her arms, captured in three silver books. Smoke covers the city, the orange swivel-eyed phoenix is rising from the ashes, carrying a jaguar, a lemon and a red doll on her back, leaving thick moisty juice-stripes in the air, flying to new eternities.
the hollow
A seven-headed orange dragon called Jesus, wearing seven crowns, is entering the first silver book of the jaguar, eating the letters and purple pictures out of the book.
A seven-headed orange snake called Esau, wearing seven pointy hats, is fishing the brown warm shoes out of the second silver book of the jaguar.
They are all kings of the dawn, kings of the orange morningstar.
The third silver book of the jaguar is all which remains after the great white war.
What if the baker comes home ?
Is it still the liqueur of the baker ?
A man called "Bible" possesses the land, preaching from the baker's suite. He's wearing a black t-shirt with a white cross painted on it. He's spreading earrings, which sting and pinch.
Is this the liqueur of the baker ?
The people are silent, waiting for another rifle.
Four shots of a shotgun, awakening an old book. Four shots of a shotgun, enough to blow it away. Seven mighty books rising from the sea, possessing the land, capturing the readers.
Six comics to read, five fairytales to give away, four fables to swallow, three trunks to show their sources.
I heard a tree screaming, blood on the market-tiles, the book was sold, for half of the price.
Neon billboards crashing another tree, until the third had been struck down.
A neon-Jesus, painting the doors of strangers with the blood of old cemetary-nightmares, fixing the strings of an old machine. Hey skew-eyed, can I borrow your antic time-machine for sixhundred and sixtysix dollars a week ?
Twenty-four men called Jesus are marching through the old alleys of the city, selling drugs, half of price. They will take out your ears, spending your salaries to the mazes, spoiling your kids and eating your reindeers. At the barter you will get their little wigs to enjoy, turning your wives and children into ashes.
Esau will count your tears, letting your houses, selling your moisty desires.
Orange barters, brain-divers, coming from the jails, rising from the killer-markets, turning into a black widow, showing you the two directions of the great opera. Does anybody know the way in this maze of strange manners ? The way you shook my hand made me doubt your prayers for pure coffee.
I am nothing more than a cloud in the rain, reading your bibles through a telescope, watching your golden giants through a microscope. I'm nothing but the bullet sleeping under your bed while the rain is waiting to fall. I'm sorry for not paying attention to your asthma, running around in a pyamas, too short, with the nicotine-tail, diving at nails in undeep water, brushing your self-made tears in line after the self-spun slaughter. I'm sorry to not listen to your lady-secretary wearing five golden earrings in her nose, half of price, while guiding the sheep of your neighbour's.
I'm not in my ship anymore, not breaking my cards, not selling my dollars. The only thing I do is raising my hand out of a sea of sugar, reaching for the long waiting honey in the skies.
Esau's iron coffee will break, the black widow will drink till the hole is hit in her stomach, only to reach for her husband, the baker, drinking lemon-liqueur streaming into a myriad of forgotten eternities.
Your fools are paying your coffee. A lemon-clown called Esau is shaking the mazes after the war, gathering the soldiers not eaten by the clouds. Spit it out, brother, my pointy sack is still empty.
The red fat lady is gathering the splinters of broken songs, spinning her fairytales from the old tower. The black widow is following her footsteps, following her thick, cold glue-streams of breath, where the old whispers of ancestors are swimming. She stings her thumb and climbs her dress-ladders, until she can reach the blushing holes. From here she can see the world, from here she can read the seas. Fresh air is entering and the curse of nicotine is broken. The head is hollow, the bread is baked, she's finding her husband at the edge of the red hat. No baker could enter, but this baker. It seems the orange is melting dripping from the edge of the hat, looking for a cat called Esau.
The hat is hollow, the cat skew-eyed.
Skew-eyed Esau, raging at his bike, destroying his guitar, looking for a new pearl to burn, peeling a new egg of his lover's tail. This time it seems to be all hollow, his money has run out.
The end of the story is still not near. The cat is still running after clouds which aren't speaking, still entering empty class-rooms.
A hollow end, a hollow prey.
Hollow food, nothing to bite, hollow books, hollow voices, nothing inside.
The hollow baker marries his hollow wife again. A hollow marriage.
A hollow birthday-cake, echoing a hollow past.
Hollow strangers walking on hollow paths, listening to hollow voices. Their eyes are hollow, their speeches are hollow, entering hollow waves. A hollow lemon is their leader, carrying a hollow red doll on his back. Hollow stiletto's are singing hollow songs, spreading hollow smoke. The end of a hollow dream.
Poetry from the Latin Buffoon Puppet
Boys from Lynx
touch of the jelly-fish
I only wore your trousers ...
It was never easy for me to look into the eyes of the grey snake. It was never easy for me to see him digesting another frog. Mr. Wasp was never mercyfull while gathering the unbroken bones. The horror from the backstage is still wandering through the smoke of my mind.
Your forests were cold, I could never really fear it's length. My mother is still wandering there, looking for the last red raspberries of the old frog. They say he will never die, for the memory is his breath. But no one knows where he hides, no one knows where his smoke comes from. Some say he's the travestite of the black zone. The grey snake could never feel his breath.
Mr. Wasp, gather your children. I didn't break your glasses, I didn't take your snakes. The snake-tongue is the last memory attached to your mind.
The injection of dr. grey snake made your soul quiet, soothened your soldiers to sleep. The black lullaby is still the bible you read from, cutting away the threatening pages.
You still wear the feathers of your ancestors, but you took the needles out of them. Oh, you lost your needles in the sands of the city of sleep. You carry seven beds on your back, you are still a sleepwalker in the rain.
Oh, where are your children, oh hero from the past. You lost them all in your dreams.
Bugs are working in your garden, carrying the last seven stones of your pirate-buttons you used to wear. You lost your wildness, you lost your sting. Father, I couldn't follow your strange fruits anymore. They come from too far places, wearing a too deep linen smile to trust.
Forgive me, father, for not kissing your sirens which you used to guard your silences. Their tall tails were never my dreams to sail on.
Forgive me, father, for not wearing the uniforms you gave me, when I was young. You forgot to remove the needles by which mother used to sew.
I'm not complaining anymore about the zooming winds in the trousers you gave me. These were the only things I used to wear. Bees painted my body to protect me against the cold nights in the summer. I was your summer-child, your sunday's kid. You used to spoil me with grandfathers secrets. I will never forget your soft embracements, they brought the tears back to my swallowed heart.
Father, I still feel the holes in my head, the thorns in my hands, the needles weaved throughout my body, looking for my inner cellars, below the houses of my heart. I still see aunt walking outside in the garden, wearing a carved smile, hunting the city-bees. It always soothed my inner garages, who used to produce steaming bull-boats. I burried my bulls long ago, in the garden of my neighbour's.
Aunt used to carve the flowers in their horns. I still see her bathing in too hot waters, she looks like you, father.
waiters in old amsterdam
How tall are these legs of the boys from lynx. They don't seem to touch the ground.
They are the waiters in the little hotel of amsterdam. They are still waiting for the old host, who doesn't seem to show up very often. They still want to marry his sirens.
They are still dragging the rivers again, looking for old drowned watches to sell. They sell everything, but the prices are too high. The watches aren't working anymore, but the buyers like the flavors of it. The people wear big noses, bought in the trick-shops at the canals. The waiters from lynx are also selling noses. They are the leaders of the blind, selling them long sticks with hands at the tops.
They like to be on the beaches of forest-seas, gathering the sand to keep them all blind. They are playing marbles with eyes.
Boy of Lynx, you knew the hiding secret of the killer-eye. Pacman was the fright of the seven seas. You saw his clouds of canaries terrorizing the coasts of the planet. He never revealed his name, while burning the ships of spanish rivers. He never spat out the goldfishes he ate.
He used to curse the little statues of white saints hanging on his arms. Their blue bingo-cards are still frightening his mind. You always hated the prince of domino, you used to play billiards with him. His cues were taller than yours, and his green money had blue shades, sharp crenated. You couldn't stand his odor of innocence, captivating your houses, without doubts. You always said his tongue was too tall, and his balls were cubes. Do you still not know the curse of the marbler ?
A gambler entered your house on a horse, without breaking a wall, a feast in history.
Prince of domino, hanging on the waves of your mother's dress.
Prince of pears, running through the milk, searching for the exit.
All these cities were spoilt by the handicapped nurses of the big eye, gathering drunk, drained saturdays on a sunday-morning.
Don't cry when another snake takes you away to it's lair. This is how you discover the world.
palace of failure
Little killer-eye, in bagdad you had your palace, until the spanish dreams took it away. Now you're reading latin braille, chasing the killer-whales away. No one knows you are blind. Your television died long ago. You are wearing black glasses, to hide your shame and fear. You still love to play pacman, behind your invisible screen, but you are a blind child.
You lost your marbles, you lost your luck, you were living as a prince of lost games in the palace of failure. Broken records were entering through your windows, broken languages were painted on your walls.
Broken trust, broken games. All you wanted to do was escaping in fear and become a fright.
But in your heart you are a prince, carrying the games of your mother and father under your arms, in pride. You know how to play the games, you know where to put your pawns. Your golden dice are still blinking in the sun.
A spanish dream blinded your sight, but you are still in your palace. A little latin killer-buffoon, a prophet from the black zone, wearing zorro's sword, paralyzed your soul. But the balls of the domino-prince weren't cubes, the spanish dream turned you upside down.
Little orphan, your heart is so frozen. The high-heeled ice-cream made your heart bleed. Show me the thorns in your eyes, show me the threads of your puppets. Little puppet-master, driven by unreached trophees, hunted by the lions of an unreached football, your medaillons are still bleeding in the gardens.
You were too afraid to show your heart, afraid to show your empty marble-sack.
Running over broken chess-boards, stinging your feet. Wrestling with stubborn playcards, sailing ships in a glass of red wine, drowning in cups too full of beer, but the domino-prince is still on your side. In the billiard-room you met the boys from lynx. They always saw you as their little friend, their little son. They are still nursing the blind.
the cook's book
Officer of destruction, little terrorist from libra, you are still a whispering prince, shutting doors with a sigh and a shhh.
You watched the boys of lynx, cutting languages, voices, speeches and foreign accents in their yellow kettles, spreading their beaches over the edges of steam to cover the eyes of the swimming dictionaries, to bring the sirens of the old wasp into sleep.
Seventy lullaby-divers were entering the kettles, dropping their anchors to determine the gliding flavours.
Did pinocchio ever play billiards ? His lies were enough to let the balls stream.
The old domino-stairway is cracking. At the top the princess of bagdad is crying tears of lost games. She knows where you went through. She was always by your side. Her tears are mixing with yours, breaking the chains. No more games to play, they are all lost, trying to find their ways back to the hearts of little children. Don't care for a game, they bring nothing but tears.
She feels his hands touching her's. The thorns are coming to the surface of his hands. She feels nothing but stings. The old wasp comes to the top of the stairs, showing them three marbles.
The little buffoon-puppet is hiding itself in a corner of the domino-stairs, having a long knife in it's little hands. Little killer-dictionaries are hiding behind the black buttons of his suit.
When the old wasp shows the first marble, they attack.
The prince wrestles with dictionaries, with old languages from deep pits. His trousers are getting wet, his mornings are turning red. At the top of the stairs, the princess of bagdad is still crying. He feels her tears running through his trousers, reaching for his boots. The old shoe speaks all languages, the old shoe knows all names.
The boys of lynx are running up the old domino-stairs, stinging the pearls of the old dictionaries. The power of the wasp. These were the letters of the cook's book, following echo's of a mind turned upside down.
The little hotel is blushing again, the walls wearing new smoke.
little buffoon
Smoke comes from your little house in the desert. You are cooking the whole day, creating games to play. Chess-apples were your speciality. You stole the smoke from the old host's soup. Little smoke-maker, little game-breaker, little sun of purple devils, you wore the crowns of the cardgame-cooks.
Smoke is entering the billiards-room. The old gambler gives you a glass of milk to drink. He likes your funny speech, and he feels sorry for your lost dog.
The walls here are painted by a little truant, doing black jobs to pay his schoolbooks. The stories are getting sadder.
And now you are sitting here on your high bar-chair, drinking beers streaming on the old gambler's money. You invented this box, you created this jail of numbers.
There's nothing left to say, orphans are dying in the cold, and you choose your own champions, writing your own dictionaries with broken pencils, dripped in blood.
Horror with a difficult smile, but you know your rats at the backstage of this circus, kissing the wings of spiders turned upside down. You knew the cook very well, but you never dared to look in his face. Because you were so afraid to lose a game, you started to create your own games, in which you would always be the champion. Your selfmade pawns would always choose you as the president.
The smoke of the little drunk buffoon was rising up in the hills of the cold deserts. The sand was getting colder throughout the years, sealing the graveyards of old eyes.
A sea of broken glasses was lying before my eyes, with waves roaring against the storms.
The little buffoon was sailing his ship to the cave of dwarfs.
Birthday cakes were rising from the deep cave of dwarves, for their gratitude to the little buffoon was big, but he couldn't enjoy his cakes. He missed his parents, but he also hated them.
He feels the old rotten foundling-basket again, swallowing his blankets away.
Killroy was here
Boys from Lynx, waiters under the host's command, foundlings from the beginning, wearing the stings of wasps in their bodies. Being a wasp, searching for the wasp-nest. They always loved their little purple buffoon-doll. Millions of stings flying through the air, searching for the big eye to enter.
Swallowing a fourty-thousand million of wasps. Still an unusual thing to do.
Dark echo's are watching my mind. Tall liquid sirens are dragging their rivers with silver boots. They sold their tails to the sky.
The canals of amsterdam have been dried out. The little purple puppet is looking for his lost house.
His little ring is aching his finger. The old foundling-basket is swallowing his mind.
Burn these baskets, said the old wasp. It's soap in the little hotel for so many years, but the little purple puppet doesn't know that.
Tattoos of old wasp-stings are covering my body. I can still read the comics on my skin, I never have to buy a newspaper or a magazine. Graffiti on my boots, graffito on my t-shirt. Killroy was here, Hitler and Montevani.
These are the dreams, these are the gifts. I never have to buy them, they come through my open windows, entering near to the edge of my bed.
I'm lying on my bed, sifting my dreams, kissing the baskets of wasps. Thanks to them I can dream, thanks to them I can forget. The stings enter my bloodstreams, breaking my heart out of the game. The little purple puppet is still my friend, after all these years sailing the purple fairytales. He knows what it is to be a foundling. We never talk about games, we never talk about the venom of old licorice. We just sail, chasing after forgotten wasps, forgotten dreams.
His poison is entering my mind. It doesn't hurt me, it heals me. For finally I have a friend who shares his pain with me, and he reflects who I am. He reflects my dreams and my tears, my fears and my scars. When I look at him, I see the enchanted mirror, and then I can understand myself.
Thank you for wandering together with me, thank you for drinking the same tears, from the same source. Thank you for the library you brought to my heart, the library of my life.
I will never watch this movie again. I will throw it into the sea. But the memories I have, I will keep them close to my heart. I will not forget what others forgot. I will not forbid what others forbade. I will be free in a garden of space and breath, from my own mind and my own place. This place is the heart of the little purple puppet.
in the waspnest
Entering the waspnest, drinking the juices with old story-teller-wasps, is the best you can do when your ship has been sunk. It is even better than burning memories with a little purple puppet. The old sailor-wasps are good to listen and to talk to.
The little princess from bagdad is bathing in the sea. Teardrops are sticking as jelly-fishes at her body. She saw the second marble of the old wasp. She's drowning her mind in an old basket, bearing a secret in her heart. The wasps are getting her attention, drawing her to the waspnest, where I am sitting on a linen decorated chair, in fragile linen pyama's. This waspnest is in the midst of the big eye. She shows me a book of honey, and I'm licking it, but my face is turning blue and purple. It is so delicious, but the girl sais it's another dictionary to read. It's a language of wasps, a zooming alphabet. The tears are rolling from her eyes, for the letters hurt her and her throat is swollen.
In the sea of tears an electric eel is swimming. No tear can stick at his body.
The tears of the dentist can not reach his mind, he doesn't know his docter's name.
The boys of lynx are still breeding the blind, leading them to the hills of destiny. No one will pay your bills, no one will free your cats. The destiny is two hills away from the little hotel.
The third marble reflects the fragments of the jellyfish's face.
Can I have some rest between the seconds ? You have six seconds to enter the fire.
Can I have some beds between your breaths ? I will check in ten minutes if you did your homework.
The teacher jumps to a board of domino-soldiers. They are shooting with playcard-bullets. It seems the game isn't over. The jellyfish is smoking his pipe. Entering a stage makes the party different. No dress can wash away your make-up. Billiards-soldiers are entering the gallery, the pawns are fainting one by one. The secret suicide-princess is watching the mirror-faces of her draught-soldiers. She can't stand one smile, and will start to scream until the tear is falling.
Vela's old soldiers are encircling the billiards-room. Giant-dice are watching the foam.
I'm walking along the old aldebaran's canals, blowing away some tiny little toy-ships. An old spanish santa-clause called alva is watching my names. He's burning the shadows of old marbles in my skin. An old vela-soldier shaking his head.
Does he know the thief of bagdad ? The trains of the west seem to end in snow. Where are the mar-plots, where are the kill-joys ?
A spanish prince, gathering the old fruits, caring for the old people. Wearing his mother's old fruit-rags sewed at his shirt, and his father's old fruit-statues clipped at his trousers, skating the lakes of the suicide princess, looking for his last pseta to burn.
Skating the marshes, he's looking for the prince of rats, the little truant-boy. I know why you didn't see school, I know why you didn't look into the eyes of the spanish santa-clause. You saw the blood in the teacher's eye. Now you're running with rats, looking for your lost paradise between old gossip-magazines, painting your lips everyday by it's gathered blood. They think you are the queen of advocates, the stinging doorhandle of a dentist's breath, but you are a cheeky newspaper-boy, running with your rats in the alleys of london.
I'm diving deep into the waters of the pink-blue snake's bed. My eyes are full of tears. I saw the deer-dog running to grandmother's city and back. Her dreams are still surrounding my arms, having a tool to swim.
I was always afraid to enter this old alley. The smoke was killing another camouflage. My brother always asked for cigars from the big boys, breaking them when they arrived by post. My mother always told us to take candy from strangers, and bringing it to her for some cruel underground conspiracies. We were never allowed to shake their hands.
I saw a killerbird wearing three feathers in the wind. My mother used to seal their lips, while they entered the garden. Whispers were bringing ice-creams from the nothing, and an overdose of pride is still watching our memories. They are back, but now they have been changed.
I call for twenty teachers racing a long hairy car in the desert. They are looking for the little purple puppet. The eyes of a mill-maid are staring at my coffee-cups. I feel cold breezes entering my trousers again. They are looking for my suspenders.
the spanish castle
The dream-prince is counting his twenty play-cards. He eats from the spanish treasures.
No one would ever know the horror of this place. The little puppet wrote twenty books on the topic. Horror with a glass of wine. A black book of horror with some salt. Three decades without any apricot, is a long time for a pirate with a split character. Which face will he choose today ? My grandmother is drying her apricots in old fency silver books, speaking about a past without soldiers.
The apricot-tree would be the last thing I would look at. I had too many nightmares dripping from it's leaves. It took my grandfather three full days to walk it's perimeter. He's still walking in cubes, leaving deep moisty boot-prints from mysterious giants, echoing through the several bottoms of the old planet. They are still hunting my dreams, spitting my old animal-pals. He's too protective, his walls are too thick, his blankets too heavy.
His mourning giants with funerals in their eyes, dripping old golden coffee, are looking for a dragon, standing on a beach, watching the desert.
The little boy is painting his killer-buffoons, watching his red chess. He's standing on his black mountain, far away from the little hotel. It's still floating to lose it's chains.
The little princess is having her birthday. The little purple puppet won't come. He is inventing a new place.
Dark nights are entering the coffee-house in little bagdad. The spanish teacher has a soft and pleasant voice. It wasn't what you expected, the blinding sting was your daddy's hand. Thorns in the sand are reminding you of the sea. It's treasures are spanish delights, and now you are reading melting braille again. It's drippling from the sun to the skies, softening your heart's ideas.
Finally you see your father's paintings melting, the spanish fire holds you tight. You see the cities melt into a funnel, spinning fading spirals in the air. In the sands of Jupiter a spanish girl is building castles of sand and salt. The waves come to break these treasures every morning. She doesn't know about domino-princes. She's building her own paths. She knows a leather dragon, having teethaches. Her giants are walking too heavy, wearing too heavy suits. Her birds cannot fly because of the heavy feathers. Feathers of iron, feathers of stone. The walls of her castle are so thick that there is no space in the rooms. Only the little ones can live there. Every morning she goes to the beaches watching the roaring waves break her little castles, with tears in her eyes. The tears she sells to the boys of lynx, for a cup of coffee. She is still blind, crying blind tears.
I am drawing new rooms at the walls of her castle, the giants take their place.
From dust to dust the grey snake slides. But I drew too much.
Purple and yellow are still your colours, while orange is raking your sea-gardens.
Poetry from the Neptunian Rose
Forest Dreams
The Neptunian Rose, standing in the middle of the Neptunian Forest, blooming different colors from different stars. This Neptunian Rose is the mouth of the universe. Telling us to let all the tension run out of our muscles. Beauty is better than strength. Be flexible as a snake. Flexibility is better than power.
the ten gates into the neptunian forest
the first gate
You entered the gate to the Neptunian Forest, to watch your dreams and your passions, to let go of your strains. Watch your blood run through your veins. Watch how the neptunian trees offer you neptunian blood, neptunian life to stream through your veins.
the second gate
Now you come into a forest-lake formed of dew. The frogs attach themselves to your body, giving you a forest-skin. You feel cool healing winds flowing and streaming throughout your body, up and down, back and forth. You get forest-glands to protect you against the dark reptiles and fishes in this lake. Do you dare to fight and wrestle with these reptiles and water-snakes ? These crocodiles who represent your inner strains and blocks ? Do you dare to bite and use your claws. Do you dare to sting and eat ? These dark creatures represent the paths you have to go. You will be transformed into nature again, if you deal with them. The farther you swim in this lake, the more your skin-colour will change into the colours of nature. When you are able to cross this lake, you can enter the third gate.
the third gate
You reached the other side of the lake, and you are creeping through the mud and the sand of the forest-shore. Your skin is greener and more flexible than ever. You survived your memories, you survived the cutting points of view, hunting in the lake. You say goodbye to them. You still creep through the forest-leaves, through the moss and the mud. The atmosphere is very moisty here. Then suddenly a big snake is acting up before you, and a wrestle starts. You feel his cold body spiralling himself around you, and you even feel his blood running through his veins. He bites you in your lower back, and you scream, but your legs start pull him down, and your grip is very tight. You feel an enormous strength has entered your legs. You feel yourself getting the wildness of the forest, that you are getting one with the forest, and you bite him in his neck, while putting your nails deep into his skin. You feel your poison is paralyzing him and finally you tear him into pieces.
You survived your fears, frustrations and confusion, which the snake represented.
However your body is bleeding, and your wounds are deep.
the fourth gate
You now enter a place with hills of warm sand, and the farther you creep through this place, the hotter the sand becomes. Your skin-color is getting lighter, and you feel the sand covering your moisty wounds, which you feel as a healing. The atmosphere is peaceful, and there are some little bushes throughout this sphere. You feel some hot stones entering your body, feeding your bones, and it's like soft, sweet milk is running through your veins.
the fifth gate
You are armed for a new battle. You enter a field of wild flowers, and you feel your blood boiling and your skin blooming. You start to feel like a flower, and you feel your body is being decorated like wearing fragile torn clothes, but wasps dive at you trying to sting your nipples to suck all the milk and honey out of you. You can't wrestle with these, for touching them is like touching high volted electricity. What you can do is to spit fire, for you are hot blooded enough now. At the end of the field you see a little gate you can go through.
the sixth gate
You now entered through the little gate of a rock and you now stand before an enormous abyss, with a small bridge. You walk on the bridge, and you start to look down, and you get the shivers. The bridge suddenly stops somewhere above the abyss where you can sit at the back of a giant-eagle as tall as you. Further and deeper in the abyss is an island floating in the air. The eagle brings you there. Here you will have to fight against lions, panthers, and giant-spiders. In the middle of the island you will find a ladder of wires which will lead you out of the abyss.
the seventh gate
You now stand at the other side of the abyss, and your skin looks like the rainbow. Your wounds and scars are so beautiful, because they speak of your bravery and persistence. These wounds and scars will be the key to the Neptunian Rose you were looking for.
You now eat the Neptunian fruits, and you feel it's soft, bright juices flow through your mind and veins. You feel revitalized by these streams and you start swimming in them, following them deeper into this new world. You see the tropical fishes swimming near you, and again you feel frogs attaching themselves to your body. This time they are tropical, giving you tropical glands to speed through the waters. You are about to reach the neptunian oceans and seas. You fly on the backs of tropical birds, and you reach another island in the midst of these seas and oceans. Here you drink the milk of coconuts and feeling the warm and cool sea-winds of the planet.
You are able to fly on the winds now, for you developed a light-body now throughout the journey. By being so close to the animals you also got their skills and functions. You are more and more changing into an animal-being.
the eighth gate
You now enter through a light-spiral, and you fly over all the places you went through, seeing all your footsteps.
the nineth gate
And then you start all over again, which brings you into a water-spiral.
the tenth gate
This never-ending story brings you into a spiral of neptune's breath, the Rose of Neptune.
Poetry from the Toy's Soldier
Masked Memories
the other is always deeper
the first dream
I once came in a library, filled with books about my life, the past and the future. The books of my past were blue and the books of my future were pink. The books of the now were green. I read them and my tears were dripping, for what I saw was so different compared to how I looked at it. The books were filled with velvet pictures, and it smelled like fresh grass bathed in sunlight.
I looked outside the window to the neon-lights, but they started to fade away while thinking at the books. It was such a magic to me, that I felt it would be better to close the curtains and to lock myself up in this library of my life. All my memories were washing through my mind and my body.
the second dream
I went to the next floor of this beautiful library and I saw the same books, but now they were filled with other characters instead of me. And when I was reading the books, with all my memories played by other characters, I started to realize that I was just reflecting others in my life. My memories are streams swallowed, also by others. My memories aren't from myself, but are coming from others. Others are always deeper. Memories are paths to go. This is sinking away in yourself. The deeper you dive into yourself, the more you will discover the others there.
They were the projectors of my memories, they were the projectors of their own lives. Inside me there was a well, a place with many colours. Movies were streaming through my mind. So many actors live in me.
All my wounds flew into the books. These books of healing were covering my mind.
Poetry from the Black Fish
Red Picnic's Day
Syrop from Venice
grandfather's watch
The place of dogs was hard for me to reach. I felt myself melting in the black rain. The tall dog-statues along the brown sandy paths were frightening me.
I saw myself climbing in a tree. Is that really me, or is it just a ghost of my shadow ?
I saw the lawyer walking through the little fence of the dog-garden, his shadows melting away in the darkness. Finally he disappeared through the wall of the dog-house, leaving only a little time-detonator, waiting in my ears to explode.
It's my appetite for destruction. I'm sitting in the waiting-room of the dentist. A friendly face is counting my inner steamdrips, but my fears are swallowing me.
Harry is so sick, he can't look through the glasses on his nose. He's shivering under twenty blankets his mother knit for him, from the skin of an old drowned snake.
He said he drowned as a lyric in the seas of the dentist's ear, for it didn't want to swallow.
My feet are getting cold in the giant's kettle. They say I need to swallow the fish and holding in my breath for three days and a night. I know they speak of truth, for they know the little dog-house. My cats are burning today, they don't want to go to school.
Sometimes when daddy is awakening, I feel his running breath checking the rooms of the visitors for smoke. I don't think I can hold it here any longer.
I am embracing another kettle. It feels cold, like the other. The giants are smiling in the wind. I wish to hear their voices. No one can imitate a giant like daddy. He is racing on his old school-bike again. Where is the schoolmistress, she forgot her umbrella.
There is the lawyer again, wearing some lipstick from old dog-kisses on his cheek. They are almost dried out.
I'm wondering what he was doing there. He forgot to eat his bread, it's hanging in the trees.
Ten miles from school, it was a hard day.
The teacher is calling my name. He wants to speak to me under five eyes. Two of mine, three of his. He always wins, wearing a little time-detonator in his pocket. His grandmother gave him six bottles of wine to spend the next ten years. I'm wondering if he will walk this way. I'm seeing his eyes wandering to the old inn at the corner of the old school, covered by wings.
The old dog is speaking. He doesn't want his children to wear his flags. They need to steal themselves.
I see twenty theologians burning a pirate's flag, spoiling a kid's dog.
The statues in the little house speak. Ginger-custard is flowing through my mind's festivals, quenching the old shining purple horse-statues in the little roundabout.
Benny touched the dog-statue on the second floor, now his hands are bleeding. I'm about to dive in the deepest seas to wash away the pains of tomorrow.
The tight face of the lawyer is shaking his head. His echo's are fading away in the night, waiting to lay the invisible attack on the back of the farmer's horse, three streets away from the dog-house. I am breathing, creating streets in the air to lose the memories of the little house.
Dogs are watching the footballgame today, they are fishing in a farmer's glove. The dentist is wearing a pink glove today. It's his birthday. He took a schoolboy's heart out of the schoolbook. The teachers applaud. Memories fall on the kid's head, like leaves fall from the trees. It's winter again, the toys are frozen. A tiny little injection reaches the fish inside, the kettle explodes. The dentist brings it to his pond. Millions of crying fishes are reaching the surface. It's not the first fish entering the dentist's mill.
Little fisher-boy, fishing at the seas of aldebaran, wearing star-glitters in your eyes. You stole the stars, you broke the seals, and now you are masking yourself as a dentist on this planet. With your white jacket you try to charm the rotten broken barbies from the rubbish-fields. You have a better life for them, bringing them to the schooldesks to eat the poisoned apples from a teacher's heart. You made a deal with the black teacher, harming a kid's sheep. You cut the fingers from your old woolen gloves away, to shake the hand of the teacher, and now you are a fright in the land.
Little cowboy, sailing the seas of aldebaran, you are still locked up in a stairwell's painting, bleeding syrop from seventh avenue, on a venetian cupboard.
I'm still hunting shadows of old schoolmates in an empty classroom. It breaks my mind to see you starving in the cold. Splinters in my mind is the only thing I seem to get on this sunday-evening in summer. The forest speaks to me, but I can't understand a word.
I will, I can, I go to that little house again. My shoes are reaching my neck, I'm in my fathers shoes, but I'm sinking away into a whirlpool of sandy graves. It's my grandfather, the giants. I'm drowning in my grandfather's boots, lighting a new candle.
the woodcutter's house
I saw a black fish, lying on the table of a woodcutter's smile. The dream was finding it's way out of his house, but the fish couldn't move. There were three bullets between his scales. I took them out and hold them in the light. 'I don't want to go to the factory again,' I heard.
I saw a child labouring in a dark factory. He had black stripes on his face, his clothes were almost eaten away, his knees were bleeding. Black syrop. Child labour, just a labour's child.
The black teacher took the hand of the child, the school was his shelter. There is no place to work for a child. Schoolbooks are softening his mind, warming his heart. Schoolbooks, swimming through his scales, looking for feathers of factories to burn. The air exploded a million of times. Now you're fishing at old schoolmates.
Harry has toothaches, still scared of dentists. He runs to the old factory, but the door is locked. Then he runs to the old church, but the door is locked. The verger just left. The school is also closed, today, it's sunday-evening, and the dentist rules the city tonight. He is running after the verger, pulling his jacket. But he doesn't answer. He runs after the school-mistress, but he slides over her shadows. He screams for her attention, but she doesn't hear him. It's only a shadow from the past. Did you know she has already been retired on a pension ? This evening the dentist rules. Harry screams for monday-morning, for grandmother's cup of tea, but they all sleep. Harry, you can't reach your breakfast, for the dentist is king this night. Mother's kisses are in bed, the dogs are dreaming in their kennels, and the streets are diving in yesterday's rain.
When the dentist strikes, there's no one to save you. The heroes have been retired, the horses sell their legs to buy a winter's sleep. You are alone, but the dentist is remembering the old factory again.
Smoke comes from the city. The dentist is running again.
No one could hear him when he was a child in the factory. Finally a teacher saved him. But was this school really a flower in the graveyards of his heart ?
A woodcutter was painting trees in an empty classroom. The children were sleeping, the coasts were safe, no pirates, no police. Only a baker's cat was skulking between the schooldesks. Mary Louise forgot her chocolate-box under her schooldesk. The cat was eating it, the woodcutter prayed to god. I will wash your dishes, I will steal your bottles, but I will never raise a schoolkid from the pulpit. An old theological dog was entering the classroom, fighting with the cat about a piece of chocolate. Thick moisty syrop-whispers were dripping from the tower-classroom, running as fools into the forests telling the birds about what they stole. They stole a tinplate of sinners, a chair of a lawyer, and a hand full of nails. No one would know what happened between the legs of the woodcutter that night. He gave birth to a black fish, wearing three bullets in his head. No decoration needed, just a simple speech from a broken pulpit.
My father's not done with this. For three years he's racing in his blue rococo cadillac, trying to catch the dripping shadows of time with a fishing-net hanging thirty miles out of his window.
No one ever saw the face of the woodcutter. It was covered by a red rag of a horror's book history. Only a little musical box knew the pillars of the dentist's green nightmare-curtains.
He was laying his green book on his table again, writing three new names in it : Sonja, Anthony and Marscha. They entered his horror-hotel, shivering. Grandmother never let her cats out through the kitchen-door, when the night fell. Waiting for the morning is a long journey for them.
The woodcutter's house, three o clock in the night. The woodcutter is carrying twenty children on his back, in a dark green bag, without a hole. The birds paid him a lot of money. Shaking his bag, they all fall out on his table. Now the birds sing their songs again. They don't have to carry their children anymore, they are free.
Twenty kids in their standing sacrofages, twenty trees in their standing coffins, waiting to be spinned as cigars for the kings, to be crashed in the iron hands of lawyers.
Smoke comes from the woodcutter's house. An old raven called simon is drying and draining the bones of an old painting. He's looking through the windows of the empty class-room seeing some ghosts playing at cards. Money is floating through the air, and he smells the smoke, running to his uncle's.
A saint called nicolas is spitting the forests. No one seems to know him here. He escaped from another book. He's looking for his children, but there's nothing left. All he finds are empty bags.
I am running through empty clouds, smashing doors to swear I'll never forsake my children. Smoke makes me bowing my knees, calling for another altar to burn these stinging pieces of a locked memory.
The preacher preaches a new religion on sunday-morning. The people are leaving the church, the dentist is smiling. He found another way to escape the pulpit's wrath.
A little beggar-boy with fingerless gloves is selling ice-creams on seventh avenue, having the fragile tattoo of a black fish on his arm. He's happy, he feels he's a kid again. His dreams found a way out. Now he's the king of tomorrow-morning.
Running between a school and a factory was the craddle for a church to spit out a black fish. The lawyer never worried about that. He's still turning around in circles, no one able to catch a glimpse of what he's exactly doing. But he's still smoking his sigars of terror, breaking down rococo gardens in baptized accuracy. Racing rotten ferrari's with long hair burning in the sun through the old woodcutter's gardens without ceilings, sucking the sigars out of the trees. 'It's done,' said a cat called jesus, 'it's really done.'
Harvest of Venice. The blind leaders are rubbing their hands. Mary-Louise is eating her forgotten chocolate-pieces. Harry has been retired on a pension now. He has lost his teeth, and his fear of the dentist. And Benny is still in the hospital for touching an electric dog on a lawyer's plate. The history will stay locked in a part. Sometimes it's better to eat some fruit instead of the vegetables. It will break your heart after the slaughter, seeing candy ruling the land, for they offered the children nothing but vegetables. A little bit of fruits will do a miracle. Open the fence.
the breaths between you and me ...
Up for some dishes, they are making storms in a glass of water. The woodcutter's hair is rising. Someone has stolen his cat, now it's doing the dishes in the old church. My neighbour's friends brought some masked enemies. The old snake is praying for rain. No woodcutter could ever dream this, for their minds only reach to the refridgerator and back. No one could call the police in these times, for they were all out of town, saving another atlantis from the mouths of illusive seas.
Crashed planes and trains are raising their glasses in the empty classrooms now. The woodcutter wouldn't believe it. They are sticking their tongues in dangerous baskets now. I won't tell you the knot of the story now, for you were never listening when the wines were dripping. But I adore your special way of caring for my cats. They will never forget you if it comes to that. Your telephone-number is still wandering in my mind, looking for a horse to trick. But your aunts faith is enough for you to reach tokio's waving coasts. They will spend their time and money to give you a good bed. Embracing a cow in the night was always your way of telling a too long story. No one dared to dive so deep into my heart than you did. This is something I praise you for, without showing you the telephone-bills. They were from a time you didn't exist.
You are still chasing shadows in the night, while the morning already fell, three-hundred years ago. The old indian never smoked a pipe. That was only a dream existing in your mothers cage.
I believe you still want to see me, your dresses are ten miles tall. They reach for my stars, but mother already blew them out. The rows of the wizard are shut out. The trains to oz died millions of years ago. I'm still sowing water on their graves, and I know one day a flower will grow there ... your flower. For you were the most beautiful thing I ever met. That's why I never looked into your eyes. I wouldn't survive in your seas. The ship in the bottle was never your best trick. Now we have to look for some good sailors. Not me. I'm more that of a shipless captain on the coast, drinking beers to drown the sharks from the past in some chocolate dreams. Do you think I'm more than that ? I want to speak to you, I want to hug you, I mean your curtains. Not to go inside of you, but to go outside, finally escaping through your windows to a world I never saw. Did you ever see a blind kid playing pirate in a cage ? I always have to bow my knees to reach my music-box on top of my wardrobe. Some parts of the cage you made for me are too small. In some of your dark tunnels I can't even move myself. Oh, I'm so paralyzed without you, I mean without your windows, so that I can fly out. After all these years, I'm still looking for holes in the walls, for mice to help me, but it seems you swallowed it all away. I want to bring you into my heart, to let you see my chains. You think I don't have chains, you lost your glasses long ago. You sold them to the queen of ears. Oh, how you like to listen to your music-boxes. Then you close your eyes, to let them melt away forever.
This night the echo of the bird will reach my mind again. It has wandered around the planet for a million of years. Now it's here again, to eat his tail again. I thank you for never taking away this ring, although I am not a gratefull person. I take what I deserve, and leave what I don't deserve. I don't believe in grace. I believe in eating that which you worked for.
Deep in my heart I'm still the little beggar, working in a factory, working in the station of soot, tracing the rails to you, I mean the school-mistress. Not that I want to sit there. It's good to be in a factory. It's good to beg for something I deserve. I know she has already been retired on a pension. I know she isn't there anymore. The factory reveals her voice, the station is my school. I like the soot on my face, it brings me what I deserve. The birds recognize my needs. My broom teaches me. Please don't take me out of my factory. But help me to understand the machines. Please tell me that the fish can fly, and that the bird can swim, in the factory, in the station. Please don't wash the soot from my face. I could never stand the luxury of your schooldesk's mouths. Your cakes were never my favorites. It reminded me of the woodcutter's house. No place to be. Don't take us out of our places, but bring your heart into the place.
the raven's prince
I'm still your chimney-sweeper after all these years. It took my heart three and a half years to overcome and understand the bridge between your words and my father's. Still some words from you are floating through my mind, awakening the giants in me, destroying mountains and cities. I liked your red ice-creams on a cold summerday. They were really the best. I always felt I am the counterpart of Snowy White, although I could never get along with your dad. Maybe he never felt the sting of an apple, although I bet he dealt with some venom. My eyes are still green after all these years, turning brown in the night. You could never swallow my feathers, they are still rising in the night.
I still want to climb into that old painting again. And you, still laughing at the background. It sais more to me than a hundred of books. The painting makes a long story short. All in a flash. That is how I can go on. I don't care about the details, the birds will do that.
I knew we lived long and happy in that painting. I still love Venice. And when I am free from work, I enter that painting to come alive. Then everything is how it was. You and me on that boat, the canals of Venice. That decorated stick I hold is tall enough to touch the bottoms of the Venetian ditches.
In the old church it is also painted on the enormous windows in mosaic style. I'm looking at it, biting at my fingerless woolen black gloves. All of a sudden the glass breaks in a million of pieces and a million of ravens are entering through. They hate the painting and scream at me, while I'm bowing my knees and back in tears, looking for comfort in my black jacket, where a little black dove is catching my tears. The splinters of glass are entering my body and I'm crying glass and chrystal. Suddenly a little cowboy is knocking at my shoulders. 'Sir, can I tell you a story ?' He looks the same as me, although he's wearing different clothes, and having a different smile. 'I'm the other side of the mirror,' he sais. 'The window had to be broken, otherwise you wouldn't be able to meet me.'
I kissed his lips, I couldn't believe I was talking to myself.
red licorice boot-lace
He was carrying a bag on his back, with a little school and a little church in it. He said he ran day and night between school and church and he could never find rest. He had been torn by a teacher and a priest. Finally a lawyer's suite on wheels found him, and now he was the king of butterflies, judging the dice and the flying gamblers.
The fruits were getting older, no one wanted to eat them. The newspaper-boy was crying rivers of tears in a spanish alley, for no one wanted to read.
The fruit-dish on the lawyer's table is rotting inside out, chemicals are rising from sunset. This is how they invented the nuclear detonator.
The jelly-snake is calling the actors. Nuclear snakes are following him slowly and softly, without making noise. No one really knew what happened in that old cellar below the lawyer's house. Military dogs were beating a spanish boy, for no one wanted to listen to his dreams. Chemical eyes were checking his pockets. Someone found some red lights.
A boy, drowned in his own tears, for no one wanted to drink. He's still living on his island, waiting for a boat to pick him up.
Mom and dad, still eating chemical ice-cream, uncle's eating a nuclear cucumber, the harvest of a horrible delay in a lawyer's cellar.
I make clothes from old grapes. The jacket is beautiful. I'm living in a house of old rinds.
I'm soothing my baby into sleep. She fell in love with a radio-active orange. The lullaby contains a free time-bomb.
I'm walking along the river with my purple roundabout-horses. They still shine in the sun. The drowned boy is sailing in his ship of dreams. I catch a piece of his nuclear newspaper, and start to cry. I saw you and your love walking on a beach, waving at waves, waving at storms, entering near the black fish. He eats a bit of your newspapers and then disappears in the night. I'm watching the wild side of the sea. It seems the black fish loved you very much.
A black apple is wandering through the forest. A saint called nicolas has sent him. It's the last chance for the forest. The birds are shivering. The black apple threatens the trees and the flowers. He will throw a nuclear bomb if they won't listen to his foreign language which they don't understand.
Nuclear smoke comes from the little old church. The preacher is raging. He has made his hells hot. The purple flames of my roundabout-horses are softening my heart.
The black fish is eating some bread. He can't understand why people are running. He decides to build some new chairs.
Hey dentist, does the chair like it when you sit on him ?
Ten cannibals are leaving the little dog-house. Black syrop comes out of their mouths. I'm trying to get the train of 3 o clock, I'm late.
Little sailor's boy, singing stories from the pulpit, drinking milk from a nuclear cat. Little waterboy, raising honey from a chemical tree. Are you still saying radio-active prayers at the bottom of a sunday-morning's ditch ? You took away the toys, burnt the barrets from a policeman's heart. You are the horror of every preacherman. Little cowboy, little music box, on sunday's morning you rule them all.
Never will I forget your smile. You are still riding your black cows, shooting bullets in the sand. Little spanish cowboy, coming from the north, entering the south, you saw all the corners of the old planet, sailing over all the edges. You are still the ghost in the old little church, looking for your black fish. You could never swallow it's tears, they were too thick and heavy. You drowned in it's tears. You couldn't save your black fish, but it will safe you.
Still you are the terror on the streets, moving your plastic guns, with pillow-bullets. Goose were never your friends. They killed your bird, and ate your clothes. The hat is the only thing they left, and you ran naked through the night. But some caring fruits covered you, and made you sleep alive.
Still you play the organs in the church, singing songs of mercyless horror. You were locked up in a school, and in the church you found your shelter. But in your heart you are still a schoolboy. You found out the sharp side of the church, and the teacher and the priests are still fighting about you.
A ragdoll, bleeding on the ground of an old school. All the kids wanted to get it, tearing it in their rage.
No priest can find this classroom, the black-fish brought you back, you are still a schoolboy. Your hat is hanging on your neck, it's threads are making me dizzy. Wandering with fruits.
The black apple is a dictator, but you are safe at school. The schoolmistress is warming your heart. You had the voice of a banana. You still sleep under it's rinds. No one can prevent you from hearing the little vega-clock in the heart of the banana, ticking it's way softly to the clouds.
Your schoolbooks are birds speaking to you, about foreign and fortune fairytales. You still hear the echo of the blackfish in it. When you shut the book, the schoolmistress is smiling. No one would ever think you would drink tea with the giants. But you did, you raised the honey till so far.
And now you are sliding over the gutters of the roofs, searching for your black cats to play at draughts. You are still looking for that old billiards-room of dogs, at the top of the lawyer's tower. You could hear the cry of sirens better, there.
Now you are running in the air, jumping at clouds, reaching for the last breakfast of sunset-moon.
I caress the velvet pages of my paintings-book. I still collect old soldiers from orange-trees. I'm satisfied, my hunger has gone. An old grey giant is walking to the old dog-house, his shadows are melting in the sun, his fruits are melting in moonlight. The doghouse tries to run away through the rain-pipe. The water-basket explodes. This is the result of nuclear delay.
The lawyers are hiding their delay in the day of death. I'm running beyond streets and cities, looking for an old train to save me.
Old fruits are wandering and marching through the forest, looking for revenge. I know enough, I am out of this. The nuclear apple raises his mouth again. Unknown languages are manipulating the deaf.
I feel fruits bubbling in my stomache, looking for rain, looking for an old song of exiles. When will this dream stop ? Terror is rising through my eyes, the chemical threat is still alive. Tonight they will come alive, the grapes of venice. Red licorice is what you gave me, to seal the kisses from my minds. Red storms are raging at the old castle. The old shoe is speaking, the red giant-shoe takes place. The fruit of a forgotten past opens it's box. The little golden music starts to play, giants are dancing. They dance the night away.
The old fruits are wandering and marching through the forest, looking for stones to cast.
When mother was alive I used to watch the red sea, but she died in the cold, there was red snow falling on her grave.
Red licorice is what you gave me to heal my mind, to bring me back to the giant-shoe. The red fruit melts when the sun rises. It ate a nuclear bomb, on a bright picnic's day. Red boys chewing nuclear grass.
Little red velvet cowboy's boy, shooting at stones, breaking cues in the night. You ate the chemical billiards-balls, riding your red roundabout-bike, smiling and gazing into the sun. Now your red tears are falling, washing away yesterday's pain. The chemical seas are roaring in the red giant-boxes now. The giant-shoe holds the burning keys. Following red boot-laces, drawing shadows in the night, reaching the heart of the giant, overflowing juices of the night. Catching kisses on a shoemakers boat, riding oranges in the storm. My heart is burning, my echo's are fading. Melting fruits are wandering through my mind's forests. They forgot about the red saint called nicolas, they are walking their own paths.
Harry is taking my hand, an old schoolboy's dream.
The licorice is finally reaching my old dream's mind, checking the horses and the burnt shoes. I'm gliding through storms and mazes. The snow is burning my skin. All my fruits inside of me are melting into juices of solar joy and pride. Decorated Satin Suit was my father, Honey Pyamas was my mother. My heart is decorated again, my throat produces honey again. The smile couldn't break the distance, but a red fruit could do
waiting for the last roundabout
.
The sarcastic dream rises again. He never meant what he said, and never said what he meant. His words were the killing-fields of nuclear birds and beasts, the son of a broken apple. No one knew what happened in that cellar of a crazy greengrocer in vietnam. Red Russians couldn't break his smile. I saw him breaking the arm of a porcelain doll, a ballerina from the sixteenth century. The martians never liked your smile. You washed the puppets in too deep baskets. I met your mother, a sweet chinese lady, dressed in rotten wool. You never cared enough for her, you only raised her from a forgotten death. Still she follows your plastic smiles, your lemon ice-creams. No one knows your name is cain. No one knows your father was called herode, and your brother esau. Still you wander through the streets with jesus' slippers. Your names are written in the book of death, behind the thick bars of rotten cages. No one knows you are an escaped arabian prince, cutting flowers in the night. Your hair is long, your brains are taller. Your smile breaks the glasses of the green witch, you are still weeping for more flowers in your little boats on roses' seas. You are carrying your mothers flag on your chest, roaring as a lion in the night, but your flowers are dying, spreading nuclear dust in the streams of forgotten mondays.
Fourty-thousand stepmothers are raging at the show, following your too short trousers, in which you look so cute, duckies from the side-lines. I can see the tattoos on your legs, they smell like purple roses. I can breath in the smoke between the opera's of your words, carved in your fragile spirit by a wild handicapped cigarette, driving old-timers at a road of weeping nails. Kiss the tear, my little stepchild, for your factories don't blow your minds anymore. Stepchildren from the sunsets of babylons cages, smuggled to other countries within innocent oranges, you are loved by your ministers.
I saw a blind rocket racing the rails of an old rotten guitar, spoilt in a glass of warm water, standing on a central heater without ears. You still make me blind when you blow that cemetary-trumpet from an age too long ago. The middle ages are proud of you, for wearing cigarette-suits in the russian waters. Climbing through weathers and winds, looking for the big apple to get some spoilt rest. There isn't more we can say, when step-children are running on the back of a nuclear bear. Ten days in a spanish prison opened my eyes for the beauty of arabian nights. The carpets are still waiting in the old sunset's barn of the giants living in the grandfather's pockets. Waiting for the last roundabout to rise. He still doesn't have an idea of the living beauty in the drawers of his kitchen. Grandmother's smile will wake him up, when we grant him enough time to spend a little holiday on a sunday morning's beach. He's still weeping, the preacher dropped another nuclear time-bomb in his garden. His oranges are shivering in a too tight darkness.
A halloween's night broke your leg. You always had to labour as ghost in that old haunted house of the fairground. You are the fairground's kid, the tiger's circus, showing up in a pale winter's dream-glass.
One push at the rococo-decorated dashcar-buttons will awake the chemical marionettes in an old-fashioned nuclear war's giant-wheel. You don't know how to stop it after the ringing of bells.
You were the poisoned spun sugar on a fairground's dish, racing through the children's mind, sowing chemical seeds for new arabian underground horses escaped from a drowned roundabout. The preacher refused to preach this, afraid to lose some circus-threads and some cemetary nails.
Stutterer's child, stuttering army, marching through the fields of the sundays which would never come to the surfaces of tomorrow. Fortunately. The grin of the teasing child will melt again, and will touch the fragile spots of a new monday's roundabout. The fairground will always be your place.
Soon the king will enter his new table, will mow a new grass.
Oh how I feel the pressure today. The black fish seemed to be a fairground's barrel-organ. The soldiers are still spinning sugar from a princess' dream, touching the sides of an old board of chess.
A red picnic was all I could think about.
Poetry from the Chrystal Star
Where All the Tears Collide
the man of a million faces
One day he came to me. In tears and full of pain. He had the scars of a jester and his red prince's uniform was torn. He was tenderly decorated all over with little white satin, and his lips were droppin' with candy. His face was painted as a fish, his eyes were red and full of fire. I felt he was burning.
I asked him where he came from and he said from the sea of tears. I asked him who he was and he said he is my mirror. His appearence was like a child, but his radiation was grown-up. He seemed to be the man of opposites, and that's why the energy could flow. That is why I saw room in him, to enter through his gates. I asked him where he would go to. He said : back to the sea of tears.
I asked him how he would do that. Balancing between the opposites, walking as an acrobate on the middle line. He said the tears are the line between the opposites. Tears collide them all, flowing from one to another. Tears can be shared, and the more they are shared, the more they will look like tears of joy.
tears
Tears are the only tools that can search the hearts. Tears are the only way to soak the mind. Tears are the bridges that unite lives. Tears are the keys to open those hidden parts.
Tears are brought to make us calm. Tears are brought to soften our dry, hard souls. Tears cannot be broken, tears cannot be sealed. Tears can only be drunk and be transformed into truth.
Don't throw away the key. Don't spoil your chance. They come and they go. Don't miss your train.
I asked the Lord to let you discover these treasures, I asked the Lord to let you see His grace. He gave them from Heaven above, as a ship to reach the haven, as a cup to ease your pain. Let the river flow from one to another. Don't be ashamed to show your pain.
Only when you let your pain flow, it can be solved. Only when we sow our tears, they can become trees.
Tears are the mirrors in which we can see ourselves. Tears are the monitors in which we can see others. Then all the masks will fade away.
A valley of tears, a sea full of photo's, reminding me of the past, letting me look into the future. Follow the streams of tears. They speak, and bring us back where we belong. We belong to remembrance. Tears, Gods Machine of Time.
Tears are the boats to travel to the past, tears are the cars to speed into the afterworld. Tears are the airplanes to reach each other. In the intersection of all time-lines, the wonder exists, the wonder of remembrance, the wonder of uniting.
Tears reflect who we really are, lies will fade away.
To listen to a tear, is to lose a lie.
Tearless eyes cannot see, they only will see the lie. Tears are the apples of our eyes.
I wanted to see wisdom. God gave me the tears to see it. My tears are my eyes, my tears are my legs. With that I can do anything, a body made of tears. God lives there where all the tears collide.
There is a doorway to the lost paradise. Give it back to me. Where all the tears of the world collide, a star rises, our new world is born.
king of tears
Where all the tears collide, a castle can be seen. I entered this castle and I saw the throne of the jester. It was a throne of tears.
He smiled and told me that every joke combines the tears. Every farce transforms a tear. That is the secret of any true pleasure. It is soaked by a tear.
He started crying again, and an ocean of tears filled the castle.
He said : Tears are brought to make us creative. Play with the tears, work with the tears, build by the tears. That is the job of the jester. Only by asking for tears, only by looking for them, you can control them. That is the secret of the jester.
When you want wisdom, ask for a tear first, through which you can see the wisdom.
When you want a friend, ask for a tear first, so that you are able to reach that friend.
Before you ask anything, ask for a tear, and in that all other things will appear. The jester, ..... king of tears.
I laughed when I saw this. A secret was revealed. I met the king of tears and drank the cup of joy.
Silence of the sleep
I was walking in a field of a million flowers. They were crying and dying .... They were so thirsty and I was sharing my nectars ..... They fed themselves with my juicy tears, flowing from my trees of pears .... Old waterfalls from the fairy-zone .... But there was something in your embrace .....
I was walking through these gardens of thousands roses .... Offering my nectars to the thirsty trees .... But I got tired .... and I fell on the ground ...... bleeding blood from that old pear-tree ..... Old waterfalls from the fairy-zone ..... There was still something in your embrace .......
I was reaching for my dreams, reaching for the deserts of sleep, where I would find new oasis to share with the dying nature ...... If I wouldn't reach this desert, I would be swallowed by these gardens .... losing my grip ..... I asked the tree for understanding, waved to the flowers when I stepped into this dreamship ...... But all they could say was that I left them alone ...... I was sinking away in their seas ....... Was it love ? ....... No, I was their prey ....... I was nothing but the crown on their barbecue ......... Dancing with the devil .......................
They were the nightmares in my gathered sleeps ....... I was the sacrifice on their altars of love ....... When the nectar of the gardener has been drunk, ...... they will start to drink his blood ....... Not waiting for the dawn to breath, they didn't want to go to sleep ........ All they want was ....... eating ...... They didn't make one difference between the meat he gave and his own hand ..... They ate all ...... predators ....... killer-flowers ....... no difference between his blood and the wine.
Poetry from the Old Cigar
Scratch on a Charlie Chaplin's Record
Escape of the Divorce's Rose
"There's a whole new world in Snow White's weather-box .... People are dancing backwards ..... in slow-motion .... Everything is moving .... weather-box-soldiers can move everything .... They move by moving spaces ..... They walk by moving the ground below their feet ...... They never go to bed .... The bed comes to them ..... They are the immovable movers ....."
black rain
She was selling her cats called "maybe" in the streets of venice. Her lips sucked the rivers dry. I was sitting in an old alley burning my last twigs, thinking about some old dreams of swallows. Everything she touched used to explode, I still shiver when I hear her name. She died in a sea of flowers, I'm still crying at her grave. She was the only pearl I had. The others died long ago in the vietnam wars. But their graves still swim as sharks in Jupiterian seas. Oh, how I love to see the smile of Jupiter, it always made me melting inside.
She died in a sea of flowers, but her ghosts are still walking the streets of little amsterdam with high heeled guns shooting bullets into the ground. No one is able to look at them or to touch them, for that would blow you up. Her teeth were bleeding, her grey ghosts were carrying her through the little streets of amsterdam. Her black perfumes were spreading through the shaking houses, all scared of her smoke. Black rain in amsterdam, running through the chimneys, running through the drains. What were these ghosts looking for, where did they come from ? Why were the streets trembling for them ?
I got a red jacket from Venus to protect me against the cold. Mother, while the rain is falling no one sees I'm crying. It's ok, these tears are old, running from old waterfalls. They got used to fall down, to run to the rivers. They will find their way, they are old enough. My brother is still sailing these waterfalls, fishing for the salt, looking for the old "me", who had been drowned there. All he finds are some mirrors, reflecting his own beautiful face. I'm already upstairs, reading my mother's books about my brother's toys. She died in the black rain long ago. I'm counting the raindrops on her face. They also reflect you .... You are still looking for my brother after all these years. You once got a piece of his jacket and tore it off. He almost died in your grip. You let him fly around without a face for so many years in your scary forests, while he was the only knife I had. I could cut away your black forests. You said he let your cats die at the streets for his cars drove too fast, he couldn't hear their screaming. But you were the one who gave him these fast cars ... and your cats weren't cats, but dogs. Did you see his wound in his leg ? It's tall like a tower, and you climb it every day sowing your black flowers at the top.
My sister is caressing my face, she's too old to see the rain. She gave me three golden rings to protect me while I was entering your wildernesses. I knew it would take me three full years to get through it, and my rings would be eaten alive by your snakes. Now was it an enchanted forest ? My brother is still racing his bike along the golden fence, hoping to see me back, but I'm at the other side of the forest, sitting on the blue fence with humpty dumpty. Some of his ghosts are running through the forest to see the edge of the sun touching the edge of the moon, but my brother himself is flying some kites for me.
blooddrips in the snow
She died in a sea of flowers, and you lied besides her, holding her hand, trying to held my brother's shadow between the two of you. But he skates in the air, throwing some old puppets to the third world. He still cares for your babies, he still writes steaming poetry in the clouds, his ears raised high.
He was your rabbit, but your grip was too tight. Tonight you won't have to fight anymore, for you will find another rabbit.
Did you count his tears when he was young ? He was a young soldier dying in the vietnam war, bringing his pearls home.
Did you ever hear his voice in the rain ? Carrying the fairy-carriage through the forest.
Black rain was all you could give him. Why are these streets trembling ? Is there a giant stepping on stones ?
I see a black cigar entering the streets of amsterdam. His teeth are golden, his mouth is red. His smile kills and clowns are following his jacket on their knees. Oh how tall this jacket is, it glides through the streets of little amsterdam, leaving stripes of smoke.
You can burn this old piano, it's without any worth now. Mother said she would burn you if you would do, but she's just an old pillar of an old clown's museum. Her knives could never reach the bottom of the old strawberry-glass. It's still funny to see her talking to the ceilings of old hats. Her hair didn't grow through it.
Black cigar of terror, breeding your jails, breeding your junks. When it's saturday and you didn't start your car yet, you can't reach church on sunday-morning, it's too far. We will all be drowned in your soap. Smooth killers were your friends, some chinese spells tried to steal your hat, but they could only sell your boots. Is their any light in your jail ? Can the birds take a breath in your narrow cages ?
But your walls ....... can ......... breath ....... They were ...... children. I see the tears in your eyes. .... Bleeding eyes. What did you do to your children ? What do you hide ? Inside you are so full of fear, that's why you spread your terror, to hide your own ..... loss, ...... fear.
I can't tell you how much I would like to ease your pain. Your electric, jelly walls are moving through the snow, walking to winter's cinema to watch another movie. I see the blooddrips running from your boots into the snow. They tell stories, but I don't seem to hear, my ears are too short, cut off by a sharp pirate's hand long ago. But in the old rabbit's books, they can be read also. It tells you to not look into the mirror, for your tears try to deceive you. They run to a different stream, carrying a different book.
Three deaf children are standing before the gully, they want to mow the grass of the air and the sea. They never heard the voice of the storm. They enter the little house near the big storm, the aldebaran house, to watch the cellars. No wizard could invent such a place. They find a little doll lying on the table, but when they touch it their hands start to bleed.
I love to see april's rain, washing away the old chocolate from winter's clouds. The sting of old chocolate was the worst I ever felt. Aldebaran's inn-keeper told me long ago to enter his house, for the storm would have his dinner outside. To listen to a deaf child, would open the door for me, to see aldebaran's hearth.
And there I saw him, he was made of a million cigarettes. This little boy, almost a doll. His heart was an old golden clock, his hairs were green wires. Purple flames were in his eyes, and movie-tapes were his crown. They were glued around his little body of cigarettes. But at nights he grew tall, having a body of heavy cigars. He burns his movies every night and the mornings he buys new ones at the winter's cinema's.
Ten-thousand cities are smoking their movies, having the fuel for their factories, having the drums for their soldiers ..... but the little child is deaf, chewing some old hard chocolate.
Roaring child ? Outside you play the old storm, raging through the night, inside you are a scared kid. Making noise, making terror, without hearing it. You don't hear the scream of the old city, you don't want to hear ... you sold your ears long ago.
Oh the sounds of a dying nature, oh the sounds of dying flowers ... you didn't want to hear, your ears were bleeding. You sold your ears to the raven for an old piano. The old voices in your head made you dead inside. Now you don't hear anything anymore, deaf musicians ....
Deaf musicians are dancing through the streets, through the walls of the shaking houses. They have golden teeth or piano-teeth, and green hair with black hats. Outside it's still raining ..... black rain.
Their violins are tearing an old doll, their guitars are kicking a dog.
In the church a child is playing the organ ...... a deaf child.
Little chimer, you don't hear the cry of the arabian hospitals were people's legs and arms are cut off for a lawyer's flower. You don't hear the cry of their factories, where the dolls and torn barbies are burning day and night. Who wants to taste the blood of a woodcutter's doll called pinocchio ? Who wants to taste a tear of a tree called lazarus ? We have a long way to go to emerald city.
Little chimer, you made your children deaf. You burnt their ears, and watch movies with heroes day and night, for you don't want to be a hero yourself, neither do you want your children to be one. You don't want to know people by their names, ....personally ....for then you would hear their pain, of which you are afraid, so afraid. Your movies pay your bills of inner feelings of guilt, and your piano washes everything away. You don't want to see differences between the flowers, for then you would hear a special scream from a special flower. You are against creativity, you want to see everything the same.
Little cigar, this is why your children are deaf. You don't know their names, they all wear the same trousers ... but their bodies are naked, dying in the cold, before a never-ending movie. They are crying in your prison-walls, not able to hear their own screams. You lost your game, you lost your life.
An old red chess-board explodes ...... A russian dentist leaves the scene, and a chinese dentist smokes a cigar.
the Mercury touch
The arabian dentist never liked your smile .... for when he would listen to your smile, he would also listen to your frowns. There he breaks off another arm instead of looking into your teeth. You always used to faint while looking into his eyes, but now you are roaring like a lion : "Give my flower back !"
Twenty-four dentists are surrounding you, trying to sell their flowers for too high prices. The bills already drowned the flowers, these are killed flowers, these are killed flowers.
She died in a sea of flowers, killed by a dentist's smile. Her teeth were too tall, the dentist was looking at his watch. There was no room for big teeth, the city of the dentist was too small. But the dentist was deaf, and his piano's had made the city so small.
The dentist never heard the cry of the flower, his walkman cared for him. These flowers were still drowning in his aquarium, being eaten by his pyranha's. He bought these piranha's in a vietnamese shop. One was called "the vietnamese war". How many junks would it take to build his paper ship ? There he sails in his aquarium, feeding his piranha's .... deaf piranha's. Tonight he will go to the cinema with his deaf wife, to watch a new horror-movie.
I have been in all sorts of jails ... arabian jails, russian jails, chinese jails .... but I have never been in an indian jail ... I wouldn't survive it's old chocolate. I carry all these jails on my back as precious souvenirs, to let my children shiver. Still there are some tattoos at my back I will never show them. ....They are there to scare the other sort. Anyway, the birds still love my horrortales after all these years .... They say it keeps them awake .... but they don't seem to realize that they are already dreaming.
The russian sun is smiling at me .... There are some whirlpools in my ear trying to get my attention. An arabian man kisses me to sleep.
A deaf child is running through the alleys of old amsterdam, selling newspapers, my limbs are crumbling away, and I'm feeling myself growing in the air, heading for the giant's world above the highest cloud. All these sounds made me so small, kept me in cages too little for me. Now I'm free, breathing in new air ..... smoke ? .....the giant's smoke. I see his cigar lying on his table. An old cigar .... But I can't hear it's story .... I am deaf .....
I see giants talking to each other, I see birds singing their songs, ....but I don't hear one word, ...... I am deaf. I'm on the back of a piranha, .....a giant ..... I'm gliding through the air, waving to my brother dying in vietnam ..... It was me dying there. I am already dead ..... just watching the other side of the mirror, touching my brother's hand.
He's flying on his piranha, ... a giant ... Mercury saved him .... Now he's counting his money. One for you and one for me ....
The little bird brought him a message from santa clause. I will never forget this movie ... He smiled and his teeth reflected millions of stars. We played ping-pong with old suns on the old giant-table. Mercury, Mercury, you soothed our ears into sleep, not hearing the cry of the toy-soldiers. They were being burnt in the old suns. Living in a ball .... locked up in a pocket-ball ....
Mercury, I was never sure if I had to hug you or beat you, to kiss you or eat you. You were a baby in a knife ... my baby.
You were a slave of music, a slave of noise .... you were burnt in an old piano .... and this made you deaf ... Too many sounds poisoned your spirit, and now you are the king of silence.
Were you a Jesus Christ hanging on the cross of trumpets ? Since you are deaf you are the king of giants .... A piranha brought you here ... a vietnamese piranha ? or a russian one ?
Waves of arabian wars are reaching the coast of the giant's world. The highest cloud couldn't stop them, even the king of dew couldn't do. Finally a guy called "Fog" shook the hands of these waves and took the suits they brought to him. These enemies were friends, these criminals were healers, sent out by a tailor's dream ..... messengers of some old cola with ice-cubes ...
And then I could finally hear your voice, softer than the softest breezes, feeling my old pillow below my head ...decorated by old birds from foreign fairytales of forgotten sundowns .... Is there a world beyond the morning ? When we reach over the dawn ? The cool touch of the Fog is calming my senses.
A goldfish called "Scandinavian Wars" reaches the surface of the Giant's enchanted pond. It's an enchanting fish .... He smiles at me ..... I get an electric touch ... everything what I touch explodes. .... He shows me that she was just a messenger, showing me the things to touch and not to touch. There are some things I will never touch : The blanket of a pirate, the gun of an arabian man, and a woman's hand-kerchief. I won't even look at them, only watching their reflections in my golden ring. They still form my fairy-carriage at sunday's sundowns running to the wild forests of the Giant's World. I wonder if I will meet World-War III there. These sundowns are running like waterfalls through me, showing me that World-War III is in the heart of man, watching an old man's dream, a giant's dream. The picture of hitler is staring at me, besides the ticking little clock grandmother gave me. It still ticks after all these years, soothing my heart and soul. There is a war in my head, no one can quench the fire there.
A man called "Russian War" is entering my giant-dreams. He plays with his gun, and a mercurian boy is pulling my trousers. I see a kid dying in the cold, dying in the snow. No one would ever remember him, for it had no family and no friends. They were all killed by this man .... his fire was ... ice.
A fish called "burning ice" is coming at the surface of the Giant's Enchanted Pond. He is smoking three cigars with his three ears ..... But he is deaf, .... he throws the little child in the grass. The kid's name was World-War III. He shows me that she is more uncertain than I am, that she is blind and paints her own paintings in her mind. She creates me for herself, her golden pencil rules my head .... but I am flying high on the back of a russian sea-horse .... a giant.
She wears three pencils in her nose, I'm flying higher.
A hundred pencils are coming out of her ears .... out for war. Their teeth were too tall for the dentist's eye, now they are raging for revenge.
The touch of your pencil always made me so dizzy, like I was under a spell ....by your magic wand. How many dreams do I need to climb your mountains, how many fishes do I need to leave ? I'm still staring at that old picture of hitler .... his eyes are bleeding, frogs coming out of his mouth.
My brother is still a business-man. He showed me there is always something to trade ... No one needs to be a beggar, no one needs to be the victim .... I'm still staring at the smoke coming from his pipe. It's holy for me. I'm standing on sacred ground.
Picture of hitler, where are you going, picture of hitler, picture of loss, picture of Jesus, dying on a cross. My brother's smoke lets these pictures fade away. I enter through new curtains ... purple ones.
Her daddy has a dog ....
My brother showed me she is more scared than I am. Now he's fading away in the smoke, he's the boss of the fire-brigade.
Her daddy ..... has a dog, ..... a sheepdog. My father is still afraid of it. My mother and sister were bitten ........ log-book of an exorcist. Look, his knee is still bleeding.
Shhhhhhhhhhhhh ..... The old sheepdog is still sailing the seas of his own dreams together with a man called "Buddha" ...... thinking they are alone ..... Don't disturb his dreams, for it will kill you .... Don't disturb .... the marriage ..... the battlefield.
Her daddy has a dog ....
Slaves of music, slaves of the rythms and the old musical boxes. Dance, ballerina's, dance. You have to be smart, otherwise you won't survive ... life. You have to be an artist ..... otherwise no one will buy your apples.
Her daddy has a dog .... I have a brother.
Mercury dog ? My dog ? Did her daddy steal my dog ? A kidnap ?
I'm so tired of dancing .... please cut my strings ....
A sheep-dog called "Columbus" stepped on america's stones. All what he touched exploded. I was sitting at the Giant's Pond, and he showed his roaring head ....well..... it was only his picture, floating through the waters ... from grandmother with love ...... my old sheepdog ..... He wasn't allowed to go there. Now his nose is bleeding. I told you not to touch that tree, it was grandmother's last apple-tree. She forbade you to ate from that tree, but you even ate the tree itself. Now your teeth are too tall for the dentist's strike. I saw an egg wandering through the forest ..... people said it was humpty dumpty looking for friends .... but it was actually called "The American Wars", looking for food. My dog in suits ...... tuxedo's hid his knife ..... only buddha knows ... and my brother.
Mercury, my prodigal son, my prodigal sheepdog, your face is black and white, turning green and purple in the night, two-face of the Giant's Coast ...... You amuse your children, but you forgot there is a world outside ..... dying in your arms, but you don't smell their futures .... you sold your nose long ago. Docters of the killing-fields .... looking for toys to cut .... killerwhales of Belgium's Coasts, your clowns almost run out.
That picture of columbus is still cutting my face, you little woodcutter from Belgium. Your dentist knows all your teeth.
The only way to get through the killing-fields without being eaten by the limb-beggars, was to become a business-man without a nose. To smell the flower would kill you immediately.
This marriage would be another egg of columbus. It was wednesday-evening, almost midnight. A little pyramid was knocking on the door of my brother's, asking for me. I wasn't home, I was flying on a goldfish's back. Little spruce-fir. He wanted to play some games with me outside, abroad ..... on Mercury .... but I was already there .... waiting for him, knocking at his brother's door, but he wasn't home. We met each other at the cross-over, where our desires touched each other .... This was always my brother's secret, the secret of a business-man. There a toy-shop is standing ... My brother still works in it.
After the American Wars a tree is growing in america : a christmas-tree. It reaches for the Giant's World, and the top is stinging through the Giant's Pond, where I am still sitting, eating some raw raspberries. It's also stinging my finger and my hand is bleeding. Is there still a war in my head ? A wooden fish called "Japanese Wars" is floating to the surface of The Giant's Pond. When it's up, it explodes, and my head is bleeding. My tongue and taste are gone, and I can't reach the raspberries anymore, they disappear into the Giant's Pond, leaving some smoke.
the vela organ
I heard her breaths between the seconds, I saw her naked legs between the bridges, carrying a gun between her legs. I never knew if I should laugh or cry. Her hairs were the killing-fields of london, where clocks and chimes died in the cold. Her hair ..... still red ..... Your silence between the seconds took so long, that I always fainted. They were always my ways to escape. You still ride the beasts of time. You are still my honey in the rain.
Now you know everything about Japan. You know the Japanese Fish from inside out. There she rides on her fairy-carriage again ..... swallowing the seconds from an old clock. The fairy rain is ticking on my roofs in the dark night .... It soothes my heart, soothes my head. You always said Jesus died in a clock. Escaping the clock is the last escape. A million of clocks are ticking in my head, like they can explode every moment.
The beauty of the pirate is still your secret, it always compensates. No one knows you're a duck from arcturus .... lighters in the rain .... This was always your pride. But you sold your mouth long ago, for three millions of toy-soldiers. Still people say you are a female-singer. .... They only hear the echo's of their own accidents. ...... For you are already retired on a pension .... an old woman in the rain.
You knew ..... her ....
You knew .... her ..... daddy ....
You could never stand their buzzers and bells. You killed their clocks long ago. People still say they hear their trains passing by ..... They only hear the echo's of their own broken dreams ..... For she and her daddy don't work in that old clock-shop anymore .... They are already retired on a pension.
The clock-shop was burnt long ago, by some pirates in a stream. But some say it's still there in little amsterdam .... echo's ?
Swindlers in a glass of water, turning business-men into beggars again.
And you ? You are still smoking your cigars in that old velvet chair. Your father bought it long ago ..... in an orange barter-house at the orange sea .... cigars of your brothers' broken dreams .... they pay you good for the songs you never wrote .... and .... never ..... sang, ........ their ..... songs.
You created your own clock ..... a crown on your head ... the numbers are floating .... You were never good at maths ........ I can still hear your long breaths between the seconds .... reaching for the rain .... the fairy-carriage .....
The next time I see you .... I won't faint anymore ..... Look into my eyes ..... prince ..... They are ...blind.
For you .... are ..... a ........ m..a..n, ............. not a woman ....
You're a little boy.....
How many surgeons did it take to dress you up like this ?
I am dining with Aquarius and World-War III in the dining-room of an old castle. It's cold outside, some birds are dying. Their blood is knocking on the old tall windows. I'm looking backwards .... seeing you walking in the snow ...... backwards ....... in slow-motion. The space between the seconds is getting bigger .... I'm seeing ...... a house ..... a little house, where you, your father and your seven brothers live. One day your brothers locked you up in a clock. That's why your clock doesn't have numbers anymore .... a clock without time .... You live backwards and in slow-motion, swallowing universes. You stole an old organ out of vela's church, it's your guardian dog now .... time-thieves .... clock-killers ..... You're the statue on Joseph's clock, .... the statue on Father Jacob's rifle.
There's a whole new world in the old clock .... A whole world in slow-motion .... all the ballerina's dancing backwards. I still see you writing stories between the seconds ...... your breaths touching the fairy-rains.
Whispers touching the edges of the scary little house.
The timeless clock doesn't care about the money ..... There is always a market to play. I never heard this clock ticking ..... There's a world between the ticks where it's heart lives without beating. No one ever knocked on it's doors ..... Oh how it's so good to feel you in my arms again. You feel softer than yesterday .... Your dog licks the seconds from my head, and I can breath again .... after all these years .... You were the only one who dared to take my heart out of my body ... holding it in your hands, showing it to me ..... There's always a market to play.
You're still a business-boy after all these years ... You turn around to me in slow-motion .... You paid big money to escape the clock .... and also to get in again ..... You still play that old velan organ in the old church ... but you don't sing .... you can't talk. Sometimes I think I hear you whispering .... but it's just a statue on a market-square trying to get my attention .....
I'm dining with Aquarius, World-War III, and Father Jakob in the dining-room of the old castle ... Father Jakob wants to play the whisper-organ in the throne-room .... Whispers are filling the castle ..... King Joseph is applauding.
A little golden killer is coming out of the clock ... He kills King Joseph and burns the market-square. He ticks like a million raging time-bombs .... Suddenly he explodes and a gigantic machine is standing before us after the smoke had gone .... A little bird stepped out ..... and suddenly it changes into King Joseph ..... "I'm still a rebel", he sais. Millions of market-squares are entering my head, to wash away the terror of the beggars. World-War III had disappeared ..... Aquarius said he was just a beggar's war in the head of a lion's boy. The market-square was rising from the throne, floating to the pulpit on the other side of the room. Market-flags were suiting the toy-soldiers .... There is always a market to play.
A little boy from capricorn is skating on the market-square ... his voice is higher than a bird, and he's in speed-motion .... no one can catch his shadows. Millions of whispers are coming from the little clock .... they come from between the seconds .... The little boy is painting the fairy-rain .... riding on a fairy-carriage ..... time cannot reach him, hold him, or block him. He said he created the universes in the space between two raindrops. He sais he can run through the rain without becoming wet. Whenever he passes by, everyone starts to cry .....
Married .... Off ....... in a ...sheepdog's ..... speedboat .......
Child of the red race-court .... Little twister in the rain ....
Red chills ....
People still say they see you skating in a cat's dreams .... But you don't have legs ...... and ..... the cat has been drowned many years ago ...... They only see the steam of their own loss skating .... it looks like you ...... Little ......gypsy-boy ...
Your voice reaches so high, to Giant's World and back, it makes me cry .....
There I see you sitting in a sheepdog's football, carrying your mother's breath and your father's death ..... You saw their divorce long ago ....
People still say they see you doing the dishes in your mother's house ..... But .... you don't have arms ..... and mother died long ago in a glass of a divorce's rose. You still try to reach her little house, but your arms and legs melt away more and more ..... You were married off to this divorce's rose ..... It ate your father and drowned your mother ..... It tore off your arms and legs ..... Diary of a Killer-Wedding's smile.
Mother will never know how many times you dove into the rose's glass to look for her drowned handkerchief .... Grandmother embroidered it with the tears of Father .....
Killer-Whales are reaching the coasts of the Dwarf's World .... Their legs and arms had been melted away .... You are sitting on your capricorn throne ..... thinking about your brother on venus ...
You still dream about you and him skating on the market-square between capricorn and venus ..... you from capricorn .... he from venus ..... you work in the cigar's shop ..... he in the toy's shop .... still business-boys .....
But it's only a dream ..... He lost his spine long ago ...... in a gypsy's war ...... a war in a wedding-room ..... Thirty-thousand wedding-killers are making rumors ....
Your second brother lives on aldebaran ..... working in a game's shop .... His heart was ripped out by a divorce's dog .... He had been a statue on a divorce's market-square for too long. He's still lying in that little bath, underwater, for mother still talks to the neighbour's wife .... rumors .... rumors. But he likes the fishes in the little bath .... he's diving deep, finding a rose .... a pirate's rose.
A market's rose is entering the dining-room of the old castle .... The divorce's rose is eating custard there ....
A lion without nipples is reaching the surfaces of the Dwarf's Enchanted Pond ..... He shakes his head and dives underwater again.
Father Jakob is doing the dishes in your mother's little house .... He's complaining about the smoke she left, aslant paintings are hanging throughout the house.
Fast little gypsy-boys, you still have your clothes, you still have your suits .... and that's all you really need.
Ninety suits without bodies are walking to vela's clothing-stores-streets, marching their way throughout the cities. They go faster than the rain, faster than the sun's light, carrying mother's breath within their clothes, awakening father's rose-gardens.
Snow White
Nobody knew that you and your brothers were the seven dwarfs of SnowWhite. You were the statues on her clock, living a double life in the world within the clock, between two seconds, chasing the fairy's rains.
I'm staring at Snow White's Pond, flowers are floating to the surface. A face is being mirrored by the little waterstreams .... I'm remembering this face ..... You always took my eyes out of my head, and showed them before me .... and I always laughed for it didn't hurt me. When you were passing by no one could stop laughing for hours and hours. Your eyes could jump out of your head and return back into it. It's like you enchanted our eyes, for after it we got new movies in our head, dreaming new dreams .... You were Snow White's painter .... her father ?
We could remember and forget, after hearing your voice .... How was it to fall out of that old tall tower ? You never touched the ground. You rode the suns and the ice .... You are still the statue on Snow White's weather-box, living a double life in it's world within....
There's a whole new world in Snow White's weather-box .... People are dancing backwards ..... in slow-motion .... Everything is moving .... weather-box-soldiers can move everything .... They move by moving spaces ..... They walk by moving the ground below their feet ...... They never go to bed .... The bed comes to them ..... They are the immovable movers .....
Tears are rolling from the face of the weather-box' soldier .... But it's not his tears rolling .... but some old clocks are being moved from one side of the room to the other side.
Tears are rolling from the face of the weather-box-ballerina .... But it's not her tears rolling .... but some old flowers are being moved from one side of the universe to the other side.
I'm swallowing the splinters of an old window which had been burst this night .... I can watch deeper inside now .... My tears are falling ..... But it's not my tears falling ...... but some wardrobes fall from the edge of an abyss ..... My abyss ?
I'm swallowing a million of wardrobes ..... They touch the bottoms of my stomach and gliding through my legs ...... I can breath again ..... My heart is getting warm again ...
It wasn't you falling from that old tall tower .... The tower fell out of you .... and you caught it just before it touched the ground, .............. your ground ....
You swallowed the tower ...... In your arms I'm safe forever ..... All these nightmares were just the tales you wrote for me ..... to get my attention ..... to show me the big joke in the divorce's rose .... to show me the slapsticks on father's epitaph ..... I'm safe with you ..... You ride on my nightmares ..... they are your sheep-dogs ...... trained to swallow me ..... to save me from the bell ...... the black bell .....
You married the divorce's rose ..... long ago ..... in a time I didn't exist ...... You married the divorce's rose ..... just to tell her a joke .... She would never stop laughing ..... Laugh, little rose ... laugh.
Tall whispers are reaching my bedroom .... Through my purple curtains they float ..... showing me Charlie Chaplin on Santa Clause's ship ..... A little weather-box is standing on my cupboard ..... I can sleep again .....
Poetry from The Violin
The Secret of Birthday
I'm dreaming about the Big Escape ..... my doll finally found me ..... Tears are rolling from my face ...... he was always my movie-hero ...... He once came to me, stepping out of the television ..... My little doll, my little hero ......
Docter No
We were so happy together in that boat .... Later I found out you are not a woman ..... but a man ..... Not that it matters .... it's a little detail ..... I still read your pink books, thinking you are a woman ..... but deep inside I know you are a man ..... Are there any more things you need to tell ?
We are sailing the pink oceans, while we aren't together anymore ...... We are still in that pink boat ..... wearing pink trousers ...... sailing on the Tear of Venus ..... sailing on a woman's face ..... or is it a man ? You always used to confuse me with your puzzles .... Your puzzlebooks had many ends ... many starts and stars ..... I never knew where to begin .... never knew where I needed to end ...I wonder if you can still see my pink bracelet .... decorated by flowers ...... It still guides my hand .... Your flowerhat covers your face ....... I only see your smile below it ....... You always used to bow your head in smiles when I was telling about the pink frogs ..... You never heard the end of that story .......
Your dress is spreading peace .... we are riding on Venus' Lake ...... diving under in pink treasures ..... You always felt the need to share it with the dogs ...... for the deserts to swallow .......
But hey, this is okay ...... You still seem to find your own way ....... And that is what it is : just another road in Oz ....... You never dared to look into the face of the Great Wizard ...... it was just a boy ......... All you will find is a craddle and some feathers ...... Born in Bethlehem ........
I drank from Bethlehem's Tear ..... It was mummifying my head ..... It was easing the sharp cutting sounds ......
Six girls called Alice were following that white rabbit of yours ..... wandering into the forest ..... You never told me they were men ........ Not that it matters ..... Just for the administration ......
My girls were never too lazy to look into that friendly face of the wizard ..... a baby ...... I wonder if they are really girls ..... I was never a good gambler ...... A good business-man would have much more results, so my mother gave me a good shop when I was young ...... She teached me the art of trade ..... or is it the trade of art ? I still sleep in her arms ..... her milk streaming through my head, awakening the soft pink pillow-flowers at the shores of my heart .....
Now I'm drinking from the Tear of Venus ...... watching the war-movies of the past ..... I see some veterans I like ..... Boys grew in those flowers ...... Their mouths reaching for Jupiter's milk ....... Their lips .... swollen and stretching out ..... to cover the nipples of the mother's flower ..... It was all deeply plugged in ....... The milk reached their hearts and legs very easily ..... There were no strains or black horses ....
We are covered by a maze of green shades ..... wandering our way to the garden ...... all these ways are brick roads ..... Your eyes were so big ...... the movie-screens of Venus ...... I could drown in your eyes ...... I could walk the stairways to your cellars ..... riding the fairy-carriages to your attics ....... This night I will finally be alone ...... only with my shadows ...... some mercurian desert-lions ....... Am I still the criminal in your story ? I know I have a big mouth, and I can suck till someone really lets go ......
Now the boys grow in the trees ..... not allowed to speak, not allowed to move ....... not allowed to open their eyes ...... why do you fear their books ? Is it Snow White's mirror, telling you you aren't Bjorn Borg anymore ......
I'm swimming in the seas of venus ...... looking for my old tennisball .....
Still your hair is green and your skin is yellow, telling about all the roses you drowned in that glass of water ..... Trees in the desert ..... But I am the criminal in your book, locked up in the jail described at page 212 .... It was a best-seller in your world ..... Made of Gaia's burnt flowers ......
I drank from Gaia's Tear, seeing your face mirroring in the little lake ..... Rotten fruits on your white decorated hat. .... Victorian designs ...... White dress ........ Decorated cotton ......... Bitter ..... sweet ........... sour. I'm looking for the brake on your linen decorated gloves ..... They are searching ...... for the golden tennisball .....
Now you're looking at me through a tennis-racket ..... You can still make me laugh ..... You know where to find that little red button within the world beyond my heart ..... You always seem to pass my panthers without any problems reaching for my throne ....
On page 121 I was your king ..... but at page 316 I am the dragon ..... Was it really fire I spat ? It wasn't real blood ..... just tomatoes from another movie ...... The garden is silent without you ..... I'm turning the pages of an old book ...... I loved your book, you always made me laugh, saying I'm your little criminal ..... But this book, is a book without you .... and that's finally better ..... for my heart was getting too heavy, you, wandering in my mind, with too heavy shoes ..... I couldn't bear your rod ....... Why did you need to choose Moses' Rod on your 12th birthday ?
A man called Moses is washing the tears from my trousers .... They are so heavy, my trousers were too tall .... You always stretched me out when I was listening to the dwarf ...... The words floating away ...... to the dogs ....... your dogs .........
But I found out : you're a man ...... Not that it matters ...... Just to be clear ......
I'm seeing the boys grow in the wind, growing in the rocks .... It's speaking to my mind ..... You said you could never understand my jokes ......
Alice stands before the queen of hearts ...... it's me ........ in your book.
James Bond is drinking tea with docter No, ...... me, ...... in your book ......
Jaws is terrorizing the coasts of japan ..... Mars is attacking ....... an old man burns a dollar .......... I'm playing all the villains in your books ..... at twelve o clock I mocked an old statue in Africa, drowned a fish in belgium and played tennis on Jupiter ....... Do I also have a split character ?
Your docters say I'm very sick, for I'm growing in a tree. This was the tree you threw me in ......your tree ..... you .... page 441.
I'm still reaching for the end of this story ..... I bet I will be World War III at the end ...... but worldwar III smiles at me, and sais : "In the foreword you already died, so you have nothing to worry about ....."
Still your book is a tribute to me .......
"I want it all on my epitaph," said the white rabbit ...... "Alice, you didn't come to our wonderland ...... we came to yours ....."
I still wonder who wrote the foreword ........ you did ......... You were the only one who bought this book ........ and still it is a bestseller ...... Your wardrobes are full of it .......
I never dared to look into my own books to see who you are ..... I had never enough money to buy it ..... You are still sending yourself cards ..... from all places of the universes ...... except rome ..... you never liked the pope ......
the movie's lions
The grass is wet under my body, I'm sliding into the rabbit-hole again ...... Talking to Alice was never my skill ..... My mouth was always swallowed in silence when I entered that place on the bottom of the rabbit's stomache ..... Hitler was always there ..... and Charlie Chaplin ..... I'm nothing but a boy growing in a rabbit ..... Together with ...... you.
I know ... one day we will .... grow out of it's mouth ..... entering the fields of Venus ....... drinking from the Venus' Tea ....... swallowing our last lost river ..... entering our last lost game ...... But where is that red rocket-button of this old machine ? "It's in the tennis-ball, it's in the tennis-ball", said the white rabbit .....
Old books are playing tennis on Jupiter .... was the ball out or in ? About this the wars are raging ...... The old tennis-ball smiles ..... he loves to watch his self-made war-movies ...... here he cuts another boy out of his mother's flower to send him to vietnam ....... his toys changes into tanks ...... I see a tear rolling from an old doll's face .... Tomorrow it will be changed into a war-flag ....
Venus, your Tear has many waterfalls ..... I still like that pink one ..... it brings me all along to the beginning of all things .....
Venus, your mother was a dove, your father a crow ... surrounded by Jupiter's eagles you were raised.
I'm trying to escape between two piano-strokes .... The fairy's witch is grinning ..... I'm growing in a tear, I'm growing in a toy .....
These streams of dying boys throughout the land ....... your worst put in chess ...... And you always asked me why my eyes were so melancholic, but beautiful ..... no they weren't dog-eyes .... I was never your dog .... you saw the dog on your own eye-screen ..... your mirror ... you.
However, the old piano fished them out of the water piece by piece.
Between the piano-keys flowers grow ..... and they carry boys within .....
The old tennisball is raging .... We always fought about it ..... And finally I gave it to you .... I got sick of the fights ..... Game over .....
For if you want to play games with me, I'll always let you win .... For me it's not a game .... Am I supposed to beat you ? I will crown you ..... You are the champion, for today and tonight ..... Tomorrow someone else gets the chance to ride on the roundabout's horse ..... There is nothing to win from me ..... I will give it to you, before the trip .... So instead of raising your fists, open your hands to receive what I want to give you .....
Movies were running through your head .... looking for the old tennisball .... When your movies are running through my head, they are so heavy .... I don't have your tennis-ball ...... I gave it to you a long time ago .....
Some of your movies don't have an end .... Others end before it begins ..... And in others the beginning is the end and the end is the beginning ..... dreams of the eliphant .....
Your advertisement-clips are reaching the shores of my head ..... You're selling ice-creams on my beaches ..... when people start to eat it's already melt away by your suns ...... I see you laughing in the rain ..... you are still a trickster from the big pear .... friends of tantalos .....
The records in your head are spinning day and night ..... Do you know there is a scratch on it ? ..... parrots' dreams ....
Still your tropical fishes like it when you dance ..... Still the same movements, learned from an old zoo-care magazine ..... You still work in that old zoo, one's death is the other's meat ..... There you are selling pictures of me : "That animal has been died out ..... although it died hard ... Now we have meat for many years ....."
Your zoo is a maze no one ever survived ... The exit is a cage, today's visitors will be tomorrow's animals.
Still there are some people who never entered your zoo ... They still walk along the perimeters, smoking cigars.
You look so lovely in that little pink dress .... but it's stolen ..... and it's made of the skins from died out animals in a butcher's shop.
For at daylight you work in the zoo, and at night you work in the butchery .... There you are cutting with your knife ...... cutting flowers for a flower's meal. There you are, the butcher's wife .... does he already know you are a man ?
I never felt comfortable in your movies ..... my clothes never seemed to fit ..... Your movie-eyes could watch through walls, and they easily brought you to the end of the oceans ...... There you float ..... above the oceans' waterfall ..... moving your eyes over the edge of the earth ...... your earth ........ There you suck another frog into the mills of your head .... tomorrow he will be a horse in your zoo .... a black one ....
Now I know your movies never end, they are always on repeat ..... You never grant them any rest ..... Who is turning the wheels of your barrel-organs ? I see an old beggar, complaining about your promises unfulfilled .... He still waits, his hair is grey ...... unfulfilled promises ..... the speedboats of the swindlers ...... friends of tantalos ......
Between pieces of movies, the advertisement clips roar ..... They never give you what they promise ..... your popcorn has run out .... There the safe screen between you and the snakes disappears ..... you are now in the movie ..... getting tomorrow's chains ...
A cinema's screen is sucking the visitors inside .... blood is streaming from it ...... the people are running, trying to find the exit ..... but it's also swallowed by the white screen ..... killer-screens from tantalos .... Today only a little doll is left by the screen .... it hid behind a red bag ...... Now it's running through the streets, calling for the police ...... But the cinema is swallowing the whole city ..... The doll is sailing on a paper hat ..... to the edge of the earth, where all the oceans collide in waterfalls ..... swindler's square .... tantalos' chess .... There he runs to the old zoo, looking for his little boss, who is a lion now, waiting for his next movie to play ......
I'm dreaming about the Big Escape ..... my doll finally found me ..... Tears are rolling from my face ...... he was always my movie-hero ...... He once came to me, stepping out of the television ..... My little doll, my little hero ......
Sometimes when I look into your eyes, figures are stepping out, escaping your movies ... escaping your zoo's ..... still having tv-fevers ...... in one movie they were the hero's .... in another one they were the criminals ..... But in my eyes, they will be retired on a pension for a few weeks .... and having some holidays with parrots .... I see them walking into my eyes, laying themselves in my velvet chairs ....... Their eyes still like tennis-balls ....
There's a new movie in my head .... I'm playing tennis on a swindler's chess-board with an old tennisball ..... this little guy is made of tennisballs ...... He is breeding his zoo-movies .... trying to sell them to the clocks of london .... but he gets no replies ..... Six movie-lions are entering the tennis-field ..... They smoke big cigars ..... They jump through my eyes into my head, where some war-movies are playing ..... and then they sooth my heart ..... Now I can eat these movies ... softly I swallow them and they slide into my legs .... I always wanted to have movie-shoes ..... Now I'm running through the clouds, reaching for the nectars of the stars ...... My movie-eyes are spinning .... now I see who you really are .....
And still ........ yes ........ you were just an actor in my movie ....... You knew the script ...... and played it well ..... very well ........
The end.
To be continued.
Moses, my friend
After the movie-scenes we always go to that little pub at the corner of Jupiter ....... You smiling at me, throwing some sleep-powder in my glass of milk ..... Me putting some laugh-powder into your glass of wine ..... I enjoy it to see you laugh ...... It was a very hard movie-scene today ...... we had to kill each other ..... well ...... it was not really a killing ...... it was more that of a lawyer's threat .... which is the same in my eyes ...... I never liked the lawyer ...... He never listened to my stories ..... He only listened to that little bird sitting on his shoulder, telling him where the money rises out of the glass ..... In this glass he always dipped some drips of old redbreast's blood. No one ever survived the drink .....
How many redbreasts did it take to build your butchery ? A redbreast is ticking on my window today, it escaped the television of an old baron .... I never have to watch television .... I can look through my window and see more than they will ever show on television ....
I opened my window and took the little bird in my hands. It sang a strange song ..... It had little movies in it's head ... too small for me to watch ..... The old microscope told me it carries the advertisement-clips inside .... these were the only movies ....
I didn't need the newspaper-boys anymore ..... for the redbreast brought me all the news every morning .... no advertiser would ever come to my door again .... for the redbreast was my new doorkeeper, and sang them all away ..... the sellers in the street had died out ..... the redbreast brought me everything I needed.
I cared so much for this new friend ..... He showed me the show-square below the market-square ...... Together they play the violin ..... or does the violin plays them ?
Oh redbreast, I wonder in which flowers you bathed, when you spread your flavors through the night ..... I know for sure it all isn't far from home .... There where the market and the movie come together, the billboard is born .... the birth of a redbreast's feather .....
You never liked the lawyer .... He always caged you in his television, just like the old baron did .... But now you are free, having your own movies in your mind .... Neon-lights are walking the stairs, the redbreast is flying upstairs ..... You were always Charlie Chaplin's friend, smoking his cigars and driving his busses .... You were always his faithfull doorkeeper ...... Liquor from Charlie's .... Drips running through my hairs, through my veins ...... awakening the redbreasts in me .....
I was born in a black river ..... in a floating black flower .... lying next to a child called Moses .... I asked him where he was going to ..... He told me he was floating from one movie into another ...... The big escape ..... but was it really an escape ? His ship was full of purple-red neon-horses .... shining in the sun .... he said he got this ship from a man called Noah ..... I asked him where Noah is .. now ... he told me he was diving in the black river, looking for an old tennisball ....
I got so sick, I had heard enough stories about tennis-balls .... My mother cooked tennisballs for me, every day .... But Moses told me, this tennisball goes from square to square, bringing the kids from movie to movie ..... His ship was a tennisracket .... so now he needed the tennisball ..... Suddenly an old man was rising out of the black river, near to our boat ..... The horses were shivering .... he carried the tennisball in his hands ..... It was spreading flashing neon-lights .... Our ship rose out of the black river and flew as a rocket into a blue river .... The tennisball was leading us to a new movie .....
Along the shores boys were growing in the trees and flowers .... They grew in the blue river, and they breathed so deep ..... It was like they were awakening out of an old book, entering a new book .... I saw figures flying from one eye into the other ..... bees .....
I saw books falling out of the heavens ...... I saw redbreasts rising to the suns ....
Another man called Noah rose from the black river .... he had a zoo in a ship ..... your ship ...... your zoo ..... Is the butcher here ?
I shake the hand of this man .... he's also an actor ..... together we go to the cinema's pub .... eating some old movies ..... you are also there .... together with the six girls who had the Alice-role .... I took a deep breath .... the scenes were over, and these people are so nice in real ..... a war which never existed ....
In the evening we went to the blue lake behind the little town .... and we went for a swim ..... but you didn't want to swim ..... you had headaches ..... Suddenly one of us found a black tennisball in the lake ..... she was screaming ..... I asked her to show me the ball .... I took it in my hand and my hands began to bleed .... The man who had the first Noah-role took it out of my hands, but his hands also start to bleed ..... But when the man of the second Noah-role took it, nothing happened .... The man who had the Moses-role said we would better go .... but suddenly a black shark showed up, asking for his ball back ..... We screamed and the second Noah threw it to him ..... "Thanks," said the shark, "and why are you so scared, this is also just a movie ..... a new movie ...."
"I don't want to play in your movie", I screamed, my hands still bleeding .... We went home, and you cared for my hands with healing creams and oils ..... But the black ball was still wandering through my mind ..... and you still had your headache .... It was a snake's egg .....
the cinema's cabman
Movies were playing in my mind, trying to touch the walls of my head .... I was calling for my little doll ..... How many televisions do we have to escape ?
I found myself wandering in a labyrinth of movies ........ snakes ........ They asked me to be their actors ......... They were ...... film-managers ....... hunting for players ..... But I was too tired .... and didn't like their scripts ..... Besides the fact that the money they offered was too much, ..... and .... it was bleeding ......
But this garden was so beautiful, for you planted your roses there, and the little doll was leading me through ..... He told me to hit the mirrors and dash them into pieces ....... to swallow the televisions ..... and to burn the cinema's ....... This would be my best movie ..... Your roses grew so beautiful ..... and the boys were blooming into them ..... bathing in moonlight ....
Ladders of movies bringing me in the heart of Charlie's Sun, the blue one ..... I can remember and forget ......
You always said Jesus died in front of a camera .... A bullet jumped out of it ........ drowning in a sea of photo's.
We are travelling in an old tennis-ball ..... I show you all the nice places of the universes .... The gods are playing tennis ..... I'm wearing my crown of thorns ..... I'm still that little boy entering the snake-hole ..... will someone wake me up, please ?
A rescue-party picks a boy out of the shark's hand ... He's screaming .... he doesn't want to be saved out of this movie .....
The rescue-party is driving it's bus to another movie .... trying to save some actors out of their scripts .... but all they get are some mad film-managers chasing after them ..... throwing chairs and tables ....
Don't save the actor .... It's his work .... Also when he screams for help .... don't save him, for the book will know where to find you ....
I see a stunt-man crying in the rain .... A Saviour called Jesus Christ picked him up out of a burning sea with his helicopter .... Now his movie won't sell .... Sixhundred stuntmen are walking through the desert without money .... They are chained by another Jesus Christ, leading them to the city of dust. ...... The waters have been sold out .... there's only blood flowing through the roofs ..... He wanted to be the only hero .... When a hero saves a hero .... the battle begins .... slaves of the saviour .... Sorry, I don't want to be saved today ... I already have enough chains ...
I'm diving through the glass of the old show-square .... finding invitations from a strange song .... A song of blood ... people congratulate me ..... people hug me and kiss me ..... telling me I survived .... but I dive deeper and reach the bottom of an old graveyard ..... seeing a boy picking flowers there ..... Are you ready to enter my ship ? he asks .....
My uncle uses to come here, ...... spinning funeral-eyes .... I'll lead you through the bottom of your coffin, into a world beyond the movie ..... I'll be the flower on your grave, the fairytale on your epitaph ..... There's life on the other side ..... The actor had to die in the movie today ... he was shivering .... but he felt the warm, comforting hand of the film-manager on his shoulder .... saying it was all okay ..... Within five minutes he would be on the other side ..... It would make the movie sell .... His eyes were spinning like a passionate but upset dollar .... he finally made the dive ....... in slow motion ..... Congratulations ..... you are now beyond the movie ..................
Where am I ? The doctors take his pulse .... no signs ..... you are now a white rabbit .....a tennisball .... a zapper ... able to switch people from one movie to the other ..... in and out ..... out and in .... now you are the cinema's cabman ..... But why ? he asked ...... And what's on the other side of the movie, where the waterfalls of the television-oceans flow over the edges of earth ? A bird is floating there ..... a redbreast ....... saying : Congratulations, it's your birthday today, for no one saved you, but you saved yourself ..... Let the heroes be lost, let the hero's be unsaved, so that they can find their own values, their own worths, ..... their .... own .......... birthdays ........
A boy called birthday was shaking my hands ..... His teeth were shining in the sun ...... His big brown movie-eyes had a funeral-pupil inside ...... spinning ...... carrying the seven little flames of a birthday-cake ..... within ........ His tongue jumped out his mouth, reaching for the sand in my pockets ..... Then with an enormous speed he swallowed his tongue again ..... Our bodies were vibrating so fast ........ Now you know the secret of birthday ..... he said .... Slowly he turned his back to me, and disappeared in the rain ........
The Enchanted Mirror
Never look into a frog's mirror ..... For it makes you older
Never look into a rabbit's kitchen ..... For it makes you blind for your own beauty
Never look into a snake's dream ...... For it makes you younger than hell
Just look in my eyes and tell me what you see ....
The Mistress
There she sits, smoking tall cigarettes, her legs crossed .... Using people as pieces of chess .... awakening another drama in their short lives .....
There she moves, like the killing fields .... Don't look into her eyes, for you will see tenthousand sharks smiling at you ....
There she goes, cycling to the shop, buying new shoes .... high heeled .....
Did you ever see her stepping out of her limosine ? I guess not, for then you were in her car now for the rest of your life .... drinking tea with dumb cats .... after two days you are a wheel under her car .... doomed to follow her wherever she goes ....
The greengrocer likes her teeth .... He doesn't know what she all eat with them .....
No one knows she's a cannibal .... With her high heels like knives she walks over the killing fields slaughtering the bodies lying on the grass ....
She drinks wine in her sanctuaries, having unfathomable smiles .... She talks to her canaries, they tell her tropical stories to spread in the cities ....
At the end of the evening she takes off her tall black gloves and throws them over the town ..... nuclear bombs are running for this .....
When I look at her, nuclear bombs are exploding in my stomache ... chemical threats are climbing in my neck ..... They all run for her, she's the mistress ....
When she looks at the chemical factories, they disappear in the rain .... They are all scared of her eyes ..... No wonder, her eyes are high tech camera's, and she gathers pictures for her comics .... She creates her stories and we are the pictures .... The first day it's in the comics for the kids, the second day it's in the newspapers for the adults, the third day it's on the rubbish-fields, for the rats to eat ... the fourth day it's in the history-books, for the rabbits to read ... the fifth day it's on the menu-lists of their kitchens ....
She writes songs about this ..... her junkies listen to it day in day out .....
She's still a famous female singer, but no one knows she's a cannibal ....
There she flies out of her limosine again, racing to the shops to buy some high-heeled clogs .... She needs it on her farm when the water rises .....
I still go out with her once in six weeks ..... to drink some good beers and to talk about her cows ..... I don't want to hear any of her songs ... I never heard them .... I only want to see her ring .... She got it from a rabbit long ago ..... He gave it to her before he died ....
No one knows her name is alice, lost in wonderland ...... No one knows I'm the white rabbit ..... Neither does she ...... I only came to get my ring back .... I gave it to her by mistake ......
Here in my head it ticks
Here in my head, it ticks,
Here in my head, the apple runs,
From my head to my stomach, and back.
A nuclear bomb inside, slaves of reticuli. Whenever I want to move, it explodes, whenever I want to eat, it's never good, it always explodes. I am living in a machine, and the machine lives in me. No one ever cried since the chain was laid. Tearless summers, tearless tv's. The land here is dry, while I know somewhere the tear exists. The tear to make me free, the tear which mirrors the friendly green face from another world. Here I sit in Reticuli, the timebombs almost lost their patience. There is someone raging upstairs, I can't hear what he's saying.
Here in my head it ticks,
Here in my head, the juice runs,
The apple crashed against a wall in my stomach.
This wall in my stomache is there since my youth. My aunt knit it for me with iron threads, spun by several dwarves. They still live under the earth, but they visit my aunt everyday at ten o clock in the evening. Is it me there, screaming so loud, or is it just a visitor from another world, putting some ice in the coffee here ? The coffee here is a killer. It kills me at twelve o clock and raises me from the death at one o clock, it all happens in the night, when everyone sleeps. No one hears my cry in the city of noisy dreams. There are moments that everyone is deaf, this is the land where I live.
You must kill the caution, sais the white rabbit, and just forget about it all. You have to become lazy just like all the others in the land. But I like my ears too much. And what is it to have tall ears while they are deaf ....
The old beaver is watching the clock, it ticks ..... It doesn't tick in his hair anymore, ....only on the wall. The face of the clock is friendly now, but long ago it was severe. The beaver smiles back. He could repair this clock .... a clock thinking it was a body-limb .... had been in a mental institute for so long ..... so confused, so paranoid .... But now it knows it's just a clock on the wall, ticking slow and soft, from the morning to the evening, and at night it goes to sleep.
I learned to love to see the speed of an apple in my body,
For when it touches a wall, the juice flows.
The old clockmaker goes to reticuli every morning, fishing at broken clocks, to bring them to the mental institutes where he works. The old beaver smiles. He sees love in the heart of the clockmaker.
The clockmaker knows all his clocks, some have birds inside. Once one little bird told them that they could be a human being, by living in a human being for awhile, instead of hanging on these stupid walls. The clocks followed this stupid little bird to reticuli, the land of confusion, where they became the body-limbs of slaves. The tear of the apple knew to be patient. When someone or something goes too fast, it starts to cry. Green walls of tears stopping me from touching the nuclear bombs. You can never wrestle with a mine, for when you touch it, it explodes. .... Some things need to be overcome without touching it ....
There I sail at the chemical seas .... A dog from Antlia invited me to see his clocks. I'm amazed, his voice is so tender ... This clock killed him seven times, and now it's his best friend. Clocktamers from Antlia .... They had been drowned in the chemical seas too often, and now they live in a clock, and the clock lives in them, without biting eachother. The clocks and the dogs live in peace here. The wars are over, the clocks are repaired .... The miracle of a mental institute.
There was a clock called Hitler, sailing at the chemical seas, feeding the chemical sharks and the chemical sheepdogs ..... They still swim around, saying : Heil Hitler. I'm on the other side of these seas, staring at the bloody history, staring at some chemical killer-whales .... They spread their chemical flowers to attract the mass .... But no one seems to like them. They are all scared, for these flowers are black. Only some black sheepdogs are interested. I still fish the old clocks out of these seas, and bring them to the old clockhouse in the clock-forest .... The apple smiles .... While it's tears are warming my heart, slowing it down till I can feel the Mother Clock ticking ....
How come I'm still sinking in this chemical sea, heavy loads on my clothes .... I'm trying to find the bottom of this sea .... It seems there is no bottom ....
The apple in my heart is crying .... He sais I'm going too fast .... I would only find the bottom if I would slow down .... For when people go too fast they create chemical seas ... chemical words coming out of their mouths ... Curtains of green tears are covering me, washing away the chemical tears ..... Why did I cry when I lost my arabian trains ?
Running boys .... since they started to grow as a tree, the apple could grow ....
Gypsy's Girl
There are not enough stars to tell your story,
I'm scratching some glitters from the wall,
They are yesterday's frogs ...
The tears in your eyes are lakes for me to swim,
The flames in your eyes still burn my skin with rabbit-tattoos,
The icycles in your eyes are cars for me to race the rainbows of your heart .....
Your fingers are so close to me, but I never touched them,
For there is glass between us,
I see your breath against the glass,
your tears rolling to the bottom like rain .....
You are safe with your bulls behind the glass,
Their steam is dripping from the glass ....
And I'm at the other side of the glass,
Me and my geese ....
I am happy with this glass between us,
for I know you are a predator,
You always get what you want ....
But no one will take away this glass,
You cannot break it with your fist ....
I know on sundays you are sad,
Remembering your father's funeral ....
But hey, your bulls care for you now,
and your flames will warm your heart.
Tonight I will leave the glass,
But my geese will be around.
I will make a long trip around the world,
and one day I will reach the other side of the glass ....
Gypsy's Girl II
Your father bought ice-cream for you,
It was a long day on the fairgound.
Purple ligtning fills the air,
You want a teddy-bear.
But your father ran out of money,
so you can't play the game.
There is something with your tears,
Is it really the teddy-bear you cry about ?
When a kid cries about a doll,
There goes a story behind ....
You lost your mother when you were twelve,
Now you could never grow up.
You are doomed to cry about dolls,
for they reflect your mothers face ....
Tomorrow you will win the fairground's game,
Tomorrow you will be the queen,
For your mother went away for a reason,
She built the fairground for you ...
Gypsy's Girl III
What if the world was a cube instead of a ball ?
What if the giant was a dwarf and the dwarf was a giant ?
What if blue was brown, and brown was blue ?
Maybe it's all true, Gypsy Girl,
When you dare to watch inside,
Dare to touch the world, and you will feel something else ...
How do you know the sea is wet,
while you never dove into it ...
How do you know strawberries are dirty,
While you never took a bite ...
Why is it that everyone sees something else when a dragon shows up ?
Some embrace him, and others run away.
Some think he is god, others think he's an escaped criminal,
While there are also ones that think he's a good book to read ...
The things around you, reflect your past,
but it will only reflect your future when you dare to touch it, and to look inside.
Your eyes will deceive you, when you don't eat it,
for then the world will be nothing but your past.
Gypsy's Girl IV
There you sit on the pew,
Tears in your eyes,
The preacher sent his sheepdog from the pulpit,
Now it's licking you,
But you are afraid ....
There you walk on the fairground,
with tears in your eyes ...
The clown sent his bear,
Now it's licking you,
.....But you fear it ...
There you sit in the tram,
The lawyer sent his lion out,
Now it's embracing you in it's tight grip,
....You fear it ....
Your lollipop cannot save you today,
It's the day your mother wants your attention.
There you walk in the rain,
No one sees you're crying,
Today your mother sends you to the circus,
But you are afraid of the animals ...
Tomorrow will be your first day on your new school,
but you fear the kids ....
Your mother wants your attention ....
Her voice slides through the wind ...
For her all these new things are ways to bring you new messages,
The voices from her heart ...
She knows some things aren't easy for you,
but she's just showing a bit of her pain, and the dangers surrounding you ...
Her voice slides through the night to wake you up,
For the new day is coming,
And she warms your heart with instructions ....
No mother can give what she gives,
She is your world, she is your day ....
She embraces you in white snow,
and disappears in the rain ....
To reach the surfaces of tomorrow's seas and rivers ...
The Card-Reader
These summers with you on Neptune took so long, it was like forever. The days here took so long, I could do with you whatever I wanted. I'm staring at the little clock ...... so many numbers. I'm seeing your smile reflecting there, watching Neptunes Teeth ..... Your dress is taller than the sun, telling me stories about a long forgotten past. Your earrings are big .... You got them from an Arabian Queen.
The way you use to smoke your tall cigarettes is too mysterious to describe, a dignified kill is what you always called it. And oh, yes, you are so dignified, tempered and patient. You always said you don't wait for anything. You always said to wait is to die. Your smiles reach the bottoms of Jupiter and Saturn, they are still your loving sisters. When you shuffle your cards, there is no one who can say anything. When the lady speaks, everyone is silent. You know the snakes around my neck.
Softly you close the curtains, as in slow-motion. I'm trying to catch a glimpse of the ceilings here, but all I see is smoke and fog ..... I wonder if this house has ceilings at all. You smile, and give me a glass of strange wine, or is it liqor ? Anyway, only by watching in the glass, seeing the rubyred moist, I get a sting in my stomache, and something climbs my back, embracing my neck as a soft wind. Is it your monkey or just a trick ... or am I just dreaming ...... I'm getting dizzy staring in the glass ... You still hold it before my eyes, I don't dare to touch the glass ....
No, give me some apple-juice, I ask ...... You say you don't have apple-juice, only these sorts of blends ....... There I see myself sinking away in the glass .... You smile deep, and saying : "Come on, give it a try, take a good pull." My legs start to shake, and I'm falling on the ground .... Your carpet is so soft ..... I feel myself like lying in the grass ..... I am looking at my watch, seeing more numbers growing on it .... Your face reflecting ...... Seeing Neptune's Teeth ....
No, no, no one can ever say I drank from this mixture, this only happened by staring at it ..... You smile, and while turning your back to me, you walk to a bookcase, so tall, I couldn't see where it ends .... Maybe it doesn't end ..... If there is no ceiling, there is no top of this bookcase ..... But I don't know, I only see smoke and fog ..... You smile while giving me a book ..... I shiver, I don't dare to touch it ... While staring at it, I feel all strength streaming out of my body .... I'm lying on the grass again ..... Someone's touching my fingers .... Your monkey ?
I bet when I would read this book, it doesn't have an end ........ You smile ..... Turning the blank pages, while disappearing in the fog .....
The Rabbit
Dreams of the past were flowing over my body like waves on an icy island .... I'm safe, I'm far away, I will not return to the worlds ..... They were like marbles in my pocket ..... I had enough of that play .... I found some other marbles .... rolling and pushing them through the sand ..... Sometimes I see hands coming out of the sand, trying to take away these marbles, but hands are forbidden here ... I bought me some police-rabbits for that .... They like to play with marbles .... Sometimes some pirate-ships full of cards try to reach my shores, but I have enough of pirates, especially their cards .... I bought me some rabbits for that too ...... Some rabbits from an old lawyer ....
If you abuse your eye, it will fall out .... If you use it to enslave others, it will become blind, for the eye wasn't built for that ....
My rabbit always falls when I touch it .... My dreams are waves surrounding my island ... like glitters from the sun ..... Coming from the morning, disappearing in the evening .... I like to listen to the echoes of rabbits ..... They say words are never enough ......
My aunt is drying my wet t-shirt in the sun, but it never gets dry .... The rabbit's curse ....
I brought all these insects I got to a lake on the island, deep in the forest .... Now I can watch them everyday, while they are swimming in the rain ..... I will never forget about all my birthday-presents .... They still race through my waters ..... My aunt complains about the noise ..... While she lives millions of miles away, in another time ....... I think the Middle Ages, somewhere ..... She thinks she is the queen of Bututolia or something ..... At least that was what she was always saying .... I never went there, but she said it really exists ...... She built it herself, she said, by accident, when she was cooking, something fell out of her hand, an egg I think .... When it hit the ground, Bututolia was born .... She still feeds it like a baby, while it was born in the Middle Ages ..... Well, I never went there ...... She said it was too expensive ..... And the shops were all swindlers ...... To enter the shop already cost a lot of money ..... And leaving the shop cost even more ..... While not buying something is unpayable ..... Everyone lives in deep debts there .... They all wait for someone's son called Jesus Christ to pay the bills .... They think he's that rich ..... My mother always taught me to work for own money, and never to enter Bututolia, for you never get out ....
My other aunt went to Bututolia for some shopping .... She never returned .....
Well, I still like Jesus, I feel sorry for him he will have to pay all those bills ..... While people are buying and buying, like there's nothing else but shops .... They think, oh he will pay, we can buy what we want ..... And there he hangs at a cross of bills .... He can't pay them either ......... No wonder ....... The bills ask for foreign money ..... Money from my island ..... and Jesus was never there ..... unless one of my rabbits is called Jesus ....
I will tell him not to go to Bututolia, for no one ever survived .....
Silent After All These Years
To visit a church is the most wonderful thing you can do in your life .... Not to sit at the golden balconies, not to shake the hand of the old preacher, but just to take a look at the wild side of life .... How a snake kills a rabbit, how an eagle eats a mouse .... Can you watch this without feeling the blood flowing through your stomache, waiting to burst out ? Can you watch it without speaking out a spell, deep in your heart ? I don't have tears anymore when I watch their shows .... They have been dried out a long time ago, by some old priests ..... After all these years, I enter the old church again, where I was born between the snakes and the rats ....... I see them shivering when I enter through their gates again ..... After all these years ...... Yes, recognize me ...... Yes, remember me ..... Your adopted son .... kidnapped from a mother's heart .... Slowly my hand is sliding to the gun in my jacket ..... hesitating ..... but determined ........ I want to see their faces ....... I don't have any grin or smile ...... They already died long ago in the baths of the priests ..... Baptized as kid ....... having big seals on their heads ....... The mark of the beast ......... Oh, don't touch this, and don't touch that ...... Don't eat, ..... don't speak ....... listen to your teacher ........ No, there is no any smile left in my heart .....
Slowly I walk to the pulpit ..... The giant will meet the dwarf today ..... the question is : who is who ?
I remember the face of my mother, smiling at me, in deep extends ...... Why did they cut me away out of her heart to this place of horror ? Why ? Today I am the beast, I want my heart back ...... Is that too much to ask ? The priests are shaking their heads ... they feel their money roll out of their pockets ...... I give them my shoes back ........ And I walk barefooted to the little man on the pulpit ...... He tries to make me laugh with all his funny faces, but I'm not charmed anymore, since I know he killed my raven ..... I will not speak one word ....... I can't ...... I never could ....... While people always said I would be a good preacher ...... Well, my father actually ....... But he always spoke by the whole mass ..... thinking he was the microphone of society ......I always thought so many people came to my funerals ..... but it was only my father ..... he clothed himself with the heads of the mass .... bought in an old shop of sailors ......
Silent .... after .... all ..... these ........ years ........
When the Bunny Sais No
the embroiderer
The golden cross stings my eye ...... He was never my friend ...... He killed a friend called Jesus, the softest boy I knew ..... The golden cross yells in my ear ..... Finally a day without trousers ...... Now I can run into my t-shirt, a black one with a white cross ......
Red tears are rolling from Mary's statue ..... She's sewing her son's beard on his face again ..... with threads of her thin spun tears ..... I can see the mosaic of the old church again .... A cathedral in the forest .... The tall windows still speak to my mind, the gothic ballets of turkish doves, bathing in sunlight and dew .....
They still live in that old church, the old spinners, six ravens beyond the faery's world .... They are gathering my old dreams in the forest, like woodpickers .... The cuckoo is staring at me .... I feel her heart beating .....
Maria Magdalena is walking through the forest, swimming through the little waves of the old lake .... dewdrops are covering her face, or is it her tears ...... She's looking for her boy .... The son of the golden dawn ..... She's weaving her orchestra's to reach his ears with honey ..... her son is softly crying, melting the hearts of the nightingales .....
I'm hearing the echo's of the embroiderer ..... she's standing tall in the tall church of the old little town ..... Everything is small there, I see small trains and small stations ...... with little conductors speaking small words about old farms and chocolate-milk .... The embroiderer is standing tall, heading for her sister Venus ..... When Virgo touches Venus, the honey-milk flows ..... I never wanted to drink that stuff, it's like unripe corn is mixed through it ...... I don't want to have stones in my stomache .... There she blows her winds through the little old town .... The people and their toy-cars sink in the rivers .... The houses melting away ..... Where did she get that breath ?
There she sits in the attic of the church's tower, spinning her tales, spinning her stories .... She always wins, her cats are old champions .... she licks her lips ... having a devastating smile ..... There she steps on the street ..... with her high purple heels ..... They are needles in the sand .....
Where is she going to ? I see her going to the sea, fishing at the drowned little people and toy-trains .... they are like little tin soldiers .... but I also see little bank-managers .... She gathers them in her hat, and dives in the ocean to become a mermaid ..... her cats following her .... old champions .....
The lion loves to see her swimming .... It reminds him of the time he could swim ...... Now he's sick, lying in his bed day in day out ..... He never wants to go back to the sea, although he had a good time there ..... Now he's writing night-tales, and listening to his birds all the time ... The lion has a warm heart for her, he loves to dry her with his tall towels .... bringing her to the tower-attic again ..... There she spins his dreams ........ old champions ......
Sick lions are wandering through the streets of Virgo ..... Looking for the old toy-shop .....
The old bunny hides his pieces of chocolate, and gives some pieces of toys to the sick lions ..... Now they can make their father happy ..... The rags of his old blanket giggle ..... She smiles ..... embracing the old lion ..... kissing his forehead .... his glasses fall on the ground ..... They are so happy together ....
There she sits behind her spinning-wheel, spinning tomorrow's rain ..... She decides when it's your birthday ... she decides when it's newyears-eve ...... she decides when it's christmas .....
There she spins a bird in someone's heart .... Now this person will have to sing ....
There she spins a bird in someone's leg ...... Now this person will have to dance ...... Curse .... of .... the ....... spinning-wheel .....
There she brings a hand full of spun sand to the giant ..... He smiles ...... and throws it in his hour-glass .... Now we have more time, he sais ...... lightning covers virgo ..... lightning covers the universe .... The cosmos is in fire .... Tomorrow it will rain stones ..... For the sand will grow ....
The toy-people shiver ..... they become smaller and smaller ..... The giant is laughing loud ..... The planets are shaking ....
she never becomes spring
The old bunny is still hiding his chocolate ..... She asks him for more champions ... but he doesn't want to sell his fairytales ... The book of champions is not for sale .... It took him millions of years to gather them all and to paint their faces and suits in a book ....
There she slides through the Northern wind, waiting for an acorn to pick her up, to become the autumn for awhile ..... leaves fall from the trees, dew slides through the rivers .... waiting for the new spring to come ..... She doesn't have a place to live now ..... She can't reach her tower, can't reach her seas ...... she slides through the rain, looking for a rabbit's heart to warm her ..... But she will never be spring, and returns to the old bunny ...... he's still saying "no" ...... it's becoming winter in her heart .....
She returns to the giant, but he wants more champions ..... She returns to the lions, but they also want more champions, but the bunny sais "no" ...... She changes into an icycle ..... into the cold snow on the skin of a bear ..... all her dreams fade away ..... Virgo is having birthdays ..... The dwarfs are having a little party .... Even her sister on Venus closes all the doors for her ..... They want to see the champions ...
She becomes autumn, she becomes winter, but she never becomes spring, for the bunny said "no" .....Now the acorn is her ship, sailing from place to place looking for the champions .... but the bunny said "no" .....
I know a place where it never becomes spring ...... here ....... in her heart ...... The lions are getting sicker .... The giant is getting smaller ..... It seems the bunny is taking his champions back ..... The tower of the church is melting, and the seas are drying out .... There she wanders through her deserts with high heels, they are melting also ...... Her clothes are getting narrow, she feels like becoming a doll .....
Tears are rolling from the Mary-statue ..... Mary takes her clothes back .....
Maria Magdalena finally finds her son, he almost died in the rain ...... Now he's autumn's prince, riding the horse of spring .... finding a pair of lady's shoes with high heels in the forest ..... Kissing them and bringing them to his mother ...... She smiles deep, now she can run through the forest ....
A bunny is gathering the acorns for the winter, disappearing in the summer's rain ......
The Fortune-Teller
I almost don't dare to watch in her eyes ....
It's like falling into a thousand of pitfalls at the same time,
pits, fifty miles deep ...
Her smile is like the mandarine,
in deep extends ....
They warned me saying never go there, where she is,
But I'm too curious to resist ....
They say she's breeding sharks ....
I'm watching the rings at her finger ....
They reflect planets I don't know ....
It makes me curious,
I want to step on these planets ...
They feed me unknown juices ....
I'm creeping through the sand ...
I see her misty palace in the distance ....
or is it just a mirage ...
She is the queen of the mandarines ....
They say she was my aunt in early days,
but my uncle left her, and she went to africa,
to live in the deserts ...
She's still a magician after all these years,
My uncle became too scared of her magic ...
She always turned into a werewolf in the night ....
And finally I see my lost aunt for the first time in my life ....
It's like a million of sharks are staring at me ....
She smiles deep ... You're still that little baby, she sais ....
She shows me her chrystal ball, and I see myself running through the skies ...
She smiles,
I always followed you by watching my chrystal ball ... she sais ...
You were always my little tv-star ...
She asks me to drink some of her liqor ....
But no, I say, I have to drive home tonight ....
She sais : home is gone, it's now in the chrystal ball ....
This is your new home ...
It's like a million of sharks are smiling at me ...
But aunt, I say, I only have clothes for one day ....
She shows me a wardrobe full of suits, saying not to worry about that ....
I immediately like the pink ones decorated with white ...
See, you're still a baby, she sais ....
Hun, I need to tell you something, before you go to sleep ....
I still become a werewolf at night, and then the sharks will walk through the room, cleaning the house .... cooking tomorrow's meals, and working in the garden ...
I say no problem, but don't wake me ...
The fortune-teller smiles .....
Where am I ? I ask ...
You were far away, she sais ...
Why are you doing this to me, I ask ....
To show you that your dreams are real, she sais ...
I look at my hands, and see my aunts ring on one of my fingers ...
Yes, it's true, I say .... A little shocked ...
Then she closes her book,
And I fall asleep again ....
The Clairvoyante
Finally I took the risk ....
They said it was my own ...
I looked into her eyes, for the first time in my life ...
Something I never dared to do ....
I immediately fell deep into a rabbithole,
seeing myself knocking on the kitchendoor ....
They expected me already ....
I shake the hand of the rabbit-cook ....
I smell the flavors of their dining-rooms ....
I drink the rabbit's liqor,
they drink from metal shoes ...
I hear three bells and then I faint ....
They carry me to the queen of rabbits ...
When I see her she has the face of a clairvoyante I knew ....
I met her when I was fifteen years old,
She was like an older sister to me ...
But she moved to another place ....
I never saw her back ...
Are you ..... I'm asking the queen ....
Are you ..... no ...... Tell me it isn't true ....
Are you ........ her ?
Her wings are sliding through the magnetic air ...
Fluttering in the wind, like the flags of my father's ship ...
I didn't know you were a rabbit ...... I say ...
She doesn't speak, but her smiles tell me enough .....
I did it, finally I did it ..... I looked into the old clairvoyante's eyes ... Something I never dared to do ...
Maybe I was too scared to see a piece of my history, to which I thought I could never return ....
But I saw her there when she was young ...
A time she thinks she can never return to ...
All I have to do is asking her to look into my eyes ...
And she will meet the rabbit-prince there ....... her brother ......... me .....
The Coin
I'm drinking the liquors of old legendary champions ...
I found these bottles below the house of my grandfather ...
It took me fourteen years to come here,
This stairway was so long ....
I spent my whole life running down these stairs ....
But finally I'm where I must be ... The liquors streaming through my throat ....
Well I never wanted to be a champion .... I always let the others win ....
For me I trained myself to lose ....
It gave me the feeling of being a real champion ...
No one could ever beat me in that ....
And even in this .... I sold my trophees to the cats ....
I scratched my golden epitaphs ....
I always challenged the champions in the ring of mozart ....
I hated them ....
When I was a kid my mother always brought the champions to me ....
So that I could kick them out of their trousers ....
Maria Magdalena was always my friend, whoever it was ...
We always picked the drowned Jesus's out of the rivers ...
Training them for another game to lose .....
I always told her in french accent not to look into the glass too deep ....
She might see her own reflection ....
No, we don't need our own reflections ....
One of each is more than enough ...
We might win a game by over-population ...
No, I don't give myself any chance or tool to win .....
I found a coin on the bottom of my pit ....
If I would step out earlier, I would never see it ...
I saw Maria Magdalena's face on it ....
Now she's my friend forever ....
The Coin II
I need to watch my terrarium, for if one of these coins escapes, there will be a mess in tomorrow's world ....
One day you will see the coin with my face on it,
Every day you go to the shop, you will pay money with my face on it ...
Every day you will remember me ... What you did to me .....
One day you will see the coin with my father's face on it ....
Everyday when you go to the greengrocer, you will pay back that what you stole from him ...
Today my mother's face is on your coin .... She is the queen of your country ...
You remember her voice everyday ... It speaks to you ...
What you all did yesterday ....
Why do you like to hide your money ? Tomorrow you will see my brother's face on your coins .... Wherever you go, you will remember what you all said to him ....
No, I am not bitter ... But my fruits are .... And you eat them also .... everyday ....
No, I am not proud ..... But the coins are .... And you see them also .... everyday ...
No, I am not lazy, ... but I am tired to see your face on the coins ....
They are from decades ago .... When you were king in the land .... I would get rich if I would bring them to the collectors ....
But no, I will keep them for myself .... I love to see the year of this old coin 1796 .... That's not now ... It's long ago ... It reminds me that your terror is over ... You died a year later ...
No, I am not mean .... but those times were mean .... very mean ....
I was the footman in your household .... Your automaton, working only by your coins ....
I was the robot on your spaceship, I could only move by eating your chips .... with your head on it ....
I had tattoos on my head with your name and head on it ... You almost couldn't see my own head .... Even the dog was wearing your head on his head ... The collectors would do a murder to get one of your coins ... But I don't reply to them ... I saw enough kills in my life ....
And besides that, I'm a collector myself ..... I have coins with the faces of Pinocchio, Hitler and Humpty Dumpty .... for example .... I have the coins with the faces of legendary winners and losers .... the coins of legendary swindlers and smugglers .... also the coins of legendary money-spenders and time-wasters .... They are all behind glass, singing their own songs .... But then I always lay my finger on the years of the coins ... enough to shut their mouths .... One day a coin tried to escape ... I think he wanted to be back in business .... It was the coin of an old legendary Lawyer ... well actually it was an old legendary criminal from another period in disguise .... He escaped one period's jail and entered another period's government .... I need to watch my terrarium, for if one of these coins escapes, there will be a mess in tomorrow's world ....
One of these coins is my luck coin, dear to my heart ..... It's the one with my grandfather's face on it .... I can buy the whole world with it .... and it always returns to me .....
The Coin III
I'm watching the face of the counterfeit coiner ...
He's breeding his coins ... One day they will enter the world ...
I'm watching the hand of the counterfeit coiner ....
He's hiding numbers of an old clock ...
Now it will never be seventy o clock again ...
He mixes the numbers in his kettle ...
Tomorrow the coin will rule ...
The kettle is hot ... A face called Hitler tries to reach the surface ....
The kettle is screaming ..... A hand is coming out, and sinks again ...
I hear songs about Jesus coming from the kettle ...
There are explosions within ...
What kind of coin are you making, doctor ?
You stole these faces out of a hospital for champions ....
Now you are spinning a new face ....
Why are you spitting in the kettle, doctor ?
You always told us not to spit ...
Why are you mixing your photo's through the melange ....
You always told us to burn our camera's ....
Here you throw some comics in the mix ....
You always told us don't read comics ...
They are bad for the heart ....
Doctor, doctor, you never do what you say ....
At night you are a counterfeit coiner ...
Preparing the coins for tomorrow's world ....
I wonder what we will see today ...
Yesterday it was the face of a seal-hunter ....
When I look into a seal's eye .... I still see the face of that man ...
Their eyes are bleeding ....
Tonight Maria Magdalena will slide into your kettle ....
With all her charms and dangerous flavors ....
With all her mystery and leg-knives ....
The Coin IV
I'm hearing the echoes of my mother's train in the distance ...
I always got the chills hearing this ...... knowing something would happen ....
It's coming from the old forest ...
Where the frogs still smoke their pipes ....
The old colonist is waving at me,
But I'm not charmed ...
I remember the faces of the seals .... crying for rain ...
He was an old legendary dancer ....
But I never liked the dance ....
I always looked at his suit made of seal-skins ....
People say he's too old to judge him ....
But I still hear the cry of the seals ...
I saw mass murderers painting their skin with the creams of died birds ...
Now they are too old to be judged ...
And that's what they say ...
Do you want to know my age ?
When the criminal is a baby ... he's safe too ...
Too young to be judged ....
A little boy is eating seal-cream ....
Mother smiles and sais let him go, he's just a baby ....
Criminals know where to find the womb of the mother ....
They know to find their craddles and baby-chairs ...
There they can do and eat what they want ...
There another criminal enters the kindergarten ...
Painted by seal-cream ...
The mistress smiles .... he broke a toy of another one's kid ....
Tomorrow that kid won't have a father anymore ...
The criminal knows how to hide the crime ....
There he paints the body of the kid's father with the creams of a monkey ...
He shouldn't have been so stupid ..... sais the criminal ....
The mistress smiles ..... What a wise boy ....
Who will enter the school tomorrow ?
The kids are shivering ....
Hiding their seals ....
Pinocchio is the hero of the class ....
He always talks through a microphone, acting like he is the police ....
He makes the girls smile, and the boys embrace him everyday ....
A kid called tarzan is the new kid in the class ...
Seals are his friends ...
He takes them to his home, but at night he eats them ....
Young ones and old ones are his friends,
but by their creams he covers his crimes ....
The mistress smiles ....
She likes him ....
She watches his split face ...
He is always too young and too old to judge ....
He looks like her father ...
And he also looks like her passed husband ... and like her son ...
He brings something back to her, but she can't reach it ...
It tortures her mind ....
She feels like she lives in tantalos, since he's here ...
When she looks into his eyes, she sees the bleeding seals, having the faces of her family and friends .... Some even have the faces of her tv-stars ....
But she can't help them .... They are too far away ....
No one knows he's the boss of the cinema .....
It's only for view .... Not to touch ....
He shows them the martyrs of the world ...
But they are not there to be helped .... They are only to be viewed ...
The crime of the journalist ...
Sightseers are entering the Arabian Wars .... taking pictures for their movies ... gathering the blood to have ink for their books ....
The mistress smiles ..... She thinks her family is safe now ....
Safe on Noah's Ark ....
When we have two pieces of each sort, we will survive ....
The rest will die ....
It's all in the family ...
There she goes to the shop, buying today's fruits ....
But when she takes a coin out of her wallet, she faints ....
The body of a dead seal was on the coin .... Now she has blood on her hands ...
A boy called seal is the new kid in the class ... The mistress is sick today ...
Pinocchio likes him and gives him his microphone ....
They have a new mistress .... A woman called Mrs. Jupiter ....
She likes seals .... and she told the kids she used to work with seals ....
But one day she lost them, they were swallowed by a camera ....
Every day she saw their movies in her head, but she couldn't touch them ...
But today is a new day ...
There she stands, embracing her kids
This day she finally could touch them again ....
The Coin V
To be able to survive in the land of nonsense one has to learn and teach nonsense ...
Scrooge
Here I sit behind my old piano again ...
It took me ages to get here ....
The mountain was tall ...
I'm in my Robin Hood suit again ...
Feeling my arm-knives burning against my skin ...
It's sixty o clock here .... The days are long .....
I see the gypsy girl dancing with her girlfriend ...
She finally reached her enchanted shoes ...
I have sixty thin, tall pins tied on the arms of my jacket ....
They are sharp like hell ....
I use them for my harpoon ...
They say I don't need my horseshoes while walking across the river ....
I can afford to walk without them ...
I'm finally sitting behind my piano again ... after all these ages ...
But I still can't sing ....
A giant took my voice when I was a kid ....
My brother screamed when he took my voice out of my chest ....
Neither my brother sang ever again since that day ...
He only played the piano to calm my heart ....
The bird in my brother's chest died of sorrow the day the giant took my voice away ...
The juices dripping from my piano are echoing through the night ....
I still hear the footsteps of the giant .... walking up the stairways .... His steps echoing in the night .... reaching for the bed where I sleep ....
The giant has three daughters ... Their voices echoing through the cities ... Their movements echoing through the tv's of the houses ..... You can see everything they do ...
And what they do ... is not so nice ....
My brother's bird is chained there, sitting on a wooden stick ...
It has to sing for them day and night ....
On sundays the bird has to preach for them ....
And reading from some old black books .... with silver pages ....
I'm burning my Robin's suit .... People say I can afford myself to walk on the streets without it .... Which suit shall I choose today ?
A redbreast is ticking on my window ... Showing me Charlie's suit ....
But Santa told me I could do without it ...
The three daughters of the giant are flying in their spinning-wheels .... They show me the suit of a legendary jester .... But I'm tired of all the jokes ....
No, today I will take something special ....
I'm kidnapping one of the giant-daughter's spinningwheel and race through Jupiter's Mirror .... heading for the old suit-shop ....
At the door I meet a man called scrooge ...
He wears a suit full of coins ...
The faces on the coins speak ....
Their voices echoing through the streets ...
I can't believe it, they are speaking about me ....
They are singing their songs, echoing through the radios of the city ...
It's all about me ...
They say they got their voices from an old giant ...
His daughters span the voices in their coins ....
The ancient legendary rich ... The ancient legendary misers ...
Microphones of Scrooge ....
Someone said Scrooge invented Africa ....
but I think these coins created it ...
I wondered how they got that rich ....
An old casino-boss is appearing ... he wants to buy a new suit ...
He takes off his hat ... looking deep into my eyes ....
I know this face ....
He wants to shake my hand .. but I refuse ...
He wants to steal my rings ...
His face is white ... I see the jukeboxes in his eyes ...
His fingers are gamble-machines for the kids ...
The winning numbers aren't available ....
He swallowed them all with dinner ...
His suit is full of coins with the faces of ancient legendary teachers ...
They locked the kids up in cages with killer-questions ... while they burnt the answers in the cellars of the schools ...
Predator-questions .... leading us to the most cruel creatures .... to everywhere but the right way ....
When the princess is kidnapped, I don't care about how much a banana costs in a place where I will never be ...
When my neighbour's house is in fire, I don't care how often a chinese man eats a car in one minute ... I don't care about these stupid stories and questions ... They make me sick .... Call the firemen instead of counting pink clouds in a dog's pillow .... Shut the heck up, when Santa Clause needs a silent sleep ...
There where schooltime was a bird's funeral .... They burnt my bird in their attics .....
I remember your face, teacher ..... Like yesterday's hell ....
But I don't argue anymore with you, teacher ....
I ate all the cruel creatures you brought me ....
The keys to the answers lay on my dish ...
Why didn't you tell me you were just a good baker ?
Baking strange bread with diamonds inside ...
You could be my friend if you would tell me earlier ....
You have a wonderful world inside ...
Why didn't you tell me you were the white rabbit ?
Why didn't you tell me my name was alice ?
We would be the best friends ....
But would that bring back my little bird ?
I see the Queen of Hearts coming to the old suit-shop ...
saying hi to Scrooge, the casino-boss and me ....
An old face .... I know her very well ...
She was a superstar in inventing cruel questions without answers ....
I see myself sitting behind my piano, touching a key ...
It echoes through her mind .....
Yes, yes, I remember you, she sais ....
You were my best pupil .... You always invented cruel answers without questions ....
I don't smile .... I'm really mad ....
I know her sisters very well ....
There they come .....Queen of Spades ..... Queen of Clubs ..... and Queen of Diamonds ...
All stars in creating cruel questions without answers ...
Their questionmarks are beasts ... riding on the roofs at night to steal babies out of their craddles ...
They are too afraid an answer would grow up in town ...
the stagger-cat
A staggers-cat called Herod joins the group .... He's on his way to Bethlehem to see a new pupil ... But he first has to buy himself a new coin-suit ....
Tonight the phoenix will rise from the ashes of bethlehem ..... your little bird .... he sais ....
I feel my throat tingle ... I'm getting my voice back ...
You have to talk nonsense .... he sais ....
For you saw this was the only way to find the answer .... to get your bird back ....
I got the staggers in my head, and I saw the truth ....
It exists, It exists ..... It's all true ....
We are all in the cage of denial ....
But nonsense is free .... running in the fields of dreams ....
I'm thanking my teachers for bringing me back to the dream .... They teached me to speak nonsense while being serious with a tight face .... It's the face of the coin who can do this ... for people need it to buy their bread ... Another mark of the beast ... To be able to survive in the land of nonsense one has to learn and teach nonsense ...
In the distance I'm hearing the soft echoes of the mistress' voice ....
I just fainted in the classroom ...
The staggercat came to take me away ....
I'm trying to reach for the mistress, but ..... she's too far away ....
I see her cycling on the road to school ...
I know soon there will be a storm taking her away to Oz .....
I'm staring at a coin, seeing her lovely face on it ... shining in the sun ....
I'm looking into Gaia's Mirror ....
Suddenly the face changes into a cook ....
Then it changes into the staggercat saying "peek-a-boo" ...
I'm finding myself diving through Gaia's Coin, entering a new world .... having a new suit full of coins with the faces of legendary staggers from legendary fairytales .... also full of coins with the faces of unknown, forgotten and forbidden staggers, from unknown, forgotten and forbidden fairytales ....
I'm listening to the nonsense of the staggercat .... It soothes my heart .... There he picks me out of the pew ..... saying bye bye to the preacher .... The ceiling of the old church explodes and I'm coiling out of the atmosphere ..... entering his spaceship .....
I get dinner .... twenty staggerpiano's to eat ... easy swallowing ...
Concertina's are growing from my stomach ....
Accordions are growing in my head ....
When I talk bubbles are coming out of my mouth ....
Echoing through the night ....
This is the land where the staggercat rules ....
I'm looking at my shoes ... they are new .... pianoshoes ...
Now I can dance on piano's ....
I'm racing on the railroads of my voice,
I'm swallowing a million of harps ....
heading for the violin ...
The coins on my jacket are awakening ... I'm floating through the air ... diving through another coin .... I'm swallowing a million of coins .... The staggercat is a good cook ...
There he walks on his head ..... There he walks on the ceiling ..... Everything here is the other way round .... and upside down .... But that's not too difficult for me, the Knave of Clubs always did that to me .... There he dances on the ceiling with the Knave of Diamonds .... upside down .... The staggercat pushes a key of the piano .... They all fall down to the floor ....
You were always my cat ..... I didn't know you were a staggercat ... If you would have said it earlier, we could have much fun together .... But it's ok .... then I would have missed all these awsome and wonderful books of my teachers .... All these wonderful cards ....
There my head appears on a playcard .... They say these cards are the judges of the universe ... There I see the face of the staggercat on the card next to me .... And on my other side .... the beautiful face of the mistress ..... She's wearing the crown of Oz .... Another card is becoming like a water-mirror .... and Pinocchio is coming through .... There's also a card with the awakening face of mrs. Jupiter on it ..... And a card with Maria Magdalena's face ...... We are all standing in a circle ... Waiting for the moon to bath us in silver .... It's the gathering of the stagger-cards .... turning worlds upside down .... The circle starts to spin ..... In these tornado's the stagger-insects are born ..... Deliriums ..... Their speeches can't be followed .... They are the whispers of the universe .... The three daughters of the giant know all about it .... They spin these whispers their whole life ...... Wars of the playcards .....
These insects appear on the banknotes and bills of society ... Their signatures enchant the world ...
Language-Teachers ..... Delirium-Languages, Stagger-Languages, Enchanted Dictionaries, .... The pride of the countries ....
Without speaking their nonsense .... no one can understand you .... and you can't understand them ....
I still see the face of my English Teacher glittering on my money ....
I'm heading for the Tower of Babel, where they all play at cards ....
One day I will teach them my language .....
The old staggercat is mixing some old dictionaries in his kettle ...... preparing a new language .... Some old ears through the mix .... Some old tv's and radios ..... And even some old shoes .....
I see little fat men walking on the ceilings .... They have big hats and white faces ..... Buddhas are coming out of their hats, floating in bubbles to the floor ... I know the faces of these men ..... They all have the same face .... The face of the greengrocer .... White Fruits from Vega-South .... The Arabian Mistress is speaking ... Her eyes are like a tiger or a lion .... The rest of her face is covered by a white decorated veil ....
I see a dictionairy called "bible" running through the streets ... It changes every year .... It's the chameleon of the arabian deserts ....
A pink glittered dictionary called Brazilian is dancing through the snow .... Teachers from Polaris ...
Dictionaries' Wars .....
They are all looking for the tea of Alice ... The Tiger's Fever ...
The Chrystal of Deliriums ....
They say it's on top of babel's tower ... In the center of it's clock ...
The staggercat tells me to rave enough to get there ...
I'm entering through the Lion's Fever ... tall whispers in the night turn me upside down .... me and my bed ....
An Egyptian king is speaking nonsense to his people ... they all nod yes ... in big fevers .... for his face is on their banknotes ....
I'm heading for the Snake's Fever .... A man called Shark's Fever is shaking my hand ... I'm in the train of dictionaries ..... They are all heading for Alice's Tea .... I wonder what sort of dictionary I am ...
My hand is sliding to my gun .... These tunnels are pretty dark and dangerous .... I won't take no any risk ... There I slide into a river called Cat's Fever .... The dogs are swimming here ...
The gnat's fever is a pretty one ... Neon-Glue is running through my body ...
The wasp's fever ... Like reading an indian war-book ....
I wonder where staggercat is ....
It's softer here in the deeper cores of earth than I thought ...
The spider's fever is feeding the sharks ...
I don't dare to touch the rabbit's fever ....
Finally I drink from alice's tea .... watching the nonsense of the tiger ....
Delirious Artist ....
I enter through the center of Babel's Clock .... Falling in the arms of a woman called Rabbit Fever .... I'm in shock ... I didn't want to touch this .... But it's softer than I thought .... The bird's fever is making my voice sharper .... A man called Babel is shaking my hands ... My tongue is falling out .... I get a new one .... Here I see another Lion Fever .... I got to weave my way to the Chrystal of Delirium .... deeper in the center of the clock ... I want to know Babel's secret ... The tongue of confusion .....
A cat called confusion is knocking at my doors .... I beg him to confuse me, to create chaos in my head .... For the brightness in my head hurts me so deep .... The lies in my head scream so loud ..... I want to get a good fever and to go to bed .... Oh, how I want to learn another language .... This language is breaking my hat ...
Turn my world upside down .... for I'm living in a box of lies ....
I will give you the fever of a radio ... he sais .... His chaos is softly roaring in my head ... soothing my heart and hat .... the frightening tinned soldiers fall down .... out of my head's cupboards ...
I will show you the legendary warriors ..... Oh no, please .... Not the hitler-thing again ....
He smiles .... No, it will be something worse ..... When you see this you will like hitler like your classmate ...
My hairs rise to the ceiling .....
You want to know the secret of Babel ? he asks ....
Yes, I nod ....
Deep in the center where all the clock-hands cross .... I saw his face ....
The comic-cat ....
There where they drink comic-juice .....
There where the teachers ask questions in unknown languages ....
There where no translation exists ....
A cartoon-cat is ticking on my shoulder ....
I see a sick child ..... more beautiful than a lion ....
schoolsick ....
One of his eyes is blind .... and very small ..... The Whale's Eye .....
The Eye of Ara ...
The other Eye is very thin and sharp .... The Hawk's Eye ...
The Eye of Vega-South ....
But I'm not charmed ... I saw enough in my life ....
Six Indian Chiefs are surrounding me .....
Chief Joseph is speaking to me ....
I feel my skin again .... and my clothes ...
I feel the warm seas of Ara again ..... Their coasts are speaking to me ....
Yes, ....everything is equal .....
A whirlpool called Equality is leading me to Russia ....
I'm feeling my red shoes again ....
I'm not charmed .... I'm not impressed ..... Everything is equal ....
I'm impartial ....
I'm seeing myself floating from the ceiling to the floor, and back .... feeling my old jump-ball in my stomache .... bringing me back home ... Feeling the snake's split tongue bubbling in my mouth again ... The only way to escape the land of the split talk .... is to talk the split talk ....
If they will maintain talking to me on two roads .... I will let them meet my two trains there ...
Tweedle Dee and Tweedle Dum ....
They are Twins ...
Tomorrow's Sandwich ....
Even Hitler cannot escape ...
I'm sitting on the neck of a cat called "Two-Face" ....
I wonder where he is bringing me ....
I had a teacher who always asked me where I was talking about when I repeated his own words ....
This is how deep the rabbit-hole goes ....
When I told him these were his own words, he always started to talk about something else ....
I'm sitting on the neck of a cat called "Three-Face" ....
Three big little blind girls, a Triplets, are knocking on my door ... bringing me a little fir ... Then they disappear .... diving into the sea ... changing into whales .... The secret of the trident .... Feeling a Three-Tongue burning in my mouth ....
Trident Wars in Egypt's Piramid ....
Insects of the trident-sting ...
Grandparents of the wasp ...
Where am I talking about ? I'm fainting in the classroom again .... A cat called "Square" is picking me up .... telling me he's going to burn the school ...
I feel safe in his arms .... I know this face .... Millions of triangles are melting in the big square .... This is how they make comic-juice .... It's coming from a rainbow-throne ....
Chief Joseph is smiling .....
A cat called "number 5" is entering the school ... He has a high black hat floating a few inches above his head ..... I'm fainting again .... Even the mistress faints .... and the other children ..... I'm screaming for help ... but he sais no one is going to help me, they all fainted .... Who is this .... I know this face ..... Can you please tell me who you are ........ Please ......
I am Mr. Nightmare, he sais ..... Your bed ..... Your sleep ...... Your horse to dreamworld ..... Your teacher in economics .... Your nightmares where there to serve you .... To bring you out of the nonsense into the dream-world where you are free .... Here you can drink the juices of fairground ..... I am the master and creator of all fairgrounds ....
Chief Joseph is smiling .... The little gypsy girl is sitting on his lap .... This stuff is flowing from another rainbow-throne ...
I'm drinking from the fairytale-juices .... and I know another mountain where they sell game-juices ....
I like this stuff more than gold ....
However, I'm running out of money .... There is work to do .... I'm having the French Fever ... Having the Zebra-Shivers .... Now I will be the one who will ask the questions .... I see three question-marks swimming in Russia's river ... Russians always ask the questions ..... for an answer would make them partial .... That would be the end of the trip ... I saw a Russian matchbox touching the edge of an answer one day .... His mother put him in bath for three days ...
When the fourth questionmark enters the river, they all shiver .... While the fifth blows them all into sleep ...
Six black cars are settling near to my garden ... They carry the sixth questionmark ..... a deaf one .... he doesn't know about anything ..... he even forgot your name .....
A cat called Lethe is working in my back garden ..... he looks like my grandfather ....
He found some old coins while digging in the ground ....
He looks at the little fir I got from the whale-triplets .... There are fruits growing in it ..... Question-Fruits ..... Well I got the question-fever already ... It's bubbling in my stomache .... Doctors are running ..... A question-mark is reaching Babel's Tower .... My hand is sliding to my gun again ... This is going to get dangerous ....
You're crazy, sais the doctor ..... but when the question-mark appears on my forehead .. he faints ....
The question-mark is my sword now ... Too many questions asked me the hats from my heads .... Now I will ask the questions .....
I saw a movie called "The Maze" ..... part 1 till 23 ..... Now I'm waiting for part 24 .....
They say in part 24 the boy who was locked up in the maze will turn into a maze himself .... This will be the final escape ...
They say Rambo was a question-killer ... I met him in vietnam ..... but I brought him to wonderland .... where the question-eggs walk ...
Yes, I also wait for another Easter ... I once made a painting about this Easter ..... They all thought it was a photo of my grandmother ....
When it's question-easter ..... Anyway .... I always spoke halve words ..... People still sit in the waitingroom for that ....
There I faint in the doctor's waiting-room ... A cat called Easter is picking me out .... he sais he's going to burn the waitingroom ..... But this time it was my turn .... I brought him to wonderland, where all the waiting-eggs walk ...... I'm still looking for waiting-easter ....
There he is, the easter-hare ..... he knows more about this ..... his brother was the march hare ...
Millions of waiting-cubes are melting in the big green question .... You are looking for the best answer .... but I am looking for the best question ... Unintelligible questions were always shot at me .... Now these babes will be my bullets .....
Talking french to me was always like asking too difficult questions ....
There he is .... my french teacher .... I always wondered why he looked like my economic teacher .... Anyway he always teached me how to ask unfathomable questions ... too fast to follow ...
He was always called Speedy Gonzales .... I never knew why ....
I recorded all his teachings backwards .... I heard the most wonderful fairytales ....
About mazes and lockmasters .....
I know some locks without keys ....
I saw two men entering wonderland ... They were escaped from a Jewish book ... One was called : I Am Who I Am Not and the other was called : I Am Who You Are ... They were twins ...
I am drinking piano-juice ... but I don't hear anything ...
Question-languages are running through my mind ... reaching for the apples of my heart ..... But I don't hear anything ..... The big ear is closing the shop ... he will go to sleep when he's home ... His wife is kissing him, giving him today's sail-magazine ..... When he goes to sleep he will dream about ships .... This is the only thing he cares about .... Tomorrow he will go for a trip around the world, sailing the oceans .... He's finally retired on a pension now .... After working so long in the sailor's shop ... Tomorrow it will be a toy-shop .... But he doesn't care about that anymore ... His son will take it over ... You can never convince a deaf man ...
Tomorrow the Big Ear will speak ..... from vela's organ .... Tomorrow the Big Ear will smoke the pipe of Chief Joseph .....
A cat called speech-defect is knocking on my shoulder ...... They think it is a speechdefect ..... he sais ..... but ........ They think they made a type-error ....... but ....... They think she's a stutterer ...... but ..... but ...... b....b......buuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuut ....... it's just another language ........ a language is the other's speech-defect ... all languages come forth from speech-defects .....
Who the hick heck are you, I ask ..... I remember this face .....
I'm the language-butcher .... he sais .... I confuse and cut all the existing languages and ...... making new ones ......
I work in the tower of b...b.....babel ....
I'm the eco-system in speech .....
Hitler in Wonderland
I had enough of all this .... calling alice ....
She knows the road in this rabbit-hole .....
Swallow the letters, she sais .....
But ... what about the numbers ?
Swallow them also ... she sais ..... It's all food from the cook ....
Which cook ? I ask ....
The maths-teacher .... she sais ....
oh my god, I scream .... not him ... oh no ....
Heaven save my life ... This man almost killed my life .....
No, Alice smiles ..... he's just your cook .... the language-cook ....
I'm shutting the book .... in shivers ....
All I need to know is the secret of Babel .....
I'm walking to the library heading for another book ....
On the street I meet my history teacher ....
He's giving me a book about Hitler ....
saying : This is why Hitler ate the Jewish Star .....
He thought it was a book about babylon's tower,
about how to escape a language's teacher ....
He was just a schoolsick boy ....
But the true danger was the black rabbit ..... For he kidnapped him to the black wonderland ..
I shiver while I'm reading the book of the black Rabbit .... Hitler followed the wrong rabbit ... to the wrong wonderland ..... I'm staring at Hitler's picture, having a black rabbit on his shoulder .... he kisses it ....
I'm crying, ...falling in Charlie's arms ..... He knew this .... Santa knew this .... Who is this black rabbit ... I ask ....
I'm sitting next to Hitler in the classroom .... It's thundering outside .... All of a sudden lightning enters the classroom ... Hitler is fainting .... A black Rabbit is entering the classroom taking him away .... The mistress smiles ... She's wearing a Jewish Star on her jacket .... We all have .... Shhh .... She sais .... We are all safe .... She opens the book of a red rabbit .... The book is called Maria in Wonderland ... She starts to read : page 223 :
"And the red rabbit took the Jewish children to a cave called "Babel" ... a little kid called Hitler lost his tongue there for he was screaming too loud ... He swore to return with a black rabbit to get his tongue back .... but he took the wrong book called "Hitler in Wonderland" .... So he never reached Babel again ... When he got home, he caught a red rabbit called "Jesus" and caged it in an old radio .... His mistress called Maria Magdalena told the children to take their rabbits with them on Animal's Day .... so Hitler brought his red rabbit caged in the old radio ..... It had dyslexia in his senses .... which means it could see the fairytale in everything ..... in equality ...... Maria wanted to keep the rabbit to tell stories in the class ..... Hitler thought that would be ok .... When he got home, a black rabbit was sitting in his room .... having another book for him, called Hitler's Ark .... This ship would lead him to Babel to get his tongue back ... When he got in ... he had to drink from a bottle called "Hitler's Flood" ... It was the black rabbit's juice ... made of comics .... Please don't bring me back to school, he begged the rabbit .... The rabbit gave him another drink called "Hitler's Sea-Split" ... the black rabbit's liqor .. made of slapsticks ... He fell into the rabbitshole, and at the bottom he was born in Betlehem next to a kid called Charlie Chaplin .... his twin-brother ....
Now who of us will be Jesus, Charlie asks with a grin .... you or me ....
They got a black rabbit called Judas for their birthday ...
Charlie asked the Rabbit if he wanted to be Jesus ...
No, said the rabbit ...
Well no means yes here, so you will have to paint the white roses in red .... in the garden of Eden ...
The Rabbit walks into the garden meeting adam and eve ....
What are you two doing here ? he asks ...
Well we were waiting for you to give us some other fruits .... We didn't like your first one ...
Why didn't you just tell it was your orange painted radio ....
We are getting sick of the music in our heads ...."
The mistress shuts the book and smiles ....
Well, that happens when you are a greengrocer trying to smuggle radios in black bibles, trying to escape a rabbit's jail, teaching spanish to jewish children in the night ....
A spanish teacher is tearing the pages out of an old dictionary, trying to swallow his past .... His artificial teeth dancing on his pedestal cupboard ...
I'm staring into Charlie's Eyes .... Tonight we will dance on Hitler's Tongue ... The road to another story .... The moon of Oz is shining his face on us .... A blue rabbit is following us ....
The Coin VI
Quatzalcoatl was sitting on the first Rainbow-Throne ... He was the paradise's greengrocer .... The God of movies .... His throne was a wheelchair .... There he's on his way to James Bond .... To sell him some apples ...
Santa Clause was sitting on the second Rainbow-Throne .... His ship .... Sending Charlie to the poor laughs ....
Saint Nicolas was sitting on the third Rainbow-Throne ... sending old Nick to bring comics to the kids ....
On the fourth Rainbow-Throne .... Sandman was sitting ... Counting his money .... Counting the tears on a man's jacket ....
These guys cost a lot of money ... They don't come to your bed for free ...
A cuckoo is singing a song in the night .... It's a mysterious song .... A man was killed here ... Now the cuckoo is counting the blooddrips .... Trying to trace the murderer ......... There his face reflects in the blooddrips ..... The cuckoo knows what it has to know ..... and is flying away in the darkness .... Back to it's clock ... Santa's ... Detectives ...
Quatzalcoatl is eating banana-coffee-ice-cream from the greengrocery's liqor ... together with Goldfinger and Kojak .... His wheelchair goes faster than the rain .... Goldfinger and Kojak are sitting in the side-cars ... one left and one right .... tomorrow's sandwich ....
I had a teacher who called his nonsense art ..... A strange way to escape a rabbit's cage ....
His coin is still floating through my mind ....
Here I throw a blue coin high in the air ... When I catch it .... it is red ..... There are two sides of the coin .... I'm still looking for the third one ....
Well, this is how they breed politicians .... calling their nonsense art ....
I saw people smuggling drugs in paintings and strange cubes .... calling it art ....
I saw people killing animals and trees ..... calling it the artist's touch ....
Still they are marching to wonderland .... Hitler's wonderland ....
This book still sells good ... especially among smugglers and swindlers ....
One day I will enter your house, said the black rabbit to the yellow rabbit .... stealing your paintings .... stealing your artificial teeth .... and your strange cubes .... robbing your banks ...... and your furniture by an iron pencil ..... calling it ... art ....
When a criminal has a pencil in his hand ... he is unguilty ....
They know where to find the pencils ...... in the art-teacher's room .... from here they can steal your pockets empty ... having the police on their side .....
Behind the painting of the old black rabbit .... A lot of money is hidden ... This is how paintings come alive .... The old cuckoos know all about it ..... Painted Criminals are never guilty .... They have all lawyers on their side .....
I'm hearing that strange song of the cuckoo again .... It's counting the paint-drops in a pot .... It smells like blood ...
Quatzalcoatl is viewing his old pictures with his projector .... The white screen will show him which characters escaped from the pictures .... They will be tomorrow's criminals .... He sends out his eagles to take them back ....
The visitors of the cinema are bored .... the villain escaped from the movie's screen .... They rather read tomorrow's newspaper ... Another day in Hitler's Wonderland ....
There a cinema's worker becomes a journalist at night .... turning into a vulture ... to prepare tomorrows newsmagazines ..... to make some extra money ... for his movies don't sell enough to keep his kids quiet .... It will be a real artwork again .... showing wars and suicides in slow-motion .... He will be the show-master of tomorrow's desasters and dog-fights ..... calling it art ..... He wrote the book : "How to kill a yellow rabbit" ..... A best-seller among showmasters ..... While Alice is still looking for the yellow rabbit .... She knows that it still lives ... somewhere ... somehow ..... She still hears it's heartbeat ....
They say it's Quatzecoatl's rabbit ... There's a road behind the painting of a legendary sailor ....
Quatzecoatl is eating banana-tobacco-icecream, together with Kojak and Goldfinger .... His eagles brought some movie-villains back ... Tomorrow there will be no newspapers .... For good news doesn't sell ..... They say it's all nonsense ...
A cat called "Birthday" is sitting on the fifth Rainbow-Throne ... comics to the kids .... Quatzecoatl is eating banana-mocca-tartlets .... Everyday it's my birthday ... the cat sais .... And he decides when it's your birthday ..... Quatzecoatl sais .... Detectives from the Throne ....
They all escaped from the black rabbit's painting .... It was a real art to do that .... Now they have the pencil in their hands .... The art of the detective ....
I'm feeling Quatzecoatl's Coin burning in my hand .... The Circle of Agatha Christie .... The Detective's Eye ......
There was a day when men had no muscles .... but only Glands to cry and Glands to paint ....
The Tear was the mover and the creator .....
I'm reading the book of the yellow rabbit ..... Quatzecoatl in Wonderland .....
The strange song of the cuckoo is leading me inside ....
There I see the Tiger's Tear .... I'm touching all the buttons which makes me cry and quiver ....
It's the Tiger's Pallet ... Quatzecoatl's Wheel-Chair-Switch-Board ....
Cartoon-Tears are streaming like waterfalls .... I'm ... on .... Fire ....
In the lake called The Tiger's Tear my Cartoon-Me is reflecting like a mirror ....
I'm diving deep ... looking for my lost pearls .....
But the black rabbit is blocking me ..... He stands on a hill near the lake ....
having a black pencil in his hands ....
Lightning and Thunder flashes and glitters from it ....
But there Quatzecoatl is riding in his wheel-chair ....
Having a cartoon-cube in his hands ....
Nooooo, screams the rabbit ...... Not the cartoon-cube !
His voice is getting higher and there he melts, flowing and spiralling into the cube ....
He escaped from the cartoon, Quatzecoatl sais ....
There I'm floating deeper into the Tiger's Tear ....
Feeling my whole body is crying .... crying paint ....
My lips are swelling ... reaching for the Tiger's Milk ....
When a man hides his tear in a muscle ... he's reaching for the milk of the black rabbit ....
For when a detective becomes a journalist, the biggest crime has been commited .....
Then the bird became a beast ..... and the woman who rode it .... was the assistant of Pontius Pilate ..... For neutrality was the cross of Jesus ... The juice for the hungry newspapers .... Mixing good with evil ....... Married off to tomorrow's World-War ....
A man called Pontius Pilate is the guest of the show today ... The showmaster smiles .... Looking at the muscle of his guest ..... There is a bird caged in it, singing beautiful songs .... The muscle becomes red .... and then black .... All colours of the rainbows ..... The showmaster is in awe, and the people are applauding .... He sees all the faces of his family appearing on the head of the bird ... One by one .... The songs are getting more beautiful ... There he sees the face of his wife .....Tears are flowing over her cheeks ... but it's already time to go .... The guest has another appointment in another show .... The showmaster is begging him to stay .... No, sais Pontius Pilate, you can go to my secretary to make another appointment for the next century ....
Next Century ???
The showmaster starts to cry ..... His wife has been missed for three years .... Will he ever see her again ?
This will get out of hand ....
Tonight there will be a Journalists' War .... tomorrow-morning a journalists' desaster ..... Who will be the Journalist then ....
I see an owl escaping from an old painting .... Writing tomorrow's bible with an iron artist's pencil ... Interviewing Tomorrow's Jesus ... a tiger escaped from an old comic .... This time he will not die by the microphone of a journalist .... He will be the journalist himself ... Interviewing Judas, Pontius Pilate and the pharisees ... making pretty pictures of them for his comic ....
The cartoon's Journalists .....
Service With Little Light
It is busy in the cow-hospital ... dr. cow is killing a handkerchief ...
dr. chicken is bringing it to life ...
A doctors' War ....
Service with little light ...
The disc-jockey-crow is a stalker ...
He plays music in the heads of people, day and night ...
This is the secret of his sleep ....
The journalist-vulture is also a stalker ...
He kicks people knock out with his microphone ...
A giant's microphone ....
Service with a little light ....
The announcer-tucan is announcing a new movie ....
Tomorrow's nightmare ...
The day before he escapes to his tropical island ....
The quizmaster-cock is safe when the war starts ...
Safe in the cow-hospital,
where the doctors are fighting about a handkerchief ....
The Wizard
The Arabian palace was hard to reach,
The desert was long, and full of snakes ...
I'm touching the portal of the palace,
But then it disappears ...
It was a mirage ...
Finally I feel hard ground below my feet,
Am I in now ?
No, it's only a lost stone in the desert ...
The sun breaths in my neck,
My shoulders are burning ....
Finally I see someone standing with a mirror, smiling ....
So it was you making all these fata morgana's ....
I'm looking around me, the desert is gone ....
Even the desert was a mirage, just another one's trick ....
I'm in the palace,
Cool winds are touching my neck and back ....
My clothes are thin and transparent ....
The sun tattood my body with dragons,
to protect me against the Wizard's eye ...
They say his eyes spit fire ....
His cobra's lead me to a room, in the top of one of the palace's towers ....
Two lions will wake over me the night ...
They say the black powers will rage when the nights fall ....
In my room it's hot .... My bed is burning, and flames are dancing on the walls ...
I see banana's to eat, but I don't dare to touch them ....
They say they are the wizard's hearts ....
I see them beating on their dishes ... They are pulsating strange feelings into my stomache ...
I feel like getting drunk ..... It's the wizard's banana-liqor ....
They say it's necessary for a good sleep, and not to fall out of the dreamship,
while sailing over the seas of the night ....
I see black licorice surrounding my ships .... it glitters in the waters ....
The black sun is enchanting the oceans ....
But there I see you walking on the water, with your little mirror ...
And I find myself sitting on your lap .....
It was all a mirage .....
You .... it was you again ....
Uncle wizard, he likes to play, he likes to tease ....
But I like it, it makes my touch lighter ...
Always when something happens I think .....
Hmmmm ... It can be another trick of uncle wizard ...
For he likes to play and he likes to tease ....
He wants me to learn not to be too serious about myself ...
He wants me to learn ... not to believe too strong in the things happening ...
He just wants me to stretch out to him, and to smile about his tricks ....
On his lap .... I am safe ....
The Actress
the ventriloquist
When you first gave your heart to me,
it was like entering an Arabian Palace ....
When you gave your heart for the second time,
it was like entering a Lions Pit ....
They were chasing through the Arabian Palace,
giving some spicy flavor to the fruits ....
When you gave your heart to me for the third time,
it was like entering a Rabbit's kitchen ....
But the nuclear bombs were tamed, they walked hand in hand ....
Although I was scared to death to watch their faces ...
When you gave it to me the fourth time,
it was still a rabbit-kitchen,
but the bombs were stuffed by a good taxidermist .... you .....
When you gave it to me the fifth time,
it was an arabian palace again ....
I was wandering through the mazes of it, like a soldier checking the canonballs of the walls ...
I'm still waiting for the sixth time .... But I think this time will never come ...
You stuffed me, I'm a tinned soldier now .... waiting for the night to enchant me to life again ...
The first time I gave you my heart,
you entered a circus, waiting for the animals to dance ....
But you stuffed them, only letting the clowns walk ...
By moving your strings ....
The second time I gave you my heart,
you entered a race-cource,
racing with the banana's of my world ...
But they didn't have wheels ....
They were your feet ....
.....You stuffed them ....
The third time I didn't have a heart anymore,
so I gave you my arms ...
But you stuffed them too ....
You're still working to stuff my mouth,
but I'm a good ventriloquist ...
Like you are .....
For it's only your stomache doing your things .....
The rest has been stuffed by a dragon ....
He needed a doll for his cinema ....
You're still a famous actress,
writing your books for over-populations ...
Having a dragon in your stomache ....
Even a better Taxidermist than you are .....
Or is he also someone elses doll, waiting for the next show ?
I see a little girl walking to her soft dragon-doll ...
Tears are running through his stomache .... they will never reach the surface ....
He wished he would never give his heart to her, for she stuffed it and now he is a fluffed doll.
He wished he could go back to the Arabian Palace where he lost his wings ...
The first time I gave my heart to the dragon,
He got wings again, and flew to the Arabian Palace ...
The second time I gave my heart to the dragon,
He enchanted my heart so that I could move ...
The third time I gave him my heart,
He gave me His heart ....
The fourth time I gave him my heart,
He gave me His wings ....
Now he's flying in me day and night .... Enchanting my body ....
The fifth time I gave him my heart,
He's not a doll anymore ...
The little girl rages .... She calls for the Taxidermist ....
the snake-dancer
The first time he gave me his heart,
he entered my circus, to enchant my animals to life again ....
The second time he gave it to me,
he entered my rabbit-kitchen, to bring spice to the fruits .....
The third time he gave it,
he entered my arabian palace, to let my horses fly again ....
The fourth time, he entered my lions pit to bring them back to the palace ...
The fifth time, he gave wings to my canonballs ...
I'm still waiting for the sixth time .... I know this time will come soon,
for it is almost night in which the iron soldiers will come alive .....
The little girl rages again, calling for you ....
but you are running through the night,
looking for your dragon ....
But he is looking for another doll ...
I think there will never be a seventh time, ....
The iron soldiers will stand alone in the night ....
I see them running through the streets ..... also looking for dolls ....
Yes, they gave their hearts seven times to me, but they won't do it the eighth time ....
Then I will have to wait for an Arabian Snakedancer ...
They know how to move, they don't use dolls .... they don't use strings ...
They only wear strings .... without dolls on the ends ....
They only wear strings .... stuffed strings .....
Their copper skins shine in the sun .....
The arabian sun .....
They don't need puppets .... for they know : One day the puppets might need them ...
They are free ...... Their strings are blind roads ..... They come to dead ends ..... They are free .... Their strings will change into snakes at midnight ..... Then they will come alive .... They got free by waterfalls of tears ... They cried long and fast enough to reach the tops of their fingers and the top of their heads .... Now they can move ....
They gave birth to themselves .... Now they cry tears of joy ....
They dared to swallow the darkness, they dared to dive into seas too tall ...
I sea the seven suns when I look into their eyes ....
When they gave their hearts to me the eighth time,
I could see again .... Seeing my own births inside ......
I can escape into myself ... There is always something to swallow .....
At the end of the swallow, the rabbit-mountain exists .....
Snakes are entering the rabbit-holes .... reaching for the kitchens in deep slow-motion ... bringing spice to the food, setting the walls in fire ..... All ready for a good swallow .... I swallow my way to the Eye of the rabbit .... I see the seven lightnings twinkling in the Eye ... I didn't know lightning could be so soft ...... The snake-dancers enter the Rabbit's Eye ..... from here they can see the world .... The arabian palace twinkles in the sun ..... Twinkling the rabbit-dancers to life ...... Sinking deep into the Rabbit's Shoe with their parachutes ......
When the rabbit-dancers gave their heart to me the nineth time, I could hear their heart-beat pulsating through the universe, awakening the pink sun ....
The pink sun smiles .... She waited so long for this moment ....
She embraces the purple sun, and becomes brown ....
Deep in the Rabbit's Shoe, a bird-dancer lives ....
When he gave his heart to me the tenth time,
I could breath again .....
the monkey
The arabian palace is heading for africa ....
It's like two fruits melt together ....
The juice is tingling in my throat .... It's spicy ....
The waves of it are reaching the coasts of my heart ....
Tornado's are surrounding them .....
There is a place where the whirlpool changes into the tornado ....
At the edge of the ocean's waterfall.
They are looking for the african palace ..... deep in the desert ....
Here the heart of the monkey burns ....
When the monkey gave his heart to me the eleventh time,
My heart was melting in fire ....
Snakes, rabbits and birds are entering the monkey's palace ...
It's his birthday, they bring him presents .....
Fireworks from their hearts to his .....
Three wise are visiting Bethlehem's Child ....
They carry the little baby to it's craddle .... deep in africa ....
A puppetmaster called Judas is painting his puppets ....
He wants the little monkey ....
Monkeys are surrounding his house .....
give us our children back .....
Let my monkey go, screams a man called Moses ....
Cut the strings of my monkey, he belongs to my ship, yells a man called Noah ...
He was a sailor of africa's seas .... he belongs to us ....
Samson was the fright of the african seas ... his monkey was his dog ..... Now it's time for his monkey to come back ....
A black snake called Surinam is disappearing in the night, looking for lawyers to keep his monkey tight .....
There's blood coming from the monkey's eyes ....
Maria Magdalena is kissing his tears ....
She swallows them and a ballerina starts to come alive ....
The toy-soldiers were the fright of aldebaran, they want their monkey's back ... they were their ships ....
Surinam, Surinam ..... the gathering of insects ....
An insect called Bagdad is entering the circle ....
He sings their songs, dances their dances, but there's something in his face ....
and after the show he goes around with his hat, collecting money ...
They don't want to give him money, for he danced the same dances as they did ....
Well, you have to pay me, for it costs money to look at my face, he sais ...
Then they give him some money ....
But now I will give you some money, to buy some new shoes .... he sais ...
He gives them a coin, with the monkey's head on it ....
They all start to scream, hiding their monkeys .....
Suddenly monkeys start to come out of their shoes ....
They run into the jacket of the insect called Bagdad ....
Now they will dance their own dances ....
Now they will sing their own songs ....
A man called Elia is smoking his cigar .... giving his shoes to the black snake .... Now he will have to dance for the queen of Bagdad .... after that he will become the dog of Sinbad the fright of the Arabian seas .... For the kids to know to never steal a monkey from an old woman's house .....
A man called Jeremiah is smoking his cigar .... giving his trumpets to the black snake .... Now he will have to play the trumpet in Sinbad's House, cooking meals for his rabbits .... For the kids to know to never take candy from a strange snake ....
A man called Jesus is smoking his cigar .... giving his hat to the black snake .... Now he will have to catch tomorrow's rain, telling jokes to the birds ..... For the kids to know to never eating an apple without asking it who's in ....
The twelfth time the black snake gave me my heart back,
I could catch the coin of the monkey again ....
Evidence for me .... to know who the king is .....
Way of the Snake
Dream of the criminal,
dream of the cannibal,
dream of the white man,
dream of the black man .....
They all dream the same dreams,
they all follow the same paths ......
all smoking the same cigars .....
The cigars of fear ......
The fear to be eaten ......
That's why they eat so much ......
Some think they don't care about being eaten ..... But they are still afraid someone eats their indifference .... Everyone has his place in the wheel of fear ..... When you lose the fear to lose indifference, you're in the deepest indifference ..... This is the way out ...... The way of the snake .... Losing your skins .....
When Mother comes back
mother is mad
I know she will return very soon ...
She said she had to do some shopping ...
What will she say when she comes home ...
Oh there she is ... Standing at the door ....
What have you done to my goldfishes ... she sais ...
Well .... little Timmy swallowed them all, mommy ...
What have you done to little Willy ...
He still sits in bath the whole day, mommy ....
What have you done to my chinese dishes ?
Oh, mommy, we were playing with it and then it fell to the ground ...
What have you done to the tv .... Why is there butter all around ...
And why is there chocolate on the wall ....
You made a mess, that's clear to me ...
What do all these eliphants do here ....
And what do all these monkey's do in the lamps ...
You had a great time, I see ...
But mommy's back you see ....
I did some shopping ... For you I have a toy ...
Let's see if you will enjoy ...
Mommy turned around ... and a tornado starts to move ....
From the tables to the beds ...
Bringin us all there ....
Time to sleep, and time for the trumpets ...
Mommy is back .... She seems very mad ....
She did some shopping, but now she throws everything through the house ....
What did you do to the mice ?
We burnt them, Margaret sais ... The candles were gone, and we got cold ...
And what do all these dogs doing here, running through the house ?
Well, the neighbours had to go for a holiday, and now they sleep here ...
Sleeping ? Is that what you call it ? You can't handle these machines ...
Mommy please, sit down and take a break ....
Well, my break was long enough, now I will push a brake ...
Mommy please, go for a sleep, you must be tired ...
Well, I have slept long enough, this must be the morning-magazine ...
Mommy please, go for a shop again ... maybe you weren't done there ...
No, I will bring you to the shop ... Then you know what it is to be for sale ....
For you sold your mom long ago .... but she's back now ... ready for some cleaning ...
The trumpets start to blow ....
Oh, mom, where did you buy these ?
I can't hear my radio anymore ... Can you please bring them back to the petshop where you bought them ...
Oh, mom, where did you buy these cats ...
Well, they look lovely, honey, but they will eat you for dinner ....
Oh mom, please don't say these things ...
Well, last year you ate them, you threw the ball away ... now the ball is back ....
Oh mom, please, get a job ...
This is my job ....
Oh mommy, no, please go for a walk ....
No, my kids .... mommy is back and will sell your tricks ....
For you sold me long ago, like you did to dad ...
I returned today, but dad will return tomorrow ....
The whole family will return ....
You won't recognize them again .... For it was a long time ago, you sold them to an old rat ....
But now he is on a holiday .... asking me to take care of you for awhile ....
So you see, when you think you sold me and the family, you sold yourself ...
For your family is a mirror, reflecting yourself ....
When you throw the mirror in the river, there you go yourself ...
Oh, mom, come on, where did you learn that tale .... Where did you buy that orange ?
Well the coins the old rat gave you told me, they reflected your face .... you lost yourself ....
Well, mom, these coins were in my pocket all the time, I hid them very well, so what a tale again ....
Well, hon, I was also in your pocket all the time, so I could hear everything ...
Mom, you are the best ...
Why didn't you write fairytales ?
Well, I did already, my kid ... but you never wanted to listen to them ....
You never went to the fairy's world ... but now it has been coming to you ....
Isn't it funny to watch the fairground-mirror again ?
No, mom, I rather watch tv ... I look a lot better there ...
Well tv is out now ... Your money has run out ....
Well, mom you never told us it was an automaton, but thanks for the updates ...
You are very welcome, my daughter .... All these machines here are automatons ....
When they don't get their coins anymore, they will eat other things ....
Mom, you start getting cynical .... Where did you learn these tricks ...
Well, the old rat teached me, he said he learned them from you ....
Mommy is back ..... Mommy is mad .... And she wants us to meet the family ....
Yes, my daughter, yes, they are all waiting for you .... one by one ....
Well, are they also trained by the old rat ?
Yes, my dear, yes .... trained by you .... Kids teach their parents .... kids teach their family .....
The old television is grinning ....
Hehe ... and I teached them everything they know ....
Mom, we have enough of you, the tv will be our mom now ...
The echo from the past, coming from the old tv ....
But mom is back .... She bought a new tv ....
the Noah-Virus
Cruel jokes, cruel jokes, sais the old crow ....
He lived so long in that old television .... but now it will go back to the petshop, but this time not for sale ....
A little boy is entering the petshop .... asking what kind of animal that is ....
It is an alarm, sais the owner, but it is not for sale ... It warns the kids when they want to have a dangerous tv-animal ... For when they would take it to home it can sell the whole family ....
After all these years I started to know why mom was so mad ..... We bought that old crow in a time when the petshops didn't have that sort of alarms .... He sold the family to the old rat in the radio .... When we got that old radio, the rat was already in there ..... We got that thing from an old aunt ... We thought the radio was our new daddy, for that was what it said .... Well actually the rat inside ... We sold everything to him, so that he would give us money .... We needed it to buy a game-computer .... He would be our new housekeeper .... and even our new teacher so that we didn't have to go to school anymore ... So we sold our schools, our books and householders to the rat also .... on our way to eternal holiday .... But ..... A bear was living inside ... looking like our mother .... he wanted us to make a mess in the house ... so that he had something to do .....
After all these years .... yes .... mom .... you were so right ..... We took a whole zoo in house .... without knowing who they really were .... The doctor said we had the Noah-Virus .... My sister got it from someone in her class .... While she was doing a game with that little game-computer of her class-mate .... It was called "The Animal-Family" .... She didn't know there was a virus inside ... it jumped over on her like a little flea ..... She was so sick .... and after that we all got sick ... The doctor said there's nothing to do about it ...... but I'm still looking for that old video-game ..... Maybe my uncle can repair it .... He works in the petshop, knowing everything about animals .... and computers .... He also works in a bibleshop on saturdays .... He sais once a month Noah visits them ....
Last night he told me that Noah had a fish who got mad because it wasn't allowed to enter the ark .... Noah told him it had to stay out of this ...... for it had to catch the raindrops ..... The Fish developped The Noah Virus .... and brought it into the Ark when Noah and his animals were sleeping ..... Every game without a fish would be doomed to get the virus ..... So when the Animal-Family was developped, without a fish, the virus got in .....
Everyday I go to the lake, since awhile ... looking for that old fish ..... I know he wants to help me .... I still have that virus ..... One day I saw a goldfish coming to the surface .... I gave him some bread ... He was wearing a bell on his neck .... he said it was an alarm .... He wanted me to bring it to the petshop .... it warns the kids when they want to buy an animal with the Noah-Virus ....
Today mom got a new game ... How to defeat the Noah-Virus .... She got it from my uncle .... and he got it from Noah ..... while Noah got it from the fish ..... They are friends again now .... They talked it out ..... It was a long conversation ..... She also got another game called The Real Animal-Family .... It's a new version, including fishes .....
Little Timmy is finally spitting the goldfishes out .... They swam in his stomache for a long time ....
Little Willy is finally coming out of the bath ....
And we are having a new game-computer now ....
Mom's goldfishes are living in it, telling us all her stories ....
Tomorrow daddy comes again ....
And we will meet the whole family ....
Mom will be proud of us .... We will move to a house at the Lake .....
A house called "The Real Animal-Family"
the animal-mirror
I have a boat there at the lake .... Since awhile I'm making trips with it ..... Deep into the forest ..... Following the most beautiful fishes ..... They say Noah lives deep in there ..... At the end of the forest-rivers .... I didn't reach his house yet .... But I know it will be full of animals there ..... They say the owner of the petshop looks like him .... And they say I look like his daughter .... Well, she is my friend for a long time .... She often goes with me .... She also likes to meet Noah ..... In the bibleshop it was forbidden to enter when he was there once a month .... Only the crew was allowed to meet him .... like my uncle ..... He told a lot about Noah .... but now I want to see him like he really is .... And talk to him, like I talk to my family ... I would love to spend my holidays there, caring for the animals and listening to his stories ..... They say he knows everything about tv-birds, radio-rats and computer-bears .... I would love to see his machines .... I wonder who is living in his washing-machine, and who is living in his refridgerator .... They must be beautiful animals ....
They say he has to care for a little boy called Mowgli .... He found him in a little basket on the river .... lying next to a child called Moses .... Moses grew up very fast, and now he's working in the plantshop ... at the corner of our street .... But Mowgli grows slow ... I think he likes to be with the animals too much .....
Well finally, yesterday, me and the daughter of the petshop-owner met Noah .... and how he looked like my uncle .... It was almost amazing .... while the daughter of the petshop-owner said he looked like her daddy .... I think Noah always works in the heads of the people around us .... trying to reach us with his programs .... He told us he is also a disc-jockey, but that was a big secret .... And when I saw one of his birds .... it looked like my brother .... Well maybe it also lives in his head ... who knows ... It was like I saw my whole family here .... and the daughter of the petshop-owner saw hers .... We were both amazed ....
Now it was very funny ... Noah's bed was an old wardrobe in the wall .... Here his whole disc-office was settled ... His bath was an old boat ..... and his kitchen was an old bus .... We had a great time here .... and when we were taking our bags to go home again, he asked us to come to his cellar .... He wanted to show us another animal .... When we saw it, it was like we were looking in the mirror ..... It looked like us .... We were so shocked .... But ..... it was the most beautiful animal we ever saw .... And Noah said it was his best .....
A day never to forget ....
The Mirror
Now I understand why it slipped through my fingers .... It wants to show me something ..... True Manuals always slip through your fingers ..... True Mirrors always run away .....
Oh how I want to reach the mirror of Aldebaran, and seeing who I am ....
Oh how I want to see my face reflect through the coin of Venus ...
Telling me who I am ...
I am in a desert of mirrors ...
Oh I how I would like to look into the waters of Aquarius ....
To be able to kiss my own lips ....
Mirror of Narcissus ...
Wandering in a jungle of mirrors ...
I'm looking into the mouth of a snake ...
My face mirroring in a tooth ....
Golden Teeth from Who Knows ....
I'm lost here, in a labyrinth of fairytales ...
I'm lost here in a kingdom of cartoons ....
I don't know who to believe ...
I don't know who not to believe ...
Birds flying with my head ....
Having my face ....
Is it stolen, is it a mirage ... or is it really me ?
I'm married to my own misunderstanding ...
Your voice is too high ... It breaks my mirror ...
Your weapon was always a mirror ...
With this little thing you terrorized the mass ...
My face is mirroring in your leg-knife ...
Well, my applause ....
You are a real artist ....
Finally I do the slow-motion backwards ...
Falling in someone else's arms ...
Looking in his neighbour's watch ... seeing a different face ....
Mirrors on the covers of books are most dangerous ....
For the sentences tie you on the mirror forever ....
Lost in the palace of mirrors ...
It's deep in the desert ....
I know this place .... I feel the heartbeats of the wizard softly in my heart ... They come from many directions .... I don't know where he is ..... but he is close to me ..... I hear his footsteps .... echoing through my mind .... He knows me better than I know myself ....
These worlds are created by mirrors .... Does anybody care ? Can anyone throw a stone in these ?
Between these thousand mirrors, one orange mirror stands ... carrying the smile of the wizard .... I'm holding on to it ... but it slides through my fingers ....
I'm in another gallery ... Following the Orange Mirror .... Now I understand why it slipped through my fingers .... It wants to show me something ..... True Manuals always slip through your fingers ..... True Mirrors always run away .....
I'm in a room with a million mirrors ... I'm wrestling with them ... Please tell me who I am .... Some ask a lot of money for the truth .... But I wonder if it will be the truth ... I see creatures caged in them .... trying to escape ... Is this hell ?
A hell of mirrors .... A hell of voices ...
A doll is tapping on my shoulder .... saying it's my "me" ...
There I see a yellow mirror ... reflecting the smile of the wizard ...
I'm entering in .... It's an elevator .....
Well, maybe I will finally meet myself ....
The wizard opens the door ....
I see a million of faces reflecting in his teeth ... The sun is blinding my eyes ....
My god, I'm blind .... Now I will never know who I am ....
I'm facing the Dark Mirror ....
I'm nobody ...
I'm entering in .... sailing with the Wizard on his seas .....
Watching the Eye of Jupiter ...
It spoke : You are more than your mirror can express ....
You are more than your mirror can guess ....
A mirror is only trying to put something into you or to get something out ....
A mirror is just a gambler ....
Also your mirror doesn't know who you really are ....
Blind mirrors ....
A tornado brings me over the edge of Who Knows ...
I'm hearing the echoes of Who Knows ....
I'm seeing that little golden statue with four golden arms ... with the pointy hat ...
India speaks ....
Wizards of the coast ... In the middle of the oceans ... It is happening ....
The illusion grows ...
Millions of waves ... Millions of oceandrops .... Millions of raindrops ....
Wanting to get rid of their reflections .... They got it from Who Knows ...
Now they are creating you ..... Well, only your mirror-image ....
No one will care who you really are .... The mirror is all what counts ... And it will do it's job ....
Marian is still running after Robin Hood ..... She wants to show him his coin ....
But he doesn't want to know about it .... It's for the poor .... He stole it from the rich ....
Now he looks into the watch of the king .... Reflecting the dragon ....
Sometimes he thinks it's himself .... But deep inside he knows it's the thing he has to beat ...
The mirror shows us our enemies .... The mirror is our war-book ....
It shows us the paths to go ....
The mirror speaks .... It's our daily news .....
Yes, the banana-mirror was deep .... It showed me the way to the wizard's carriage ....
Bringing me into another Oz ...
There where fruits are the mirrors ....
Raspberry Mornings are the best there .... Mirrors to look into the past ....
Now the Mirror is burning .... Burning photo's from the past ...
Now lightning is coming from the Mirror .... Scratching old camera's ....
The camera ... Conspiracy of Mirrors ...
Marian is killing a mirror .... Shadows Between Robin and Her ....
Fears from an old comic .....
Land Without Mirrors
Ban all the mirrors out of the country, sais the old king ....
He doesn't want to see himself getting older .....
Land without mirrors ...
Mirrors were strictly forbidden ....
When someone would be caught in the act having a mirror in house, he would be thrown in the dungeons deep underground, far away from life ...
The old king was serious .... An old mirror mocked his life .... he broke it .... and commanded his soldiers to ban all mirrors out of the country .... They were thrown into the sea .... far away from the coast ....
This old mocking-mirror was actually an old witch .... She didn't want to see herself growing old, so she turned into a flying mirror ... flying from king to king ..... to mock them ... But before the king broke her, she warned him, that if he would do, she would call the sea to swallow his land, so that he would have to see his face getting older and older by the mirroring of the sea forever and ever .... But he was so mad that he broke the old mocking-mirror .... After that he got in big fear of the witch's prediction ...... But after a few days a wizard came to him, telling he had to throw all mirrors in sea, that would quench the mirroring of the sea .... For it would be mirrored back ..... It worked .....
But one day, after many years .... the king found a coin in the garden .... It had the face of the old witch and it was also reflecting his face .... He was so shocked and called for his soldiers ..... But it was already too late ..... The coin was already stuck to his hand .... and no one could get it off .... The old witch was laughing loud ... "Haha, now you will see yourself getting older everytime you look at your hand ... And if you won't ... I'll scream it to you ... haha ..." The king was very sick about this, and called for the wizard again .... and desperately asked him how to get rid of the screaming coin .... Well, that's very simple, said the wizard ..... Just stick a coin with your face on it .... So that it will be mirrored back .... It worked ....
But every year, the witch appeared in another mirror-form to him, to mock his life .... and the king got sicker and sicker ..... older and older ..... The people, the soldiers and the king himself were so desperate .... The king would give a lot of riches to the one who could really help him .... All of the wise and wizards of the land made a try to help him, but they all failed .... The king was not to be comforted .... and at the end he got deadly sick waiting for his last day ....
Then, at a morning .... an old bird appeared through his window .... It said : "King, why are you crying ..... Trying to get rid of all mirrors won't save your life ..... For there are also mirrors who show you who you really are ..... healing mirrors ... They learn you to accept that you are getting older, they will show you the beauty of that ..... And that will make you younger .... The more you accept your age ... and accepting the use and beauty of it, the younger you will become .... This will be your life-elixer .... This will bring you back to your youth and let it live forever .... This is The Enchanted Raspberry-Mirror .... and I will be that for you ...."
The king was crying tears of joy .... and told his soldiers to stop all bird-hunting .... which was taking place since the flying mirror mocked him ....
The bird then turned into the Enchanted Mirror, and the king lived long and happy ....
Snow White's Mirror
Little Margaret fainted ... she saw a dragon in the mirror ...
The Mistress soothes her ... "It was just your fear"
A little killer-mirror sits on Timmy's shoulder ...
He takes a hammer and dashes it into a thousand pieces ....
Now he walks with fifty splinters in his body .....
All telling him who he is not .....
Don't split the face of the dragon, for then you have two enemies ....
Just wait a little while .... doing some business with him ....
I found Snow White's Mirror in the wardrobe of my grandmother ....
It always sais Beauty always comes from somewhere else ....
For you are also just a mirror .....
Reflecting someone else's face .....
The wizard smiles .... I'm sliding into a hole of a thousand mandarine-mirrors ....
I'm following them from one to another .... Seeing so many friends .... Looking for my source ....
Finally I'm bathing in Mandarine-Juice where I meet my biggest friends .....
We are never alone in the mirror .....
To look into a mirror is to see a friend ....
The book of the army ...
A friend's diary ...
I'm stringing all these mirror-pearls together ..... A chainlet of friends surrounding my neck .....
But I'm here in a sea of pearls ....
A chainlet of paths to go, surrounding my ankle .....
The mirrors show me ... the dragons to defeat, the friends to embrace ... the kings to crown ....
It's all in the mirror .....
My bracelet of little diamonds ....
Armor of rubies ....
And this stairway of mirrors leads me to the morning-mirror ... where everything becomes clear ...
From mirror to mirror we sail .... from mirror to mirror we dance .... A good sword in the hand .... A good violin in the arms ..... Soothing like a baby ..... Being born again in the flower of mirrors ....
The nectars of this river was a good thing to drink .... It soothed the stomache .... It eased the pain ... Floating to the sea of mirrors ..... Mirrors to the sun .... Mirrors from planet to planet, picking up all we need .... From purpose to purpose ....
Mirrors built the land ..... Mirrors built the flowerfields ... from tree to tree there is freedom .... heading for the Future's Mirror, where all the tears cross ....
Be glad of the tears, for they bring you mirrors ....
They are the jewels of a broken heart ....
spreading the pollen of a new world ...
hypersensitive soldiers .....
Opening Neptune's Mirror ...
Closing Reticulum's Mirror ....
Intense Eclipses ....
Goodevening Mrs. Neptune ...
Mirrors are leading me to the end of times ... by waves of tears ...
Mirrors are leading me to the beginning of times ... by waves of tears ....
Mirrors are spinning the strings between you and me ....
Mirrors are bringing the children home ...
The Jungle-Mirror shows me the animal inside ....
The Coin of Neptune is leading me to a lost nature again ....
I'm breathing in the reflections .... breathing in and breathing out ....
My lungs are my reflectors ...
The beat of the Mirror is aligning with my heart and bringing it into another rythm ....
The Mirror .... The Transformation .....
The Mirror ... showing us the next step ... bringing us the next breath ..... and the next book ....
Step by step it will bring us where we belong ...
Don't be afraid of the Mirror ... for it tells you the tales ....
You can dive into a new fairytale ...
Don't be afraid of the mirror, for it isn't afraid of you ....
You belong to each other ....
The mirror reflects you .... and you reflect the mirror ....
Marry the Mirror ....
Marry the breath ....
It's all there to marry you ....
Marry the sun, marry the light ..... Marry the path and the purpose ....
Marry the years, marry the times ... Marry the tears .... marry the mirrors ....
For it all marries you ....
I'm diving through the Lion's Mirror ...
I'm diving through the Tiger's Mirror ...
Trying to escape someone's face ....
Poetry from the Golden Chocolate
In her boat she sails over the river, with golden chocolate in her mind. On her bicycle she is riding in the rain, having her mother’s silver books in her heart. When she looks at you, the delirium comes over you. The Lion’s tea.
No pencil can describe her, her life was such a tragedy. But she hid the knights and now she shared their riches. The treasures of the Lion’s chocolate.
All I know is I get black-outs when I look into your eyes. All I know is I can touch deeper inside myself, falling out of time. All I know is I drink from the Golden Tea, whenever I think of you. There isn’t more I need to know.
Your sister Emily holds me tight when the pain gets too much. I’m seeing myself lying in bed, but I’m floating outside the window.
The Lion’s Licorice is close to my heart, warming my head against the raging cold. Decorated Diary’s, embroidered by Grandmother’s Touch.
Your language is written by gold, pure gold from the Lion’s Tea, dripping from the golden pencil. Your handkerchieves are drying my tears, I remember them, their golden patterns. I remember the embroidered bear, the embroidered lions and the embroidered sheep. Also the birds and the flowers.
Today someone killed my toy, but this was the only way to remember the toymaker’s house. Today someone stole my candy, but this was the impulse for me to visit the candymaker again. Decorated Candy was always the best thing to get me out of a lion’s pitfall. Embroidered Candy lay next to my pillow in the nightmare’s season. I’m in the hell of Atlas, I carry too many worlds on my shoulders, but the licorice is dripping into my heart. Golden Licorice from Grandma’s. The Lion’s Tea is streaming through the mazes of my head. I’m in the hell of Sisifos, when I’m almost at the top of the mountain, I fall down to zero, but the licorice is sliding into my shoes, and I grow there as a licorice-tree. These hells keep me all underground, so that my roots will be assured, and the bloom will be forever. I’m in the hell of Tantalos, it all slides away ..but now it’s growing all inside, the secret of the Licorice.
My mouth is getting sweet, it couldn’t get one word out. Now it’s riping all inside. I can never talk when I see you, but now it’s all growing inside. I can never breath when I see you, but now it’s all blooming inside. I will stand forever when the storms come. I will not even see them. I’m inside. I’m in the hell of Danaos, bearing water to a vessel without a bottom, but it touches the Licorice, and juice is coming forth from it. I drank from the Licorice, reaching the bottoms of my own heart again.
Arena of Fruits
I saw people in hells of sleep, dying in the corners of their liberties.
It’s all about fear,
It’s all about broken hearts.
Keeping themselves alive in the land of death.
I saw a fear-based society killing a kid with a mockery’s hand, ignoring tomorrow’s newspapers.
It’s all about fear,
It’s all about broken hearts.
It’s all about fear,
In the name of the lie.
I saw a Judas kissing a mother on 7th avenue, now she has chocolate to poison her children.
It’s all about fear,
It’s all about broken hearts,
It’s all about fear in the name of the lie.
When an apple fights a pear, the juice will flow. They want to keep the dream alive, keeping the dragon alive in the arena.
It’s all about fear,
It’s all about broken hearts,
It’s all about fears in the land of the dreams.
It’s all about fears,
It’s all about death in the iron hand,
And when the true slaughter comes, no one will truly care.
They fear the eye,
They fear the newspaper-boy,
They fear the society,
They even fear themselves.
They fear the canaries, that’s why they walk around with blind eyes, Judging fruits.
I will not forget your racism, I will not forget your jealousy, I will not forget your mockery, you kept the arena alive.
Arena of Fruits ….
Hell called Hamelin
I’m in hell, I can’t move. I see babies wounded, hearing babies screaming. I’m in hell, your hell.
I’m in space, I can dance. But that is only what you want. I don’t like your dances.
I’m in hell again. I’m under your rage.
I eat cake, I am laughing. But that is only what you want for me. I don’t like your parties.
I’m in hell again, under your rage again. Oh yes, you give me many invitations, to come out of the hell you created for me. You really do love me so. But I rather be in this hell, together with the children and the animals, than to be in your lying heaven.
I hear the soft voice of my mother : She wasn’t a good part for you.
I’m in hell, your hell.
You tell me : Let us forget, let us do it all over again.
A child is asking me : Are you my mother ?
The invitation is burning in my soul.
Invitations from Hamelin.
Tomorrow I will cycle to another place, to another hell, created by your creative mind. Meeting new children, meeting new animals, all under your curse.
I will escape from terror, I will escape from holy hearts, I will escape from your deserts, lying in the cold. I will escape from your fires, I will escape from your bleeding sun, I will escape from your orchestra’s, from your blue monkey’s in the night.
I will enter a new dream, an old dream of righteousness and soul-creating energies, a feeling of my mother’s heart, my mother’s shoe, which is blending with my cold nights as a sacrifice, a protective action. She never forgot my name. She never did.
Babies still screaming in my head, all flames from Hamelin.
Meeting Piper, a beautiful son, meeting the dreamer, a place to be.
Meeting Piper, he will lead me out, meeting dreamer, he will never let me return to this place of horror. He was always in my pocket, to sing me a song, he was always under my hat, to do my speeches.
Piper is walking, dreamer is walking beyond. I always dreamt beyond your dreams.
Hamelin, Hamelin, you spoilt your pipers, you lost your children. Now they are screaming in my head.
You are a good soother, a mother’s dream, running to father’s wardrobe and back.
Dreams of Hamelin, dreams of the soul. When the children awake, the terror will be gone. Now they are screaming, searching for the morning. The night takes it’s time, like it has eternity. It takes too long, all sons are died out, It takes too long, It’s Herod standing in the doorgate. Tall shadows, liquid smile. I have some good presents for your children he sais. But there is no child left, sorry, they all ran out. I will give you 55 dollars to bring them back.
Now he’s dreaming on the sea, looking for the kids, looking for his crown. Now he plays the piper …. Wars of the pipers.
Another ones heart, another ones dream, it must be the magnet, this land has no chains.
When a mother spoils her child, the magnet is laid …. Invisible chains.
The piper, a mother, running through the streets, creating hells for the fathers. She wants the child.
A child is asking me : Are you my mother ?
I couldn’t help the animals when they came to my windows asking for a little help and a bit of food. I was in your hell. I couldn’t help the children when they were begging me in the night. I was in your sleep.
A mother laid the magnet in a child’s cradle … My craddle.
Invisible prisoners, no one can hear them, I am just invisible …
Your dreams are surrounding me, quenching my screams, your dreams are surrounding me, covering my tears. Where are my fears ? Where is my anger ? You swallowed them, they are in your sleep.
Where are my eyes, where are my own dreams, where are my cars ? You swallowed them all in your dreams.
No one can hear me, no one can see me, I’m in Hamelin again.
But the children’s ears are rising, the bunnies come when it’s spring. And the April’s Sun is touching my heart-strings, and my song will reach their shores. I was screaming behind a wall. You couldn’t hear. In the shadows you saw a face. In the mist you saw me. You and me on that ship dying in the storm. You saw me screaming, you saw me waving. You thought I was smiling, but I was crying.
There Hamelin turns another world upside down. There, the piper, there the dreamer, there, me, and you.
You thought I was laughing, but I was crying. Now we live both in a hell … Hamelin’s hell.
You thought I was dreaming, but I was awake. You thought I was playing, but it was my job. I had a family to take care of.
You thought I was swimming, but I was drowning. You thought I had a boat, but it was a shark eating me.
Hamelin’s sea-stories, all upside down, Hamelin’s rages, a sweet mother’s diary.
Hamelin’s hells, a decorated heaven, Hamelin’s dreams, all painted up by popcorn. It’s just a movie, but the volunteers really died. Screaming babies, screaming pipers, .. Hamelin’s hell.
Still your songs are with a jagged edge, I’m glad you wear the master’s hat. It’s dreaming beyond your dreams. It’s singing beyond your songs. I don’t know why I can’t talk.
My throat is locked up by the piper’s key. I can only sing.
My hands are locked up by the piper’s touch. I can only play my piano.
Suddenly I cannot do anything anymore, and I fall like in a thousand pits without bottoms.
I even cannot breath. All I hear are screaming babies, echoing in the nights … It’s like I am being embraced by a thousand nights without end.
A girl called “Endless” gives me a flower, saying : In the Endless all reflections are caught, in the Endless all intentions are seen. Your opposite side is created by others, and you feel it in yourself. But when this side looks into the mirror, it sees you, and will go back to it’s creator. There it will complain, and it will be sent back a thousand times, seeing your beautiful face a thousand times. For the Endless mirror shows everything, doesn’t hide at all.
People like to create the opposite of others, to have power and control. They don’t confirm, they only deny. They can’t confirm, for then they would also have to confirm their own mis-creations. They only create the opposite, so the bad ones are the good ones. This is what they call confirmation but it’s called denial, turning things upside down.
Jezebel
The boat,
The toy,
The room,
The house,
All hers.
The tea,
The pink,
The roses,
The letters,
All hers.
We were only allowed to watch, But at night she closes her doors behind her.
Her cyborgs walk in line, Marching under another one’s flag. Entering the shop, carrying the shop’s flag. Entering the stage, carrying the stage’s flag. Entering the circus, carrying the circus’ flag. This is how they can go everywhere.
Jezebel has the key, she flatters, she blinks, everyone believes her. For she carries everyone’s flags.
Only the prophet knows. Only the prophet can escape. He asked her why. She didn’t answer.
For the toy,
The Candy,
Everything is hers.
The tongue,
The teeth,
Every thing is on her lips.
And she takes it back,
Whenever she wants.
She gives and she takes,
To show us it is hers.
We can only watch,
And when the night falls, she takes everything out of sight,
To push it deep into the darkness.
There she kisses her prince, there she gets her flags.
She is the second head on your body, the third eye on your face, everything is hers.
Only the prophet will escape from her. He asked her why. She didn’t answer, for everything is hers.
Only the prophet can blow a trumpet when she comes. She never liked his flag. She eats the food out of your mouth.
Her cyborgs run through the streets. Her cyborgs, mourning, bowing their heads. For someone didn’t listen to her, ….the prophet. It’s enough she said. Now it will begin. Everything is mine, also the beard of the prophet, also his staff. Her cyborgs nod, the great “She” has spoken. She wants his flag, to burn in the streets. The old prophet asks her a question. Where did you buy that perfume, where did you get that mirror ?
It’s too late, she sais, I can’t answer you.
Where did you buy that golden clock, the old prophet asks.
I got it all from you, she sais. You told me at the end of the day, you would take everything away. To show you it’s yours, to show you it’s yours.
The old prophet smiles, it’s his little ballerina. When the music is over, she will creep into the little box again. It is just his trick, to keep you awake, it is just his trick to teach you how to fight. To show you at the end of the day : Everything is yours, everything is yours. Everything you get is for you, everything you see is for you. It is your world, ready to tell you a story, ready to bring you the adventure, ready to show you the game. Only the illusion tells you it’s for someone else, only the illusion tells you it’s not your world.
Rivers of Blood
I’m stumbling through the fields after the red war. Is there any soul left ? All I see is darkness and red smoke.
I’m lying on my guitar, trying to breath it to life again. It’s a red tender one with purple accents. Rivers of blood are streaming through the land, heading for the forests. I see my hat flowing over a river. I lost it in the battle. My guitar doesn’t speak. It’s face is blue. But as I keep breathing in it’s mouth, it seems like it’s whispering.
The wind is starting to play it’s chords. The rivers of blood are boiling, heading for the sea. I’m watching the fields, looking for any soul left, but ….I’m alone, with my guitar. I lost everything but my guitar. He’s smiling tenderly at me, hearing his soft voice in the distance. I feel the blood boiling under my skin, heading for my hands and brains. It’s ok, he sais. I feel waterfalls of tears streaming deep inside, but they can’t reach the surface. My face is hard like stone. I will keep them all inside, to let them stream through my whole body.
My guitar doesn’t cry, it cries inside, streams of tears touching all chords, and disappearing inside again. This night it will waste no tear anymore, for nobody ever wanted to listen. It will swallow all it’s tears, and let it stream inside. This night it will waste no blood anymore, it will all flow under it’s skin, for no one ever wanted to see it.
It will be hard on the outside, soft on the inside. No one ever wanted to listen to his friends, now they will be on the inside. I hear the choirs in the distance, not on the outside, but on the inside. There it can’t be fragile enough, it can’t be tender enough, but on the outside, it can’t be hard enough, for no one wanted to hear.
This night the guitar will close his ears for good, to listen only to the inside. I’m creeping into my old guitar, forgetting about the rivers of blood, forgetting about the red wars, for they all forgot about me, except my old guitar. This night I will forget about the woman on the cross, the woman with the skeleton-smile, the woman with the death’s smile. This night I will forget about her womb, forget about her children, and I will kiss the lips of Jesus sailing on a hat in my guitar’s blood-rivers inside.
Rivers of Blood II
There he kisses me too, blood is streaming out of his mouth. It is ok now, we are inside the guitar. Here we can cry, here we can talk. You talked to my mother. Mary picked me out of the rivers of blood when I was a baby. Kiss her, so that you won’t die. Kiss her hand and see her ring. With the pencil of blood she wrote her apocalypses, to seal it on my head. Sea of tears, sea of Virgo’s Apocalypse. Here you can cry, here you can bleed, it’s in the head of the guitar.
Three angels are entering Sodom and Gomorrah, they will reverse the city. A man with liquid lips jumps out of a helicopter while it explodes. It crashed against the rocks. A Titanic sinks in the midst of an ice-storm. Mary picks me out of a poisoned river. They say Pharao was a factory. A dream from a mother’s womb, riding a man’s heart …..Jezebel’s ring.
The children are her future. There she rides on Herod’s heart, looking for a child called Jesus, but he is safe in his mother’s ring, safe in his mother’s choir, safe in his mother’s guitar.
There she rides, looking for children …. but she can’t find them …They are …all…..with me. …..Under Mary’s Hat …
.
Rivers of Blood III
Apocalypse of the Shark. I can’t hear what he is saying. He talks under his hat.
I had to do it, I had to write with the Shark’s Pencil. I never understood why, but I had to do it. The Toy’s Soldier would be proud of me … but I never saw him after I posted it. They say he’s still floating on that letter, sailing the oceans with it … Until it finds it’s destiny.
Letter to Jezebel……..
When the ravens will tick on my window, I know she received it. Then Pinocchio can finally sleep.
She burst out of her pyama’s, running to Achab. But she looks right in the eyes of a shark. Give it up …. You will never understand the prophets. They speak in riddles. And finally you are lying next to a shark in your bed.
You were the queen of riddles, but someone took your crown. She runs to the greengrocer, but all she sees is a shark standing there behind the fruits ….. Her world is a sea, the neighbour is a shark.
Rivers of Blood IV
Rivers of Blood,
Rivers of Mourning,
Rivers of the Sun,
Flowing from the morning into the evening,
Disappearing in the night.
Looking for you,
Looking for the master,
To tell him the last news of the day,
To bring him the latest fairytale,
To tell him the latest joke.
Rivers of Blood,
Rivers of dances,
Rivers of the moon,
Flowing from me to you, and back,
To keep the memory alive.
It will flow till it finds it’s place back.
Rivers of Blood V
No need to run away, no need to find it somewhere else … It’s all here, where the rivers of blood stream. Here you will find your old dolls, here you will find your old friends, through the waterfalls of blood you will enter your future. For here is where it all began, here is where we lost our mates ….
In the land of blood. …. Now you will have to sail these rivers, now you will have to dive in these lusts … For here the king caught his slaves, here the chain was laid. In the land of blood, the emperor sits, the frog speaks. In the land of the blood, we all miss something. At the bottom of the river we will find it all back … At the end of the river we will touch the sand of a new world. Behind the fairytale the frog speaks, behind the fairytale, the chocolate rules. Here is where you find your golden ball, here is where you can touch your mother’s dress. Here is where you will find the child you never had ….. Your little Moses, splitting the seas of blood.
Book of Elves
Aiming their bows at Reticuli, aiming their bows at the rising sun. No one could hear their laughs, for they weren’t there. No one could hear their cries, for they were all gone. There was no anger, just justice. When the flame of anger faded, the story began to flow through the room like the elves’ perfume. When the story has ended, the anger will rise again.
When the old man speaks, the anger will go to sleep. When he’s done, he will wake the anger up. I’m pushing the keys of my tinklebells piano. The old wrath hurts me, he doesn’t know where to hit. ….Herod, you even killed your own children. Listen to the story first, to the chimer’s works, then your anger will be the Elf’s Arrow, flowing through the eye of Reticuli.
Old man of wrath, my piano will bind you, my bells will blind you, for it’s not the time to strike yet. You need to go to sleep, daddy. You are too tired for a war now. The beast eats your fruits of anger now, they are ripe now …. You didn’t wait till they would be rotten. You didn’t wait till they would be an elf’s arrow. Let the wrath and the revenge go to bed now, let them have a good time there, soothing them into their dreams.
It stings like a wasp ….. Old anger…. Without schoolbooks … Daddy was always Pinocchio’s best friend. Listen to the chimer’s work, listen to the teacher’s orchestra’s, all locked up in that little music-box, waiting to be opened. Grandmother has the key of that little box … She is waiting for you and your cookies you would bring to her.
You even ate your own children, Cronos. The beast of Reticuli is waiting for more of your fruits.
I’m sitting on a horse called Rage. Yesterday it rode me, now I’m riding him, and tomorrow he will ride me again. …But it’s hurting me, I’m eating fruits of wrath, but they are unripe. …Tomorrow night a new cook will come. The anger of yesterday is still burning, burning my schoolbooks, burning my piano’s. The old man sais I’m not raging enough, but I am a slave of anger, Reticuli’s slave. Tomorrow night you will be the king of anger, he sais.
Kings of rage, kings of vengeance, riding the horses of justice, entering the old schools bowing their heads. There is nothing to laugh about, nothing to cry … Only to rage, but first the night will make the arrows ripe.
Aiming their arrows at Reticuli … The beast. The greengrocer is satisfied … No fruits to sell anymore … Now he can become a soldier ….
The soldier is satisfied … No arrows to shoot anymore … Now he can become a gardener …
Roses are growing over the walls of Reticuli … The beast is sleeping now … But why is there still anger stinging in my head ?
The gardener is satisfied …. All roses are gone to Reticuli …. Now he can go to sleep …
Apocalypse of Wasps
I didn’t want to be born in this place. I didn’t want to be born at all … but the wasps were merciless …
He didn’t want to die in this place. He didn’t want to die at all … but the wasps were merciless ….
Erasing the memories of thousands and thousands …. Another craddle was waiting.
Can I escape my mother’s womb, can I see the road to this place ?
Can he escape his grave, can he burn his coffin ? He is of great use here.
The glue is merciless, the Wasp has spoken. The threats of a red velvet apocalypse, a white horse runs through the streets. How do I get rid of these marks ? I was stung by a horse-rider, a purple wasp, long long ago. His speech reversed, high and low voice at the same time, fast and slow. He had the beak of a bird.
The pages fly away ..... Back to the waspnest .... Back to the Bird's House ....
The Girl With The Red Boots
I saw you once in my life, but I will never forget you,
It was actually all in a flash, but I will never forget.
Well, it all went so fast, like lightning, and you were so far away,
It was already night, in darkness and fog,
Well, actually I didn't see you at all,
....only your red boots ...
I only saw your red boots,
Enough for me to put the magic on,
Enough for me to never forget you.
I saw these boots once in my life ....
And they were so far away,
In darkness and fog ....
But enough to make my heart in trouble,
Enough to bring my heart in pain,
Yesterday I went to the place where I saw these boots,
There on that little island in the lake.
I swam to it by daylight ....
But ....
They weren't actually red boots ....
It was just an old red car ....
Well, I wonder how you got there with your red car,
Well..............
Maybe your magical red boots brought you there ......
Today I swam to the island again, to look into your red car,
but an old man was sitting in ......
Pardon me, sir, I thought you were a girl with red magical boots.
Well, well, he said ....
So I am not crazy .....
I also saw a girl with red boots here .... When I was young, I went to this place with my red car when the lake didn't exist yet.
But when I came here, it appeared to be a red apple, so I ate it.
And I decided to stay here till I would really see her .....
Since then the lake came to existence ....
The birds told me it was because of the girl's tears ......
But I don't know if they said it to tease me or not .....
Now I'm old and I still didn't see her, he said.....
If I could only see her red boots again .......
Did you see more than her red boots ? I asked ....
No, no, the man said .... only her red boots ..... but as I told, it was only an apple, and I ate it ....
Well, if you ate it, we will never see her again, I said ....
But, but, ....said the old man ..... I planted the pips at the other side of the island .....
Well, then she must be there, I shouted .... Running to the other side .....
But another red car was standing there ..... with another old man inside .....
With the same story .......
We will never see her again, if it goes like this ..... I said .....
But if we become friends ..... We can hold the red boots in our hearts ......
But ....... I asked ........ What is the reason you wanted to see her again ?
Well, because we lost our red boots long ago, when we went for a swim in the swimmingpool .... the old men spoke together .... I now noticed they had the same face .....
Then they continued :
The girl with the red boots was the one the police was looking for since then ....
For we wanted our red boots back .....
So how do you know it was a girl who stole the red boots ?
For a policeman saw a girl with red boots here ..... they said ....
Well, I know that story, I said .....
And I bet he's also somewhere on this island, sitting in a red car, with a red apple in his stomache .....
No, the old men said together .... He died short after he saw her .....
They say he saw something else besides the red boots .....
Well, pffff...... after all, then I'm glad I only saw her red boots ...... and nothing more ....
And I'm also glad I had to find out, I actually saw you instead of her .... you are good friends for me, you really helped me a lot ........ Maybe she doesn't exist at all ...... And maybe it's better this way ......
No ! The old men shouted together ..... We want our red boots back !
And tell us, what was your reason to see the girl with the red shoes again ? They asked me .....
Well, ehm ...... Now I'm afraid to tell ....... I found some red boots at the swimming-pool, and I thought ..... maybe she lost hers there ......
But, .....the old men started to get real mad, why did you say you saw her with red boots, while you had found them yourself ....
Well, because actually the boots I found weren't boots, I found them in darkness and fog, when it was midnight, but in daylight they appeared to be red apples, and I bet these were from your apple-trees .... So I was glad to see the girl already had her shoes back .... I said .....
But she appeared to be us .... the old men said .....
Well, yes, I shouted, so why are you getting mad if you already have your shoes back !
The men started to get redder and redder ..... and an enormous explosion was finally taking place ....
It was the girl with the red boots standing before me, smiling .....
So it was really you, I asked .....
No, only red boots, but I liked your idea so I came ..... she said .....
Now who the heck are you then ..... I asked .....
I'm the girl who cried this lake of tears ...... For I lost my red boots long ago, and now you brought them back ..... She said softly ....
Oh no, I shouted, another one who lost red boots .....
I will never wear red shoes in my whole life again,
I will never drive red cars,
and never again will I eat a red apple ....
I'm getting sick of this .....
Finally I wake up, and the old men are standing before me, trying to sooth me ....
What happened, I ask .....
You fell out of the apple-tree, you also wanted to eat a red apple .....
It seems you did ...... Strange things happen when people eat these apples .....
Did you see the girl with the red boots ?
Oh my, I'm still not awake .... I feel .... I'm starting to shout and scream .....
Finally I woke up ..... Two old men are trying to calm me, and to make me breath .....
They said I almost drowned in the lake, while I was talking about red boots I saw glittering in the lake .... They saved me .....
I lose consciousness again ..... and the next morning I wake up in the hospital ...... A girl with a red hat is entering my room ..... She sais she is my sister, she sais she was very worried ..... but the doctor sais it's better with me ...... I ask her if I may see her boots .......... Green shoes ....... pfffff ...... Fortunately ......... I smile ...... and she starts to smile .......
Then a bell rings ...... Someone else is coming to my room ....... A girl ........ She sais she is my girlfriend ....... I don't remember her ...... Then I almost faint ..... It gets black before my eyes ........
She ..... has .......... Red ................. Boots .......
And then she sais she has a present for me ........ I open the present-box and I see beautiful red velvet boots .......
Well, that's sweet, I say ........ But I can't remember you .......
Every day it gets better with me ......
I wear my red velvet boots very often ......
I still can't remember my girlfriend ......
But I feel she loves me very much ......
Every day I get to know her better and better ....
She seems to be very nice ....
But today, it sounds very strange .....
I got a flash, it went fast like lightning ......
A sense that I know her and her red boots ....
Well, especially her red boots ......
There the two old men enter the hospital .... They saved my life .....
I ask if they have red cars incidentally ...... but no, one has a blue car, and the other has a white car .....
They appear to be the grandfathers of my girlfriend ......
I ask them if they already found their red boots .....
But they say they don't have red boots .....
They brought some apples for me .....
Red ones .....
Hey !
Hey, it's green ! Someone shouts .....
There I wake up, standing before green traffic-light ..... Now I really woke up ...... I hope ....
It all appeared to be a dream within a dream ..... while I was staring into the red traffic-light.
It's still weird ...... I still get that strange feeling when I see someone with red boots .....
Then I think maybe this person has also a red car, and likes red apples .....
But then I think : No, that can't be true, they have their own lives .... This is just coincidence ....
And then I smile ..... and walk further .......
The Licorice and the Mandarine
The licorice and the mandarine,
walking together in the land of elves,
burning books and burning weathers,
throwing some sand on the Pluto Beaches.
They will repair the Pluto Clock,
and repair the Pluto people.
The licorice and the mandarine,
friends forever,
they know everything about Pluto.
The candle of soft fire,
The candle of chocolate fire,
The candle of dream fire,
The candle of virgo fire,
The candle of sleep fire.
Peter Pan, don't take the children away at night,
They need to sleep.
Your clocks are too tall,
make it three o clock in the afternoon,
for the night to fall on.
Then your beaks will be softer.
Then the child can breath again,
Then the child can touch the rabbit again,
and feel the snow is soft after all.
Then the child can feel his shoes again,
weaved by a mother's heart and a mother's flame.
The flame of the mother,
The flame of the toy.
For your books were too tall,
your snow was too cold,
your dreams were too far,
and your dolls were too grey.
Make the strings some shorter, so that the puppets can see your face,
don't let them run in the distance searching to catch a glimpse of you once in a thousand years.
Then they can have a chocolate smile again, and then the corners of their mouths can reach the mandarine again. The sun will love you for it, for he can't stand the terror of lost Pluto dolls any more.
The fire of friendship,
The fire of love,
The fire of a short clock,
can all be found in the fire of a short book.
Parents, don't make your kids too tired.
Don't lock them up in a book,
for then they will make it all too short,
then they will live in a land with too short clocks and too short books,
then their beaks will be too sharp again,
then the toy will be their weapon.
The licorice and the mandarine,
will keep you in the middle,
will keep you in line,
to follow the valley between the mountains,
to make it not too early and not to late.
Here in the valley the kids are healthy,
here in the valley, the dolls are happy.
The mountains are there to play,
there they play the villains,
there the children's game rules.
These are the edges of society,
these are the edges of life,
when someone wants to cross the borderlines,
a child pushes the person back,
or ...... takes him away over the edges of the seas,
to make him a part of the children's play .....
These ones become the actors,
these ones become the dolls,
for they were once touched by a child's play .....
This is the strongest spell in life,
The enchantment of the mandarine ....
While the licorice trains the animals .....
Snow Which Never Ticked
It's cold outside,
ice-flowers on the windows,
It's cold outside,
snowflakes in the rows.
It's raining outside,
It ticks on the window,
Like the clock on the wall,
It heals me so,
Like the language of elves,
mixed with the language of dwarves,
knocking on my heart, and sliding deeper inside,
To the deepest of all.
It's like the music of aldebaran,
a letter from santa clause,
It's like all birthdays on one day,
All the fairy's candles on the cake of a man.
It ticks and slides deeper,
even deeper than that,
to a place I never heard of,
to a place I never met.
It's like the white glove of Saint Nicolas,
laid on my heart,
It's like the touch of the Sandman's finger,
like a banana's holiday's card.
Following them to that place I never dreamt of,
It was not so far away,
They said it was always around me,
But just there where my eye didn't stay.
And now for the first time, I'm touching that place,
It's getting red of dreams.
It tells me whenever I touch something,
It gets another colour, somehow, like it seems.
Now Ice-cream tastes different,
It wasn't like before,
It is because you touched it, said the place,
And now it's having another roar.
So the magic of the touch,
Gets deeper than it seems,
It awakens another animal when it happens,
And then you enter in different dreams.
Now in the land where the touch doesn't exist, no one moves,
They are all waiting for the snow to tick softly on their windows,
And for raindrops to fall from their roofs,
To let their clocks tick again,
Like the march of the elves,
To let their hearts beat again,
and to find that secret enchanting place in themselves,
which sais that every touch will change your colour,
every touch will change your mood,
every touch will dream another dream,
and will let you feel the giant's boot.
Then you can jump over the rivers,
then you can jump over the seas,
then the mountains will melt before your eyes,
and you will drink the golden honey from the bees.
They tell you about the flower,
which once touched you to life,
They will tell you about that place,
which brought you into another dive.
It's the place of the Tree's Glue,
It's the place of the Tree's Honey,
Streaming from La Rue,
It's the place of the Tree's Thick Syrop,
There where the giant and the dwarf dance,
There where the touch gets forever,
There where the rhymes bind you into France.
Now the glove of Santa Clause will forever stay on my heart,
Now the glove of Sandman will forever stay on my head,
Now the glove of Saint Nicolas will forever stay on my stomache,
Like the pillow on the bed.
This ship of dreams will lead me,
deeper into French Accents,
deeper into that thing called Licorice,
Till it completely bends,
Stopped to be frozen, stopped to be untouched,
stopped to be unmovable,
stopped to be ......
snow which never .... ticked ....
The Cuyornaida Corset
Gepetto's Tree
the world beyond fairytale II
Part I - Market on Neptune
Gaze of the Sheepdog
Ritual of the Siren
The Puppetwizard's Palace
The Heritage
The Girl with the Red Boots Part II
The Mix-Masters
Wild Cats
Arena of Candy
World of Elves
Prisoner of an Author's Kitchen
Prisoner of an Author's Kitchen Part II
Service with Little Light II
Masters of Auctions ...
Masters of Auctions II
The Girl with the Red Boots Part III
Part II - Red Velvet Fairytale - The Licorice Diaries
Poetry from the Aldebaran Tales II
Poetry from the Red Rose II - Escaping the Big Dream
Toy-Movies
Achernar's Friend
Part III - Cigar-Lighters from Sirius
Little Wild Cat Man
Poetry from the White Chocolate - Decision of the Round Table Churches
Riddles, Roses and Mockingbirds
Part IV – Teotihuacan
The Orange's Cabman - Raising the Doll
The Giant's Whistling-kettle Orchestra
Poetry from the Old Pipe
The Purple Brooch
Alphabet's Family-reunion - The Trick of the Giant's World
Poetry from the Giant's Trumpet - The Secret of Jubilee
These Are Strange Days
These Are Strange Days II
These Are Strange Days III
These Are Strange Days IV
A Snake in the Swanlake II
Poetry from the Girl with the Red Boots - Little..Red..Bike
Jakob's Ladder
Leaving The World Behind
Vanilla's Revenge
Part V - The Apricot's Tree
Greetings from Ananas
Greetings from Ananas II - Wonderlamp on the Attic
Greetings from Ananas III - The Anatomy of Pride
Beauty of Silence
King of Trauma
Gaze Of The Sheepdog
The Encounter
There I cycle .. On a path in the pasture ...
In the distance I see a shadow ... It looks like an old friend ...
It is misty today ... but there I see her cycling ...
Yes, it must be that old friend ... She makes the same movements as she did ...
We always used to cycle together to school ...
I'm cycling faster .... Waiting to talk to her again ....
I'm feeling the excitement inside ...
The tension ... Will she remember me ?
There I cycle ... The sky is dark ... Fog is hanging over the pasture ....
There she cycles in the distance .... But I'm coming closer ...
I would like to know how she is doing now ...
If she already has children .... What sort of work she does ....
Fear rises .... But will she remember me ...
I'm almost cycling next to her ...
There's a knot in my throat ... I feel myself getting dizzy and my stomache hurts ....
I didn't see her for many years ...
It's autumn, almost winter, the leaves fell from the trees ....
There I knock at her shoulder ....
She turns her head to me ....
I'm struck by terror ...
Shivering all over ...
It was not my friend ....
It was someone else ....
It was .... my .... worst ..... enemy ...
Ritual of the Sirens
Where the orange is a good gun,
Where the banana is a good way to burn money,
The land of the Sirens.
Where the breasts of a mother are a good dike,
Where good sons get mandarines on their wounds,
The land of the Sirens.
Where a child is everyone's child,
Where the aunt is a better mother than the mother,
Where the uncles are always gone for business in foreign domains,
The land of the Sirens.
Here is where they do their rituals,
Feet painted red and white,
Under an orange blue moon.
Ritual of the Sirens
Where the orange is a good gun,
Where the banana is a good way to burn money,
The land of the Sirens.
Where the breasts of a mother are a good dike,
Where good sons get mandarines on their wounds,
The land of the Sirens.
Where a child is everyone's child,
Where the aunt is a better mother than the mother,
Where the uncles are always gone for business in foreign domains,
The land of the Sirens.
Here is where they do their rituals,
Feet painted red and white,
Under an orange blue moon.
The Heritage
I want to see the steps of love, which built the bridge,
Not the dead numbers, not the mathematicians.
I want to see the killed dragons under the town you built,
Not the business, not the money, and not the other compromises and funds.
Show me the mechanism of your art,
Not the dead colours.
Show me the life you put into it,
Your breath,
Then maybe I will use it as furniture one day,
Then I will sow my tears on your grave, as gratefulness for the heritage.
The Girl with the Red Boots Part II
the house in the forest
I'm standing before the red trafficlight again,
Seeing blood dripping out of it,
Christians thrown before the lions,
But it was just a girl losing her red boots ...
I saw Jews dying in rooms of gas,
Worldwar I kissing Worldwar II,
but it was all just a girl losing her red boots ...
I know that girl, I see her walking through the supermarket sometimes,
then I see her buying some red apples,
and after shopping I see her driving away in her red car ....
Last time I saw her, I followed her car ...
I wanted to know where she lives ...
She lives deep in the forest,
Her house was surrounded by statues of the Gestapo.
Softly I followed her inside the house.
Her mother was the Whore of Babylon, and hit her very hard.
"You will never find your red boots again", she yelled to her daughter.
I was in a shock.
I followed her to her room, hiding myself behind a curtain.
She was crying red tears ...
Eating her red apples ...
I wondered why I wasn't noticed by anyone ...
So I decided to comfort her ....
But she didn't see me,
She didn't even feel my hand on her shoulder ....
I started to whisper : It's ok ...
But she didn't hear me,
I was invisible for her it seemed ...
So I ran to her mother, the Whore of Babylon ...
But she couldn't see me either ....
So I ran outside to the statues of the Gestapo,
They could see me, since I came ....
They said : shhh, don't tell anybody we have her red boots ...
We carry them inside our heart ....
Surrounded by stone ...
But we are just little boys enchanted by the Whore of Babylon ...
One day we were teasing some little girls, taking their red boots from them away,
And then a witch turned us into these statues ...
Tears were rolling from their faces ....
We are so sorry we teased the girls, but they started, they told lies to the mistress about us ...
The mistress punished us, while we didn't do anything ...
And now we are statues, and the Whore of Babylon also hid the red boots of her daughter into us ....
And she told her daughter the people of the village took the boots away ...
And since then she can't see these people ....
That's why she didn't see you ....
She's under a spell ....
Now how can we break the spell ? I ask ...
Don't tell it to anyone ... for when the Whore comes to know about it, she will throw us into the rivers ...
That was what she always said .....
But what can we do then, I ask ....
At that moment the Whore of Babylon runs outside ....
You talked ! She screams,
and throws the statues in the river behind the house ....
There they start to melt, and the red boots are appearing,
floating through the water ...
At that moment the girl starts to watch outside her window, and within a minute she's standing besides the river, trying to get her boots .... After awhile, there she's standing with her red boots on... Taking notice of me .... What are you doing here, she asks ? Did you finally bring my red boots back ?
I started to tell her the story, and she's hugging me very tight ... But at the same moment her mother is running outside, the Whore of Babylon ....
At that moment the traffic-lights turn green, and I wake up .... For a woman already pushed me in my back, telling me to walk .... I turn myself around ... She has the same face of the Whore of Babylon ....
wild cats
Shall we drink some tea somewhere ? She asks ....
Well, I always wanted to have some tea with the Wh... and then I swallow my words and say : yes, that's ok ....
I would like to ask her some questions .....
It seemed she has a daughter,
who is being teased at school,
because she is shy ...
She loves her mistress for she always helps her in this,
trying to find a good solution in the case ....
Boys and girls who don't stop teasing will be sent out of school,
to work in the forest ....
This is the rule of the school .....
I know this group ....
They are called "the wild cats",
They are the terror of the village ...
For after work they start to wander through the forest to tease and attack people entering ....
They are out for revenge ....
Nobody does exactly know what they are doing in the forests ...
But they are some sort of forest-gang ....
What I see before me is a worried mother ....
Definitely not someone like the Whore of Babylon.
The school is in fear .... in fear of an attack .....
The wild cats recently sent threats to the school ....
And also her daughter is on their list to hurt ....
the attack
There I wake up again .... I knew something was wrong ....
Someone with a Wild Cat-t-shirt is drying my face with a towel,
I'm under the blood ..... A car crashed me ..... driven through the red trafficlight ....
A woman is standing there, policemen are hearing her out ....
She has the face of the Whore of Babylon ...
She tries to charm the policemen,
but their faces are tight and serious ....
They describe it as an attempt of murder ....
The lady appears to be a wanted childlurer,
high on the police's list of criminals .....
She killed many children,
poisoned candy .....
I'm lying in the hospital .....
They don't know if I will survive ....
I'm still looking for lost children after all these years ....
Still a policeman, a detective,
looking for lost red shoes ....
Two children were sitting on my knees this night ....
They were lost for so many years ....
Worldwar I and Worldwar II,
just lost kids .....
Captured by The Whore of Babylon ....
That day I wake up,
two children who were lost for years were found .....
I'm still bleeding a bit ....
They were kidnapped by the woman who crashed me,
that dangerous child-lurer ....
poisoned candy ....
That was how she was called .....
That was which she used ....
She couldn't charm anyone this time .....
The wounds were already too deep ....
The blood was already streaming ....
No smile could cover it .....
It seemed the person with the wild cat-t-shirt saved my life ....
After the crash, she wanted to shoot through my head ...
But he kicked the gun out of her hand, and cared over me,
While my collegues were already taking her away ....
They never saw him again, he just disappeared after awhile ....
He might be an angel ... Who knows ...
There the doctor enters in. He sais : Sir, there's much hope you will survive the crash ...
He had tears in his eyes, saying : Sir, I just read the book you gave me "War is but a lost child."
Since I read it it's getting much better with you, and there's much hope again ....
I think I will also read the books some other patients gave me.
And sir, he asks, I really want to know who wrote this book ...
I'm moving my head up a little, and look deep into his eyes ... saying :
The one who wrote this, ..... was my lost ...child ....
The Mix-Masters
Love is not a feeling,
It is not a word, nor an attitude.
It's not something between persons,
But it's between you and yourself ....
Love is not a theology,
Not an all-embracing desire,
It's not a passion, nor a dream,
It's not a place where you can be.
It's something between you and yourself,
It's something between you and an object,
A Mirror.
It's something between you and another object,
A Camera.
This is where it all started,
This is where it all began,
How did you treat the mirror,
and how did you treat the camera.
There are thousands of movies about yourself,
There are thousands of movies about the other,
Which movie do you pick out ?
Love takes the golden one,
The one which mixed all movies into one,
Where no movie rules,
But where the mix is the master.
There where the juices are thick.
Love is about you, a mirror and a camera,
together they make the pictures,
together they make the movies,
The mix is their master,
The glue their island.
Love has a blind dog,
A blind song,
sailing on the mix of seas,
thick seas.
Love has a blind crown and a blind staff,
a blind camera, and a blind mirror,
making blind movies.
Love has a kettle,
Where it mixes all the eyes,
Here everything gets blind.
It's there where you can see, there where your eyes aren't mixed,
things start to get corrupted.
That's why Love goes around the land,
to steal the eyes out of the rich,
to bring them in his kettle,
a blind kettle.
There where the Eye started to rule,
A nation was burnt.
But Love has a flag,
and it is blind.
When it's hand touches you,
It's a blind hand,
And you get blind too.
When it's arms embrace you,
It's a mix,
And you get mixed too.
The mix-masters live far from here,
But you are also in their mix,
In the mix no one can rule.
Everything sinks deep,
Till it touches the bottom,
Where a mixed musician lives.
In the little music-box all things get transformed,
Love transforms,
The secret of the mix.
Wild Cats
velvet fruits
Parents of Lynx, parents of greek horses. The cats come from under history, sitting on the ball of future. They are time-masters, running from the edges of heaven to the edges of hell, always standing on the edges, the watchers of the wild world ....
They know the secrets of the underworld, the secrets of the clothes of fruits .... They are tailors on Martian Hills, having the deserts in their eyes, burning deserts ...... No fire is too hot for them .... The fire-pole is in their pockets .....
Wild cats, always misunderstood, always misplaced, always dreaming ... They are the pole-masters .... Their watches go faster than any clock .... They know how to get the chicken out of the egg .....
The camera is their gun, the mirror their shield .... They know about the seas behind the restaurant .... They know how to peel the fruit .... They push the buttons of dreams .... Their eyes are high-tech hidden camera's .... You will never know exactly what they do to you ....
They bring the powder to the pupil, they bring the meat to the shark .... They know how to quench the mouths of the kings ...
Give the preacher something to eat, and he will be silent .....
Give the cannon something to drink and he will swallow his cannonballs .....
Give the gun some chewing-gum and he will spit out his bullets ...
They know how to ease the nuclear bombs ...
They give them a good chair to sit in ....
Velvet Fruits .....
Arena of Candy
There's a danger when a banana enters a candy's arena,
There's a danger when the cherry hits the bell ...
You can lose your senses, you can lose your mind,
You can come under a spell ....
There's a danger when you touch a captured chocolate,
There's a danger when you challenge the candy's stick ...
The candy-police will take you away,
To a place of a strawberry's lick ...
When a raspberry enters the candy's arena,
All will run away,
All will hide behind trees and flowers,
And beam from there with their ray ...
For no one dares to touch him,
No one dares to claim,
For the sun rides on his carriage,
Since his honey sweetly came ...
The Licorice is his flag,
Every night and every day,
The elf is his heart,
the fairy his mother,
and the dwarf his king to stay ...
No one knows his father,
They think he's a giant, or a tree,
Others think he's a flower,
But I think it's sandman,
having his palace at Jupiter's sea.
World of Elves
There are elves, too sweet to describe,
There are books too sweet to open,
There are dreams too sweet to eat ...
The sting of the candy ...
There are worlds, too hot to enter,
There are clothes too hot to wear,
There are fruits too hot to eat ....
The sting of the sun ....
There are eyes too beautiful to look into,
There are clothes too beautiful to have ....
There are dreams too beautiful to dream ...
The sting of the fairytale ....
There are hands too soft to feel,
There are words too soft to hear ...
There are pillows too soft to wake up ...
The sting of the dream ...
This keeps us away from touching the fruit,
This keeps us away from diving into that sea ....
It's all too beautiful to bear,
The harmony's too much ...
So let us all hide for beauty,
let us all run away from the feelings too soft ....
And hope it will catch us one day,
to be prepared and ready ...
to feel the elve's glue sliding on our skin ...
Prisoner of an Author's Kitchen
Arabian Nights
Arabian nights, something to die in ...
When you fall from the carpet, it's done with you ...
Arabian nights,
The dream of every bike,
To ride the horses of Bagdad,
To swim the rivers of Arabian Cafe's
The dream of every car,
To dive in the seas of the Arabian Princess,
To touch the veils of the mandarine ...
Arabian nights,
something to die for ...
The eyes of the horses you will never forget ...
The spice will burn in your head the whole night ...
And still you say :
I have nothing to dream for,
I'm bored, my flames all dried out ...
Standing for the Arabian Deserts,
you see no any hope ....
Someone took away your love,
Now you don't believe in it anymore ...
All you feel is hate and bitterness,
Not being able to ever touch again ....
You think the fantasy is a book which doesn't exist anymore,
After the crash, after the knife was put into your heart,
Behind your back ...
A veiled knife,
It made you bored, standing before Arabian Deserts ....
You think it's all sand ...
You think that the dream never existed,
That it was all a lie ...
Now you veiled yourself ...
Wearing mysterious clothes,
having a mysterious smile ....
Like you lost your father in the snow ....
It was all you ever had ... All you ever cared for ...
And now it has been taken away ....
Thinking you will never be able to see again ...
Feeling like a blind child in an Arabian Desert ....
Your tears have been dried out ....
You got tired to drink them ...
Now you're crying deserts ...
It hurts ... like hell ....
It's your food day and night ....
And it bores .....
You don't believe in the Arabian Nights anymore,
Not in an Arabian Prince, Not in Arabian Clothes ....
But you veiled yourself .....
Your smiles hiding pain ...
You lost your strategies, You lost your sword,
In this desert ....
You are tired of all fights ....
You are scared of any more hurt ....
Crying deserts ...
Arabian Deserts ....
It hurts ... It bleeds ....
It bores .....
You can't feel anymore ....
All flowers are dead ....
The sun did .....
All these happy people ....
All these smiling people ....
But they also hide pain ....
They are also in Arabian Deserts ....
They are your desert ....
They bore you .....
What if these deserts were beaches ?
What if there's life at the other side ?
But you fear to hope, you fear to believe ....
For when you start to wait .... Hurt comes over you ...
And you can't take it anymore .....
You don't want faith,
You want evidence in your hands ....
You don't want to believe in water behind the desert-hills ...
You want to feel it in your hands ....
You want to experience it ....
There you lose faith, there you lose hope,
In the middle of the Arabian Desert.
For it hurts you too much ....
There where Hope and Faith is your enemy ....
You want to touch ....
But you can't ....
And if you could, where would it bring you ?
Into a worse desert ?
Worse than this ?
The sand burns under your feet ....
What if you would build a sandcastle ?
But you are too tired .....
If you could only stop crying sand ....
What if the sand is just your friend ....
Waiting to serve you ....
Maybe it is all magic dust ....
Yes, you thought that before ....
But it didn't help ...
You rolled into the sand ...
You spoke to it,
Yelled to it ...
Commanded it ....
But no results ....
Still sand ... Still a desert .....
You don't believe in wizards anymore ....
You think you can only die in this desert .....
You gave up already a long time ago ....
And I can't do anything for you also ....
I'm just writing these words ....
Although I wish I could help you ....
But maybe this whole story isn't about you,
But about someone else ....
And also you and me, we cannot help someone else in that desert ....
The desert is too strong ....
My pencil is burning on my paper .....
Everything burns,
It's the Arabian Desert ...
Maybe if that person could climb on the pencil ...
But then he comes from one desert into the other ....
Maybe if he could climb on the paper you hold ?
Or maybe on the paper of someone else ?
Maybe another reader can help .... To get him out of that desert ...
But it's too late already .... For the paper burns too much .....
It sets everything in fire ....
The Arabian Desert ....
Well, nothing left to get a look there ...
I will climb on my pencil to slide into the paper ....
And you can slide into your paper ....
It's the same text so we will meet each other in the story ...
To help the person in the Arabian Desert ....
Then we are with three ....
Three in the desert ....
A writer, the main-character, and the reader ....
Well, maybe you see he looks like us, dear reader ...
Or maybe we don't have anything in common with our three ....
Anyway we need to help this person out ....
We can help to build that sandcastle ...
Helped by a writer and a reader ....
This is how we build the castles ...
We all have a writer and a reader ...
We are never alone in the story ....
Hey, there are more readers coming ...
They rise from the sand ....
The sand comes alive ...
Arabian Magic ....
The book is the hospital ....
The writer and the reader are the docters ....
But they can also be the patients ....
Well, the book can also be a battlefield ....
The writer and the reader are the soldiers ...
Sometimes they are mates, sometimes they are enemies ....
Writer, writer, you sold so many books ....
Yes, but my readers killed me so that I could write another book ....
Writers are coming forth from the sand ....
There are more people writing about the same things ....
This will be a big war .....
But the main-character is sick of wars .....
Leave me alone ... he sais .....
Ok, main-character, we will shut up, and go on with the story ...
There he is in his desert again .....
alone ..... main-character .... you are alone again .... we are already gone ....
We know you can't stand all the people anymore ....
It bores you, irritates you ....
There you stay in your Arabian Deserts ....
Now, I feel you are very mad at me, main-character ....
Now you are mad at readers and writers .....
And you cry even more sand .....
You drown into it .....
But they say Jesus died in an Arabian Desert ....
And now a desert-rose grows there ....
And you are growing also like a desert-rose ....
Take root deep in the desert ....
And grow to the sun ....
The Arabian Sun ....
The Arabian City .....
Where the Arabian Horse rules .....
But it doesn't help you right ?
You heard enough stories ...
You are sick of stories ...
You desire to die good, and just to forget about everything ....
All you want is rest ....
You are sick of writers and readers with their sick stories and sick comments ....
You are sick of their songs, sick of their dances ....
There you go into slowmotion .....
You prefer to be a statue than follow the sick fanfare ....
The service with little light ....
You are sick of your own expectations ....
You don't want to be a marionet anymore ....
You were the main-character of so many writers .....
Prisoner of the Author .....
There an Author kidnaps a screaming reader ....
He will be the main-character of his next book ....
Fruit in his kitchen
.... An Author's .... Kitchen ....
So, I understand you, main-character ....
In my next book you will have another role ....
I'm from the Greenpeace for abused main-characters ...
I will let you escape from the Author's Kitchen ....
I know how they lied about you ..... and to you ....
They created this Arabian Desert .....
You were abused by a pencil ...
But another pencil will heal you ....
The book was your grave ...
The Author your undertaker ....
The readers paid your funeral ....
Some threw roses on your grave ...
Others spat on it .....
But you were already sown on the fields of the Author's next book ....
There ..... where the authors are the kings and the criminals .....
The terrorist was just a good author ....
The bombs were just his best-sellers ....
There he rides on his Arabian horse ....
Veiled ....
But tonight, and he knows this, he will be the main-character of another Author ....
An Author's War ....
Today's prisoners will be tomorrow's book-characters ...
The fruits on the Author's Dish ....
There were the pencil is a sword ....
or a gun ....
The book can be a good shield ....
To cover up a lot ....
But the pencil of someone else can dash it all into pieces ....
Burning books in an Arabian Desert .....
There were the pencil is the magic wand ...
Where the Author is the wizard ....
The main-character doesn't believe in wizards anymore ...
Is there a way out of the book,
A way out of the Author's Kitchen ?
There he bakes his banana's ....
Hitler was just a good Author ....
A cook ....
Jesus too ....
And Charlie Chaplin ....
They all used kitchen-gas ....
So, look what you are eating .... It can be your granddad ....
It can be yesterday's pope or tomorrow's money-maker ...
It can even be yourself .... or your dog .....
So after hearing this ... Please hold on tight to your carpet ....
Don't fall from it .... when it flies ....
For an Arabian Desert is behind you .....
And a book in which everyone cries ....
Prisoner of an Author's Kitchen Part II
the dwarve's revenge
there's a fruit too easy to peel out,
there's a toyworld too easy to enter,
there's a name too easy to say,
that's why nobody can find it ...
they look for it too far ...
while it is too close ....
there's a dream too scary to dream,
there's a tool too cruel to use,
there's a wire which binds too tight,
that's why nobody breaths the air too deep
there's a nation too bright,
there's a feather too light,
there's a book too easy to read,
that's why everyone closes the eye,
hiding it deep in the night.
there's a road too cold to go,
a kiss too cold to get,
a letter too cold to write,
but a candle will burn it all away ...
there's a room too big to live in ...
there's an apple too healthy to eat ....
we prefer to stay sick in our homelands ...
with grandmother's comfortable fruits,
which make us sicker and sicker ...
we will not touch borderlines ever again,
we are scared to discover new america's,
scared to discover new bombs,
that's why we all dream further,
in our own trusted classrooms,
only touching home's milk ...
we only trust the cats we know,
new cats are a threat,
we don't care,
and draw our lines ....
draw our figures,
our magazines and smiles ....
it's all ok,
while it is not ....
we desire our graves to die ...
there's a new world of liberty,
people who are too free,
but we don't care,
we don't desire,
it's too new,
maybe after a hundred of years ....
there are cars too fast,
busses too slow ...
we stay in the middle,
it will be never good enough ....
it's always too,
we always complain,
we always ...say .... goodbye ....
there are hours go too fast,
mothers feed too hot,
babies drink too cold ....
it's all in the game,
for sightseeers to know ...
about this one writes,
about this one feasts,
drinking the wine of too.
this drummer drums too loud,
will be kidnapped by an author at eleven o clock,
needs a villain for his story ...
don't wait for the movie,
which is the blood on the book's battlefield ....
i saw a baby lying in a foundling's basket,
will be tomorrow's horror-author,
too much snow to live with it alone ...
so i carry the baby, to the dream's house,
to the waterfall's tale ...
and yes, it will be a horror-author,
but one for the dwarfs,
not for the big world,
because the big world will let the horror grow ...
now the dwarves will do that also,
but the face of it will change ...
they are masters of art,
they are kings of nature,
and the horror is just their servant ....
in the big world,
the horror is emperor,
but it's all hidden very well,
behind books of business,
and books of psychology,
but they can feed it to a hell ...
it's the killing child's attraction,
psychology created the monster,
business attracted the mass ...
now they can ride it for 86 dollar,
and the author runs away with the cash ....
no one can find him in his forest's house too small ...
they say he's a corrupted dwarf,
a big one in the dwarve's fall ...
fallen dwarf, that is his name,
but still a dwarf in heart ...
now he uses it to write his social books,
to hide the crime behind a holiday's card ...
to win a dream,
is to lose a name,
and that is which he did ...
he lost his name in the dwarve's city,
but in the big world he eats fame ....
only the movie-maker knows how to find him,
with a tool crueler than him ...
tonight he will attack his little house behind the toadstool,
to steal his golden balls,
to make tomorrow's movie ...
i don't know what will happen ...
they say it's a little fir ...
the revenge of the dwarfs ....
that's what they call it ...
the movie will be better than the book ....
the author sees his book in shatters ....
but he will get more fame after all ....
he licks his lips,
but the day after,
the journalists come ....
his fame makes him so tired ....
they suck away his ink ....
and finally he finds himself ....
into an Arabian Desert ....
dry fruits to eat the first day ....
the next day only sand ...
while the movies are spinning in the Arabian City ...
he cannot feel his carpet ....
a fallen dwarf into a fallen desert ...
his fame brought him there ....
the movie-master is the master now,
the journalists are his vultures ...
the main-character drinks fresh juice now ...
the people like him, that's a fact ...
even though he played ...the ...villain ....
they know the actor ..... in real it's a nice man ....
helps the third world with his money,
scaring every terrorist away ....
now where's the author's kitchen ?
the movie-master walks there ...smiling .... cigar in his mouth ....
freeing the caged birds ...
they will be tomorrow's journalists ...
there are lights too bright,
you're on the photo now ...
the movie-master's photo ...
with these he will glue his movies ....
the dwarve's glue ...
the glue of too ...
Service with Little Light II
A dream tries to sell his clothes on the corner of a street,
It's the street of dr. cow.
Service with little light ...
Dr. Cow sends the dream away,
not interested in a dream selling dream-clothes in his street.
Service with little light ...
The dream goes to the street of dr. chicken ...
selling the words of dr. cow ....
Dr. Chicken buys them ....
Having a weapon for tomorrow's race ...
Service with Little Light ....
The next day dr. chicken sees dr. cow in the cow's hospital ...
saying : I bought your words, so now I'm the boss of today ....
Service with Little Light ....
Dr. Cow cannot speak ...
He will have to wait for the dream in the night ...
There he buys clothes from the dream in his street ...
Service with Little Light ....
This is how the dream makes big money,
Ruling in every hospital, every day,
going from docter to docter ...
to sell their own clothes ...
to the highest bidders ....
In the dark night ...
.... Secret ..... Private ....Forbidden .... Auctions .....
Service with ...Little ...Light ...
Masters of Auction ...
I'm on the auction ...
Kids ........ are being auctioned ..........
The highest bidder gets them ......
They were yesterday's foundlings ......
Or just stolen from a mother's heart .....
Or .... donated by schools .....
Unmanageable ....
Who ........ would get them .......
Who ...... would pay the biggest price ........
The kids are scared ...... Who would be their new .......... father, mother, ...... or master .....
Dreams too far away to dream ...........
An Arabian Horsemaster waves with money .......
He won the auction .......
The kids are screaming .....
They don't want to go to Arabia ......
But then a man shows up, an Indian .....
With a gun in his hand .....
Saying all children are his .....
And kidnaps them away ......
Now who is the real master of the auction ......
The man with the biggest money, or the man with the biggest gun ?
Masters of Auction II
The Cuyornaidic Conspiracy
thoughts of a shotgun
I'm dreaming away in the auction-gallery ....
Hearing my own name being shouted ......
I don't care anymore who takes me ....
I go from auction to auction .....
They all want to have me for their auctions .....
When one country gets me, I'm in their auction the next day .....
Then one of the cities will bid the highest price,
and I'm on the city-auction the next day .....
The highest bidders of the city will win me,
and then they appear to be spies from another continent, or world .....
And take me away to other auctions ....
I'm on these auctions every day of my life .....
It never stops .....
It seems no one can live with me or without me ....
But I hope one day I will be in a good museum .....
Yes, it's a hard life for a living gun ...
I was made by a man called Gepetto,
I was a toy-gun first,
But a faery touched my body,
And I came alive .....
And can shoot whenever I want .....
Nobody could handle me ever .....
Nobody could ever ride me .....
But they still try ..... Like they never give up ....
I'm waiting for a soft hand .....
Someone who can sooth my bullets ....
Someone who can take me out of the auction forever,
to let me rest in a good museum ....
the little ballerina
Maybe the auctioneer can do ....
Or maybe the master of auctions ....
The one who invented this bloody circle .....
I feel myself like a rat in a mill ....
Or maybe Gepetto can help,
Or his sweet little faery .....
Maybe I can become a nice toy-gun again ....
In the hand of a little cowboy ....
Oh my god, someone already bought me today ....
It's Judas, wanting to kill another jesus ....
No, ...... I .... don't want ......
But soon he will find out, and desires to have another auction to get rid of me .....
This is how it always goes ....
No villain can hold me,
No villain can control me .....
I'm rather here than in the hand of a criminal ....
But there must be rest somewhere .....
There must be a way out of this circle of auctions .....
Pssst ..... auctioneer, where's the exit ?
Can I buy myself ?
No, he sais, but I can buy you,
If you shoot the auction,
for I'm getting sick of it too ....
Well, so I shot the auction ......
I blew the whole case up ...
And now I'm in the pocket of the auctioneer,
I wonder how his house will be ....
I see a lot of art ..... and a lot of dolls ....
He only bought the best things ....
So what am I doing here ?
There a little ballerina dances on a music-box .....
She sais she helped him out of the auction yesterday .....
But we stay here only for a week, for then there will be an auction among all auctioneers ....
The master of auctions has the hammer ....
Oh, I say ....... Then we will try to charm the master of auctions ....
Maybe he will give us any rest .....
Impossible, she sais .... for the masters of auctions have also their private auctions .....
But there must be an end of all this .....
No, she sais ..... for sometimes there are spies between them, and then they take us away to other sorts of auctions ....
Big tears are rolling over my gun-face : How can we ever escape ... I desperately cry .....
Gepetto cannot help us, she sais .... for he is kidnapped by the auction-masters .... to produce new stuff for them ....
An I am his faery, I enchanted myself in a music-box's ballerina, to get in touch with you ....
Only when you free gepetto, you can be free .....
a strange game
Now how do I do that, I ask .....
Wait till the night falls .... Then I will show you the secret of the auction-masters ......
There I see them sitting, we hide behind a plant ....
They are playing a strange game .... called "The Cuyornaida Corset" .....
They had their dice and their pawns ...... Their money and their cards .....
And they were wearing corsets ....
First they were being auctioned themselves,
said the faery ....
But they started to do business themselves .....
They started to auction their own parts ..... their limbs,
and hide the loss by corsets ....
These corsets they bought by the money they got in business ....
And in this game they help each other to develop their corsets ....
It's the conspiracy of auction-masters ....
In these corsets the lost limbs will grow again after awhile ....
Pinocchio's Tree ....
The Snakes' Tree ....
Gepetto's Magic .....
For these toys will always return to them ....
And the auction-masters train each other to be their own highest bidders ....
Now how do I save Gepetto ?
And where did they buy their corsets ?
I ask ....
They bought it from the snake .....
the snake from Pinocchio's Tree ...
The corsets grow there, and the magic is inside ....
The Fairy tells .....
And Gepetto .... is locked up in that tree ....
as prisoner from the snake ....
The master of all auctions ....
To be continued in part III
THE GIRL WITH THE RED BOOTS
- PART III
The Anatomy of Candy
the dentist's sweet advice
Two grammes of a sweet mouth,
Some pieces of a sweet red velvet boot,
The sweet destiny of a straycat,
Some old teeth of the candy's witch ...
The anatomy of candy
Three drops of a candy-mouse's word,
Two guitars of a sweet babydoll ...
The anatomy of candy ...
Mix it all together,
And let it boil for a three hours.
Throw some kids' shoes through it, after that.
And some pieces of your grandfather's beard ....
The anatomy of candy ...
Now never eat it for so far ....
Let it boil another three hours ...
And cry all your hidden tears through the mix ...
Then you let your grandmother drink a bit from the mix,
And let her go to sleep again ..
Something she always did ...
Then let the fanfare come to play their best songs ...
And throw their gloves through the mix ...
While boiling it for another three hours ...
The anatomy of candy ....
Now mix all your unfulfilled dreams into it ....
And the spoilt dreams of your childhood ....
Throw also some toys of your kids in the mix ...
And let them cry for awhile about the loss ...
Then say your prayers for a minute,
and burn the whole mix ....
The anatomy of candy ....
Bring the ashes to the birds ...
Let them eat, and let them sleep again ...
Something they always did ...
Then watch how the wind divides the ashes ...
And how it brings it all to the four corners of the earth ...
The anatomy of candy ...
Then it's time for your own sleep ...
Weep yourself into sleep, for you didn't get one taste of it ...
But remember ...
Tomorrow you will smell it ... For the wind brought it to the poles to enjoy ...
And they will always give you your piece ...
The anatomy of candy
The next week you will feel like candy yourself ...
And you will buy yourself some new shoes ...
And fly to the moon ...
Where you will meet the candy-witch ...
With eyes as big as dishes ...
With a mouth as big as a banana ...
With dreams as big as your own dreams ....
With lions even bigger than yours ...
She will look like you ...
So beautiful and pure ....
And she will say this is all possible, because she got some of your mix ...
The anatomy of candy ....
And now your dreams are gone ...
You lay on your boring bed ...
But it all has ears now ...
And even your tooth-brush can talk ...
The anatomy of candy ....
Your dentist will send you congratulations ...
Together with a pink eliphant to embrace you ...
The anatomy of candy ...
And you will not believe one word of this story,
You will even not believe yourself after today,
The anatomy of candy ...
You will prepare the same mix tomorrow,
trying to get it all back ....
trying to have a little faith in a dentist's advice ...
trying to overcome the fear of the dentist ...
But his monkeys still jump in your back ...
And his mice still dive in your bag ...
You will never listen to a dentist's advice again ...
You will never eat his candy again ...
But you will begin with your own shop for missed teeth ...
Your own shop for missed children ...
You will be your own dentist ....
And your own tooth-brush will be your assistant ...
You will have your own candy-shop ...
And after many years you will think .... : The dentist's advice wasn't that bad ... There are worse things ...
And you will read these notes again .... Trying that old receipt for candy ....
And you will feel like you have find your bible ....
Like eating candy all day ...
the docter's strange demise
Till you fall in the arms of a docter's advice ...
And he will say :
First buy yourself some new shoes ...
And then do it all over again ...
The anatomy of candy ...
Even worse than a dentist's advice ...
The docter's worst demise ....
You will search for your best teacher ....
But he appeared to be your worst politician ...
Saying : Just again : Buy some new shoes, and then do it all over again ...
The best thing to do is then : Start a shoe-shop ....
Or a shoe-zoo ...
And put them all behind the bars ....
The dentist, the docter, the teacher, the politician,
and most of all : their assistants ...
For all their advices, stories and fairytales, were spun by their assistants ...
animals from the big shoe ....
Don't touch them, don't feed them, don't even come close to them ...
Just watch in the distance .... Just watch .... And ..... Forget .....
The anatomy .... of .... candy ....
But some years later,
You will hear the bell in their stories ...
Thinking : It all wasn't that bad ... There are some things much worse than this ...
And their strange stories will be your candle in the night ...
You will tell them to your kids ....
And they will tell them to their kids ...
Strange stories of a dentist's assistent ...
Used to win wars ....
Used to let wild children behave ...
Used to ... tame ... dangerous animals ....
Animals .... from ...... the ...... Big ... Shoe ....
Noah and Noah
I saw my dentist's assistant ...... awhile ago .....
Walking with ...... Red .... Boots ....
She was painted like a tiger ....
She was .... like the master's touch ....
She walked there with a big bible under her arms ....
Her bible .....
She wrote it for the kids .....
Her red boots were stolen ....
Made from kids' shoes .....
Red ....... T....i.....g......e.......r.....s
There's something much worse than a dentist's assistant :
Her .... boots ....
But .....
This Bible ....... Her Bible ...
Is a Song-Book .......
for children ....
The most horrible and the most cruel songs we had to sing ....
In kindergarten ...
No one told us they were hers ....
We were all scared of the mistress .....
But we had to fear the assistant .....
well ............................. her red boots .....
Well, now I use these masterpieces in my own wars ...
The assistant is the statue on my gun ....
and the statue on my ship ......
At the front .....
But she still looks beautiful ....
I never have to paint her over ....
In the genesis of her bible she tells about how she got her red boots .....
She stole the red tigers from Noah's Ark ...
And made kid-shoes of them .....
And her own red boots .....
To control them all ......
Noah knows all about her ....
He cried days and nights ....
The flood .....
Noah and Noah are two business-men, two brothers ....
They built an ark for all occupations and professions ..... Two of each ......
Preachers, Policemen, Dentists, Lawyers, Teachers, they can all be found there .......
Except ............. The shoemakers .............
They were kidnapped by the girl with the red boots ....
The dentist's assistant ....
She was actually the boot-shop-girl ....
Noah and Noah are always looking for her .....
I'm working in that bootshop for awhile now .....
The bootshop-girl isn't the worst .... I found out ....
It's in her shoes ..... There the poison's boiling ....
One day two men with round glasses and big grey beards came into the shop ....
They asked for red boots ....
They showed me a mechanism in the soles ....
They were talking like mathematicians,
I couldn't follow their speech ...
They talked strange, for sometimes they spoke the same words at the same time,
and sometimes they switched after every word .....
After that they asked money from me for their speech,
but I asked money from them to enter my shop ....
They said they were looking for the bootshop-girl ....
So I asked if she would come ... which she did .....
They said : Finally we have found you, and started to fight with her .....
All I saw was a mix appearing before my eyes ...... surrounded by a moisty mist ....
Out of the mist a little creature appeared ....
It looked like a fir .....
He shook my hands and said :
Now you know the secret of the girl with the red boots ....
She is not only the daughter of Noah and Noah ....
She is me ....
And so are Noah and Noah ....
I am the movie-master ..... And this was just another part ... of .... me ....
Poetry from the Aldebaran Tales II
Daddy's Home
Liquid tall Licorice Soldiers are standing on the toy's cupboard ...
They are the ghosts from the past ...
Ghosts from the old man's childhood dreams ....
They are the last ones remained ...
He had many ...
This is all which was left behind ...
All his toys were burnt on the rubbishfields ...
After the War ....
Drunk snakes are dancing on the carpet ....
A magical arabian carpet ....
There are no toys anymore ....
And now they sing their songs ...
The toy's cupboard ...
Without toys .....
The old man ....
Almost without dreams now ...
Remembering his good days ...
Now he's dying in his bed ...
The old lion has put his hand on his head ...
Old dreams are fading away ...
More and more ....
The old lion smiles ... He loves the old man, and is wisphering :
Now you are heading for your last trip ...
You will dream new dreams when you reach the island ...
But now I'm taking all your dreams back ...
You need to sleep ...
You need to forget ....
There was too much war in the toy ....
Your childhood dreams were too much mixed with poison ....
Poison from an old snake ...
Sleep well, old man ....
And when the musical box gets slower ....
And when the colours of the day slowly fade away ...
The old man goes to sleep ...
The Toysoldier's Drum
There's a new beat in town,
The toysoldiers are running faster ...
The beat of a different drum ...
There's a new faith ...
The Toysoldiers are speaking louder ...
The faith of a different god ...
You are worrying about the ocean, how it will look like after ten years ...
With all these factories running faster ....
With all these rabbits smiling deeper ....
You don't trust their ways ...
You don't trust their eyes ...
But the drums of the toys are changing ...
Like they are heading up to something ...
Like they are dividing their powers into divisions ...
There's slowly coming a new day ...
You have mixed feelings about it ....
You see changes in good and evil ...
You see things go worse and better at the same time ....
On that mountain, that big mountain, they will meet each other ...
The toysoldier and the rabbit ....
There they will play their big game of chess ...
They will run for their own kitchens ....
They will run for own teachings ....
They will find ..... the walls ... between them ....
Walls their parents put between them o so long ago ....
You will have your part, and I will have mine ....
And together we play the drum ....
The beat of a strange drum ....
A drum with two faces ...
A drum with two drummers ....
With a big wall between them ...
And something inside of me sais : you are me ...
You have always been my nightmare,
you have always been my worry ....
I always found you back in myself ....
As the thing I hated .....
As the thing my parents tried to hide me from ...
Their protection ....
Their care .....
But they kept it alive .....
For they knew ....
One day I would need it ...
One day I would realize ....
That there is a bigger enemy ....
And we would have to fight it together ....
The beat of a different drum ....
December's Sun ...
Warm homes in the summer ...
The gifts of a sun in July ....
Warm winters in a century ...
The gift of December's Sun ...
It's raining in August ...
The old lion smiles ...
He takes away some dry sand ....
And lets the rivers flow over their borders ....
In winter he lets it freeze ...
The toy-soldiers march on ...
Entering new worlds ...
Touching December's Sun ...
Collection of Flowers
A collection of flowers between you and me,
A collection of flowers,
A new breath ...
A collection of flowers,
To fight for a new freedom ...
They just grow between us, not to separate ...
But to let new magic rise ....
Island of Seasons
In winter you cry, longing for August,
but in August you desire the Autumn's rain ...
You prefer to have them all in your collection ...
Licorice from March till September ...
You still dream of a bird's flight,
to bring you to the island of seasons,
where they all live together in peace and satisfaction ...
you still dream of the land of cockaigne,
touching your own wings ...
and finding out they are your friends ....
And when you look at your own body,
seeing July's Fire, touching October's Rains,
How April's Sweetness embraces January's Shyness,
you realize that the switching between the months is not a separation ...
but it teaches you to do the same, and to bring it all into balance ...
to let you not to forget about one season ... but to give them all the place they deserve ...
Poetry from the Red Rose II
Escaping The Big Dream
no dreams for tonight
I'm dreaming of an Egyptian Boat,
Riding in a new sort of factory ...
Feeling Thoth's smoke in my back ....
Dragons dreams ....
I'm dreaming of a sun,
standing between ten mirrors ...
Not knowing which mirror to watch ....
Just watch all ten ...
Not inside ...
But watch their movements, their markets, their playcards ...
Dreams of the big cat ....
Oh how you wish to escape your dreams and to sleep,
just sleep ....
The dream's hunting you, the dream's hurting you,
like ten men on a tower ....
Shooting from the distance .....
But they are far .... far away ....
Actually .... too far away to really see them ....
So how do you know they are with ten ...
How do you know they are men .....
They are too far to hear them shoot ....
So how do you know they shoot ....
They are too far away ....
So how can you dream about them ....
The dream's too far ....
the lion's confusion
Maybe they are just some mice playing card ...
Like those mirrors of the sun ....
But I don't know ....
They are too far away to really have an opinion about it ...
It's too vague to define ....
I couldn't make a good picture of this ...
It seems I'm in the lion's confusion again ....
But this is good ... I want to escape all dreams just like you .....
Who invented all these dreams ....
Maybe those ten men on that tower ....
But who knows .... I'm not sure they are with ten ...
It's too far away ....
And I even don't know if they are men ...
They can be chickens .... I don't know ...
I really don't know ....
All I know is I don't want to meet them, whoever they are ...
But they are so far away .... who knows...maybe there's no one there ....
Maybe there are only some white flags glittering in the sun ....
That sun with ten mirrors ... playing card ...
You know, I tell you this, for once I got such a card ....
It told me about all this ....
But it said it didn't know it either .... It was too far ...
Now when even a playcard tells you this, then it must be real far .....
So let us forget about all this, also about the ten men ....
They sent me a card yesterday ... That they were so far away ...
So I will forget about it ....
Maybe they are with nine, and not ten ...
Yes, it was that playcard I told you about ...
They sent it ..... And it said all this ....
But I don't believe it, for even this card said it was all too far away ...
So when even a playcard sais it's far away, it must be real far ....
It seems like I'm in the Lion's confusion ....
Even the mailman was confused ...
He said his wife died yesterday ....
And she's so far away now ...
How do you know it's her then ? I ask ...
Maybe someone else died .... It's all too far away, if something's too far away, how do you know it's that ?
Maybe she just went for the shop ..... a long shopping ....
Or maybe she was kidnapped by those ten men ....
They never said they didn't so how do we know she isn't there ....
But let us stop about those ten men ... Maybe we are waking sleeping dragons ....
Maybe they hear everything we say ... maybe they have spies or .... high ... technology.
maybe they have high-tech-recorders and know everything we say ...
Then your wife will also hear .... if she's there ...
Ok, dear sweetheart of the mailman,
Your husband is looking for you ....
Please tell us where you are ....
He's so confused since you're gone ...
Can you please send us a card ?
god of ten
The next day I get a card ...
But not from his wife ....
Another mailman brought it to me ....
It was .... a mourning-card ...
My mailman died this night ....
I go to the phone, and call to his house ....
His wife picks up ...
I thought you were away with ten men, I ask ...
Well, she sais ... I thought you were ...
My husband talked about it yesterday ... he was so confused ...
He said you were gone with ten men, for you left a card stuck at your frontdoor ...
So he left to look for you ..... he said he would go to the sun of ten mirrors ...
So, he didn't die, I say ...
No, she sais ... why ....
For I got his mourning-card .... but I bet these ten men sent it to me ....
Oh my, she screams ....
Shh, it's all too far away, and I don't believe in these ten men anymore because of that ...
And this must be the reason I'm home again .....
And we will have to wait till your husband doesn't believe in them anymore ....
Then he will be home .... Just like me ....
And if they really have such hi-tech .... and he's with them .... he will hear us also ...
Okay, honey, she sais, can you hear me ?
It's me, your wife ....
Please send me a card ... so that I know you're alive .....
Ten men coming from the sun,
Ten men to do the dance,
They kidnapped us all,
They brought us all the cards ....
But those who don't believe,
Will be home this night .....
At the end of the story,
I know it seems strange,
The mailman is the eleventh,
The eleventh of ten ....
Today he still believes,
He still delivers their cards ....
When you see him,
Don't believe his cards ....
Don't believe him ....
For then you will be the twelveth ....
Ten men with big grey beards ....
Ten Noah's on a tower ....
Ten Noah's on an Egyptian Boat ....
An .... Ark .... for plants .....
Only the postman will believe them, when they open their books,
Only the mailman will ....
For he is their god ....
The eleventh of ten ....
Don't follow their path,
for then you will be number twelve ...
I'm so sorry for the mailman's wife ...
Now she's in the Lion's Confusion ...
Her husband appeared to be the god of ten ....
Men with big grey beards and round glasses ...
Ten Noah's on a ship for trees ....
Her tears .... The flood ....
Now they send cards,
actually playcards ...
To play with people ...
Ten men to build an ark,
from Pinocchio's Wood,
The holy tree ....
To save all flowers, to save all herbs ...
Or is it their prison ?
They are playing a strange game ....
Cuyornaida ........ Corset .....
Sending cards to strangers ....
Invitations from a dentist's heart .....
Ten mad dentists from the strange sun ....
And a mad mailman is their god ....
The eleventh of ten ....
The holy cactus ...
The flag on their ship of mud ....
But ..... I could escape .....
Me ..... The red rose ......
Escaping this ship of doom,
This ....... big dream .....
To tell you this story,
So please listen closely .....
The plants are their prisoners ....
The cards they send out ....
To deceive the mass .....
But no one will believe them when they will open their books ....
Only the mailman will .....
Their god,
The holy cactus ....
And still he brings cards everyday ....
Still he brings their newspapers,
mad magazines ....
But no one will believe, when they will open their books ....
Ten books of the wizard,
Ten bibles in a row ....
When they will be opened .... No one will believe ....
Only the mailman will ....
So please ..... never become a mailman,
for you will be their twelveth .....
Ten men called Noah ...
Ten dentists in a row .....
Capturing all trees and flowers in their ark ....
Except the red rose .....
I escaped ....
Ten businessmen ......
Gepetto is their mailman ....
Neptune's little fairy weeps ....
Sailing in Gepetto's Tree .....
Cuyornaida .... Corset ....
In this they grow ....
It's the big dream ....
Only a red rose could escape ....
Someone came back from the dentist ....
With a mouth full of flowers,
Me ...
The Red Rose ......
I don't believe in them anymore ....
I escaped their ark ....
With a mouth full of ....red roses ......
Ten men of terror ...
Ten dentists inviting our teeth ....
Looking for new marketsquares ....
To play their games ....
But my teeth don't believe in them anymore ....
I have a mouth full of red flowers ....
Blooming in the night .....
Their ark of doom,
where is it going to ?
they are heading for the mad sun .....
Like pirates for their homeland ....
Selling captivated teeth ....
Sacrificing them to the old snake .....
But when Gepetto wakes up ....
The eye of another dentist will be opened ....
The eye of the forester ....
To bring the mailman back ....
I have a cactus in my mouth ...
A holy tooth ....
A holy book ......
A holy genesis .....
About ten Noah's on a ship .....
With the mailman as their god .....
The eleventh of ten ....
a woman called marion
Gepetto's hand is on my heart ....
Heading for a new Aquarius .....
For the Licorice has struck .....
It seems I'm in the Lion's Confusion again ....
I'm drinking from the Lion's Tea ....
A woman called Marion is feeding me ....
She loves the Red Rose ....
She loves ..... me ....
She has ten men painted on her hat ....
Trees grow on her hat, and all sorts of herbs and plants .....
Her face is like the yellow flower ....
Escaping ...... The ..... Big ....... Dream .........
These ten men, she sais ...... are ten dreams .....
Too far away ....... Too far to dream ......
But their playcards bring it in your mind .....
And it all comes too close .....
too near .....
This is the secret of the holy cactus ....
It all happens when they eat ....
Then you don't know where you are anymore ....
And the Lion's Confusion becomes yours .....
And when the red rose touches the yellow flower ....
It will start all over again ....
But then you will see it through a different eye .....
The eye of the forester ....
The second eye of Aquarius .....
Then you will see the gardener has touched your heart .....
Just to let things grow and bloom .....
He just does it in a strange way ....
For it becomes yours when it's strange .....
Things too far away will continue to tingle your mind ....
And become too close, nearer than anything ....
In this he can plant his seed,
To let the flower grow .....
It comes over you when the ten men eat .....
It is formed when you eat ....
And when I eat it will bloom ....
The Lion's Tea .....
The tea of the cactus .....
All a gift to you .....
To let your garden grow ....
To bring the hand of gepetto on your head .....
Dreams too far away ....
Will get too close soon enough ....
But in this the magic will grow ....
And it appeared all to be ... different .......
Misunderstanding ..... from ..... the ........ Lion's tea .......
I think I'm fainting .....
She has a shelter in .....me ...... forever .......
These ten men ......
These ten fingers of Toth ......
They were actually my friends ........
Finally ......
Is this the factory of Marion ?
Is this the Lion's Tea ?
All these ..... gods ......
They came to earth ......
They sent us cards ......
Just to trick us ......
Just to bring us ...... The world ... beyond ....... Fairytale .....
They are our worst enemies, but our best friends .......
the tale's journalist
And who am I ?
I am the red rose ....
escaping a lion's ship ......
swimming through marion's tears .......
heading for a new story to tell you .....
But who am I in real ?
I am still Neptune's little fairy,
And still the tale's journalist after all these years .....
With Arcturus in my heart ....
I opened the Eye of Gepetto,
He's still a good businessman after all these years .....
And a forester .....
A good dentist ......
Nice for the children,
But full of tricks ....
And we are still together, after all these years ....
He and me .....
The businessman and the journalist .....
Heading for the sun of Aquarius ......
The .... mad ...... sun .......
Here we all drink from the Lion's Tea ....
Mixed with Cactus and Licorice ....
That good old Licorice ......
Still the gardener of our squares ......
Still our hope to touch the moon .....
Having ten little men on his white gloves .....
The ten fingers of Toth .....
I'm feeling his smoke in my back .....
Like the waves of old oceans ....
These are dragon dreams .....
These are dreams of the cat ......
These are cigars of Pharao .....
A new city to enter .....
These are dreams to escape and dreams to enter again ....
While everything has changed .....
For we looked through different glasses .....
Holy glasses ......
Glasses ..... from ........ ten men .......
Round glasses .......
Or ......... are they Gepetto's glasses ......
Here we go again .....
Diving deeper into the Lion's Confusion ......
Heading for a new flower .....
When the Licorice will strike another time .......
the kid's the captain
Ten American Dollars are lying on a toyman's counter .....
An old man bought ten little plastic sailors ......
For his grandson ....
He will have his birthday tomorrow .....
The toyman smiles ......
They come alive in the night, he sais .....
An old woman is smiling ..... she's the wife of the old man ....
She just bought some licorice for her grandson .....
In the candy's shop at the corner of the street ....
Ten pieces of big licorice .....
The grandson is glad ..... he's just four years old .....
He doen't realize the deep story behind the ten sailors and the ten big pieces of licorice ..... but his grandparents know .....
His grandfather was mailman in his early days .... And sailed many seas ......
And grandmother worked in a shop for card-games and other sort of games, and also in a shop for old telephones ...... So they know all about it .....
One day they will let him read the book of the ten sailors .....
They will give it for his birthday when he will be twelve .....
Then he can be the twelveth of ten .....
They smile and look forward to that day .....
From his father he got a plastic ship ....
So now he can sail with these ten sailors ....
Without knowing who they are ....
But he will love it ....
For there's magic behind .....
And they are sure the boy will feel it .....
For kids feel a lot ....
Things they cannot define ......
For they are too far away yet .....
But that's why it is all so close actually .....
That's why they are closer than anybody .....
And that's why they are the true captains on these sorts of ships .....
He likes the mailman ......
He got a lot of cards today .....
Also ..... a card .... from ten men .......
Oh, I know these men, he sais .......
I saw them in the zoo,
They were looking for a red rose .....
And then I said .... one grows in our garden .....
So they said they would send me a card ......
His mother smiles ....
She's so proud of her little son ...
She doesn't believe in anything of this all ....
And that's maybe better for her son .....
For when he grows up, and wants to escape the big dream ....
He can find a shelter in her .....
To see that he's always ....
..... the captain of his own dreams ....
Toy-Movies
It's the dream of every kid ....
The Toy-Movie ....
When it's sun shines that red ray ....
It's time to play ....
You can ride into the movie ...
And go where you want to go ....
It all happens in your own room ....
Just close your curtains .... and wait for the sun to shine through ...
The Toy-Movie ....
At night you will have to wait for it's moon, or for it's shining star ....
So that you can play at night .....
The Toy-Movie ...
Every kid's dream ...
Wait for it's invitation ....
Wait for the touch of it's hand ...
The little fir knows where to find you .....
Always the toy-movie's master ....
Just step in his carriage,
and hold it's hand very tight ....
Then your dream will begin ....
A world of dreams you will enter ....
And this all happens in your room ....
The floor will come alive,
The ceiling and the walls ....
The furniture, the cupboards,
and even your own clothes ....
The movie can begin ....
achernar's friend
I'm riding the pole-animals ....
You must be achernar's friend ....
Your words echo through the night ...
You are the faery's dream ....
You ride the sun, speaking calm words in slow-motion, trying to enter through my spine ... but I keep it tight .... I will not let myself slide into a new rabbithole again ... But .... you are ..... not a rabbit .... but a lion .... well at least you wear the lion's clothes ....
well you must be achernar's friend ... your words creep slowly into the night .... like the lion's slowmotion .... i know you are an actress .... but i'm an actress too ... wasting my words into an old basket .... leaving one shoe behind ....
i'm riding the milk .... your words cannot enter ... my mother protected me too well ... you must be achernar's friend ..... your words get too slow ...... until they fade away ..... into a place i don't know ... i'm heading for rio ... colours too wild ..... but you push me back to archernar, and i have to wait for the next newspaper, next century .... everything goes so slow here .... i'm heading for the desert called "everything" ... to become as mean as you .... or isn't slow the same as mean ?
no one can ever judge you for being too fast ....
but you could create the faery's rain, although you deny it ....
your deserts get slower every year,
and your money smaller ....
this is how the bills fade away ...
your deserts are too hot ... money burns ...
you're achernar's friend no doubt about it ....
the lion's slowmotion, you still live in that little house .... the lion's slowmotion... you still live deep down in the desert .... having wild dreams .....
and i know this desert will roar against me, i know this desert will roar ...
until i have become this desert .... until i have become ...you ....
achernar's friend ...
Little wild cat man
You are the candyman
You are the candyman
You are the best man
You are the candyman
I'm walking down the streets of little Aquarius,
I wonder who I will meet today,
It's always excited, to see the streets so full of men,
Of little men escaping from a wizard's dream
It is the candyman,
That little man,
That keeps hitting me today,
I need a friend in my surroundings,
To watch my pain.
It is the candyman,
That magic man,
That keeps me brave today,
It is my best friend,
He is for always to stay.
You are the candyman,
That little candyman,
You are the best man,
The little and best man.
You are the candyman,
So full of candy man,
He is the candy, and also he's a man.
I watch his dreams today,
They are so funny and so sweet,
I wonder where he's going,
I hope to my friends,
For it's a little man I want to share,
The pride of a wizard's heart,
He is the candyman,
That little candyman.
And when a nightmare rides his way to me,
And tries to increase my pain,
There is this candyman,
That cowboyman to bring it on his knees,
He is the candyman, that cowboyman, he brings me to deeper dreams,
And when he calls me,
There is a brand new day.
It is the candyman,
It is the candyman,
It is the best man,
You are that candyman.
That little candyman,
That funny cowboyman,
He is a wild man,
That little wild cat man.
He is a dreamerman,
A little dreamerman,
He is the wizard's man,
The wild cat from the den.
He is the childhood's man,
He is the forest's man,
He is the wildman,
The wild cat candyman.
He is the little man,
He is the best man,
You're still that candyman,
That dreaming candyman.
That dreaming candyman,
That dreaming candyman,
The dreaming candyman,
The dreaming candyman,
A dreaming .... candy ... man ...
He is dreaming about you ....
He is dreaming about me .....
He is dreaming ..... about ........ candy .........
The wizard's candy .........
The wizard's men ........
The wizard's little men ..........
All his little men ......
All little men .......
The wizard's men ........
All wizard's men ......
All dreamer's men ......
All dreaming men ......
The wizard's men ......
Poetry from the White Chocolate
The Decision of the Round Table Churches
"A red picnic was all I could think about, that worst day in my life .... Was it all the trick of a Tiger ? Or is this just another trick from the Lion's Tea ?"
little gamble man
Dreaming, dreaming, dreaming,
There he cycles on his fairy's bike ...
Dreaming, dreaming, dreaming,
There he cycles to the grave ....
There he lost his mother,
There he lost his red barret ....
There he dances and swings with his bullets ....
For he lost his dogs ....
And he lost his blue corsets ....
For he lost his cocks,
and he lost his big brown hat ...
There he cycles,
in his little blue rollerskate ...
There he dreams and he's on his way to you ....
For he found his father,
and he found his blue cuckoo ....
For there he found his dogs,
and his mother and his cue ....
There he cycles,
yes he's on his way to you ....
For there he found everything,
which he lost three miles away or two ...
There he's smiling,
for he's spinning a new dream ....
There he's waving,
for he wants you to see ....
It's all somewhere,
it is never really lost ....
And when he touches you,
you can get it for awhile or lose .....
For it's all from him,
and he takes it when he wants .....
You can borrow,
but it's always in his hands ...
You can steal it,
but it's never really there ....
For what you steal, you don't have anymore around the corner of the street ....
And what you took might be gone at the end of every year ....
He knows the seasons, yes he knows when winter bleeds ...
He invented the years, and the places where you can be .....
But it's all a dream, and you never really know your place ...
It is all to fear, for you never know your year ...
yes it's all so lost and it's all so far away ....
But it is also close and it will eat you on it's way ....
You don't know when the sun rises in your head .....
You don't know it, for it can be another's sun instead ....
For it's all too late and it's all too early to tell ....
And it's all too endless .....
When the little gamble man puts his puma claw on you ....
voice of the puma
He wants you to forget,
He wants you to remember,
when his clock strikes ....
He wants you to dream,
He wants you to have a nightmare,
When his bikebell strikes .....
For you are in his wheel,
And he sucks your pockets empty whenever he wants ....
But it's to protect you ....
For when you would be too full you would explode .....
He steals your pockets empty,
to bring it to the maze ....
It's on the wheel forever ....
To give others a chance ......
It's bleeding red coffee,
To wake up another one's dream,
And bring him some money,
Which he could never have because of you .....
And now the dream is alive ....
And now the fear has struck ....
For the wheel wants to spin,
To bring luck to the other side of the world .....
Instead of here ....
Instead of ....... you .....
Instead of me ......
It's in his pockets now ....
He's the robin hood of the gamble world,
having an automaton on his back ....
To fly over the world ....
To serve the wheel ...
For it's all too far and it's never easy to see ....
That the dream is over when his wheel comes to the city ....
Endless nights ......
Endless winters .....
An endless dream ....
An endless sleep .....
All upto him ......
The little puma man .....
So let us all share our places, and our dreams of coffee-cream .....
Let us all share our money .....
Let us be on the back of the little puma man .....
And hear the ticking of his little clock ....
To know he steals to share .....
That little robin,
That little robin hood .....
red coffee
Bring your dreams to the bakers ...
Let them divide the bread .....
Let them race not only to your street, but also to the other side of the world ...
Oh yes, share your bakers .....
And also share your heart's desires,
Before the little puma,
will come to tear it all away .....
For the gamble's wheel ....
Will shatter all which is not torn ....
Will let the casino's cycle .....
To the end of the world ....
To divide their manners,
To share their coffee-creams .....
To bring all their bakers to the rooms where they could not be seen .....
Yes the wheel will spin, and make your things lost ....
You will lose your mothers,
You will lose your lethal dogs ....
You will lose your fathers,
Your glasses and your dreams .....
But you will find them all back on the other side of the world ....
There where the bakers feed the hungry hearts ....
Where your eye doesn't dare to watch ....
Where your hand covers your head, scared of the dust .....
Learn to be at all places,
and things will never be lost ....
learn to give away all you have,
and you will find it all over the seas ....
Shining more than yesterday .....
The secret of sleep .....
The secret of the tea ....
The lion's tea ....
And all these little men ....
They come from the tea ....
The lion's tea ....
And all these little men ....
They work .....
for the tea ....
The lion's tea .....
And yes, you will misunderstand them,
yes you will try to trick them and to hunt them down ....
But that's all in the tea ....
They gave you the drink .....
But that will all be over,
It will all be clear,
when you drink the red coffee,
and hide away from all fear ....
Then you will shake the hands of all these little men ....
Then you woke up to another world .....
And you will know the secret of ten ......
For when the tiger wakes up, it's red coffee you will drink ...
And your dreams will sink to the endless bottom,
And there is nothing you will think ....
For you will only know ..... You will only know you woke ...
And your dreams have melted into the little gate in the endless bottom .....
There the comics reign, and the cartoons serve the cubes ...
when the giant wakes up
Yes you want to know, and you also want to dream .....
But more to fish at it, instead of swimming in it,
for you woke up to tomorrow's world ....
And the Tiger protects you,
and also his little man ...
And the juices you drink will be the best you ever drank ....
For you don't swim in it anymore, you only drink the dream,
and it goes to your stomache,
where it gets it's place to reign the stream ....
It will have it's throne, and it will have it's staff to rule,
and it can also scream for that's the emperor's manner of playing games ....
But you rule in yourself, you will never ever swim .....
You will only drink, you will only watch the game .....
And it's balls will fill you, and you will never have to cry ....
You will only laugh, for that is all the reason why ....
For life's the biggest joke,
so endless no one understood,
but when the Giant wakes up,
there's a clown who can solve the puzzle ....
And the candle of dreams will be swept away for sure ....
And your dreams will be swallowed in the gates of the deepest earths ....
There they will cry as kids and you will never have to be,
their child again, for it's a new day to win .....
Summer's on, and winter has gone,
and the fruit isn't what it was .....
It's now red coffee,
It's now a red picnic day ...
For the giant hit the clown ...
Yes, the endless joke,
the little man of jokes ....
sits on the back of the panther .....
is this the birth of the panther's prince ?
the fish brought you to paradise,
a wild cat saved your life ....
knocking on old chocolate
I know .... I am .....
A red picnic was all I could think about that worst day in my life ....
Was it all the trick of a Tiger ?
Or is this just another trick from the Lion's Tea ?
I'm knocking on the old chocolate for an answer ....
But the old bunny doesn't open it's door ....
Still saying "no".
I know one day I will drink from the Chocolate's Milk,
streaming from the rat's game ....
maybe sooner than I know ....
I'm having this whole red picnic in my mother's bag ....
running to the wizard ......
He knows what I have to do with all these little men ....
Or are they just ants ?
When a woman throws her shoe, you can better hide ....
For these will tell you tales you don't want to hear .....
Unfortunately I heard such a tale,
ten-thousand years ago ....
I still walk with bottomless wounds ....
I don't believe in birthdaycakes anymore ....
It seems I will be on this bird with the woman's head forever .....
Ah, there's the wizard ..... He has the face of an ant .....
Well, hello, wizard, nice to see you ....
Can you tell me what this red picnic is all about ?
Please say all these little man coming and going in my life weren't ants ....
The woman doesn't like her ....
Then she will shake me off ....
Then I will fall from her back and fall into the bottomless pit below the bird ...
The woman looks into my eyes ....
"You have ant-eyes ...." she sais .....
There I go,
falling .....
No tear can save me .....
Even the glued tears can't ....
When this woman lets me fall,
no one can catch me .....
She's the only one who can save me ....
But oh, thank God, she gave me the gnat's wings .....
And the wasp's sting to have a weapon against the dangerous creatures in the bottomless pit ....
Well, she was always nice to me .....
She didn't let me go into this pit without a good picnic ....
A red picnic .....
curse of the insect
The red woman smiles ....
I'm not bad after all ... she sais ....
I'm hearing my favourite music on the radio ....
Recording it in my head ....
Her red juices were always the best ....
definitely .....
She smiles ....
I always used to hide when a lady smiled ....
But this time I'm opening my wings ....
Is it the curse of the insect ?
There the wizard shuts the ball ....
An ornament is sitting before it ....
It looks like an insect .....
Speaking with a thousand voices .....
There I faint .....
I didn't know this would ever happen to me ....
On the field kids are playing football ....
Well, this happens when they do that,
the wizard tells ....
Yeah I say,
and when my aunt is baking an egg,
the same will happen, right ?
Exactly, the wizard sais ... unless it falls on the ground ...
When the insect-egg is shining,
everything melts away ....
Then a red picnic is born ....
Give me the bag ... he asks ....
I will give you another bag for tomorrow he sais ....
No ! I scream ... not another bag ... not another picnic, I beg you ..... please ....
I'm crying all colours of the rainbow .....
Life like this really scared me .....
Shh .. he sais ....
It's not another picnic .... it's a book .....
A book about the picnic .....
Is it dangerous ? I ask ....
No, he sais ... totally not .....
It's actually ..... something which will make you laugh .....
Who wrote it ? I ask ....
I did .... he sais ....
Then it must be good, I say ....
He smiles .....
trying to escape
I'm the wizard of this red picnic .... he sais ....
Without the red picnic you wouldn't be able to see me .....
The red picnic brought you to me ..... It's my wife ....
Well, I'm glad to meet your lady, I say ....
But I really have to go now .....
I hope she was the last one I ever met ....
If you have more wives like this,
Just boot me out of this machine ok ?
I'm crying tears of fear and deep pain ....
This woman was my hell, and now I have to believe she is my heaven ...
No way !
The doors are locked,
I can't get anywhere outside this place ....
I beg your pardon, the wizard sais ...
There are no other places .....
This is all there is ....
Yeah, right, I scream ....
You're ripe for a mental help .....
I know a good man selling ice-creams .... maybe he can help ....
It's too hot in your hat, buddy !
I'm so confused about this guy,
calling himself the wizard of the red picnic ....
Thinking he's Oz himself ...
my mother taught me to never accept candy from strangers ....
or just bring it to her for a mother's research ....
But this guy gets me so far ....
He now sais the red lady was my mother ....
and she is the only mother I will ever have ....
There are no other mothers besides her ....
I'm slamming in the air ....
Trying to hit this whole scary cloud-castle to the ground ....
There I'm fainting again in my desparate screams ....
Are you ok ? The little gamble man asks .... trying to comfort me ....
No, I say ..... I just had a nightmare .....
I'm totally upset .....
Yesterday's nightmares will be tomorrow's doorways, he sais ....
while turning around, and disappearing in the snow .....
a strange turn around
I never saw him again, that little gamble man .... and neither that strange wizard ....
It all happened very long ago ..... And it's still very clear in my mind ....
I'm not really looking for it ..... But in a sense it was all very interesting ....
Like there are things worse than it ....
I mean : It was like heaven and hell at the same time ....
And it's like I feel the red path burning under my feet ....
Far away, but close ....
I can't describe it ....
It still feels strange ...... but ..........
Sometimes I think ..... maybe it was all true .....
When I sometimes look at my mother, it's like I see that red lady ....
And when I look at my father ..... it's like he's that wizard ....
but ...... I don't know, maybe I just fantasize too much ....
I must say : Yesterday my mother asked if I would go for a red picnic together with dad ...
I said : never again !
Then she asked me to go for a blue picnic ....
I told her that doesn't exist according to ...someone ....
She asked me who ....
I said I couldn't tell ..... I didn't want to bring anyone in troubles ....
But today it was on television :
They said : Blue picnics don't exist ....
This was something they decided today ..... A round table of churches ....
While I told her yesterday blue picnics didn't exist .....
So she asked me who of these churches told it to me before it was on television ....
I said : mom, it was ...... a wizard ....... a red one ..... and ......
Mom fainted ......
A couple of minutes later after drinking some water she woke up .....
saying : how do you know about the red wizard ?
He died just before you were born ....
He was my first husband ..... I never told you about this ....
But he is your real father .....
There I faint ..... it was all too much for me .....
My present father tries to soothe me .....
But I can't be soothed ..... I'm shocked ......
My whole body is aching,
and my mother has red spots on her face .....
finally home
I'm awakening in little amsterdam ....
It was a long dream .....
My mother is soothing me .....
My step-mother ....
For my real mother died long ago .....
She died when I was three years old .....
By an accident ....
Crashed by a red car .....
My stepfather is also with me .....
Holding my hand ....
He was my real father's friend .....
My real father died before I was born ....
He has been drowned .....
While there was a storm on the North-Sea ......
His ship sunk .....
Only his friend survived .....
My present dad ... my stepfather .....
He married my present mother after my real mother died ....
She was my mother's friend .....
They were both in the car .....
Only my stepmother survived ....
My stephdad is a wonderful man .... He can always bring my heart at ease ....
He tells me he has a present for me .....
He had waited for the right moment .....
It was a present from my real father ....
When the storm was after their boat ....
My father told his friend, my present stepfather, if he wouldn't survive, to give his coming child, me, this present when it would be an adult .... it was a golden cigar-lighter, with a golden lion, a golden tiger, rat and other animals on it ..... It was beautiful ..... It has been on my father's boat for many many years ....
Then my stepmom tells me she has also a present for me, from my real mom ... She sais when my real mom was dying in the hospital, she said : give this present to my son when he's grown-up ... it was a beautiful ornament, like in my dream .... I would hang it in my room ....
It's snowing outside .... I'm so happy with my stepmom and stepdad .... And this all is bringing me closer to my real mom and dad .... It's all very emotional for me .... But I desire to know more about it .... I wished I would know my real mom and dad, for I was too young to realize, and my dad even died before I was born .....
I'm asking my stepdad and stepmom about the blue picnic in my dreams, from which the red wizard said it didn't exist ....
My stepdad looks into the eyes of my stepmom, and she also looks into his eyes .... then my stepmom takes my both hands, and my stepfather lays his hand on my shoulders ... That is something we never told you about, my stepdad sais, for we thought you wouldn't be ready for it ..... but ..... you have an elder sister .... she has also been drowned ... the day the storm came .... it was one of the worst storms our land ever had .... Thousands of people died .... Anyway, your sister was also on the ship .... and she and I tried to save your dad, who fell out of the ship .... she never returned .... I lost them both in the storm, ... I was picked up by a helicopter .... This storm was called "blue picnic" ... it was a ...cyclone ....
But .... why did the red wizard tell me there was only a red picnic and nothing more ? And why did all those churches on television in that dream say that the blue picnic didn't exist ? I ask ....
Stepdad looks again in the eyes of my stepmom .... And she's looking into his ... Then my stepdad takes me in the arms and sais : Son, actually your daddy committed suicide in the storm, using his gun .... Your sister did the same after she found out ...
I'm deeply shocked .... Why didn't you tell me earlier ? I ask ...
There I really wake up .... I'm so glad .... pffff it was all a dream ....
My mom and dad are sitting next to my bed ... holding my hand ....
You were so sick, my mother sais ....
I'm embracing them .... I'm so glad you're alive .... I say ...
My sister is also in my room, looking at me with a worried face ....
I'm the happiest person ever on earth ....
I will never knock on old chocolate again ....
Riddles, Roses and Mockingbirds
is this person singing false, or do I have a false ear .....
zebras
I'm diving in the Black Pond, looking for some marbles from the past. I lost them in a dream of races. Still there are six horses easing my mind. ... Capricorn's gift ....
An old man called Moses is bleeding thunder and lightning. I wonder where this train is going to. People always said they couldn't solve my riddles, but this time I have a very easy one. Will the riddle bring you from this point to a point over the Big Mountain ? To let you enter the Big Clock ? My riddles are horses, wild horses, and they are really able to go as fast as my daddy's car ..... Yes, they still bring me to gardens of roses behind nuclear threats ....
The queen of riddles wears a red shawl, but the rainbow is in it. Why is it that I always return to the rainbow ? It's deep in every colour. A hidden secret. Now I know my riddles, but there are still some I don't understand. I put them in a special corner of my room. They are like roaring lions, and some stand there like purple horses ... A very strange company. If you ask me, these guys can still bring me over the river. But they scare me like hell. Is it the lion's tea, or something worse ? I cannot be comforted ... I love my riddles. I got them from the queen. She said put them in a little box like cigars. So I did, and brought the box to that special corner of my room. I put it on a cupboard ... But sometimes they come out of the box to show their faces. And then it's like a zebra is sliding over my room. Do I like that zebra ? Yes, I really do ... but does he like me, that's the big question. His stripes switch my feelings, and it can really confuse me at times ... These are still the riddles I don't understand. They love me like no one does, or they hate me like hell ... They are no usual figures or moods. They are extreme, and I still have to find out where they live.
And still you are calling your riddles poetry. Still you say it's the lion's tea. Well, this land is big. The stairways are tall ... Where am I, at the begin or the end ? And ....
Someone's blocking my throat. Someone's eating my words away. It's the black christmas-tree, coming from the north. I wonder if he's me friend or not ... There he brings me to his little house, smashing me on the table ... He never hurted me .... I never felt anything .... This black knight ..... His face is covered ..... masked .... like the red zorro .... he still wears a rainbow inside ..... And his zebra is smiling ...... Hey, there you are again .... little zebra-boy ....
Eh....since when am I a zebra .... It's black christmas .... dolls are wandering through his forest ..... They look angry ..... They wear big knives .... They are looking for someone ....
These dolls come from the south ..... The land of the sun ..... They are looking for ..... me ? No, not that they are angry at me .... They are angry at that black christmas-tree which took me away ... The dolls now want to cut the tree to serve in their christmas-restaurants ..... They like his little lights .... rainbow's .... lights .....
Now, but this guy never ever hurted me .... I never felt anything ...... He smashed me on the table like I was a doll ..... well, maybe I am .....
There the dolls knock on his doors ...... We come to ask our child back, and we want to use you as our christmas-slave .... Come out !
The red zebra opens the door ........ Eh ..... no way, hunnies ...... It's time the child is here ..... It's not your time yet ...... Kalibra Bazina ..... Look at your watches ...... When it's twelve o clock you will have your child back .....
No ! The dolls say ...... he needs to come home now ....
I'm sorry, the zebra sais .... and shuts the door .....
Then we will get our nuclear boats, and put on our nuclear trousers, the dolls say .... and will return to this maze and kill them all .....
And that was which they did ..... They returned home to get their nuclear weapons and threats, and went back again to the ........ but there was no forest anymore ..... It all disappeared ......
See, those stupid wizards kidnapped our child ..... We will have it back on twelve o clock, and then our kid is proud ...... Then he thinks he's the wizard's son again ......
The zebra caresses my face .... This time it's a blue one .... I'm sick and tired of these dolls who scream in my head .....
It's all in your head, the zebra sais ..... all ..... in ..... your ..... head .....
But they don't want me proud ..... I say ......
But you are, the zebra sais. And you must ..... It is your destiny and your condition .... your own heart .... I'm crying rainbows of tears .... They are so angry ..... I say ...... And they will hurt me if I don't listen to their fairytales ..... Fairytales in which I am a bad zebra ......
No fairytales like that, the zebra sais ....
I'm crying nuclear tears ..... I got the bomb, they gave me nuclear food ... for I was .... the bad zebra .......
No, the zebra sais ... no, no, no, no ...... that's not true ..... No fairytales like that ..... It's all in your head .... It's not in mine .....
Then why, why, why, I ask .... why is it in my head ....
Because, the zebra sais ....
And then I can't hear him anymore .... It's twelve o clock ....... I'm with the dolls again ..... Yeah, I know I am the bad zebra ..... Yeah, I know your fairytales ..... whatever .... but the zebra sais it's not true ...... There I go ...... You're crazy, they say ....... It's one o clock ..... There I slide to my mom and dad's house ..... my doll-parents ...... I know when I get there, I will believe everything they say ........ Ding-dong ...... I'm ...... lost .......... too ....... late ......
Ha, ha, ha, son, you're back .... Now you will believe what we try so hard to believe ..... You proud one, you bad zebra, you think you are the wizard's son ..... But here, have a nuclear cucumber .... made by grandma's ....... Forget about your granddad, he's dead .... He always spoke lies to your head ...... Eat from grandma's delicious candy, you bad zebra-boy ..... pretending to be the wizard's son ...... We will get you down here ..... You are our son ..... and we need you to serve in our restaurants there at the sea ..... To serve nuclear sea-food ..... This is what you are, a sea-slave ...... and nothing more ....... you old bragger ..... And one day we will catch your black zebra-friend, that old christmas-tree from the black zone ..... he can help you with it ..... you will love your nuclear chewing-gum again, like nothing else .... like never before ..... you ......
There I faint, I know where I'm going to now ..... something worse ...... I'm sliding to my aunt and uncle's house ..... And I know, like it always was ..... When I get there, I will have to drink from the lion's tea, that nuclear tea ..... and then ..... I will believe them forever, and forgetting about the wizard ..... like it was never there ...... There I will see that all truth is a lie ....
Are there more houses like this ? I don't know anymore, I'm lying on the table of the black knight again .... my zebra-friend .... It was time for him already ...... It's all in your watch, he sais ..... You were never gone ...... But I need to repair your watch ....... It's all in your head .....
Do you like my riddles ? he asks ......
Well, I don't know ..... I'm scared .....
I know you are, he sais ..... but does it hurt you ?
No, but ....
firs
There I faint again, and someone else takes me to his house ..... not a doll, not a zebra ..... I wonder what will happen now .... Is this the curse of a confused clock ? Am I a slave of a watch ? It brings me from place to place .... They don't believe in each other ..... Is there something they are hiding ? What is this for a circus ...... Or is this a cursed roundabout ?
I'm looking in the eye of a white fir .... a fairground-fir, with roundabout-eyes .... They are beautiful and shining like the rainbow ..... How is that ? My voice is getting higher and softer, like I'm struck by candy ...... Well, is this another trick of my watch ? Who knows .....
Eh, the fir sais ..... you love the riddles too much ..... and they love you ..... It is not what it seems .... It will never be what it seems ..... For these are just reflections, bringing you from place to place ..... Misunderstanding ....... from ..... the Lion's Tea ........
But, but ..... I ask ...... is there a way out of this ? Am I ever getting home ? All I can do is cry .... Rainbow-tears ..... Nuclear Tears ......
You are already home ...... the white fir sais ..... You are just reading books of old fairgrounds, to watch their wild dances ...... Granddad left them for you ..... he wanted you to know .... All what he gives is magic .... When you read his books, you are in .....
I'm crying harder ..... It's so scary, white fir ..... I say ..... Please take me out of this ..... I don't want to read anymore, I'm tired ..... please show me the exit of the book ......
The exit of the book is deep in your heart, he sais ..... It's the fear ...... By fear you can turn the pages, and when the fear gets too much you finally are able to shut the book .....
But this fear is destroying me, I say ...... is there any other way to the exit ?
Yes, when you start to realize that it is not your fear, but the fear of the book itself to lose you .... the fir sais ....
But why is the book afraid to lose me, I ask .....
There I faint .... he couldn't answer me .... I was gone already ..... And now I'm reading in another book that which just happened .... I bet within a few minutes I will see myself reading a book in another book ..... My god, how long will this go on ? It's like I'm walking on an endless stairway ..... Heading for the Exit of books ...... All my hurt is following me .... These are wild days ..... A whole circus is after me ..... trying to catch my shadows ...... trying to catch my reflections ....... trying to ...... get a piece of my tall dress ...so that they can pull me downstairs again ...... What a horror ...... I want to get rid of the dress ....... It's a fairground-dress made by dwarf-tailors ..... It's all on it's label ..... It's like the elve's glue, it's like the evening-curse ...... I'm running faster, trying to get rid of the dress ..... Anyone help me ! In this tower of books ..... The rabbit's curse ...... The rabbit's pit ...... It was Alice falling in here ...... But I don't trust her either ... Is the real world so nice and good ? I want the best exit of all these fairgrounds .... The top of the tower ...... To escape out of it's clock forever .....
The stairway of books ..... It's like the rainbow ..... It's like the zebra ..... The round table of ponds ...... I have the feeling I'm running in circles ...... There's no exit ..... I'm diving in a green pond, a red one and a purple one ...... Without any result ..... The roundabout's curse .... Rumours from the west, rumours from the east ..... all from the lion's confusion ... the big mix .... red picnics and blue picnic's ..... it's all in the lion's tea ...... it's all in a glass of water ..... There an innkeeper tries to fish me out of the glass in which I drowned .... But this book .... this book ..... I know this book ..... Just another book .... Curse of the book's wizard .....
Someone here wants to drive me crazy .... I'm in the kettles of his books .... kettle of fantasy ..... All happening in the delirium's palace ...... For craziness created the rainbow, craziness turned the pages, and craziness reached the exit .... to shut the book forever ....
A cat called craziness is staring at me ..... smiling ...... saying : only the crazy can turn the pages, only the crazy can exit and shut the books ..... for they were the ones who created it all .... and so they are the only ones who can destroy it all ..... now who do you want to be ?
A little rabbit called "crazy" is staring at me .... he is sitting next to the crazy cat ..... he has two big teeth, and some teeth are missing ..... I'm a rabbit-rat he sais ..... Now who do you want to be ?
My tears are hurting me, I still feel someone is after me .... But if being crazy is the exit, then I want to be .....
You already were, the rabbit-rat sais .... Otherwise you weren't here .....
Give me your watch, he sais ........ Nuclear ...... waste ......
killers ... from .... a .... black ...dream .....
You are looking for your marbles you lost in a game ..... Diving into the black pond ..... You are looking for your crashed cars ..... Diving into the black pond ...... But it's not there ..... These ponds are enchanted .... they only reflect your marbles and cars ..... But you must go the other way ..... Don't enter the black pond ever again, he sais ..... For if you follow the reflection it will lead you further away from that which you are looking for .... These are misleadings of mirrors ....
Yes, hun, I say, but I bet when I go the opposite way I will meet someone who sais I need to go back ..... and that you are a big liar .... All opposites are in war ..... Or they say you don't exist .... All opposites deny each other ....
The truth is not a place but a condition .... you can find it everywhere ...... Just look deep enough ..... someone is singing ...... You can find it in everything, the secret of the pond ...... Just dare to dive, just dare to sink .... Everything is in everything. For the truth is not a place, a person or an object, it is an attitude, a rule and an eye. Just know how to use things, everything talks ..... Just listen to the right voices ...... Speaking from the bottom of the pond ..... It's in everything, in everyone .... Just dare to dive deep enough .....
Now is this person singing false, or do I have a false ear .....
There I see myself diving deeper into the pond, reaching for the Giant's World, where everything talks ....
They said that Jesus' Son died in a nuclear war ..... Others said he just died on a nuclear cross in a forest .... But my grandma sais he just died in a little nuclear box in one of her cupboards upstairs .... Well, in fact, they all say it's a nuclear issue, some truth in the confusion .... but still ..... maybe we have to look for another truth ......
My granddad sais when someone goes beyond a pole, the nuclear power starts to flow like a river .... Now when two of these rivers meet, a sea can burst out .... Little boy meets fat boy .... They still work in circus ..... My granddad sais it's still in his head .... he met them both ....
It was exactly twelve o clock in the night ...... They met with my grandfather in a big dining room of Aquarius' Palace ..... My grandfather started to eat a nuclear banana ..... There are things he touched in his life, which he still can't forget ..... the curse of remembrance .... There he touches a nuclear orange ... his eyes start to bleed ....... This land is cursed ...... We are eating cursed food from a cursed land ...... nuclear land ......
more firs
At one o clock Aquarius enters the dining room with a golden pear in his hand ..... You cannot eat it, he sais, but you can watch it, while your nuclear hunger is melting away ...... tricks of the stomache .... The fat boy is getting fatter, and his head is getting greener and bigger .... while spitting green fire ..... Don't you try to escape our soup, he screams ! The little boy gets smaller very fast and kicks Aquarius in the stomache .... But Aquarius takes his leg and swings him in the soup-pan on the table. A glass is spreading nuclear water, but Aquarius sends it away. Go to your room ! he roars. He's the master of nuclear dreams.
My grandfather is shivering under the table where he found a little chemical orange, escaped from a lawyer's suite. Please, jump into me, the little thing roars, then I will take you away .... Grandfather is getting smaller by the magic of the little orange, and there he disappears into the orange ..... It is a little radio inside ..... It flies from city to city to spread the chemical disease. It is a trap ......
It's two o clock .... A man is entering the dining-room of Aquarius .... Little boy and fat boy are already in their bedrooms .... They are Aquarius' sons ... Their nephews are also in their bedrooms already : Worldwar I, Worldwar II and Worldwar III, while Worldwar IV, their elder sister is doing the dishes. They are all children of Father Jakob, who is also in the dining-room, together with Aquarius, drinking some strong liquors from some old battles .... well actually pieces of chess .... But a man is entering the dining-room ... standing on the balcony ..... He roars like a million of lions, ....he is asking for a certain piece of chess ..... a red pawn. It escaped from his ship .... He's a blind man ..... with round red glasses and a big grey beard ..... It's the Noah from the ark of games ..... But Aquarius stands up, raises his glass and roars : Go to your bedroom, granddad, it's not your time yet .... But there another old man is running on the balcony .... Where are my shoes, where are my shoes ? He's the noah of the ark of clothes .... Go to your bedroom, granduncle, Aquarius roars .... You already have your shoes .... Then the palace is shaking ..... Another granduncle is coming home .... The Noah from the ark of planets ..... gathering all planets for the night ..... There he's riding on his red bike .... His big grey beard is waving in the wind ..... Welcome, granduncle, your bedroom is already waiting for you with warm tea for the night ..... All planets are in the tea ..... Just drink .....
Father Jakob is laughing .... He loves it when Aquarius, his brother, speaks ..... Tomorrow all the Noah's will go to their ships again ..... All these ships are sleeping in the haven of Aquarius now .... waiting for the new day .... Their flags are waving in the night-winds .... And now the roars of the Noah's go into the night to visit the cities and the villages ..... These are the lions of the Noah's .....
Did you ever hear the voices of a thousand Noah's ? Telling you all sorts of things .... You can never understand them, never hearing exactly what they say .... For they all speak at the same moment .... It's mixed like the lion's tea .... Roaring in the night ......
The boss of the haven is the boss of noah's .... the boss of arks ..... the boss of bridges ..... the boss of rainbows ..... He's the Noah of noahs .... Mr. Noah ..... He wears a black police-cap .... He's the Noah of the ship of elements. Here the wind lives, the fire, and all the other elements, even the sea himself .... Mr. Noah has a grey beard and round glasses, blue ones .... he has rainbow-teeth, and always works in the night .... There he sits in his rainbow-house in the haven .... behind his organ ..... With this thing he rules the world ..... All lions listen to him ..... There the music slides over the houses like juice .... preparing the days of tomorrow ....
It's three o clock ... Aquarius and Father Jakob are sleeping .... Everyone sleeps .... only a little red fir is walking through the corridors of the palace .... lions are following him ..... his footsteps bring everything in a deeper sleep .... the walls, the tea-cups, the floors and the ceilings .... the furniture, the lamps on the walls, the lamps standing on the floor and the lamps hanging on the ceilings ..... whispers are filling the house ..... There he sits behind the whisper-organ and starts to play ..... Natrium slides through the night ..... To switch between the poles, and to awaken the substances to bring balance ..... Nature is speaking .....
Ten firs in a row ..... A toy-fir is caressing my hair .... It's a little spruce-fir .... a green one .... He has a nuclear-camera in his hands ..... I'm scared ..... What do you do with that thing ? .... I'm making toys with this ... he sais .... When I have enough pictures of something, I throw it in my kettle to make a toy of it .....
There a little yellow fir steps forward ... he has a big smile ..... he's the game-fir, the green one sais ... when he has enough toys, he can make the game ..... it's all in his kettle .... There he takes off his yellow hat and puts it on my head ......
A little blue fir is caressing my hands .... He tries to sooth my fears, but it roars like a million lions .... I'm still so scared .... He looks into my eyes .... and sais : No one knows me, and I don't know anyone .... All I know is that I created them .... When I have enough games I make candy of them ....
His face is shining and switching between many shades and shapes .... I can't follow them .... It's like the maze .... but it attracts me to find it out .... It's like a magnet ....
I'm the funpark-fir ... the dream-fir .... Your power to move ..... to travel ..... I always take you away with my carriage .....
The colors make me so dizzy, and they are changing before my eyes ..... I get so lost with all these colors and shapes ....
Ten firs, ten dreams, ten noah's on a horse .... but they were all the same .... I'm staring into one little fir's eyes .... A rainbow-fir ....
"You drank too much," he sais .... that's why you saw ten firs ... instead of one ....
What did I drink ... I ask .... oh god, not the lion's tea again .....
Yep, he sais .... the Lion's Tea again .... When one person comes to you, you see ten .... or even a thousand or a million .... It's all in the tea .....
Well, have a nice day too, I say .... but I'm going to go ...for this gets too much .... Can I trust anyone in this realm of the Big Tea, or must I say : "Majesty" ?
You see the whole world with all it's things .... he sais ..... but it's only one thing ..... You drank too much .... Did you like the trip ?
No, get it out of me, I roar ....
Well, the fir sais ... you finally can roar, you are one of us now ....
There I go, crying like Alice .... sitting in another ark, escaping another flood .... how long will this take ..... The fir is the captain on the ship ..... I bet he was also Alice ....
I'm everything, he sais .... Yeah, I sigh ....
He's watching through his telescope ..... Now he looks like a pirate .... This sea is full of swimming lions .... but it's all him .... They roar, but it's him ..... Maybe he's the wizard of the lion's tea .... A lot of roaring in one glass of water ..... But this guy is nice and sweet .... so I will give him a chance .... the last one ..... or I will go to sleep ..... and cry myself through the night ..... What a horrible nightmare I am in ..... Or is it just the present-paper of a beautiful dream .... I'm heading for America, for another egg of Columbus .... The little fir is soothing me : "It was all me ... just me ... shhh ... it's ok ..." he speaks quietly .... He's chewing nuclear candy ...... I feel myself like Noah ..... what do I have to do with the ship ? It's raining lions now .... I'm walking inside the ship .... playing some games with the little fir .... games from the Big Rainbow ..... Cuyornaida Corset ... but the rainbow-version ..... the good version ..... I'm feeling like Pinocchio .... feeling the juices of his tree flowing through my body ..... It was .... a ..... fir ...... A christmas .... fir ..... It reaches for .....
the chocolate wars
There I'm sliding into sleep ..... It got too much .... But the little fir is staying by my side .... I'm sliding through a thousand of lion-holes ..... In full speed ..... What a little tea can do .....
A new watch is growing at my pulse .... A nuclear watch ..... a rainbow version .... the good version .... how to write stories without a pencil ..... The secret of a copy-machine ... Now I understand all these copyrights .... They are afraid of a nuclear war .....
It's four o clock in the night .... The little fir is sitting in the Palace .... in the dining room .... surrounded by his lions .... The atmosphere is too mysterious to describe .... I feel bubbles in my stomache ..... These lions are riddles ..... his riddles ..... It's ok, I will watch this movie to the end ..... When I look in his eyes it's like a million lions are staring at me ..... But when I look at my hands ... and then at his surroundings, all lions are gone .... It's strange .... then when I look at my hands again ... it's like they are turning into lion's claws ... what the heck are you doing to me, I roar .... It's like I have a million of claws .... I'm looking at the fir again, but now an old tall and slender man is standing there with a tall beard ..... I'm the wizard of the Lion's Tea, he sais ..... It's all a nuclear trick ....
I'm scared ..... You don't have to be scared, he sais ....
But, I say ... almost crying .... I wanted to speak to the lion's tea wizard for so long ..... but I'm scared that I will have another trick before me .... I want to speak the real wizard from the lion's tea ....
There I'm fainting, seeing a thousand of old faces all giggling at me .... It hurts my head .... If I didn't ask that question I would have another story in the roundabout leading me to nowhere .... I'm roaring like a lion ... like I never did before .... I'm screaming like a nuclear radio ..... And starting to spin myself around like a cyclone ..... Something I always did when I had a nightmare .... It seems I'm a victim and a slave of the lion's tea .... and I am still looking for the exit ..... or the big wizard ...... whatever .....
Then I'm hearing a song .... :
Tunes, they are wandering through your head, they are wandering through your mind ......
Looking for the end ....... Tunes ....... they are looking for the master ..... The big and awsome master ...... The master of the tea .......
It was something you drank, and now you want to know what it was, for it sticks in your stomache all the time ..... yes, it sticks in your throat, and now it sticks in your mind .... waiting to be puzzled ..... waiting to be read .....
Tunes, they are walking through your mind, they are sitting on the faery's carriage, waiting for the way out ....... Oh yes, they can turn strange, and even a little crazy ..... yes, they can totally change ..... All they do is looking for the exit .... looking for the way out ..... They are finding their ways to the wizard ...... misunderstanding ...... from ..... the lion's ....tea ..... streaming from the big clock ..... streaming from the desert's heart, to let you touch the sea ......
Tunes ....
Well, nice song, I think, but it doesn't bring me anywhere .... Oh help, my whole body is changing into a lion now ..... And I feel the lion's tea streaming from my own heart now .... my nuclear heart ..... It's ticking like the faery's rain ..... Singing new songs ...... songs from the lion's tea .....
Well I am one of them now .... this whole lion's tea circus .... But what did it really bring me ... I'm still looking for that Big Wizard ..... The Great Great Oz from the Lion's Tea ..... Maybe finally Dorothy can help me, and her little dog Toto .... She's the road to Oz ..... Or is it Hitler's Tongue ? I will not follow the yellow brick road this time, I will take the red one .... Or shall I take the rainbow road ?
It's five o clock in the night ..... It's silent in the dining-room .... No firs, no lions .... the little golden pear of Aquarius is ticking on the table .... It's ticking very soft and slow .... It's soothing my head .... It's like the Giant's Rain .... I see al my fears and hurt melting away, spiralling into the golden pear ...... They were all voices from the dwarves ..... I'm finally in the Giant's world .... all these fir-dreams brought me there .... I'm still crying, but all my tears slide into the golden pear, melting away ..... I can only hear their echoes, but it's all fading away .... all these roaring lions ..... There's a lion carved in the golden pear .... but I also see other animals carved into it .... It's a beautiful golden pear ..... It smells like pear-chocolate .... It reminds me of the white chocolate .... The giant house in little amsterdam .... It also reminds me of the last golden swan .... This is where so many dreams come together .... I'm so glad to be in this waking house in the sleeping forest .... or is it a farm in the pasture ? This is the place where all houses come together .... I will sleep in the bed of Oneness .....
I'm hearing a song in the distance :
Here I stand, between the forests and the towers, where all things appear to be one and the same .... Here I stand between the flowers and the papers, where everything brings the same message, where everything brings the same sound. It is the sound of the rainbow, the sound of the white light, it is the voice of the giant, all voices in one, it is the sound of the wizard, which lives in the desert, which lives in the sea, which name is everywhere ..... where all places come together, where all dreams collide, where all saints burn their mazes, where all fears are destined to hide .... There is a path, there is a dream which leads to the place of places, where all fears melt away, for oneness is alive ....
And I'm hearing another voice singing through it :
There's white chocolate, in every dream, where the dream meets the dream, where the house meets the house, where the circle hits the circle .... there the chainlet will rise, there the ornament will speak, it is the voice of the giant, it is the voice of the meek ....
And a third voice is saying through it :
Like lovers and dreamers, they are looking for oneness, the line which binds together, the connection between two. Like lovers and dreamers, they are looking for the circle, where the last one touches the first one, and where the positions are switching, there where no one wins, and there where no one loses, but there where oneness rules, and where it repeats itself, and transforms itself, until it's an ornament forever.
It's six o clock in the morning ..... I took yesterdays newspaper, mixed the letters and saw tomorrow's bible ....
Seven o clock in the morning .... The pear-clock is still ticking .... Nuclear ornaments are appearing on my body like glue .....
Eight o clock in the morning ..... It seems I'm all alone .....
Nine o clock in the morning ..... Nothing happens ....
Ten o clock in the morning .... I want to have some tea, but I'm scared of lion's tea, so I will drink some water without using a glass ....
Eleven o clock in the morning ..... The pear-clock is ticking louder and louder, faster and faster .....
Twelve o clock in the afternoon ...... The pear-clock explodes .....
The end of a white chocolate dream ..... or was it an orange chocolate .... ?
About this the war rages .... Chocolate Wars ......
The Orange's Cabman
raising the doll
Suddenly I'm with Sarsia in an old castle. Her sister Vonja is playing the piano in another room. The nuclear rejection was kicked out by a boy called nuclear acceptation. That can happen when it's Echo's birthday ... He's sitting in another room, with some of his lions. One side of his face was destroyed by a nuclear war. His other side looks more like a nuclear birthday.
I'm on warpath ... Someone stole the doll of my sister ... She's still crying on the stairs ... She doesn't want to eat ... But she's still the voice of many fairytale cartoons. With her golden keyboard she still tries to connect to her doll. She always laughed while he was speaking, he had such a funny speech, but now she is a nuclear victim .... The result of a nuclear loss.
Sarsia is soothing my face .... I swallowed a nuclear orange ... from a lawyer's suite .... long ago .... She's caressing my orange hair ... I would never have met Mr. Orange without it ... So, it's ok ... Mr. Orange is sitting next to me .... smoking an orange cigar .... He's the result of a nuclear lawsuit .... between grandmom and granddad ... There she's raising the doll against him ..... my sister's doll .... It doesn't belong there ... It belongs to be with my sister .... I wonder who brought it to grandma's ...
My granddad has a trafficlight-ball in his hand .... an orange ball .... flickering .... trying to be neutral ....
But grandma hits it with the doll, and it's dashing in a thousand pieces .... Mr. Zebra is smiling .... Now we have a thousand oranges .... Mr. Orange is smiling too ..... Even his orange cigar is smiling .... Now we have enough soldiers for the coming war .... You never told me the orange was the way to the little men .... Is this the lawyer's suite orange ? My granddad and grandma just wanted to adopt a dwarf .... They wanted to have a friend for me .... Raising the .... doll.
The Giant's Whistling-kettle Orchestra
"Thanks to the apple .... Is this the road to the Giant's World ? I'm hearing the nuclear flutes getting higher and higher ..... The tea is boiling ........ The whistling-kettle of the giants is singing."
from tea to glue
I'm fighting with my nuclear trousers ... It's not a pillow-fight this time ... Not a fruit-fight and not a chocolate's war ... No, it's real bad this time ... much worse .... He ate my shoes, and my hat away ... But the nuclear tongue will bring justice today .... I will shut the nuclear book .... I will eat my nuclear apple ....
I never liked it to see my uncle entering a fish's hospital ... nuclear smoke came out of his ears. He's still smoking his father's cigarettes ... And my aunt's old shoelaces ...
An orange brought me to granddad, and an orange brought me to a lion's dog ... a sheepdog .... But it was all nothing but a dwarve's trick, trying to get my attention .... There he smashes the door open ... When he does it, it's like a hundred doors are smashed open .... There he's standing in the door-opening .... Wearing a flower with poison-seas .... When he pushes the button, I'm out .... Which means .... Flying in the air like a hell-raiser, looking for some old shoes .... his shoes .... I never understand why he always did this to me ....
It's my birthday ... I get red velvet dwarve shoes, with golden decoration ... Golden shoe-laces .... But the shoes are easy for me to enter ... I can even swim in them, if I would like .... This means .... that I have become a dwarf this night ..... An apple's dream or an orange's dream .... About this the wars are raging .... But it's not a fruit-war ... no .... It's something worse ............. Spice .....
Someone wants to kill my dream ... It's forbidden to dream .... But that's their dream .... I'm running to the spicery .... behind my grandma's and granddad's house .... A little fir is cooking something .... No, not a fir, please, I beg .... I have enough of firs .... They confuse me ... Please get him away there ..... No lion's tea anymore ..... He almost killed me when I was a little boy .... He came to me in the night smashed the door open, like a million of doors were smashed open .... standing there like a pirate on rollerskates ! No ! Not again .... I'm scared of his black jacket .... Let someone close this door ... please ....
A dwarve in a wheel-chair is staring at me .... when he glides through the night it's like nuclear bells are ringing ........ nuclear noise from the Big Drum .... No Clowns ! Please !
I'm hearing a song :
Apple, Apple, what are you buying, Apple Apple, from so far away .... It seems you buy yourself, to have an apple for the next day ....
I'm under the curse of the Leprechaun ... No doubt about it .... I'm holding my breath, for this tune sounds as scary as my grandaunt's old shoe ..... But I'm trying to keep myself calm .... fishing at some old shoe-laces ..... I can use them to hang my clothes on for a big dry ....
Apple, Apple, soon you will be, a grandmother on a grandmother's knee ...
I'm doing the tiger-movements .... My grandfather teached me .... He always said when I would ever meet an apple like this, it was the secret road to the Old World ..... nuclear antiquity ... I'm standing before nuclear ancient red dragons .... Thanks to the apple .... Is this the road to the Giant's World ? I'm hearing the nuclear flutes getting higher and higher ..... The tea is boiling ........ The whistling-kettle of the giants is singing ... The Evening-Fog is ticking on my windows very loud .... The Giant's Echo is speaking .... Messages from a million years ago ... From the black lemonade.
When the whistling-kettle is speaking, all other voices have to shut .... Now the tea will boil until it's glue ... These are nuclear tricks ... These are nuclear days .... Then the orchestra starts to play ...
the scratch
A nuclear violin is running on the football-field ... looking for an old doll ...
The wizard kid is smiling .... When the glue reaches his kettle, his flutes will start to play ... There he smiles deep and gently to an old cat ... In deep slow-motion .... It seems everything is his friend .... When he's blinking his eyes, you're on the photo ... He learned it from his two aunts ... They still work in that old photo-shop .... The blink of an orange ... or is it an apple .... About this the wars still rage .... Not a fruit-war .... but something much worse ...... Spice ...
Masters of echo's, masters of shoe-laces ... burning their way to the little fir's kettle .... He's working for mr. Spice .... Forget about the fir ... Just pass him by and walk into the forest behind my grandparents' garden ... When the kettle screams you're in ... Here the spice grow ... seeds from Arabian lions .... My two aunts still work there .... They say it's the way to the wizard ... But I'm sick of wizards ... They are teasing me my whole life ... So please give me some other dreams ... Or ..... no ...... just give me my trousers back .... My two towers to wonderland .... no .... two towers to my shoes .... and to my hat ....
I'm jumping over the wizard's mountain ... having my Giant Shoes .... They walk like whistling-kettles ... They walk like traffic-lights ..... Like sirens in the rain .... Like head-lights in a cup of coffee .... Is this the Tiger's Coffee ? It was really time for me to wake up ...
I'm hearing another song :
Apple Apple, how are you today ... when it's tomorrow you will have nothing to say ...
What's this ? I'm looking into the eyes of the wheel-chair-dwarf .... He looks like my aunt ... he has some golden shoes in his hands ... But I'm scared of these shoes .... It's like I can't breath ... And everything hurts ... Golden Spice comes out of the shoes .... There I faint .... It's like a million cats are jumping on me ... Rubbish from ... a fish's hospital .... Where's uncle, I ask ... He died in a nuclear war .... Nuclear Spice ...
And I bet you invented this stuff, I ask the dwarf ... Yes, he said ... I'm still working in your grandparents' spice-gardens ... Together with your two aunts and a million sirens ....
There he pushes a button from his wheel-chair ... I'm sinking in the ground ... Away to an old cellar .... I remember this cellar ... It's from my grandaunt .... Please don't show me her old grey shoe ... For then I'll die .... Here in this cellar I see so many boxes of Lion's tea .... and so many boxes of Tiger's coffee .... I'm hearing the whistling-kettles screaming upstairs .... They are talking about milk and juice .... I also see Zebra's Chocolate-milk, and Giraffe's juice .... Many bottles .... I'm glad I don't hear my uncle ask for liquor .... he would get too drunk again ... But he can't ... he died in a nuclear spice-war ... I'm also seeing Bear's Lemonade here .... and some strange black syrope .... or is it something else ? I really hope the old shoe from grandaunt is not in the neighbourhood at the moment ... It's speaking like the witch's whistling-kettle ..... Like Worldwar IV ....... Spice ...... and Worldwar V is her other shoe ... Vegetable .... Fortunately I don't see it in this cellar ... It's all upstairs ..... In the kitchen .... Where the Old Lion is pouring his tea .... There are a million little biblestudents in his living-room ... All waiting for his delicious tea ....
But I would like to drink some Giraffe-juice ... It's sliding through my throat already ... finding it's way to my shoes .... It's like the circus ...
The dwarf in the wheel-chair is smiling at me ...
Do you want to know about Worldwar VI, he asks ... Yes, I say .... I'm already broken, so go your way ....
Liquor ... he sais ...
The war of the drunk ....
There he holds my grandaunt's shoe before my eyes .... but this time it's silver ... She likes to wear Wordwar shoes ... but I'm still standing ... Having Worldpeace shoes ... A retailer's dream ... It's the Donkey's Liquor which he's selling ... I wonder from which rocks these liquors are streaming ...
Now, tell me who you are, Mr. wheelchair-dwarf .... with all your sirens, nuclear bells and little head-lights ... who are you ... Are you the nuclear drinks master, are you rumpfelstiltskin, or santa clause on wheels ? Who are you ?
I'm sent out by the sandman to wake you up ...
ok, ok, but who are you ?
I'm seaman, his elder brother ... The lion's tea was just the beach ... now you will meet cloudman and fireman ... We are one big family ...
I'm hearing a song from an old musical-box ...
Apple Apple, your money has gone ... Apple Apple, the dream is over ... the dream is over ...
It's like there's a scratch on the record ... but I like it ... the dream is over ... I'm saying goodbye to sandman, goodbye to the lion's tea ... goodbye friends ... I'm scared of any more adventures ... I drank too much from this lion's tea ...
nuclear piano's
I like scratches on records ... It's telling me : It's over ... The dream's over ... The nightmare has gone ... I can listen to it for hours and hours .... It's soothing me ... these scratched records ...
There's a scratch on my aunt's record ... tomorrow it will be a bird ... a parrot ...
All these flying scratched records brought me to the Giant's world, where I can listen to a whistling kettle, day and night ... It's telling me everything, I don't need to sleep anymore ... No need to eat ... It's my best friend ....
I have a speaking enchanted whistling-kettle ... Under a Giant's curse ... It's like scratched records are speaking to me ... The Giant's Bird is sitting on my shoulders ... I will never again drink from the kettle .... I will just let it play it's nuclear flutes ...
Someone is playing a nuclear piano ... It's the dwarf in the wheelchair ... I'm scared ...of ...the ...sea ... I'm stuttering ... I once lost my red ball there ... I never saw it back ... I'm still crying about it ... after all these years ...
I'm hugging the dwarf, crying and crying ... I couldn't stop myself ... He has beautiful rings on his finger ... They speak ... They have ... faces ...
You know, he sais .... The sea actually didn't exist at all ... It's just that ... you see it when you hear music ... You don't understand the language, so it's like an overwhelming sea for you ... But it's actually not a sea ... It's music ... It's a language ... A message ... from the mailman ... me ... The seaman is actually just a mailman ...
And honey, he sais ... You never lost your red ball .. actually .... you were just sending a beautiful red letter .... to your aunt ...
And I brought it to her ...
So you're the god of ten ? I ask ...
I'm viracocha, quatzalquotl's brother ... He's the aztec god and I'm the inca god ... We both have a wheelchair ... We both are composers and musicians in the Giant's Whistling-kettle Orchestra ...
My brother, Quatzalquotl, is the paradise's greengrocer, but actually food doesn't exist ... You just see food when you can't understand a letter ... a language ... And actually you aren't eating, but translating .... So Quatzalquotl is actually a translator ... We work together ... We are like two birds sitting on your shoulders ... I give the messages and he translates it ...
So my uncle has never drowned in a nuclear war, but was just hit by a letter ? I ask ... And what sort of letter was it ?
I'm hearing a strange song in the air ... A song of a cuckoo ...
Apple, Apple, you brought me to the Giant's World, Apple Apple, you gave me a coin of three .... three sides of a coin, that's what you gave to me ...
Apple Apple, your work is done ... Apple Apple, from the Giant's Tree ... You're now in the kettle, listening to a song .... Not your song anymore ... But the Whistling-kettle's .... Having enough of your tea ...
Apple Apple, son of the red tree, Mercurius was your slaughter ... And burnt your old key ...
...
Now my uncle sold apples somewhere at a corner ... He lost his job, and now he's looking for some beers ... Since no one eats apples anymore ... Since food doesn't exist anymore .... especially apples .... This was also a decision from the Round Table Churches ... They are all dancing around an old mysterious Whistling-kettle ... A Giant's one ...
Someone is closing a nuclear door ... A big door ... Nuclear big .... It's shut by a little fir ... but the fir gets so small ... I can't see him anymore ... and it gets all so far away ...
Another nuclear door is being opened ... also by a little fir .... he gets so small that i can't see him anymore ... I'm entering through the door ... it gets all so close .... and so warm .... it's like I'm boiling ... I get messages from Viracocha ... the mailman .... Quatzalquotl translates them ... It was such a strange language ....
A coin with three sides is lying on my hand ... It burns almost a hole in my hand .... I'm staring at it ... On one side I see the Round Table Churches, on the second side I see The Giant's Whistling-kettle Orchestra ... and on the third side I see Service with Little Light ...
I'm walking to an old Giant Jukebox, throwing the three-sided coin in it, pushing a button ... It's a bird's jukebox .... all buttons are birds .... I pushed a red one .... a redbreast-button ...
I hear a song :
But it's so soft, I can't hear it .... It's a whispering box .... My ears are growing .... It's like a new language to me .... Is this the elve's song ? It's repeating like there's a scratch on the record .... I'm feeling the elve's glue on my skin ...
I want my coin back ... what is this ?
I hear the voice of my mother :
You just sent me a beautiful letter ... A red one ... You wrote me that you are grateful that I never believed in you, the church and anything ... For it was all different ... It was not what it seems ... And without me you would never meet the mailman and his interpreter, but only scary seas and oceans, only scary food on your dishes, and dirty apples in your schoolbag ...
I'm so proud of you, son ...
Mom, please, can I have my coin back ?
Son, you don't need money anymore ....
But there's another scratch on the record ...
Mom, you always say the same thing ...
But there I hear the voice of my aunt : Money actually doesn't exist ... It's just the mailman's bike ... The coins are actually his wheels ...
Two birds are on my shoulders, trying to sooth my nightmares ... trying to wake me up .... out of this misunderstanding ... and misinterpretation .... I'm so scared of my eyes now .... I really see things which actually don't exist ...
Two wheelchairs are standing for the door ... I always loved to ride in these things .... My elder sister sits in one ... I will step into the other ... We will go to the highways ... Pushing nuclear buttons, so that we can fly .... following viracocha and his brother ...
Viracocha is playing his nuclear flute-piano .... Quatzalquotl is playing the violin ... From here we can see the whole world .... Just like it all is ..... And that's ... different .... It's all very different while reading letters through Giant glasses .... The steam of the Giant's Whistling-kettle is bringing us higher .... Here we can breath .... I just want to be old .... very old ... for when you are a kid, they put you in a child's chair, locked up, and then you have to eat things you don't know ....
The kettle is burning now .... Nuclear forces rage like never before ... We are racing on the rainbows .... We are racing on unknown letters .... unknown languages ..... But Quatzalquotl translates them ..... What would we be without him ? We are touching new stars .... they are just new letters .... new languages .... but actually ..just new glasses .... sometimes new letters are nothing but new glasses to read some old letters ... And yes ..... all these letters ..... are ..... just ..... old ......... very old ........ ....... They were sent out long ago ....... very long ago ......... From a very old place ...... The future doesn't exist ..... It's all in the old letter .... It's all in the past ..... I want to be old .... Just very old .... Old enough to know that letter ..... Nuclear old .....
I'm hearing a song of a magpie :
We are in the land of the whistling kettle ...
We are under the Giant's curse ....
A wheelchair teached us how to fly ...
A keyboard is our nurse ...
I love my old wheel-chair .... I met the orchestra of the kettle now .... They were all birds, they were all in a wheelchair .... riding on nuclear noise ..... They typed all the letters themselves .... That's what their piano's are .... just type-machines ...
There viracocha plays on his piano of nuclear light .... Quatzalquotl is playing the violin again ...
The orchestra of the kettle goes from church to church to play ... But they are just mailmen ... with piano-teeth ... button-teeth .... every tooth is a key .... to type .... and their tongue hits the buttons .... their tongue has ten parts ... like ten fingers .... that's how they talk ....
That's what teeth are .... just type-buttons, just keys .... just .... letters ...
But their wheelchairs ... are just ..... old ........ juke-boxes .....
Old records ..... with scratches ....
Oh, how I would love to be an old jukebox, for these guys always do the same .... These guys have rest ....
The old whistling-kettle is exploding ..... But after the nuclear smoke has gone, a new one stands there .... It looks like a wheel-chair .... and it has buttons and piano's on it .... A whistling wheel-chair kettle .... Now we can fly like we never flew before .... It looks more and more like an old nuclear juke-box ....
Something's raging inside however ..... We need more flutes on the kettle, for there's too much pressure on it .... And we need more ballerina's on them .... more pipe-lines to our machines and central heaters ....
I'm running to the mailman's kettles .... He has a big central heater's kettle on the attic .... A big television-kettle in the living room, with a big telephone-kettle and a tv-phone-kettle .... His house is full of whistling-kettles .... And also flying whistling-kettles .... his birds ....
I'm staring at the pipe-lines between the kettles .... It looks like they form rings ..... I'm looking at my hands .... Seeing ten rings .... Today they made the decision .... Hospitals don't exist .... Decision .... from ... the Round Table ...Churches ... But long, very long ago .... There was a decision made by the Giant's Whistling-kettle Orchestra : The Round Table Churches don't exist ...
Things are being sorted out in my head ... The mailman's bag is speaking ... Some thought he was someone from the hospital ... But hospitals don't exist .... It's just a mailman's bag .....
There's a new bird sitting on me ..... a sorter ..... Teo...Tihuacan ...
There's a new bird flying with us ..... Teo ..... Ti ... Hua ..... Can ....
God ..... of rainbows ....
God ...of ... factories ...
Working by kettles .....
Whistling-kettles ...
dwarf in a giant's world
Where am I ? I must be a Dwarf in a Giant's World ... But at least .... I'm one of them ...
I'm hearing a song in the distance ....
All is in all, and it's kettle is here ...
The factory is spinning, we're all out of fear ...
All is in all and the kettle is near ....
The candle is burning ....
There's music to hear ...
Teotihuacan is staring at me ... Rainbows are sliding through my head .... and new songs .... from the Giant's Whistling-kettle Orchestra ....
He sais : When there's pain and pressure ... You need some more flutes on your kettle .... It wants to speak ....
A bird called Varia is ticking on my windows .....
I'm wandering to a factory with him ...
Cigar ... factory ...
Varia is playing the trumpet and the horns ... When there's enough smoke, the smoke-alarm goes on .....
Fire-Brigade's Orchestra ...
They used to come to communistic churches ..... But churches actually don't exist .... According to ...... you know ..... I'm burning ..... so afraid of fire .... so afraid of nuclear ...... you know .... Even when I see a Fireman, I'm scared .... It reminds me of fire .... It doesn't sooth me at all ...... They could never save me .... Here another song burns my head .... It's ok, I'm used to it .... But this is my prison .... Prisoner ... of ... fire ... Maybe I'm even the sun's prisoner .... But we're flying with a lot of birds now ... I'm wearing an egyptian helmet .... like the rainbow-helmet .... It seems I'm sinking and melting into my wheelchair .... The Big Helmet takes it over .... I'm becoming a car ..... And my elder sister too ..... We all become cars ..... There we are racing on rainbows ..... Like never before .... I don't care who I am anymore .... All what matters is that I'm a car ...... And someone is driving me ......... A smoke-alarm .... It has many flutes and many pipe-lines ..... connected to other smoke-alarms ...... and connected to my car-wings ..... we're flying higher .....
Suddenly a door in my head is being smashed open, while it's like a million of doorbells are ringing .... A little dwarf is standing in the opening .... Well, he's actually sitting in a wheel-chair with legs .... He gives me a kettle for the door .... and a red balloon ... The whistling door-kettle is speaking to me .... It will be my best friend ....
I'm a bus now ... but since the whistling door-kettle is driving it .... I can get over the mountain .... ..... Behind the mountain there's the press .... Here Echo was born .... Some called him the nuclear bomb but he was just the son of the press .... The Redbreast .... His mother was a lion, but she died many years ago ... She couldn't stand the pressure anymore ....
Echo invented the television-kettle ... The secret of a good press .... Their house is built on a kettle .... .... The red balloon is their elevator ... High in the sky a little miller lives .... He's riding in his kettle-wheel-chair ... on his piano-stairs ... His rainbow-teeth are shining in the sun .... He invented the Alphabet-trains .... and the piano-railways .... I want to know his engine-drivers ..... When his trains ride .... Echo is reading a letter .... or he's printing one ... They say the mailman is just an engine-driver .... Just a driver of a bus .... It's hot in his car ....
The train's kettle is boiling .... The red balloon is pushing ..... Here we go ..... ... A lot of people are sitting in the train .... I'm looking at their faces .... Some have green faces ... others blue ..... They are on their way to Echo .... It will be a new dance ..... a new song ..... Tomorrow there will be new balerinas on the kettle ....
Poetry from the old Pipe
I don't have much left after the dream ... some marbles and some hockey-balls ... and a hockey-stick .... I like to see you play hockey ... You try to hit things which are too fast for you ... and too far away ... You play hockey with grandfather's walking-stick .... You're too old to play ...
Still you try to hit the dream .... To catch rainbows in your net .... but there's a big hole in it ....
Give it up, you dreamt too much already ... Now another horse will win the race ... Let's wake up together .... And race in our wheel-chairs ... to new worlds ... Let's write some new letters and forget about the old ... Let's enter some new trains, to meet some new visitors ....
Can you wait forever ? When you know it's all there ? Waiting to be grasped ? Can you wait forever .... When you know .... the train is leaving soon ... Oh yes, other trains will come .... But this train will never return ... It's the train of never return .... Can you wait forever .... Can you wait for snow ..... When you know it's forever summer ... When you know snow doesn't exist .... For the sun melted it all away ... Now the snow is just a shadow from the past .... Just a lost advertisement from an old ghost ....
Can you wait for dreams ... Can you wait forever ... When you know the dream has gone ..... melted away in the sun .... When you know you woke up .... to never sleep again ... When you know someone sold your bed .... and gave you a good pipe .... Can you wait for me ? Can you wait forever, when you know I'm gone .... I'm melted away .... In the sun ..... In the fires of the pipe ......
Can you hold a doll when you know it isn't there ... When you know it's already melted away by someone real ....
Can you read a letter when you know the writer is with you, waiting to speak with you ... Listen to the sounds of the train ... A woman steps out ... The lady of Virgo ... telling you all your stories have melted away .... by the sun of something biggers .... by the warmth of something real ... There she's standing in the smoke .... It's like a million of birds are staring at you .... There she's dancing in the rain .... There's she's dancing in the smoke ..... It's all ... melting ...away ....
And you don't dare to think what is left after the dance .... For not much will be left .... But in this you will find everything you need ... .... There she's playing her heat-piano .... touching the buttons of different heats ... Melting everything away ... Melting your heart ... melting your head .... ..... There she's playing her softness-piano ..... touching the keys of different softnesses ... It speaks to you .... It's melting you away .... A bird called Varia is sitting on her shoulder .... He's keeping her piano wide .... Keeping her arms wide open .... She's the embracer ....
Now when you touch her heart .... The softness will flow ... She's a jukebox, she's a jukebox ... Now when you touch her fingers .... The heat will flow .... She's a music-box, she's a music-box .... Now when you touch her mouth ..... It will all go faster and higher .... She's a barrel-organ ..... she's a barrel-organ .... And when you touch her knees, it will go slower and lower .... She's the Giant's ......... old .......... rocket .......
And now you're landing on the moon .... Now she's dancing in slow-motion ...... And what she touches will start to bloom ....... And now you're landing on venus .... And there she's dancing in the fire ..... She's your rocket ....... .... And there you're landing on Jupiter ... and there you're landing on Mercurius .... She shows you everything ..... ..... Except her secret box ..... She got it from her grandma .... Everything melts away when she opens it .... It's a secret song, and a secret dance ..... All eyes will melt away .... Her blind musician is standing next to her with his concertina ..... He knows the power of this box ..... he only wears some ornaments .... and his golden hat is on his head .... But all his clothes have been melted away .... already ..... and she's still not done ..... There he stands ... playing his concertina ... She has opened her box again ... Grandma's box .... Seven ornaments are lying in it .... They change color everytime ..... By this the trains ride .... By this .... the rocket flies ..... By this all songs are being sung, and all dances are being danced ....
Today all her trains are in slow-motion .... She's embroidering the hat of the blind musician .... All the birds are listening to the sound of his concertina .... Some trains are melting away .... Old trains .... ..... She is ... at a new dance .... And then she let's everything fall away ..... It slides into the furnaces ..... Made of old suns .... There the ornaments are being spun ..... Her dwarves and Giants work there .....
When her train arrives, it's like a million of trains are arriving ... When her train leaves .... It's like a million of trains are leaving .... And this all happens when grandfather is smoking his pipe .... He knows the secret of the little box .... He misses grandmother ..... But he's happy in his house ...... He still lives near to the railways ... ... Grandmother used to wear the ornaments .... Whenever she entered a room, everything started to melt away .... He still remembers her, dancing in the smoke ... melting everything away ....
There he raises his walking-stick in the air .... he will go for a walk ... A walk to the railways .... He loves to see the trains passing by .... And he hopes to see his granddaughter's rocket with his telescope .... Yes, grandfather loves his granddaughter .... But there she's standing behind him : Grandfather I'm here already ... I took the train to visit you ....
Grandfather is happy ... Together they walk home .... They will go to grandfather's old piano-room .... His piano's are seven ornaments ..... They are suits to wear .....
There she walks with her nuclear make-up .... Grandfather did a good job ... Now she will head for home ... ... There she dances in the smoke .... there she dances in the rain ..... with everything melting away .... It all happens .... In the smoke of Grandfather's pipe ....
Alphabet's Family-reunion
The Trick of The Giant's World
grandfather scale
While the alphabet is riding, it's getting hotter ... While the alphabet day is sliding ... it's meeting the sun ... The last letter is the hottest letter ... But the first is also very warm ... When they are walking the stairways of your head ... The heart's central heater is working ...
Mr. Alphabet plays the piano ... he's still the Giant's Dwarf ..... There he rides in his wheelchair .... To check the kettles .... .... I was in Alphabet City ... The people had different colours on their faces ... It was like a Rainbow's Town .... The people were from different warmth's and different softnesses ... And they all worked together, no racism at all ... There Mr. Tonescale walks ... Well actually he's in a wheel-chair with legs .... Mr. Heat-Alphabet is walking together with him ... also in a wheel-chair with legs ... He can blow his hat to the moon ... Together they go to the building of the Giant's Whistling-kettle Orchestra ... It's in the center of the city ....
In the building there are a lot of dwarfs like them ... all in wheelchairs, with ot without legs .... Mr. Heat-Alphabet is shaking the hands of Mr. Heat-Tonescale, his brother ... They didn't see each other for a long time ... A brazilian civil war tore them apart .... There Mr. Heat-Alphabet shakes the hand of Mr. Softness-Alphabet, his nephew .... They didn't see each other for ages .... because his nephew moved to Spain long long ago .... He couldn't stand the brazilian civil wars anymore ... His brother, Mr. Softness-Tonescale lives in Scandinavia for a long time ... He had to go there for work ..... It seems it is a big family-reunion, in the building of the Giant's Whistling-kettle Orchestra .... ....
There Mr. Tonescale hits with his hammer on the table .... Silence, please ... he sais ... Everyone is sighing, they are so glad to see each other again ... Mr. Tonescale walks to Mr. Speed-Tonescale ... and gives him the microphone .... Thank you, Mr. Speed-Tonescale sais ..... welcome to our family-reunion ...
Then suddenly the door is smashed open ..... A strange dwarf is entering in his wheelchair ..... The furniture is melting away .... It's Mr. Slowness-Tonescale .... And he's a bit mad .... Why didn't you invite me to the reunion ? he sais .... Well, you will receive the invitation over a hundred years, for your mailmen are so slow .... Mr. Speed-Tonescale sais ..... ..... Ok, thank you, the slow dwarf sais .... So we have chance Mr. Slowness-Alphabet won't be here at all ? ... ... Mr. Colour-Alphabet is smiling ..... My brother, Mr. Colour-Tonescale is already looking for him .... he sais .... with his rainbow-bus .... Together with Mr. Light-Tonescale, our nephew ....
Mr. Alphabet is playing the piano in another room .... The sounds are surrounding the reunion .... Mr. Colour-Heatscale is standing behind him ... He loves his play ... .... Mr. Heatscale is preparing the pipes in another room, together with Mr. Lightscale ...
There Mr. Scale enters the building .... He's the Big Grandfather of the family .... All dwarves are applauding .... Mr. Size and Mr. Weight are at his side .... They are always with him ... There are also some of his grandchildren running forward him ... : Size-Colour, Weight-Colour, Size-Light and Weight-Light ...
smallness
Mr. Size-Heat and Mr. Weight-Heat are smoking cigars in the corner of the main-room .... While Mr. Size-Slowness is smoking a cigarette .... He has to go soon, for otherwise he will be too late for work ... Mr. Voice-Height is already waiting for him outside ... in a bus ..... ... But then everything is melting away ...... A boy called Smallness is standing in the dooropening ..... He starts to scream with a high voice ... which gets higher and higher ..... Then out of his stomache a low voice starts to scream .... which gets lower and lower ... The whole city is in panic ..... Some things are getting faster and other things are getting slower .... It tears everything apart and it's melting into a little cube he holds in his hands ..... Even Grandfather Scale is melting into the little cube ..... The boy is laughing very loud and it gets louder and louder ... Mr. Weight is lying on the floor .... He's very angry at the boy .... but he can't move ..... "Now what are you going to do", the boy yells ...."for soon enough you will be in my cube .. and then tomorrow you will be a sun-cigar ..." Mr. Weight blows blue echo's to the boy ... but nothing seems to stop the boy .... And there, finally Mr. Weight is melting .... He's screaming with a high and a low voice .... His voice is also melting ..... We will call the Giants, he screams .... but there he goes ... into the cube ... Everything is so small now .... While "Smallness" is so big .... Me ! I am the Giants myself, he grins .....
I'm hearing a song :
There's a world, so small, so small ...
There's a world behind this all ....
There's a world ... too small to enter ...
There's a world calling your name ....
There's a world .... too small to say ....
There's a world ..... but it can be big,
When you get sucked into it ...
It's the Giant's World,
Nothing but the Giant's world ...
It's all the trick of the Giant's world ...
For how big someone is .. depends all on your point of view ...
The trick of the Giant's world .....
Poetry from the Giant's Trumpet
The Secret of Jubilee
"There's always someone to turn my words backwards .... I'm a backwards prisoner ...."
Mr. Backwards
After the Giant's War, I try to get rest .... It was just a war of dwarves ... The littlest dwarves are the biggest Giants .... The dwarf is the best trick of the Giant .... But I'm heading for some rest .... It was a hard battle .... A voice-bird had horribly hurt me ... When a voice gets too high, things are really breaking .... But that's also only a point of view .... When your ears are higher, then it's just a low voice for you .... I'm looking for the Giant's ear ... Someone's opening the Giant's Ear ... I'm standing before storms and cyclones .... The Giant's Ear is roaring ... A bird called Varia is finally leading me in ... from here all voices are low ... They cannot hurt me anymore ... I now realize that all my true friends came from the Giant's Ear .... I'm standing in a Big Ball .... surrounded by Gates .... One row is filled with colour-gates .... Now the colours can speak to me.
Someone's moving backwards .... to the Giant's world .... Someone's speaking backwards .... It has the voice of my best friend ....
The backwards have surrounded the Giant's Castle ... Someone's soothing my face ... The Black Gates suck me deeper inside .... Together with the Pink Gates .... But the backwards also have gates .... They are trying to suck me out of the castle .... But some Yellow Gates blow them away .... Together with some Red Gates .... I'm high in a giant's tower of the castle .... a dwarf is shaking my hands ... he's walking backwards ... and speaks backwards .... he has the voice of my best friend ... ... he shows me a cube .... full of little backwards .... they look like ants .... but they aren't .... he shakes the cube ... and lets it spin .... This is how we make ornaments, he sais .... I'm feeling dizzy .... Like someone is turning me backwards .... Finally a Blue Gate is sucking me away ..... I'm in the Giant's Nose .... I'm hearing the voice of my friend in the distance .... still backwards .... Where am I ..... I don't even now what is backwards and forewards .... I'm confused .... Someone tries to push my softness backwards and let it all appear hard .... It's the black woman .... .... When the backwards strikes .... There's nothing you can do .... But my voice is getting higher .... Although no one can hear me ... I can't even hear myself .... But the Giant's Breath is taking me away .... To the Giant's Lung .... Where I meet Varia again, my Rainbow-Bird .... He's blowing the trumpets again .... But it seems I lost all hope .... It's like the backwards live too deep inside of me .... There's always someone to turn my words backwards .... I'm a backwards prisoner .... When I'm almost out of the pit ... someone is turning the switch backwards ... All I have to do is learning to live backwards .... But how ? All I have to do is to find that little button .... Some Black and Pink Gates in a bag .... too dangerous to imagine .... The stuff is still dancing in my grandaunt's bag .... waiting to jump on me ..... and turn me backwards all over .... I can't cry about it anymore .... No tears left anymore .... Only some powders are running over my cheeks ... My nuclear make-up .... Yes, it's all natural ... I'm looking like Sodom and Gomorrah .... Was I too productive ? Well, that happens when you're too creative .... They will reverse you, without mercy ... They did the same to Jules Verne and his little baron .... But aren't you afraid one day I will be so creative that I can reverse the curse ? Then Sodom and Gomorrah will reverse that little bible of you .... What a day that will be .... No black dwarves anymore ..... But don't get me wrong .... I like the bible .... with it's pretty backwards .... Some say my eye is ticking .... It's the Giant's Eye .... It ticks as long as it doesn't explode ...
Now Sodom's the forbidden fruit here .... We're forbidden to be creative, forbidden to dance .... by a man called Samson .... a black cigar .... It ticks as long as it doesn't explode .... And he loves to eat forbidden fruits ... And he lives in Sodom himself .... But no one likes him there ... he's the black sheep of the town .... Well that happens when you're a capitalistic threat ... But I hope he realizes very soon, that he can't be creative at his own .... Twenty cigars called Samson are marching through the streets of sodom .... Everyone is at home behind locked doors ... cutting and pasting love-letters .... Samson is walking backwards again ... he's going to reverse the city .... he does it everyday .... the other nineteen are his kids .... kidnapped kids ..... he calls them all "samson" .... They are spreading torn love-letters .... backwards .... When I see them , there's no any hope in my heart .... I'm running to Gomorrah ... Finding a depressed music-box there, with suicide-attempts ..... a gift from samson ..... My stomache aches ..... They told me to never return to Gomorrah again .... Mr. Backwards is living there .... A black devil ....
Well, he seems very nice with his white gloves and his golden ring .... I'm shaking his hand .... hello, he sais .... you're too late ... it's already reversed by god .... but come back tomorrow-morning, then it will be reversed again .... Well, who the heck are you, I scream, are you schizophrenic ? Yes, he sais .... and who talks to me, gets also schizophrenic ... We are all parts of the big samson, call us multiple personality syndrom ... Welcome to the club .... You are now adopted ... let's say kidnapped ... you are now one of us ... you are me ..... you are .... samson ....
Well, I was just waiting for that, I said .... I needed some good jokes in my life .... but to which tree did you listen ? I ask ...
The forbidden tree, he sais ....
Aha, well, I know that story ..... And you made that thing yourself, and you are the only one who is allowed to talk to it ... I bet you also use copyrights on your letters .... I scream .... Goodbye Mr. Backwards ..... Greetings to your copyrighted bibles .... By the way : I love your long hair .... Don't let it cut off by the Filistines ..... for you might lose your potential ...
I'm so angry .... This man ruined my childhood with his tricks .... They said Jesus was crucified in Sodom and Gomorrah .... Yes, by Mr. Backwards .... He always spelled my name backwards .... He drowned all kids called Moses in Sodom's swimmingpool .... Turning them backwards, while calling them schizophrenic because of splitting seas .... He's still sitting in that old tower of Gomorrah's mental institution inventing nuclear bills .... I could never read them .... They were written backwards .... But still there are some who use them as tickets to the tropics ... or to the south of arabia ... There was even one who bought a car with it .... This world still has miracles ....
500 kids in Pandora's box
I'm riding a new car .... I don't believe in money anymore ... When I say : "Thank you," it's enough, or just a little nod .... or a blink .... I don't pay someone for turning me backwards .... I'm more communist than hell .... I'm sitting between Sodom and Gomorrah ... trying to bring them together .... My parents divorced a long time ago .... Mr. Backwards is sitting between them .... My father is a long-haired indian ... he looks a bit like Mr. Backwards .... while my mother looks like a productive horse .... but no, she isn't a horse .... she knows everything about mental institutions and black bibles .... she doesn't believe in them .... Mr. Backwards is also sitting between my grandfather and grandmother .... they are both indians, but they moved to sodom long ago .... my grandmother had to build some new nuclear cigars there .... but now they are all divorced .... and Mr. Backwards is sitting between .... All my aunts are divorced .... even their pets ....
Mr. Backwards is smiling ... smoking his pipe .... He drowned another 500 kids called Jesus in his mental institutions .... It's very simple for him .... He just makes their parents get divorced .... Very simple when you can reverse everything .... You just play one of them backwards, and there they go .... .... I took the wrong train today .... It goes the other direction ... Tonight I will have other parents .... ... There he walks in his black jacket .... It's Mr. Backwards .... dropping backwards bombs ..... Tonight we will have other pets .....
I'm in the Giant's Heart ... yes, everything is backwards here .... Is the Giant just a trick of the Backwards .... ? And are there anymore tricks ? I'm taking my black gun ... Now this babe will speak for a bit ... Samson lost a bit of his hair .... The hairdresser collared him .... Now he sees everything different .... Some say Jesus died in the chair of the hairdresser .... Twenty scissors in a row ... Mr. Shave is hiding behind his curtains ... But I've seen them all ..... Buddha rose from the scissors chair .... And my voice is still rising higher in silence ..... Heading for the bald communist ....
It was a chaos in the Backwards' Ear .... The past is my only future .... But Varia spreads it all open .... Showing me everything is there .... I don't understand why I once lost hope ... I didn't spread my legs wide enough .... didn't spread my wings wide enough ..... and my big mouth ..... Not to speak ..... but .... to ..... breathe .....
All these feathers from a bird called Samson ... lying all before me ..... It was all in the past .... No boats to the future ..... No needs ..... ..... And still you are calling me the future's cabman ..... But I don't believe in the future ... I listened long enough to that red rose of you .... and always followed my mother step by step .... Even while I didn't believe in her either .... But, come on, there's no race besides Varia .... There's no way besides the scissors .... We now can see the shining Buddha .... and his bald communistic brother .... So let us all run backwards and dig in our past ... to find that little ornament ... big enough to do the stuff .... Or is it forbidden to wear ornaments ? You always used to forbid it ..... Is it forbidden to wear pretty clothes ? I don't believe in clothes anymore ..... Give them to the poor ..... Why forbidding it ? Give them to the poor ... All your ornaments .... all your hair .... Don't forbid it ... but give it away ..... or give it to the rubbish-fields ..... or to the wardrobes ..... to let them rotten away there .... but don't forbid ....
But I don't believe in clothes anymore .... Do you have anything to hide ?..... I will hide it by ornaments .... Those which are left after church, dustman, and charity have come .... That's my faith ... That's the only bible I hide myself behind ....
People who believe in pretty clothes have something to hide .... people who believe in singing pretty songs day in day out have something to hide ..... These are today's terrorists .... Shut your mouth a minute a day ..... and use your pretty ears ..... to listen to a beggar's coin .... Put your pretty clothes of a minute a day .... so that you can sleep and dream .... gathering the coins for the next day ..... But I gave up on you already .... You always used to turn my words backwards .... And put them straight the day after .... I was the rat in your mill .... You gave me bills to eat ..... I was your Jesus Christ .... you let me die on your cross of old wood so that you could live in luxury and life ... and still saying ..... my ornaments are so pretty .... yes .... I cleaned them by my tears .... But I am not bitter anymore ..... I'm not angry anymore .... For that was your next gift to me .... You cut it all away ..... As a sacrifice to silence ..... Still your voice slides through the night ..... As a warrior asking for more ..... It's all about territorium again .... I'm trying to follow the conversation .... but it's all backwards and forewards ..... According to an ancient rule ..... Push the father forewards and the mother backwards and then the other way round ..... The curse of the scissors .... You cut it off and let it grow again .... A trip in the Prometheus .... the black hell ...
I can't understand you when you talk backwards in a strange language .... Everyday you have another dictionary .... Everyday you wear the ears of another animal .... You must be the one from the ..... you know ..... But by throwing me backwards I found all my lost things back .... and all my lost ...friends ... And I finally can see their wings .... I don't need my future, I don't need you .... just let me need my past ...
I'm gathering the kids left by the church, charity, and the sandman .... These are my kids ..... These are my days .... from here to the past .... You saw it as your duty to protect me for the future .... Now I could reach my past .... Mr. Backwards, Mr. Backwards .... I still see you standing before my bed that horrible night .... You wanted to protect me for the future ..... but you failed ... I went through it .... You had to push me harder into your machine .... Then I would reach the war-trauma of my grandfather .... To bring the ornament there .... That was the only place I needed to be .... I would reach the stars with it's feathers ... together with my granddad .... But you failed .... You let me slide into the future .... My granddad is still waiting for me in the past .... The rocket's there ....
Mr. Backwards, still putting things backwards .... but you're getting older .... I still can't reach the wars in the first few centuries .... and I still can't reach Buddha's craddles .... Mr. Backwards, you failed ..... So maybe next I'll give someone else a try ..... Or I will teach you how to really reverse something .... Mr. Backwards ..... but you're still my old rocket .... you're still my magical feather .... My ticket to old indians with their pipes of peace ..... You're still the old train to Arabia .... to the secret castles of forgotten princes ... I have to be grateful, yes, I am .... without you, I would never have invented America ... and I would never find Bach's musical box-house in grandfather's room .... It's still breathing like an indian princess on his big cupboard .... heading for his wardrobe ... Without you, Mr. Backwards .... I would never have seen my grandfather's old trains on his secret attics ..... I would never have seen his brothers .... but I would only drown in overpopulations of his sisters .... my grandaunts .... and that's really the worst thing in life .... no, there's something worse .... missing Brahm's touch on my forehead .... in the middle of the night ..... thank you, Mr. Backwards .... thank you .... I still kept your old walking-stick together with your old pipe ..... as my last goodbye to you ..... for I will go back to my past .... I will take the last train to history ..... to see how it once was .... and how it all will be ..... Thank you again, mr. backwards .... thank you ....... it was a big pleasure to meet you, and a big pleasure to leave you ..... Maybe I can finally see the sun rising in the beginning of days .... Maybe I can finally be too early so that I won't miss anything I need to see ...... Maybe I can finally touch the Giant's finger ..... and the tattoo of a real communist .... I bet it will be a tattoo of your face ...... I bet you will be their hero ..... Raise your children, Mr. Backwards .....
Mr. Opposite
Mr. Opposite, still the clown in town ... Mr. Opposite, still Jubilee's smile .... together with his sisters Anni Versary and Anno Domini .... He has two walls in his hands ..... between them there's the road you will have to go .... He will be always your opposite to keep you in balance .... Another Backward's trick ....
He decides your beginning and he decides what's your end .... He's the king of all lines and circles .... Still Mr. Backwards' best trick .... The box of communism .... To keep everything Equal .... There's always an opposite until you are where you must be .... The decision .... of ..... the Round .... Table .... Churches ....
A face called Genesis is soothing my face .... My uncle "Deuteronomium" is in his office-house ... Where communism touches capitalism .... The secret of the Jubilees ...
I'm wandering to new worlds ... Grandfather Exodus is waiting for me ... I got an orange-brown bag from my grandaunt ... With this thing I can reverse the sun and the earth ... While the moon is applauding .... He still likes my circus's ... but he's still waiting for my opera's .... Well, maybe tomorrow when Leviticus and Numeri are done with breaking the windows ... We will not clean them anymore ... We will break them .... While the moon's applauding .... I always loved the sound of that ....
Two men called Old Testament and New Testament were spinning tomorrow's ornaments .... Just a trick of some lost opposites .... They still talk reversed since the coup d'etat in Sodom .... They have big grey beards and skewed eyes behind their round glasses ... And it seems there's no space between them .... When two opposites become a siamese twin .... Then Noah will get a car .... His own bus .... Gathering their musical instruments .... two of each sort ..... To keep the opposites alive .... Good Job, Noah .... you never told me you were a siamese twin ... you never told me you were schizophrenic .... Not that it is a problem ..... No, not at all ..... It was also your tool to survive the Big Sea ..... It all appeared to be some lost musical letters from my uncle Deuteronomium .... Your exodus on land .... Is there any more you need to tell me ?
When a wise man gets the staggers .... We will all be off board ... Not in the big sea .... No, it doesn't exist .... according to the councils, the jubilees and the liturgies of the Round Table Churches ... What would we be without them ..... In every century they were there ..... with all their black popes and other kings of mental institutions ...... Mr. Backwards invented them all ..... What a grace to be so cynical ....
No, we will be all on land this time ... when the wise get the staggers .... when Noah hits the singing candle .... Then all other trains are off .... listening to those other big decisions of the Round Table Churches .... Where would we be without them ....
Is there anything worse than this ?
Yes, when a doubter gets the staggers .... Pray that he's alone .....
Also you have an opposite, also you have an opposite, always your siamese twin .... a box in which you have to bow ....
These Are Strange Days
Ten doubters on a tower ... some say it's even worse than ten wise on a tower .... They will never listen to you ... They will only doubt ... They will listen to everything, but never to you ... And you still want to know who their god is ... the god of ten ....
Ten days in the summer, ten days in the spring ... it will all bring you to nothing, when the doubter is the king ... Ten moments in softness, ten moments with ornaments, it will bring you no any step further, you will only slide away .... when the doubter wants to be your prey ....
Never mock a doubter ... for tomorrow you will be him .... He's the trick of the horizon ..... The magnet of the prisoner ... ten gods on a tower .... ten gods, worse than wise .... they bring you a tower, they bring you the mice .... a new house to live in ... a new house to doubt ... but at the end of the day ... you will be one of them ... their eleventh ...
Never look a doubter in the eye ... for you will see yourself, you will see yourself, like you would never wanted to see yourself ... you're one of them ... the eleventh .... yes, you will be their god ..... the god of ten ... but at the end of the day ... you will be their devil .... at the beginning you're the hero, at the end you're the criminal .... and then you're their prey ....
God of ten, the eleventh ... god of ten ... the prey ... god of ten ... first a deliverer but finally ... one of their day ....
You were wearing the ornament of winds ... with those tigers around you .... Someone else was wearing the ornament of lights ... you loved to see the aqua in her eyes .... spinning like the rain ... but these were lights ... these were younger days .... and you still love them ....
Tonight she will have the ornament of fire .... then will you still like her dances .... you never liked the ornament of softness ... for it was something you desired but you couldn't reach it .... forbidden anger .... hidden too well, behind blocks of old forests ... but your minister saw it all ... and spoke to his raven about it ....
While you were younger you never cared about the frost ... but now you eat it, while there isn't enough .... one day you will search for it while it's never there .... apocalypse of old bears .... but you loved these apocalypses .... while you never understood them .....
Tonight the ornament will dance, and you will forget about these seven old stones ... you could never really care about it ... now it will be gone forever ... which is not such a long time, according to some old woodpeckers from martian canals ...
There is nothing to say when an old man hides an ornament of colours between two boxes .... You can clarify them, with your ornament of brightness .... and soft shapes .... The ornament will come to you in the night .... those of the four voices ... It will all come to you .... backwards ... For you never cared about the seven princes carrying the aqua ornaments of the seven suns .... are you still a sun-child looking for your own hidden intentions ? did you forget about them in the night ?
These Are Strange Days II
I'm looking at the horizon, the horizon, where all dreams go wrong. I'm looking at the horizon, there's nothing we can do. When the horizon touches a mouse, when the horizon makes something new .... there's nothing we can do ... we can only watch the horizon, ..... where all our days go wrong .....
I'm hearing the horizon, no rooms for a spanish soldier. I'm seeing him burning cigarettes the whole day. I'm riding the horizon, like a brandnew bike, like the ornament. It's all in your eyes, when you do the dance of summers, when you watch the horizon, like your daddy always did. He's still in his sun-car ... In the land of the horizon ...
Ten horizons on a row ... ten glasses to break ... finally you ride the purple sun, and you wonder why ... There's no room for a dream .... You just woke up .... It's the final backward, the last of all candles .... I'm hearing you countdown in the night ... my chemical boy washing windows, after he broke them ... the nuclear sungass from a horizon letter ... the mailman is still looking for you .... doubters are familiair with him .... he could move his hand to his bag ... it's all too difficult when you see the purple flame ... it's all in the horizon .... while you watch it ..... it's slipping through your fingers, looking for your bag .... it knows you .... it was with your craddle ... ten men in a row .... and still you don't know if they go backward or foreward ....
These Are Strange Days III
I'm counting back on a blue hill,
Daddy Wise, the number's always the flame ....
Ten digital movements in a box ...
This was why you could move ....
Daddy Doubter's the seventh king on a backwards throne ...
Still he doubts about it ...
Misleading the dreams to a deeper sleep ...
While a always said he never dreamt ....
There's no need to dream after the horizon woke up ...
Daddy Horizon's loud trains are getting me,
for ten cards on a rainy day ....
These Are Strange Days IV
"it's not in the pull, but in the push ..."
the secret of the suicide's princess
Ten echo's on a tower, is there anything more strange ? You never liked to dance ... You looked like me ... Ten repeaters on a tower is something you always talked about to me ... Now you're gone, to your own tower, preparing the way for me. Do we have our own tower in the midst of these rows, between all these horizons ? Or do we have to find it all behind them ? We can never reach the horizon .... Maybe it all has to reach us ...
Ten drivers on a tower, ten drivers on a card .... The horizon's smiling ... Their god of ten is a car ... So many gods of ten .... What will happen when these gods gather ? I'm confused today ... But you are more confused ... I'm insecure today ... But you are more insecure .... So I built my tower for you ... All these gods of ten are here ... So come with your tower ... And share the ornaments and veils ... The doubter's always faster ... The repeater is always repeating ....
The doubter is spinning the light ... These are strange days .... Now the wise is spinning the fire ... six numbers in his bag .... They speak of love and ability .... They are searching for the seventh ... Is it you or is it me .... When there are ten of them, the god will be on the throne .... the eleventh ...
The repeater is still repeating .... The echo is still the echo ... There are ten echo's on a tower ... and I'm in the middle of it ... These are strange days .... These are strange noises ...
An echo between you and me is all what it takes, to catch the sound, to reach the violin .... The repeater is still on it's tower .... The bag's open ... These are ... strange ... days .... These are .... strange ... cars ...
But your car was the best I ever rode in ... I was sitting next to you ... I never knew who the driver was ... me or you .... or those ten drivers on the tower ....
Ten men comitting suicide, marching to the big tower .... These are ....
I wonder if you hear my voice .... Or just a voice of ten men ....
The tower speaks .... It's the big tower ... The ornament's rising .... the blue one .... The veils are rising .... The purple ones ... These are ... strange days .... today .... all in one day ..... all in .... one .... tower .... the big tower .... the tower of horizons ..... the tower ... of .. towers ...
These .... are ....
I believe that you ... are .... one of these ....
It's stinging in my eye ... These days ... these strange days ...
And you are one of them ....
Ten doubters on a tower will never believe ..... They will doubt ...
Ten repeaters on a tower will all repeat it ....
Ten echo's on a tower will bring it to me ..... all .... ... Ten doubters spinning so fast ... spinning .... lights .... .... ten repeaters ... repeating .... you .... These are strange days ... and you .... one of them .... all from the big tower .... no ceilings .... no floors ... no walls .... no stairs .... only gods of ten ..... ..... These are .... strange .... days ....
You have forgotten about me ... you're in the big tower .... working for me ... to let me not ...forgetting about you ...
These are strange ways ... These are ways of gold ... And I still refuse to see ... The number in the flame ... The repeater on the tower .... The fastness in the doubter ... you in the big tower ... while I'm here ... watching at horizons ... while i'm in my own tower .... while you are more insecure than I am ... while you are ... So come to my tower ... These are ... strange ways ... to a small tower .... where you will see ... that it's all the same tower ... that you are ... me ...
These are strange wings, strange ways ... strange towers, but it's all the same tower ... Ten repeaters walk to it ... committing suicide .... backwards ... Your body's talking .... People live in the lamps ... the candle's singing ... The Ghost of the bag is saying ... These are ... strange ...bags ....
The echo ... is bringing it all to me ... the echo ... from the tower ....
ten backwards ... marching ..... committing suicide ...
I see them on their castles, marching .. backwards ...
Ten backwards with their god ... god of ten ... Is it the mailman ? Or is it the big ten ? .... The big ten sits on his throne ... with ten men before him ... ten men on the left, ten men on the right, ten on the ceiling, everywhere's ten ... The big ten .. The big eleventh ... The big bridge ... And you can be the twelveth ...
The echo is after me ... with it's winds and veils ... ... The lights are searching for me, with their doubters and their fast cars .... But I'm in the backwards ear ... together with you ... a slow-motion is marching on his castle .. alone ... not able to catch .. not able to commit suicide ... it's the suicide-princess ... it's the purple veil ... .... The echo is after me ... the repeater is repeating what i all did today ... you smile too much ... The echo brings it all to you ... your body is speaking .... people live in objects ... little people ... but you can't understand ... you never understand anything ... like me .... I'm still reaching for the edge of the candle ... the winds are behind the flame ... the highest voice will break them all ... the slow one will restore them ... ...
The small ten sits on his throne ... he feels heavy today ... sometimes you need to feel heavy to be able to touch a burning candle ... tomorrow he will feel soft, to enter the heat of a backwards bag ... the mailman is on his card ... paintings from the ..spanish boy ... he knew arabia .... and finally he took it all away ... it's when the purple strikes ... still your hormones are remembering that picture ... too much ink will do the storage ... and too much body-talk ... my colours talk day in day out ... about spanish princes in arabian jails ... not able to hold them ... there's no room for a spanish painter ... while paintings never existed ... according to the church .... it was all done by the press ... an owl in a cage which couldn't hold him .... now this thing flew over ... to a new area ....
You could never understand my flying colours ... but did you ever try ? The arabian sounds were too strange ... They put your worlds upside down ... You wanted to have easy music .... So I brought you to spain ...
The teacher never existed, even not in your wildest days .... It was just the press ... They are in our bodies ... wasting ink ... My pigments are speaking .... It's just bodytalk ... But still the doubters are your slaves ... ... still .... the doubters ... are .. your ...slaves ... .... You with your sun-music ... but you still don't like the dance ... It's only dancing inside ... under the skin .... It's between .... you .... and .... me .... You still wear pink .... under the skin .... but not under the suns ..... the tower is speaking ... you hear it's trumpet .... and i hear mine ..... the same ... these are .. strange days ...
and now the backwards come to your room ... to spread their varia's ... to spread their .... birds .... and you look into a new press ... your pigment is speaking from blue hills ... to make the hills ...to make the land .... your hormones and tissues are ... speaking ..... dancing .... only inside ..... turning pink ... only inside .... for the nuclear threats .... for the chemical reasons .... under the ...skin ..... ..... and the blue is spinning the winds ... the veils for tomorrow ... there you are with your lights .... with the doubters as your slaves .... there you are with your fires ..... with the wise as your slaves ... ten slaves from an old tower ... and i'm still wondering who spoke to me ....
you're a star in spinning clouds in backward mode ... with the suicide-princess following you .... step by step ... your leg-ornaments and leg-veils are straight from japan ... but they are looking for whales .... they lost some spanish nuclear leg-weapons .... the ornaments on your arms are too strange to describe ... i would send you straight to arabia to make another one ... to bring the echo there ... for another round in the south ... ... the fountains of pigment are good for an arabian press ... especially in the south .... you're a star in being the star ... the echo's are your slaves .... the repeaters, still repeating ..... they are all in your cube .... little suicide-princess .... you know how to do the crime .... and still you say it's the trick of the hero .... you love your soldiers ... There your cube sucks another one to paradise ... these are strange camera .... days ...
Oh, how I wish to hold you in my arms for one second and then letting you fall for three hours .... to let you fall on my grandmother's pillow .... forever and a day .... do you have the strength to pull it all back ? you invented the magnet, little suicide-princess .... it's all what you could ... still the spanish boy cries magnet-balls .... but that's what you believe ... the doubters doubt it ... while the wise say what they have to say ... there are no questions anymore .... little suicide princess .... little spanish dream ... little ...... strange noise ....
you never told me you had spain and arabia both in your heart, in your little arena .... you invented them ... both .... to do the job ...
you're on the back ... of ten .... you're the eleventh ... while the spanish boy is the twelveth ... you're still racing in cars with him .... trying to avoid the walls ... you still ride on horizons and old towers ... together with him .... but you're getting old, and the day is almost gone ... tomorrow the days will become ..stranger ... ... the echo has jubilee .... the repeater repeats ... and i'm receiving your card ... why you were married off ... to this deal of ten .... personal letters to get personal ... after all these strange days, you finally get clear .... you're not like sarsia anymore ...
your presence so thick that i can cut it with a knife, the suicide-princess, your hands full of magnet-balls .... nuclear camera's ... like the camera of pigment .... seven colours to make the picture ... it's all in the body ... and you're still dancing under the skin .... under my skin .... looking for pink fontains to suck empty .... it's all too small today .... i can never reach my bag like this .... but the doubter's speeding up, like they always did ... they never changed ... but it seems you and i did ... magnet-balls run too easy, when the flames are on hot ... when the repeater repeats .... and still you don't like ten ... still you walk with empty slaves ....
Magnet-balls ..... running in the pigment, the body's the best press .... And you don't need your eyes, you don't need your camera's, for you can all feel it .... when the suicide-princess holds your hands ... she just wanted to learn you using your fingers, just wanted to let you know the secret of ten .... the suicide never existed ...it was just someone who showed you a bag ... and so many cards were in, from people you never knew .... so that you forgot about your old friends, who were actually your enemies .... you saw new faces, and forgot about the old .... but it was just the pigment, bringing you other cards ... bringing you other names ... there was no suicide ... you just looked from one bag into the other .... the braille of an old blind musician ... with his little daughter .... the suicide princess .... but there was no suicide .... she just gave you another bag .... her father's bag ....
there was no suicide ... just an old tower, turning everything backwards ... changing the faces of friends .... the trick of an old mailman ... while the repeater still repeats .... there was no suicide .... just an old mailman .... changing the letters .... with his pigment ... with his press .... .... but you want your friends ... you want the real letters ... not the press from a crazy mailman ... with his crazy spanish boy ...
the magnet-ball
the real letters, the real friends .... are locked up in the big tower ... locked up by the big ten ... hidden in horizons .... old ones ... the doubters race too fast .... their cars ... too light .... but you sink in braille ... to feel what they write .... you don't need your eyes anymore ... in this crazy land ... with it's wise numbers .... you feel .... the hand of your friend .... in braille ... it's just your friends fingers ...... the secret of ten ..... you caught the echo .... the noise found it's way ... the repeater repeats the pigment .... the echo brings it home .... mailmen, don't read our letters, don't change them ... for the varia will find it all out .... and will let us touch behind end beyond the letters .... we can touch the letter's horizons .... and find each other .... .... so music man ... don't change the music .... thank god we have the doubters ... to bring us the light, to bring us over the horizon, over the rainbow ... to a land where we can feel .... the hand in the letter ... the gods of ten ....
there are too many horizons in our eyes ... it makes us all blind ... but the doubter brings us another light, to guide us to the touch ..... then it's all not far away anymore .... there are too many noises in our ears ... but the echo brings us to the true noise ... the letter of the friend .... his own little music-box .... we follow the echo ... to the land of truth ... where it all began .....
All these pains, all these confusions, brought me to the lighthouse, where another light burns ... the light of the blind .... being able to touch and feel .... the hand of the other .... .... without the doubters we could never come here, for we would believe the lie, and being locked up in the magnet-ball forever .... without the echo, we would not hear the voice of the little music-box, coming from another world .... the mailman never existed .... it was just .... i was feeling your hand .... and i doubted it ..... i thought it was someone else .... a mailman's confusion .... but it was you .... for my doubts brought me to reach deeper, where I met your fountains ... under your skin .... my doubts brought me ... to touch you deeper inside .... so that i could see your fire-dances .... which you didn't dare to show outside .... the doubter made my car faster .... to escape the magnet-ball ... but now your magnet-balls are running through me ....
The wise ... to keep me with you ... the wise ... to keep me in the tower ... to slow me down .... into backwards .... the wise ... to show me the roots .... it was all to keep my cardoors locked .... and to push a good brake .... But they still talk so fast .... when i'm speeding vertically, i'm slowing down horizontally ... the secret of a good tower ....
too many echo's from a picture will spin the noise ... there i hear you sighing, there i hear you complaining .... there i hear you breathing ....
and the repeater ... still repeating ... while someone's burning cigarettes in slow-motion, breaking windows, after cleaning them ... it's the spanish boy .... and cleaning them after he broke them ... waiting until it's all soft .... little spanish boy, still your mother's repeater ... still your father's bag ... making the hard ways soft ... making the voices taller ...
little complainers making my head depressed .. it was all too good on a summer's morning ... so why asking for more ...
i'm reaching for my braille ... it was never my best action ... i'm feeling your fingers .... the spanish boy made it soft enough to enter through .... and still you don't want to know how soft it can be ... the complainer's your friend ... you always want it different ... when the doubter touches the complainer ... it gets all soft ... the trick of the repeater ... and when the wise puts his finger on it, it all gets stuck ... like the glue .... like the magnet-ball.
you didn't want to see him ...
ten ragers on a tower ... it's like the capricorn's curse ... the little princess is running like a slow-motion downstairs ... heading for the backwards ... it brings us all into the past ....
there she smashes with doors, leaving the future behind ... now everything is repeating ... backwards ... the magnet-balls are rolling ... they are rolling strange ... there everything is switching backwards and forewards .... switching as fast as my mother's train ... it brings us all home ... when you're between two ragers ... it all starts to switch ... then the cars will start to roar ... when you're between two mockers, the car will begin to zoom ... while when you're between ten mockers, they will bring you all home ...
Now is there anything better ? Ten rejecters on a tower ... ten rejecters in a magnet-ball ... with you in the middle ... the little princess holding your hand ... it will bring you home ... it will boost your car ...
Ten magnet-balls on a tower ... still the fastest way home ... especially when you're standing between them ... with a little princess holding your hand ... and a spanish boy sitting on your knee ...
Ten magnet-balls to create the wind ... ten magnet-balls to spin the fire ... Their god, the god of ten ... is a church on a hill ... your church ... when two poles start to mock you, you're there ...
And still you are afraid that they won't like you .... that they will cheat on you ... and they will, but when you're between two of them ... you can have them both ... it's the hill of the church, where all things come together ... and between ten cheaters, you will be in paradise ... big eyes staring at you .... the secret of the magnet-ball ... it's not in the pull, but in the push ...
Still I'm sliding from ball to ball heading for the big ball ... there where Jesus died ... the secret of the detonator ... still i'm switching between insecure ones ... finding out that everything melts away ... you are too soft ... you are too hot ... it all melts ... but i'm holding the hand of the little princess ... she leads me to everywhere ... together with the spanish boy ...
These Are Strange Days IV
"it's not in the pull, but in the push ..."
the secret of the suicide's princess
Ten echo's on a tower, is there anything more strange ? You never liked to dance ... You looked like me ... Ten repeaters on a tower is something you always talked about to me ... Now you're gone, to your own tower, preparing the way for me. Do we have our own tower in the midst of these rows, between all these horizons ? Or do we have to find it all behind them ? We can never reach the horizon .... Maybe it all has to reach us ...
Ten drivers on a tower, ten drivers on a card .... The horizon's smiling ... Their god of ten is a car ... So many gods of ten .... What will happen when these gods gather ? I'm confused today ... But you are more confused ... I'm insecure today ... But you are more insecure .... So I built my tower for you ... All these gods of ten are here ... So come with your tower ... And share the ornaments and veils ... The doubter's always faster ... The repeater is always repeating ....
The doubter is spinning the light ... These are strange days .... Now the wise is spinning the fire ... six numbers in his bag .... They speak of love and ability .... They are searching for the seventh ... Is it you or is it me .... When there are ten of them, the god will be on the throne .... the eleventh ...
The repeater is still repeating .... The echo is still the echo ... There are ten echo's on a tower ... and I'm in the middle of it ... These are strange days .... These are strange noises ...
An echo between you and me is all what it takes, to catch the sound, to reach the violin .... The repeater is still on it's tower .... The bag's open ... These are ... strange ... days .... These are .... strange ... cars ...
But your car was the best I ever rode in ... I was sitting next to you ... I never knew who the driver was ... me or you .... or those ten drivers on the tower ....
Ten men comitting suicide, marching to the big tower .... These are ....
I wonder if you hear my voice .... Or just a voice of ten men ....
The tower speaks .... It's the big tower ... The ornament's rising .... the blue one .... The veils are rising .... The purple ones ... These are ... strange days .... today .... all in one day ..... all in .... one .... tower .... the big tower .... the tower of horizons ..... the tower ... of .. towers ...
These .... are ....
I believe that you ... are .... one of these ....
It's stinging in my eye ... These days ... these strange days ...
And you are one of them ....
Ten doubters on a tower will never believe ..... They will doubt ...
Ten repeaters on a tower will all repeat it ....
Ten echo's on a tower will bring it to me ..... all .... ... Ten doubters spinning so fast ... spinning .... lights .... .... ten repeaters ... repeating .... you .... These are strange days ... and you .... one of them .... all from the big tower .... no ceilings .... no floors ... no walls .... no stairs .... only gods of ten ..... ..... These are .... strange .... days ....
You have forgotten about me ... you're in the big tower .... working for me ... to let me not ...forgetting about you ...
These are strange ways ... These are ways of gold ... And I still refuse to see ... The number in the flame ... The repeater on the tower .... The fastness in the doubter ... you in the big tower ... while I'm here ... watching at horizons ... while i'm in my own tower .... while you are more insecure than I am ... while you are ... So come to my tower ... These are ... strange ways ... to a small tower .... where you will see ... that it's all the same tower ... that you are ... me ...
These are strange wings, strange ways ... strange towers, but it's all the same tower ... Ten repeaters walk to it ... committing suicide .... backwards ... Your body's talking .... People live in the lamps ... the candle's singing ... The Ghost of the bag is saying ... These are ... strange ...bags ....
The echo ... is bringing it all to me ... the echo ... from the tower ....
ten backwards ... marching ..... committing suicide ...
I see them on their castles, marching .. backwards ...
Ten backwards with their god ... god of ten ... Is it the mailman ? Or is it the big ten ? .... The big ten sits on his throne ... with ten men before him ... ten men on the left, ten men on the right, ten on the ceiling, everywhere's ten ... The big ten .. The big eleventh ... The big bridge ... And you can be the twelveth ...
The echo is after me ... with it's winds and veils ... ... The lights are searching for me, with their doubters and their fast cars .... But I'm in the backwards ear ... together with you ... a slow-motion is marching on his castle .. alone ... not able to catch .. not able to commit suicide ... it's the suicide-princess ... it's the purple veil ... .... The echo is after me ... the repeater is repeating what i all did today ... you smile too much ... The echo brings it all to you ... your body is speaking .... people live in objects ... little people ... but you can't understand ... you never understand anything ... like me .... I'm still reaching for the edge of the candle ... the winds are behind the flame ... the highest voice will break them all ... the slow one will restore them ... ...
The small ten sits on his throne ... he feels heavy today ... sometimes you need to feel heavy to be able to touch a burning candle ... tomorrow he will feel soft, to enter the heat of a backwards bag ... the mailman is on his card ... paintings from the ..spanish boy ... he knew arabia .... and finally he took it all away ... it's when the purple strikes ... still your hormones are remembering that picture ... too much ink will do the storage ... and too much body-talk ... my colours talk day in day out ... about spanish princes in arabian jails ... not able to hold them ... there's no room for a spanish painter ... while paintings never existed ... according to the church .... it was all done by the press ... an owl in a cage which couldn't hold him .... now this thing flew over ... to a new area ....
You could never understand my flying colours ... but did you ever try ? The arabian sounds were too strange ... They put your worlds upside down ... You wanted to have easy music .... So I brought you to spain ...
The teacher never existed, even not in your wildest days .... It was just the press ... They are in our bodies ... wasting ink ... My pigments are speaking .... It's just bodytalk ... But still the doubters are your slaves ... ... still .... the doubters ... are .. your ...slaves ... .... You with your sun-music ... but you still don't like the dance ... It's only dancing inside ... under the skin .... It's between .... you .... and .... me .... You still wear pink .... under the skin .... but not under the suns ..... the tower is speaking ... you hear it's trumpet .... and i hear mine ..... the same ... these are .. strange days ...
and now the backwards come to your room ... to spread their varia's ... to spread their .... birds .... and you look into a new press ... your pigment is speaking from blue hills ... to make the hills ...to make the land .... your hormones and tissues are ... speaking ..... dancing .... only inside ..... turning pink ... only inside .... for the nuclear threats .... for the chemical reasons .... under the ...skin ..... ..... and the blue is spinning the winds ... the veils for tomorrow ... there you are with your lights .... with the doubters as your slaves .... there you are with your fires ..... with the wise as your slaves ... ten slaves from an old tower ... and i'm still wondering who spoke to me ....
you're a star in spinning clouds in backward mode ... with the suicide-princess following you .... step by step ... your leg-ornaments and leg-veils are straight from japan ... but they are looking for whales .... they lost some spanish nuclear leg-weapons .... the ornaments on your arms are too strange to describe ... i would send you straight to arabia to make another one ... to bring the echo there ... for another round in the south ... ... the fountains of pigment are good for an arabian press ... especially in the south .... you're a star in being the star ... the echo's are your slaves .... the repeaters, still repeating ..... they are all in your cube .... little suicide-princess .... you know how to do the crime .... and still you say it's the trick of the hero .... you love your soldiers ... There your cube sucks another one to paradise ... these are strange camera .... days ...
Oh, how I wish to hold you in my arms for one second and then letting you fall for three hours .... to let you fall on my grandmother's pillow .... forever and a day .... do you have the strength to pull it all back ? you invented the magnet, little suicide-princess .... it's all what you could ... still the spanish boy cries magnet-balls .... but that's what you believe ... the doubters doubt it ... while the wise say what they have to say ... there are no questions anymore .... little suicide princess .... little spanish dream ... little ...... strange noise ....
you never told me you had spain and arabia both in your heart, in your little arena .... you invented them ... both .... to do the job ...
you're on the back ... of ten .... you're the eleventh ... while the spanish boy is the twelveth ... you're still racing in cars with him .... trying to avoid the walls ... you still ride on horizons and old towers ... together with him .... but you're getting old, and the day is almost gone ... tomorrow the days will become ..stranger ... ... the echo has jubilee .... the repeater repeats ... and i'm receiving your card ... why you were married off ... to this deal of ten .... personal letters to get personal ... after all these strange days, you finally get clear .... you're not like sarsia anymore ...
your presence so thick that i can cut it with a knife, the suicide-princess, your hands full of magnet-balls .... nuclear camera's ... like the camera of pigment .... seven colours to make the picture ... it's all in the body ... and you're still dancing under the skin .... under my skin .... looking for pink fontains to suck empty .... it's all too small today .... i can never reach my bag like this .... but the doubter's speeding up, like they always did ... they never changed ... but it seems you and i did ... magnet-balls run too easy, when the flames are on hot ... when the repeater repeats .... and still you don't like ten ... still you walk with empty slaves ....
Magnet-balls ..... running in the pigment, the body's the best press .... And you don't need your eyes, you don't need your camera's, for you can all feel it .... when the suicide-princess holds your hands ... she just wanted to learn you using your fingers, just wanted to let you know the secret of ten .... the suicide never existed ...it was just someone who showed you a bag ... and so many cards were in, from people you never knew .... so that you forgot about your old friends, who were actually your enemies .... you saw new faces, and forgot about the old .... but it was just the pigment, bringing you other cards ... bringing you other names ... there was no suicide ... you just looked from one bag into the other .... the braille of an old blind musician ... with his little daughter .... the suicide princess .... but there was no suicide .... she just gave you another bag .... her father's bag ....
there was no suicide ... just an old tower, turning everything backwards ... changing the faces of friends .... the trick of an old mailman ... while the repeater still repeats .... there was no suicide .... just an old mailman .... changing the letters .... with his pigment ... with his press .... .... but you want your friends ... you want the real letters ... not the press from a crazy mailman ... with his crazy spanish boy ...
the magnet-ball
the real letters, the real friends .... are locked up in the big tower ... locked up by the big ten ... hidden in horizons .... old ones ... the doubters race too fast .... their cars ... too light .... but you sink in braille ... to feel what they write .... you don't need your eyes anymore ... in this crazy land ... with it's wise numbers .... you feel .... the hand of your friend .... in braille ... it's just your friends fingers ...... the secret of ten ..... you caught the echo .... the noise found it's way ... the repeater repeats the pigment .... the echo brings it home .... mailmen, don't read our letters, don't change them ... for the varia will find it all out .... and will let us touch behind end beyond the letters .... we can touch the letter's horizons .... and find each other .... .... so music man ... don't change the music .... thank god we have the doubters ... to bring us the light, to bring us over the horizon, over the rainbow ... to a land where we can feel .... the hand in the letter ... the gods of ten ....
there are too many horizons in our eyes ... it makes us all blind ... but the doubter brings us another light, to guide us to the touch ..... then it's all not far away anymore .... there are too many noises in our ears ... but the echo brings us to the true noise ... the letter of the friend .... his own little music-box .... we follow the echo ... to the land of truth ... where it all began .....
All these pains, all these confusions, brought me to the lighthouse, where another light burns ... the light of the blind .... being able to touch and feel .... the hand of the other .... .... without the doubters we could never come here, for we would believe the lie, and being locked up in the magnet-ball forever .... without the echo, we would not hear the voice of the little music-box, coming from another world .... the mailman never existed .... it was just .... i was feeling your hand .... and i doubted it ..... i thought it was someone else .... a mailman's confusion .... but it was you .... for my doubts brought me to reach deeper, where I met your fountains ... under your skin .... my doubts brought me ... to touch you deeper inside .... so that i could see your fire-dances .... which you didn't dare to show outside .... the doubter made my car faster .... to escape the magnet-ball ... but now your magnet-balls are running through me ....
The wise ... to keep me with you ... the wise ... to keep me in the tower ... to slow me down .... into backwards .... the wise ... to show me the roots .... it was all to keep my cardoors locked .... and to push a good brake .... But they still talk so fast .... when i'm speeding vertically, i'm slowing down horizontally ... the secret of a good tower ....
too many echo's from a picture will spin the noise ... there i hear you sighing, there i hear you complaining .... there i hear you breathing ....
and the repeater ... still repeating ... while someone's burning cigarettes in slow-motion, breaking windows, after cleaning them ... it's the spanish boy .... and cleaning them after he broke them ... waiting until it's all soft .... little spanish boy, still your mother's repeater ... still your father's bag ... making the hard ways soft ... making the voices taller ...
little complainers making my head depressed .. it was all too good on a summer's morning ... so why asking for more ...
i'm reaching for my braille ... it was never my best action ... i'm feeling your fingers .... the spanish boy made it soft enough to enter through .... and still you don't want to know how soft it can be ... the complainer's your friend ... you always want it different ... when the doubter touches the complainer ... it gets all soft ... the trick of the repeater ... and when the wise puts his finger on it, it all gets stuck ... like the glue .... like the magnet-ball.
you didn't want to see him ...
ten ragers on a tower ... it's like the capricorn's curse ... the little princess is running like a slow-motion downstairs ... heading for the backwards ... it brings us all into the past ....
there she smashes with doors, leaving the future behind ... now everything is repeating ... backwards ... the magnet-balls are rolling ... they are rolling strange ... there everything is switching backwards and forewards .... switching as fast as my mother's train ... it brings us all home ... when you're between two ragers ... it all starts to switch ... then the cars will start to roar ... when you're between two mockers, the car will begin to zoom ... while when you're between ten mockers, they will bring you all home ...
Now is there anything better ? Ten rejecters on a tower ... ten rejecters in a magnet-ball ... with you in the middle ... the little princess holding your hand ... it will bring you home ... it will boost your car ...
Ten magnet-balls on a tower ... still the fastest way home ... especially when you're standing between them ... with a little princess holding your hand ... and a spanish boy sitting on your knee ...
Ten magnet-balls to create the wind ... ten magnet-balls to spin the fire ... Their god, the god of ten ... is a church on a hill ... your church ... when two poles start to mock you, you're there ...
And still you are afraid that they won't like you .... that they will cheat on you ... and they will, but when you're between two of them ... you can have them both ... it's the hill of the church, where all things come together ... and between ten cheaters, you will be in paradise ... big eyes staring at you .... the secret of the magnet-ball ... it's not in the pull, but in the push ...
Still I'm sliding from ball to ball heading for the big ball ... there where Jesus died ... the secret of the detonator ... still i'm switching between insecure ones ... finding out that everything melts away ... you are too soft ... you are too hot ... it all melts ... but i'm holding the hand of the little princess ... she leads me to everywhere ... together with the spanish boy ...
Poetry from the Girl with the Red Boots
Little... Red ...Bike
The nerves are getting thinner, where the dark man hits the mouse ..
The dreams are getting thinner, when sandman hits the lions gong ...
To easy to dream, but too hard to reach, unless you have giant shoes ...
red ones ...
Santa is smiling,
The voice of a new day ...
He likes it when his deers are running ..
Running through streets of old smoke ...
I'm sitting in my cabin ...
I'm still a cabin-girl ...
watching the wonders of the day ...
Quatzalquotl is painting the doors ....
With green and black paint ...
Still waiting for his horse ...
To watch his new mail-box ...
These circus's are new ...
Without lions, without ages ... just simple stuff ...
Like a,b,c ...
With simple machines,
with roaring numbers ...
is this the daydream's inn ?
The flavors of flowers were always on my side ...
Especially when I opened new doors ...
It was the hard way out ...
Finally I feel soft ground below my giant shoes ...
Finally ... I have some veiled sisters working in this circus ...
It's the dreamland's world ...
It's built by manchild's confessions ...
and coffee-breads ...
Quatzalquotl is smoking his pipe ...
Choirs are surrounding him ...
Mystical choirs from a long time ago ...
They seem to like him ...
They spin around his head ....
And me ? I'm still the girl with the red boots ...
Still your mother's rage, and your father's lengths ...
I'm still your brains and your heartbeats ...
The red tiger .... and his coffee .... cup ...
I like to speak, like my sisters do ...
Circus of the alphabet ...
Do you like to spell my name ?
There are sabbaths on a monday-morning ...
Enough to scare the teacher away ...
It's just the daydream's inn ...
It's the dogdream's out ...
All manchilds' confessions ...
And it's all too loud ...
There the teacher is running ...
Waiting for the orange road ...
To escape to some new dwarfs ...
But they are not easy to get ...
They ask for high sacrifices ...
All schoolbooks know ...
Like the teacher's bag does ....
He said satan liked to ride bikes ....
To ring some bells ....
To invent some dwarves ....
It's the little red bike ...
And that's why all the kids were laughing ...
while you were ...crying ...
Little red bike ... coming from hell ... returning to the maze ...
To drown some new students ...
A little kid is riding it ...
having two knives in his pockets ....
big ones ...
too big for your mommy ...
too tall for your daddy ....
when the red bike strikes, there's no escape ...
then your mom and dad are ...changed ...
is this the horror's dream,
is this the daydream's out ?
there the little kid is riding ...on his little red bike ...
yes, it's the daydream's out ...
it's the hard day's inn ...
together with your family, they are changed ...
suddenly you don't dare to look into your mother's eyes anymore ... and you are running for your daddy ... something you always did ... but now it's worse ...
he had a hard day in hospital ...some cats stole his meat ...
and now he had to eat birdseed ...
No tale can describe ...the horror of the red bike ...
No santa clause can save you, when the red bike rides to your city ... riding to ...your house ...
Everything has changed ...you even don't dare to walk to your uncle and aunt's house ... even your neighbours are dragons now ...when the red bike rides ...
It's like the curse of the dentist's, it's like there is no way out ...
when the red bike strikes ....
it's a thousand monday-mornings on a saturday-night ...taking you away ... it's like the teacher's revenge ...
red bike, red bike, where are you running,
red bike, red bike, where is your home ....
you are still wandering like a lost dwarf ...
It's the dogdream's inn ...
Sixty black horses are waiting in front of your house ...
trying to take you out of this nightmare ....
but when the red bike strikes again ...
it's finally sixty panthers surrounding you like there's no way out ...
everything's changing ... when the red dream strikes ...
no teacher could invent such a trick ... it's all from the dwarves ...
and it's all like there's no heaven ...
even heaven is hell ....
when the red ride strikes ...
I'm a fool to wait for your confessions ...
I have my own ...
Millions of kids are screaming in my head ...
Heading for a new day ..
Pushing me under in a nightmare ..
Red..little ..bike ..
There's nothing you can hide when a baby with a gun stands before you ... drama after drama, it will find it's way to the cores, where all life began ..
no secret cases ..all open and white ...when the baby comes alive ..when the red bike comes from behind the corner ..
Jacob's Ladder
red soup
Little red bike, running like the streams ... having twenty babies in a bag .. the daydream's inn ... Little red bike, swimming, over land and over sea ...the dog dream's out ... It's all in your hand ... the red ladder tells ... the dwarf has jacob's letter in his pockets ... torn up .... it's just the daydream's in ... it's the hard way out ... no time for confessions ...with this true man's sounds .... coming from snows and deep hells .. having no time to embrace ..that was always the dream you dreamt .... it's the daydream's out ... it's the dogdream's in .... and there is no time for confessions ... for there is one way in .... you killed time in too short trousers, running from the edge to the steam ... you killed ten dogs on a sunday-morning ... it's the daydream's inn .. it's the dogdream's out ... there's no time for confessions ... for we were all too proud .. and there are three gongs running ... there are three gongs on a rage ... and there's no dogdream's confession ...when it's all too late ...
and there is no spin earlier ...and there's no spin after ... it's all in the middle ... where it all spins .... like batman's revenge ... like spiderman's waste ...it's the true tongue's confession ... there are daydream's inns ...
yes, the gongs are smashing ... it's the eighth number on the scale ... it's the dogdream's confession ...for people too small ... beginning like strangers, ending like nuts on a stream ...that's why you used to call men too soft ... too .... always too ... but when the red bike touches you ... the finish will fall down ...and everything changes ... everything knows ... that three sides of a coin cannot rake seas like you always did ... everything changes in his hands ... it's the dogdream's inn ... everything dies in his hands ... and gets alive again .... it's Jacob's Ladder ... it's Jacob's Dream .... It was red soup he was talking about ....
three gongs
Now you're getting lost with no one, now you're getting lost with fame ... It's telling you to keep rising ... it's the daydream's inn, it's the hard day's out ... it's the dogtime's confession ... it's the true voice's doubt ... it's the running stone's demise ... it's the soft issue's confession ... to head for three gongs ... to open the lion's floor ....
you liked the true bell's sound, you liked the dwarf bell's ring ... you hated the dogtime's confessions ... you made the true doubts win ....
Now you're getting lost with no one, now you're getting lost with pain ... it's the dogdream's rain ... it's the dogring's fame ... it's the true sound's confession ...on a hard stream's day ... telling to burn off cowards ...telling to burn off fame .... for it's the dognight's confession .... closing the tiger's floor .... burning three gongs too deep, burning three gongs too loud ... it's a one time's special ... in a namesake's mouth ...
there is no escape for cowards ...there is no escape to win ... it's the dog's home inn ... it's the devil's way out ....when a true voice's confession ... makes a hard man doubt .... makes a homevoice ring .... makes a firework sting ... makes a true time's confession ... on a small day's inn ...
Now you're killing time with nonsense ... now you're killing time with fame ... it's a dogday's rule .... it's a dogday's reign ... it's a true time's confession on a hard day's mouth ... opening the floors of eliphants too loud .... but the lions' floors are opened too ... six lions from one cage .... twenty cages in a row .... sixty-seven rows .... all ......... opened .....
Running, running, running, on a fairy's bike ... there's a dream you want to open ... but you cannot reach the key .... dreaming, dreaming, dreaming, jumping over the edges ... not knowing what will come, not knowing what's on the other side ... you are warming ... yourself ... in twenty blankets .... you got them from your grandfather .... while your grandmother bought them .... somewhere there ... yes, there, where the old mother weaves the snow ..... where the old mother lays the sand .... where she's spinning the lights .... spinning snow ..... she's raking the seven seas ... she is mourning ... for her kid just didn't want to die .... her seeds didn't want to go underground .... and now there will be no harvest in summer ....
the old mother is crying ... for there are too many kids .... no one wanted to die, no one wanted to leave this palace of pleasure .... while it was all out .... it's the daydream's inn .....
old mother is raking the seas ... with her old violin ... old mother is raking the forests and the flowergardens of april ... while march is sitting in his boat not daring to watch how a shark kills a man .... i can understand that .... i can feel the man's pain ... but also the pains of the shark .... sometimes the lion has to kill ..... when the rains get too far ..... for he knows it's all overflowing .... when the rain gets too far .... it's a dogdream's kill ... it's a manchild's needle ... for a dogway's out ....
the tattoo
Will you ever understand when a man kills a rabbit ...Will you ever understand, when there's a flower on his grave ... I know these things are too hard to mention .... I know these things are too hard to understand ... but someone has to talk about it .... it's the dogdream's inn .... it's the daydream's out .... it's the true time's confession .... in a manchild's shout ...
No one, no one, no one, could catch his tear ... no one could catch his smile .... no one, no one, no one, could bring his trousers across the river .... except your smile .... except your tear ...
It's all running too loud, when the daydream's closing it's doors, it's all running too high, when the daydream's locking confessions ... it's a standard part of history, it's a standard part of life ... when the breads must be eaten ... it's the hard man's dive .... it's the brainday's inn .... it's the dogtime's subscription ... on a low man's arm ....
Leaving The World Behind
there are houses too big to dream of,
there are people too far to see,
but in the middle there's something you can grasp and hold.
some things are too small to see,
only if you bow deep enough,
and become as small as them,
you can see their world.
from the mountains you can not see everything,
neither you can from the valleys,
sometimes you just have to enter a house and leave the world behind you.
Vanilla’s Revenge
"in the hearth of the earth ...... in the heart ..... right there ..... the wrestlers live ..... they will not stop until they get what they want ..... they accept everything they get .... to wrestle with it .... knowing the secret is inside ..... the secret ...... the treasure .....and a new .....sword ....... a new road to go ...... deeper .........into the hearth of the earth ...... they all look the same ..... they all do the same dances ... they all do the same steps ....."
the revenge … earlier than the strike
I met a boy beyond or under france … he said the goal sanctifies the tools, the motivations sanctify and purify the feelings and the thoughts … your visions and your screens. He was sharpening his knives … He was spinning his cigarettes … He was noisy and loud … He was like a rose …. A bleeding one …
So cold, so sanctified … his blue frozen roses … bleeding in the night … So hot, his eyes … bleeding in the desert … The prince flew to Arabia … where all his dreams started …
These are the seasons of love …. It’s all whipped into a circle … I will not cry anymore about a lost toy … but staring at all the toys which hold me tight … for you are growing there inside … These are the seasons of love … all whipped into a mill … It’s just another one’s sunday rising there … These are the seasons of love … spinning a fairytale from upstairs to downstairs …. I will not believe someone can destroy the beauty of God … I will not believe we will be put ashamed when we trust in a god …. Of …. Old books …. Yes, you like that old rocking chair … I know you do … but you forgot about the table and the rising milk …. I know you forgot about many more things too … It’s all written in that old clock of yours … I am opening my shadows …. To find a gateway to escape behind an old curtain … old curtains speak …
Orion masters of the shell … orion masters from the shell of illusion …sliding to Arabia and back …carrying the Indian spell … The lady loves his handkerchief, the lady loves his red bike …at the end of the stairways the lady loves his pirate’s touch too. It was a long thought running about ice … but finally he was wrapped in fire …white fire …
There is a loss in the heart of the woman, there is a loss in the heart of the daughter …only the tear can bring it back … and will burn like a fire against the storm … dream of the white man, dream of the white face … dream of white fire … all in the flames …
Dream of the white son, dream of the white days … dream of white fires in white satin … all streaming from …. Vanilla’s …revenge …
It’s almost summer it’s almost spring … but it will never be … It’s almost a brainwave almost a helicopter … but it will never be … You can feel it but it can never be touched … the curse of the vanilla …. You can eat as most as you can …. But you can never be satisfied … her curse … also ….. It is the cry of the martyr, now forever she will be … the vanilla’s coffee ….
At last she screams … at last she dies … It’s the same remedy … now she’s still repeating … all what you did to her …in her own strange ways …. In her own strange sentiments … it’s the mocking of the woodpecker’s house … knocking on saturday’s door … blinded by lights …escaping the rumors …. Now she will forever be … on grandfather’s clock knee …
It’s saturday the lights are on … It’s the day’s sea …. She’s spinning her letters in a coffin too small … but that’s what you did to me … She’s offering a cigarette of her own stones …but that’s a lie to me …She’s burning it loud with a heart full of passion …that’s how she heals me … but yesterday and tomorrow … it will all be the same …last week and next week … all hers …vanilla’s cruel compassion … hanging you on saturday drowning you on sunday ….the queen’s horrible delights … bound in satin …. For a day of three … Is this the siren’s apple-curse, is this the orange to the narrowest hell ? The next train will tell …when there’s the hard day’s bell …Two rocks from a witch’s spell … all wandering to be…on grandmother’s little clock knee.
The summerdays are harder … flying off to a greater tale … the summerburner burns a hole in the moon …for six rabbits to enter…. Two men are running on blood …. It’s the daydream’s plot …asking loud questions … breaking hard breads … like the town’s traindriver is mad … heading for the siren’s carriage … on a hard blue bike … along the daydream’s dike … where all black men meet each other, on skates, hats or high heels … when the black daydream deals … on a hard day’s bike … on a true time’s confession ..it’s the high lord’s strike …forgive our true name’s underwater dike …scanning the side-halls …scanning the rainbells ..
Like a thunder in the brain …like a thunder so insane … and you will never know where she hid your knee …she stole something but you don’t know what…you are searching something …somewhere….but you don’t know who or where you are …you even don’t know who she is ….and this is what hurts …the weight of your sleep…like an image passing by…not knowing what it represents…..oh so many things in fire …hearing their loud screams…waiting to be identified ….waiting to receive their names….not knowing who lied to you…but the truth lies there on the table of a little man….the other direction…the woodpecker’s house …the doormaker’s mouse…the cleaning upstairs …under a blueberry’s moon …contacting your mother’s space……in a soft..embrace
The siren’s carriage….sweet like candy…but stinging like a knife….embracing you like a coward…soft like your mother’s hand ….but cruel like your grandmother’s spell…on a summer’s day…..a summer’s delay…another hope lays another chain…candy roaring at three streets the same….the siren’s carriage …sweet like a toy…but your mother’s coffin…all there…………where the candy roars……where the thunder kills……where the baby thrills….
There where the flames scream….there where it’s almost but never there…..Vanilla’s…….revenge……
Two trains on one morning, sinking deeper in the sea….looking for the golden knee…with the golden rag…. The golden boy tries to sing….but his ring is dying….six planets on a row…tomorrow there will be seven, when the cock crows three times….
The hard way’s lie is breathing into my face…spreading feathers…..hard perfumes……cold as vanilla ice ….. but I need to realize ….the revenge was there before it even happened … the revenge … earlier than the strike … and this was always your mother’s secret …the chocolate always deep in her smile’s bag …you…can…be…happy ..again. her love was ..assured…her pride….her care…..her ..joy.
You didn’t see her coming from the aeroplane …you were in your..dreams… but she killed it before it was born…. She blinded it before it could stare at you …
back to arabia
Dreamlights on ... The child could fish all the day ... It's the voice of the woodpecker ... from the woodpecker's house .... so deep in that forest ... so deep and loud ... Like all your memories are washed away ... and you have to catch them again ... At the end of the day ... It starts all over again ... And you tell me it isn't warm enough ... It's never enough ... Living in the almost-zone ... dying in the Lion's Tea .... all .. his ... misunderstanding ... and you're still reaching for your honey's milk ... cold streams in daylight .... turning into a flame at night .... thousand flames streaming to the white cat ... having no other choice .... to burn it ...
One saturday beyond Italy can blow your mind .... One saturday beyond spain ... will be your coffin ... And these tales all stream from arabia .... from the lion's tea ... from the son of africa ... from a maze full of towers, from a maze full of seas ... It is the Lion's Tea ... that brought us on our knees .... the big master speaks .... the big master dries your tears ... still a lion in a black jacket, standing tall like the venus' screen .... still a lion .... still a maze .... still a lucifer .... so tight in his embrace .... did you call .... them ...... the boys .... from .... lynx ? ....did you all call them .... those boys with their white pink .... with their sharp stiletto's ... with their sharp knives .... cutting poetry .... at the ends of the night ..... knowing the tops of the evening .... knowing the tops of the night .... knowing the clocks of the tops .... and doing it all in despite ... a knot in their throats ...
He was pouring his teas ... in the middle of the night .... saying your offerings .... are so long refuced ... for there was a pale jacket in it .... a pale face from the vanilla's revenge ..... a pale mourning ..... a pale sun ....
He said ..... lady don't you know the pale lady .... she scattered your son, she scattered his geese ... she scattered all that he had .... but hey, the revenge was there ... before this all happened ..... and maybe that was why she did it ... maybe not ..... we will never know .... we will never know ....
Oh why, my dear, dear lion .... oh why will we never know .... i need to have the answer .... to survive this maze ... to survive life .... this lion's tea .....
No, my dear lady, you don't need to survive .... you will sink deeper into this maze ... until you will see the yellow flower ..... until you will see the yellow's rose ..... I'm a prince full of darkness.... I'm a prince full of tears .... I am the licorice ... the lucifer .... that comes to bring the fears .... into the right frustrations .... into the right faiths ..... into the right submissions ... into the right space ..... I am the dream beyond the dream .... yes, i will tell you how to survive .... I am the judas ..... who brought you the knife ....
There I am falling, there I am weeping ...... Where is my Jesus, my saviour in this nightmare ......
There will not be any Jesus, the lion in the black tall jacket sais.... there will be only some boys ..... some boys ...... from lynx .......
Oh, stop it, you son of bastards ... oh stop it, you son of the lie ..... you killed the pale lady .... with your streams from the nile ...... you are the crocodile ..... you are the eliphant's transmission .... you're the lion's cage .... you are the autumn of daniel's death ...... I will .......
No, the lion roars, no .... the lion sais ..... you will not ....
But .... I will ..... I roar back ...... I will be the lion here ...... I will be the one worthy enough to serve as Gods Angel .... I will replace lucifer, who fell so deep ..... into this lion's pit ...... and now I will be ..... Lucifer .....
Like you want it, sais the lion .... like you want it .... but remember one thing : I ...................................
And then she wakes up ...... This nightmare spinning in her head all these years .... all these nights ..... all hunting her down ..... so that she cannot walk in daylight ........ she's so paralyzed ..... all because of this story ...... she's so paralyzed .... in a wheelchair she sits ..... my dear ........ because of this legend ...... because of this legacy ......
In little amsterdam ... the candy-jester walks ..... he's the candy-jester .... and he's looking for her ..... he invites her ..... he loves her ...... he kidnaps her every night to the tiles of amsterdam .... to tell her a story ....
now the little green-orange jester coming from the heart of the land ... eating shoes full of whiskey ..... like drunk chocolate .... he's the heartmare .... he's the friend of all kids .... only the wise ones .... will escape from him ....escape .... from ....him .....
the man with the red eyes, red lights in his eyes .... gave his life to see such a screen ....
the orange mocker turns around three times ....walking the perimeters ....on a thin, thin line .... he's a bit busy today, a bit frustrated .... a bit hesitating ..... a bit ..... nervous .... for an eagle caught a glimpse from his hat ..... and now it will be in tomorrow's newsletter .... a pretty sight ..... a pretty sight .... but the master doesn't like it ....... he wanted to hide his years ...... he wanted to live in silence ...... screaming with the faery's tears .... or maybe .... fairies ...
He's spinning it all into slowmotion ..... to enjoy the seconds for twenty years .... the pale woman doesn't have her extasies anymore .... she forgot about her trousers .... the pale woman doesn't ....have .... lights ...anymore .....but she's still the trick of the day .....no, you won't go into that ..... you never liked the french roads .... you preffered to be in spain ..... there's a split between your sister and you because of that ..... and the lion .... still laughing .... for tonight ....it's tea-time again ..... what is raging there at the tiles of amsterdam .... is it another town trying to enter ? ....it's the heart of the land .....
she's spinning around like capuchino ... still in her wheelchair ..... she's running down the streets .... but ...she is .... still in her wheelchair .....like the abc's dog ....like the gardener of the maze ..... accepting the yellow roses .... accepting the orange moon .... accepting the creatures with the big eye .... in the heart of the land .... they say there is a key in portugal to escape the black river .... to enter a new arabia .... with white flames .... with sons from vanilla .... all knowing about her ..... revenge ..... all knowing about the eye in the middle of her big body .... going to arabia ....
it is the hearth of the earth ..... where all devils dance ..... where all mockers die ..... yes, let them dance ... let them do the ...... she accepted them too ..... let them first do their dances .... until the fire is too hot ...... then they will burn themselves too ..... and the fire will dance further ....
in the hearth of the earth ...... in the heart ..... right there ..... the wrestlers live ..... they will not stop until they get what they have ..... they accept everything they get .... to wrestle with it .... knowing the secret is inside ..... the secret ...... the treasure .....and a new .....sword ....... a new road to go ...... deeper .........into the hearth of the earth ...... they all look the same ..... they all do the same dances ... they all do the same steps .....
And vanilla, the bridge between portugal and arabia ... you don't want to know what lives here .... In the sea ... this holy sea .... indians ....drowned .....in this sea ....this sacred sea .... holding the key ... to a land they don't want to know of ....the land ... where the grandfather stranded .... this land ....to seal the rage ....
vanilla's peace .... but this day she was shot in the eye .... she knew too much about the swan .... the black swan ..... she still rules ..... the swan's lake ..... but now the golden swan has come ....
they give so much, but they never give enough .... and they take so much away .... there are too many reasons to follow them ... this is why the snake was sent out ... hunting for many reasons ....
Greetings from Ananas
Did you dream of red roses and apricots smoking in your sea-gardens ? What are you breeding there ? Is it a new sort of flower ? Or is it a new sort of horse, to travel ...
Purple pale horses were always your best trick. And mother still sais : she is out of it now ... But I don't know who or what to believe. I rather take a look for myself. That's why I'm calling.
Do you still drum the drum like you used to do ? Do you still have your nonsense in the middle of the night ? You're still a lawyer's daughter, that was what mom always said. But I rather take a look to see it for myself.
Are you still dreaming about princes on white wet fairytales, are you still looking for photo's in a warm wet basket. Yes, you know it's full of snakes. But you love these old pictures.
There's still soap in your mouth, bubbling from the bottom and when you speak, the candy starts to flow. And when you swallow, it's ice-cream. You are still a silly girl ... still a silly girl. You could always make me laugh in the worst moments, you silly girl, I laughed in my grave.
Still a silly girl, still an apricot's lover, still a murderer of thousand bedrooms, still a honeyhorse, a football's choice, a racer on the railways to the big banana. How's life, queen of orange, how is your daddy and your brother .... do you ...still ..... like .... my ..... mother.
Yes, you were there when these waspcats, those catwasps .... stole my trousers in the rain ..... I never saw them back ..... It must be something in the brain ..... and you were ....sitting on it ....
You always liked to tease me, you didn't care about the tears .... the more the better .... so that when I heard it was all a joke, I could laugh the hardest ..... You're still the joke-book on my cupboard, the silly smile on my raincoat .... you are still the bearer of my dreams ..... you're still an ornament on my highest hat ..... and you keep on writing ..... all these letters ..... they come over me like oceans ..... But not with tricks anymore .... no, you changed .....
I wonder if you still like my mother .... I always liked your dad .... maybe too much .... I wonder if you like my sister ..... I always loved your brother ..... maybe a bit too much .....
You got quiet these years .... very quiet ..... Did you see archernar .... or is it something else ...... I bet you met your old raincoat again .... He was so quiet too .... maybe ..... Do you still dream of white potatoes .... like you always used to dream ..... do you still warn for the ice-cream...queen .....
Do you still warn for bad ornaments .... do you still watch like the sea ..... do you still wear too tall trousers .... and too high shoes .....when it's necessary ? Do you still get greetings from ananas .... Do you still love tall hanging ornaments .... hanging in the wind and in the night .... Do you still love dogs too tired ..... Do you still wear catclothes in the night ?
Do you still love Greece ? Do you still adore Italian wash-clips ? Do you still love the French Accents ...... How's life now, queen of orange ?
Thank you for all these roses, they get so fluffy in the night ... Thank you for all these chocolates .... They are freezing in daylight .... Turning into rainbows, looking for the ice-cream ....... The thing you always warned against .....
Three ice-cream-murderers .... still your best friends .... swallowing ice-cream ...... like you always did ......
Oh, so that was why you warned against it ..... for you wanted it for yourself ....... Aha.
Greetings from Ananas II
Wonderlamp on the attic
I'm riding on Jupiter, fairytales too late ..... Maybe if they were here earlier I could watch the banana's prince ... But ..... it's all too late .... Oh yes, the fairytales are beautiful ..... but the drama has already struck the sights ..... All I see are some old rinds and some crying knights ..... These dreams are too beautiful .... but they came too late ....
another Jesus
I'm sitting on a nuclear ice-cream ... too hard to breath here ....But I know when I jump off I will get on a horse too wild ....
Everything is frozen, I cannot move .... But the Icecream is holding my hands .... and there's fire between us ..... Purple fire ..... That happens when things get too cold, they get sweet, and then they start to burn ....
Born again in Orion, I'm reading the Master's Tea Tales ... finding some old chocolate passages .... and some old tiger-icecream tales .... it's like a lost stranger is wandering in it .... wandering in an old forest ....
The ice-cream stairways are tall and bring me finally into sleep .... these boys from lynx ... these masters of tax and insurance .... they would lead me out .... their stings were too tall ..... and now there's a ladder inside of me ..... these boys from lynx .... with legs too tall ....... still ...... the sons of sandman ......
These waspcats, these wild cats ... running from the edge of destruction to the master's tea .... always doing the deal .... these mastercats .... these milkmen ... sinking deep into the white oceans to save a killerwhale ... your grandfather is still looking for them ... wanting to sell them his three red pale flowers .... You always used to touch things too sharp for you ... but now their soft blankets warm your oranges .... This is the night's railway .... awakening you to a new round in a new game .... The old ones aren't valid anymore .... since daylight touched spring ....
Now you're running in baskets too short .... while the orange is smiling at you .... still your best friend ....
These last brunt pseta's brought you this far .... touching the candy's milk ... the sisters of ice shook hands with the sisters of the big ice-cream .... there are always faster horses than this ... so you are still trying to find your ways to new homes .... you are wondering .... what makes the day so bright ?
Six sailors are burning the seas .... in high jackets .... almost covering their faces ... shooting their hats into the night .... They know about the fears of a million of sharks ... they still trace their railways of forgotten dust .... Now finally they have their eye on the big icecream ... They are spoilt enough to do a master's strike .... Their high tables are reaching for your mother's ceilings ... It was never like this .... and it will never be like this again ... Now you were always good at running on sandman's tables .... you jumped from one to the other .... the swimming rat was always your secret ... he had wings like a knife ....
The overdose of pride ..... still the gift of the ice-cream ... still the railway deep into the night .... watching daylight from a high shore .... waiting to dive into something you cannot imagine .... And finally you could sleep ... and finally you could escape .... waiting for the long hours of the morning ... where grandmother's clocks still dance .... And still you try to choose between a snake-lake and a rat-lake ..... while your eyes are still bleeding because of the swanlake .... Is it a wasp who can finally shut this dream forever ? No tailor could do the final strike .... No engineer could invent this machine .... hidden in the head of the wasp .... The old shark is burning while looking at the party .... so deep into the night ..... No sharklake could prevent this .... Seven sheep with the pale blue lights in their eyes rise from the eighth pit ... They follow a shepherd called Jesus ... still the hero of the town .... They raised him in love .... laying 666 dollar below his craddle .... Still a tree is growing there .... A christmas-tree ... stinging it's head through worlds and loves .... with high tech camera's ..... The next day it will be in the newspapers .... for Judas to know ....
They can turn grass into milk ... those boys from lynx ... still the side-painters of the big eye ... still the mass-tricksters of the old coffee .... but their own eyes are bleeding .... Their names are still echoing through the night ... It's better for you not to hear them, for you would not sleep for seven years .... this is the master's march ... this is the daylight's grape .... still purple and diving ...still bleeding it's way into the earring .... It would not let you open your mouth until you read the books on the tops of the seven hills. And these are all puzzlebooks. The answers change every minute, and every year the question changes ..... and new animals are born ..... all wandering the perimeters of the old craddle .... This Jesus had a face ..... one side was purple .....
And the wasps loved him .... the wasps cared for him ..... they raised him from the pullpit ... from the master's hand .... and allow them to enter the big eye every year ... no boy from lynx would follow him .... they were all watching behind the screens ... counting his tears and steamdrips .... counting all the stings on his body .... calling for the flowers to bloom there ..... this was the best painting they ever made .... but later they found out that jesus wasn't his real name ....
the gamble-wizard
They love the master's hand, they squeeze the final touch ... with these hands of fire ... these hands of broken ornaments ... glittering in the night .... they sold their beauty for fame .... they sold their lamps for night ... for six bottles of broken beer ..... to turn it all around in the middle of the year .... they know how to turn the clock backwards, and how to weave the second mill ... It's all still blushing in the middle of amsterdam .... like the yellow corn ....
The spanish prince sells his fruits for coffee ... the little princess still hides behind curtains of the old attic .... and I am still a delicious dreamer ..... a lamp there in the corridor .... eleventh floor .... still attracting the wasps .... but also the little gnats ..... they are biting their ways through the meal .... still the baker's pride ..... And the wisphers reach the little city .... the purple one ..... and the bakers reach the mouth of the year ..... there's ink enough for a next painting ..... they all suit the lion's fear ....
The dreams are worthy to fill this wonderlamp .... to fill this speaking cupboard forever ..... the banana-prince has shoes too tall, but they curl in the night .... There he walks through the corridors of the palace's floors .... The lion's floor is wasted by wine and liqor .... The tiger's floor burns in the seventh night, like an army of gnats .... the zebra's floor is full of harems, there's healing in the eighth night, while the ninth one will wake you up forever .... The satin's fleece is burning there, like the milkmaid's son's helicopter .... There will be always three men too tired for that .... But this will finally break open your mother's pond ... to see the face of the icecream shivering .... No honey can stream through their veins anymore .....
The proper words of a purple santa ... the wizard of presents was always by your side .... There's always something in something ..... There's always escaping something out ....
On the third day everything lives and speaks ... even the old apricot-tree of your grandparents .... you thought it would be dead forever ....
When the wonderlamp is in the hand of the banana-prince ... there's spice coming out of it ... like powders of purple delights ..... wandering over red roads .... too delicious to describe ..... now fortunately there are veils .... so that you will not fall from the hill .... the second hill will always hold grip ....
There he shares his bananas with the little princess ... The spanish nightmare has almost gone .... it's still yelling between a bird and an old shoe ..... from the morning till the evening .... but in the middle of the day it's quiet for seven breaths .... This is how the girl can go on .... while living like an owl in the night ... wearing her warsuits to do the ananas-dance ..... She's still a spicy ananas after all these years .... The streams bring her to the doubts .... where she can escape some old false thruths .... she got them from an old bear ..... an old dragon .... and an old bird ..... She still wonders where they are now .... She hasn't seen them in a long time ....
Black gates from the blue belt ..... opening her ears .... and then shut them ... to never come back .... That's how they span the dream inside her hair .... she still fights for a place in the cinema .... she still drives her ornaments to the big pear .... and this all to burn a coward's coin .... the automatons have been sold out, since the black queen crashed her donkeys......
I'm riding on Jupiter, fairytales too late ..... Maybe if they were here earlier I could watch the banana's prince ... But ..... it's all too late .... Oh yes, the fairytales are beautiful ..... but the drama has already struck the sights ..... All I see are some old rinds and some crying knights ..... These dreams are too beautiful .... but they came too late ....
And the giants are crying, but they cannot solve this cruel puzzle .... It tears me apart .... all inside ....
The black prince, the black fool, from the darkness to the age ... from time to nothing .... selling old clocks to the birds .... They cannot fly anymore .... for the beauty too late has paralyzed their hearts .....
Black prince, black dove, raising the dice .... Gamblers from the maze .... spoiling black guitars to the tiles of little amsterdam ....
It's the gamble-wizard .... He invented all these wheels ..... he invented all these cruel ornaments .... they are keeping the slaves alive .....
I don't know how to hate you, oh black wizard from the southest coasts ..... You are licking the icecreams in trousers too short ..... Cruel diaries ...... Private dark lights ..... it's the burning, the burning, the burning of the ice .... No mailman could invent such a horror ... only you, black wizard, black prince .... with your oiled automatons, full of red motors and strange rages ..... spicy dances in the night .... old banana's from an arabian castle ..... they were too old ...... but the clock made them too young ..... So now she can't hear the cry of her children ..... now she can't hear the baker's alarm ...... it's all your fault, wizard .... you gambler in the sweetest night .... You are too sweet to do something ..... You are too sweet to be in time .... this is the maze's horror .... the black bird singing in august's pride ....
We can never be in time .... in this automaton of yours ..... Our marbles are beautiful but we always lose them .... We are all dying sweet deaths in beds too sweet to sleep in ..... Is this the Icecreams revenge .... or are you looking for another tall lady ...... Mr. Billiards was never your favorite ..... These sticks were too tall ....... the marbles too white ..... There was always something wrong with something ..... And it was always too late .... for the docter already slept ...... the last dentist was already retired on a pension so we had to go to Jupiter to meet a mailman's mouth .....
we could not watch the ocean's tiredness anymore ..... for we were the ones too tired ..... we could only watch ourselves ...... we couldn't read the latest fairytales anymore ..... they were beautiful but paralyzed.
The docter had a beautiful hat today, but he couldn't help us .... Oh, what a nice house he has .... Really a masterpiece .... but his kids are dying .... Cruel ..... Ananas ....
pink-blue forest-road
You were too young to catch the rain ... too young to help your mother with lazy bags .... too young to decide .... The gamblewizard's girl .... It's all too beautiful .... but all ..... too young ..... the kid's still spinning the wheel .... still stinging to bleed .... still the wasp's rage .... it was too old .... now it will be too young .... it was too early ..... now it will be too late ..... All these .... foundlings .... They are spinning the revenge .... they are forming the ornament .... on a wheel .... too low for their knees ..... they are cycling in the night ..... looking for the last wonderlamp .....
I see you crying there little girl, with your little brother, lost in the forest .... I see your little hat screaming, like libra's dictator .... you were an unaccepted child .... your parents didn't want you .... they made you just for the fun of it ..... and after it they threw you away .... you came too early in their eyes .... but now you will come too late .... when all is said and done ..... but you are the gambler's friend .... you give and you take .... and in the night you let it all slip away .... yes, you still chase the dream .... you still chase the ornament ...still a child after your father's heart ..... still many dreams to go ....
Unaccepted boy ... you are still your sister's brother .... still shooting doves in the night .... for you are the only dove .... you are under a cowboy's rage ... losing the indian marbles .... but tonight you will find them again .... You are still the prince of unaccepted worries, still the prince too tall for the door ..... and in the night you will grow too short, to rage at all who made the door .... You are still the zebra's desire .... still the tiger's friend .... you are still waiting for spring .... you learn how to bend your knees to teach it everywhere ..... although the trees don't want to hear it ... although the princesses will be too pale to listen .... they will sit in their own caravans ..... in their own campings .... But you will speak like the lemon's nightingale ... having the spoilt peach on your side ..... being followed by legions of microphones ....
Together you spin the wheel, together ...
Foundlings .... from ..... lynx
Holes of slow-motion, holes of echoes from the past .... can they all forget their missions, their earthquakes ? No, these are legendary works ... they will rage until the son has been set free ...
The woman will rage until the voice is subtile ... until the snake breaks through the throat .... they are all wandering to the gambler of wizards .... the gamble-wizard .... with a million of sirens on their backs .... When the raspberry's ripe, the tables of the kings are full.
The shark speaks with a million of mouths .... It was always like this .... She remembers him .... like yesterday's tear .... But the wheel is still spinning for all gamblers .... trying to pick their gold for the nights .... It's the nightingale's secret .... It all burns there .... until no raker's on the sea ....
Still humpty dumpty sits on his hill ... not wanting to let it go ... until the cook will break his ring .... They know everything about the sea behind the restaurant .... No any tear will be wasted for the ship's demise .... It will all flow softly to the land ..... as a wisphering sacrifice ....
And you are still following the candy's veins .... the master's railways ... into pink desires ... dreaming your headpears into peaces .... drawing the chocolate on a white veil ... But I will not cry any tear for this ... It's all in the chrystal ball ... locked in green trousers and brown jackets .... with love from robin hood.
What can I do with a sharp voice in my mouth ? With smoke from bastard's origin .... It's only to wash daffodiles in red streams of love ...
The wheels spin ... it's all deeper inside ... pink ... blue .... forestroad ...
Greetings from Ananas III
The Anatomy of Pride
sinking deep in icecream ... is the best you can do after the soft strike ...
until you reach the sleep ... where the soap carries you away .... to the land of glue ...
sinking deep in icecream .... is the best when the vanilla strikes ....
until you reach the hills of sandman .... to sell your shoes ... and sink in sand .... to find your pride again ... it's all deep inside ...
sinking deep in icecream .... until you reach the new shores ... proclaiming another world, turning everything backwards .... reading santa clause's letters .... he's still looking for you, after all these years ... still looking for you ... and your cats ... he gives you his backwards-glasses to slide back into his arms ... there are white fires between her breasts .... she wears the crown of thorns .... She still bears the clip of thorns in her mouth too, having all colours of the rainbow ...
sinking in deep icecream ... until you reach the dwarve's gong ....
sinking .... icecream .... reaching ...for the mother's shoe ...
white horses
I'm riding on my white horse ... I found it in a broken marriage ... I don't know which marriage it was .... Well, I think I know you, I would like to talk to your wife .... I will bring it under her nose what she did to you .... Now I see you walking with a neon advertisment on your head .... searching for your white horses .... you can have mine ... for I have a lot of these animals in my garage .... together we will make some trips through the forests, and I will show you all these beautiful flowers .... they will grow on your broken marriage stretching out to you ....
Yes, I know, it was actually your white horse I found ... but I cared good for it ... it wasn't good for you at the moment ..... and whoa what did it do to me .... it bit me like a lion ... it hanged me on the highest tree .... but I thought it was okay ..... as long as you were safe .....
And now I tamed it now I trained it .... so you can ride on it now .... Just call me when you have problems with it .... then we can go on a trip together ..... but ...... you were also .... someone's .... white horse ....
street of blood
I found her in a street, blood was streaming out of her mouth .... she swallowed a marble .... thinking it would be forever hers ..... but it killed her .... I still cry on your grave, day and night, throwing flowers on it .... my mother's ....
But isn't it what I did long ago ? Swallowing a marble .... People tried to save me, but they couldn't .... and now they are crying on my grave .... I cannot move ..... for the marble struck me ..... Just a little marble .....
Someone's face is reflected by the marble ... oh my god, I don't dare to watch .... I'm bowing my head .... closing my eyes .... It is the woman who gave me this marble .... And she gave it to others also ....
This is how we know each other ... we all swallowed ... a marble ....
This is how we died .... This is how we bled .....
We thought the marble would be ours forever but it killed us .... it ..... killed ....us ..... killer-marbles .....
And Jupiter saw it all happening ... and Emily .... and .... the marbles themselves, reflecting the face of the old woman .....
We thought it was candy .... but it was a marble .... it was all a game .... and now there's blood in this street of Jupiter ... wasn't it just a strange way how sandman brought us to sleep ? we couldn't sleep, we were bored .... but this thing put the horror on ... and the shock was our ship to dreamland ..... we were already close .... on Jupiter's Street .... reflecting on a mailman's watch ....
Some people like the games rather than the truths ... this is how they turn us backwards ... but it all brings us in sandman's arms ... we wouldn't go to sleep any other way .... when sandman hits, it's right in the middle ... and too hard to stay awake .... but then finally we can feel his soft jacket, and his buttons ticking softly and slowly in our heads ....
dream about it
Oh, this land is cruel, this land of a thousand trousers ... hanging through the streets ...
Oh this land is cruel ... seventy soldiers on one horse ... this land is cruel ...
Oh this land is cruel ... the frog sais it's bedtime, while it's time to wake up ... oh this land is cruel ...
and you're still running in too short trousers because of it ...
In nameless' land
And you are dreaming without name ... In the land of the nameless .... You feel save here ... nobody knows you .... nobody has a name here .... only a good spoon .....
The song which brought you over the hill
Drama after drama spun by the big mouse ... hunting you like februari's rain ... And you're too desperate to see the song ... The song which brings you over the hill ...
Forgotten Glories
The dentist is a clown today, yesterday he was the officer of a forgotten country ... And the day before yesterday he was just a rose growing on someone's grave ... just a lonely rose ... it had enough of the world's fame .... now it wanted to be invisible ...
And you are still sharpening your flowers ... you are too afraid to look into someone's face ... too scared of what you will see ... maybe your mother's dream .... maybe your sister's lost ornament ... scittish boy ... too afraid of what you will see in the mouth of the horse ... thinking you will never sleep again ...
Well I made the dive ... when a purple ananas wants to save a million of locked up lions ... They will kill it ... They will turn it into a criminal ... The first one who wants to help, will be the ladder of their desire .... their desire to eat again .... The first strikes are always the hardest ... for only the wise will catch them and see .... no one else will be on their side ...
How long will I be the enchanted spoon ?
Greetings from Ananas III
The Anatomy of Pride
sinking deep in icecream ... is the best you can do after the soft strike ...
until you reach the sleep ... where the soap carries you away .... to the land of glue ...
sinking deep in icecream .... is the best when the vanilla strikes ....
until you reach the hills of sandman .... to sell your shoes ... and sink in sand .... to find your pride again ... it's all deep inside ...
sinking deep in icecream .... until you reach the new shores ... proclaiming another world, turning everything backwards .... reading santa clause's letters .... he's still looking for you, after all these years ... still looking for you ... and your cats ... he gives you his backwards-glasses to slide back into his arms ... there are white fires between her breasts .... she wears the crown of thorns .... She still bears the clip of thorns in her mouth too, having all colours of the rainbow ...
sinking in deep icecream ... until you reach the dwarve's gong ....
sinking .... icecream .... reaching ...for the mother's shoe ...
white horses
I'm riding on my white horse ... I found it in a broken marriage ... I don't know which marriage it was .... Well, I think I know you, I would like to talk to your wife .... I will bring it under her nose what she did to you .... Now I see you walking with a neon advertisment on your head .... searching for your white horses .... you can have mine ... for I have a lot of these animals in my garage .... together we will make some trips through the forests, and I will show you all these beautiful flowers .... they will grow on your broken marriage stretching out to you ....
Yes, I know, it was actually your white horse I found ... but I cared good for it ... it wasn't good for you at the moment ..... and whoa what did it do to me .... it bit me like a lion ... it hanged me on the highest tree .... but I thought it was okay ..... as long as you were safe .....
And now I tamed it now I trained it .... so you can ride on it now .... Just call me when you have problems with it .... then we can go on a trip together ..... but ...... you were also .... someone's .... white horse ....
street of blood
I found her in a street, blood was streaming out of her mouth .... she swallowed a marble .... thinking it would be forever hers ..... but it killed her .... I still cry on your grave, day and night, throwing flowers on it .... my mother's ....
But isn't it what I did long ago ? Swallowing a marble .... People tried to save me, but they couldn't .... and now they are crying on my grave .... I cannot move ..... for the marble struck me ..... Just a little marble .....
Someone's face is reflected by the marble ... oh my god, I don't dare to watch .... I'm bowing my head .... closing my eyes .... It is the woman who gave me this marble .... And she gave it to others also ....
This is how we know each other ... we all swallowed ... a marble ....
This is how we died .... This is how we bled .....
We thought the marble would be ours forever but it killed us .... it ..... killed ....us ..... killer-marbles .....
And Jupiter saw it all happening ... and Emily .... and .... the marbles themselves, reflecting the face of the old woman .....
We thought it was candy .... but it was a marble .... it was all a game .... and now there's blood in this street of Jupiter ... wasn't it just a strange way how sandman brought us to sleep ? we couldn't sleep, we were bored .... but this thing put the horror on ... and the shock was our ship to dreamland ..... we were already close .... on Jupiter's Street .... reflecting on a mailman's watch ....
Some people like the games rather than the truths ... this is how they turn us backwards ... but it all brings us in sandman's arms ... we wouldn't go to sleep any other way .... when sandman hits, it's right in the middle ... and too hard to stay awake .... but then finally we can feel his soft jacket, and his buttons ticking softly and slowly in our heads ....
dream about it
Oh, this land is cruel, this land of a thousand trousers ... hanging through the streets ...
Oh this land is cruel ... seventy soldiers on one horse ... this land is cruel ...
Oh this land is cruel ... the frog sais it's bedtime, while it's time to wake up ... oh this land is cruel ...
and you're still running in too short trousers because of it ...
In nameless' land
And you are dreaming without name ... In the land of the nameless .... You feel save here ... nobody knows you .... nobody has a name here .... only a good spoon .....
The song which brought you over the hill
Drama after drama spun by the big mouse ... hunting you like februari's rain ... And you're too desperate to see the song ... The song which brings you over the hill ...
Forgotten Glories
The dentist is a clown today, yesterday he was the officer of a forgotten country ... And the day before yesterday he was just a rose growing on someone's grave ... just a lonely rose ... it had enough of the world's fame .... now it wanted to be invisible ...
And you are still sharpening your flowers ... you are too afraid to look into someone's face ... too scared of what you will see ... maybe your mother's dream .... maybe your sister's lost ornament ... scittish boy ... too afraid of what you will see in the mouth of the horse ... thinking you will never sleep again ...
Well I made the dive ... when a purple ananas wants to save a million of locked up lions ... They will kill it ... They will turn it into a criminal ... The first one who wants to help, will be the ladder of their desire .... their desire to eat again .... The first strikes are always the hardest ... for only the wise will catch them and see .... no one else will be on their side ...
How long will I be the enchanted spoon ?
King of Trauma
Bilmageln is walking through the streets of amsterdam ... still a cowboy's letter ... still under the sun ... a lawyer's docter ...
Bilmageln is smoking his pipe .... No one knows he's the big dwarf ... bragging like no one can ... but i like his speeches ...
Bilmageln is eating sandtarts .... still sandman's brother ... still the cook's advice .... but he's a lawyer's docter .... giving one warning, and then he attacks ... like the wolve's dog ....
Bilmageln wants you for homework ... some pretty things ... some secret diaries .... still burning in the night ...
He closes his golden fences .... His keys shining like the water's lights .... But it's all fake ....
He knows the anatomy of the trauma ... knowing the cars of the big race .... it's a spoilt treasure ... if it comes to that ... he's breeding his big cat .... this cat likes dogs ... but he has some more cats ... not always the easiest ones .... but bilmageln is very easy ... very easy ... if it comes to that ...
He's the king of all trauma's .... he is the king of all rains .... drowned nightmares in a basket of snakes .... he knows the snakelakes like his pockets .... no, the girl isn't too skinny ... some just can't stand bilmageln .... when he's riding on his carriage ... to the prince's court .... no one has to bow ... they already fell down ..... hundreds of years before he came .... his perfumes don't know any name .... his smoke comes to lit more fires .... and then he speaks like the faery's applecustard .... too late to remember .... your own name ....
His touch is like the forbidden trauma ... Fragile like the prince's trust .... like his son in africa with his mouth full of dust .... running in too short pyama's ... with his teeth on twenty o clock .... It's the rain's race banana ... It's the mummified mock .... Still the potatoe's prince ....
There he locks another golden fence .... hitting the big gong .... Now we're having some big tea .... with misunderstood lions ....
His touch is so so fragile .... this prince of the ornament's dream .... this prince of the broken ladder ... it's so hard to get .... it seems .... It's broken soap in the mailbox .... It's august the twentieth which is the king .... the king of all traumas ... the king of daylight's spring ..... mummified like a horse's broken letter .... king david with his head so thin .... thinner than the horse's manner .... thinner like the cucumber's king ..... but he isn't too thin .... some just can't stand bilmageln ... some just can't stand the big star .... some just can't see the broken ornament .... it's too late for this dance ...
Bilmageln is the big murmurer ...no one knows exactly what he's saying ...
Currosael Burboggia
Red Cape's Flower
The World Beyond Fairytale III
I - Raising the Capes
Wasps in a basket of candy - When Bilmageln strikes the Gong
Bananas in South-America
Boy in the Bubble
Libra's Little Dictator
Blueberry's Fever
The Pink Chocolate's Rose Wedding
The Woman with the sixhundred tears in her eyes
Moonchild
Moonchild II
The Band
She never becomes ...
II - The Bleeding Cock
Miserable Magnets
Miserable Magnets II
Painter's Wars
The Girl with the Red Sword - Ritual of the Fruit
Buried in your Dream
Sisters of the Ornament
Prayer from a Farmer's Son
Prayers from Butchers, Truants and Apple-corners
Strange Foreign Birthdays
III - The Forbidden Pieces - Fragments from the Big Taboo
The Land behind Oz
Nightmare on Marilyn's Grave
The Mirror II
Piece without Name
Song on Rabbit's Hill
Piece without Name II
Piece without Name III
Wasps in a basket of Candy
when bilmageln strikes the gong
"she"
She ....'s like the elve's tree .... like the dream .... This friend of Bilmageln .... is it his mother, his wife, I don't know, and I don't care ... all I know is that you saved my life .... out of the nuclear threat .....
You gave me a trauma of pleasure .... The birthday's trauma ... Leading me to the dwarves of trauma ... having the smile of the big trauma ..... Now it was a good thing after all ....
Still I don't know your name .... Don't tell me you're Red Cape .... Don't tell me ....
You grew a lot ... or did I become smaller ? ....
There you go ... putting another trauma on .... It's an obsession, the way you produce smoke ... The way you are touching a flower .... The way you clean your shoes .... Are you Red Boot's sister .... ? Don't tell me ....
Don't tell me, that you are hard enough to burn old paths .... don't tell me, that you're a sparrow in the sun .... don't tell me about Cinderella, don't tell me about your dogs .... I think I will wait until I'm ready .... Ready to go through the golden fence .... ready to go through the enchanted curtains .... ready to touch the enchanted veils ..... to watch the traumatic beauty ....
I'm so glad I'm frozen ... You cannot get me from my place ... I'm so glad I'm a statue in this strange land .... I'm so glad I cannot cry, I'm so glad I cannot speak .... I'm so glad .... for what would you do with my tears and words ? Which animals are waiting there to have food ?
I'm safe in my bubble .... Don't tell me about Tinkerbell, don't tell me about her cats .... I'm safe enough here .... I know you carry all fairytales in your bag ... bringing them to grandma's .... but she's a wolf .... she's a trauma .....
"he"
Were you ever stang by a million of wasps ? This was cruel food ... too cruel .... I'm wandering to the forgotten city .... Bilmageln knows everything about amsterdam .... He stood at her craddle ... when she was a little baby .... she knew how to put the trauma on .... I'm still covered by wasps ... They leave one by one .... but when one leaves ... two come .... They must love me deep .... or is it hate .... or is it the candy burning in my heart ... running through my legs .... this traumatic candy ..... I got it from Bilmageln .... and you made it sweet ...... Oh, sweetness from the Big Trauma ....
And Bilmageln still bragging ..... Seeing bridges where there aren't bridges .... But ..... that trauma is another trick from the Giant's world .... another rose from red cape's garden ..... When you're big .... all things are too small ....
Red Cape's Garden, a mockery's maze .... on a sunday's race ..... telling me all trousers will be too short .... when bilmageln strikes the gong ....
Oh you love this rose ? You will hate it when Bilmageln strikes the gong ...
You're ready for nonsense on a sunday's morning ? It's all truth and real ... when bilmageln hits the gong ..... he all does it with his spoon .... he's still the cook's advice .... but he's just a lawyer's docter .... and his dogs still run through amsterdam .... searching for cats ..... his big dog loves cats .... but he has more ... in all sorts ....
Do you think I'm burning when bilmageln hits the gong ... tomorrow he will kick it ... and then I'll freeze .... freezing myself ... into the lawyer's castle .... watching a lawyer's spoon .... dancing with his dumb oranges .... two steps in the night ..... throwing his dice into the lake of the dragon .... and still watching the ornament's pride .... coiling from the basket of wasps ..... rising from the candy ... touching the mother's shoe .....
I threw a shoe in Red Cape's garden, when I was a kid .... now I'm still a kid .... I will not grow up forever ..... It's the woman's curse .... It's the true side's blanket .... running from neptune to the rains ...... like an ornament of flowers .... without losing any wing ...... they will grow when the night falls ..... reaching for a saturday-morning ....
"us"
Red Cape loves her chickens .... but when bilmageln hits the gong, they will all be traffic-lights ..... that was how I met Red Boots ... How many sisters do you have .... I don't need any more harems of worried mothers .... I'm frozen like the milk's rain .... standing on the Big Ship .... having peanuts in my ears ..... too scared of the siren's secret society .... the mailbox's pride ..... burning like a shotgun in the night .... still after my boots ..... those golden ones which grew in Pinocchio's gardens .... I'm late today ... too late to see the mills spin ....
Pinocchio was the big sugarspin on a race's fairground .... to avoid all these rainy days ..... Now wasps are in his baskets ..... Chocolate in his shoes ...... It will attract the worst dogs ..... But he's safe in my arms ..... in the big Icecream ..... His father will love this ship .... all built by these mutant ants ...... Oh, how they loved to built the big red shoe ..... together with the spinning birds .... and some old embroiderers ..... This was how the blue house got struck .... It's still falling from that old rock ..... While the taps in Red Cape's house are streaming .... milk from spiders ....
Currosael Burboggia .... still the big flower covering her house ...... She likes to dance with orgids, with rages on a summer's road .... She runs on Belgium Satin to a house of blaming candy ..... here all the shivers die .... all turned into the black rage .... her machines are coins of forgotten histories .... her brains are veiled by ornament's dishes .... It's the black trauma ..... bringing the black birthday ..... like ontario's rain ....
She wears the summer like her mother's kangaroo ... she washes the dishes of old soldiers and old kids ..... She's bringing the dance back ... these forgotten dances .... these ornament's rages ...... so that no one dares to look at her .... no one dares to know her name ..... is it Red Cape or Red Rage ...... and her sister .... the Red Boots .... wandering through tomorrow's forests .... putting the trauma on ..... the wild blind obsessions ..... the name-screams and the ornaments ....... the white dreams .... some sons of old cartoons and cardboards ...... bring them all back to me ..... although i'm still frozen .... running on wild winds ..... skating on black potatoes ...... still the daydream's friend .....
Oh, it's so cold in my bubble .... you cannot touch my hand today .... or you will freeze like me ...... and feeling this trauma ..... this decade ... for years ....
King of traumas, king of narrow brains .... king of narrow ornaments .... from a white spooky house in old arabia .... where there were trees as roads ..... where there were orange wars .... turning black in the night .... oh these satin velvets .... all these muscle's rains .... will die in the cold night ..... when bilmageln hits the banana .....
Wool of old sheep is running over your body .... decorating your big mercedes ... but what will you have ... when bilmageln hits the bell ..... he's the hitter of hitters .... the prince's drum .... the ornament's rain ... what do you like to want .... black prince from the morning's rain .... you were never in his hidden agenda ... his orchestra would never come to your town .... for the light blue lights in your eyes ..... telling about this shepherd's jesus .... with the woolen shoes .... with the broken tops .... like running post from the edges .... all in the postman's bag ... waiting for a good sunday to drown them all ....
Tonight there will be a war between the clown's dentists ..... all docters under his command ...... oh, how he likes to play ..... how a rat catches a mouse ....
Somebody's knocking on your old barn .... It's the ornament's prince .... the daydream's confession .... sitting on a hard day's mouse ..... he's a good driver ..... you admire his pears .... spinning like triangles in the wind ..... good old day-possession ....
Bananas in South-America
The Indian on his white velvet horse, With all his colours he tries to comfort me, like it was yesterday. he knows everything about the big fight, he knows everything about the stream. I don't have to tell him anything, don't have to speak a word. And I can't, for I'm still frozen. The trauma's are spinning on his fingers, waiting to touch, waiting to bleed. But this will paint the painting of a Jesus in South-America.
I like these tall pictures in grandfather's castle. I'm walking through the tall corridors. Watching the condors through the windows. They are all waiting for the painter's touch, with blood in their eyes. When their blood streams, this little Jesus can rise. It's all a childhood's dream, from a little spanish boy. He tries to awaken the sand under the oceans, to have a bridge to see south-america. But he isn't a wizard's son, and all his schoolbooks are dull.
At night his little toy-indians come alive, then he has his wild dances, awakening the lion's wolve. His colours care for the little Jesus, dying on a banana's stick in south-america. It's a toy, and he doesn't know how to cut the strings. Still the tears are falling about this. It's all plastic.
But at night he can talk a bit to the little Jesus, asking him how he got there, between all these wild men. Tears of fire are rolling from the eyes of the little Jesus. He got in a fight about a banana.
It was all because of a banana. And now he's just a toy, swallowed by plastic. Now he's one of them, but he even doesn't have a horse. Well I can make a horse for you, the little spanish boy sais. Here, you can sit on this orange. Ah, this is better, maybe there's some hope for me, but now I also need some feathers like them, to fly away. Well, try the tomatoe, he can fly. Oh, this is how you build a tower. But now I also need a spaceship, to touch the other side of the moon. No, you don't need a spaceship, the little spanish boy sais, take a good pencil and draw your stars in the night. It is all in the pencil.
The Vanilla-indian is mad. he thinks he rules the pencil, it's a mad dog, but the strawberry-indian admits : it's all in the pencil. While the cucumber-indian is bowing his head and doesn't believe in pencils. They all have their own Jesus. they all have their own colour, and when we rule the pencil we can use them all ... to paint the big blanket .... that chronical one .... to bring it to neptune ... but now it seems to be .... the fight about the big pencil .... or is it a spoon ?
Boy in the Bubble
Teaspoons from the lion's tea ... to rule the teapot ... to rule the kettle .... it's the artist's fragile touch ... awakening another trauma, with paranoia's as side-wheels ...
Bilmageln's drumming the drum. Now this is a strange sound, where will we go. Hundred and sixty-six horses wandering through the milk, looking for the spoon which cause the milk-wars ... here ... inside ... It will be all chocolate when bilmageln hits the cat.
The cat's drum is marching through the streets, it was kicked by bilmageln and now it runs free like yesterday's soap ... Amsterdam is in a muppet's show, in a racecar-obsession ... wandering to the big red spots of the black witch ... she's a bit ill ... A little girl has the mumps ... another girl the measles ... running with a big mouth ... like the lion's tea .... I know what happens when these girls crash against each other ... I will not be in the middle of this .... I will watch with my telescope ... I have had enough of these spoons ... these spoons from the lion's tea ....
They are painting the big painting, like the delirium's rat, like a toy on sunday, like christmas in hell ....
It's the devil's birthday ... I'm staying far out of this ...
Mommy's got a lolli-pop stolen from a coffee-bar in brasil ... Now her son pays the flies for his broken leg ... Can it be more strange ?
Yes, when a police-man gets the chicken-pox. Then the whole world will have it within a day.
It's the devil's wrath ... I'm staying out of this ... I will watch it through the microscope ...
In the lion's coffee it all appeared to be a dream ... The coffee is cold ... and full of delirium .... I think all these lions have a good measles ...
Mr. Measles is a pretty boy .... there's soap running from his mouth ... He's spastic and skew-eyed of course ... I would immediately die for him, at first sight, he's even softer than Jesus, and his voice is in bubbles. This boy has fantasy ... this boy has the trousers .. he's running on the streets like a million of lions ... he's raging at the coffee, breaking the spoons, while laughing in obsession .... like my sister always did ...
No, I really mean it, this boy needs to be policeman of the year 200, for there's still a ship sinking there .... I bet he can raise it up, with his banana-smiles. He covers the sea like a liquid flood, like no Noah can imagine ...
Mr. Mumps is his brother. I like his cold coffee, his tiger's eyes ... for red lights are in them .... he's the eye-apple of the licorice it seems, roaring through the night, like a speedboat on 20 o clock. It's like the orange's strike, it's like the peanut's santa clause. You have to scream very hard until he hears you. Just a little boy .....
Mr. Paranoia is the sweetness himself ... the pride of bilgameln ... all these guys rock ... they are the tiles of the big ant, roaring like a machine through the dishes of the night.
And there we have Mr. Chicken-Pox, in tall trousers and tall jackets ... like a tailor's dream, with all possible holes in his hat ... she's lost and lonely without him ... when he screams, the whole hospital wakes up .... and then goes into sleep again ... a deeper sleep .... having the dadda-bubbles from his dad ....playing with toys day and night..... no burden's too big .... Just a boy in a hospital .... the biggest docter of all.
Mr. Psychosis is smoking his pipe, while mr. schizophrenia is playing at cards ... they both have fun in their lives, escaping the big carrot ....
And you call this the land of the sick ? No, these ones are healthy, for they aren't slaves of the world anymore .... Their bed is a ship .... driving from dream to dream .... They are the brave ones, possessing the big tables on the other side of the sleep .... They are .... sandman's pride ... the feather on his white hat ....
Getting into the Big Delirium, meeting sandman's wild dreams ... dancing in the middle of his coffee-shop ... And this all happened when you put your first step in church ... meeting sandman's strikes ....
I know you love this bottle, this ornament's strike, for without it, you weren't even here ... without it, you would be still outside eating the dog's food ... with twenty splinters in the last swallow.
But yes, it can be strange, when you meet the daydream's overstrungness ... like you cannot leave it anymore ... when you are paralyzed by a birthday's dream ... Mr. Depression likes certain things deep inside, but the things outside he doesn't love anymore ... Oh how we love to build the castles outside to let the castles inside die ..... how sad this is ... said the madame .... she wished the world would be more autistic ...
Mr. Autism spins the dream inside .... he doesn't even notice when the world around him falls away .... he doesn't care ... it's all inside ... there he meets all his friends .... there he cares for them day and night .... his woolen vest cares for him. Words from outside cannot reach him, he can only hear those words from deep inside ... there where the flower roars .... and he will wait when she swallows him back inside .... A journey to the lover's dream .... His baby cares for him ... like a tiger would do to her children ... little autistic boy ..... still the statue in life's society ... representing the inner world .... we ....need ..to ..go..back. He doesn't care he is frozen, for he's burning inside .... waiting for the kid's rose ..... He's a boy in the bubble, a baby in the balloon, bringing the children home .... The boy in the bubble to quench the powers of the big camera, and to show us : the mirror's inside ...
Libra's Little Dictator
You have to eat this traumatic food, but don't eat from the red apple. These gods can tell you all sorts of tales. You need a good bike to escape. One that can jump over rivers and mountains. Otherwise you will be in their cages like a little bird ...
You lost your dreams in these hells ... You need to get out ... I know you touched trauma .... but touch some good candy now ... all tales of gods ... They all have their own stories .... You can wear a big crown full of it ... but where does it lead you ...
I found a red balloon on the beach today ... I didn't know what to do with it, so I brought it to the delirium's wizard .... he said go to the autism's wizard .... he said it was a gift for me, from a long lost mermaid .... she wants me to step into it .... so that i can fly to her ... but these are all tales from certain gods .... gods from the big balloon ...
The wizard adviced me not to go .... but to stay in deepest autism ... to find a silent balloon, with no any ticket in it ... one with no labels .... and especially no small letters which no one can read .... So I followed his advice ... And went away to the forest to find a good balloon ... Another red one was hanging in the trees ... it smelled like christmas ... a present from the tiger .... he didn't use it anymore ... didn't ask for anything ... and there were no small letters on it ... no tickets and no labels .... like my mother's dreams ....
So I stepped inside ... and it smelled like licorice inside ... like a hot birthday ... and I met the autism's wizard again ... he was also there ... showing me another balloon ..... a balloon in a balloon ...
So I'm still searching for the deepest balloon ... all in deep silence and deep loneliness ... together with this autism's wizard ... I hear animals weeping inside .... there are so many unknown animals here ... there are other rules here ... better rules ... in the autistic world ....
When the autistic child eats ... it bubbles from deep inside .... when another one eats ... it eats outside things ... it's a dying world out there .... but the autistic child finds new rooms and wants us to follow ... or are we too afraid ?
I don't care who you are, said the president, I care about how deep you are inside ... that's what I care about ...
Libra's little dictator ....
Blueberry's Fever
The measles-cat lives on Gemini, when he touches your house, it's in flames ... red flames ... with spots on the wall .... then the hidden camera is raging softly through the house ... looking for brown spots .... to eat them ...
No mercy's there when the measles-cat wants the house ... then everyone goes on their knees, willing or not ... The mumps-cat on Ara is his brother ... and the chicken-pox-cat his sister, also living on gemini, in the same street. When she screams everything falls asleep ... when she roars ... it's the lion's roar .... she also has a girl-friend with mumps ... living in the street behind her street ... on number sixty-eight .... when she screams everyone gets drunk ... and when she roars .... she roars like the forgotten tiger ... in the middle of the night she can turn everyone into a mouse ... and then she eats enchanted blackberries ... from the blackberry brake ... she's still moses' sister miriam ... she turns into a werewolve every summer. when bilmageln hits her bell .... she gets possessed with something ... It's the Blueberry's Fever ....
She screams like no neigbour can scream ... she dances like no other girl can dance ... it's the Blueberry's fever ... and then everyone can go home ... for after a few minutes, no one dares to watch anymore .... then she's the only one who watches the show ... she's the only one wearing a camera ...
It's the Blueberry's fever, from blueberry's hill .... from the Burning Bush ... Moses knows all about it .... The tree is still in fire ... and it roars like the forgotten sun .... On blueberry's hill .... the dreams are shattered ... On blueberry's hill, there's only one who talks .... and that's the one with the blueberry's fever .... there's only one who sings, and one who plays the keyboards .... and that's the one with the blueberry's fever ... She dreams and then she shatters it ... she breaks the bread and then she multiplies the pieces .... that's why she worked in babel .. in the bakery ...
It's the blueberry's fever ... it's sandman's dream .... it's the wild horse's lost potatoe ... and the possession of an old greengrocer ...
It's the sandman's delight ... It's santa clause's treasure ... It's the tale of the Giant with one mouth .... and it's the lost dream's grip. On blueberry's hill, on daylight's stream ... It's a true time's possession ... On a hard day's bite ... She's so lost, like a potatoe's child .... she has the dictator's syndrome ... her knife to cut the breads .... but she's all after her own tarts .... she's an autistic dictator .... calling her animals home ...
She's still a soft lullaby ... in the eyes of the deaf musician .... playing games without words .... she's still a little ballerina .... in an orange's dream .... he's caring about her .... in deep love .... waiting for an old time's transmission .... to build a new barn .... for she's breeding tomorrow's cars ..... she's leaving tomorrow's towns .... to have a place in the forest ... to have a place in the dream ...... to swim to moses as his little sister .... and shattering some more seas for him ....
She's riding these sea-creatures to help her brother .... she has tamed them very well .... they are all in a dentist's aquarium ... to make the kids happy .... to tell them tales they never heard .... to bring them to a safe place .... yes, she did a great job .... she prepared a great place ... Now she's waiting for her brother, on blueberry's hill ... to sing him a new song ...
On blueberry's hill, where all birthdays collide, where all daydreams hit the mask .... where the dictator's syndrome lives ... between two boxes ... still napoleon is wandering there ... some knights and a robber-pig ... collecting some old vikings' dreams .... having a dancer's syndrome, skating on a romance's sea ... The two old lions are still fighting, and the parrot is still leaving the scenes .... The spider still breaks the tooth ... until Jesus is back in his cloudship .... Until dad has repaired the machine ....
The Pink Chocolate's Rose Wedding ...
She's bathing in roses ... he with the licorice's smile ...
Licorice and Mother Mary ...
They always do their wedding ... every day, every hour ...
With Bilmageln as the preacherman ...
Tall windows in the church ...
The Licorice has a million holes in his hat ....
It's shot by many shotguns ....
But he collects them ....
The birds live in it ...
Mother Mary ... with the boxer's bite ....
She will never let go ...
When the Rose makes her vows to poverty ....
Mary de Pazzia burns candles ....
She worships the wedding ....
With peter Pan on her side ....
From that old corridor ... on the attic ....
Then the stairways are breaking ...
Then the mother is falling ...
While uncle and aunt are sleeping in the baby's room ....
With sixty-six lullabies in their heads ...
It was all ... to make my heart ... at peace ....
The Woman with the 600 tears in her eyes.
She's laughing, but inside i see her tears .... she's smiling, but she carries a weight inside ... all these tears are so warm ... warming the soft jesus.
Her oceans are so light ... the man with the cross wears her dress, the man with the shadows wears her thick aura, while the boy carries her flag ... they are marching to the rain's city ... where moses rides the killer-pig ...
This is her painting this is her dream ... she will cry until her man is save. He's lost with his ship for too long ... She will rage until her boy is married to the queen of broken hearts. When the knife moves towards the man with the mask, she will start to scream ... she's still the siren's daughter, she's still the woman's breath ...
Her docter is worried about her, this woman in the wheelchair ... she offered her hair to the broken man ... that's why her hairs grew so tall, reaching for the ship of the city ... the broken city ...
Her peace is lost, her words are full of tears ... entering the man's throat ... he feels so strange inside ... the movements of her eyes are like the birds flying, like the butterflies touching april's flowers, surrounding them in their warm auras ... to let them forget about winter's pain ... when she passes by the roses begin to bloom .... feeling their own nectars streaming through their fragile bodies ... When she touches the doorhandle, they feel the elve's glue, thick syrop running over their leaves ... like the rain's voice, like the ornament's dew ... they feel well, whenever they think about her ... such a pleasure is her voice ... like a million of magic taps are opening ... her songs are raging through the night ... killing the drama's ... soothing the lampsteads ...
Her voice is like the ocean ... like the watergun ... not letting go until the door is open ... She's a devoted summerdance, not breathing until she feels her love is breathing. She holds her breath for a million of soldiers, soldiers from the white chocolate ... She holds her breath for a million of elves ... from the white chocolate ... The fires of her tears are burning in her eyes ... They will not stop burning until you find your destination, until you are save and at home ... The waterfalls of her tears stream harder when danger tries to touch you, and finally she overwhelms you with her oceans of tears to take you away.
Six-hundred fires dancing in her eyes. Sixhundred funerals, sixhundred graves, sixhundred roses growing there, till they are all home. Sixhundred men called Jesus, and a boy carries their flag ... These animals are all ... protected by her laws ....
Moonchild
Moonchild, running on the edge of life ... until his baby is save again ...
Moonchild riding on the edges of the see .... on a firered horse ... he would die for his baby ...
Moonchild ... you were always sweet enough ... to touch the candles ... and take them in your hands .... to search for your baby ....
Moonchild .... all your dreams are waiting for you .... all those horses in the night ... they will bring you to your baby ....
Moonchild .... still a painter in the storm ... still a painter of wild obsessions .... still the baby's dream .....
Moonchild ... riding on the edge of possession ... on a horse too high for him .... in a light too bright for him .... Gathering the pieces of the shattered dream .... Waiting for the moonlight's table ..... Having dinner with a bottle of wine .... to paint his baby's eyes red ...... and drive them into the mysterious caves ...... Those running caves ..... those brave caves .... to open the deepest door ... to reach the deepest treasure ... in the heart of his mother .... in the toy of his brother .... in the march of his sister .... in the brains of his dad.
Moonchild ... always searching for honest possession .... always riding the edges .... to give it all away .... to his sweetest baby ... to his own third world .... to his inner wars too big to understand ..... to the inner flower there ..... carrying all his lost horses .... carrying all his lost lights .... the waterlights .....
Moonchild .... still running for own honest possession ..... still running on the edges .... to give it all away .... to the highest moon, to the highest star .... shining on the face of the lost child ..... his child .... our child .... everyone's child ...... the child of the moon ... Moonchild ....
Moonchild II
Moonchild, running on the edge of desire ... running on the edge of life ... to see the master's art ....
Moonchild ... roaring like the lion's baby ... roaring like the edge in the night ..... roaring like the solar conscience ....
Moonchild .... picking the wildlife's dream .... picking the westlife's desire .... breathing the flower's steam ....
Moonchild .... sitting in the coin of a lady .... sitting in the coin of a dream ... the lion's dream ....
And when the sheep is with the baby ... and when the lion is with the sheep .... they will all live together ... that's the moonchild's dream ....
And when the saint and the pirate .... the lady and the dream .... all live together ..... that's the moonchild's dayvision ...
Moonchild picking out the lion's street, picking out the true time's confession, on a hard day's dream ... moonchild, not resting while his baby is searching ... searching for his hand to touch ... searching for his heart to heal ....
And the conscience is ticking of a new world and dream ... of a daytime's vision ... on a hard light's stream .... and when the true time's confession blames the lamb and the goat .... it will be a hard time's confession all living in a bottle of hope ....
Moonchild raging like the lion's rage .... raging like the guitar's tear ... searching for a hard man's dream ... Moonchild, your tables are so desperate ... your tables are so hard and unconscious ... on this hard back's dream .....
Still the back of a lion .... Still the spine of a snake .... Still the eyes of a panther .... still the puma's lake ..... still the wasp's misconfession .... still the backward's dream ... still the lights too bright ... still the daylight's stream .....
On the ornament the clock ticks .... In the sand the treasure dies .... till a pirate embraces it ..... to shatter it with lies ..... to mix it with anger .... to mix it with hate ..... to let an other ornament come forward .... riding on a hard man's embrace .....
Moonchild still living in the lion's tea ... still swimming through lies and misconfessions .... still the desperate knife in his knee ... Moonchild, no sentiments no ornament's sea ... no picking out the lion's colours .... it's all twisting between poles you see ...... His first eye painted by snow ... his second eye painted by solar fire .... his third eye kicked by a shepherd .... his fourth eye to make them all skewed ....
His touch like the trauma's day ... that awful day in september .... that awful strike in his face .... it made the hard day rise ....
Moonchild ...... still singing lullabies ...... to survive all these confusions .... from a hard tea's milkmaid .... Moonchild .... feeling the delirium inside .... feeling all the dishes breaking .... and heading for the trauma's of daylight ..... Moonchild ..... you wished you were a bird in the night ... swimming to the darkest caves .... feeling the cool touch of the black light .... Moonchild ... still running on the edges of two faces ... and tomorrow you will see the third one ..... the one you always dreamed of ..... seeing your baby ..... seeing your loved one ..... she rised from your split ... from your cave inside .... between your two faces .... her flower can grow .... and she will take you ... to your fourth face ..... it will be her own split ... it will be her own cave ..... and in this you can grow yourself .... like the moon's flower, like the moon's rain ..... like a moonchild ....
Moonchild, with your feet painted by blue .... stepping through different poles .... touching different edges .... Moonchild ..... your love grows deep in the night ... from all caves and splits .... from old wars and new wars ..... from lights too bright ....
You're still carrying the flag .... You're still carrying the cross for him .... You're still Joseph from Arimethea .... You're still a wildlife's dream .... You're still the painting on grandfather's attic .... You already died so long ago .... But you're still living forth in our dreams .... touching earth by daylight .... and also in the night .... You are still carrying the flag in the stories .... You still dry Mary's Tears ..... You're still a boy's dream ... You're still a milkmaids fear ..... You're still a hard man's life .... on the edge of desire .... growing there .... like a flower in despair ..... but you will grow from the books ..... you will grow from your deep graves .... to rise up once again ..... to see the face of your own moon ....
Moonchild ..... on saturdays you are quiet, on sundays you drum the drum .... on mondays you carry the flag ..... on tuesdays you carry the cross ....
Still a strange painting in the night .... still two eyes of a wasp ... still with stars on your black blue flag ..... still red shadows glittering there .... like waves in the night .... like hairs touching the ground .... like tears touching the hard lives ... to make them all soft .....
Moonchild, you're raging like the saturday's fire .... you're raging like the sunday's dream .... you're raging like the monday's desire .... on tuesday the cock will stand up .... with all it's colours and lights ... with all it's shadows and harlekines ...... sitting on the top of the church ... sitting on top of all mysteries ...... Moonchild, oh Moonchild ...... this will be everyone's dream ....
When the cock will hit the moon, when the red man meets the blue ... when he will meet the hard time's confession and the purple white spoon, when he will meet the two faced harlot and the empty life's rule ... It will be a daytime confession and a hard man's coccoon ... On sunday yes the butterflies will rise ... tall and with no mercy ... just showing the games and the rules .... showing the hard time's marbles ..... showing the empty dreams ..... showing the hard ways out ... showing the soft time's ladders .... showing the true light forces ..... Moonchild ..... I'm preaching like a Bilmageln preacher .... I'm preaching like the hard day's son ... like the hard day's dream ..... Moonchild .... you're lying in a ship of gold ..... streaming to a soft world's attention .... on the streams of golden water-lullabies ..... those golden voices of birds .... having their own special songs ... and their own traumatic tunes .... from their own traumatic palaces ..... It's just the nighttime's rule .... To find your nighttime's bed .... to strike a daylight's attention .... to find a hard day's mess ..... It was all wrapped in consciousness ... all wrapped in this place .... and now these bells will open it .... to let you enter your stage ..... your dayvisions ..... your messages .... your rules .....
Moonchild .... it is painted in the air ..... it is painted in the afternoon ....
The Band
When the Band is in town, the whole town is in fire,
echoes on the wall, sliding over the tiles of the houses.
Bilmageln still the drummer ... after all these years ...
Still touching soft buttons ... and then they all fall ...
She never becomes ...
She never becomes spring to the holy ones,
She never becomes rain ...
She never becomes the fuel in the applecake ...
She never becomes spring ....
She never becomes spring,
She never becomes rain ...
She never becomes fuel in the applecake,
She never becomes spring.
She never becomes spring, to the holy ones,
She never becomes rain,
She never becomes truth in the atmosphere,
She never becomes spring ...
She never becomes spring,
She never becomes rain,
She never brings the truth to the apple-gates,
She never becomes spring
She never becomes spring,
She never becomes rain,
She never brings truth to the apple-dreams,
For the Bunny takes all his bunnies back ....
Miserable Magnets
She's having the cat-choirs in her eyes ... can I misunderstand her more ?
He's having the rhinoceros-choirs in his eyes ...
Someone has the snake-choirs in the eye, and the other eye has the shark-choirs ...
This can all happen on a strange day.
Grandmother has the horse-choirs in her eyes, that's why grandfather is running away ... He has the lion-choirs in his eyes, but they are sleeping today ... My uncle has the bear-choirs in his eyes ... What is this for a zoo ? Is Noah back ? And what would he have in his eyes ? I don't want to know, I can't stand the camera-choirs anymore ... All my fishes lie dead in the pond ... And I cannot talk anymore ... These are all nuclear choirs ... These are all ... lying sons .... These are all milkmaids from a strange stream ... and you are lying under it ...
Although I like the sugar-choirs, and the choirs from softness ... It's all like a spell lying on a chair ... And I don't want to sit on it ... Why are all my aunts sitting on it ... one by one ... one after the other ... together ... The camera-choirs would get upset ... The mirror-choirs also ... so I'm lying in bed ... smoking my last cigarette ... well, I don't smoke ... just letting it smoke for awhile .... It's the nicotine-threat ... the cigarette-choirs ... I'm addicted to their songs .... well, I'm not addicted .... I just like to imitate .... with a rose's smile .... having the choirs of roses in my eyes ... that's finally better .... although you never wanted to listen ... well, you did ... but I didn't take notice ... I was .... dying ..... well, not really dying .... I just saw someone dying .... but he was also just imitating .... someone else ... and this person was also imitating .... so I didn't know who really died there ..... I heard the funeral-choirs in the distance ..... so it had to be real .... but I also heard the baby-choirs .... so someone was dying and getting born .... or .... maybe these were two different persons ....
Why are you sighing ? People always asked me ... now I ask you .... You still have the sigh-choirs in your eyes ... very good .... and .... good for your heart .... or are you just imitating ? ... imitating me ? I never sigh .... well, sometimes ....
She's having the catchoirs in her eyes ..... and the milkmaid-choirs .... I don't like the songs .... It's about funerals and babies ....
Are you in a ? no .... Are you in a ... mourning ? Are you having your funerals to get some attention ? Strange ways, strange ways .... I can't ... believe ...
You still surround your desires with babies .... so many .... trying to get the attention .... but what will you do with this attention ?
I know what you will do with it .... buying more funerals ... buying more babies ..... buying .... more ......... miserable magnets .....
Miserable Magnets II
These are miserable mornings ... These are miserable days ..... I cannot watch the sun ... for it's miserable too ..... miserable police-agents .... miserable me .... walking in miserable rain ... Is there anything worse ? No ...
These are miserable bicycles .... These are miserable children .... with all their self-made funerals ..... Who's dying ? ...... Their cats and their dogs .... and the people passing by ...... these are miserable days .......
I'm watching the phonecall ... what a miserable thing ..... I'm watching the train ..... how miserable ..... And you are miserable too .....
Watching how the day breaks the coffee ... into sleep again .... can you tell me another miserable story .... in this miserable land ?
And you try to run away from this miserable land ? Just like me ?
These are miserable mornings, and you are miserable too .....
Miserable ..... trousers ... miserable clothes ..... miserable food ..... miserable doorhandles ...... and even miserable windows ...... all miserable things .... in a miserable land .....
Now what are we going to do about it ? Or is there nothing we can do ?
The coffee is so miserable, and this cookie from my aunt ..... I got it twenty years ago .... It's still lying there on my table ...... She died long ago ..... but I still have her cookie ....... a miserable thing ...... on a miserable table ....... and we both are staring at it ....... miserable .......
Now to make things more miserable ...... we can share the cookie, I bet it will be miserable ....... for it's twenty years old ........ Or do you think it would let us escape out of this miserable land ?
Well, actually it is an artificial cookie .... Let's say a toy ..... You can touch it but never eat it ...... But that is also miserable ...... What a miserable morning ..... To have such a miserable discussion ......
You always knew it better ..... also today ..... on this miserable day ....
I'm staring at this cookie for twenty years now .... Wondering how it would taste .... But I will never know .... for it's artificial .....
Well, everything in my aunt's house was artificial .... I'm still thinking about everything, how it would taste ....... but I will never know ...... I bet it will taste miserable ....
My aunt was a miserable woman, with the catchoirs in her eyes .... She looked like you ..... How is it now, after all these years without her ?
See, you won't speak, only showing me your artificial candy. Only opening books about how it would taste .... Discussions without words .....
With your artificial face ..... I can never feel your skin .... Not that I want to ..... It's just a strange fact .....
Well, I'm artificial too .... With some buttons on my hat ....
I'm a marionet since years .... That's finally better .... For it confuses people when they see a real apple between the artificial fruits .... My appleseeds are just stones ....
And you're still staring at me, with your artificial choir-eyes ..... Raising the hard lines ..... What is this for a funeral you are spinning ? And what are these tears in your eyes ..... Which Jesus are you protecting now ..... don't ask him for anything when he's hanging on his tall, thin cross ...
You're the best when it comes to art ..... You paint with your tears ..... tears of self-made funerals ...... You killed something, so that you could have something to weep about ..... Long-hairy cat ....
You're still a famous artist today ..... But I knew where you got your paint from ...... and what a talent .... the one you killed had also such a talent ......
You're still painting with blood, transforming them into tears ..... Like you are the world's Maria Magdalena .... but these tears are artificial .....
Oh how you love to cry .... oh how you love to kill ..... oh how you love to put these men in your mill ....... oh how you love your cookie ...... your artificial cookie ...... to attract all the doves from the roofs of big houses ....... They are still staring at it ..... after all these years ..... wondering how it would taste .......
These kisses from Judas .... these tears from Herod ..... drowning Moses in a glass of water ..... You painted his funeral before he died .... before he could split the sea .... when he was a little baby ..... and now you use this little baby ..... to wrap your art into it ..... to get all the attention ..... for a baby is crying and dying ..... You with the baby-choirs in your eyes .... your sack is full of dying babies ...... of crying wolves for the world to see ..... That's why your art sells ... attracts the journalists ..... and with the money you buy new knives ...... and new cookies ........ all artificial ......
The people want their babies back .... and they buy your art ..... by high price ...... But do they ever get them back ? ..... it's all.... artificial ..... It's all behind glass ...... from your artificial tears ....
You cry with them .... day and night ...... like your mother always did ..... I still have her cookie ...... Miserable .... Magnets .....
Painter's Wars
The Elve's Cosmetica, The dwarve's banana-stick ....
The Giant's lame advice .... the make-up's too thick
The fairy's lipstick ... several shades of pink ....
The witch's eyeliners .... rouge in all tints of blue ...
It's too mixed ...
They always complain .... it's never good enough ....
So now the heartbreak's doing the days ....
They still need cinderella's ....
They are too scared of the magic ....
They are too scared of the parties ....
Too scared of the prince ....
For he would take her away ....
That's why they always complain ....
But her make-up shines like the sun ....
It takes hours to describe it ...
It takes years to recover from it ....
The elve's glue has done it's work ....
Candy pink lipstick works .....
From the big bag of santa clause ...
she's a doll from the shop ...
she's the girl from the big tart ...
with eleven threads as her pretty dress ....
her eyes painted by sun's desires ....
her arms baptized in the richest paints ...
all mixed by sandman .....
stirred by his horses ....
she's like the big statue ....
she's like the morning's rage ....
her lips in layers of colours ....
embracing the stagedive's dog ....
her lips swollen like sandman's rose ....
pale like the white chocolate ....
like the orange's tree ....
in snowwhite's december ....
in the frost covering the sea ....
it's all bubbling inside ...
it's all bubbling over ...
no one can blink like she does,
when i paint her all over ....
she's like the slowmotion of the white statue ....
bowing like a ballerina in gratitude ...
she wears the butterfly's kisses on her face ....
the rabbit's glue on her mouth ....
or is it banana's glue ?
about this the wars are raging ...
painters' wars ....
when she swallows her eyes gets brighter ....
when she wears a hat her lips become redder ...
in the white sand she's like the siren's make-up ....
all visitors from a make-up's dream ...
she's trying to reach higher ....
she wants her picture on the magazine ....
but then i stop painting ....
and burn twenty magazines ....
throwing away the doll ...
and taking another ballerina ....
first i will start to paint her boots for awhile ....
no any tear can change my mind ....
when the lady wants in the magazine ....
then i take twenty others instead ....
to paint their boots for awhile ....
only their boots .....
when the lady wants a crown ...
i will take a boy instead ....
and will paint his hat ....
for two days and a halve ....
when the lady wants me to paint her shawl ...
i will only paint horses in sandman's stables for thirty days ...
i will waste no any paint ...
i paint with tears, blood and rainbows ...
and some secret powders ....
sometimes i use glitters ...
or only black and white ...
it's still my painter's obsession ...
playing the strings of the waterfalls ...
today i painted the flames in your eyes ....
tomorrow i'll paint the red rivers ...
roaring in the night ...
next week i will paint the lion's heart on your head ....
and next year i will give you some rings and some rainbows ...
so that you can paint with me .....
but it depends on some manners ...
it depends on the tricks ....
for if you will use paint for possessed birds ....
i will paint the exit ....
then i will paint you a nice car ....
and i will paint you a nice planet ....
far far away from here ....
and i paint myself on a glass of good beer ...
The Girl with the Red Sword
Ritual of the Fruit
I see you standing there, with your tall velvet boots, reaching to your knees, with some red ribbons.
I think you are from India, do you know the Girl with the Red Boots ? Do you know Red Cape ....
I think you lost your consciousness ...
Or maybe I just did ....
Your sword is shining in the sun ... I wonder what you will do with it ... I was very nice this year .... so I hope you will not use it on me ...
Oh, so you come for some things sitting on my back ?
Some strange birds, I see ....
Well, do it quick ...
And what else ? Some bears in my house ?
Do it quick ...
You are taking a glass with red wine ... Or is it blood ?
I will not drink any of this stuff, do you hear me ?
But there I lose consciousness ... I had to lock my nose earlier ....
Oh, god, I can not breathe ....
Where between heaven and hell ... where am I ?
And why are you cutting me into pieces ? And why do I burn like hell ?
Oh, you want to tell me a story ? Is that the way you speak ?
Oh, sorry, I should have known better .... that's what they do to fruits .... in your land .... and then I can glide better through your mouth .... feeling your teeth ripping me deeper inside ..... and then falling into your stomache .... that's how they eat a fruit in your country .....
Then where do you come from and what sort of fruit am I ?
Oh, that really doesn't matter to you ?
But to me it does ...
I want to know who I am, and where I am ...
Do I ask too much ....
Oh no, don't say shhhh ....
Is that how you treat a fruit ?
Oh your country does ?
I'm still burning ... still bleeding ....
But no one cares .... for that's how they handle a fruit ...
Okay, okay, I can love you for that ....
My mother told me this story long ago .....
Very long ago .....
When I was a baby-fruit ....
When I was lying in the basket ....
Or when I was still hanging on a tree .....
A tree .... in your country .....
I'm sliding through your body now ... through your veins .... and to your head .... Am I becoming your hat now ? Or just the fruit on your hat ? Or the feather ? I don't know and I don't care ...
But for the first time in my life .... I love to see a girl eating fruit .... Well, the girl with the red sword .....
For the first time in my life .... I love it when a sword rips me into pieces and rip my heart out .... It's all the ritual of the fruit .....
Buried in your Dream
This is my holy name,
And I'm waiting for you to proclaim,
That this was a liar in the flame,
And that I was once again ....
Buried in your dream.
And this is my holy day,
And this is my way to proclaim,
That I am once again,
Buried in your dream
Running subtle voices, are streaming through my head
To the corners of my mind,
To the coasts of my desires,
But I feel I'm running away to some old ways to hide ....
The leaves of summer try to soak my attention,
Trying to bring me to the flame ...
It is your flame .... It is your desire .....
Under a flag I still do not know,
Under a flag full of liars ...
But this is my holy day,
And I'm waiting for you to proclaim,
That I am once again,
A hider in a stream,
And this is my holy day,
And I am waiting for you to say,
That I am once again,
Buried in your dreams ...
The pain is getting stronger,
While I'm entering your portals of your so-called liberty,
I'm falling again ....
The ache is like the sting of a wasp,
I think I cannot hold it anymore,
You are fading again ....
I'm watching the screens of your ornaments,
What a nice advertisement today,
What a railroadrunner,
Hiding his heart in a micro-wave ....
But this is my lonely day,
And this is my way to proclaim,
That I was once again ....
Buried in your dreams
This is my heartache day,
And I'm waiting for you to say,
That your dreams never come true,
In this land of the lie ...
And this is my heart and my day,
And this is my holy sacred name,
That I came to see,
My burial in your dream ...
Just a funeral, a funeral, still waiting for the dawn ....
Still waiting for the flower on this grave ...
A key to my frozen heart ....
Another holy name ...
Today ...
Sisters of the Ornament
Don't let them break you, don't let them wash you again,
The ornament's sisters are not gonna get you, the ornament's sisters are not gonna get you ....
Let them break again, these problems in the snow ... Let them be washed away by the thunder and the rainbow ....
But the ornament's sisters are not gonna get you, the ornament's sisters are not gonna get you ....
Turning to the snow, seeing a new face .... These cleaner's sisters are gone to another other place ....
They are not going to get you anymore ... Your windows will not be broken and washed by them again ....
For these are the days of the thunder-sharks ...... These ornament's prides ... Too tall to decide .....
Don't let them break you, don't let them wash you again ...
The ornament's sisters are not gonna get you, the ornament's sisters are not gonna get you ....
Bring the devil here ... that devil from that old supermarket ... buying birthday's clothes ... for his sons to wear ...
Bring him here that old sailor, that old washer in the winds .....
Don't let them break you, don't let them make you again ....
The ornament's sisters are not gonna get you, the ornament's sisters are not going to get you ...
These years of the slaves are over.... for now they drive the bus .... the bells of the shark ring ... the big shark ... coming to rise the beer ....
Don't let them break you, don't let them break you again .... Don't let them take you, like you are their ornament's spring ...
Just dare to say no, even when you think there's only a yes .... You are still yes ... from the no-zone .....
I was in Mosemas and Christmas after a day in Noahmas ... having three firs on my back heading for a colder winter .... don't let them break you .... you're now the prince of paper ...
Prayer of the Farmer's Son
Dreams are on my back, heading for a sight ... a sight in the rain ....
Meeting santa in a summer's day .... Meeting santa in the night .... Having the birthday as my pole ..... it's my birthright ..... coming to the flame, jumping from the plane ... into a deeper mystery .... is it the lion's tea ? Is it the daydive's terror ? or is it a new dream opening it's eyes for me .... Can he see me ? It's the water-camera ... spouting like hell ..... like liquid lights ...... burning as a desire deep inside .... is it a new dream .... for you to decide ....
Meeting santa on a ship .... it's my birthday again .... and it will never end ...... I'm in a land called birthday ... I'm in a land called sheep ... like sheep of light .... roaring through the night ..... I was sitting on my carriage ... got it from a farmer .... well, i'm a farmer myself now ... and this is what i experienced .... but as soon as i start to tell .... some fairies and some sharks are starting their songs ..... so ..... i ..... i ..... never get the chance to tell you .......
There i am riding on my car ..... sitting on top ..... with my raincoat on ....... i will beat these sharks ... but ... but ...... they sing again ...... with their choirs .... i want to see that .... composer .... that orchestra-leader .........
There I am again .... riding on my bike this time .... doing some tricks .... am ready to tell you everything .... but ..... but ...... see, they are here again ...... am i not allowed to speak ? and why are these fairies wearing clogs ? ....... are you dutch or something ....... and these sharks ? oh don't tell me they are chinese ? and why are they wearing hats ?
Here again I'm riding .... now only on one wheel .... am i making it ? well there is a bit hope left, i'm going to tell you now ... all what i have experienced these su ... su .... summermonths ....... oh no ..... they start again ...... it's making me deaf .....
I don't wear clothes anymore ... after these sharks' songs ....... i'm desperate ... i don't have any breath for a conversation anymore ...... it's like they ate my tongue ...... i blew it ....... and all my hope is go .... go ...gone .....there they are again ....
I'm lying sick in bed, does anybody care, my tongue is in real big troubles now .... and sharks are dancing on it .... it's like the horror's rain ..... do you have another movie for me ? and there they are again .. these fairies with clogs ..... and even dwarves ? what's wrong with me ... I mean ..... why am i not allowed to speak ? I mean .... I cannot tell my stories, ...only this one .....
Or don't you like that carriage I got from that farmer ... I can sell it ... if you want to ..... no ? ..... i can also burn it if you like that better .... oh why isn't that enough ? I .... I .... also need to burn that farm ? ........ and even my own ? ....... oh ? .... what ? you already did it ? ....where am i supposed to go now ? oh no, don't tell me ? i need to go to the sea ? between all these sh....sharks ? and what are you doing to my clogs ? ...... you burn it too ? .......
Well, the water is soft, no doubt about that .... but i hope i will not be here on shark-dinner ...... where am i ? in a pot of sharkfood ? ..... what's that for ? ..... you see it's my birthday, so i was supposed to eat you .... actually .... and now you want to eat me ? oh come on ..... give me a good break ..... i have santa on my side ..... and he's a wiz .... wi..... where is he ? you ate him too ? oh no, cruel one ....... and now you're making a picture of me, after all what you have done to me ? oh ... it's for the pot ..... so the sharks will know what's inside .... you're clever ...... but that's my camera ...... not anymore ? ...... sorry I didn't know that ....... I speak too much ? ...... What do you want me to do then ? ........ I speak so I'm alive ....... Wh...what ? I only have five minutes to go ? For what ? ........ trying to dance ....... It's too late ... I can't open these locks and I don't enjoy dancing anymore without my clogs ...... The only thing i want is ....... to have my slaughter-house back ...... oh you are the slaughter now ? ..... the shark-butcher ? ..... since when am i a shark ..... i always was ? i was just a shark on land ? with clogs ? ...... What will happen when these five minutes are gone ? I will be gone too ? to what ? ......oh, your stomache ...... am I the new Jonah ..... oh I escaped my task ....... and you're taking me back ...... to spit me out into Nineveh ..... to be a prophet of doom ..... instead of a farmer ..... you want me to give people a chance ? ...... instead of sacrificing them to the supermarkets ...... you don't want me to be a cannibal anymore ? oh, first i need to warn them ...... well, a farmer never warns ..... he just sacrifices them to the supermarkets ...... you prophets of doom ..... you want me to be one of you ... or such a stupid fairy ? no way, i'm out of this place .... this lion's tea .... back to my farm ..... which doesn't exist anymore .... only in my dreams ........ i will find the treasures there ...... but i know i can't tell stories anymore, for the sharks will sing, with their golden fairies ..... why are they wearing clogs ? oh the water rises ? the sharkbells are ringing ?
i cannot talk, i'm only thinking this, ....dreaming ...... dream of a farmer ...... but .... hey, you guys need to go to the farmer who gave me the carriage ..... it was all his fault, for with the carriage i found the farm ......he's gone already ? where is he going ? to what ? to africa ? oh he gets some new animals ? oh, they get him ? for their farms ? ..... so they won't eat them right .... they already did ? ...... then why are you singing ? ...... oh for his funeral ? i didn't know you were so ...... ehm ..... what is the word ...... you eat my language away ..... and you shock people with all these funeral-songs ... these shark-songs ..... why don't you let the people talk it out ? .....you're a block hanging on feet ...... ok, i give up, and go to sleep .... what, my bed's also gone ? ... what else do you want ? my heart ? oh no, my tictac ... my clock ..... i got it from the farmer's wife ... enough to build the butchery .... hey hey it's still my birthday, so be nice to me ..... oh it's also my deathday ? thanks ..... how wonderful, and what will the present be ? new clogs ? .... oh for my father ..... what sort of clogs are these ? oh ? red ones ? to run over fire ..... to run in fire ? why so cruel ? please tell ..... because he brought me in life ? oh no, you're not so diligent ..... Lord, thank you for listening to my prayers ...... and please ... please ..... don't sing through it the next time ...... Amen.
Prayers from Butchers, Truants and Apple-corners
Lord, don't make such noise when you have fun with your loved one ... I cannot sleep day and night .... Amen ...
Lord, when you dream, think about me, for I don't like to be so alone when I'm doing the crime .... Amen
Lord, please when I shut the book, can you do my homework ? .... Amen .....
Lord, why did you raise me in this night ... I didn't invent this egg ..... I didn't invent these shoes .... I only borrowed some adventures .... When will I be in chapter three ...... You're still making noise with your loved ones ..... Amen .....
Lord, just a few minutes, to hear my prayer ..... please, I even quited the slaughter-machines for it .... for just five minutes ..... That's not so long I know ... but tomorrow after i burn the school i will come to you again, oh holy one ....... keep the beer cold ..... Amen ..... Then I will spend even ten minutes with you .... Amen ..... and i will keep the chickens alive one day longer ..... I will delay their funerals ..... I will remember them with a tear ...... Amen ...... oh, and i will use their eggs for easter, and raise them from the death again on christmas .... Now can you please bless my butchery with your golden blessings ? Can you please bless the meat in my mouth ? Can you please forget their crying mothers and fathers .... I cannot sleep of it ...... Lord, I know it's bad to have a butchery but .... it's one of the kindest butcheries in the land .... The chickens are almost guests ..... the client is king ..... I will let them enjoy before they die ... and on christmas i will raise them from the death ... sparing their eggs for easter ..... Amen ..... Shall I repeat ? ....Amen ......
Strange Foreign Birthdays
the first time is free ... the second will be a bit expensive ..... but you fell already in love with it to never let it go ...... never love something when it's for free .... for it's sent out by the wizard of addictions ....... You can better go to the wizard of good apathies to save your soul ....
cooks from the sea ... marching to the lion's thrones ... cooks from the sea .... behind it there will be a throne of sharks ... three shark-bikes racing through the night looking for the broken apple ... looking for the ornament's egg ..... three lamas following them ... on high heels ..... shooting stars in the night .....
cooks from the desert ... looking for rumpfelstiltskin ... that old dwarf from the hills ...... turning all he touches into gold .... to save the queen from the labour .... but to steal her kids out of their craddles .... cruel jokes, mr. sandman .... cruel jokes ....
and still your metal bottles ... screaming through the night ... like chickens without feathers ... like chickens without light ...... but it appeared all to be .... a parrot on grandfathers knee ..... complaining ? it was just a joke ..... and now your full of it ..... three years to follow .... you're spending some days on a holiday with it .... on a tropical island without a name .....
it stole your birthdays it stole your rights but you didn't care .... you only cared about the holiday .... it was all in the bottle .... but deeper there was the knife ..... the screaming knife ...... but you didn't hear ...... you had potatoes in your ear ...... looking for a holiday in the night ..... ten santas on a row ...... ten cards from grandmother with love ..... all on a rainy day .....
and still you're singing songs of it ... ripping the icecreams in the night ..... it was your own baby ... you were looking for the delights ...... to realize ... your baby would not survive this desperate search ...... what were you looking for ? so far in this ice ...... you still call it paradise ..... can't you feel santas winds on your hand ... trying to stop you from writing ? these deathletters ..... they all serve a foreign birthday .... from a king you don't know .... what is he wearing ? can't you even see ? he's wearing the feathers of some killed chickens ..... they carried your craddles .....
This god of ten ...... the mailman .... in santa's service ... always bringing his letters ..... but he will tear yours apart ...... so many divorces on a chessboard ... ready for a race ......
And still you cannot see the horror of this .... until you will hear the new record of the shark .... the bird will bring it in the billboards ...... also in your little city ..... in your little pub ...... you will taste it in your beer ...... still you're flying through broken windows, washing the nights away ...... helping the old men over the bridges ..... like you're the traffic-agent of mr. birthday ..... it's all to make them more addicted .... can anyone reverse this present .... there you go, blowing like the wind ..... searching for new birthdays in the land of the death ...... you don't care i still cry about this song ...... touching heaven and hell by it ...... but my mother invented it ... on her old spinningwheel ...... she needs 10 inches more ..... to create a big brother birthday ......
did you ever see a shark touching the rainbow ... you can only see it once in a lifetime .... no one survives the sight .... and still i see this picture every day ..... like every day is my deathday ..... and you're still smiling about this .....ok, i admit ..... rainbows make sweet deaths ..... especially when the job is done by sharks ..... then it's like a baby jumps through a broken window .... falling into a basket of sweet snakes ..... the snake-egg is still the best trick of the shark ... after all these years of boring movies ..... it raises the crowd to the top of their chairs ...... letting their eyes touch the screen, a bit hard, but there's life on the other side of the movie-screen .... i've seen the most beautiful things there .....
the strange king from a strange birthday ... so strange that you will start to cry .. like a million babies in the hand of a crazy docter ..... call him the opposite of paranoid ...... like some chemical boast ..... still they are blowing trumpets about this .... training cats in the night ..... strange birthdays ... strange birthdays ...... like having a gun between your eyes ..... then who is born .... you ? or something in you .... whose birthday is it anyway ?
i don't want to be born in your strange machine ... it costs a lot of money to look into my eyes ... actually you can never pay it ..... so give it up ...... i know some good greengrocers for halve of the price ....... but all to make you more addicted .... the first time is free ... the second will be a bit expensive ..... but you fell already in love with it to never let it go ...... never love something when it's for free .... for it's sent out by the wizard of addictions ....... You can better go to the wizard of good apathies to save your soul ....
The Land Behind Oz
Mr. Birthday is sitting on the wooden pier of saturn .... I'm running for it, never reaching the land ... It always slips through my fingers ... and the splinters are sliding into my feet .... still after all these years of birthdays ..... I'm heading for Red Cape ... She's waiting for me in her castle .... or is it a palace ... I don't care ... and it doesn't seem I come any further with this .... Mr. Birthday is still tearing me apart, like he always did .... Drama after drama ..... Movie after movie .... Shark after shark .... But all these parts .... all these torn out pieces of me, they form the ladder to Red Cape's windows .... I can finally enter her castle through all it's sides .....
She smiles ... it was just her way to pull me in ..... All my shadows are jumping back into me again .... And i'm still a bit dizzy of this all ....
Yes, I created Mr. Birthday, she said .... isn't it a nice car ? Well, I said ... the thing didn't have a brake ....
She showed me her new dress .... a pink one .... she got it from Dorothy .... you know ... from Toto, from the land of Oz .... Oh, is Dorothy with you then ? I ask ....
Yes, she is staying with me for awhile .....
There she enters in ..... giving me a birthdaypresent .... I'm sighing ..... I don't dare to open it .....
You can do it .... she sais .... it's nothing harmfull .....
It's a doll ..... a pink one ..... from polaris ..... but ...... it's bleeding ...
Now how can it bleed ? I ask .....
It's you, she sais .... you forgot to take all the pieces back which you left behind ..... Here they are again .... but you need to care for them for awhile ....
Oh, ok ... I say .... I'm walking deeper into the castle .... looking for secret doors ....
Sisters, I need to go on, I say ... I cannot stay ....
They begin to laugh saying : This is all there is .... Everything is here in this castle ... Also your next journeys ....
Did I hear this before ?
I'm staring at some chrystal balls ..... They are of different colours, filled with thick jelly, steamy and smokey juice .... it's slippery ..... and I'm seeing myself walking there with Toto ..... meeting some new friends .....
Am I going to Oz ? I ask .... to that great wizard ?
No .... they smile ...... you are going to something greater .... to the land behind oz .....
There where the thunder roars ..... there where the fogs dance .... there where the bakers play ..... you are going to the Land of Cockaigne ......
Oh, that's where I come from ... I once fell out of that book .....
Is that the land where the bakers dream ? Where the cooks are artists ..... where the dwarves are also the giants ..... where the soft boys kick hard .... with iron pillows ...... where everything seems so confused ... yet so ordered ..... where the chaos is a beautiful painter ... with all-coloured snow ..... having the sun's smile ..... I think I know that land ..... I think it is mine ....
Sigh, so it's all in this castle ? Which door do I need to open ?
Dorothy takes me to the top of a tower, and when she opens the door it's like I step into the deepest cellar ...... I'm eating an aprange, that's an apple and an orange melted into each other .....
While I'm eating I slide into a tunnel, so deep, but yet so high .... so light, but yet so dark ..... Everything is everything here ..... I am Dorothy, and Dorothy is me .... and we are both Toto .... and Toto is us .... We're heading for Cockaigne .... our new world ... but yet so old ....
It takes ages ... this tunnel ..... while it's like ....all happening in a flash ...... My watch is running backwards like crazy ..... and my head is in a flame .... while my stomache is in ice ..... I feel cold and warm at the same time .... like Sandman's Delirium .....
These people are small and large at the same time .... these people .... in front of Cockaigne .... They are the Smarges .... Small and Large mixed ...... They look a bit like trolls .....
In the distance I see the bakers ....... They wear such pretty hats ..... I think these are even eatable ....
It's like walking through a millions of kitchens ... but it's only one, a very big one ..... with so many corners ..... and so many lights are shining there ....... Lights from the Water .... so Liquid ...... so colourfull .... all colours pass by ...... showing me all the loves I had ...... filling my hearts again ..... So many hearts pumping through my body .....
Bilmageln is cooking a new movie ......
Finally I meet the cook-king of the Smarges .... He drives all my images into the water for a swim .....
Suddenly I am lying outside in the dust ..... so this must be the land of Cockaigne ...... feeling wet while lying in the dust ... or is it a desert ? I'm feeling satisfied here, yet hungry .... All opposites live in peace together ...... They fight ..... but in peace ....... They are themselves, ... but also the other ...... switching like a mighty vibration, like a mighty wave ...... and you are still waiting for your coffee ?
If this is the place where the lion's tea finally ends .... It must be .... This must be ...... the Tiger's Coffee ......
I'm falling, but rising up ...... Nothing is a problem anymore .... It's all part of the game ......
So what am I looking for .... I'm still hungry .... so hungry .....
There in the distance .... the bakers walk with seven large tarts ...... I bet these tarts are soft and hard at the same time .....
When they speak their voices are low and high at the same time ..... It sounds like my head is bursting .... but it heals ...... For at the first time I really feel my head ...... and the connection between the several parts ..... I see all my pieces ..... and they see each other ...... we need them all ....
I'm turning around ..... entering a new world with Dorothy .....
So .... this is the land behind Oz right ? ......
Here the birthdays fly ..... like birds ... and the christmasses roar like lions ......
Is this the paradise I was always looking for ?
I remember the tall paintings in my grandfathers bedroom ..... Yes, those paintings .... were paintings from here ...... And that tall lady with the black clothes and the sword ..... that was Dorothy ....... And the stones in the stove .... These stones were from here .....
And the old records from my granddad with the trumpets .... These were from here ..... From the Land of Cockaigne ..... I was never alone ...... The sovenirs were always with me ....... And they finally brought me back ......
Here I am not a slave anymore ..... here I am my own boss again .....
And in the deep deep night ..... I'm having deep conversations with Dorothy ..... almost to the edge of Romantics ...... but I don't touch them .... I like to play at the portals ..... to celebrate my heart inside .... having so many rainbowroads to race ....... here inside ...
I'm seeing the romantics walking, with candles in their hands ..... purple flames with a bit of orange .... but I won't touch any of them .... I will let them pass by .... It's a good orchestra to listen to .... but I will let them pass by .... They are also on their way ..... I like to race parallel along the edge .... but never looking into it .....
And so the deepest flowers can bloom, and the deepest juices can flow ..... just to let it all roar, without touching it ...... Dorothy smiles ..... she understands the game ..... and the balls it brings ...... I like to get the bonus ..... running from the inside ...... Together we drink the cup of independency .... we aren't slaves anymore ..... yet so addicted ......
Oh how the trees and flowers have such good contacts, without touching each other ..... the secret lies in the heart ...... in the temperence ..... the distance ...... the patient trumpets ..... I'm touching the distance .... and it's running so close all of a sudden ......
Oh, the Land of Cockaigne .... so many lessons to learn ...... so many ways to die, and coming alive again ....
Dorothy still smiling ..... Toto is asleep .... It's so deep in the night .... all these lights ..... all these awakenings ..... It's the Tiger's Coffee .... or just good juice from Dorothy .....
I know that whenever the Lion's Tea streams ..... It's only to bring me back to the Coffee ...... I know whenever I'm falling asleep, it's to wake me up again .....
The Lion's Tea surrounds this land like a tender mother, wild roaring to protect her children .... While inside the Coffee is boiling ...... And still we are creeping to the middle of Cockaigne ..... for the Jewel ..... shining like the Liquid Rainbow ...... Will it be the Shark's Beer streaming from there ? Or the Bear's Wine ? I truely don't know ..... but it must be a confession .... it must be a reality ...... of a deeper touch than this one ..... something that shines right through the curtains .....
Nightmare on Marilyn's Grave
The Cichlid's Dance Competition
a picnic red and blue
You were coming like the swan's prince, with your red feathers, trying to impress me on skates ....
You were sure to win those golden balls ....
And I will wait till you are done ....
But the blue swan is also here, and I will watch his show also .... waiting till they are both done ...
I learnt to be very objective these years .... So I will watch it without lighting a flame .....
My face is tight like the cichlid's lion ...
Drama after drama you spin ... and you still think that's impressive ....
You dance on bears you killed .... catching their souls in your trousers ....
Now they are your slaves forever ... bringing the juices to your mouth ...
You like to see them getting tired ..... and you always liked to tell them how tired they looked ...
Cruel jokes, cruel jokes ....
Here you are spreading your paradises to the audience ....
But it's the highway to your hell ....
You're looking for some new adams ....
Preparing them for a pretty fall and to serve in your farms ....
It's the cichlid's apple ....
These tropical fishes follow you everywhere you go ....
for some cruel conspiracies ...
Beauty wasn't made for that, little boy .....
Do you still believe in the golden swan ?
With his cichlids in his service,
They all live under a threat,
and so are you ....
Do you still love to shine your pink lights in the night ?
The candy's attraction ....
But when the morning falls ... it all appears to be poison .....
From that cichlid apple of your self-made paradise .....
Paradise to a new prison ...
The fluoresce is too hard to hold .....
And the desire is programmed too deep .....
And then they all take a bite ....
To sink into your trousers ....
To become your shoes ....
Slaves forever ...
In this land of yours ...
Your eyes are like the cichlids,
running from one side to the other,
telling what dreams people should have ...
About lost paradises ....
About a girl called Eve ....
All to breed the addiction ....
So many paradises surround the audience heads like butterflies ....
They enjoy it like they enjoy raspberry chewing-gum ....
Something which they can never swallow ....
But it gets deeper within ...
To lay the curse .....
And then it is too hard to keep in the mouth .....
And they swallow it ....
to die in your arms .....
And that is why you dance ....
You dance on broken feet .....
But the cichlid is growing in the child called Jesus ....
And it's growing in me too .....
To head for the dance competition ....
And when I dance ....
I just stare .....
Staring at the cichlid .... staring at Jesus ....
Without bowing my head ....
For there's thunder which speaks ....
Then I will remain calm, to point my finger at you ....
Telling the story of the red and the blue swan ......
Who made the cichlid paradise .....
But got in a fight about the harvest ....
Like Cain and Abel .....
Now they build their own paradises ....
And have their wardances at night ....
And I'm sitting between them ....
Just watch how the stars explode ....
With Little Jesus on my lap .....
Having the cichlid's tears .....
That's all we have to do ... Just sit and watch .....
And telling the story .....
Like Lilith escaped paradise .....
A red picnic and a blue picnic .... now finding their own ways ...
The golden picnic .... still waiting for the next strike,
While the green picnic really fights with the yellow one ....
Two lions in a boat .... that will always give problems ....
But at the end of the day I have enough paint to make my own paradise ....
To paint my own Jesus, and my own Adam and Eve .....
While Lilith is running the perimeters ...
Me and Jesus watching the stars from the new paradise ....
Watching the golden swan .... waiting for the big explosion,
And then all the shows will start over again ....
But this time the sting is out of it .....
The needle has been broken ....
Return of Dan Roland
Together we watch the cartoons ....
It's not frightening anymore ....
All our fears are laughs now .....
When a fear becomes a laugh ... The juice starts to flow ....
It's all in the big machine ....
Tomorrow there will be coffee .....
I'm entering the palace of soap .... deep down in cockaigne ....
Seeing six bleeding horses ....
And five bleeding cocks ....
I'm shivering ..... They were the victims of the dance competitions ....
Almost killed in another one's paradise ....
You cannot handle nuclear beauty .... You cannot handle nuclear care ....
There were the nurses want to do quick surgeries ... To be at home earlier ......
Those seven sisters from the ornament ....
Yes, they are all sisters ... doing the dances to hide their secrets ....
All these dances ... all these dances .... are just misleadings .....
Are just the tricks of the businessman ....
And he's still the puppetmaster .....
with his seven puppet-sisters ...... he travels through the land ....
that old poltergeist where freddie krueger runs for ...... and rumpfelstiltskin hides his rakers .... running screaming into the night .... hoping he will ever see daylight .....
it's Dan Roland .... taking over the land ..... with seven dolls in his hand .....
His barrelorgan is grey ... but full of cichlids ....
The tropical fishes worship his breaths ......
He's the king ..... and when will he possess the land .....
He will throw his coins, and put on the automatons .....
Soothing the mass into sleep .....
But yet the depression will rise and the fear ......
For suicide is his name ....
Ghosts don't have feet .... they soar in the air .... cutting all others from their feet .... to make them like butter in the pan ....
Dan Roland, but then .... your days will be over .....
For the snake will take you and the snake will break you .....
And then we will be finally over the river .....
For suicide was his name ....
And big was his name ...
Dan Roland the Great ....
By some even called The Greatest ....
With records and coins in his eyes .....
He was the Pied Piper .... bringing the rats from the candy into the fear ...
Dan Roland with his liquid records and his liquid smile .....
infiltrating the hearts of so many ... with his beautiful songs ......
But when the dance is done .....
The sting of the wasp is standing there like a flag ....
pronouncing days of desperate nightmares, fears and depressions,
with it's trumpets of suicide ......
No one can eat a cichlid without paying it's price .....
Your apples, Dan Roland, your apples ....
made people too big for this world ....
To give them fame like Marilyn Monroe .....
But to die a sudden death .....
It's all in your books, Roland .....
To gather them for a records rage ....
Splintering guitars is what you gave them ....
Eating the heart from inside out ....
To satisfy your desperate hungers .....
And you still love your stories .....
You were the music-box of demons and fallen angels .....
You, the number of seven upside down .....
Nightmare .... on .... Marilyn's Grave ......
Productions without ears .....
No mercy after the dance ....
Song from Dan Roland
And still you sing :
In your blood I will bleed tonight,
In your blood I will warm myself today,
In your blood I will live forever,
In your blood I will stay,
I will be sick and old forever,
It is all which will remain,
But by this I will mix it with health and beauty,
an eternal youth will dance for me ....
I will pick your cards ... I will take your legs ....
and eat them without mercy ......
For it's too late already,
The mournings have already begun ...
I am the mourning .... I am the bitterness .....
And I will mix it with all the joy and all the beauty ...
This very day .....
With my cichlid's eye ......
In your eyes I see the doom
In your eyes
In your eyes I see your future
In your eyes
But I also see a snake .....
A snake which will jump from you to me ....
To destroy all my beautiful songs .....
And to sing a new song .....
Song from Dan Roland and his brother
In your eyes I see the Aakse,
In your eyes ...
In your eyes I see the Aakse,
In your eyes ....
But I also see a second snake,
The two are fighting together .....
About me, their meal .....
But first I will rise .....
First I will eat .....
The snake will bring you across my river,
That river of death ....
Then I will run to my brother, the golden swan ....
They worship the golden swan ....
They worship ... his mind's possession ....
His tragedies ... are a way to kill .....
For when you see it ... you will be there .....
It's just the way for him to seek this attention .....
To cover up so many drama's inside .....
Oh yes, he tells them ... oh yes, he dreams them ....
And you will be his docter ...
And you will be his flame ....
But at the end of the day .... you lost your name ....
For you couldn't handle it too ..... and now it's stuck into your heart .....
It is the Aakse ... but another snake will win .....
For also the Aakse's days are counted ....
There will be a big fight in the Snake's Lake ....
And a big fight on the sun ......
With you between them ......
Two lions fight together in a lake ......
While someone is skating there .....
While someone is losing a doll ......
While the parrot was leaving ......
It was all to make your heart at peace .....
And now you're reaching for the lullaby ....
And now you're reaching for the fame .....
And now you're putting everything an octave lower .....
Taking over the land ....
Is that what you want ?
Is that what you desire to see ?
Your daydreams getting stuck ...
And your switching the octaves .....
From layer to layer .... from curtain to curtain ....
To pierce deeper into the palace .....
To pierce deeper into the dream .....
All these little blades are ringing .....
Like the arabian curtains,
and Cockaigns Curtains in the distance .....
And your mother's ones .....
Is that what you want ?
In this song of Dan Roland and his brother ?
Are you lost in a house ?
In a daydream house ....
I was a victim of Reticuli ....
Like you were .....
Are you lost in a dream ?
Do you know I'm the dream ..... the brother of Dan Roland ....
Are you missing a good book ....
Or missing a good clothe to wear .....
Are you missing that icecream ... you loved to eat .....
Now we sing together .....
To bring you another dream .....
To bring you an octave higher ....
To see the fulfilments and the falls ....
Character seven is my name ... I am the lion's desert .... and I'm still the golden swan .....
I'm still the broken sun .... I'm still the helping heartache .....
Rising from the dawn ....
I will take over when my brother falls .....
I will carry him away ......
To give him a good funeral .....
To sing some good songs .....
After the fear has gone .....
I am the heartache, I am the daybreak ....
I am the true son, which leads you out of depression ......
I am the true maze ..... I am the true case .....
I am the golden swan ....
I am the heartache, I am the rain's brain,
I am the darkness after the darkness has gone .....
I am the swan ... the golden swan, to take away your fears, to take away your depressions .....
I am the school, I am the doom .... after the doom ......
I will take my brother's place ..... and then I'm born again ....
I am the second Pied Piper of the stage .....
But I am still the Sickness, I am still the old man .....
I am still the death ....
Nightmare on Marilyn's Grave
And still these two brothers are dancing on Marilyn's Grave, Their voices so high. Dan Roland, the fear, the depression and the suicide, and his brother, Deon Damar, the sickness, the weakness, the tiredness, the pain and the death. Two poltergeists, two ghostmucisians, two composers, two dreamers. Do they have another brother ?
Song from Deon Damar and the other brother
I am the hollow pain,
I am the ornament in the night ....
When the snake attacks ....
I will take care of my brother to give him a good funeral and a good place to bury him ....
I am the hollow night,
I am the ornament in the rain ...
I am the shyness,
So shy,
I will isolate myself in silence,
I will isolate myself in the rain,
I am the shyness,
I am the isolation,
I will give you peace,
And take away your pains .....
I am the shyness,
So shy,
I come to wash away tomorrow ....
to give you this day ...
To live forever ...
I will make you quiet ...
I will wash away your pains ...
I will wash away your frustrations,
And bring you into isolation.
But also this one the Aakse will eat ....
These three brothers, these three ornaments, these three musicians ... these three musical boxes ..... they will fall all three ....
Rio Damar is the third brother, is there also a fourth one ?
Listen to the song of Rio and the fourth one :
Drama after drama, light after light,
but there is peace now and the lights are dim,
It is time to go to sleep, It is time to go to sleep ....
There is a song, above all songs,
and all the children love it ....
There's a song above the hill ....
About Santa Clause is coming,
about sandman sends a ring ...
And it is good for your soul,
to listen to his dreams ....
There you start to flow, there you start to go ...
To the land of cockaigne ...
To the dream beyond the dream ....
But the fourth one will also be caught and destroyed by the snake ... This last shelter of the boys .... These four panthers will finally fall .... When it's the snake's dinner ...
Nightmare on Marilyn's Grave ...
The Aakse ... who is it .... that old old snake .....
He's having the spoon .... Coming to take .... and to leave behind ....
He will even eat the old woman of the catlikes ....
But she will only laugh and eat him from inside out ....
That old woman of complaints will fill the world once again ...
And she will come like the dragon, the grey one ....
With twenty horns on her head ...
They will rise from Marilyn's Grave ....
The Mirror II
There I'm sitting behind my carillon ...
It took me ages to get here ...
Here I sit behind the bells, the buzzers and the rings ...
Not daring to touch one of them ...
I know what will happen when I touch one of them ...
I didn't forget it ...
So, here I sit .... alone and excited .... behind the chimes ... behind my mother's bells ...
I know which ones spread the powders of mom's voice ....
I liked to hit them over and over again ...
I know which ones will release the warm fluids of mother's attention ...
I know them ... I know ...
So there I sit, holding my breath, not daring to touch one of them ....
For I know what happens when I touch one key before it's time ...
The seconds change into slowmotion, I see my mother's world rising like a wave, the seconds move away from each other ....
I'm wearing my Peter Pan suit ... feeling my leg-knives and my arm-knives together with the pins of my bow ..... They are still sharp as hell ..... I'm waiting for the lost boys ...
Some buttons of my suit are lost too .... I'm waiting for mother to sew them on my jacket again ... Then the play of chimes can begin ....
My enchanted barrel-organ is standing in the Enchanted Garden ... spreading purple powders ....
I know this little thing will hit the echoes ...
The fairies on the other side of the world will hear ... They will carry the raspberries to the clowns ...
I know which keys awake the whirlpools of enchanted mirrors ...
They come from Snow White's coffin of glass ....
She was a girl killed by her stephmother's jealousy
a raging and roaring apple ....
Her brother was called Snow Red ....
He also got the same treatment from his stephmom ....
But he went to the Seven Giants ..... and was killed by his stephmother's poisoned orange ...
He also lay in a glass-coffin for awhile, but was saved by a mermaid ... The Enchanted Mirror herself ....
She came from Saturn, wearing rings of love ..... Sailing with doves, racing with rats .... She was Aldebaran's Pride .... the pride of the toymaker ..... her father ...... Gepetto's brother ...
Piece without name
Red Cape is sitting in her garden, watching her flowers grow .. and the fishes in her ponds ... She plays her choirs-piano ..she still loves her mother's choirs ... So many piano's in front of the house ...watching the garden ... the animals piano .... still a strange thing .... roaring through the night .... but the flowers love it .... they feel themselves grow ....
And then there is the piano of stars ... to let the stars play at night ... to cover the garden ... and to give the flowers some travels ... She loves to watch the night ... it's like a cool bath of life's ocean ... a treasure of an arabian dream ... but still there are things she tries to forget ...
She dances with the ornament's prince ... She skates with her sister ... There are so many things she likes to do .... She still wears the banana's crown after all these years ... She's there to help the Red Woman, she's there to help the Red Brain ... Her touches are very tall ... echoing through the fogs of a new morning .... She's still a mistress after all these years ... The kids love to listen to her stories ... all flowers in her garden .... Her house is full of dishes ... she got from an arabian princess ... The dishes speak at night .... They tell stories .... and she writes them all down ....
They are still the records on her wall singing songs in the night ... swimming as whales in daylight ... She knows all their songs ... They are the jewels in her eyes ... warming the jaguar's cat .... the puss with the big boots .... She's still the ornament's pride .... Still Gaia's light ... no woman can do what she does ... no man can reach for her dress ... she's the icecream's holiness ... from a potatoe's dream .... she's the sand of the daylight's white beaches ... she's the coconut from foreign streams .... warming the oceans fishes .... and all the special places .... hidden deep beyond the surveys .... her needles reach there to embroider the cat-pillows for tomorrow .... The birds love her voice wandering through the night ... searching for lost toys and children ... searching for old clocks .... she counts all their tears and carries them inside .... until they find their hearths deep inside .... she's not wasting any second .... she cares for them all in the big ballbubble in the middle of her living room ... Her kids love to play there in the middle of summer ....
All these balls in the big bubble .... all these names ... written on golden paper ..... watching the glories of tomorrow's horses .... white ones .... pale ones ..... reflecting the mother's peach ..... soothing the hearts of the tired soldiers ..... gathering their legs lost in the night .....
It is Red Cape's pride ... hanging around her neck like the medicine's snake ..... Bilmageln is ticking on her clocks .... like yesterday's sparrows ....
Those red dreams saw the puppets in your eyes .... When Bilmageln hits the drums with his spoons .... the blue lights will start to fall and grow on the old planet ... reaching for the old earths ... all of them ...
She is carrying the Red Fires between her breasts ... having fontains of red milk for her children ....cats .... The Wheel of Noah spins in her house ... It is the red desire ... it is the red ornament ... It cares for her clocks .... and it's the milk's softness .... It's the Lounge Bravour, the Promenade, the backstream on a horse's car .... She still has the face of a horse .... The trees of snowpowder are releasing with every tick ..... It's still Bilmageln's pride and glory .....
Song on Rabbit's Hill
Is it ... just a child inside ...
or .... is it ..... just a mother,
roaring for a dream ....
Is it .... just a child ... inside ....
or is it just a mother .....
running for her child ...
running for her baby ....
The edges are rising higher ....
It's like the dream is attacking,
Very hard today, today, today,
Running like an echo,
Raising the tiles and the towers of the city .....
But I'm running to the edge of .... some old desires, ....some very old ones ....
almost forgotten in the storm,
And there I'm crying like a baby ....
Roaring like .... a lost eagle ....
not knowing what is tearing me ... apart ....
Is it just a child inside .....
Or is it just a mother ... running for a dream ....
trying to bring her son back ...
where he belongs .....
Is it just a child inside ....
or is there really an eliphant on my back ....
The pains are climbing higher,
searching for something .....
And I don't know what ....
I'm lost in this land of confusion ....
tearing curtains down ....
meeting some old dogs ......
Or ..... is it ...... just ........ a child inside .....
asking for it's mother,
running through the darkest night ....
or is it just a holy cloud .....
trying to .... get ..... my attention .....
my pillow and my fight ....
Isn't it just time to let go ?
Or is it just the beginning of a new day,
I don't know ....
I .... still ..... don't know ....
When the dwarf meets the giant ....in the dream .....
When the pillow meets the fight ....in the nightmare .....
when the mother meets her child in the dark sun .....is it all over then ?
Or is it just a new beginning of all sorrows ..... I still don't know .....
Is there really a child inside ....
Is there really a mother ... fighting for my dreams .....
Is there really a santa clause .....
and post from saint Nicolas, bringing the snow to me ...bringing ....the snow ...to...me ... with sixhundred towels ......and sixhundred pillows .....and washing the fights....it will all...slide ......away........deeper inside ...... or just outside ....more and more ..... Will i ever know, will i ever know the secret of the echo ......where it will go ...... inside or outside ..... to the child or to the mother.......
Piece without name II
Speeding to the mountains ..... on the bike of rabbit's hill .....
Touching the liquid moons ....
Like you always did ....
Those babies .... those babies .... with the computerheads ... with the chewing gums inside ....
Still the sweet guns of the universe ....
walking all in line of the game .....
with their black jackets raised high .....
Those babies of tight desires ....
Those wonders of blue strategies .....
Oh blueberry hill ..... oh blueberry mountain .....
Raising the pocketgun in the air .....
For some upside down mathematics ....
Still a liquid alphabet baby ...... still a roaring race baby .....
Having the muppet-lollipops inside ......
Those babies of green nonsense-speeches .....
Gaining the flowers of the big icecream .....
No matter what they touch .....
It all explodes like racing hells ......
No, these guys are divine ...... in saintsuits they pass by .... leaving flowers to the edges of the streets ......
Those babies ..... those mirrorshops ...... those dreams from the green bell ......
Too pale to become a bubble ..... rather the insides than the touch .....
Piece without Name III
Moses and Moses, walking on Jacob's Ladder ....
They can see the world from here, and the sight changes, every step they take ....
Moses and Moses, still splitting seas and deserts ... even their own heads .... Even ...their own trousers ...
Moses and Moses ... causing whirlpools in a glass of water ... It's all deeper inside ... They are looking for the fish .... to save a man called Jonah ...
The Fish will spit them out on Nineveh's Beaches ... Here the whirlpool-pillars stand ..... God was so mercyfull today ... It was open heaven ..... Still a road to heaven ..... Yes, in Nineveh we are safe .... The city will not be reversed .... A decision of the Round Table Churches .... Near the City a miracle tree grew ....
Oblezea Vitrininium
Birthday's Eye
the world beyond fairytale IV
________________________________
Part 1. Strange Paintings on Grandfather's Attic
Painting 1. Terror from the Cichlid's Eye
Painting 2. Poetry from the Big Gun - Zeppelins from Mars
Painting 3. Apocalypse of Rats
Painting 4. Apocalypse of Sharks - Hunted by the Big Q
Painting 5. Apocalypse of Birds
Painting 6. Wild boys
Painting 7. Horror with a glass of wine
Painting 8. Horror on a mondaynight
Painting 9. Return of the Toy
Painting 10. King of Fake
Painting 11. The French Schoolbook - Cruel Heritages
Part 2. Strange Statues in the Billiards Room
Statue 1. Echo's Birthday - The Cobra's Prince
Statue 2. When the Mills Start to Speak
Statue 3. Straight Blue Bananas - The pencil's friends
Statue 4. The Baker's Kid - Fallen Ink
Statue 5. The Strike of the Cartoon - Touches of Brahms
Statue 6. the woman with many lips
Statue 7. Boys from Tucan - when the tiger goes to sleep
Statue 8. Beauty of Silence II - ode to the tiger
Statue 9. Hard White Candy
Statue 10. The Land of the Sirens II - when the breastdikes are breaking
Statue 11. Return of the Old Cigar - Doomprophets from Cartoon
Terror from the Cichlid's Eye
The cichlid's Eye ... passing it by ....
Without rumors without lust .... for everything went ...asleep ....
Passing by the Cichild's eye .....
Seeing the toysoldiers rising up on the attic .....
It's grandfather's birthday ....
grandfather's ..... birthday ....
Now i give him all the toys he gave to ..me
Now i give him all the lusts he let me experience ....
what comes around ... goes around ...
Passing by the cichlid's eye ...
seeing my mother eating my aunt ....
but it was just a marsh-harrier rising ... a bloody old owl ....
from venus ....
Putting on the cichlid's glasses ....
what a fun to have it ...
it gives me power ..... but ...... what sort of power .....
i'm laying it down on my grandfather's knee ....
for this is all what he gave to me ....
what comes around ..goes..around ...
putting on the cichlid's trousers ... now i see a new world which i never saw before ....
seeing the cichlid's confession a true one ... on a hard day's spoon ....
there is a man called bilmageln .... there is a land named after him ....
it's the brother of sandman, and the brother of cockaigne .....
all these men ... with their little men .... a pretty picture in the family-album ...
putting on the cichlid's hat ... now i see ..... my aunt like an owl .....
putting on the cichlid's confession .... now i see ... this world was all in me ....
these movies were all in my body ... in my stomache, swimming fishes .... from the zebra ....
to a world full of trousers, to a world full of clothes .... a world in granddad's wardrobe .... a world ... still standing on his pedestal cupboard ...... coming into life at night ....singing the most beautiful songs ..... but i still ...didn't ..catch that bird .... maybe it needs to catch me ....
in a pretty world ....there i see .... my uncle goes through the wrong door, into the wrong house, meeting the wrong lady ..... what's so pretty about that ..... it's just a movie ..... it's just a dream ..... and then ..... i got other nieces .... maybe that would save the whole family .... for now hitler is captain on this little paper ship .... having noah's rod in his hands ... the fishes fear his trousers .....
in a pretty world there i see .... my mother still searching ...... for the big ant ..... maybe that dream would save the family ... for then she would forget about those frogs she already had ..... had ...... in that dream ....
in a pretty world there i see the faces of my grandma ..... the faces of a young .... follower of bilmageln ..... selling towers to the cats .... in a pretty land ... where i wouldn't buy these damned shoes ...... in a pretty land .......... and that would save the family ...... now we're on ship with a captain called hitler .... running through the night to awake the big potatoe .....
on a pretty planet ...there i see the faces of a cow .... running through ice and milk .... on a pretty land .... there i see some strangers ...... running with tight faces .... would that save my family ?
and what if my family was saved ..... by all these pretty tales .... who would be the captain then ? who would be the mistress ....... don't you think that ..... it was all the delay of the crash ? .... or .... or ...... don't you think ...... the problem would come in another dress then ......
for it's the cichlid's eye, with many shades ...... with many tricks inside .... if we would survive one trick, the other trick will come twice as hard ..... are we cursed in this land forever ? .... danger isn't hiding under one shape or one colour ...... we have to do here ...... with a cichlid ...... grandfather bought ..... long so long ago ...... in a shop of swindlers ..... in a shop of dreamers ...... the boss of the shop told ....... when the cichlid would finish his story ....... there would be only licorice left ...... so my granddad said it was worth it ...... but it was chocolate ..... hard old cold chocolate ....... poisoned by a faery .... that was all he could give me ....... my granddad ...... but ....... if he would buy another cichlid ..... we would have the same sort of trauma's ..... for it doesn't matter which cichlid you buy ..... they always give such troubles ..... and the cichlid said he already finished the story ... but he was still speaking ..... through it's stomache ...... we all thought it was a toysoldier speaking ...... grandfather's one ....... and when we found out it was the cichlid ..... still that old cichlid ..... just another trick ..... we finally found our licorice ....
it comes it is a shapeless terror .... don't think when you would be in another shop he wouldn't strike you ...... for he knows all shops .... and he's everywhere .....
it comes it is a colourless terror ..... don't think when you would have another granddad ..... you wouldn't meet the little terrorist ..... for then he would come through your grandmother's bag-blanket .... and that would be finally worse .....
Poetry from the Big Gun
Zeppelins from Mars
can't you see .... it's all about a lion's dream .... it's all about your mothers lover .... who gave you that symbol sliding in the air above the desert ...... it's that guy your mother always dreamt about ...... to give you a good craddle ..... it was all her deep care .... for you ..... for when she looked in his eyes for the first time ..... it was you which she had in mind ..... and she took her little calculator .... to see .... how long it would take ...... to make you alright ....... you ..... her baby .....
the mas
when a mosemas becomes a christmas,
when a noahmas becomes a petermas,
when a pinocmas becomes a gepetmas,
then lightening has born.
in a place called bethlehem,
where all the mas gathered,
a fir ate a pear.
no dreams can describe the magic around this picture,
it was the ascensionday for soldiers of wordwar II,
thirty names graved on a jericho's wall.
when a santamas becomes a sandmas,
when a dreammas becomes a bilmamas,
the automaton starts,
the fairytale rides,
for all these mas are running to a new edge.
when a mosemas reaches the mosemas-tree,
the giantpond survives.
it was all in the pear where your games were sealed into the book,
where you could finally sleep ....
it was fun, oh yes, but you finally wanted to have a place to have a good sleep ....
now you know where this ship is going to.
it was all about a wizard,
it was all about a fear and a tear,
guiding you to a maze,
in which you found the golden pear.
it was all about a rose,
it was all about a game,
leading you into the heart of a lion,
where you met the fir of tales.
this master of the lions tea,
this wizard of the westcoast,
this man of a million books,
brought you to the edge of a new sea,
where you could understand your dreams,
where you could finally reach the museum ....
cuyornaida corset .....
for when the book opens itself,
you finally find rest,
you finally feel a candle in your hand,
having a little light in darkness and rain.
these cigarlighters from spain,
these ornaments in the giant's rain,
these lusts from london,
baptized in french accents,
could finally destroy the stage,
and bring the stage-diving dog to the hospital.
these ornament's rains,
these cigarlighters from roma,
they were your tall liquid trousers,
to let you enter a new day .....
cuyornaida corset .....
gepetto was a railroad lighter,
with trousers too short,
but now you finally found him,
in a new craddle full of feathers,
here the phoenix will rise ....
you found it all in bethlehem,
where he was born in a craddle called jesus,
this speaking craddle ..... this ... railroad ....channeler .....
but now he's slow enough to give you the cake ....
gepetto's birthday, in the year 1862,
when all gamblers were just rockers,
when all girls were men,
but now it's getting soft again,
it's boiling from a place called boston,
where all lion's tricks started ....
there in wilhelm's city .....
you found the blue bell,
born in a craddle called the black bell ....
and still you are searching for your corsets ....
but the bell already rang .... the game is over .... it's now in the book ....
daddy you can go to sleep now .... all your kids are home, and all your babies are born,
the Big Mas is sitting in the garden, together with the Big Mix .....
it was all in the tale, dad, it was all in the tale ..... and it was written millions of centuries ago,
by a lame pencil called cain, when he escaped his father's paradise ....
when he spat out his father's pear ....
and now the Big Pear is riding him,
from another greengrocer .....
you were sailing the black oceans ..... your tears mixed with old pears .... too old ....
but now you reached your havens ..... and gepetto is riding his snake .... now the books finally grow there .... and now the baby can speak .... it was all ..... a snake in the swanlake .... looking for his golden pear ... looking for his golden baby ...... that black pond is turning pale now .... reaching for the rainbow's mailbox .... on a summer's day in april .... while august the twentieth is still your king .... a king in trousers ... that's what you gave me, on that seventh day in march ..... leaves from the Big Calender, Pinocchio's Pride ..... His towels were too hot, and filled with the black lightening ..... but now he can finally use them to warm his chickens without killing them .... it seems libra's little dictator found his golden throne again ....
a magnet in april's liars
and still there's mud speaking from the purple palace ..... sixteen snakes in a row ..... looking for revenge ..... but at the end .... the enemy appeared to be your friend .... the secret of the lion's tea ..... it was all running for a magnet ..... a magnet in april's liars ...... when the liar appeared to be the royal riddle of the truth's queen ..... her palaces so tall and dignified .... her cigarettes decorated by blood ..... it was all to let the wheel of the gamblemachine spin .... that old barrelorgan in grandfather's pocket .... he could always reach your heart by this .... which was always the pear's desire .....
Now was it all a pear-fir after all, stinging your whole dreamworld upside down ? So many holes in your pocket, like the crying wife of the mailman ..... she was always the clown of the classroom .... and now she found her destiny ..... to see that every hole could feed a third world's heart .... She now started to realize that she was really talking to you, instead of her husband .... for he was gone to see that god of ten ...... a little mirror .....
he's still watching the wildlife, he's still riding the junglecar, riding the zoo of ten ..... it was all inside ....
can you now understand it, that it was all a dream within a dream, touching so many edges of reality ..... can you now understand, that it was all a lie in a truth, and a thruth in a lie, that it was .... just as your mother always told you .... the lie will switch into a truth again, when bilmageln hits the bell ... that old man from santa's dream .... still his railroad's brother ..... still that lawyer's docter ..... breeding his dogs for the strike .... the big strike in lapsalvania .... dream on, my brother, dream on ..... for tomorrow it might be gone ..... dream on, so that you have always a shelter in your memory ..... grasp the toy and eat it .... so that it will live in you forever and ever ..... even when the outside world will die ......
there is another brother from the pocket .... a name called birbermagen ...... that thick old man from wilhelm's city ..... now this thing is really blowing the trumpet ..... all chocolate bows for his hat ...... while his hat ...... is only hanging on his wall like a clock of leprosy ..... it's sharing all his parts .... to the dogs of the city .... and the world .... there in that old tearoom deep down in boston ...... where all london cats fear for ..... dream on, my captain ..... dream on ...... for tomorrow there's only a big ship ...... without any water ..... without any ground to stay on ...... only air to fall in ......
Build your dreamship, so that you can escape when darkness falls ... for the black chrystals will rise there where the sun meets the sun. two lights together will have to carry the darkness, growing inside .... that big baby ..... that ornament from a lost pocket ....
twenty dreamweavers will do the big thing ..... having the dolphin as their friend ..... too tall for a trousers dream ....
finally .... you ..... reach ..... the escape .... christmastrees from london ..... where it all started ..... in that little tearoom, in that little kitchen, with darkness underground .... there where all dreams meet each other .... there where the Big Pear wrote it's books ..... this wizard of tales .... running with a bleeding pencil to boston ..... to meet the museum .... there ..... in that dark avenue ...... still the dead comes there to pay the rent .... for living in someone's head ...... but there in that little museum ..... the money is slowly dying .....
do you dare to close your banks ? do you dare to dream again ? do you dare to give up your heads ..... the heads you suck down everyday ? do you dare to live in yourself instead of someone else, and do you dare to invite others in your house now for awhile ? then your holiday will start .... it will rise the virgo stars .... there where the old grey dwarf waits for you at the forest-road ...... deep down in darkness and night ..... there where all stars fall ...... there where the bunny takes all champions back ..... then you finally go to sleep, feeling a bed below your back ..... but you have to drown your money ..... you have to drown those sharks in your pot of beer ..... then aldebaran's star ...will wake over you ..... and then your creativity will roar like a lion ....
for now you eat other's potatoes ...... now you eat other's desires ..... now you are the gamemaster of a lost dream .... having too many slaves to bear ...... it breaks your back ...... but take your bed and sleep .... sleep the night away ...... reaching for the morning, a morning without banks ...... but just a little museum .... where you also meet that gun ...... that gun from your mother's brother .... to kill some other rats .....
goodbye auctioneer, you now reached the museum ... you now reached the palace of your dreams ..... here you can live forever ..... it's all in your head .... and that's all you need ..... for outside the banks will fall ...... and inside the money will slide away ...... to a dark place .... there where the dwarf meets the slave ..... there where he feels his wet shoes again ..... and his lover's wet dress ..... that pink one .... that good old movie ..... that birthday from the wild frontier .... she .... with the cartoon-eyes ....
can't you see .... it's all about a lion's dream .... it's all about your mothers lover .... who gave you that symbol sliding in the air above the desert ...... it's that guy your mother always dreamt about ...... to give you a good craddle ..... it was all her deep care .... for you ..... for when she looked in his eyes for the first time ..... it was you which she had in mind ..... and she took her little calculator .... to see .... how long it would take ...... to make you alright ....... you ..... her baby .....
The jungle-cat is still running for you, having new symbols ..... Deep down in the air ... his cloudcastle is staring at the ship of the little jesus ... all .... in .... the clouds ...... It will be dadda's cloudship ..... all with the babba-bubbles having the lalla's in it's eyes .....
Dreameyes from wildcoast's city .... looking for new men to join the case .... to descend all apples and pears .... into another faroom da bazite ...... still the lion's key ....
Those ep-drives from the naroon, those babes from elkland's city ..... all sailing their ships to varekante da razine ..... still the tiger's key .....
And me ? I'm still sailing the oceans ... looking for you ...... for another gepetto to raise out of the whale .... this time i will not do it with fire ..... but with ice ...... from the milkman's cream .......
Too soon you will understand that little tune in your sandfather's pockets ...... too soon you will find out the no in the yes, and the yes in the no ....... You just need a good clock if it comes to that ..... clocks from the big baroon de boize ba boochy ..... always the shark's key ......
There where the game becomes a good book, i will meet you .... There where the good book becomes a museum .... I will meet your dad ...... My head is in the cellar.
Watching the wildlife together with you, is still an exciting thing ..... You love those old monuments right ? I will bring you to the toymuseum, the gamemuseum, the funparkmuseum, the places where all these old automatons stand ..... they don't work anymore .... but they carry their stories ..... like a prehistoric pleasure ..... all these dinosaurs ..... all these dragons from rigil kent ..... it was all to make it complete .....
And still you are ..... just another monument in the museum, placed on wheels, just like me .... for so many years ...... but we still have fun here ..... we still love our conversations ..... especially those in the nights ..... for then all birds sleep, and then we can race through the museum ..... We are still looking for that secret part ...... that old ruin ..... from a life-time we didn't exist yet ...... So old that it is sacred ..... But we never found it till now ...... We first have to gather all animals keys ....... By Noah's Magic ...... One day we will see that shore ..... and touch it's edges ....... Or maybe it will all come to pass when a little kid throws a coin in us ...... I don't know ...... Or maybe a cowboy will do ...... with a white sombrero ...... Who knows ......
In Noctober someone knocked on my door .... a parrot ...... older than old ..... bringing me sixtyseven zeppelins from mars ...... These were gifts from smulk, that big constellation breeding orion ....
Zeppelins from mars ..... twenty jokes in a bag ..... reaching for the hundred and then jumping inside .... ten seconds in one hour ...... two dreams in a dream ...... it was all about wet coffee .... when bilmageln hit the thing .....
Zeppelins from mars, riddles from the wildlife ...... breeding the monsters for june the seventh .... while august the twentieth is still their king ....
The monster ...... always ....... the riddle of beauty ......
The riddle of the dream
Leaving the rhimes of wet consciousness .....
Knocking on the edges of the night .....
Dreaming three holes in the darkest chrystal .....
The nightmare .... Always the Riddle of the Dream
the last dream
in a place called bethlehem,
where all the mas gathered,
a fir ate a pear.
no dreams can describe the magic around this picture,
it was the ascensionday for soldiers of wordwar II,
thirty names graved on a jericho's wall.
that old riddle, the old dress of that new queen,
it wandered through your streets all those years,
to prepare you, to show you the way to that enchanted forest .....
the riddle, that caring shell of the fruit .....
dreaming about a heart to warm .....
the riddle, still your head's desire ....
in which all things can grow ......
he was your forester all the time .....
he knows the secret of the enchanted garden ....
where licorice rakes the ground .....
where licorice touches the moon .....
here, in paradise ..... where gepetto's flower blooms,
where the snaketree grows ....
where the lightening arises .....
the riddle,
a bag full of fairytales ....
and an empty bag for all your desires ......
a farm for you to grow .....
these were your tall trousers ...
running through the night ...... preparing the daylight for you ....
the riddle,
a bag of everything and nothing,
the last riddle, your last dream .....
so that's why we leave all rhimes to meet the riddle ....
the last ship to wilhelm's city ....
to become a terror in the night .....
sliding through the roofs ..... sliding over the windows .....
the riddle,
a baker's dream ....
the riddle, the nonsense from the southcoast .....
the riddle, our touch to dream .....
the riddle ... no need to cry .....
for it's all back .... just eat it .....
the riddle .... the purple horse from the big zebra .....
stromboli in a cage ..... it was all to make your heart at peace ......
the wizard's dream, the ornament's intention .....
the white fir of desire ...... the riddle ......
escaped from sandman's heart ......
your dream is safe in the riddle ...
and will attract your true friends ...
your riddle ...destined to become the terror of the sea ....
six sharks will rise against it ....
and finally the riddler will strike ....
when bilmageln hits the coffeepot ....
there are true threats in life :
one is a riddle without a house
another is a riddle too tall to decide ...
and the last one is a riddle in a bed of water
who has ears will hear
riddles from the wildside of life
rumors from the inside, spoiling the baker's kid
the baker still hiding behind tall glass
still the maker of tall windows
still the breeder of tall dogs
the baker still hiding behind tall ornaments
still the maker of those ornaments
still a sidesailor in the night
decorated trauma's running to a minutegrasper
finally footprints on a white parrot's mouth
rumors from the outside spoiling the dog of the theologian
a pirate will always run away from this,
with tall boots reaching for the other side of the world
his legs will always be in japan,
where the wasps still fights with the three indians.
who has ears will hear ....
rumors from inside out
rumors from outside in
cannot stop this baker's kid from hiding it's tears,
it will slide deeper inside,
to the old factory,
to the watermills and the windmills,
in a land where farmers don't exist ....
it was all to make your heart at peace
who has ears will hear ....
apocalypses of grandma's
dreams of the westcoast will crash the dreams of the eastcoast without any mercy,
by luxury and comfort,
no capitalism ..... but justice for carrot and car ......
three days in japan made your heart cold ....
now you're running with sunglasses,
but when bilmageln strikes the gong, it will be warm inside again ....
when two monkeys kick another monkey in the stomache,
a baby is born selling the two monkeys to the thieves of the world,
and selling the kick to the towers of the church
who has ears will hear ...
when three monkeys kick a lady's stomache,
a baby is born, a little monkey,
it will grow on the shoulders of the three monkeys to be their dictator for three months and a halve
it will sell the kick to the towers of a satan church
and it will sell the middle monkey to the clowns of the earth
when six ladies kick a man's stomach,
they will be sold to the spiders of eternity,
they will have to spin the wheels for a thousand decades,
they will have to sing for the lara-birds of the damage,
tall ones ....
when a hundred ladies kick a man's trousers,
they will be praised by hundred angels,
until their ears reached the coffins of belcanov,
the chronical man of sixtysix bodies.
then they will have to spin the wheels of lazy cats for a million days .....
apocalypse of sick dwarves .....
dream of turtles when you dare,
they will bring you to the east and the north,
they will let you forget about the south,
and then you will feel the ground of west under your boots ....
these were good boots .... these were cichlid boots .....
made by a thousand wild chocolates .....
oh apocalypse of the mailman's runner,
of it's tall shivering coat,
your eggs are smiling to the ground,
waiting for their last strike
then the snakes will come .....
is it ..... a swan in the snakelake finally ?
a snake found it's desire,
it's ornament and it's rage ...
now there will be twohundred years of spoil ....
is it .... a dream within a dream again,
this black road to loud apocalypses .....
this will be the terrors last strike,
and then another one will begin to roar .....
is it the misunderstanding of a rag-soldier ...
still waiting in japan to be burnt ?
all he got were some cold trousers ....
there's nothing left to say .....
dreamers of the westcoast ....
running in cichlid boots,
having fresh chocolate in their hands ...
but it's poison ....
you can better smoke your aunt's cigar if you ask me,
or your grandmothers pipe ....
give her a good beard to survive her old days ....
these were the younger days .... all in the hands of a rat ....
too young to decide ....
watching all that old beauty ..... but ..... it's still young .....
for these are younger days .....
your ..... younger days ....
when a rat beats the drum,
bilmageln is behind it .... beating another drum ... dreaming another dream ....
but it's still .... his dream .... his .... drum .....
when the apocalypses of the rats are being opened,
no one can stand, all will fall, and creep through darkness and pain ....
you will seek for death, but your lusts will find you ....
apocalypse of rats .....
dream of the hunter .... in a cold cold jacket ....
too cold for your mother's touch ....
but it's still sugar ....
dream of the hunter .... in cold cold boots ......
too tall for your dad's smoke ....
but it's still .... leather boots ......
leather from some old demons ....
i painted it black on a sundaymorning,
for i didn't want the preacher would see it was a red rat .....
it would inspire him to write his own apocalypses ....
while my grandmom was shivering in her chair already ....
waiting for the next strike of the preacherman .....
she never liked him .... but ...... she didn't want to miss the last train to hell .....
she needed to fish my granddad out of it .....
he sent her a card long ago ....
when my grandmom would write her apocalypses ....
i think it would be terror and hell ....
i think she would kill all red rabbits .....
all trains ..... for cars are cheaper in her eyes ......
in her eyes ..... yes ......
but then the bill from greenpeace will come .....
raising up all red rabbits again .....
and then my grandmother would say ..... another misunderstanding from the lion's tea ....
send the bill to the lion ..... no, no, tear the bill and then give one piece to the preacher .....
for he likes bills ......
yes, grandmother, yes, he even eats them ..... i saw it one time ...... when i was staring into his house ..... they eat bills there ..... his wife cooks them ..... the kids love it ..... and the preacher too ...... they also eat post .... they even eat the postman himself ...... and when the police comes for all this ..... they even eat the police ...... but ........ shhhhh ....... some policemen eat together with them ....... it's a sort of conspiracy ...... but anyway, then he paints everything up, and then he preaches it from the pulpit ...... so then the dogs can eat the mass ....
a little fir with liquid keys walks through several metallic fences ..... finally it reaches the old church with the tall windows ..... he kisses the floor and then he opens the windows to enter through ..... the church is full of animals .... it's a zoo here ..... they all wait for a guy called noah to save them all ...... but ....... not all ......... only two of each sort ....... so they will do some lotteries first ... the winners will get a ticket for the ark, and the rest can swim home .....
the little fir lights some fires ...... liquid ones ..... and the games begin ...... the little fir steps to the pulpit, with cups of coffee in his hands ...... wake up, he yells, spreading the coffee from the pulpit through the whole church ..... then the church is sliding and melting until it's a little bedroom, with only one person in there .... the little fir ...... and then he goes to sleep ....
in the night he dreams of all apocalypses ...... from different sorts of animals, so that the earth can sleep too .... cruel apocalypses ? no, just a game ...... for he's the gamemaster ..... and the only things which appear cruel are the riddles of the game ......but these are soft when you touch them, and soft when you eat them, and they will finally bring you to sleep ...... it was all a misunderstanding from the lion's tea ......
the big pear is smiling ..... it was just another tale ...... from his big bag ..... and there he walks to that big museum in boston, selling his stories to the birds ..... tonight they will be stones in the museum ..... finally having their rest ...... there he gathers the black chrystals for his watch and his compass, now he has a weapon to fight the blinding and paralyzing lights of traffic ..... he was always a prophet of doom and destruction ..... and it's getting worse every day ..... for his horror-movie needs to sell ..... and the fairground needs to attract the kids ..... only a good haunting house can do ..... he has a black raven inside his heart .... the darkest tune of fourty thousand years ..... kidnapped from rigil kent, the planet of planets ...... there where all kids are getting healed .... for someone took attention for their darkest pits ..... the big pear doesn't know any taboo, but easily describes the heart of every kid, not avoiding their deepest pain .... he's showing the knife on the screen, and the guy who transmitted the crime, quickly shifting the screen into a soft scene of fairytale ..... then you're having twenty plastic dragons in a black plastic sorted box, designed by the master's touch.
the bunny takes all .... his champions .... back ...... one by one ..... all these plastic soldiers, these chocolate-dragons ..... these soft huggy-snakes .... just child's toys .... the bunny is driving his big mercedes to the edges of the rivers ..... still underwater tricks ..... it's all fake ...... he was never a capitalist .... it was all fake .......
can you decorate these ornament's trousers ..... and paint them by champion's paint ? it was all fake .... they were losers painted by a champion's touch ..... but they run the canals, those rabbits in boats .... those cats in french dresses ..... they know how to enchant the milkmen ....
entering the daydive's transmission ... the dogdive's out .. the lambstead's confession .... still a proud one .... in and out .... the smashing of doors .... it still works in the restaurant at the sea ..... where all sharks become three or four dimensional .... hiding the big bang under a black jacket ...
today grandma has the trousers,
she cycles to the old black house in slow-motion,
and then she cycles on the stairways faster than light ....
you killed my rabbit she screams to the innkeeper ....
but there's no innkeeper ....
grandma is still dreaming after all those years ....
she yells against the walls and kicks against red bags ....
but there are no bags .... and there isn't even a house ....
it stood there years ago .... but there's only sand now ....
today grandma has the trousers ....
and everyone ..... believes her ....
Apocalypse of Rats
apocalypse of rats
in a daytime vision,
the lights will strike,
on normal base,
in which is normal to you,
oh yes, the wounds will cover up,
so that no one sees you're dying,
even you yourself will not see ....
apocalypse of rats
you will discover the crash when it's too late,
you're dying but you will never find death,
you're falling but you will never reach the ground,
only some sharp edges,
and some stingy branches of young and old trees,
growing on the tiles and walls of the pit ....
oh you cannot hold a grip,
for it's all sliding, jelly and thick,
even the pit itself is sliding down,
to a place you will never know ......
apocalypse of rats
too tired to describe,
they are so tired,
and you will be their food,
so do you dare to read their apocalypse ?
they will not make divisions,
everyone is the same,
but later you start to realize,
that this is the biggest crime,
for you can never be their friend,
and you can never pay yourself a way out,
for they don't believe in money, they don't believe in banks,
not in capitalism,
for they are a communistic threat,
even they themselves go through the pit,
as it is designed by their apocalypse,
everyone is the same,
when the books will be opened ....
apocalypse ..... of rats .....
there will be no saviour and no victim .....
for no one has a name ...
it is the revenge of life and death ....
the revenge .... of a lame pencil .....
only a pencil will survive,
he was the god of the rats,
he wrote this terrifying apocalypse,
while his wife was speaking ....
his wife .... an old chair ....
a lazy one if it comes to that .....
saying only the object will survive,
a pencil and a chair ....
the rat was sitting in the middle,
between a pencil and a chair,
the slave of their letters ...
apocalypse ..... of rats .....
now he is the terror,
on land and on the seas ....
but in daylight he's just a slave ....
of a pencil and a chair .....
he already saw their hells,
he already felt their pits .....
but tomorrow it will be you,
for the apocalypse doesn't make any division .....
now this was a story, full of horror and pain,
full of blood and shivers,
but there's one way to survive ....
to become a pencil, and find a chair,
to search a good rat in the middle,
to write your own apocalypses in the night,
then strike by daylight,
on normal base,
slowly dragging your church into the night ....
and if you want to know, where i heard this tale,
then go to the assistent of your local tax office,
and you will hear the same,
it's a new free service,
for all those who pay tax,
you get a piece of their big tax-book,
to scare your kids to school,
to be a friend of a pencil,
and the friend of a good chair,
then to catch a rat to let it sit there,
to do the crime,
apocalypse of rats .....
the horror of the backstage ...
apocalypse of rats ....
Apocalypse of Sharks
Hunted by the Big Q
Birthday's coming over the ladder,
Too strange to describe,
Terror rising from the pencil,
the orange one, with the blue light ....
Apocalypse of sharks,
A summer on a strange island,
Where everyone gets the chickenpocks,
No, it's something worse than this ...
Your mother never wanted to talk about this to you ....
For your ears would melt away,
your arms and your legs ...
and then she would have to carry you home all the way ....
the home of sharks ....
You would be the head of their birthday,
Their cakes and their tarts ....
It's like the sweet strike of santa clause ....
A dark one this time ....
A million soldiers on a hill ....
describing how they would torture you ...
And you ?
You don't hear what they are saying ....
you only hear them whispering ....
you only hear them .... having their horrors ....
screams and yells ....
only mutterings in cold air ....
You are the summer of their islands ....
The sun of their dinners ....
Giving you halve of the prey ....
To keep you addicted to the middle ....
It's a new drug ...
It eats you away ....
And you know it, but you love the gifts they give you ...
It's the price you have to pay ....
They give you their money,
Now you can pay all your bills ...
But tomorrow you will have their bills,
which you cannot pay ... circle of horror .... all working by ... the line of addiction ....
The big Q ......
The line brought you in, and the line blocks the way out .....
The big Q is having a hunt ....
He's running behind your back, beaming a blue light in your bag,
A thin Ray ....
No one could ever escape from the Q
It's your day of destruction ....
Now you can beg for some apathies ....
But it's not good for your soul ....
For your soul wants a way out, while it's deeper inside ...
Inside the Big Q ...
Learn to descend ....
When you hang on the cross like Jesus .... it's there in the Big X, where all the crosses gather ....
Where all the hunters will see,
that there was something bigger ....
The united sharks .....
They who became sharks ..... by a cross bigger than themselves,
by someone bigger than Jesus ....
thinner than a line ....
It was bilmageln saving you out ....
It was birbermagen putting you in,
And now Xazynen is beating the mouse,
that old mouse of the shark ...
where all the crosses gather ....
into a daylight's dream .....
Those liquid lights, those riddles of apocalypse ...
they were too easy to describe ...
in the green light ....
but it was all fake ....
Apocalypse of sharks,
strange ways to describe a diamond's kill,
strange way to put the coffee into a damage's circle,
from Q to X,
this will be our journey ....
It's all in that little licorice-point,
that black point raging in the night,
for when it fell out of heaven,
it could absorb hell,
to enter a heaven,
as fake as your mother's dream ....
you are still burning your lucifers there,
to catch all rainbows inside ...
finally the fake shark ....
finally that fake rose ....
could save your life ....
your life .....
By transmissions and warp-days,
By bottoms and strange dressings,
we could turn on the lights again,
in this black hour of liberty,
There where the fake meets the fake ....
There where the bottom meets the bottom,
It will see it all has a double bottom,
even the hat of riddler,
that old mocker,
that old sunbiter ....
that strange old ornament ...
from a million of purple hells .....
it came to you ... it came to you ... to show you the game in the diamond ....
the rain in the blue bell ...
sunrises from martian canals ....
will drown the black ornaments once again ...
to nail a new transmission on thousand crosses ....
like fifteen new rules of Maarten Luther,
on the blueberry hill's churchdoors ....
Now we will see who's king there,
for this door will open,
to show us what was behind .....
behind those old sacred words ... of that old sacred priest ....
it was all fake ..... it was all .... a joke ....
just a riddle .... just a riddle ..... from that old book of secrets .....
from that ornament's rage .....
apocalypse of sharks .....
they will surround you in the kettle,
to let you sink once again,
so that you will meet the fish in the fish,
the dream within the dream ....
don't worry when your ship will sink,
for then the shark wants to show you the treasures on the bottom of it's seas ....
you refused to see it so often ....
apocalypse of sharks ...
dreams from the Big Birthday,
dreams from the big daypossession ....
it was all to make your heart more addicted .....
so that you could touch the other side of the magnet ....
it was all in the + and in the -,
it was all in your tongue ......
the one with the biggest mouth would win ....
but what was the trophee ....
a bigger addiction ....
a bigger hospital .... and finally a bigger death ....
with a bigger heaven,
and a bigger dream ....
who has ears will hear ....
apocalypse of sharks .....
still your grandfather's dream ....
still too easy to decide ....
but when you look behind the curtain ...
it's all too difficult,
so you can never choose your own direction .....
we all will be swallowed by the same point,
by the same lie .....
to find the truth deep inside ...
we are all robots from that bigger dream ....
just doing as it was told ....
who has ears will dream ....
we were all chosen by one direction,
the small point will suck us inside ....
where we will all be the same ....
the rat is riding the shark ...
the communist rides the capitalist ....
both aren't able to break magnetic laws ....
the law of the magnet ....
the writer of the shark's apocalypse ....
sitting on a rats leg ....
sitting on a mailhouse's device ...
but the rat rides it .... for there's no follower after the dream .....
only riders ..... riders in the storm ......
fifty five rats .... riding the sharks of the night .....
but their fate will be the same ..... in the communistic apocalypse ....
only a pencil .... and a chair .... will survive ....
they don't have names ..... they are just objects ..... designed by themselves to do the crime ....
the chair will speak, the pencil will write,
the rat sits on the shark ......
they can only watch the show after all .....
first they strike by racism, by the shark's sharp head,
then they strike by communism ... covering up the wounds .... for everyone is the same ....
first they strike by dictatorship ... by a shark's endless line,
then they strike by democracy, the mass possessed by a rat's cold hand ....
democracy, a good mask for the dicator ....
thoughts of a lame pencil,
put in by his wife ... the old chair,
the line on an old chair, the big H ....
but the chair rides it, covering her Q's ....
It's the big Q, running over the hills ....
slaying the rabbits ..... but the H is driving the buss,
while the X is saving us ....
loud and clear ....
on true basements and dreams ....
The punker and the communist ....
All to make your heart at peace ....
There's an X in the Q ....
There's a heart in the bird ...to make it fly .....
The line hides in the H
The Q hides in the H,
but there's also an X in the H,
to let the bird escape .....
And she will fly to a new world,
She will fly to a new hill .....
where the dogs cannot reach her tails .....
She will bring the food to your ark ..... and she will guide you to that bridge ....
There where the sea becomes a land .....
There's an X in the H,
There's a dream in the nightmare ....
There where you find your friend in a tear ......
In that wet, lonely bubble .....
The fear will rise once again ....
But then you will have a good towel to warm your friend .....
your beloved one ....
your own heart .....
There's life on the other side of the funnel,
And you will meet your friend Q ....
That one in the purple dress .....
That dogbiter ... that cateater .... he was always your friend .....
Then you will finally be Q and Q, the possessors of that mighty sword from India ....
Or was it a sword from the indians ?
About this the wars will rage .....
How you realize that a rat covered up all your wounds,
the big Q was protected and trademarked,
they used copyrights to block you out ....
it's the merman raging in all divisions ....
and finally a rat comes to blow all these candles out ....
he always came when the night fell,
to let you burn in daylight ....
no docter could see your pain ....
all covered up by a rat's false transmissions ....
the swindlers of the top of hills ....
dreams from the marsh-harrier ...
a winter in april ....
all to cover it up ....
all to cover you up ...
these cops from hell ...
these swindlers from neptune and mercury ....
from smulk's conspiracies ...
they will burn until daylight falls ...
raging like the red cat ... raging like the storms of marauders .... raging like the edgers of the dreams ....
until the rat comes to justify them all ....
the shark speaks, while the rat is covering it up ....
and using it to enter daylights and forbidden traffics ....
these black ornaments in the night .....
the shark and the rat ..... just slaves of the big pencil, sitting on the Big Chair ....
the big H is roaring in the night ....
like your neighbour's new car ....
songs from the big chair ... all songs from the big chair ....
she's lying .... such a liar ....
songs from the big chair, songs from the big chair .... she's lying,
whispering in the night ......
she knows how to shut up complainers ....
she's the daylight in hell .....
she knows ...... she knows .....
picking out a plastic shark out of the rain .... turning it into horror again .....
tricks ... tricks .... from the sidelife .... of hell .....
This chair, this chair ... still having the heart of an animal ..... an orange cat ....
Using the terror of birthday .....
Just using it ....
Apocalypse of Birds
having the black pears in their mouths,
pointy mouths like hell,
still the way to dwarve's food.
having the black pearls in their spine, someone's sitting on their back,
it's a dwarve, straight from hell.
it's the arrow of decision,
it's the thriller of a new may,
paths decorated by blood,
footprints of dwarves ....
the big x has done it's work,
now there will be detectives running around the case,
but it's too slippery here,
and your horse don't want to drink today ...
it was still a spoon in the apple,
a stick in the eye,
tomorrow we will be all blind,
when the rats ride the birds ....
when a bird touches the ground,
putting the damage on,
the trauma and the desparate blindness,
...apocalypse of birds ...
drama after drama is being painted,
like a chainlet in the night,
your grandma will have a surprise around her neck tomorrow,
a surprise to many ....
they expected her to walk and to do her daily work,
but she will fly now,
like yesterday's hell ...
drama after drama,
painted on foreheads and old chairs,
crosses on curtains,
it's the black hell raging
her fingertips touch the moon,
for cruel conspiracies,
she has virgo under her teeth,
having arabia's blanket under her feet,
she's still the ball of the universe,
that old red lady,
boiling like a balloon,
zeppelins from the sidelife ...
her mouth delighted by black irritations,
her eyes full of bitterness and pain,
she loved the stories of her grandchildren,
but today she will open her book ....
she waited for this fourty million years,
on a black chair she sat,
now she rises from the kettle,
red witches from the south coast ....
no mercy in their hands ....
apocalypse of birds
her songs full of inappropriate cruelties,
her mouth full of blasphemies,
but what is she blasting at ....
her whispers cannot be followed
it's the strange demise of a candle today,
now she will wave to the night,
putting the horror on ....
well, it's just a story,
she likes to tell,
about her one and a halve year in hell ...
her husband wasn't good for her,
he died a deep death,
all for her,
but she refused to see,
blind women from the top of life and hell,
thinking it was a man standing there ....
strange ways to find a mouse in the desert,
she opened a book on april's tops,
still a desert-rider, still a maze-runner,
but a blind one,
and now she wants to make them all blind,
the inappropriate bitterness,
thinking her husband gave her this food ...
crucify your jesus again,
he can have another brake,
it was too busy in the supermarket ....
finally you were the one letting him escape,
you saved him out of his factory,
this raven's child,
this heartbreak's sollution,
that big pearl from the strange echo,
bending it's ways in the wind,
to enter through that little gate of transmission
you could burn your watch for this,
he's now running through the night,
having no lights anymore to describe his days,
now he has a black pencil to decorate his own,
those nights, those arabian nights ....
beyond magic and pain
he doesn't feel his burden anymore,
he doesn't feel the dictators anymore,
it's all gone,
by your strike ....
intimate trousers were his presents,
while his shirt is in holiday now,
looking for his turtle-friends,
black horror from santa dawn
he doesn't feel ashamed of it anymore,
doesn't feeling the stairways anymore,
only a pure diamond in his car,
like liquid lights from a strange design,
it brought him over the hills,
apocalypse of birds ...
into the sand of a new world,
burning under his feet,
moistening his lips with pure water,
the secret of a dry desert,
for seventy seven years
a bird saved him out,
it was you,
in a lazy dress,
your complaints and transmissions,
your false accusations,
all a ladder for him,
to escape the factory,
something worse than you ....
when he fell in your hole,
and broke it's neck,
he was safe from the strike of the big bird,
having three little birds in his hands,
looking for their eggs ....
these were your birds,
these were your birds,
all from a dragons egg ...
but it was all his protection against the big bird ....
apocalypse of birds ....
there is always something worse,
to realize this the dictator becomes a saviour,
the mouth becomes sweet again ....
Wild boys
She's breeding the wasp.
She's breeding the tattoo on his face,
he's almost skewed this little boy ....
She's breeding the basket,
She's painting the boy,
By her cruel words,
It will follow her the rest of her life,
like a nightmare,
It will even visit her across the red lines.
She's breeding the wild cat,
breeding the big bang,
Now these boys will forget,
also the big "She" ...
No one wanted to listen to him,
that little boy's toy,
but now it's a snake hitting the lambs,
in cold deserts,
She bred it into this.
Horror with a glass of wine
until we understand the horror of this land,
there will be no way out of this ...
until we understand the horror of this little child,
we will not be able to help ourselves
Horror on a mondaynight
Dark Raven
He comes to every house,
stinging two holes in the spleen,
three holes in the liver,
and a little hole in one lung,
and then he sucks to meet his daily meal.
Dark Tiger and his Serval
They come to go,
hitting little holes in your glands,
and in the spleen of your dogs,
leaving one bloody stripe on the house,
and then they fly away
When the snake comes,
he burns the livers of your pigs,
burning one lung of your chickens,
hitting the spleens of your geese,
killing your cows,
and then he sucks the night away,
and then you wake up ...
Was it all a dream ?
The smell in the house is so different,
It smells like blood,
fresh blood,
and broken bones ....
Someone's doing the dishes in the kitchen,
But you cannot walk,
your paralyzed,
The dark raven is smiling,
he did a good job,
I'm now the boss of your house he sais,
for you made a mess of it,
you used to chain the visitors in the cellar ....
they saw and smell the food,
but you never gave anything to them,
only on mondaynights,
you didn't want them to die,
no you could use their good advices,
you always sucked the jokers out of their brains,
to use them for your own games ....
There a bear enters in,
sucking the blood out of your feet,
bringing your legs to the kitchen,
you always ran too hard with these things,
no one could ever follow you ...
And you still think it's just a dream ?
You need to wake up better,
It's only a horror-fable,
and you sucked the blood too deep,
so don't forget it when you read your next book :
Don't look too deep into the glass,
for then you will become it's prisoner ....
Be warned ....
Return of the Toy
"A man called farao drank too much beer,
Now he's lying on the bottom of his glass ....
He cried himself to death .... While the innkeeper was lying besides him .....
Laughed himself to death ....."
lord of domino
Ships of cyborgs, Father sandman is calling his boys,
Ships of cyborgs, playcards are ready,
to invite earth,
to invite the tall lady,
for some games outside
Aldebaran's rain,
Wild boys on stage 2,
Thunder in the air,
Playcards in their hands,
Now they can invade earth,
with drama which isn't really drama,
they just open their eyes ....
Father sand is speaking,
to the sand,
these boys from lynx,
they escape like the blue thunder,
remote plugs in their heads,
speaking the languages of wasps and snakes,
and they're still not done with it .....
they are searching for the teacher ....
that black teacher,
to sell him some flowers,
mom gave them for this goal ....
and now that's just an old book,
about some flowers for teachers ...
they exactly know what to do ....
it will let the kids escape out of the heart ....
that old black heart of the teacher ....
the hall is wide,
that sandman's hall,
all in the ship,
where he is breeding his new worlds,
in egg-cocoons,
in wild wet whirlpools,
the blue glues are boiling there,
i'm still staring at it
the boys from lynx guard the funnels,
to sell some birthdays to the passengers ....
making magnetic connections,
turning all senses upside down,
preparing them,
for another ride in the haunted house
their smiles are fake,
they are the princes of satire
having aldebaran as their friend,
the lord of domino on their side,
it was an all time conspiracy,
the revenge before the strike
the goats of wooden voices were sealing the contracts,
but it was all fake ....
something you loved to hear ....
and you still do ...
still no one knows if they are fallen dwarves, fallen angels,
or gods in speedboats,
are they from hell or heaven,
from the haunted house, or the candybar .....
their stilleto's can still grow so tall,
when you catch a sight of their gangleader you will instantly die,
like the strike of the thunder,
don't even think about him,
his songs are too tall for your ears,
but it's all fake ....
he's still a cyborg from the red stilleto,
still a builder of motorcycles and the weaver of snakejackets,
the ships of cyborgs are in town,
looking for a man called moses ...
he has still the baker's ears,
his eyes close together,
as skewed as a french dictionary of blood,
his face is thin and satiric,
always smiling,
but not meaning one word of it,
his eyes are crying all the time,
but he doesn't mean it ....
it's all fake ....
he's the biggest blasphemer of the ship,
but at who is he blasting .....
still no one knows ....
this boy this shy boy,
it's only an attitude,
the treatment he gives you ....
his mother teached him well,
still a famous sorceress from Neptune,
she knows everything about fame ....
still sandman's lover ...
but still no one knows where she lives,
but when she steps on the tiles,
everyone faints ....
there are several boybands in the air,
the boys from venus, boys from tucan and boys from lynx,
good nephews in a sense,
but when they give the candy,
it's all poison,
and you will only find that out when it's too late ... now can they be loved then ?
oh yes, for unpoisoned candy is much worse ....
but hey, i'm not the advocate of these boys,
they can do speeches for themselves,
about foreign jesus's and cruel dictionaries,
all to bake the cake ....
and now these boys from tucan,
so empathic, so honest and so true ....
but it's all fake ....
all to lay the magnet,
all to build the zoos,
so shy,
but it's all fake ....
they are just cyborgs,
programmed to lay the magnet ....
the contracts between the boys ...
wild boys from the southest coasts ....
their pigment is spreading,
you can see the forest through them,
their scars are transparent,
they are collectors ....
losing the hundred to find the one they never saw ...
you can never trust them, these boys from venus,
princes of satire,
covered under a rag-blanket,
still with fragile fingers,
they smoke their cigarettes ...
but it's all fake ....
it's just the magnetballs rolling ....
to bring the pigs back to the farm .....
to tell the chicken she's a bird .....
The spanish prince,
Capricorn's boy,
running through the old streets of london,
selling newspapers to the geese,
another story from the same book ....
Boys from capricorn,
still a sad story,
it makes you cry ...
but it's fake .....
even your own tears are ....
They have just fallen out of your heavens ....
Yes, you there, I won't call your name,
for you know it yourself ....
Grandfather's most loved painting is speaking ....
But he's the only one who loves it so ....
Even me myself, I don't love it .....
I used to ignore this painting,
until I found the stone inside,
to throw at the baker's house ....
These lords of the playcards,
New worlds in the swanlake ....
Are you still the prince of broken business ....
In the palace of failure,
There's a stone inside to throw ....
Oh yes, you can throw them at the unguilty ones,
the innocent ones and the ignorant ones ....
For it's all fake .....
And they will use these stones ... they will use these stones .....
To build new bakeries ....
You painted their frontdoors by your own blood ....
They made their magazines by the feathers of your hat .....
blown away by the wind ....
You still talk backwards because of this .....
But you met the boys in the billiards room ... and your one of them now ....
marching for a new world and a new flag ....
shaking the hands of the haunted house .....
ghosts in priestsuits,
but it's all fake ....
The boys from Lynx those fallen dwarves,
gathered by sandman,
those rulers of worlds,
growing tall in the night .....
Blaspheming until the church sinks underground,
Until the children are marching out .... those chained children ....
Boys from Jupiter, with the magnets under their feet, they are still skating in the night,
putting the flags of anarchy in the ice,
until the schools fall, and the kids are free,
breeding truants in the night ....
Oh, these leg-egs,
eggs of spiders,
These kids were your parents,
The game is the school,
It's all under their feet,
a trick of their shoes .....
The army of truants and blasphemers,
all marching to the great city,
where moses rides the killerpig,
still looking for his rod ....
a billiards cue ....
Well, you brought it to him,
altho it was all fake ....
but he could use it to tear the curtain .....
She's not a harlot,
you just built your temples in her bed ....
The city is surrounded by an army of descenders,
ready to be reversed ...
ready to be turned into a kitchen,
into a library and a museum,
into a blaspheming word .....
The big taboo is selling his earrings for tomorrow's race .....
Holding tight to golden traditions,
and material nightmares ....
An army of truants,
to turn the teacher into a book,
to bring his rabbit to the cartoon,
and with his rod they will rule the kettle .....
They were the slaves of rotten schools, of rotten dictionaries,
They were the criminals of the church, sealed by the Big Birthday,
They were the cut potatoes on a tomatoe's dish,
But it was all to breed the cyborg,
The automatons are working now,
It's all in the game .....
Transformers of the railroad,
letting the kettle dance in fire,
the plagues of frogs will enter for sure,
to sell twenty exodus's to an old clown .....
A man called farao drank too much beer,
Now he's lying on the bottom of his glass ....
He cried himself to death .... While the innkeeper was lying beside him .....
Laughed himself to death .....
On Vela the dominoes are spaceships,
sent out to make the mass laugh,
it's a little chip, fishing the poles out of the people,
to have some prisoners for their kitchens ....
Now some dominoes make them cry,
They sell the tears into the universe,
For the ornament's ovens ....
So when you laugh or cry,
be sure you have a fake nose on ...
Protect your laughs, your cries, your screams,
guard them by the white rod ....
road to a world deeper than hell
The mistress couldn't follow her own words,
something made her laugh all the time ....
it was swelling in her stomach ....
and now it's racing through her head,
designing her new days .....
She's thinking she lost the game ....
Someone else has powers over her,
A stupid domino from Vela .....
There were the billiards room lives ....
It's still the roaring monster of the universe .....
A dinosaur from the pulpit ....
It smokes too much,
it runs too loud .....
No one can control it .....
It's like the dictators fly ....
She cannot talk, only laugh .....
Her kids gave up hope already .....
She has breathproblems,
and problems to sleep,
No one dares to speak to her anymore ...
She's living on a lost island ....
Where cannibals have their temples,
deep underground,
at least, that is what the story tells ....
She's looking for her bridegroom,
one who wants to tell her stories .....
for normal human beings don't dare to talk to her anymore ....
for when she laughs everything is breaking,
everything is shaking,
it's like the wild obsession .....
maybe only a cannibal can quench this fire .....
They eat her everyday, but she's laughing in their stomachs,
eating them from inside out .....
She laughs everyone to hell,
and she laughs herself into the highest heaven ......
but maybe it's better like this ....
for when she was young she cried too much ....
she cried everyone to hell,
and herself into the highest heaven ....
She changed like the turning of the medaillon,
And maybe that's finally better,
For when she was young she lived and died in the mass,
she was one of the magnets,
but now the magnet turned around,
now she's living on an island,
so cold and so alone,
but she's laughing like she never did before ....
and no one can touch her anymore .....
she laughs herself through graves and pits,
through birthdays and boring sundays,
always reaching for the highest heavens,
leaving stripes in the snow .....
All her kids became truants,
only reading the books about this story ....
It's a new religion,
a new Jesus on the block ....
Now they are serving in their temples,
Like priests from a strange religion ....
It's like a sect of horror,
Like a cult of fallen animals ....
People say they live like cannibals,
like their old mistress and her friends,
But no one knows exactly for the kids are living on a secret island .....
Building a new society,
New rules,
New books,
Even new schools,
while they will be always truants,
For it's free in the jungle.
They say the schools are eaten by them everyday,
To grow in their stomaches,
These wild flies, these wild boys .....
No girls are allowed ....
They will be eaten too,
to grow in their stomaches ...
But it's all fake ....
And the mistress herself ?
She's smiling from her heavens ....
These boys from Pegasus .... she's so proud of them ....
But what about the girls, isn't it cruel what they do to them ?
No, for they just want to have their meat back, and their body-limbs,
their animals and their bags,
And every evening when the sun falls, they spit these girls out,
to teach them how to swim,
to teach them how to breed their own coffee .....
And the girls, these girls,
they just act like the mistress, they eat the boys from inside out, to laugh themselves into the highest heavens ....
The mistress doesn't accept girls either,
So she's eating them also there, as dinner in her high heavens ....
The girls, they try to eat her from inside out ....
But they know and have to know,
that her stomache is still full of dominoes,
these implants from velan aliens ....
She always laughs harder,
and the next day they are,
in the deepest hells,
that was how it always went ...
So the girls, falling up and down,
like a yoyo between the poles,
waving at those boys from pegasus,
still doing their shows .....
the boys who could never wake up
But one day, and this is sad to say,
The girls will meet the other side of the mistress' medaillon,
when she was very young,
and they will cry themselves to the deepest hell,
even to the world behind it,
meeting some wilder boys,
like wild wasps baptized in candy,
like bars with bells,
ruling after the drink ....
there's a world deeper than hell,
there where the wilder boys live,
these wilder animals,
crocodiles in bad shape,
scaring you like your grandmother's horror could never do ....
when you see them you sign your death,
when you smell them, you are paralyzed within one minute,
they hit little holes in your thick aura's,
in your brains,
and in your dogs trousers ....
to make you as wild as them,
or even wilder ....
the wild and the wild,
locked up in a domino,
leading each other to a wilder man,
bringing the pears to the trousers,
letting your pencil become possessed ....
but you can only escape a world,
when you are wilder than that world ....
but that's not a problem for you to do ...
for that world is breeding you into that wild object ....
the wild pencil .....
drawing a way out,
painted by blood,
decorated by skins ....
your own ...... then you become the paper prince ......
he will never hurt anyone,
all his swords are fake,
all the wounds he hit,
all the cruel words he speaks ....
it's just to let you escape,
to meet a world wilder than you ....
and for you a way to be finally free ....
to reach the deepest bells,
hitting them to enter a deeper world,
by touching fragile buttons,
from insects waiting for you deep underground,
it's your car standing there,
your car to the dinosaur your grandfathers bred .....
the tear can lead you to a world deeper than hell,
to a world wilder than your grandfather preeched about ...
there where the final bells hang,
waiting for you to strike them ....
There were the swans spit fire,
there where everything is fake,
There where everyone has more lives,
Like the battleground of a game,
You can never really lose,
it's all fake,
the trophees and the lost,
the marbles can be eaten,
the marks can be worn ....
it doesn't hurt, it's all plastic,
it's fake after all ....
It will be a wilder game,
It will be a wilder transmission,
But the pain will fade away ....
The pain of the house without games ....
I wore a hat without games for such a long time ...
It destroyed halve of my face ....
I'm a walking curse .....
But it made me wild enough ....
To reach the coasts of the Big Game .....
It made me tall enough to reach the towers of the old church,
to break the neck of the cock,
for it was ticking in my head for so long,
telling me i was a blasphemer .....
and i am .... one of the biggest ... but ask yourself this question :
who am i blaspheming ....
i killed tenmillions holy statues from a holy temple,
eating a holy tullip alive ....
swallowed two most sacred frogs,
and drowning some sanctified and blessed dice .....
i broke a divine cigarette, the divine and speaking lambstead of a blessed butchery,
i broke a sacred war, and so on and on ....
sacred policemen want my head to speak on their hearths,
i get letters from nevermind,
and i'm wondering why the big bang is still liking me ....
for i spat in the wine of his holy supper .... ate his cannibals .... and used his bibles for writing bills to the poor ..... poor gods, speaking poor words to the people, poor guidance ....
anyway, i'm on more than twothousand planetary deathlists, but it's all fake ..... when i say it was just a joke, they ask me if i can become the clowns in their hospitals .... well, that's a big deal .... i mean ... i'm getting older ..... i need some peace and rest in my life .... selling the old wars to the newcomers ...... for them to have a good game in their youth ..... but hey, that's also fake ...... when you are a good writer, you never tell people that it's all fake .... but i don't see myself as a good fitting writer ..... no, but i'm a damned good accountant .... when i write the bills, people always think i'm writing a new book .... and in my office they are even bestsellers .... it's all between my chair and the door of the room, and then it falls down, not being able to reach the ceilings ..... i think it just likes to be underground ..... to find a rest and a peace .... even though it's wilder than the world outside my room .... that happens when you find your bed for the first time of your life ..... it becomes your ship ..... all underground, to meet all the boys who could never wake up .....
Father Sandman never let these boys wake up, he's calling his toys, to let them do the crime .... but it's all fake .... He loves them very much, these boys in the games, these monsters others have to kill .... but they have more lives, just like all the others ...... There father is repairing some of their wheels, and some magnet-balls in their eyes .... They can still scare people like they cannot move for two million of years ...... They can still make people cry by letting them feel their hand .... And they can still make people laugh like never before by imitating some charicatures ..... but it's all fake ...... these are all tricks from Bilmageln, that Big Dwarf, that old bald wizard from vega ...... bringing childhood back to the tiles of the old city ... when he smiles it's like a hundred mandarines are smiling ..... When he rages .... it's all fake .... He's still the king of all truants ..... caring for kids destroyed by biting schools ..... showing them how to ride these insects .... going to ..... a wilder world ..... there where the tears ... are chocolatelakes ....
The man with that tough candy-voice, those licorice-sticks, is still leading you through low waters with splinters and snakes, broken glass and crocodiles, even the needles of your grandma swim there, they appeared to be dangerous fishes and shark-killing insects .... it's all to make your heart wilder, and to show you it's all fake ..... the scars on your body are telling you wilder stories, but all to bring you in peace .... that biggest war was not what it looked like, it was a button of a foreign game, and still your uncles are sitting around it .... smoking heavy cigars ..... selling their glasses to the middle of the table ..... cuyornaida corset .... you don't know what they are doing .... but it will give you your dreams tonight .... to show you satan's sister ..... but she was also fake ..... and these guys always have a split character .... they can also save you out of spoilt schools and burning churches ..... the preacher dropped a wild cigarette there ..... thinking it would save the money .... but it was burning the forests .... never sell your wildness to a wild cigarette, for it burns everything away ..... turn the market into a playground ... the money into a game .... this will make everything transparent .... this will stir up the liquid lights ..... this will open bilmageln's fences ..... to meet his dogs roaring in the night ..... he has some fake tickets ... travelling with them to japan and back .... for all planes like his tickets .... they look like books, just like my bills .... they look like paintings, just like my clothes .... he can even buy things by only showing his tickets, and then the people laugh for three hours, and then realizing they were tricked ..... but then it's too late already ..... they woke up in another world ..... in broken business, realizing that the playground is king as always ....
Behind the golden fence, the playground lies, deep in the sand, deep in morning's trousers .... Behind the silver fence, the hurt is gone, .... only two cigars are lying there ..... dreams from a broken heart ..... but not hurting anymore .... the smoke is rising into seven eternities ....
raising the roundabouts
The boy with the purple face is staring at me .... he smoked his last cigarette .... that autistic boy .... a cigarette .... of a divorce .... too tight ..... it was blocking him from breathing ..... but was it really a divorce ? his face covered by soot .... accusations were still the bosses of the factory he worked in .... but he smoked this last cigarette .... he's whispering inside ..... his eyes like the purple deer ....
was it really a divorce ? he cannot speak anymore .... smoking his last fantasy .... tomorrow he has to new ones at the canals of amsterdam ..... but he doesn't have money anymore .... someone stole it .... a raven .... but was it really a thief ...... it was the same bird he met in the factory .... without the divorce he wouldn't be in this factory, he wouldn't meet this bird ..... the bird wasn't a thief .... but he gave him a total new fantasy .... the money would only buy old fantasies, blocking him from coming over the hills .....
there was a man selling divorces to the birds in amsterdam .... it was a blind man .... turning the wheel of his black box .... white doves were being spread by this .... the canals looked green, there was poison streaming through it ..... and yellow magnetic juice .... to wake men up out of their prisons .... the bird's children ..... to eat the food of divorce ..... to bring them back to the factory .... where the wasp could be bred again .... it would be the marriage-asssassin ... trade in divorces .... forced by grandfather .... laying the knife under the pillow ....
there the domino-prince stands in the middle of amsterdam's bakery .... he finally made the jump, from rotterdam to amsterdam .... now all his pains are food .... now his markets are playgrounds forever .... the beginning of a new game .... but i want to go to rotterdam, to see the purple becoming yellow .... to see a hard day rising into the seventh sun ... still aldebaran's toyshop .... burning it's way through rotterdam's windows ... these windows are spoilt .... the return of jesus was just the return of a toy .... i'm running between rotterdam and amsterdam .... like the jester's tear .... to bring all my toys into the game ....
the prince of playcards is still counting his cards and toysoldiers ... his helicopters are burning holes in the air ..... and holes in the night to escape the last terrors ..... the seconds between the seconds are slowly sliding away ... this land lives slower .... i can hear the breaths between your words, i can see the hours between your hairs ..... they are dividing their strategies like the tigerhairs .... hard like glue, breeding themselves into needles .... someone is selling rhimes to the tiles of amsterdam, coming from the hague .... but no one wants to buy .... only rotterdam ..... to sell it for higher prices to the east .... the raven brought me to east long ago ..... for birthday's living there ..... and i'm riding it's delights to fight against the medical spider ....
this is the last pipeline i'm breathing through .... i cut all the others away .... that pipeline of east, still my worst put in chess ..... i lost my king and queen because of it ... but now a better one could rise .... she shines like the sun .... saying all oceans waited for this moment .... they all waited for that loss to make some space in my wizard's bag ... to bring some apples, some oranges and some other fruits, for a new market ... one with a playground .... in the game, where the worst enemies are your best friends ..... there where all tears are fake .....
all these breads from the baker .... they were just games .... all fake ...... still a scrooge from rotterdam comes to amsterdam every year when it's winter .... laughing himself to death while others are crying themselves to death .... my uncles are still surrounding this picture smoking big cigars ... after my mom and dad died they always cared for me, and little amsterdam .... their cigars are fake .... their beers, and even their nuclear bombs ....
there were some decisions from the round table churches .... sending some blue doves to the universe .... under a false name ... they declared that .... all these decisions were fake .... that even those round table churches were fake ....
they were just fallen dwarves, having some illegal connections with giants .... underground conspiracies ..... but my uncles still like them .... they are proud members for years and years .... and still everyone believes what they say, while they themselves don't believe a word of it ... but their heads are on the coins, together with a legendary and historical year, carved in madman's style ...
the boys ... they can cry till someone really gives in ..... they can complain, they can rage, they can threaten, till the coin is falling ..... and then they laugh until the second coin is falling ..... but it's all fake ... they have the body of a wasp, switching the magnets, for the best results ..... there where the purple becomes yellow, it can use a little black now and again, little purple boy, little purple deer ... it's the story which lets the coin fall.
he's selling the stories to the dreams of amsterdam, now the dogs can breath a bit longer, but when the stories die out, these dogs will be gone too ... then they will have to go to other cities, to find them some new stories .... they use these stories to rule the heads of the people, with their pencils and paintings .... the boy got these stories from the raven ... these stories are the keys of the marionets .... the keys to move their legs and their arms, to bow their heads .... and to move their lips and blink their eyes ... they dance by fables, play by fairytales, sing by jokes .... they don't know if they will survive winter ... for then the story-assassins will come .... but they can use these dramas for some good funerals in the middle of amsterdam .... some animals want to go into wintersleep ...
the raven will go to the schools and churches and to justice-courts to steal the stories and turn them backwards ... these will be the kid's books for the next years ... and he can sell these stories to the dogs .... energizing their automatons again ...
automaton-soldiers sliding through the roofs of amsterdam ... throwing the used stories in the museum .... they will bloom there again ..... they will be the bills of amsterdam .... terrorizing the spheres ..... flying bills over the earth .... grown up stories from the big museum ..... the return ... of the toy ..... that bank of scrooge in rotterdam can be closed .... the automaton-soldiers will built a new toyshop there, with all toysoldiers .... where i will be the accountant .... where my brother will sell his cars .... one for him and for me ..... still the two parts of the gemini girl's face .... the piano plays by itself, when there's enough oil in it ... as long as this gemini's girl speaks ..... as long as the stories go .... the spaces between the piano-strikes take longer ..... i can see capricorn's hat again ....
there's science fiction in the old shoe .... the storybirds are all around his head .... leading him to the toyshop, there where all automatons start .... these storybirds will repair the clocks ..... when it is read it turns into a bill ... these billbirds repair the churchtowers and the compasses .... he's riding his storybirds ... riding to the deserts of the east ..... bringing some water to the clouds and towers there ... the swan is still spitting fire, someone's skating on the lake .... all in rotterdam's toyshop .... all dreamers in a row .... the snowman and the soft cloud are striking some millers there, another toyshop is rising, these toys come alive by stories ....
the bill-assassin is a big dark man, killing the clocks like he killed his grandmother .... now his grandfather lives in his head .... no fish can follow his speech .... he's sitting behind his domino-piano, striking the keys for a final strike ....
I'm breathing together with you .... I blow my breath in you, and you blow your breath in me ... It's still that soft sour breath from the forest, making me weak inside .... Collecting stories to hang them around our necks .... spreading their flavors far over the hills, preparing us to descend to our homelands and histories .... spreading the attention in deep smiles ..... but it is ...all fake ....
There's an indian warbook in my head ... printed by several wasps .... It's sacred to me, but fake .... I don't believe one word of it ...... Just a good story .... You bought it for me, so long ago ..... in that shop deep in the white chocolate ...... decorated drama, ornaments of the tragedy .... dancing in my head, sinking down into my shoes .... deep in the night .... but all fake ..... and i would never use it for the toyshop ... it's something between you and me ...... but did you ever read it yourself, some things are a bit impolite ... it tastes like a wild face from a wasp's funeral ..... but ..... it's fake .... all fake ..... like Bilmageln's keys of waterlights, dancing in the night, marching through your eyes .....i'm reaching for you, through the broken mirror .... I saw the kid falling from the statue .... having a deep wound ..... while the black horse was entering the market ..... I misunderstood the whole picture ..... but this wound was the loss she felt when i left ..... but i'm back .....
i'm trying to pick up the sounds of your piano, created by pure and concentrated slowmotion, trying to enter my head and heart .... these dominoes ..... they all fell when you touched the first one ....
i'm smashing the doors .... leaving worlds behind me .... trying to reach the echoes of our past .... puzzling them into the future .... a bit mathematics if it comes to that ...... entering the cat's fever and the pear's delirium ..... following the lines of the story ... wondering how it will end .... and where it will end .... here .... in the white chocolate ..... this song let people cry themselves to death .... i have it in my fingers .... but still i miss some blue keys on my piano ..... some pages are missing ...... this misunderstood book .... this misunderstood .... painting .... it used to scare me as a kid ....
you're closing your eyes in that snowwhite dress ... decorated by shining pink ... your head up, breathing through your nose, with a deep smile ..... the painting remembered me about you .... too much ..... i couldn't bear that shattered dream ..... but now i'm ready for you took me by the hand .... it was your time to send the helicopter .....
you know i'm a marionet, when the story dies, i'm dying too .... but you are full of stories .... although they are all fake ..... the bunny in his fake mercedes .... if it was a real one i would kill him, for i can't stand capitalists ..... but even that kill would be fake ..... the girl with the red books, cuyornaida corset, all your stories .....
and i'm still running to the place where the last orphan lives ... deep down in amsterdam .... he has domino wallpaper ... still the prince of broken dreams and broken games ..... but he's selling his puzzles to the birds .... he's the boss of the casino .... the last foundling lives in rotterdam, still working in a toyshop, a marionet, a bracelet-assassin .... he's playing the candy's piano .... all poison .... all these chocolate-soldiers and chocolate-toys come alive in the night .... all these liquid light bells ..... all dancing around the head of the little girl .... he cares for his little sister ....
the sounds are sliding over the towers and houses, the town is baptized in chocolate, waiting for the strike of marspine ... he's raging for a town .....
King of Fake
I met the king of nonsense,
He was on his way to the king of fake ....
I found a black stone near to a theologians house,
twenty theologians lived there,
ten wise and ten doubters
It was a stone from rotterdam,
telling me stories of dirt and divorce,
but when i turned the stone around,
a frog was living under it,
carrying all fairytales existing ....
Just turn the stone around,
when the king of nonsense is coming to you,
he's on his way to the king of fake,
selling your heart to the maze ....
Just turn the stone around,
when it appears to be a maze,
for a frog is living under it,
carrying all you need to know ....
The French Schoolbook
Cruel Heritages
"And the boys ... these boys ... They are free in their prisons ... selling their churches to old lions, selling their little gods to another gameshop ... they will be the balls of new games ... rolling by blasphemy ..."
_______________________________
paragraph 1.
Glues from Crocodile
the woman with the white boots
In the land of the fake,
a fake-assassin lives,
all his crimes,
all fake
There where everything gets fake,
The pain slides away,
and then you're holding only that golden precious diamond in your hands ...
It's overflowing with liquid yellow glue,
The juice for your children ...
In the land of the fake,
a fake-dancer dances ...
The mailman with his fake letters ...
His fake hat ...
all to make your heart in peace ...
Now how do you make something fake ?
It takes many lullabies for that ....
You need to fly on the back of the orange dinosaur ....
No one knows where he lives,
It takes some adventure,
You need to go to some libraries from Gemini,
where the glues are streaming,
green glues and blue glues,
while outside it's snowing,
and the trees produce those powders ....
How do you make games,
for these are necessary for a fake ...
Ask yourself some good questions ...
The woman with the white boots will initiate you ....
Tall white boots,
A mouth soft like sekmeth ....
She knows how to spread your past,
So that you will find your old toys and games ...
So that you will remember grandfathers old toycupboard ....
And that of one of your nephews ....
Your other nephew made the games himself ....
He was already deeply initiated by that woman ...
Will she be as deep as butterflywings ?
Will she be as deep as your grandfather's cry ?
Will she get him into life again ....
How many crosses did she destroy ....
And how many did she create ....
Does she know Red Boots .....
All questions wandering through your mind ....
She sells the broadwins of your grandfather,
Those seacucumbers, those seagherkins ...
Your drinking the liqors of the fake,
Nothing hurts you anymore ...
This woman,
is she as deep as Red Boots, Red Sword and Red Cape ....
All you know is she starts the game ...
In a rythm you trust ...
Too many stories makes a heart fake ....
The curse of the fairytale ....
But this woman is in love with you,
And you are in love with her,
for she's your desire inside ...
She's the game you like to play,
your fake smile,
counting the marbles ....
And she wants you to realize that love is just a ballgame,
and you are just running after balls, trying to hit the Big Fake ....
Now isn't that a strange painting ?
You are locked up in a gamecupboard,
in a ballgame, in a big ballcupboard ...
until you are fake yourself ...
My grandfather loved this painting ....
But I'm still cursing it ....
This heritage, this heritage ... is breaking my mind ...
But maybe that's all ... my misunderstanding,
the heritage from my grandmother ....
Ten days in the cruelest game .... locked up in a silveryellow box,
I'm still walking with an indian warbook in my head ....
Can anyone help me ?
Someone shone light in the dark box ....
It was ..... White Boots .... from that painting of my grandfather ....
Such a cruel heritage ....
It used to scare me as kid ...
But now she's standing there with a key in her hand ....
A mysterious liquid key .... the glues are streaming through it ....
Her appearance strikes me ... I'm finding myself fainting through worlds,
It's like the strike of japan,
I'm screaming for my granddad,
This woman is scaring me ....
Did she ..... did she lock me up in this box ?
Her velvet white boots scare me like the wildest shark ...
I'm crying oceans of tears, on my grandfathers lap ....
I'm feeling a baby again ....
shivering myself through those nightmares ....
I'm feeling such a rage inside,
that I could destroy her .....
But my grandfather liked this painting, so I will honour the heritage ...
He's smiling at me ...
She always cared about his games and toys ....
She's a friend to him ...
But she locked me up in these games .....
She's an enemy to me .....
heads of the crocodile
I'm walking with an indian warbook in my head ....
I think she wrote it .....
And I think my grandfather made a mistake by trusting her ....
God, is she the woman of the white chocolate ?
Why is she riding all those creatures .....
When she opens the book I'm lost,
then I feel myself a ball in a cruel ballgame ...
Grandfather ..... what did you give to me .......
what did you leave behind for me ....
When she moves her boots,
I can't believe in summers anymore,
I can't believe in friends,
I don't have any hope left,
Then only she is standing before me, doing cruel things to me ...
The only thing which is wandering through my mind then,
is that ... I'm losing the game .....
I'm losing everything ....
And then i cry myself into sleep ....
to meet a bigger nightmare .....
when she ... leaves ... me .... taking my heart away ....
although she tells me she will be back in an hour .....
to do some shoping ....
i bet she sells my heart there ...
a morningmare ....
another day in the factory ....
where the days endure eternities .....
Today I heard from the lady that it was a toyfactory i worked in .....
i never knew that .... i thought i lost the game ....
my grandfather worked here also when he was young ....
but she saved him out of it .....
giving him his own games and toys ....
he still adores her for that ...
It appears she saved me too,
I don't know if i can believe that,
for maybe it's all fake ....
and maybe this is only a deeper prison ....
appearing to be worse ...
But I will give her a chance ....
I'm eating her keys,
they are sweet like licorice ....
but also a strange taste ....
it's glue ... the siren's glue ....
It's like a cichlid is swimming in me ....
She just invented this box,
she just invented it ....
to protect me against something worse ....
When she comes closer to me,
It's like the strike of the indians,
Fainting myself through their warbooks,
This woman is dangerous,
Like black hell,
but it was all to protect me against something worse ...
It's like the food of rabbits,
it's like Jupiters magnet balls ...
This woman with the soft voice,
like all taps are open ....
while a cichlid is riding my stomache ....
a panther is riding my liver,
a tiger my spleen .....
and I'm finding myself on the back of the orange dinosaur ....
was that what she finally gave to me ?
no, it was always there, she sais ....
we're flying to Gemini's Library .....
where the gluebooks are living ....
the key to Fake's Land ....
The glue is boiling like sandman's breeding new worlds .....
And I'm looking at her boots,
it's all happening in her boots ....
It's all happening in her boots,
there where the cichlid's sing,
when the juice becomes too sweet,
or just when it becomes too strange ....
She's breeding her juices,
Still a White Chocolate elve ...
And these boys from lynx ... these boys from lynx ...
these sight-assassins,
selling too heavy paintings for your mind,
to do the crime .... to do .... the crime ....
but it's all fake ...
These strange tastes,
blinding my heart,
These wild boys and wild animals,
She rides them .....
It was a strange ballgame,
But now she's saving me out ....
I was the prince of the ballgames,
strange ballgames ...
cuyornaida corset .....
and she invented it .....
It's all coming from the big shoe ...
There's a war inside ....
A war of shoes ....
The winner will have the shoeshop ....
selling it's prisoners ....
dangerous ... animals ....
animals ... from the big shoe ...
There's a zoo in her shoe,
There's an ornament in her hair ....
When she does the crime .....
But it's all fake .....
We're on the back of the orange dinosaur ...
drinking orange juice ....
it tastes so strange .... like the depths of a sea, like the stomach of a fish ...
it's burning inside ....
can we trust what we drink ?
there we are in gemini's library, drinking more of these juices ...
glues they are .... the cichlid's anatomy ....
but it's all fake .... and we are entering deeper inside of it .....
to meet more fake ....
we see fake funerals, fake ornaments,
and fake fairgrounds, all by these books ....
it's all in the drink .....
It tastes like toadstool and cactus ....
the anatomy ... of the cichlid ....
all fake ...
there's a tree called rabbit's food ...
when you touch it, it will never let you go ....
i think i touched this thing long ago .....
it's some sort of strange powder through the mix ....
it's all in a book, named after it ....
it looks like my indian warbook, deep down in my head ....
i know this taste, i know it ....
there's a tree called squirrel's food ...
a dangerous one if it comes to that,
when you touch it,
it takes you
through the several realms of death .....
all powders through the mix ....
a tree called snake's food,
it makes the colours wild .....
it burns the mix until it's like wood ....
strange dinners from the cook ....
it's all in the books of gemini's libraries,
it's all there where the glues stream ....
there's a tree on jupiter called beaver's food,
it gives power to the magnet balls ....
a silver snake lives inside ...
breeding the silver-yellow glue ....
All these glues meet each other in a river ....
flowing from the hill .....
we need to swim against the flow ....
all these fruits, ripping us open .... but it's all fake .... and we swim further ....
all these fruits ... eating us from inside out ..... but it's all fake .... and we swim further ....
here things are becoming more transparent .... this is like the foam on the seawaves .....
the juice of the tiger is so hot and sweet that it starts to sing .....
the juice of the crocodile is so sharp and thick ... it's glue .....
they are guarding the land of the fake ....
they are testing the mass ... protecting their children ....
i'm swimming through strange lands of strange kitchens and lands of strange trees ...
so strange that it makes you cry ....
but white boots is swimming beside me .... this is a long river .... it's like the Mississipi ....
There the orange dinosaur is swimming between us .... and it feels so strange that it makes you laugh ....
oh, this land knows all emotions ... but it's fake ....
we are almost on top of the hill ..... where a little man, a dwarve is writing a book ...
it's called the land of the fake .... and he sais we can only enter the land of the fake by reading it .... but he would only give the book when it's done, and when we would defeat the crocodiles in the crocodile-lake ...... we ask him where that is .... he sais it's at the foot of the hill ...... so we swim to it .... feeling the hill has changed .... it's the same hill .... the same river ... but it's changed .... the crocodiles in the lake are called "changes" ... and an enormous fight starts ..... when we have defeated them, we swim back to the top ..... but now the little man sais : first you have to bring me their heads ... so we swim back again, while i feel i'm getting angry, but i realize the hill and the river changed again .... and that makes a sort of magical feeling in me being released .... we take the heads of the crocodiles with us, tied to a chain .... and when we are on top of the hill again, the little man had been changed into a giant .... and the book was now called "laws to survive changes" .... it was slowly growing bigger and it was changing into a game ..... it looked like a rubber swimmingbath, turning into a pool more and more ...... finally it was like a giant-cichlid and it started to float ..... "do you want to go with the balloon ?" the giant asked ......
"where is it going to ?" i ask ....
"it's going to the land of fake," he sais .....
I saw a little basket appearing under the cichlid-balloon, and i jumped in, together with white boots ... the cichlid was crying fake-tears ..... and it was all flowing inside of us .... giving us such strange feelings in our stomaches .... all our funerals inside became plastic ... all threatening bills became candy .... according to me white boots just played the game with me, for she was appearing more and more like a goddess to me .... but a strange one ...
These cichlid's capsules ..... These crocodile-heads ..... all fake ..... but ......
still the banana-queen
And there I wake up ..... but i was in the land of the fake now .... i did it .... and there was really blue glue in the taps now ..... jellyfishes in the bath ... i'm shivering .... but it's the fake which has possessed my house .... would this be the third marble of the old wasp, reflecting the fragments of the jellyfish's face ? there's juice of different games streaming here ....
A pole-o-state and a pole-o-meter were walking through the streets of amsterdam, checking the watermirrors and the bloodmirrors .... running like crazy through the night .... some said jesus died in a cruel indian game .... but it was all fake ..... it was just to raise these little machines ..... two staggercats from the hard life .....
the jelly-fish is eating the cichlid .... but it's all fake .... they are just good artists ..... it all happened between the safe soft walls of a circus in april ..... on the first one, when alva lost his killerwhale ....
grandfather got the thin strike, he's a boy again ..... now he's running in soft pyama's from the brown orange bear through the cornfields .... drinking the baker's juices ..... there's honey flowing from his head .... he's a boy again .... with flower-cheeks ...... in this land everyone wears pyamas ....
White Boots is showing me the trees growing in my kitchen now : One called shark's food, one called deer food, and one called lynx food .... it's still a sort of bread growing there, very tough, but soft .... it's the sort saint nicolas used to spread to keep the wild animals quiet ....
The indian warbook is burning in my head ..... it's like new powders are spreading themselves through me .... She sais the book is but a card from the cuyornaida corset, a playcard .... it was a sort of joker ...... destined to let me die in the game ... but in the game, a flower grew to reach the portals of the land of fake ..... This flower is the red rose .... that big secret from aldebaran's hill ... neptune's little fairy ...... the ladder from the game to the shell ..... And in the game, we all die to turn into a red rose, reaching for the land of fake ... the rain of fake will let the rose grow .... on aldebaran's hills we all go through the cocoon, waiting for a game bigger than this, where the heartache breaks the spoon .... where the game reaches the fake, all hurt will flow away, it will flow like rain, it will flow like rain, from aldebaran's hills .... to breed the roses ..... those black roses ..... all a threat in the game ...... but at the end of the story .... it appeared to be one and the same .... it was all written on one card .... it was all a big joker ..... to bring the land into a deeper strike, to bring toys and fakes alive, all these treasures of our grandfathers ..... coming alive again .... then the earth will touch the moon again ... then the licorice will have a greater party ..... in the middle of a dwarve's tearoom ....
from belgian sunsets to american rains .... it appeared to be grandfathers hand touching you, proclaiming the same .... that the heartache in the game, is the way to the land of fake, where all hurt melts away, where all criminals are an escape .... criminals of the big fake, marching with fake knives in their hands .... they are marching with fake candles, fake lights in the night .... even the night is fake, and the ground on which they march .... when you hear their voices, you get fake too, the wounds on your hands become chocolate, your streaming blood becomes glue ....
all who died in the game, can read the stories of the red rose to come at peace ..... there's always a bigger game, with bigger rules ....
and for those who died in the mazes, the yellow rose still stands, like a ladder to new sunsets, ..... it was the first marble of the old wasp .... but what would be the second marble ..... it's still the secret a little princess carries deep inside .... it's still a book, deep down in my stomach, a book of wasps, that is what it sais ... it's still an arabian warbook there ..... raging when the indian warbook is speaking .... together they do the dances ... it's like a war of spice ... that's what it sais ... when you die on a marketsquare, you can sell your story to the museum, to receive the mark of fame .... it was the black rose leading you through after all ..... the second marble of the wasp .... the little princess hid it for you so long, but now these shadows can enter your mind ....
a black rose, a yellow rose and a red rose, came to your craddle in the night .... they came from the seas of roses .... they came to break the spell ..... they had to use a curse to break the curse ..... they used a sickness to destroy the sickness ... an eye for an eye .... they are still the friends of your head ... the iron laws which cannot be broken, to hide you away from something worse .....
the banana-queen still wrapping you into blankets of delights ..... she was always like the book in the middle .... giving you the dollhouse for the night ..... she was always that strange delight, that walking candle, singing through your deepest desires and your coldest pains .... she was always in the middle to reach and hold them all .... but she's still their creator .... she created these roses and these seas ... to bring you to better markets, games and mazes, where you know the way, you and your liquid key-lights .... still the best way to burn old money .... and to create some new coins for the automatons .... she can bring your childhood's books alive ... those books from which you thought they weren't important .....
still the banana-queen, still the ornament's transmission .... the banana's ornament is shining in the night .... this tailor's dream ... she's still inventing new pyamas, still inventing new mazes ... mazes in which you know the way ..... still the banana's wet feelings, still the banana's dream, sliding through your clothes, bringing the ballgames to your shoes .... always your rollerskates ..... she's riding the jupiterian marionet, ...and she's riding you ....
she always wants to bring the two together, but sometimes she switches the dominos .... she's still a domino-lover .... and her cupboards are full of ballgames ..... her tropical fishes bring holidays to tight schools .... she loves to bring the two together, but sometimes she switches the dominos .... her arrivals are still reaching ten meters underground, while her metallic friends are scanning the kitchens and the ceilingcorners .... and then she turns the houses around ..... on sundays she's a mermaid, on saturdays she sells furniture to the fairytales .... on mondays she's a mistress ..... while on tuesday she works in the libraries .... there's always something to do ....
white boots is staring at me .... it was a long trip .... i feel shattered .... and still like i'm losing the games ...she sais when bananas are mixed with chocolate ... there's a way out .... but i still feel that i'm stuck somewhere .... there are still things roaring in my mind ... she sais i need these feelings of hopelessness ... i need to die deeper, root deeper, so that i can touch higher moons .... i need the split face, the deepest oppositions ... i need a deeper split, for a deeper cooperation ....
it's like all my senses are dead now ... i only feel pain .... deep pain ... it's like i'm still that little kid looking at grandfathers painting .... white boots standing there ..... with some keys in her hands .... and some tall dark shadows behind her, and some pastures and forests ..... the air is dark and brown, but there are some other colours through it ..... it's a wild air ...... and i'm still not trusting this woman, feeling the rage rising up ..... for i still feel a prisoner ..... well, i gave her the chance .....
finally i'm getting so mad ..... i'm dashing the painting into pieces ..... the heritage ....... and then starting to weep like never before ..... but that's okay, i did those things before ..... paintings are fearing me because of this ..... someone has bred me like this ....... maybe she did it ..... i'm feeling myself like a wasp searching for justice ..... this damned earth is really a cocoon to become the wildest wasp ..... it will for sure breed the wildest song ..... but it's a ballgame ..... it's fake ..... i challenge high kings in the boxring ... even bilmageln .... but he's taking me by the arm .... and leads me through the traffic ...... bringing me into an attic of toys .... new ones, wilder than ever .... there he closes the door .... they look like me ..... they show me their scars ..... they even challenge me .... i understand their rage .... i try to sooth them ..... realizing .... there's always someone more in rage than me .... i learnt a lot about rage-transforming, so here my soothing heart can help them .... here my rage turns into a soothing father ...... i remember the look in their eyes .... it reminds me of my own misunderstandings and fights for justice ..... i'm telling them about white boots ..... how i destroyed her painting ...... that i don't trust her ..... that she invented all these games .....
but hey, we are wild wasps, we are wild boys, we need to stop this lady ..... her arrows are sharp ..... but we will block her ..... and show her what she did to us ..... all i feel is hate ... although my heart is soothing these boys ..... these toys .... i see her laughing .... we all hear her laughing ....... she's ....mocking us ..... i can't stand it when someone is laughing while someone else is crying .... do you have a heart or not ? the pain is tearing me apart ... but i'm trying to sooth the boys, preparing them for the strike .... we are .... just .... her prisoners .... prisoners of a ballgame ..... we will escape .... we will ... break free .... this woman needs to be stopped .... i never felt such hate ..... and i felt mislead .... i hanged on to someone who only pushed me deeper in the pit .... and now i found these wilder boys here .... they used to cut in themselves, and they talk about suicide a lot .... i'm in a mental institution ... bilmageln brought me here .... but finally i feel myself like a father again .....
white boots is staring at me ..... showing me a rose ...... a blue one ....... but all i can do is cry .... holding in my rage ...... she sais : when you die in the joke .... when you die in the laughing mass ..... a blue rose is growing there .... leading you to the land of nonsense ...... where all justice reigns .....
i feel so cold, almost ignoring her words .... i will not let this woman destroy us further .....
there she shows me another rose .... a green one .... saying when you die in the cry ..... a green rose grows ..... bringing you into the library .....
did i hear this before ..... and where are the wild boys now ? .....
she opens a book, and i see some pictures of them in it .....
she sais : your cry was their cry .... it was a book crying in your head .... but it could only fade away when you would find the book to open it .....
i realized that all these flowers were roads to her .... and that she sowed them in my heart .... in all these difficult grounds ..... of my soul ..... but these were just books ...... screaming books .... which would only stop crying when i would take a look into them .....
i'm embracing white boots ..... and fall asleep ....
i'm dreaming about so many screaming books in my soul ..... and while i'm walking these paths of books .... they all become silent .... white boots is soothing them into sleep .... there's a little flame in my stomache again ...... spreading a little light through my body ... she will be everything i need to take roots and to grow to the suns ...... i now realize that she will do everything to show me all the marbles of the old wasp ..... but i still feel cold ..... on my guard after all ....... ready for new tricks ....
guards of the handicapped
you really need to wake up, this woman is playing with your heart .... it still doesn't feel good to you ....
finally you start to realize that the object is always neutral, but that it depends on the one living in it, how the balls will roll .... you want to know who's riding these white boots .... maybe more creatures live in this house .... but you can only start to see it, when you take some distant from this woman, to look at her from a safe hill .... to watch the white boots by a telescope .....
i once saw some dwarves through a telescope ..... they were so big ..... i once met the boys from tucan ... they were the guards of the handicapped ..... they were so empathic, and yet so wild .... they led them ... they led them ..... to those gluefalls of gemini ..... and to the goat's trees on columba ... where the bloodhounds lived .... those handicapped .... those mental pirates ..... the jesus's of the universe ... living and locked up in a circle ..... still scratching the paintings .... their mouths full of glue from the crocodile .... still dying in horror, still dying in jokes and false liberties ... still dying on railroads, in microwaves and lights too bright ..... still dying in books and on paintings ..... those boys from the bloodhound ....
how many times do i need to die in a joke ? one boy asks .... seventy times seven, the old white rabbit sais ..... he's still the caring teacher of these kids .... they are adults, but they could never grow up .... they were under a woman's curse ..... white boots .....
the boys of tucan brought their handicapped to the bloodhounds of columba, selling them to the white rabbit for some coffee ....
i couldn't save this painting ... it was already torn by the bloodhounds before i realized it .... giving it a wilder touch ..... i'm gathering the pieces of it ..... selling it as puzzles in rotterdam .... they sell good .... but i'm waiting for another visit of the bloodhounds .... i have some bigger business in mind ....
i could see the handicapped boy sitting behind the painting after it was torn .... he was shivering ... he gave me some roses and some dice .... together we could make games .....
i have a gameshop in east ... the handicapped boy has golden balls .... one day we can buy a rocket to tucan ... he still sits in his golden prison ... a suit white boots made for him .... but it made him creative, and now he rides the golden balls .... he's wearing golden boots .... he slayed all these golden monsters ..... and i'm proud of him .... i'm still ..... the guard of the handicapped ... his tall blue jacket .... velvet from strange monsters ..... tears crying in the wind ..... still howlers and shriekers in the night ... surrounded by tall guitars .... sharp sounds from aldebaran ... still .... aldebaran boys ....
paragraph 2.
Aldebaran Boys
Jesus from the Vegetable
They run on the streets of aldebaran, the terror they are there ....
They sing their songs of clothes too tight ...
But they wear their uniforms over them ....
Sharp guitars are on their side ....
The Aldebaran Boys ...
They have shining scars on their necks,
turning black in the night,
They ride chickens, selling the eggs to the empty grounds ....
Their leaders ride the red dragons,
those handicapped in the night ....
Full of tricks and secret obsessions ....
Selling the red eggs to the shoes and empty walls ....
making a living on the ceilings ....
The Aldebaran Boys ....
Still pirates on empty shores,
giving poets their swords back,
running barefooted on wooden roads ...
like their mother always did ....
selling daggers to the foot,
with the ballgames in their eyes ...
the snake's glues are running through their veins,
while the corners of their eyes are following them ....
The Aldebaran Boys ...
still handicapped boys ....
Still the paralyzing touch ....
Those mental institutions are still full with pretty flowers ....
they died in the magazines ....
they died in the factories ....
it was the big escape .....
They escaped through liquid holes ....
Those Aldebaran Boys ....
Those lucifers in a night too tight ...
Still tearing clothes,
Still setting the panthers free ....
Running the stairways of old shoes ...
And they gather
more handicapped lucifers ...
in a light too tight ....
A little princess is still crying on top of the stairs ...
She doesn't want to eat ...
Gathering her marbles for the next game ....
A spanish teacher is holding her tight ...
He knows what it is to drown in a dictionary ...
She has still the voice of glue ....
She got it from the cobra's prince ....
Tomorrow she will be a mermaid ...
In thick glue ...
She gathers brown eyes ...
for her next game ...
on the back of a red dinosaur ....
a seamonster from the sea of glue ...
Tomorrow she will be a mermaid ....
In thick glue ...
And the boys ... these boys ...
They are free in their prisons ...
selling their churches to old lions,
selling their little gods to another gameshop ...
they will be the balls of new games ...
rolling by blasphemy ...
And the man from the footballarena is smiling,
There is a lion standing in the middle of the field ....
There's something worse than the game ....
The Public ....
The Public is singing strange songs ....
These are in the pockets of the Aldebaran Boys ....
These liquid keys ....
The Public is riding the lion ....
The Public is riding the shark .....
Strange kitchen after all ....
The Aldebaran Boys ... they are gathering the Publics in their shoes ....
To have boosters to jump to the moon ....
for some deeper underground conspiracies .....
They are followers of the wild football ....
To turn it into a ballgame ...
with golden marbles ...
There he stands in his golden boots,
together with his lion ...
it's his lion ...
He's still .... the boy of the footballfield ...
Having a footballpublic-keyboard ...
It's all a trick ...
Strange kitchens ....
The balls roll by the public ...
But he sells their little gods ...
They are still the little plastic images hanging on his jacket ...
he uses to curse them all the time ...
These balls roll by blasphemy ....
He's selling his little churches to the trees ...
They will be tomorrows apples ...
He's selling his schools to the birds ...
They will be tomorrows nests ....
He's still the boy of the footballfield ...
Boy of the footballfield ...
Boy of seventy mazes .... all flowing from rotterdam to amsterdam, and then to the east ... where a little gameshop is catching them ....
Bring the mazes to the puzzles and the games ... and sell them ...
The Publics will help you with that ...
They will scream until you sell them ...
They are still the wet statues in a billiards room ....
And the butcher still cutting with his publics-knives,
It's the slaughtermachine of the city,
going from sunset to sunset ...
Someone is selling cats called "most" to the crowds ...
they are roaring in the night ...
I'm finding myself in the candy-factory ...
You thought your dance was over here ....
But slowly a new dance started ...
a better one ... and much wilder ...
I'm seeing a Jesus Christ hanging on a candy's stick ...
A snake is trying to strengle him ...
It's the candy's snake .... fed by publics ...
The picture is surrounded by game-audiences,
while a sharp observer is cutting it ....
Tomorrow someone will have his birthday ....
This is how they make tart ...
No these aren't the candles on a cake ...
These are the Jesus Christs you burn ...
These publics' fires are strange materials ....
Like shark's teeth ...
A cigarette is getting crazy ...
that happens when there are too many publics in your head ...
But now he has the pencil in his hand,
It's burning,
It decorates the candy,
To make it ripe for trade ...
You still sell these things ...
I see another Jesus Christ hanging on a candy stick ....
These are Jesus's from the Vegetable ...
Green elves with broken wings ...
The Revenge of the Jellyfish
The mazedreamer is breeding his publics for another strike ... Focussing his publics eye ... Is this the Eye of Birthday ?
Oblezea Vitrininium ... The spell you still speak out ....
That old dwarve's spell ...
Nailing your Jesus Christs in the middle of a footballfield,
While the audiences are singing the songs of "Crucify Him"
You dragged him to your judges of nonsense,
shooting his last vegetables ....
But a fruit is growing in him ...
Oblezea Vitrininium,
The Birthday's Eye,
giving him a new christmas ....
And you are the statue on his gun .....
Oblezea Vitrininium,
still sandman's best trick ....
still the horse on your father's road ...
still the cichlid's eye ...
There were only ashes lying on your table, muttering at the end of the story ...
But a fruit was growing there ....
Oblezea Vitrininium ....
Such a strange sea-fruit in hot sand ...
Like the revenge of the jellyfish ...
Someone put his feet into it ... now he's a statue forever ...
The Eye of Birthday, guiding the Aldebaran Boys,
Like Bethlehem's star ...
They are mixing the candy through the vegetables ...
By this strange fruit ....
It fills their stomaches so deep,
like spun sugar ...
like the clock of a spider crazier than them ....
Echo's Birthday
the cobra's prince
It's a strange sort of glue ...
boiling in the candy's factory ...
sandman's sending his prisoners downstairs ...
to watch some television ...
it's horror, but that's all hardening them,
they will be tomorrows statues ...
statues of the big candy ...
chocolate, licorice and marchpane,
and then they will be sold to saint nicolas ...
he will decorate them by a public's touch,
by the magazine's camera,
having the backward's fame of a criminal ...
but the children love to eat it ...
on marchpane street he lives,
in a high skyscraper,
in a corner outside the house,
still painting the walls,
watching the tartsides ....
this spider's man ....
bowing his heart to put them all straight,
these birthday's soldiers,
guiding their prisoners to the kettle ....
by the lights of a public's camera,
kids eat them to bring them into the cartoon ...
for the stomache-animals to watch ....
pipelines of candykettles,
all in the factory ....
still sandman's pride ...
all happening in a dream ...
teachers are breeding their publics ...
it's the war between the sandmen ...
who will have the candyshop tonight ?
the losers will be tomorrows candy ...
old sandmen ... ready to go .... retired on a pension ...
never look into a candyfactory ....
you will see sandman's funeral ...
but a flower is growing there ... it's echo's flower ...
from the Big Birthday ....
tomorrow they will all eat sand ...
He will strike the Birthday's Eye,
striking the saltbells ...
well, all by the Giant's Whistlingkettle ....
but he's riding it ...
He will stir up the oceans with his flute ...
still .... the cobra's .. prince ...
still the boss of all glue ...
still raising a madman's cigarette,
building tomorrows televisions
by kettles and balloons ....
by a cichlid's mad decision ....
riding the hard strike's spoon ....
it's the voice of a new press,
it's the voice of a public's shoe ....
that dwarf called "most"
his best friend on this run ...
breeding the glueletters,
eating the alphabets ...
publics' devices raging like glitters in the night,
fighting the big shoe ...
no problem for echo ...
this boy designed by harems
from strange seas ...
straight from japan,
straight from the big magnetball ...
that big publics' ball,
rising like a disco-ball,
with that strange lipsticks' rythm ....
enchanting the marionet ...
still the hard spray in your mind ...
dim lights in the night,
from the dark chrystal,
your mother sewed in your suit ...
still black buttons ....
where black dictionaries hide behind ....
all sifted by the kettles,
all transformed by the balloons ...
watching daydreams televisions ....
on a hard day's spoon ...
the choirs in the distance slowly sliding away ...
the gamechoirs becoming a threat ....
but echo's breeding his flowers ....
for a new television-day ....
When the Mills Start to Speak
The story goes,
that legend under the sun,
it is a milkman's riding there,
on his little bike ...
it's a little dwarf they say,
growing big in the night ....
Raindrops are his friends,
and cactusses are his lovers,
He drinks the milk,
that ornament's drink,
and pushes the swines ...
to have a mailman's ride ....
He's the lover of all ritual dreams,
this manside's possessor ....
bringing daily the milk with a ship from so far away ....
a ship under a red balloon,
a zeppelin from the birthday's terror ....
rising up the spoon,
still a daydream's letter ....
The story goes,
it's burning
in my mind and in my soul,
that this man,
this little dwarve,
is sweeter than you know ... spinning his teas, spinning his letters,
and throws them all through the milk,
spinning the daytime's possessions,
spinning the raceroads and the mills ...
He's still a little miller,
the best baker's friend ...
the best friend of your mouth and heart,
the best friend of your sentiment ...
He's writing alphabeths in the wind ....
He's sending ducks to your friends ....
Still the Big Cichlid,
still the house of the heart ....
Strange sentiments from his pipes ....
strange cities in his heart,
all sliding to ... his mills ...
to become even stranger ....
his mills are speaking loud today,
spinning powders in the rain ....
meal from a black saint nicolas ...
post from a mailman's dream ...
Strange sentiments from a miller's heart speaking to you ....
still the big dwarf,
like bilmagen's friend ...
his best friend, well to say ....
He is everyone's friend, that big potatoe,
he's everyone's friend,
that goat's friend ....
still a milkman, still a millerman,
after all these years, after all these ages ....
a big dwarf on the run ...
Now he's standing before you,
his mills speak to your mind,
spreading it's powders,
giving you the meal,
so that you can bake some bread tonight ...
This terror of the day ... this day's terror ...
appeared just to be .. grandmom's letter ...
when the mills start to speak ...
When the mills start to speak ...
when the ornament starts to rise ...
there will be a new daytime's possession ....
on a hard day's strike ....
When the Mills start to speak ...
when the ornaments start to rise ....
when the wings of soap stands before you ...
the fruits will be ripe .....
It's in the telephone .....
It's in the newspaper today .....
he's the son of the press ...
That milkman's day ....
He's the son of transmissions ...
He's the son of the lights ....
and at the end of the day ....
There will be rude ones in the nights ...
rude ones in the nights ....
for when the mills will start to speak ...
stringing their letters in the night ....
building their circles of alphabeth ....
it will be the dance of the knife ....
catching blades in the night ...
like butterflies so high ....
drying them in your books ....
and then they will speak to your children ....
dry them in the night ....
and use a coffeemill ....
it's just a daydream's thrill ...
inside a maze of life ....
then push the hard day's spoon ...
into the light and the liquid hole ...
to make them all sleep forever ....
and you will reach the coffeeroom ...
it's just a matter of feedback .....
crazy dances in the nights ....
the dance of the knives .....
all beautiful like cichlids .....
like the tropical strike ....
when the millmaids speak ....
when the milkmaids dream ....
all ornaments in the night .....
ready for the hard day's strike ....
so many blades in the night ....
it's the miller's strike ...
it's the press for a new cartoon ....
it's the candyman for a new game ....
it's some milk for new babies ....
and some obsessed lovers ...
When the mills start to speak,
when the ornament starts to rise ....
helicopters in the night ....
bringing letters ... from another world ....
it tears your world apart ...
bringing you from least to most ....
so many soldiers rising in your hands ....
when the mills start to speak .....
When the mills start to speak ......
then you can finally enter through that little gate,
that black point in the air .....
to meet the miller's daughter ....
riding that white horse in the night .....
she was ... your wet velvet boots ....
your white boots in the rain .....
letting you race the alphabeths roads ....
all in a new game ....
a game with a better bed ....
and a game with some better coffee .....
heading together with you ....
for the land of fake ....
your white boots in the night ....
they shine like daylight ....
like the golden ball .....
when the mills start to speak ....
when the ornament starts to rise .....
it was all a black ornament opening you ...
black velvet in the night ....
riding on a black horse,
while your kid was falling from that statue ....
getting the same wound you had ....
now you could finally speak together .....
when the mills started to speak ....
scars are telephones ... never forget ...
it's the daytime's dream ....
fishing the dreams out of the night ....
your wounds are the fishing rods .....
with sharp hooks .....
raising your kids out of the threat ...
a sharp hook saved your kids from the shark ....
the shark was a soft hand ....
drowning kids ... before they could reach daylight ....
the sharks of the mills are sharp ....
but then the messages will be sharp too ...
it will sharpen your ears ....
sharpen your mouth .....
when the mills start to speak .....
Mills swimming like sharks in the whistlingkettle,
Preparing the paint for tomorrow's painting ....
Echo always eats one painting a day ...
Strange kitchens, major, strange kitchens ....
Ballerinas are rising from the mills ...
Still the broadcast-ladies of echo's television ...
It will be all glue at the end of the day ....
There someone freezes in his tv-chair ....
Getting picked out by echo ....
Becoming tomorrow's tv-star ...
He can forget about the horror of daily life,
meeting plastic trauma's to play with ...
they are the flying discs of the children ...
These mills created the crowd ....
It was just Echo's trick ....
The trick of a good television ....
cutting the tree and spreading the powders over the screen ...
He's having that strange straight feeling in his spine again ....
Now he can gather the children ...
Straight Blue Bananas
the pencil's friends
"how many stomaches does this pencil have, how many layers lying on each other, holding each other tight .... how many hands how many fingers ..... how does she use it .... how does she draw her crimes .... these paintings are wanted .... by the rabbit's police .... by the judges from the big nonsense ... dead .... or alive ...."
He has the publics under his shoes,
Now he can jump like brother rabbit ....
He has the mills under his shoes,
Now he can step on scorpions ...
He has some new shoes,
Now he can be the journalist of strange animals,
stranger than the animals in grandma's garden ...
So strange you start to cry ...
There are flames coming from the mills ....
These guys are grandma's speakers ...
Tattooing her roses in your heart ....
It's Blue Metal speaking to you ...
It was grandma putting her flag on the top of the Hill ...
And now you find yourself in this strange capsule ....
It was Jesus dying in a mill they said ....
but a precious flower grew there,
a shattered flower,
having a "most" in her heart,
carrying the publics,
raising the crowds ....
putting your spine straight ....
after the banana's strike ...
It was a blue straight banana speaking to you,
rising from the mills,
rising from the ornament ....
we will drink strange milks tonight ...
in a basket under a strange balloon .....
a basket full of snakes ....
breeding the straight cobra-stick ....
still ornaments from the sidetarts ...
still ornaments ...from the risen dream .....
it belongs to someone else ... said the grey man ....
I'm riding the orange dinosaur,
bringing me to the miller's rainbowcastle,
built on seventy clouds,
with the red balloon as the elevator ....
still piano-stairways ... still licorice-bottles,
spouting the air into the night ....
little breezes from the south ....
coming like christmas over the trees ... all these love-lights ...
in full colour ...
it was an old cartoon, an old movie,
your grandmother loved to watch ...
on echo's television ....
the ornament of the white witch ...
she's breeding her cartoons in the night ....
it's still white boots .... showing her faces .... showing her movies by moonlight ....
still the miller's daughter ..... having her tall delights ....
how many stomaches does this creature have ... lying on each other ... in layers of an old curtain ... breaking the lights .... how many chests ... how many arms ...
how tall are his legs .... this creature from the wild ornament ... she's still riding it ...
she's spinning her insects in the night .... coming to tall lions and tall tigers ....
smoking tall cigarettes ...
still dignified kills by tall pencils ....
it's the artist's paralyzed touch .....
this woman can draw this woman can sleep herself to the tall dream ....
in her tall ships she glides through the night ... tall shadows on the streams .... covering the flowers, breaking the lights, to cover them deeper, in venician delights .... sailing from painting to painting, still the artist's docter .... still a pencil's friend ....
how many stomaches does this pencil have, how many layers lying on each other, holding each other tight .... how many hands how many fingers ..... how does she use it .... how does she draw her crimes .... these paintings are wanted .... by the rabbit's police .... by the judges from the big nonsense ... dead .... or alive ....
when the pencil is having it's breakfasts ... the spoon is rising ..... straight spoons from ornament's horizons ..... too many kicks in the stomaches were breeding the rings .... she was desperate ... by her own delights .....
The Baker's Kid
Fallen Ink
He went through a million of mills, but now he is an ocean reaching the shores of Giant's World ... He went through a million of mills .... too many divorces in his homeland .... only ashes muttering on the table .... but he brought it to the baker, all these powders, all these deserts ..... and the baker mixed some new powders through them, meal from sweet marriages to worship ......
He went through a million of mills .... Now there is delicious chinese food laying on his dish .... He went through so many mills, meeting so many millers .... Now he went through the liquid holes ..... Getting such a fragile touch .... Deep enough to reach the buttons of a lost woman's heart ....
The slaughtermachines of his wife still rage into his stomache .... It seems the baker wants some new meal .... Some finer meal .... to prepare the magnetballs for the ballgame .... Still the baker has such sharp eyes .... looking through him .... He still wants to visit him in his woolen prison between the mills..... he has some dolls from him ..... She's still inside weaving his priest's suits .... That backwards woman of him .... Still a chinese bird, she doesn't want to let him go .... but he will fly on, she will weave his wings .... just a weaver .... The mills .... Now he has enough bullets to let the wings rise up .... He's still .... a baker's kid .... knowing how to use the baker's glues ..... still guiding the orphans .... losing their moms and dads in a divorce's war ...... this boy ... always having a split face with a split laugh .... bringing the mom and the dad back to the children ... The mills are still working on him .... Now he has enough baskets to catch their tears and wrap them in warm blankets .... Still a little ragboy ..... Still a baker's kid .... making bread of the orphans' tears ..... decorating their birthdays and christmas .... decorating their trees to their Giant's Worlds ....
The lemon was always his guide, when he lost his way .... the lemon always brought him back to the baker's heart .... and now he's sowing the splinters in his garden .... writing his letters ....
The lemon was always his guide to the land of cartoon ...
The lemon was always ..... That hand on his shoulder ..... That cigar-cloud behind his back ....
Mondaymorning-mills are racing through the little town .... They want the most workers for their factories ....
He's closing an old book of terror ..... putting on the warm cartoon-slippers .... slippers from the cichlid .....
In his stomache a cartoon-flower is growing ..... In the middle of the mill ...... It's finally getting juicy there, the cartoons are streaming ...... He's running to the house of pancakes below the bridge ..... Finally his feet are touching the liquid whirlpoolspots of fallen ink on the paper .... and he steps inside ..... He's the prince of cartoons again ....
The Strike of The Cartoon - Touches from Brahms
He's swimming in the cartoon .... he and she .....
She's raging like the cartoon ..... but it doesn't hurt him anymore ....
She now has the juice-glitters in her eyes .....
He sees the care behind her face, rolling like flowers there ....
So soft ....
He isn't afraid of his mother anymore ....
Since the cartoon struck the house ....
He now sees .... her love for him ....
Something he never saw before ....
The wall is broken now ....
He doesn't feel himself an orphan anymore ....
His teddybear feels so different now ....
He doesn't have to cry anymore when he touches it ....
It's like he feels his father now ....
Although his father doesn't live anymore ....
His father died as soldier in a divorce's war ....
And he himself, he was also a divorce's soldier ....
having a pencil in his hand ....
To draw such a beautiful creature ....
Which would eat the misunderstanding between his parents ....
They were soldiers of misunderstanding .....
They were soldiers of uninvited tears ....
They had the same ideas but different languages ....
They wanted to draw the same pictures .... but they had different colours in their hands ....
They were soldiers of the pencil ....
Their pencils spoke different languages, but had the same loves in their hearts ....
They were soldiers of misunderstanding ... Tearing the paintings down ...
These misunderstood paintings .... were still crying in the night ..... So that the little boy couldn't sleep .....
But now he painted that beautiful creature .... to eat all misunderstanding away ....
It's a cartoon, a little cartoon, made by his cartoonpencil ....
His mother was a fairytale, his father a fable ... but he is a cartoon ....
And now he brought them together again ....
daddy is coming out of his cellar and mom is coming out of her attic ....
to meet each other in the baby's room ....
the teddybear can breath again ....
He's hearing the lullabies in the distance ....
bringing the paintings into sleep .....
tomorrow they will wake up again ....
finding themselves painted in all colours .....
feeling the soft pencil on their skins .... instead of the tearing pencil .....
He's hearing the lullabies in the distance,
Feeling Brahm's touch on his face .....
Soft like the softest bird ....
His cartoon's friend .....
Hearing his grandfathers voice in the distance .....
Now he swims with his mother and father in the cartoon ....
He isn't afraid of their voices anymore .....
They are so soft now and so high ....
Even their wings cannot hurt him anymore ....
It just feels different now ....
The walls fell down ...
It was the strike of the cartoon ....
It was the strike of his pencil ....
Still his friend for so many years .....
drawing the holes in the walls ..... in the ceilings and in the floors ....
connecting the cellars and the attics .....
the moms and the daddies,
all stories together .....
awakening the teddybear ......
chapters of the same book .....
colours of the same painting ......
all united by this animal he drew ....
a rainbow-tiger .....
he swims with his mom and dad in the cartoon ....
together with the rainbow-tiger ..... his bird, his grandfather and his pencil .....
also the pencils of his mom and dad .... and all the paintings of the house,
surrounded by all these glittering waves of lullabies .....
tomorrow they will live in the house of pancakes again ....
entering the cartoon forever .....
his mom with the strawberry's voice ....
his dad with the cucumber's voice ....
raising the teddybear ....
raising the pyama's ....
the woman with many lips
she had more pupils in her eyes, like soapeyes .... like the skin of a fish ...
she had more lips laying on each other ...
and still i'm wondering why her eyes hurt me so much .... it's like a hundred cameras are staring at me, making fast pictures ... and i'm asking myself .... what will she do with the pictures ..... these are pink eyes, pink cameras .... what will she do with the blue and the red ....
there she stands before me with only lips in her face .... it doesn't hurt me anymore ... although i'm asking myself ... what will she all eat with it ..... but everything is ok, as long as the camera is gone .... i have enough of being a movie-prisoner .....
finally the doors are open and i can fly away ..... but ... movie-hunters are outside .... so i'm returning to the woman with many lips .... although i don't want to be a kitchen's prisoner tonight .... between two dinners ....
i'm walking with her through the corridors ..... i wonder what will happen ..... her ears are growing while i'm walking behind her ..... is she a rabbit ? ......
while we are walking further the colors are becoming so pale ..... and the atmosphere becomes so thick .... she shows me a pink white barrel organ ..... she got it from her grandfather ..... i'm praying she isn't white boots ..... i have other things to do than that .... she smiles .... catching my prayers .....
she looks like an arcturian rabbit now ... so many tall ears are appearing on her clothes ..... and her clothes are becoming softer ... just like everything here .... everything is like pyama's ....
she sais it's a barrelorgan of lullabies ..... but ..... why is she singing them all on the same time .... i'm getting dizzy in my head ...... all her lips are singing different lullabies ..... and they appear all over her clothes .... mouths with many layers .... you were a movie-slave she said ..... a head-prisoner .... locked up in the heads of others .... you were destroyed by a camera ...
i'm trying to breath .... she wanted me ...to spit out my eyes .... my own cameras ... that was a deal ...
i spat it out like cores of fruits ... and i got a body of lips and rabbit-ears ... who would think i would end like this .... no eyes no cameras anymore ....
the lullabies made me float ..... the lips became my wings .... i started to wispher .... and there i flew ....
the alphabet ... the movements of the tongue ... just a way to find direction .... there are rudders in my mouths ....
and there she opens her mouth so wide, and her tongue fell out so deep like a pink waterfall .... for me a road to fly on ..... these were the candy falls ..... there's a world inside we do not know yet ..... i wanted to meet new alphabets ..... new directions ..... realizing that the tongue is a box of tricks, a joystick of the best game existing ..... she closed her mouth .... and it became dark inside ..... now i pray it isn't a trap .... but if something is the world of candy .... this is it .... and it was not the first time i travelled on a tongue .... i saw so many alphabets here ... like rings around her tongue, and i raced through them ... tuning into new worlds .... it was like the cocoon ..... heading for venus .... the languages became softer and sweeter .... the ears taller and the mouths wider ..... while lips were bubbling from a certain fountain .... they became the stairways to heaven ...
on venus i realized that sharp things were only sharp because we couldn't become as small or thin as them ... that was our handicap .... and that's why it felt sharp .... also the things we don't know yet or the things we don't integrate become sharp ..... it's a signal for us ..... it's a call from the dwarves and the elves to become like them ..... and it's a call from the giantworld to integrate .... the sharp blades cutting in our bodies are messengers from fairytale ..... the sharp knife they put in us, is just a cabman from candyworld .... there's a higher world calling .... the pains will slowly fade away when we answer this call, but can also show us more pain .... but there is a way to communicate with pains .... through new circles of alphabets .... pains are letters, characters, from the other world ..... and if we would learn these languages .... they would show us what's inside ..... pains are just screaming for deeper languages ...... deeper ways of contact .... there where all dictionaries cross .... there the integration grows .... we were all born in the kettle of languages .... in the mix .... there were languages are cut out .... things become sharp .... language is a person, a body, storing many presents and treasures .... only by connection and transformation, these things can be saved ....
Is there a language of feelings when the rabbit-ears start to fall off ? It all starts with pain, when you accept all these feelings as a new language .... then you will climb from emotion to emotion ... all messages from other worlds .... And what if the lips would fall off .... then what's left ? your feelings ... your nose ... what if your nose would fell off .... only feelings ....
feelings can be overwhelming ... so you must search for the most sensitive places and the least sensitive places ... to have a trigger to open and lock ....
Boys from Tucan
when the tiger goes to sleep
"it's something for you to know ... and something for you, you'll see ...these softest boys in daylight ....become the hard men in the night ...."
boys from elve
Those boys, those sensitive boys, that elve-race ....
Still searching for water,
Still searching to go down under,
Still searching for the white pink ....
Still searching for the pale lady ....
Still mirroring in the river when they bow their heads down ...
Like soft thin glitters from aldebaran's sea,
dancing in full moonlight ...
They are still standing on aldebaran's coasts,
riding the white rabbits ...
Still standing with their pink glue uniforms,
torn down by life's sharp treasures,
from the pink rainbow ...
Wearing the scars as badges on their uniform,
the wounds still not healed can be seen through their suits,
for everything is transparent,
but they are covered well by old books,
and rainbowkisses ...
the wounds are beating and pulsing like hearts in their bodies ....
pumping the tears through their suits, through their arms and legs,
giving them courage to bend their knees and elbows,
in that strange mysterious way ...
your grandfather always loved to tell about it ...
It is antique jewelry,
The way they speak,
It is the legend of the sword ...
And still they don't know where they are exactly heading for ...
But they just head for it ...
They are always on a journey,
walking with their flutes,
They are the mysterious pipers,
attracting the doves from their roofs ...
Tucan boys,
They know the sensitive spots,
They still throw stones in them,
watching the waves ....
watching the fishes coming upstairs ...
To see aldebarans lights ...
They still drink from the moon's warm nipples,
They still drink from the cartoons juice ...
They are forever young,
but their clothes are getting older ....
Even their shadows are liquid gold,
their rags are silver,
.... and their boots ....
They have the keys of the old books,
They are turning the pages of creation,
when they shut a book,
someone dies or someone gets born ...
a shop closes or gets open ....
These boys these tucan boys ....
Still riding on horses too high for them ....
but they always fall soft ... on venusian pillows ...
and in aldebaran's licorice ....
they are loved .... these animals are protected by the law ....
They know the sensitive threads,
on these bridges they sit and fish ....
fishing to find wasted days and money ...
spoil from the big mouse ....
They are still skating on the rivers ...
with their magnet balls ...
leaving juicy stripes behind them ... in thick air ...
chiefs of illusion
They build their towns on forgotten stones,
filling them with the dolls of the rubbishfields ...
They pick them up from under the sewers of the houses ....
They are the toydocters from the forgotten moon ....
Their boots are wet, their heads and hands are cold, grasping like rats ....
but their hearts are warm, and the flames of passion burn there ...
a strange sort of passion ....
battling against the dragons,
to have heart and space for the town ....
to have some high pillars,
with teeth hanging under it,
scaring away the dogs and the crows ....
They wear old warbooks inside ...
showing them were the graves are ....
so many treasures left behind,
so much knowledge,
so much fame ....
Building their elevators on those graves ...
Not forgetting about grandfather's smoke ....
They still wear their grandfathers' clothes,
the suits of their old heroes ....
They're building marchpane's town,
Still the guards of the handicapped ...
Still searching for the sidetarts in the ornaments ....
This was why the Indian Warbook was so wild ....
Some handicapped trees led them ...
some handicapped plants and flowers ....
wanting their marbles back ...
But this town, this marchpane's town,
would bring glory to nature again ...
There was an Indian called handicapped dog ....
The wildest dog in town ...
He wanted to do the Indian Apocalypse ....
But he had to wait for the wintersleep ....
All colours would be back after the wintersleep ...
The chiefs were surrounding the town ...
This would be everyone's town,
This would be everything there was ...
All gathered in one town ...
The whole town had to go to sleep,
All colours would be back in the morning ....
They were .. still the masters of the shell ....
orion-masters of the shell of illusion ....
with one eye they could see the town,
and with the other eye they could see the world behind the shell ....
they were the watchers of the great wall ...
still having .... a split face ....
a mask .... the tiger's ...mask ....
They were masters of the veils of illusion ...
Soothing the mass into sleep at the ends of the days and seasons ....
They were watching their crowds and publics,
their choirs and audiences ....
They were the tailors of the deserts ....
Standing on martian hills ....
Still wild cats, still tailors of the big dream ....
Still raging about ... the bleeding ornaments ....
Still puppet-assassins ....
Still .... letting the boys grow ... in the trees, in the towers ... in the ornaments ...
and in spoilt rain ....
Masters of the great illusions ....
Still having ..... the deserts in their eyes .....
burning everything into orange ....
until it strikes the blue bell .....
and then the water comes ....
something bigger than them ....
something ...which they don't understand ....
it comes ....
to wash everything away ....
oh, those seagardens ....
the orange still rakes them .....
oh, these seasnakes from a far far land ...
when it all gets too orange, when it all gets too hot .... they come ...
those tucan boys ...
it's something deeper inside ....
while the moonchild is carrying their flag .....
snakes from the big thunder ....
something inside which they themselves don't understand ....
something which always makes them cry ....
with the strike of the blue bell ....
it's deeper inside ....
it's ..deeper
when the orange strikes the blue ....
it makes their hands and heads so cold ....
but it sets their hearts into a deeper fire .....
when the tiger ... goes to sleep ....
only a kite will fly in that night,
by a little light,
raging through the night ...
when the tiger goes to sleep ...
taking the boys out of the rocks ...
letting them grow and bloom in the flowers ....
these tucan boys ... these sensitive ones ....
these dramamakers in the air ....
sliding into the rivers and oceans again ....
when the tigers ... go to sleep ....
The orange, still the best present from the tiger ....
striking the blue in the night ...
and then something happens so deep inside ...
which they still don't understand ...
they still don't understand ...
A pink white ornament is lying before them ....
A present from the snake's candy ....
All these presents ... all these presents ... they rise like towers from the sea ...
Awakening the boys from Tucan .... in the middle of the night .....
while everyone is sleeping ..... sleeping so deep ....
when the tiger goes to sleep ....
And then these boys ... these boys ..... grow like towers in the sea ....
rising from the ornament ... to touch the white hard candy .....
and then they become the hard men ....
something they still fear ....
but she's breeding it ...
that old, old kite ....
it's something for you to know ...
and something for you, you'll see ...
these softest boys in daylight ....
become the hard men in the night ....
someone took a soft boy,
wanted to have a good pillow,
but i tell you, and that seems always true ...
soft boys become the hard men in the night ...
marscha took a giving boy ...
she took a good good bite,
she didn't know for her demise,
that giving boys grow thieves in the night ...
always growing thieves in the night ...
i'm spreading the marshpane,
after the kite had left ....
seeing hard white candy lying inbetween ....
Beauty of silence II
ode to the tiger
After the birds were gone,
only a kite is sitting before me ....
having three ornaments in her claws ...
She still loves mercury ...
She knows everything about his green soft electricities ....
She also knows so much about tigers ...
How they use their powers of the future,
To lock themselves up in a stone,
Where they are safe from the knives ...
It's like spiritual suicide ...
For they fear to live ...
Is it possible for someone to waste their powers of the future ....
those powers destined to let you live forever ...
Yes, the kite sais ....
And many do this ...
They waste their future-capsules to the grounds,
to build their butcheries in the night ...
They live in a stone,
but this stone is sliding to an oven ...
To a place so hot that the stone will explode one day ....
The tigers live in isolation ....
in their own groups,
not letting anyone come close ...
They kill because of fear ...
To protect their stone ...
and to feed their stone ...
They have fear to fall out of it ....
This fear is bigger than the respect ...
It eats the respect away ...
That's why they are so respectable ....
Also because they don't have the desire to kill ....
It's just a fear masked by desire ....
The tigermask is still lying on the cupboard in my uncle's passage upstairs ....
having a split face ... purple and yellow ...
They weren't our enemies ....
We weren't their prisoners ....
They just wanted to keep the business alive ....
They are the gods of entertainment,
So many books they left behind ...
They are still sliding to the explosion ....
But there will be roses growing on their graves ....
Three ornaments they left us,
purple and yellow,
while orange is still raking the seagardens ...
They are still the wooden toysoldiers on uncle's cupboard ...
shy and afraid to come alive ...
wisphering in the night ....
They are still too scared to become my nephews ....
But they were always in my nephew's heart ....
Just the sidetarts of the ornament ....
The hard shells of the universe ...
having soft candles there ....
on the walls of the city ....
To warm the heart inside ...
......The ...... Beauty ....... Of ...... Silence .......
Hard White Candy
"do you know about the sunset's fire .... the orange kettle ..... in blue night's satin ..... it's all burning inside ... in a mailman's broken heart ... he will see his daughter's rain .... when his dreams will be too smart ..... when the coffin hits it open .... when the coffin gets close ....."
They were shivering in their stones,
Too afraid to become alive ....
They were shivering in their safe stones ...
Too afraid to die ....
They feared the Big Sun,
and the orange moon ...
For too much orange ....
would strike the blue ...
Their fishing rods are so tall ...
They are breeding the cyborgs of the coming age ...
Grandfather sitting in a rococo car ...
It's rococo candy you eat after all these years ...
after all these years ....
until the boys grow from the sea ...
growing like towers ....
looking for the white pink ....
for white hard candy ....
those softest boys ... grow always hard in the night ....
It's hard white candy lying on a golden dish ...
there were some silver strikes lately ...
Grandmother never let her cats out through the kitchen-door, when the night fell.
Waiting for the morning was a long journey for them.
She knew what the night could do to them,
so she always covered them in soft, heavy blankets ....
but she left the needles in the room,
so that they wouldn't dream ....
she knew what the dream could do to them ...
She let them eat from chinese dishes,
hot food from rigil kent ...
for the nights were long and cold ...
even in her warm house ...
They were standing on the shores of rigil kent,
not allowed to fish there,
not allowed to watch the dangerous night-seas ...
Grandmother had her own pond in the garden ...
There they had so much fun,
Talking to mermaids and big orange dwarves ...
Grandmother had her own television ...
They loved to watch it ....
It teached them how to embrace a cow in the night ...
But now they are grown-up .... watching the hard white candy ...
on a hard man's spoon ....
do you know about the sunset's fire .... the orange kettle ..... in blue night's satin ..... it's all burning inside ... in a mailman's broken heart ... he will see his daughter's rain .... when his dreams will be too smart ..... when the coffin hits it open .... when the coffin gets close .....
Grandmother and her tigers ....
Swimming in an orange kettle ....
Until the orange hits the blue ....
Then they will go to sleep ...
Then the automatons of Grandmothers Garden will rise ... to bring us over the nightseas ...
These ducks from Rigil Kent ...
These shoelaces from the Big Giant ....
Will bring us to Aldebaran again ..
They kept us behind their golden fences so long ...
They knew how the night could torture ...
And how the sea could strike ....
But the waterlights will guide us ....
Those thin and spouting waterlines .....
The story will strike ...
The seas will become slower again ....
until we see Aldebarans pastures ....
and feeling the blood flowing through our body again ...
our body ...
aldebarans body ....
the body of that old orphan ....
becoming a child again in the night ....
where the magic touches the river ....
all hard white candy from japan ....
from grandmother's last strike ....
and then she goes ... to sleep ...
The Land of the Sirens II
When the Breastdikes are breaking ...
There's a land where motherbreasts are dikes ... spouting little lines of water, and big lines at night ...
There's a land where the mother cycles, where the child eats ..... all behind golden fences ..... all ..under an orange blue moon ...
The Land of the Sirens ....
There's a land where the automatons rule .... There's a land where the hard men run soft .... The Land of The Siren .... All wrapped in bananas .... eating their wounds away ..... under an orange blue moon ....
There's a land where the story strikes, where the heartbeats of strange bananas live .... where the hard men still stay soft .... The Land of Siren ....
When the breastdikes break ..... The mother will find a snake .... When the breastdikes break ..... when the milks flow ... it will bring us to a stranger land .... The Land behind the Siren .... The land of the seagardens .... where all automatons come from ..... the land of the cartoon ... where the dwarves grow in the gardens .... where the mermaids grow in the rivers .... all in grandmother's pond .... the land of the ducks ..... There were father arcturus speaks, with the moon on his hat ..... smiling like my grandmother would smile to you ....
There where Neptune gives you the key, where the orange touches the blue .... you will find yourself .... on the other side of the hill .... in a new world ..... where a new aldebaran is reaching for your hand .... it was always waiting for you there ..... there, on the other side of the hill ....
Then you will understand where father did his business, and uncle one to ten .....
In a land over the hill ..... where the waterlights sing for the trees .....
And uncle one to ten ..... still the hard men .... still the men .... from the hard candy .....
Return of the Old Cigar
Doomprophets from Cartoon
After the black snake fell ... which was a hard and deep fall,
the man with the old cigar returned ...
he could still let the universes explode,
only by throwing his cigar away ...
and after a few minutes,
the cigar always came back to him ....
his good old cigar ....
just a soldier in the war of cartoons ...
having all warbooks inside ...
the cartoon raged ...
until the city was destroyed ...
grandfather's black pearls were swimming in a new lake ....
looking for new cities to reverse ...
they were the doomprophets from cartoon ...
that feared nuclear bomb was just some fireworks in a big birthdaytart ...
they're coming from the tart .... all those doomangels and doombarbies ...
they were just .... gods of ten .... just gods from a mailman's heart ...
bringing some misunderstood stuff from a to b ....
it wasn't mathematics ....
it was ... just a mailman's wife ... carrying too many letters in her head ....
too much misunderstanding ....
and those mathematicians made business with it ....
building their markets ....
full of misunderstood lions ....
they just did it .... to make you asleep ....
the mathematicians dream ....
they dreamt of a zoo ...
they dreamt of an ark ....
they dreamt they were noah on a ship ....
dealing in misunderstood stuff .....
riding the confusions,
to terrorize the lands ....
they were the cooks of chaos ....
creating their own kitchens ....
leading their slaves of the unknown,
through the middle of the night ...
These markets,
these markethearts ...
playing with your own misunderstandings ....
Making their games and their sports ...
it was all ... the mailman's wife ...
carrying too many letters inside ....
carrying .... a child ....
a child ... called birthday ...
from the chaos it rose ....
like a nuclear rocket ....
but it was just a flameflower in a tart ...
it was just a boy called birthday ....
the son of a mailman's heart ....
with gods of ten in his pocket ....
just flameflowers in a row ...
from a distance they look so sharp ....
but they are just thin tall waterlights ...
all in birthday's pocket ....
and on the marketsquares they play ...
throwing their dice, their dominoes,
their puzzles to terrorize the mass ...
they tattoo their mazes in the hearts of the misunderstood publics ...
they still ride the publics ....
all these misunderstood lions ...
all in birthday's pocket ....
still doomprophets ... from cartoon ...
and the magazines they breed,
the microphones are the swords in their hand ....
dividing the markets, dividing the squares ...
dividing the uniforms,
still lords of the dominoes ....
still lords ... of the big ten ...
they are still flying, heading for the land of the journalists,
to meet the broadcast-lady of cartoon ...
they are still heading for ... the mad sun ...
those pirates from the big cartoon ....
it wasn't mathematics lying on your dish ...
it wasn't the nuclear bomb ...
it wasn't a paper hell waiting for you on the other side of the river ...
it wasn't ....
they were just ten men from arabia ...
tailors of the big veil ....
switching the octaves ...
it was someone's new record ....
that singer from the lion's tea ....
it was someone's last potatoe he didn't eat yet ...
it was just an ornament ..in the rain ...
just a daylight's version ...
masses of silver snakeworms making the air so thin ....
Kartates Blazazarium
Tragedies from Cartoon
the world beyond fairytale V
__________________________________________________
Strange C-Sides, Poisonous Plants or Strange Boys
Grey Widow
Red Lemonade I
Red Lemonade II
Red Lemonade III
Blasphemy Undercover
Blasphemy Undercover II
Blasphemy Undercover III
Blasphemy Undercover IV
Blasphemy Undercover V
Blasphemy Undercover VI
Song from Rabbit's Hill II
In This Strange Cartoon
In this Strange Cartoon II
In this Strange Cartoon III
Green Mothers
Watermark
Watermark II
Watermark III
Barbed Wire Hearts I-III
Spiderwoman from the Big coffee
Arena of Insects - behind Barbed wire Eyes
Strange B-Sides, Stinging Plants or Autistic Boys
1. Terror from the ole' chessboard
2. Waterlights
3. Waterlights II
4. Waterlights III
5. Awakening the Wasp I
6. Awakening the wasp II
7. awakening the wasp III
8. awakening the wasp IV
9. red thistle sea
red stinging nettle
11. red stinging nettle III
Grey Widow
She's walking in the streets of Aldebaran, heading for the big tower on the church. She is selling her sulphur-matches to the ravens of the roofs of the old tall buildings. It's snowing, and the black widow is walking with her baskets in old ragclothes. She lost her husband so long ago, now she's the mother of the town ... She's selling her dreams to the cats lying before the houses ... to give them a good sleep .... She's taking the foundlings in her baskets and wishes upon stars for them ... she brings these ones to the doves ...who will care for them very well ...
There she walks through the snow in old shoes, the grey widow, mother of the old streets, mother of all foundlings ... She's a shape-shifter ... turning into a spider to lay new webs for the shop ... The coffee is streaming through her body to her shoes ... She can wake up in another world now ... Then the raven flies .... and she's gone ....
She is going to the forests to gather some fallen wood ..... She is walking to her house where the candy-machines are living ... actually her cats ... big machines .... Is she a witch ? Some say she is ... but they don't know it for sure ....
Mother Aldebaran, I met you through that painting ... that tall painting ... in that old building .... somewhere ... I forgot .... I got coffee to wake up into another world ...
Your standing before old doorways of citywalls .... Like a ghost in the snow .... Your sulphur-matches ... bring me to other worlds ..... It's streaming through my body like old coffee .... Putting the old machines on .... The Ice-machines and the jukeboxes .... Old records rolling through the night .... I can never wake up like this ... I'm a prisoner of sleep ..... The walls of sleep and old tea ... protecting me against the black mornings ...... I only wake up in your tower, and then going down under again ... like a cat locked up in history .... like my arms and feet are melting away ... in the maze of grey rivers ... all coming to protect me ....I am safe in your sleep .... I am safe in your ornament ... just an old watch ... you got from your husband .... I cannot swim ...out of this .... I'm sliding back ...into your dress .... into your basket ..... where you keep all foundlings safe ... Where you protect them against the black mornings and the raging ornaments ....against factories and poisoned coffee ... you let them sleep to sell them to the doves ...... all night ....
Grey widow, grey morning .... it's just another direction .... just another coffee ... but still in your sleep, in your tower ... still in your dress in your basket .... the whole world is in your basket ..... Grey .....widow ....
She's crying coffee-tears ... she's crying the ever-tears ... to set her children free .... to defeat the Great "Never" .... she's setting these ones free who were bound in the church, free from everlasting damnation torturing their minds .... They are out of the coffeemill now .... to have their own coffeemachines .... In her house there deep in the forests ... where gepetto left his blessings .... All in a mailman's hat ....
It's falling wintertears .... it's falling raintears .... it's falling everdreams ... it's falling rainstreams ...... She will cry ..until all her children ... are safe ... She's ...a walking coffee-machine .... crying coffee ...
Here it's snowing coffee ... old coffee ... here, in her heart .... to bring them all between safe walls .... of a safe town ..... Mother Aldebaran now ... Mother Heart .. Mother Dream ..... she's crying coffee in the rain ... bringing them to a new wonderland .... bringing them to a new aldebaran ... she's a mother, she's a black-white cartoon .... but in the middle of the story ... it's filling the air with colors ... glittering like the heart ....
She sooths your heart and then she goes to sleep ...
she's ...setting someone free .....
she's ...setting someone free again .....
i hear the tunes of her ravens ....
i hear them ...
in the middle of the night ....
soaring like neon rockets ... in dim lights .....
she knows her advertisements .... in the middle of your head .... in your hat ...
they are spinning there ... like a familiair curtain ...
bringing you deeper into sleep ...
her sleep ....
There's a raven living in the coffee-machine ... in the corner ... near to your bed ... where the lamentation-cats dance .... but when he speaks it's like ice-cream in your head ....
The snail-cats with their razorsharp mouths ... with their cartoon-heads and big lazy bodies .... coming from arabian bedrooms, having arabian symbols on their head .....
Mother Aldebaran gives them meat to keep them quiet ... But it's all fake .... She has some good coffee and some good tea ..... also to distract the businessmen ....
She's taming the wild dogs, with tricks which cannot be followed ... She knows how to tackle them on the footballfield .... when the ball gets too big ..... She's the sorceress, the shapeshifter, all to do the day ..... She's still the machine around my neck ... still the flag with which i race .... flying over ravines and seas .... over abyss's and dreams ... She makes the cities and lands flat when it wants to speak too wild, in arabian symbols ....
She's taming the zoos, taming the cinema's and the publics ...
Red Lemonade
the businessmen are heading for the businessmen,
the coffee is heading for the coffee ...
and you ... you're still sitting on that old chair ....
decorated by old birthdays .....
come and discover with me, a new world beyond the business ...
over the hills and far away ....
but i know i'm talking to a wall ...
i know a place where the black lemonade streams ....
from a black hill .... deep in rigil kent ....
there .... deep inside ....
and at the end of that tunnel .....
the red lemonade streams ....
all to wake you up inside ...
it makes your mind so fluffy ....
and then you touch a key you didn't see before ...
cold conscience ...
And still ... the businessmen are heading for the businessmen ...
the coffee is heading for the coffee ....
telling your love is two seconds too fast ...
It was red lemonade ..on a sunday morning ...
Just a daytime's version ...
Cold machines and wide eyes ....
from the black zone ...
all streaming from ... the black zone ....
There are jewels in a spanish sun ...
I'm looking in it, while I'm getting blind ...
But that's to escape your ornaments ...
I'm finally safe ....
Red Lemonade II
there's an orchestra of new waves ... entering your room .....
planting machines in the corners .... lemonades from the black zone .....
the businessmen are still running ... with their pipes of peace ....
no they have too much old tea in their eyes staring at me .... if you ask me ...
they have faces dripping with tea ....
i wonder why what is the deal ...
these loves are two seconds too fast ...
they are wearing guns between their legs .....
which they never use ..... well
only when they have to install their machines ......
they are wearing the guns between their legs ...
they are wearing white rags between their ornaments .....
they are wearing their white flags ....
for seventy seven reasons, which i don't want to hear ....
i heard enough stories .... i heard enough ornaments like this singing in the rain .....
but i'm watching my trousers grow ....
my back is geting taller ...
it's like the wasp is growing there ....
and she's breeding it .....
with her ten millions of little businessmen .... so little ....
little lights shining there ...
carrying songs on their back ....
spreading their powders ... spreading their powders ....
to make them all blind for the land behind the fence .....
the land behind grandmother's garden ....
it's still so weak there ....
pale flowers, pale butterflies ....
waiting to meet the pale ones ....
they are all waiting ....
still so fragile ......
still so sleepy .....
Red Lemonade III
counting lambsteads in a broken night ....
counting lambsteads .... all lamps ...
counting the lanterns and the chinese dishes ...
all records from a strange zone ...
tattood by light ....
but you're blind my little girl ...
you're just acting a little bit ...
gathering all your businessmen ... your slaves if it comes to that ....
blocking the older portals ....
sticking the mass to the grounds ....
with your glues, your crocodile's glue .....
still a mighty weapon in your hand,
still the lipstick on your side-ears ....
having the sidetarts under your feet ...
still a rollerskater's girl ...
still a black transmission .....
still a lazy one's dream .....
but it's all fear ....
Blasphemy Undercover
running to three decisions ...
to wake up this dreamland .....
the businessmen still heading for the businessmen ...
all in the line of pipe's great conspiracy .....
what a great day ....
you span your ornaments cold, after three hot summerdays ....
now you're watching the effect ....
you like to switch the thermostate ...
you like to hit the weather ...
to see them all fall ....
your ornaments ....are two inches too tall ...
while you're still a little fuck ...
like my mother always told ....
she warned me enough against you ...
she's still doing the laundry, while she's already dead for ten million days ....
no not because of your terror ...
there are worse things than that ....
my daddy warned me either ...
against you and that friend of yours ...
still selling cruel ice-creams on beaches too tall ...
letting the passengers slide away in the seas full of sharks ....
they have to pay your sixty six dollar to reach your beaches again ...
i know these tricks hon, i know these tricks ...
your machines ....
still sea-machines .....
my daddy warned me ...
his voice still slides through the air .....
but your custom house doesn't like the coffee ...
and now you're spitting it like a crazy mailman .....
but still your geese like it .....
you were just a little fuck ...
and now you're ashes muttering on the table ....
waiting for the next strike of the golden bell ....
well, i'm telling you .... you snail of the black night ...
powdered by green ....
but it was all to attract all ....
and inside it was your own colour counting the blooddrips and the tears .....
within seven days you will be home again .....
when dad gets his old machines back ....
Blasphemy Undercover II
it was a red war like twenty hells in a row,
it was like your aunt's worst demise ...
it was a funeral getting hard at the top, making a wrong dive ... again .. again ...
in this sea of luxury and life ....
you know i still blast this picture ....
Blasphemy Undercover III
Your sidelines are too sharp ....
but i will swallow my tears ....
i will swallow the fight ....
i will swallow my blasphemy ....
i will swallow you in the night ....
Blasphemy Undercover IV
It's called contact ...
Some complaints in a basket ...
It's called relationship ....
Some expectations on the side-lines .....
Sucking the numbers out of someone's head ...
It's called candy ...
coming from a candy's dream ....
causing chaos ... taking the numbers away ....
causing chaos .... it's called contact ... it's called friendship ....
it's called love .... it's called refridgerator full of meat ....
it's called dream .... it's called reality ....
it's called everything .... there is nothing else .....
it's called wasting ... it's called ornament ....
it's called pretty clothes .....
it's called pretty faces .....
it's laying the magnet deep inside ....
laying the addiction .....
it's called a new sort of drug ....
it's called liberty it's called god ......
Blasphemy Undercover V
businessmen heading for businessmen ....
to play the big cuyornaida corset ...
businessmen heading for businessmen ...
to close the fences to the new world ....
businessmen heading for businessmen ..
to lay the dogmagnets deep inside ...
there's something with their sea-machines ....
there's something with their coffee ...
and still too much tea dripping from their noses ...
it's the gathering of all big noses ....
it's the gathering of all cowards ...
quenching every war which would save the children ....
sacrificing their meals to the dragons ....
it's the gathering of the big cartoon ...
too scared to lay the horror ...
but now the tragedies are rising ...
rising from cartoon ....
all these businessmen ....
all these sacred men ....
just blasphemy undercover ....
Blasphemy Undercover VI
oh, how the coffee burns in my veins tonight .....
it's like it's asking for some liqors a bit rude ...
but still dignified if it comes to that ...
for it wants to keep the treasure ....
it wants to stay in the castle ....
having that old old crown .... of blasphemy undercover ....
Song on Rabbit's Hill II
Is it just a lamb inside asking for it's mother ....
or is it just a dream catching a lover for the coming snow ....
the tear can do the mystery ....
to keep them all blind ....
Little terror of blasphemy,
Little Big Mouth of No Nonsense and pink delights,
When it starts to speak it's the Big "She"
Little Big Terror, running through the gates of the castle ....
Pleasing your Big Mouth ... Pleasing the Ornament ....
Your Lion's a little sick today ...
He looks a bit pale ....
You always loved to tell people ....
speaking for the mass ....
having a big psychosis in which you Were The Big Microphone ....
How your Mouth likes to roll ....
Like a rolling stone ......
Like a Blade Undercover ....
Spoiling the Publics while destroying the ball .....
but all undercover .....
hidden in deep conspiracies and deep baskets .....
escaped from the cartoon,
you were a lamentation-cat ....
all bred up ...
like someone's motor ....
laying the magnets like doing the dishes ....
and still you call it art and birthday ....
still you call it newyearseve ....
you little big mouth from the big terror ....
you ornament from the ornament's rage .....
In This Strange Cartoon ...
the big beer is running through scandinavian streets,
the big lie is walking behind him ...
they make the same movements and before you know ...
they tackled you and then you're one of them ...
they're catching shadows,
lunatic actions ...
sucking the fools from the roofs ...
it's an artist's mis-vacation ...
planned too late on a hard man's spoon ....
now all he can do is spit and roar ...
but they call it art that's one for sure ...
the fall of the artist, still a beautiful painting,
something to remember and to collect ....
all he is doing is making art ...
even his funeral is called a masterpiece ...
the way he smiles is art
the way he kisses his wife is art ...
the way he kills, the way he's a butcher ...
all good movies from a big talent ....
the way he makes fun of you ... all art ...
the way he sleeps ... all art ...
the way he's spinning his coffee ...
no one would arrest him for that ... for it's all art ....
the pencil his knife ...
covered by big business ...
it seems the artist is a businessman to protect himself against the dogs ....
the way he draws dogs is art ...
the way he kills them is art ....
the way he sucks is art ...
all wrapped in a good good pocket ....
show the pocket and it's ok ....
the businessmen are the police here ....
in this strange cartoon
In This Strange Cartoon II
In this strange cartoon ...
In this strange motherland ...
We all die too soon ....
Such a tragedy .... this cartoon .....
In this strange cartoon ....
In this strange ornament ...
It's like hell's factory over here ....
Breaking your bones with a spoon ....
In this strange cartoon ...
In this ...strange ..... ornament ....
It's like a Lounge Bravour ...
It's like a strange promenade ...
In this strange cartoon ...
In this strange machine of paint .....
We are all dying too soon ....
Broken by a spoon ....
In this strange cartoon ...
On this strange spoon ...
We're heading for a Giant's Mouth ...
Something bigger than us ....
In this strange cartoon ....
Everyone's a spoon ....
Everyone's food ....
In this strange cartoon ....
In This Strange Cartoon III
It's a lamentation's dog ...
It's the businessman,
the man with the big nose ...
the terror of advertisements ...
In this strange cartoon ... we can never sleep ....
It's the curse of someone's coffee ....
And still there's dripping so much tea ....
On that first floor somewhere ....
Where all the clocks seem to gather .....
You in your rocking chair ...
You with that golden gun ....
You with those snakes around the old tree ...
Your still Gepetto's son .....
You with your green coffee ...
having some contracts with the big tea ....
and some lamentation dogs ...
and now your passengers cannot sleep ....
This strange boat of you this strange boat ...
too weird to describe ....
It's like the rolling thunder ....
It's like the curse of the blackest night ....
It's your ghostship with the lions on .....
with your babes dying on the sides .....
and you're the pirate with your two-faced teeth ...
having a fantasy online ....
It's green coffee which you gave me ...
It made me sick ....
Green Mothers
green mothers green ornaments ...
it didn't bring me one step further ...
it's a lying laughing curse ...
all in tight dresses and tight faces ....
still a coffee-statue of grandfather's works ....
still a daydreamlover,
still a lame and lying excuse ...
but i will not step into your arena's again ....
you can be a statue on grandfather's grave ...
where you can watch the roses grow ....
where you can watch the ornaments sink .....
where you can see a new daylight-terror ....
something worse than you ....
your little toybusinessmen,
your little toybanks,
they will not paralyze my head anymore ...
no i found something better now ...
a key to a discovery ... a key to the old explorers ...
a key to the bloudhounds you used to spit on ....
there was blood on the market-square ...
but a rose grew there ....
a liquid key to new treasures ... those stairways in the night ...
like chrystal lights .... so far away ...
the money was too sharp on the square ....
it was like james bond raising octopussy ...
it was a trademark perfectly denied ....
Watermark
It was too sharp on the edge ... so i jumped off ... i didn't want to go back to the old house behind me ... i jumped off ... and i met a wasp in a balloon ... under a balloon to be accurate ... but it was too sharp ... so i dived further .... to the other side of cartoon ..... which was just the other side of the mill ... for there it was even sharper .... so i wished i never left the old house ... and now i'm wandering like hopeless ... through sharper objects ... thinking i failed ... i missed my chances ... i don't know the way back to the old house .... i never liked it's cucumbers ... but now i desire them like heaven ... i never liked the old paintings of the old house .... but now i desire to see them, or to catch a glimpse of them ... i always ignored the fairies in the garden and in the house ... but now i beg to touch one of them ... but these chances are lost .... although ... the old house is deeper in my heart now ... since the strike of the wasp .....
the pictures in my head are so fragile and emotional .... it's like all my feelings came alive .... it's like i hear and adore all ticks of it's clock now ... while i'm not there anymore .... i'm on a sharper edge now .... in hopeless terror .... i'm baptized in the wasp's glue .... after the trauma ... everything got value ... and i could see the paths appear .... but it was only leading me further away from the old house and it's lovely dwarves ..who i used to curse when i lived there ...
but suddenly hey there i see .... an old house in the distance ... it looks a bit like the old house of the past .... but no ... it's not the same .... a wasp is living here .... and he seems nice to me ... so many playcards are hanging on the wall ... playcards from the wasp ..... it's like the wasp's glue is running through me .... it stings, but it wakes me up ... it carries me to the attic .... it's like all gravity has been gone .... and then i realize and start to see ... i will never return to the old house ... but just watching the memories .... and to see how they come alive ... here ....
he's the guard of my memory .... that old wasp .... but he shows me that the old house from the past .... was also just a memory .... i lived in this memory such a long time .... not liking it .... but when it was gone i start to miss things .... and it's like the further things are drawn away ... the more you start to feel them and respect them .... then it gets it's values back ... for it's the sting of the wasp which finally opens the senses and awakens everything ..... in the mill ...we become sensitive again ...
the mill is just an old memory starting to show it's face ..... the value .... it asks for respect and attention ... it wants to give you another point of view .... another place to live in .... the same memory .... but a different place ....
the old wasp ... the old guard ..... dealing in memories .... the mills bring them to the place they belong ..... for finally they are treasures .... ornaments ...which need to be worn on the right place ....
the wasp will sting, until the memory is open, until the memory is at home .... until it is understood .....
the wasp ... the driver of oldtimers ... of old locomotions .... bringing them home .... all these lost grandfathers and grandmothers .... back to the garage .....
the wasp's coffee is gliding through my throat ... awakening the shore-flowers of my mind .... the roaring ships and monsters in the sea of emotions are still finding their ways back to the safe haven ....
the wasp is sitting on the first floor ... in a rocking chair .... knitting new pyama's for me .... it seems i'm getting the wasp's pyama's ...for a deeper sleep ... he's knitting me home ...... he's knocking on my back ..... while all clocks on the walls are exploding ...... the wasp's mosaics are roaring through my spine ...still a strange language .... it stings deep and tomorrow we will have tv ....
Watermark II
invisible debts
decembers cold nights brought the watermarks on my face
decembers horrors ... the wasp's tattoo ...
all from the wasplake ...
decembers spoon hit the waspmark on my leg ....
and someone was feeling my pulse .... there in that old forest ...
now the kids can never come alive again ....
it was an old priest ....
with some sacred marks ...
but these were too sacred ....
so no one really survived ....
and this forest is still enchanted ...
like virgo's church ...
even the fishes are drowning in the pond ...
and the candyhouses are bitter there ....
it's all grey and green ...
the watermark still on my head ....
still on my fragile face ...
it was the touch of a businessman ....
thinking he was a priest ....
the snake is doing business ...
all in the name of love ....
all in the name of somebody's son ...
it's a dirty job if you ask me ....
i'm still following that priest ...
when i see him in the supermarket ...
then i follow him to his house deep in the forest ...
he's still breeding his watermarks there ....
i still have his ornament around my pulse ...
it's like the chain,
it's like the knife ...
i can use it against dogs and wild suns ....
still his present to me ....
in the name of someone's son ....
but the watermark is sinking deeper and deeper inside ...
after all these years ...
wanting to have too big parts of the prey ....
it was all the curse of a businessmen ...
these tools have hidden prices ....
now we work in his factories and the curse is getting heavier every year ...
it's like farao's hand ....
so we are waiting for some plagues ...
some plagues of thieves if you ask me ....
we could better steal the watermark than to get it with this hidden price we could never pay ....
it's the invisible debt .... business makes the beans so sharp ....
so now we're watching the sideshows ... the eyes of the wasps ...
to search for hidden conditions ...
and to breed ... our own ... watermarks ...
don't let anyone fool you ...
a present is never for free ....
it has always hidden prices ...
and sometimes the costs are too high ...
for when the dog is home ...it will start to eat your furniture ...
and finally yourself and your family ...
the present's curse ...
the watermarks they can look so lovely
but they can eat you from inside out ...
they can be cruel heritages ...
they can be inner factories ...
laying the chain forever ...
they can be schools you don't want to be ...
they can be mind-movies you don't want to see ...
they can be dangerous criminals another don't want to have around ....
and this makes birthday one of the biggest conspiracies ever ....
Watermark III
Tatoos on dry places ...
The watermarks know where they can suck ...
Thick gel on thin places ...
The crocodile knows it's paths ...
Conspiracies of the damned ...
They are all heading for each other ...
It's a mark of the crocodile after all ...
It's all getting clear through the eyes of a wasp ...
But no one wants to leave it this way ....
Barbed Wire Hearts
Real pride doesn't exist,
In the heart of the liar,
Real honour doesn't meet his mouth ...
It's only some wood of fear,
blowing away his consciousness ...
and something else is taking him over ....
They are too afraid to live ...
They are too afraid to touch ....
They are too lazy to spin the ornament ...
Barbed Wire Hearts II
They are blind, those barbed wire hearts,
They can only feel your heart,
your weak places ...
They tell you things you don't want to hear ...
They are storytellers to lay the curse deep inside ...
Then they watch the effect from their fences ....
And spin new tales for the next strike ...
When all the curses are installed ...
They start to deny everything ...
To cover up the wounds ...
To cover up your screaming child inside ....
So that no one will ever see ...
and no one can really help you ...
Barbed Wire Hearts
Barbed Wire Hearts III
They try to let you feel insecure ...
for they could never feel the blessing of pride ...
They are barbed wire hearts, they are liars from the beginning,
sent out to make you one of them ...
They are taletellers from the woodpecker's house ...
They knock until your fragile mind opens up ...
And then they slowly slide away ...
leaving a pipeline for a daily suck ....
When you give them your heart,
They will let it fall ...
And soon you will be one of them ....
for you cannot use your heart anymore ....
you're a barbed wire heart too ...
Is there any escape out of this woodpecker's house,
Is there any spell to reverse this curse ?
Yes, when Jesus will betray Judas with a barbed wire kiss .....
But that already happened hundred years ago in the heart of London,
when James Bond auctioned his golden rabbit among the clocks ....
Spiderwoman from the Big Coffee
you're staring at me with your coffee eyes ...
it takes seven full hours until your sugar reaches my cup ...
it was floating through the air so slowly ..from your hand to my cup ...
it rolled out of your spoon .... it's like you live your life between the seconds ....
you make twenty faces in a flash ...
all to win a smile from me ....
you want to know which mix i drink ...
but that's topsecret protected by the government ...
your coffeewebs try to keep me out of the hunting lies ...
your still a spiderwoman ... from the big coffee ....
but it's like fishing ...for i'm deep in the lion's tea ...
all i want is to become slow again ... to reach for the deeper pattern of this mill ...
Arena of Insects
behind barbed wire eyes
The one of the biggest ridicule,
The one with the trademark-condoms,
The one with the coldest touch,
The one with the diplomatic sleep-pills,
The one with the copyright-assistants,
The one with the careful curses,
Has the keys of this machine,
of this Japanese Boxring,
It's the sports Journalist,
with razorsharp money,
having razorsharp records,
running in the middle of bald heads ...
It's the game's capitalist,
It's sunday's Scrooge in a rotten church,
It's your mental brigade to identify flying objects unexpected,
It's your bridegroom on a purple rose,
It's your liar's docter on a cold summernight,
It's your mother's leather dog-chain,
aliens crying for help,
but it's all too deep inside,
it's all too small,
all happening under a skin ...
of barbed wire eyes ...
Terror from the Ole' Chessboard
Return of the Dictator
The waterlights are heading for ... the light in the pocket ...
They have seen light ...
Now they are hungry ...
A world of elves cannot save you this time ...
For now it's something worse ...
Your mother's worst put in chess ....
She's drinking a cup,
and you think it's filled with your blood,
but you don't know it for sure ...
It can also be your neighbour's blood ...
Her agenda's are never clear ...
You always live like you're not knowing what she exactly cooked for you ...
Strange dinners from a mother's heart ....
and now you're sick of it ....
No one can help you when mother makes her cruel decisions ...
It's like your last joker has been blown away by the wind ...
And all the shops are closed today ....
Now your waiting for the night ...
Mother's night ....
For the strike of her nails ..
The Waterlights are heading for the pocket ...
Those waterlights ... in the night ...
They have smelled something ...
Some pale purple roses ...
Now they are up for some barparties ...
While no one can save you ...
While no one knows you ..
You are a stranger in your own land now ...
And you even don't know where you are anymore ...
For the waterlights have come ....
Waterlights in tall delights .....
Tall insectians ... too tall ....
too tall to feel safe ...
It was your mother's worst put in chess ...
Now the waterlights, these tall delights are heading for your home ...
It seems like mom pushed a bell ....
the worst bell,
worse than a million schoolbells ...
It seems she was in problems,
So now she made this choice ...
Or was it an accident ?
You don't know ... for her agenda's aren't clear ....
And her diaries are dark .... too dark to read ....
You wouldn't bear it if you would know what she's all writing about you ....
It's your moms worst put in chess ....
It's like you sit on electric chairs all through the house ...
Decorated by her birthdays ....
You were her present she got .....
You were a heritage from someone ....
But anyway, all curses too mean ...
when she writes in her diaries ....
you better hide ....
But hey, come on, read it another time,
and you will not be so shocked ...
for time heals all wounds ...
and some years further you will use it as a book of fables to make fun with your children ...
well, but ... they might want to take over your moms occupation ...
to become your next horror ...
kids can be meaner than curses you know ...
that even one day you will beg for those old waterlights again ...
your moms worst put in chess ...
for when a kid is playing chess ...
it can be an all-time desaster no one survives ....
even not your old dog,
your last flame on a birthday's cake .....
But hey, you will survive death ...
there are worse things than that ....
you still didn't know about your grandmother's worst put in chess from hundred years ago ...
she caused all this ....
but she was just a victim of someone elses worst put in chess ....
so you just need to know who sold this chessboard ...
this old curses chessboard ...
which raped your whole family without pardon ....
Then you have to go to that old house of dwarves,
where birthday was raised ....
where it rose like a wet statue of terror ....
from that ole' ole' cursed chessboard ....
where it killed like a black horse ...
where it swallowed all colours away ....
where it set it's arena's ...
it's japanese boxrings ...
Gepetto had a brother ... an old game-maker ... a dwarf ....
he made a colorchess-board,
but since birthday came,
it sucked the colors away ....
and old ladies started to play their games there ...
your grandmother was one of them ...
she stole it and brought it to an old museum ...
so she could play chess there with some old men ...
with bald heads and smiling faces ...
didn't we all rise from this ?
like a rocket of terror ....
spreading our desasters ....
we were someone elses kids ....
scaring the hell out of them ....
we built our arena's on the chessboard,
sucking all colors away ...
but everything comes back to us ....
in this magical circle ...
and it's still world's best haunted house ....
after all these years .....
but i'm heading for some new games ....
this Gepetto's dwarf,
this ole' ole' brother ....
must have some more games in his cupboards ...
and some more suits in his wardrobe ....
i'm getting sick of the same arenas,
i'm getting too tired to fight here,
always the same game ...
always the same ...
on this damned chessboard ....
they say there's no life at the other side of the chessboard,
but i bet there's another game there,
when we turn this whole board upside down ....
...the other side of the chessboard ...
there's a world living under it ...
a world of dwarves ...
turn the ship upside down ...
the sharks will be the birds ...
and we will dive deeper into the sea ....
he placed his enchanted mirror on saturn ....
she's still a mermaid ...
the portal to his games ...
still a siren's daughter ....
arcturian designs ...
and white boots luring the visitors ...
bringing them through the portals in bags of glue ...
still an advertisement-clip roaring in your head ...
still the gameshop's display-doll ...
But i'm only waving at her,
from a safe distance ...
I won't jump in that boat again ...
I will look for another portal ...
Mother Capricorn is like a display-doll from the coffeeshop ...
Razorsharp like hell, dressed in old rags,
She's still playing the widow ...
But she's too close to Mother Aldebaran,
so I will take the other portal ...
It seems all my old dreams don't fit me anymore ...
But they understand my principles ...
I'm waving at them from a safe distance ...
Green Boots is the display-doll from the zoo-shop ...
at least ....
well, but she's just a part-timer there ....
She sells speedboats to possessed dwarves there ...
So that's really my style ...
and she's a giant-assassin ....
she's never doing the dishes ...
she doesn't need dishes when she eats ...
and she never eats at home .....
I want to have her as display-doll for the game-portal ...
we need some more crocodiles there ....
It's busy in the shoeshop,
it's ringing all the time,
like a million bells ...
everyone wants to have crocodile-boots ...
It's busy in the coffeeshop ...
it's ringing like a million bells ...
everyone wants to have crocodile-coffee ...
what's the deal ... i'm thinking ....
is echo building another tv ?
it seems the dwarf is making a new game ...
Kartates Blazazarium ... It was an old boot once ...
A crocodile-boot ...
Or was it a jelly-fish-boot ...
About this the war's are raging ....
There are wars in the shoeshop ....
a girl is flying into the shop ...
she is like an owl with a cathead ....
it's the queen of gemini they say ...
and the king of apus is walking behind her ...
her little brother ....
they are both handicapped children ...
The siren from Arcturus is waking over them ...
She has a mother's heart for them ...
They have a big mission in the shoeshop ....
There is a war in the shoeshop ....
And the queen of gemini is screaming like a dictator ....
This girl loves blasphemy, that's one thing for sure ...
And her brother's eyes are glittering ....
Then someone smashes the door open ...
It's Libra's little dictator ...
Without speaking he pushes the waterbuttons of his little calculator ....
Then he spouts like the thunder's worst blasphemy .....
and the shoeshop explodes ....
then only one pair of crocodile-boots are standing before them ...
he jumps in them and runs away ....
together with the queen of gemini and the king of apus ....
a little fir is closing the curtains ....
the end of the tv-show ...
someone is drinking coffee in the coffeeshop ...
it tastes like crocodile ...
but that happens when it's crocodile-coffee ....
then libra's little dictator is suddenly appearing in the dooropening ....
the man spits his coffee out ....
he didn't expect the tv-star here ....
libra's little dictator gives him a little piece of licorice ...
stand up and walk, go home and your sins will be forgiven, don't sin anymore ... the little dictator sais ..
the man walks out of the coffeeshop in shivers ....
taking his car and drives into the canal ...
the little dictator fishes him out ...
"i told you to go home, not to go for a swim"
he roars ...
libra's little dictator ...
an ornament in the storm ...
this handicapped boy,
this tv-star ...
bringing them all home ....
bringing them all to their own tv's ....
he counts with his fingers ...
and then it's done ...
sometimes he takes his little water-calculator ...
to hit some holes in the air ....
he's still the cartoon's docter ...
breaking down old arena's ...
he's still the cartoon's policeman,
in his big cartoonship ...
and gemini's little princess ...
she's still the game's docter ...
still the game's lawyer ...
while the king of apus ...
he doesn't know what he is anymore ...
but one day he will find out ....
Terror from the comic
There's terror dripping from grandmother's cup ... terror from the comic ...
juice of comic comes out of her mouth ...
i wonder what she has read ....
the newspaper ... it's the newspaper ...
with a hidden gossip-magazine inside ...
the knife perfectly hidden ....
There are comic-figures in my room ...
tall and liquid ...
like my granduncle's shadows ....
it's like there's someone in my room ...
liqor from uncle's ...
There's blood dripping from the curtains ...
Waterlights
Waterlights heading for the broadcast-lady from cartoon ...
She's a duck from arcturus ...
Her automatons all in a circle ....
Big Orange Balls opening ... all with the waterbuttons ...
They're shooting tall lullabies in the air,
to bring the children home ...
The tv-screens are wet, and glues are streaming through the rooms ...
She's taking her children back ...
Waterlights II
heading for the broadcast lady
to bring the children back
heading for the orange ball
the dwarf
the ornament
bringing them all back
waterlights coming from the waterlights
waterlights heading for the waterlights
still fireworks in the air
clowns are my answering machines now,
dwarves are my doorbells ...
my friends ... the whistling kettles ...
there's someone standing before my door,
with three purple pale roses in his hands ...
he knows what will happen if he will push the bells ...
then the waterlights will spout ...
Waterlights III
Waterlights the doorbells
Waterlights the mailmen-eaters
Waterlights the tax-assassins
Waterlights sending the teachers away
We don't need any teacher today ...
It's the truant's party ... from the Big Cartoon ...
I'm pushing the waterbuttons of this new game ...
It's like the rainbow is bowing ...
It's like the tax is lying down ...
It's like there are no ornaments anymore ....
Only magical spells ...
Raising up a sunday's terror ...
Vows to poverty
Sealed by old priests ...
Parties in old temples ...
Pushing the waterbuttons ...
The children were locked up behind golden fences ...
But the waterlights open them now ...
and bring them to the land where the swans spit fire ...
the land behind the swanlake ...
Here the red dragon lives,
together with his dragon-swans ...
They are games from an old book ...
Here, in the land of the game ...
You can come there by jumping through an enchanted mirror ...
But there are many enchanted mirrors ....
He was the prince of video-clips ...
painting the wet blue faces from the Big Coffee ...
all these statues ... waiting for the dawn of the show ...
He was the prince of video-clips ...
A woman with intelligence is a pearl in your hand ...
Awakening the Wasp
Awakening the wasp,
the ornament's transmission ...
In pale purple screams the crime appears ...
Awakening the wasp,
awakening the fears ...
to trace the ladders inside
on a woman's thick coffee-panties
They are the display-dolls of zoo-shops ...
I will burn those tonight ...
They are Arcturian Waspwomen ...
from siren's qualities ...
Awakening the Wasp ...
Those dragongirls ..
Awakening their footsteps and their coffeemouths
by slow drums in deep spanish rythms ...
Still the bridge from arabia to the indians ....
with a deep japanese background ...
where the spider hides ...
They wear their responsibilities and duties deep in their eyes ...
holding them tight in intelligence ...
These women from Spain and Portugal ...
Still rainbowbridges between arabia and the indian bananas ....
Awakening the wasp ....
Awakening the Wasp II
Birthday having the democracies in the black money-pocket,
Terrorizing the mail from a postman's heart
Birthday having the waterlights inside,
all these gods of ten ...
They are the faces on strange playcards,
from a game you still don't want to know ....
cuyornaida corset or kartates blazazarium ..
about this the wars are still raging ..
but you only see your own game ...
There my father walks with his own fed up democracies ...
like the motors he gave to my nephews ...
he's still a walking diary ...
And our lovely aunt in her dress full of pale purple democracies ...
all these glitters ...
then i'm not hungry anymore ...
then all my desires go to sleep ...
watching the game inside ....
enough to be satisfied ...
watching some wasp-tv ...
All these castles can go home tonight ...
Mr. Democracy smiles,
all these voices in one mouth,
smoking twenty-million cigars at the same time ...
And you're still saying the girl is so intelligent ..
then ...why don't you listen to her ?
Mr Democracy smiles ...
He had a good day ...
It's his game of numbers ...
In the Big Arena ...
Now if we're going to smash with numbers,
hey I know a good horse ...
throwing the orange chrystal ball to the ground,
with splinters marching for election-day ...
All these words of you ...
were nothing but .... bunches of possessed dwarves ...
coming from the big orange ...
to sooth some other wars ...
is echo building a new bike ?
is echo inventing another machine ?
i'm watching wasp-tv today ...
for it's too cold outside ...
our lovely aunt walking there,
with pale purple roses in her hair ...
heading for election day ...
it's like the threat of a nuclear bomb hanging around in the air ...
my nephew had to shut his comic earlier ...
the crap is already running ...
Mr. Democracy is gathering the masses in his hat ...
waiting for another strike ...
Then all his cigars will explode in his face ...
and then he will be the big beast of the party tonight ...
always my nephew's best trick ...
Awakening ..the wasp ...
Awakening the Wasp III
Awakening the wasp ..
awakening the sunrise terror ..
from an ornament's spoon,
for some sixty-six babies, riding on birthday's horse ...
Now finally he can smile ...
Now finally he can sit ...
There's some room now ....
Echo is bowing in nuclear terror ...
Wasp-tv in early dresses ...
Games from the crocodile in Spain ...
It's the war of numbers ...
Always Pinocchio's Nightmare ...
But it will let the orange flow ...
And it will let the balls fall again ...
in even more splinters ....
Wasp-tv updated ...
for a better summer's snow ...
And she's getting softer,
losing all her hungers ...
her desires are enough to satisfy her ...
The further away it appears,
the more influence it has on her,
like a shining star in the distance ...
like a melon-pear-banana,
it's just a deeper touch ...
it's making her world larger
she loses the narrow curse,
the soft fleeces between her and that thing,
were just marks from echo's television ...
installing it deeper inside ....
now it's like the game's icecream ...
now it's like the watering touch ....
with all these cool ripples from zebra ...
making her so material inside ....
it's spouting into her underworlds ...
awakening the wasp ...
awakening the ornament's break ....
with an ornament's brake ...
still on her side-gloves' armies ...
still on her side-hats tales ....
it's the queen inside who's rising ...
and raging like summer's palest fruit ...
Building the democracies inside ...
There's a material world over there,
for outside the opposites walk ...
waiting to strike you by a fed up number ...
Always Pinocchio's Nightmare ...
Building your own democracies inside ...
a material space ...
the opposites walk outside ...
you don't need them ....
Just close the curtains you got from capricorn ...
those purple ones ...
and be material inside ...
Awakening the wasp ...
awakening the red wide spoon,
the orange side-belts ...
and the witty cartoon ...
There's thick glue streaming inside ...
outside the opposites walk ....
but you have closed all curtains ..
and watching the candle's flame ....
Then you close the blue curtains,
you got from neptune ...
and the orange-rivers will start to boil and stream ...
in your little underworlds .....
with balldwarves at their sides ....
orange balls opening ...
and then the movie starts ....
then you go with your own ships
sailing on your own democracies ...
to your own election days ...
your so material inside
your so online inside
watching echo's newest tv ...
wasp-tv updated ...
so don't be scared when the glasses are falling ...
don't be scared when the windows are exploding ...
for it's just to make your screens brighter ...
wasp-tv updated ...
awakening the wasp ....
The mills are speaking ...
increasing the numbers,
bringing the dwarves ...
the orange portals are opening ...
they come from all sides ...
wasp-tv updated ...
watching the wasp's eye ...
the orange balls are breaking ...
new glues are streaming ...
new juices from crocodile ...
now there are growing crocodile trees in your heads ...
with crocodile fruits ...
heading for a new game ....
kartates blazazarium ...
the old crocodile boot ...
when you were born ...
the baby wasn't you ...
but you just saw nature roaring ...
locked up in the body ....
you were a prisoner of this baby,
your mind was erased ...
but your flower was growing against this rock of ages ...
your flower survived ...
and now you got the keys of this body ...
heading for cartoon ....
you will take care of this baby ...
it was a gift to you ...
but still at times you feel sprisoner ...
locked up somewhere in the body ...
it seems that the baby can live without you ...
it's still a handicapped baby,
a little dictator ...
nature's gift to you ....
to turn you into an animal again ...
awakening the wasp ...
yes, it was a cruel siamese contract ...
numbers fighting about a body ...
but finally you can drive the car together ...
when the glass falls ...
capitalism will fall when the glass breaks ...
no prophet needed to see that ....
but then new sorts of capitalists will rise ...
communists updated ...
awakening ..the wasp ...
and they will greet you on the street,
they make dignified dances ...
but their clothes are scottish ....
they are materialists inside ...
they are the scrooges of the livers,
of old potatoes and sacred museums ...
pushing you back where you belong ...
they walk around with the scales of time,
they are the judges of southern coasts ...
they are the possessors of the wild wet dreams ...
of wet fairytales and wet dogs ....
they are the kings of the wet zone,
they are the lunatics of narrow clothes ...
of narrow streets and narrow bars,
but wearing big blue oceans over it ...
they are the businessmen of numbers ..
selling numbers to the doves of the roofs ...
they are pieces of the big cake ...
breeding tight democracies in a rainbow ...
they aren't allowed in schools and big houses,
but they are the terror on the sea ...
selling birthdays in a street ...
and still these guys are echo's friend ...
missionaries of the big press ...
Awakening the wasp IV
On wasp-tv :
Coffeemachines on Saturn are kidnapping a baby from the coffeeshop-owner
it's the pencil of fear writing on fragile screens,
boosted by fine registers and sensitive touches ...
held in line by a hundred insecure threads ...
the lips of a spanish woman tattooing the waterlights ...
Red Thistle Sea
Pictures drawn by the trauma,
A boy having sharp arrows on his back,
An autistic boy ...
Hunting the black deer ...
She hurted the prophet ...
by her words ...
Through the fragile leaves you see the lake ...
where it all started ...
you have to jump through ...
It's not you anymore ... someone else took the job ...
He heard your scream of the black past ...
and now he wrapped himself in the deerskin ...
He's weaving new languages on your face ...
Your senses were tricked so deeply ....
but now he takes you out of the illusion ...
their laughs cannot reach you anymore ...
From the pencil of thick trauma ...
Dripping from wasp-tv ...
Still an autistic boy's transmission ...
Too shy to repeat ...
Too much confidence
Too much pride ...
Too much fear ...
dripping from wasp-tv ....
It's a wet touch ...
These are traumatic trees ...
shocks to come alive ...
to detach from the past ....
The iron pencil ...
traumatic pictures ....
traumatic language ...
Thistle sea ...
Coming alive again ...
red stinging nettle
There's growing a plant in me ...
Red stinging nettle ...
pleasure so close to pain ...
health so close to sickness ...
There's growing a war in me ...
and I'm the warchild,
from this womb of divorce ...
carrying the flag for all stinging plants ...
divorces so close to marriages ...
wounds so close to the shields ...
It's a beautiful picture ...
a two-faced Jesus on a cross ...
two-bodied ...
heaven so close to hell ....
it's all glowing red ....
it's burning in the sun ...
darkness so close to light ....
he's a naked man ... but it's so close to covered ...
covered by the face of the moon ...
a torn t-shirt,
torn trousers ...
shattered boots ...
like the red hulk is rising again ...
There's a plant growing in my body ... it pierces my skin, and then it dives under again ...
it's twisting in my body ...
shattering and sewing me ...
it's so close to the picture ....
like the pink tattoo ....
red stinging nettle II
he's like the red stinging nettle ...
that autistic boy ...
an a-boy that is what they call him,
also with a bunch of allergies ...
there's burning something in my nerves ...
it's the voice of that autistic boy ...
not wanting to let me go ...
he's so mad at me ...
he's a raging stinging nettle ....
for i'm still driving too fast ...
altho i cannot help it ....
for someone took the brake away ....
i'm riding straight to the abyss ...
to a natureless heaven ...
where everyone forces everyone ...
where there is no time to breath ...
no time to kiss a tree ...
i'm riding straight to the abyss ...
but the autistic boy is blocking me ...
raging at me ...
he will be the red stinging nettle around me ...
a red balloon ...
bringing me to the other side of the moon ...
predators are his pets ...
stinging trees and flowers his friends ...
red thistles bringing us home ...
over land and over sea .....
until we feel the thorn of time again ...
blocking us from going too fast ....
the traumatic beauty ...
there's a world between the seconds ...
when the red stinging nettle clock ticks ...
deep in the forest ....
surrounded by waspnests ...
and so many friends ....
then we will see the big "most" ...
it was all ...deeper inside ....
in a snakelake ...
where a pinkblue forestroad smiles ...
it's like the touch of the viper ...
it's like a sea of thistle-tears ...
making us all deaf to the lie ...
making us all blind to the complaint ....
there's no expectation left ...
we have too many reasons ...
the big "most" lives in our hearts ...self made by the shatters of our lives ...
traumatic ornaments in deep shivers ...
wasp-tv for stinging trees ....
tomorrow the tragedy will do the dishes ...
and the trauma will wash everything away ...
a fragile pencil will walk across the bloody battlefield ...
to gather the flowers and the streams ...
in a pointy sack ... on japanese house-shoes ...
decorated by drama ...
it's when the varias spread their wings ...
we will all see this ...
that it was always there already ...
pleasure so close to pain ...
the good mask just melts ...
when the wings are spread ...
when the feather-pencil rules ...
from an old indian head ...
escaping several fires .....
the apocalypse was always there ...
but now she finally washed away her dress ....
the traumatic beauty ...
it will blind your eyes ...
but it will open your heart ....
and the knife will be felt ...
it was never put there ....
it's just the true shape of your heart ....
it was the anchor of your ship,
it was the loveline to the other ...
the aerial for the message ...
it made you shiver to open up your wasp-tv ...
so that you could feel the crocodile-glue running through your veins ...
it was the knife which split your heart apart ...
making it two-hearted ...
so that you could kiss yourself ...
to spin your own mosts ...
which brought you over the sea .....
there's such a world inside ...
it's just the shape of your heart ...
it's just a red stinging nettle ....
growing there like thunder .....
it's just your father speaking ...
about old divorces and old worldwars ...
remembering the split ...
was much deeper than yourself ...
it goes beyond the own splits ....
so never take anything personal ....
the root lies in an ancient game ....
with ancient rules ...
you are just an object in this war ....
a product from a factory ...
while the persons are raging above your head ...
in their unknown languages ...
you're just a victim from a war in the air ...
from an old birdnest ...
from an ancient war .....
you're just a number for them ....
a pawn in the game ....
they don't want to know who you are ....
they just want to use you in their game ...
you're just an object in their eyes .....
and so are all the others around you ...
no one really knows about what the wars are raging ....
it's an ancient war high in the air ...
it's rising above your head ...
so let it go ....
just enjoy the splits ..for they are so close to the connections ....
enjoy the mosaics of the old churches ... the tall windows ...
for the magic's there ...
enjoy the red stinging nettle ...
enjoy the red nettle's food ....
sickness so close to health ...
sickness brought the man out of the factory,
out of hell ...
sickness made the man autistic again ....
autism so close to the animals ...
autism so close to the trees ...
his fears brought him to nature again ...
to a deeper breath and the watering waterfall ...
to a deeper health ...
death so close to life ...
a traumatic beauty ....
did you ever see the pink dress of depression ...
it's like dim light, almost grey ....
it's like wrapped in the forest ...
it's like longing for home ...
which is deep inside ...
sad voices are luring you ...
longing for you ...
missing you ....
you are missed ... so missed ...
the pink dress .. a sovenir ...
crying ... until you're back ...
Bristal Brival
Back to Izu
the world beyond fairytale vi (clasp)
_______________________________
Urban Renewal from handicapped boys on Flying Moths
Language of Trees
Killertrees
Tree's Apocalypse
Strange Sleeppill - No Response
Black Snail
Tree Cocoon
Strange Clients
Siamese Ornaments (By Bird (nc) for Gnat Records)
Aldebaran Birds I-V (By Bird (nc) for Gnat Records)
The Feather I-IV
Baker's Tree Boy
Everlasting Damnation I-VI (By Bird (nc) for Gnat Records)
The Lazarus Tree
Little deaf men
Wasp's Tv Updated
Back to Izu
Language of Trees
when a man becomes hard he becomes tall
when a man becomes tall he becomes thin
you have your own ornaments raging in the night
when a man becomes soft,
he will be hard in the night,
this always seems to be true ...
when a man gets the crocodile-gun,
he becomes taller,
when a man gets the crocodile-boots,
he becomes thinner ...
still sinister shadows in the night ...
Killertrees
Bilmageln breeds the killertrees,
Green lines in the night,
green lights from traffic ....
Bilmageln breeds the killertrees ...
some brown lines between,
so thin but not too thin ....
some just can't stand bilmageln ....
Black Spring from the ornament's ring ...
Black lights so thin so thin ....
Sinister shadows in the night ...
Bilmageln breeds the killertrees ...
the thistlefields ...
the mura's from the sidelines ...
still ornaments in the rain ....
black ones ....
Bilmageln breeds the rain ....
the wasprain if it comes to that ....
thin oh yes too thin ...
tall oh yes too tall ....
too tall and too thin to survive ....
some just can't stand bilmageln ...
some just can't stand his light ...
waterlights from ....
too tall and too sinister to stay awake ...
too sinister .....
some just can't stand bilmageln ....
they saw the tree .... and wished .....
just wished ...
some just can't stand bilmageln,
some just can't stand his ornament's ring ...
they saw it ....
but wished ....
just wished ....
they never saw ....
for it blinded them ....
some just can't stand bilmageln,
some just can't stand his ornament's pride ...
they wished ...
just wished ....
they could be proud ....
all these hard men ...
becoming tall in the night ...
men of no response ...
they just stare ...
their eyes speak ....
having bilmageln's ring in their eyes ....
rings from the trees ...
binding them all together ....
these tall men, these sinister men ...
letters from the tree ....
yes, the boys grew up there,
but now they are ...
tall, hard and sinister ....
waiting for tree's apocalypse ....
Tree's Apocalypse
drama after drama,
spinning in their fingers,
speaking tree-talk ...
sprites from december-day ...
tall like the tree's insect,
they could take the fruits from moon's tree ...
these are tall insect days ...
these are tall ornaments ...
too narrow ....
narrow streets ...
strange deals ....
the eye is doing business ...
no one's speaking ....
these are silent days ....
these are sinister days ....
and you pray you will miss it ....
but tree decided it this way ....
the hard singer sings tall songs ...
so thin that they easily slide into your ears ....
you made them narrow,
but they could slide in .....
tree's apocalypse
tree's daylight versions ....
tree's ornaments rage ....
for the green camera ...
strange birthdays ...
strange ....
tree's apocalypse ...
spouting waters all green ...
brown little lines ...
growing tall in the night ...
women with tall talk ...
from spanish beaches they flow ...
on wasp-tv ...
a daily flow ....
all in bilmageln's diaries ....
echo did a good job ....
gathering all these men ...
these dark men ...
tv-stars on wasp-tv ...
too tall to survive ...
too thin to grasp ....
seeing the rage in their eyes .....
now you know what i'm talking about right ?
it's the daylight's curse ....
these are insectian invasions ...
on black light's earth ...
these are ornaments spring, these are raging terrors ...
these are bloodlines confessions ....
these are scars from trees speaking ....
you won't see their earrings ...
it already blinded you ...
revenge before the strike ....
now it won't be dignified ...
it was never like that ...
the prince is a curse now ....
the ornament's a strike ....
copyrights like bombs,
trademarks like hells ...
breathing is not allowed ...
it's the watering disease ...
the prince is sharp today ....
he became too thin in the night ...
now he's an ornament ...
too dangerous to wear ...
too dangerous to sell ....
now it's shining in the museum ....
for a copyright's bell ...
for a trademark's desire ...
that black green curse ....
that mouth from the crocodile ...
you just saw his teeth ...
and now you're wandering to the exit of this haunted house ....
but there's no exit ...
this is all there is ...
you should have stopped reading the book ...
but now it's too late ...
it's too dark already ...
the lights are gone ...
you should have stopped eating the cake ...
but now it's too late ....
you should have jumped out of that bus ....
but it's now in the abyss ....
tree's apocalypse ....
why why why
why not why not why not ....
questions which will never be answered ...
tree's apocalypse ...
then why is the church doing all this ?
selling their eternal damnations to our kids ?
i was visited by a guy called eternal damnation
he had a little game in his hands
telling me if i would lose ...
i would go to hell forever ...
i told him i didn't have any time to waste myself like that ....
but he forced me to do the game ...
but i knew if i would do the game,
i would be too late at home ...
and then my father would send me to hell forever ....
and that was finally worse ....
so i started to fight with this man called eternal damnation .....
but he won ....
so now i still sit here, in eternal damnation ....
watching how others make fun ....
but .... i was thinking ....
i escaped the hell my father would give me if i would be too late at home ....
and that would be way worse ....
so ... after all i'm so glad i'm here with this guy called eternal damnation ...
he saved me from my father's wrath ...
not for awhile, but forever ...
how grateful i am ....
so i dance a lot here ... making a lot of fun ...
watching how others make fun ....
while i know that when they get home,
their father will send them to hell forever ...
and that's finally worse .....
so this tree's apocalypse ....
isn't bad after all ....
this book ...
this cake ....
this bus ....
we don't need an escape in this haunted house ....
for then we would meet something worse ....
hey, what a protection ...
what a waterlight's key .....
it doesn't work on everything ...
but it's the best key there is ....
tree's apocalypse .....
Strange Sleeppill
No response ...
No response to the answering machine ....
No response to daylight's day ....
No response to the hard line ...
No response to the strange beat .....
No response .....
all telephones are done ....
someone is just staring ....
that strange guy ....
No response to the mills ....
No response to the butcher ....
No response to the ornament's dream .....
while the singer is still singing about the hard line ....
no response .....
Is this the daylight's terror ....
Is this the hard night's dream ?
is this the ornament's rising ....
It is the doglight's scream ....
In lights too tall they scream ....
In lights too tall they die ....
In lights too thin they call for a master ....
while they don't respond ....
they are just in delirium ...
in a tree's fever .....
sliding into the tree's cocoons ....
on a hard man's spoon ....
this man is too hard ....
all other men bow ....
till they sink in the sand .....
and slide through the mirror ....
those ornament's riddles ....
those ornament's dreams ....
no response on the telephone .....
no response on tv ....
it's sliding to silence ....
it's sliding to a new dream ....
the singer cannot sing today .....
he was struck by the hard man ....
struck by someone's everlasting damnation ....
and now he's sliding ....
to strange cocoons ....
to strange ornaments ....
these are narrow days .....
narrow men in the bus ....
narrow men on the streets ....
these are narrow days ....
days of no response ....
someone is still talking to the statue ....
someone is still talking to someone who already died three hours ago .....
yes, his body still feels a little bit warm .....
for there are animals living in them ....
but they will not respond ......
for they are dying too ....
all in strange cocoons ...
all in strange ornaments ....
all in strange telephones ....
while the telephone is dying too .....
the land is dying out ....
there's a curse roaring on the streets ....
these hard men's tales ....
tales with no responses ....
tales without words ....
tales in bitter silence .....
tales in mura's laws ....
baptized in fears ....
these paranoid boys ....
grow so tall in the night ....
like towers stinging through the air ....
through clouds and flying musicians ....
to daylight's dreams and daylight's possessions .....
hearing paranoid men .....
but no response ....
no response ....
the eyes are piercing ....
moving like circles ....
telling stories ....
all you need to know .....
wild eyes from city's seas .....
becoming silent in the forest .....
drowning in the oceans ....
too tall, too thin .... too hard .....
waterlines sinking deeper .....
wasp-rain over there ....
no response .....
no machines ....
just wasp-rain ....
falling deeper ....
and then you catch a sight of a snowman .....
too cold ....
the line gets deeper .....
it's sinking ....
like wasp-rain ....
on wasp-tv ....
no machines
no response ....
the eyes are closing .....
tv's are closing
it's the end of the day ....
these men ... becoming so dark in the night .....
too dark, too tall, too thin, too hard, ...too ...cold ....
while a fire is burning in them .....
a forest fire .....
a fire of a green sea ...
everything is dying ....
watching the strange cocoon .....
but the eyes ... are slowly sliding away ....
slowly getting blind ....
it's getting too dark ....
in this strange night ....
too tall
too thin
too late
too hard too cold .... too dark ....
sinister shadows ....
dying
in the strange cocoon ...
no response .....
too slow ... too late ....
not moving ....
like the ultimate statue ...
senseless
unconscious
without conscience
they kill
too many assassins ...
they are the cocoon
no response ....
while the last telephone is ringing ....
while the last tv is smoking the last cigarette ....
no response .....
unlimited lines
just unlimited lines
just a spiderweb
a strange one
no response
no life
only a thistle
no emotions
no feelings
no reflexes
no response
And still you want to know what for a sleeppill this is ?
No it's not candy ..... it's bitter and salt, but it takes your taste away ....
I mean you really go to sleep ....
But it only works when you use it before the date which is written on it ....
When you use it after that date ...
it will work the opposite ....
And when you take it even a year after that date ....
It will jump on your neighbour ...
So then ... you better had to check the date before you swallowed it ...
but now you will never know the date ...
but just watch your neighbour now ...
Black Snail
Tall fishman from the fish's tree
Tall birdmen from the foe ...
It was like that teacher you could never follow ...
always murmuring inside ...
and inside your head ....
Strange men from tall decisions ....
Strange men from watering lights ....
Strange men carrying strange flags ...
too heavy for them,
another Jesus Christ is dying there ...
with a seventy dogs around him ...
tearing this man's clothes ....
throwing the dice ....
doing the divisions ....
There's another Jesus Christ dying there ...
so paranoid, so strange ....
so sinister, so arrogant ....
so shy there's no response ....
there's no direction ...
no goal ....
he just lets it flow ...
There's another Jesus Christ
There's another Jesus Christ ...
There is another ...
gods of dice ....
tree's alphabet ...
strange ways of throwing it ...
look at these eyes ...
but don't respond ...
i'm just telling it by the heart ....
there is another one ....
dying here ...
tied to the floor, the bed,
and to your heart ....
tied to a letter ...
it was glue brooding there ...
the black snail
he was expecting,
tied to expectation,
tied to a mother's heart ...
tied to a father's wrath ...
he was bleeding dice ...
he was bleeding ornaments ...
from a strange heart ...
but the trees listened to him ...
he was attacked by numbers ...
sixtyseven copyrights on his head ...
trademarked by ..the thriller ..
but there ..are urban renewals ..
aldebaran boys captivating the dice ...
bringing them to the trees again ...
these were escaped from the alphabet ...
Lord of the dice,
Pinocchio was shot by a dice-gun,
Lord of the springs,
of tales untold ...
Tree Cocoon
Watching the wild sides of life ...
sixtythousand miles without a smile ...
no response to the telephones ...
Tree Cocoon ...
becoming hard inside ...
Becoming the statue ...
By ornament's rains ...
These are strange glues ...
I'm diving deeper inside ...
to the place ..where the bunny sais "no" ...
Tree cocoon ...
swimming the thistle-seas ...
Tree cocoon ...
closing my eyes forever ...
into everlasting damnation ..
for there's life at the other side ...
Tree cocoon ...
I'm swallowing three times,
taking a deep deep breath ...
Tree cocoon ...
Twenty minutes underwater ...
Twenty minutes without cake ....
It's a slow training ...
approving myself ...
becoming so borderless ...
Tree cocoon ...
I'm grasping the dice ...
heading for the no-zone ...
all these expectations kill me ...
I'm taking the white rabbit ...
the bitter pill ....
for the black snail is after me ....
Tree cocoon ....
these animals are all part of it ....
all registered trademarks ...
copyrighted, made in hell ...
something is raging in my nerves ...
no docter dares to touch it ...
tree cocoon ....
something is raging in my nerves ...
and the bunny is saying "no" ...
but the yes is hunting me ...
war of dice ....
there 's a war of traffic lights ....
of ornament's transmissions ...
while i'm diving in thistle's sea ....
heading for it's fields ...
heading for the big big lalmageln ...
that ornament's docter ...
there's a war at the jeweler's shop ...
the displaydolls are killing each other ...
there's brown syrop flowing from their mouths ....
mixed by yellow ...
all registered trademarks ...
they are marching to the thistle-fields ...
they are marching to ..pesadder ...
to fill their bottles once again ...
to have some soap to spit ...
all registered trademarks ...
all copyrighted,
made in hell ....
there's something raging in my nerves ...
a war of jewelers ...
a war of meat ...
worldwar seven is in town ...
i'm throwing the dice ...
there must be a way out of this ...
there are green scorpions sliding at my wall ...
and a green eliphant raging ...
i'm throwing the dice again after swallowing my breath ...
tree cocoon ..
i didn't fear the lengths of you ...
i wasn't aware of your hidden business ...
it's a curse when you cannot fear ...
now my arms are still in fire ...
tree cocoon ...
don't try to get rid of your fears when you're in the sharklake ...
your fears will lead you through
tree cocoon ...
look at me,
i'm without any fear ...
a walking curse ...
but i want to become borderless ...
i still cannot swim ...
daddy ...
some think they live on earth ...
but they've watched too much tv ...
for if you would really live here ...
you would be paranoid ...
a registered trademark ...
accurately ...copyrighted ..
made ..in hell ....
too much paranoia ...
the senses will break ...
these paranoid men ...
become the senseless men in the night ...
hard men from the tree ...
tree cocoon ....
i cannot swim here ...
daddy ...
the sharks become too paranoid ...
i'm a swimming curse ...
too many holidays on the thistlefields ...
telephones are always dying in my hand ...
while the bunny is saying "no" ...
all lands die out ....
daddy ?
i'm still looking for the thistlefields ....
still looking for lalmageln ...
still looking for access ...
there .... where the bunny lives ...
green waterlights are surrounding the egyptian eye ....
war of blood and juice ...
not a fruitwar this time ...
it's all in the body ...
it streams from the meat
worldwar eight is in town ...
it was your mother's lover ...
but you still don't dare to open this diary ...
gratitude ... means business ...
and i'm out of that ...
tree cocoon
i'm riding a hundredthousand miles without smile,
without any response ...
i'm a telephone-assassin in someone's pocket ...
heading for .... the thistlefield ...
i'm driving a bus ...
while there's no one in ...
i'm heading for ... the telephone-butcher ...
near to the bear ...
but i won't allow any gratitude on his face ...
no business, no response ....
we will just look into each other's eyes ...
eyes ... registered trademarks ...
animals protected by someone's laws ....
made in tokio ...
near to the bear ...
all copyrighted very very accurately ...
no business allowed ...
no rumours, no press, no cameras ...
for there are camera-assassins in the air ....
i was a slayer of businesses since i was three ...
i swore vengeance .... in cool rage ....
worldwar nine is in the air ...
body-business, activity,
the war of ages ...
all a threat ...
of multi-million years ago ...
he's wandering to my house,
feeling toth's smoke in his back ...
it's a multi-million-dollar threat ...
a registered trademark ...
animals protected by someone's laws ....
made in belgium ...
he's having the wolve's mouth ...
and he was married to your mom for awhile ...
but still you don't want to know this guy ...
still you don't read mom's diary about him ...
but he's coming from the thistlefield,
from a toyshop,
accurately designed ...
having the yellow shadows in his pockets ...
and on the walls of the shop ...
still his keyboard to fly to the moon ...
still his bottles of strange perfumes ...
he's the man with the big nose ...
but his business is all fake ...
i'm driving with my bus ...
hundred miles ....
but my smiles are fake ...
and my business even more ....
and the bunny sais "yes",
for the first time of my life ...
and he glitters like a million stars ....
it's like fake thunder and lightening there,
and he opens a fake door ...
and i enter ....
shaking the hands of a million fake businessmen ...
all these shops were fake ...
and the bunny is filling my busses ...
with these fake businessmen ...
they are smoking tall cigars ...
like forest-rivers ....
we are riding to a hall ....
surrounded by tall green shadows ...
tall chrystals, tall mirrors ...
and i'm seeing myself in a boat ...
a forestboat ...
a tall one ...
but it's all fake ....
they are playing a game here ...
cuyornaida corset ....
but it's all fake ...
fake games ....
then a door opens ...
a fake door ....
and the bunny enters in ....
giving me some fake flowers ....
pale ...purple ..ones ....
and then i'm in another hall ....
green and brown tall shadows ....
chrystals and mirrors ....
and smoke is around ...
so much smoke ...
i'm looking at the purple flowers ...
they are like roses ...
and the walls start to spin ...
all around me ...
and languages are appearing ....
and it's spinning faster ....
and movies start to appear on the walls ....
it's all fake ....
it is ..the world beyond fairytale ...
it is ... the world behind earth's show ....
and finally i am alone with only an apple in my hand ....
there are living too many animals in it ...
all registered trademarks ...
protected by someone's laws ...
accurately copyrighted ...
made in japan ....
or made in belgium ?
about this the wars are still raging ...
i'm heading for worldwar ten ....
the war of bones .....
i'm in a bubble,
having a green, yellow edge ...
it's like the switching of the zebra ...
it was your mother's best puzzle ...
and she's still in love with worldwar ten ...
well, wearing all the others in him ...
your uncle one to ten ...
these problems all rose from the maze ...
but it was all fake ...
uncle one to ten was a wolve's gnat ...
he's dead now ...
but it's all fake ...
his coffin is fake ...
his epitaph ...
the roses on his grave ... everything ...
your mom and he do the funeral every day ...
but it's all fake ....
a registered trademark,
accurately copyrighted ....
made in ... worldwar ten ...
but it's fake ...
he's a wolve's gnat ...
like toth is ...
they are still brothers ...
still nephews ...
but about this the wars are still raging ...
Now worldwar eleven is about tea and worldwar twelve about coffee ....
well, it was never easy to wake up ....
Worldwar thirteen is the war of trees ....
and your mother herself is like worldwar fourteen ....
still no one knows what it would be ....
Fourteen wolve-gnats are walking on the forest-road ...
doing strange strange business ....
all fake ...
These beings are heavily trademarked ....
under Japanese laws ....
still living in harlem ....
trademarked by the thriller ...
playing basketball with copyrights ....
chewing on bones and cigars ....
smoke is surrounding them,
having the smoke's language ...
they are raising the tall trees,
they are raising the tall cigars ....
spinning them on top of their knees ....
it's a war of cigars you see ...
but it's all fake ....
your mother gathers these wars for her diaries ....
although she don't know all their names ...
but it was always like that ....
she took strangers from the street ....
and suddenly these were your daddies ....
there is a library full of her diaries ....
but you don't dare to come there ....
you prefer to read comics .....
but hey, you can go there ....
for it was all fake ....
war of cigars ... war of old trees ....
they're raising the tall trees ....
too tall for your mother's grasp ....
but maybe you can grasp them one day ....
to fill your own diaries with rare butterflies ....
now these docters are all fake ....
so don't cry my little child ...
they just installed a motorcycle in you ...
the black edge from my bubble is showing up ...
the blood was just plastic ....
from a toyshop,
all fake ....
the vultures around the wound ...
all fake ...
all little toy-businessmen ...
there was just a very good thriller-master hunting after you ....
it wasn't your fate ...
it was a golden pencil ....
a tall cigar ....
and one day the curtain will fall,
and you will go home to watch some tv there ....
having an icecream ...
don't cry my child ...
you just watched a good movie ...
you just looked into the eye of a fir ....
it was all ... misunderstanding from the lion's tea ....
the thriller of ages ...
but now you drank some coffee ...
you woke up from the dream ....
you're ready for a new movie ?
ready for a new dream ?
ready for a new fir ?
the wolve-gnats ...
always bringing you from one thriller into the other ...
they are the thriller-masters ....
accurately copyrighted ....
you were their masterpiece ....
a trademark ... there's no one like you ....
you are the ring on their fingers ....
but there's always a moment that the curtains fall ...
and then you can watch some tv at home ...
or some advertisements in a magazine ....
so don't cry, my child, don't cry ....
watch the cartoon ...
read the comic ...
you're a star at both sides of the medaillon ...
Fourteen wolve-gnats announcing the apocalypses ....
strange advertisements ...
shoe's apocalypse is very simple ....
he will just step on it ...
shoe's apocalypse is very simple,
he will just step on it ....
turning the cigar off ...
it's the language of a shoe ....
tongues heading for the rock ....
the camera-assassins are in the air ...
bringing the smashed cameras to the camera-butcher ...
thin waterlights raising the edges ...
tv-assassins creeping to the kitchen ...
tree ...cocoon ...
someone is raising the tall teeth of sharkmouths ....
i don't care ... i could never fear these things ...
i knew it was all fake .... such horror could never be real ....
it was just a good story ....
from a good book ....
written by a good thrillerauthor ...
with a tall cigar ...
and some good shoes ....
talking shoes ....
he had ... the crown of a wolve's gnat ......
feared by friend and foe ...
but not by me ....
for i created that crown ....
one day in kindergarten ...
these advertisements ...are all fake ....
in the land where all advertisement-clips are short horror-stories ....
scaring you to the shop ...
the fear forces you to buy ....
but it's all fake ....
it's the threat of business ...
the shop's apocalypse ....
tree cocoon ...
all these shopkeepers terrorizing the city ....
with their hidden testaments and apocalypses ....
writing all your epitaphs since you were born ...
but i know some strange clients ....
some strange passengers ...
the pink edges are rising in my bubble ...
it's the world beyond fairytale ....
it's the world behind the shop ....
my bunny said yes ...
there are shop-assassins in the air ....
toy-assassins and cigar-assassins ...
all heading for .... the money-butcher ....
all heading for the meat behind the cake ...
raising the pink edges ...
raising the rainbow-zebra ...
the black snail was a businessman ...
there at the horizon ...
where all our ways went wrong ....
where everyone took wrong decisions ...
shooting hidden apocalypses in the night ...
tree cocoon ....
what will we be when we are through this cocoon ....
is there light at the other side ?
or just some dark shadows ?
these are wars of displaydolls ....
all registered trademarks ...
accurately .... copyrighted ....
protected by someone's laws ...
made in ... who knows ....
all part of the cocoon ....
tree cocoon ...
these are wars of trafficlights ...
these are wars of springs ...
all part of the cocoon ...
all languages from a shoe ....
these are all letters from jaws ...
from rainbowjaws ....
and i'm still grasping after a bubble ...
a bubble of soap ...
but it seems i'm in everlasting damnation again ....
it's still a little part of my watch ...
my zebra-watch ...
a splinter .... getting smaller and smaller ...
someone is repairing my watch ...
someone is repairing my tv ...
someone is repairing my ornament ...
is james bond raising octopussy ?
i'm swimming in a thistle-sea ...
heading for the field ...
there's something better than business ...
especially when business becomes an instrument of regular tax ...
then i know some thieves to hang around with ...
but it's all fake ...
fake thieves from strange sunsets ...
tree cocoon
the end of business....
fake pirates,
fake birds,
fake swords ...
the end of business ....
it's time to play ...
it's toy's apocalypse ...
another worldwar ...
no, the battle of stars ...
battle of planets ...
aldebaran's curse ...
for an urban renewal ....
shouting boys ...
the end of business ...
the play has begun ...
no games ... everyone has his own toys ....
tree cocoon ....
we all are bound by certain laws,
we all are trademarked in some sense ...
all original beings ...
dancing in our own shows ....
tree cocoon ...
we cannot interrupt the story ...
we weren't made for that ...
someone else will shut the book ....
tree ...cocoon
Strange Client
Strange client,
pronouncing the end of business ...
proclaiming the end of the shop ...
Strange client,
giving coins with deadskulls on it ...
Strange client,
without pocket ...
without clothes ...
pronouncing the death of business ...
raising the coffins from the ditches ...
Strange passenger,
proclaiming the end of the plane ...
having the pilot's face ...
an eagle sitting on his shoulder ...
strange passengers ...
Strange broadcast-announcer ....
proclaiming the end of tv ....
Strange soldier,
taking off his clothes ...
proclaiming ..the end of the show ...
Strange clients,
taking their clothes off in the shops ...
the game ...is ...over .....
They are doomprophets from thriller,
registered trademarks,
accurately copyrighted ...
made in hollywood ...
Fourty displaydolls are rising from their coffins ...
It was your grandfather's worst nightmare ...
Coffee Apocalypse is stirring the lands ...
advertisement-assassins intoxicating the heads ...
And I'm still searching for a good watch to survive these lands ...
Reaching the enchanted ponds of the forest ...
There are growing thistles here ...
I'm reaching for ...the cathedral ...
Will I ever get the coin out of my head ?
someone's trying to swallow me back ...
it's something with gratitude and gravity ....
asking for more ....
it's the black snail ....
copyrighted and trademarked ...
made in ... who knows ...
made by ... who knows ...
but this thing has mills in it's mouth ...
and it starts to rage when something happens which wasn't written in it's agenda ...
it has a million sharkteeth ...
i want ... my own watch ...back ...
the watch with which i can breath ....
all displaydolls worship him ...
all lamentations ...
i'm looking for a good assassin ...
and a good butchery ...
they are singing too much lullabies for him ....
and for ignorant visitors ...
i'm entering deep into the cathedral ...
his joke-songs and slapstick-songs ....
oh god, they make me laugh ...
oh god, he has so many teeth ....
oh god, too many distractions ...
the jesters the dwarves ...
they are too much for me ...
and the laughing hurts me more and more ....
it's getting deeper and deeper ...
he pleases my desires ...
but it's disgusting ...
it's all fake ....
these joke-lullabies,
these joke-lamentations ...
they are killing me .....
they are stealing my own ambitions,
killing my own pride ....
my .... creativity ...
these jesters ....
these ....assassins ....
these doomprophets from the big shop ...
business-angels having bowls of strange wraths ...
i'm shutting the book ...
this is what they call god ...
this is what they call liberty ...
he's surrounded by joke-thistles ...
to let the business go smooth ....
not too much resistance ...
his holy seraphs ....
some stupid tall dwarves ...
some red white stupid desires ...
back to izu,
i can't take this anymore ...
it's the laughing gas ...
call it a dignified kill ...
this thing always followed me into my home ...
no safity ...
call it a magnet-bullet ...
sensitive for body-heat .....
i could never sleep ...
it was a tickling rape ...
surrounded by jokes hitting laugh-sensitive spots ..
it was a thistle after all ...
these tall dwarves ...
red white ... fallen fairytale princes ...
rotten jesters ...
it was a tickling mockery ...
surrounded by joke-bullets hitting laugh-sensitive spots ....
escapes impossible ...
it was sensitive to body-heat ...
it pierced itself through everything ...
these were wallrings, earrings,
too much noise breaks the glasses ...
bullets from the siren's dwarf ....
they killed my raven like this long ago .....
but now ... give the raven back ...
give it back ...
it was a tickling expectation
surrounded by killing jokes ...
leaving no refugees behind ...
it was a tickling gossip ...
it was a tickling boast ...
tickling braggers they are ...
they are selling their lies to tie you to their sleeves ...
they are the displaydoll-breeders ...
their jokes are their billboards ...
sucking you inside the deal ....
spoiling your coins to the automatons ...
but you're selling yourself ...
you're selling your attention, your focus and your time ...
you're selling your eyes and organs ...
it's a dirty body-trade ...
all these aborted babies ...
hello mom and dad ...
i survived the crash ...
he survived the abortionist's hand ...
the little blade ..
the world beyond fairytale ...
the world behind the screens ...
it was the hand of horror working there ...
with the ring of rejection ...
how many dwarves were killed for that marriage ?
it was just a side-career speaking,
fourty million apple-assassins doing the deal ..
it was a view between the legs of a cowboy's trousers ...
seeing the threat walking there ...
now who would have the fastest gun ...
it was a fact easily decided ....
between the legs of this cowboy's child ...
the horror was laid ...
between sixty pillows and seventy sleeppills ...
no one ....
no one ...
just no ... one ..
you cannot fight projective insecurity ...
you cannot fight ...that octopus ...
you can only fight a black snail ...
that sticky magnet ....
laid in your head ...
but .. the octopus ...
the world beyond fairytale ...
it lives between your legs ...
aborting ..every ..attempt ....
she's a woman working in an office of tax and assurance ...
sending the dogs when someone doesn't pay in time ...
when someone doesn't worship the big birthday by their straight etiquettes
when someone eats besides the dish ...
these are called ... the gatekeepers ....
and she has the tattoo of a black snail on one side of her back ...
near to one shoulder ...
yes, there, a bit higher ....
still her sensitive spot ...
Someone accused me of kicking a pregnant woman in the stomach ...
which i didn't ...
i'm not that cheap ... i know some people who want to pay me a lot of money for that ....
but first i want to know what's in the stomach ...
when it's a snake ...
then she has to live with it ....
Strange clients after all ... strange clients ....
Siamese Ornaments ..(by Bird (nc) for Gnat Records)
Suddenly you sit there, with an apple in your hand,
with a million cameras around you ...
You are watching the lens ...
you are watching ... the cruel way to giant's world ....
Suddenly you sit there, with an orange in your hand ...
with a million microphones around you ...
You are watching the lens ...
you are watching ... the cruelest way to dwarfworld ...
a thousand splinters in your head ...
It was always your license to this land of the thriller ...
It was always your key to the misery ...
it was always your ragdoll ...
leading you to this land of tragedy ...
And now you're watching the ornament ...
and you're watching the sentiment ....
you are watching the birdsong in your hand ...
it brought you to so many worlds inside ....
you are watching the lens ...
you are watching a scientific trick ....
it was like a spider on your eye ...
telling you so many strange stories ...
as if you were really in it ...
as if you were the main-character of drama ....
such tragedic thick syrope on your eye ...
but now it's dripping to the stomach ...
it will find it's way through your t-shirt ...
you're still looking so shabby ...
but that was all while you looked into a mirror by the lens ...
you're still looking so ...
but that was all by the lens ...
just a point of view ...
just a strange point of view ..
he gave you that red eye ...
a chrystal spider attached to your eye ...
making that eye so red so red ...
to see so many fantasies ...
and so many thrillers ...
but it was all in your head ...
you watched the stomach of an old spider ...
having enough experience ...
to let you feel this way ..
this way ....
these are aldebaran birds ...
these are sentimental spiders ...
these are wolve-steps in deep snow ...
spinning the syrops of tragedy so wild ...
that you don't dare to stare anymore ...
that you don't dare to touch anymore ...
not eating and not sleeping ...
it was a red eye in a boxer's head ...
they still look so thin ...
and so black ...
but that was all in the lens ...
it was all in the lens ...
attached on mother's eye ...
the whirlpool brought you there,
the black cock's knight ...
you grew in an ornament ...
you didn't took the road to oz ...
but to the other direction ...
a silverblack suit ...
these were siamese nights ...
these are horror-block's horrors ..
these were tunes to settle down ...
in wild wet stations ..
but there were needles marching undercover ...
there were trousers on a hunt ...
these were siamese ornaments ...
these were killer-lawyers in a pond ...
these were unexpected silences ....
letting you fall so deep ...
these were rough times in steel cathedrals ...
fighting against the everlasting damnations ...
they were rising from the organ-pipes ...
these were rising from the windows of shattered glass ...
to rise high and then to fall down so deep,
while you had to pay for you woke them up out of their sleep ...
you were crashing their last fragile dreams ...
their last breaths in fragile ribbons ...
so now you have to pay their funerals ...
by bodyheat ...
but that's the church's tale on the lens ...
to have your own tale written on the lens ...
it costs you a lot of money ...
you have to quench your conscience first,
for it will be tv-time ...
you can't think too familiair,
for otherwise it will be too emotional for you ...
or you just have to wear good sunglasses ...
Aldebaran Birds (by Bird (nc) for Gnat Records)
Aldebaran birds,
with their big eyes ...
They make the tragedy so thick ....
they can be your best friends ...
but the day after they are your worst enemies ...
Aldebaran birds,
so soft and so tender ...
so weak and so fragile ...
you have so much compassion ...
when you walk by ...
but don't touch them ...
for then they will be the strongest lions ...
having no compassion for you at all ...
Aldebaran birds ...
carrying the spoon inside ...
a hidden spoon ...
attracting you by their sad songs ...
attracting you by their tragedies ....
by their begging for help ...
by their oh so beautiful tears ...
they were so misjudged ....
so misjudged ...
Aldebaran birds,
but you can never touch them ...
for they have the lion's spoon inside ...
ready to attack you ...
Aldebaran birds,
they cry through the nights ..
like they are old widows in the snow ...
like they are dying babies in a row ...
but never touch them ....
for then you will be what you thought that they were ...
Aldebaran Birds II
Aldebaran birds,
tales so wonderful that you will applaud ...
and then you will have to pay with your blood ...
for their prices are high ....
Aldebaran birds,
they come while you applaud ...
when you are grateful,
having such a good time ...
then they take you and break you,
having no mercy at all ...
to turn this beautiful fairytale,
in the worst tragedy for you ...
then you will see this beautiful fairytale
then you will see this beautiful dream,
behind bars and thick glass ...
for the rest of your life .....
they are birds of tantalos ....
creating the dream ...
to let you miss it ...
These aldebaran birds ...
these beautiful birds ...
creating the ornaments ...
which you can never wear ....
They are all tailors from a cupboard too high for you ...
showing you the suits ...
which you can never wear ...
creating the dream ...
to let you miss it ....
smiling and laughing,
to show you all the beautiful things,
you will never reach,
staring at you with such pity,
that you will never be what they think they are ...
giggling and grinning,
to show you all their beautiful suits ...
which will never be yours ...
like everlasting damnation ...
aldebaran birds ...
they speak so loud and soft at the same time ...
to draw you in their hearts ...
to show you their shops of prices too high ...
while it's unpayable to leave again ...
they ask money when you look at them ...
prices too high ...
you pay by body-heat ...
and they will leaving you in cold snow behind ...
then you will feel like a foundling,
like they took all your moms and dads ...
to put them behind thick bars and barbed wire glass ...
creating the dream ...
to let you miss it ...
aldebaran birds ...
they sing their lovesongs in the night,
about the most beautiful romances,
of which you will never have any part ...
cruel lovesongs,
making the ties so tight ...
never accept their presents ...
for after the present ... the hidden bills come ...
they are the tax-masters ... of southern coasts ...
don't touch their soft spots ...
for soon enough they draw you in and you will be the skin on their bodies so that they can walk ..through the fire again ....
don't touch their ornaments, don't touch their sprays ..
don't even breath it in ...
don't touch their hammers,
don't touch their tv's ...
don't touch their sidewalls...
don't touch their letters ...
don't ever read them ...
just show them the dream ...
they will never have ...
do it from a distance ...
don't walk along their doors ...
but just call their grandmother ...
and give her some red spiders ...
they will find the eggs in her handkerchief ...
from a strange easter,
having a Judas-Jesus on a cross ...
never touch the picture ....
for then you will have to pay for it ....
don't even think about it ...
aldebaran ... birds ....
Aldebaran Birds III
They have eyes with a wave on the pupil,
big eyes if it comes to that ...
these eyes sing the most beautiful but the most cruel songs ...
and you will have to pay for these beautiful things ....
but it will come in your head ...
while you can never touch it ...
while the tax is spinning like a mill in your head ...
and the more you want to pull it out, the more it sinks in ...
because it is an advanced hook,
when you pull, it rips your head ...
so leave the wound alone ...
don't listen to the song ...
But where can you go,
when you were attacked by an aldebaran bird ...
is there any hope left ?
no ... for the more hope you have,
the more it starts to rage,
ripping you apart again ...
they possessed all your hopes ...
you don't need any hope ...
when you are attacked by an aldebaran bird ...
hope kills ...
it makes you tired ...
for you never get what you want ....
it never comes closer ...
these aldebaran birds ...
they were your torturing hopes ....
hopes you could never reach ...
hopes giving you such a small piece of the cake ...
no, you don't need any hope,
when you are attacked by such a bird ...
you just need a good parachute ....
for they are tricksters of the mind ...
but in the stomach they can't come ...
just swallow yourself,
and live in your stomach for awhile ...
spin your own dreams ...
make your own suits ...
and don't listen to their songs anymore ...
just create the things they will miss ...
and just start to live your life ...
in the distance ...
living in the distance ...
living in your own distance spray ...
wearing your own distance ornaments ...
you don't need these birds ...
you don't need their attention ...
don't let anyone in ...
for they are already in ...
your friends who had the same heart as you ...
you are all from the same heart ....
no need to take anyone in ...
for they are already ...
when you take someone in .... it's an aldebaran bird ...
for all friends are in already ...
taking in and taking out is just an illusion ....
friends are already deeper inside than you think ....
and you just need to connect there ...
although you are already there ...
just realize it ...
you were never close to the aldebaran birds ....
for they were from another heart ....
the one you thought who was so close there ...
was just something they created ...
they created a "you" ...
but that was just a display-doll ...
who could never get that which it was directing at ...
it wasn't you ....
they just created it ...
you were somewhere else ...
in your friends' heart ...
you don't need their false identities ...
you don't need their false directions ...
you are with your real friends deep inside ....
just a realization away ....
just a conscience away ....
a conscience with numbers ...
don't let anyone suck them away ...
count your friends ...
and worship the number ....
true friends already are in the heart ...
for it's the same heart ...
no need to have a key ....
no need to have a hope ...
it's already there .....
deeper inside .....
something which you can hold ...
something which you can touch ....
and it's so material ...
it will always stay ....
Aldebaran Birds IV
No my dear sir, these prices are too high ...
and this is my shop you know ...
and this is all fake ...
You can only buy things with fake money ...
money from the big toy ....
No my dear dear madame, I can't buy anything from you ...
you see, we don't use your sort of money ...
we have money from the game ...
and it's all fake ....
It's just raspberry money ....
from a strawberry fever ....
gathering the arks in the night ...
It's just a tomatoe's dream ...
eating a potatoe ...
in grandfather's shop ...
all fake ....
that shop ...
where the bunny said yes ...
Now he sais yes all the time,
I don't know where to bring all this money ...
The Aldebaran Birds with their conscience without numbers ......
flying around with the heads of real people ...
They sit on small scary tales,
flying on rumors too short ...
lying in the first coffee of a day ...
They breed the auctions on a wild wet fairytale ...
showing the people what they will never have ....
But now it's their holiday,
they have a wide day off ...
and they are going for a swim it seems ...
on capricorn's brown hills ...
there where the seas are so sharp ....
so full of killer-ornaments ...
and here they are going for a hunt ....
for job's day will be so wide too .....
they are spreading their carnivals ...
they are spreading their chinese lanterns ...
their assassins are dressing themselves up like mistakes and accidents ...
these are make-up-times for aldebaran's birds ...
they are sharpening their knives hidden under their flowers and paper kisses ..
the golden bird was never in time when you fell in these seas ...
and the girl of the station was always making too many mistakes,
so that you missed your last train ...
there was an other bunny making so many mistakes ...
there at the ticket-hole ...
you could never reach your train ...
but it seemed you didn't read all your books about the aldebaran birds ...
you know all these ticket-ladies ...
they made you read again ....
they brought you back to the old schooldesks ...
back to the woodcutter's house ...
and you always thought it was your own fault ...
but the bunny just didn't say "yes" yet ...
but now the bunny is saying yes,
for you read all your books about the aldebaran birds ...
and now you're on the back of the golden bird ....
heading for the watermark ...
heading for sweet jupiter ...
Aldebaran Birds V
It seems they always forgot something, and then you were the victim ...
all these holes in the flowers made the flower so sharp ....
All these holes in a conversation ....
made your lines so sharp ....
it was ripping me inside ...
like i was in the beak ....
of an aldebaran bird ...
Your visitors always came too late ...
Your policeman and firemen ....
Your pillows weren't soft but barbed wire ...
Your sandman never came ...
until the end of the morning ...
when the schoolbells were ringing ...
and the bells of the factory ....
He was like Mr. too late ....
He was a Jesus Christ always coming too late on saviours' parties
for he liked it too much to raise people from the dead ...
he never rescued anyone ... he only raised people from the dead ...
he never saved anyone ... he was a funeral-contractor ...
he was always walking on the battlefields looking for dead soldiers ...
putting them in his pointy sack ...
he would gamble first to see who he would raise up and who not ....
He was a docter of dead patients ...
He was loved for he could solve the deepest tragedies ...
There were birds who were called "too late"
They were undertakers ... but later some of them became the aldebaran birds ...
those fallen ones ...
He created them all ...
He was a brother of Gepetto ...
He was called Summerclause ...
or mister too late ...
He never came in time ...
but he was loved ....
he solved the deepest problems ...
he solved them ... when they were black ...
he only came to the rotten ones ...
those ones from the sewers of aldebaran ....
there where death touches hell ...
he had a different watch than we have ....
a funeral-undertaker's watch ...
it was a bunny-watch ... with a bunny saying no or yes ...
and another bunny saying "pardon" or "done" ...
I'm on the back of a golden bird heading for jupiter ...
Where the soft milk streams ...
I'm seeing lazy ornaments deep down there in capricorn's seas ...
letting the needles fall ...
the lollipops are strange thin beings with big heads ...
working in a toyshop of danger ....
the toys have glassplinters inside ...
and by sharp lines they program the tax-indexes of the toys ...
these toys are nothing but tax-agents ...
infiltrating the houses by a spoilt kid ...
these are the side-saws of a rotten town ...
burning away in hidden terror ...
while mistake is raking the sunsets ....
they never repeat,
they say it once ....
and then the tops of needles will rise ...
stinging the doorbells and the doorways in search for ham ...
these are raging ornaments ...
perfectly covered by fogs and accidents ...
behind a curtain of shame and pity ...
these are wandering solutions in search for minced meat ...
dead souls trying to escape the last train to hell's city ....
they never repeat
they unleash their blades from single decisions ...
they remove the coins from the tops of tall bottles ...
when it's mercury's hour of speech-power ...
they are one-second truths on top of a magazine ...
letting the mills fall down over the bald head-publics ...
like killer-yo-yo's in the snow ...
all from the spleen of grandfather lollipop ....
these hand-puppets, these tall faces ... were always his best trick ...
the designer's liberty ...
and they all applaud ...
while the birds of aldebaran descend like vultures to pick up the coins for another ride ...
they are moving near to the curtain when it falls down ...
the show is over ...
the headscreens show the prices and the exits now ...
the blood-jackpots of the side-roads ...
The Feather
I'm losing the feather, on a stream ... I'm sitting to watch it tightly ....
trying to remember it's shapes and it's strategies ..
Then I see myself painting ... the feather ...
more beautiful than he was before ...
He's now ... deeper in my heart ...
The Feather II
I'm counting the feathers on my consciense so bright ...
I'm counting the feathers ...
On my name's brigade ...
I'm spinning the ornament ... it's growing so tall on my skin ...
It's like the divine tattoo ....
I'm counting the feathers on my conscience so bright ...
I'm counting the feathers ...
On my name's brigade ...
I'm not missing one of them ...
for they are all so interlocked ...
and glued by a russian ornament ...
I once got from an octopus ...
I'm shining ...
with my feathers so bright ...
in a pride you never had ...
Still the song of an aldebaran bird ...
Feather III
I'm dancing ...
in a street you never were ...
I'm dancing with my names so close to the shores ...
so close to the feathers ...
so close the bunny stars ...
I'm smiling ...
with my head high in the sky ...
this little faces-head ...
from the wild wet moon ...
too white to talk about ...
struck by the white thistle ..
I'm smiling ...
because it's your face too ...
and from all those other aldebaran birds ...
The Feather IV
Raindrops falling from raindrop-pieces ...
It seems like the giant is growing today ..
This boy from the baker's tree ...
It's his birthday's day ...
I'm smiling ...
with my head down on my knees ...
attracting the birds from aldebaran ...
for a little musical piece ...
They will love this chocolate ...
They will love this sugarheart ....
I'm dancing ...
with my head almost touching the ground ...
it's like the snake's dance ...
for I'm knowing this ornament's fire ...
I know what it proclaims ....
that after six days ...
they are all back in the little box ...
that musical box ...
where the ballerina dances ...
and where they sing ...
the songs they don't want to sing ...
they just escaped their musical box ...
from grandma underground ....
but this ballerina is dancing until they are all back ...
they were the needles of the grammophone ...
after six days .... they will be back ...
I'm smiling ...
with my head down in the air ...
the sea is the sky now ...
this world is all mixed up ...
now the record has shown his back ...
this world tumbling upside down ...
I'm dancing ...
with my head just everywhere ...
the little faces-head in my pocket ...
in aldebaran's pocket ...
on the miniature-racecourt ...
in the old jukebox where they all belong ...
tight needles of the grammophone ...
dj's of summerclause again ...
the feather is caressing the record ...
there are sixty-six lullabies in someone's head ..
after the dj spoke ...
and now he's back to his tropical island again ...
an island floating in the sky ....
the sky-sea ....
and the feather is lying in the stream ...
while i'm painting it again ...
Baker's Tree Boy
Baker's Tree Boy has the trousers,
when he's in the land there are no aldebaran birds allowed ...
he's the bird from the big tree ...
all breaths from the big complaint get shut ...
Complaints are fatal ...
he always sais ...
their breaths are lethal ...
we always have to breath through his box ...
some little stupid flutes ...
making the birds laugh ...
No aldebaran birds ...
when baker's tree boy is in the city ...
Then the seas are in the sky ...
with the flying fishes ...
then all needles will be grammophone-needles ...
the big fir is the big jukebox ...
waking the fairytales up ...
stinging nettles walk on the street ....
for tree's alphabet to spread ...
..when baker's tree boy is in the city ...
The butcher's are the big simulators ...
when they sting you lose three points ...
They are just big firs if it comes to that ...
sent out by the forest's game ...
They will be turned into potatoes when you smash them ...
and then you will see the bunny's stars ....
gathering the yes's for a wolf's hunt ..
near to abraham's tree ...
When baker's tree boy plays the game ...
He has a red tomatoe's gun ...
It's from the highest level ...
It's from the highest coin ...
You get three banana-points ...
when you hit the butcher's dish ....
And when you shoot his axe ...
paper shatters are flying around ...
for it was just hard paper ...
rising from a sugar-cup ...
Now if you reached the cups deep in the butcher's temple ...
then shoot them with the laser-beams ...
then doves will fly out ...
and they will guide you forever ...
for they were stolen from a fairytale ....
they were stolen from a baker's tree ...
they were stolen from you ....
but now you found them back ....
baker's tree boy is in town ...
tree-lasers around him ...
heading for the villages ...
to access new games ...
game over ...
Everlasting Damnation
She's spinning her everlasting damnations,
to lay them lightly on the top of his head ...
She's spinning her mazes, her false liberties and the hard noises ...
He doesn't care about romance ...
He only cares about a good bed ...
and a good bottle ...
She's spinning her everlasting damnations ...
trying to get his attention ...
The Lord your God is so desperate today,
wanting to have the devil for a date ...
Everlasting Damnation II
Lord God and the Devil playing chess ...
with everlasting damnations on the board ...
They're moving their pawns,
moving their eyes ...
as slow as they can ...
loading their edges to the top ...
and then the beers and liqors flow ...
and they forget about their etiquettes ...
Everlasting Damnation III
It's carnival ...
your neighbour is now your Lord God ...
your assistant your Jesus Christ,
and the old jukebox spouts everlasting damnations ...
It's carnival ...
Daddy has drunk too much ...
Now you will be in everlasting damnation a few weeks ...
While tv must be your forced saviour,
thinking it is wasting it's time with you ...
but it has no other way to go ...
for daddy has drunk too much ...
It's carnival ...
Everlasting Damnation is dripping from the mask ...
But you have still your feather ...
your white one ...
bringing you back to the wardrobe ...
to have your own suits ....
It's carnival ...
Now your son is the Lord God ...
and you are the Boss of Lord God ...
While grandma is writing her spanish bibles ...
She always wanted you to have your own heart ....
She showed you everlasting damnation was just a piece of paper escaping carnival ...
written by the fool of masked romance ...
by a white feathered pencil ...
but you have your own white feather ....
It's carnival of romance ...
Lord God is desperately wanting the devil for a date ...
spinning his everlasting damnations in the hot fires of a glass of beer ...
But the devil was already too late today ...
he now just wants to go to bed ...
to forget about all masked romance ...
he has his own everlasting damnations to swim in ...
he doesn't need anothers'
so he's taking his feathered pencil ....
a black one this time ...
to write an indian bible ....
to be finally ...
independent ...
in religious ... art ...
Everlasting Damnation IV
Trees of trauma,
they wave at you from the driest deserts ...
It's Everlasting Damnation coming to town ...
Trees of cobra's,
It was shark's cocoon ...
looking for another dj ...
looking for another spoon ...
And that boy,
he looks like he has a skindisease ...
but he just comes from the baker's tree ...
selling everlasting damnations to teenage girls ...
to have some protection against teachers too biblical ...
It's the everlasting shock,
It's the everlasting curse ..
when echo comes to town ...
but it's finally to wake you up,
and to see it was just your friend ...
just your old teddybear-buddy ...
the side-wheels of your cruel bikes ....
It's the everlasting trauma,
trauma-birds with their big eyes like peacock's horror-shows,
It's like bilmageln's gongs,
always hitting the kettles inside ...
and the old terror dishes ...
terror from baker's tree ...
when echo stands before you,
installing wasp's tv ....
It was like the pole's apocalypse,
from an apocryphal writing ...
written by ..the feathered pencil ..
fools from romantic tragedies ...
decorated by interludes of everlasting trauma ...
still sucking the numbers out of your head ....
but that's finally okay ...
for who is asking for the return of your worst maths teacher ...
It's like I cannot breath today ..
but who's asking for it ?
in this polluted meatball called earth ?
Don't bring me your everlasting damnations ...
I have my own ...
and you need these for your own carnivals ...
to play romeo and juliette once again ...
or some fed up cassanova ...
too lazy to rake the hellgardens ...
so many marbles to gather there ...
It was not the first time you spoilt your words to the paper ...
for someone else to suck up ...
so the golden feather-pencil is once again in your hand ....
to do another piece of romantic apocalypse ...
dressed in some ancient languages of trade ...
dipped in pre-historic ornament ..
jurassic accents ...
sailor's decisions ...
to hide, to steal and to sell ....
fast ways to the ornaments ..
fast trains to the golden hair ...
the the trees dynamic city ...
baptized in the boiling oil of shark's trumpets ...
proclaiming everlasting damnation ...
on a romance's trip ...
having the Lord Gods on the sidelines ...
the golden butchers on the mills ...
It's everlasting noise you sell ...
creating everlasting deafness ....
finding your part in romantic apocryphia ....
in the ships of bitter dogma ....
But after the wave you always find yourself ...
behind a fool's table ...
with a white feathered pencil lying there ...
next to a cigarette ...
waiting to be smoked ...
waiting for another round in the corset ...
Black pair of shoes ...
waiting to do the trip of everlasting damnation again ...
a tax-machine ...
sucking the heads dry for some good trousers ...
layer by layer reaching for ....
the biblical jokers ...
the blackjack's from hidden seas ....
spinning the ornaments too tight ...
for a traumatic beauty ...
on an apocalyptic ride .....
touching the edges of tragedic apocryphia in the side-coloured evenings when the suns fall into the sea ...
the pseud-epigraphic lenses ...
still the stick through which you watch the mosaic ...
the wild mosaic ....
the tall windows of the church ...
waiting for the everlasting damnations ...
the comics from the white thrones ....
they are all baptized in blood ...
trademarked by the throne ...
copyrighted by the baker's tree ...
Then you find yourself ...
like a father tied to the ears of children ...
the gift of your divorce's judges ...
to raise your women from the canals ...
And you see this child ...
looking like a skindisease ...
but just a boy from the baker's tree ...
who sold you this letter ...
this mission ...
you never created it ...
it wasn't even your desire ...
but you were bloodmarked by it ....
working in a strange game ....
The kids still love it ...
and you will tell them ...
about everlasting damnations who brought them here, but were never true ....
they were just from the boy's brother ...
from a pair of black shoes ...
pretending to be everything ....
still rising ...when the singer sings ....
in apocalyptic slow-motion ...
bringing you to the edges of suspense ...
of a romantic thriller ...
bringing you the carriage ...
closed curtains ..
purple-pink ...
with the cabman, two-faced ....
carrying a romance within ...
the contract of horror ...
Don't try to find love in a story ...
don't try to fix a rotten romance with your pearls too fragile ...
it will be everlasting damnation waking you up ...
something worse than horror on your dish ....
how many dwarves were killed for the fairytale-marriage ...
you will find out then .....
and look straight into the face of the world beyond this fairytale ...
a werewolf ...
you will see what she all did to her husband after that night ....
and you will see which stones he used to build the house and the honeymoon ....
you will not eat for twenty years after seeing this ...
your teeth will rot in your mouth ....
your face will turn green,
with rotten blue,
decorated by toothpaste ...
but this is only the lovely beginning ...
then you will beg for your everlasting damnations again ...
for they weren't so bad at all ...
you will call them mr. and mrs. ...
you will bow for them very dignified ...
after you saw the face of the world beyond fairytale ...
then you will beg for some tragedies and traumas ..
you knew from your past ....
you will see them as your old friends then ...
your buddies ...
who could possibly save you from this presence ...
but they didn't .... and they won't do ...
you will try to find your everlasting damnations in every corner on every street ....
you will start to believe in Jesus Christ again ....
but it's too late ... for the show has begun ...
now you can only scream and hoping you wake up ...
but it's not a dream ....
you wished it was a nightmare ... just a dream ...
but it's reality ...
the world beyond fairytale ...
how many dwarves were killed for the wedding ...
then you try hopelessly to escape this wedding of terror ...
this beast coming to the surface ...
but you only have to realize ...
you were that beast ...
and there's something worse riding you .....
that cabman ... that cabman ...
that two-faced long-hairy high-hatted old man ...
like dracula's grandfather ...
like frankenstein's tax-collector ...
but you only wished that ....
for it's something worse ...
it's the terror you don't understand ...
it's like everlasting misunderstanding ...
and then finally you sit in your chair ...
tired of screaming ....
your eyes turning around in your head ...
tied to the chair ...
and a little man is staring at you ...
as small as your finger ...
it's the little man of the tiger ...
you just drank from the tiger's coffee ...
to wake up ....
to find out ...
there's something worse than birthday ...
it's called the wedding ....
it's called the breaking of the ornament,
it's called marriage ...
two people become a siamese twin ...
to shut all others out ... for the rest of there lives ...
based on a cruel dogma ....
sentenced to everlasting divorce ...
how many divorces were laid to spin this wedding ?
in canon and criminal design ....
from a white-feathered pencil ...
marriage is a lie ...
but it's a riddle of truth ...
a puzzle for your children ....
the wedding still the jigsaw's pedlar ...
the watchboxman,
the tv's broadcast lord with the tall face ...
still your new jerusalem,
with archibald ...
racing on the side-cake roads ...
highways to perlottia ...
the dreamman's cascade
archibald,
enter the quarters of jerusalem ...
archibald ...
enter the quarters of jerusalem ...
the way back to nothing ..
the way back to them ....
still ... the frog's ...song ...
Everlasting Damnation V
cruel fight
No, you're not in hell ...
it's something worse ...
called the wedding ...
all dad's birthday-zeppelins had been exploded already ...
now we got this present from the cake ...
this babe was called everlasting damnation when she was young ...
but now she changed her name into the wedding ...
yes, since awhile already ...
Grandfather is breeding his weddings at the sides of the ponds ...
making them ready for the big attack ...
from the frog ....
He's breeding his everlasting damnations under his shoes .. so that he can step on mines with them ...
while my shoes are walking mines ...
they explode every step i take ...
while i'm still lighting my cigarettes with them ....
i never put these things in my mouth ...
i only write by them ...
to an old lawyer ..
to an old ornament ...
the one holding the weddings tight ...
he breeds them in corsets ...
in iron suits of knights ...
he breeds them in fish's bowls ...
in whale's bowls and in trousers ...
these weddingnights are still his best tricks ...
like the candles on a weddingtart ...
one candle for one night ...
and then they start to take the cigars and cigarettes of the wedding-visitors ...
which is a long and cruel fight ...
a fight often ending in the bathroom ....
where she shows him her everlasting damnations ...
and where he shows her his paper bows ...
still a sad picture ...
plagues from izu
and it's a long and cruel fight ... from the bedroom to the bathroom ...
She's spreading roses to attract the dogs ... He's spreading paper dice ... not knowing what will come ... still a sad family-picture .... It's still the photo hanging near to the clock ... Like mom and dad were always trying to break the back of an eliphant so that they could ride it together ... It's such a cruel and sad picture in a sense ... The children still cry about it ... Why did it have to be this way ... why ...
He's always speaking about the past, about his father and mother ... He got the family-album when they died in that cruel accident ... for him it's more a zoo-album .... a very sad prison ... He's still throwing his coins and peppermints through the bars ... trying to get them alive .... but life was too cruel ... and it seems everything is heading for everlasting damnation ... but maybe that would call for mr. too late ..... summerclause ... He always saved people from that place ... but grandfather always told with a tight face : There are worse places than Everlasting Damnation ...
Yes, the wedding ... that's where it all started ... but if everlasting damnation is a better station ... then let us bring them there ... and then we will see further ... the handicapped boy sais .... He always speaks about his father and mother, about the Lord God and about the devil .... He's very wise ... he thinks too deep ... He always sais he's the Lord God when he fights with his little friends .... while his older brother, an autistic boy, is the Boss of the Lord God ....
They are heading for an urbal renewal ... They bought black shoes ... and now they're doing exercizes with the shoes ... They are both obsessed about shoes ... the Lord God always walked with the shoes of his mother ... while the older one always took his father's shoes .... They are also fond of suits ... They liked to wear the suits of their older sisters ... But they don't live anymore either .... all crashed by the accident ....
There they walk like spidermen through the streets of the cities ... flirting with the moths of the roofs ... and blinking at the ravens ... but it's all fake .. al part of the game ... They have serious things in mind .... They decided to reverse the city ..... Sodom and Gomorrah needs to be destroyed ... the Lord God sais ... "yes", the Boss of the Lord God sais, there isn't any smile on his face ... he's serious ... the city needs to be destroyed .... for they sinned against the Lord God ....
The Lord God and the Boss of the Lord God are walking to a friend of them ... he lives near to the center of the city .... They call him Moses, and he is the one who needs to announce the plagues ... he's a boy with a speechdefect ...
They will go to top of the tower of the church where the two brothers will play the chimes and the boy with the speechdefect will announce the plagues by a siren ...
It was a plague of moths ... eating the suits of the town .... eating away their masks .... and then the horror-show began ... the only thing people had to do was to look into the mirror to see what was happening under their masks for such a long time ... the world beyond fairytale ... the world behind the city-screens ...
the most wild and traumatic insects were living in the flesh behind the masks ... it was a plague of moths showing the horror-screens behind the fairytale-screens ... they were doing their weddings in fresh meat ... but these were called everlasting damnations ... there is one thing worse than an everlasting damnation ... a masked everlasting damnation .... The Wedding ...
It was a plague of moths ... back to Izu ...
The moths were eating the ornaments away ... showing what was happening inside ... the chain .... there's something worse than a chain .... a masked chain .... for no one believes you are chained .... while it's eating you from inside out ....
They were heading for .. The Weddingroom .... to eat the wedding tarts ... and to show what the bride was all wearing under her weddingdress ...
They were heading for ....the wedding-dress ... eating it away to show the terror in daylight ... all these everlasting damnations in fresh meat ....
Refugees from the big wedding ... all flying on moths now ... attacking the cities .... sharp speechdefects bred by divorces .... we have our own languages ... this is cake from elite ...
It was a plague of moths ... digging for licorice ... back to Izu ....
Now the handicapped boys are sitting on the ladybug ... reversing all your fed up bibles .... the wedding was decorated by the big B from everlasting damnation .... unaware of motivations, the witch's spellbook if it comes to that .... when repeated reversed ....
watch uncle unicorn
Watch uncle unicorn .. he's a timered rider ...
Watch uncle unicorn, breeding the wild wet strawberries ....
He's dancing through the nights .... killing the weddingrings ... showing which was all left behind .... all those puppetmarkets ...
Watch uncle unicorn a sideride rider ....Watch uncle unicorn the best choice in a strawberry's night .... he's aching for someone ... he's stinging himself to reach the other .... your mother .... it was his telephone-line ...
Watch uncle unicorn ... killing the wedding .... Watch uncle unicorn kissing mother ladybug .... She doesn't understand his strange apocalypses ... She doesn't understand his rage to the bible .... She doesn't understand the things he does and sais ..... and she doesn't believe in it either ....
Watch uncle unicorn a sideline rider ... stinging through the ornament's cakes .... stinging through your daddy's coats .... He tries to lure your mother .... that side line mother ..... bringing the wedding back to it's place .... that tenmillionhorrorstory's hat ..... that bridegroom's hat ... watch uncle unicorn ....
Watch uncle unicorn ... watch mother ladybug ... she doesn't believe him, but she loves him .... she doesn't understand what he's doing .... and she doesn't believe one step of it ... but she loves the way he's doing it .....
Watch uncle unicorn ... watch archibald heading for the new jerusalem ... a new aldebaran ? or a new ..... anything ....
watch uncle uniccorn ... watch this wedding's friend .... watching the weddings .... he's still a wedding ..... a masked everlasting damnation to steal the wedding ..... masked ... to kill the wedding ..... watch this spy from the ornament's pride ...this sideline's attacker ..... this assassin ... rising strawberry .... this assassin heading for the strawberry fields ... where his love is waiting for him .... doing a fake wedding .... because she doesn't believe in it at all .... watch uncle unicorn watching the bible proclaiming strong marriages ... strong cages ... strong masked everlasting damnations .... while he's still a wedding himself after all ..... but it's fake for she doesn't believe in it ...... and he worships her .... he blesses her ... he baptizes her everyday .... while she doesn't believe all this attention ... but she likes it anyway ..... and hides it anyway ....... her spy .... the widow's spy ..... watch uncle unicorn .... still a preacherman with an atheist's lady ..... still a pretty ornament shining in the night ... for he doesn't believe in it either ... watch uncle unicorn .....
watch uncle unicorn ii
watch uncle unicorn ... dreams in coloured fire ....
watch uncle unicorn ...dreams in the coloured spider ....
watch uncle unicorn ... watch his golden desire ...
it's all fake made by paper lies ...
but still these ones are riddles of truth ...
jigsaws for the children ...
watch uncle unicorn ...
two children as horses for the wedding-carriage ...
watch uncle unicorn ...
still sitting there, the cabman ..
spinning the dragons for the coming years ...
spreading the arena's in dominoes ...
watch uncle unicorn ....
watch these two beautiful children ....
these white horses from the ornament's horses ....
watch them with their pale mocking faces ....
they are mocking the wedding ...
they are mocking the Lord God ...
and His Boss ....
watch uncle unicorn ...
watch uncle unicorn and these two lovely children ...
in their white pink dresses ...
with their decorated hats ....
look at their spears of fire ...
the candles on the weddingcakes ...
watch uncle unicorn ...
watch uncle unicorn ...
watch his lovely rose's children ....
watch how they mock the wedding ...
watch how they mock the fires ....
and even theirselves ...
in these wide dresses ....
watch uncle unicorn
watch uncle unicorn and all his chinese children ...
watch how they put blasphemy in the weddingbowls ...
but you know they do it all in secret ...
watch uncle unicorn ...
watch his tall brother ....
watch all his ornaments ... and all his weddingrings ....
watch how the chain is laid ....
to masked everlasting damnation ...
and watch how these children say :
how stupid, how stupid, how ... stupid ...
more plagues
This is the town of liberty,
this is the town of the ornament,
of the wedding,
of beautiful songs ...
of beautiful butcheries ...
we are eating the ones shot by the marriage ...
mother marriage ... still grinning from heaven ...
the weddingrings are circular saws here ...
This is the town of god,
this is the town of trend,
this is the town of the big weddingring ...
between god and his little devil ...
Der fuhrer macht spas mit ringel S
The umlauts are his trains of terror ...
The skin was ripped off that day ...
Seeing Hitler's Blue Tongue ...
Everlasting Damnation VI
Seeing the wars in the frogs, seeing oz's moon shining down, turning into a stick with a snake coiling around it, .... the ringel S from deutschland ... I'm sorry that you never understood me ... you had to read between the lines ... and between the letters and the kisses ... You had to read between the nuclear bombs and the threats ... These weren't my words ... I was the one breathing on the background ... tied to a chair ... I couldn't write ... someone else wrote these letters ... my dad always wanted to protect me against you .... so he was picking up the telephone using my voice ... but it wasn't me ...and these hugs too tight ... it wasn't me ... my father doesn't know his own strength ... he didn't know about all the desasters he caused .... all the earthquakes and nuclear transmissions ... we never told him what he did in his sleep .... for it's not good to awaken sleeping dragons ....
I'm the type of person who never reads the things I write .... for I cannot bear what it all causes .... It's too hard for me to watch in a snake's basket all the time ... So I'm only looking forward ... I can only read it again after you read it ..... for I like to see pink candy all over the place ..... Anyway ....
There are wars in the city ... and I don't dare to read my own letters ... It's like stepping on mines .... I know I have a strange sort of alphabet ... And I don't like grammar .... and spelling, to talk within a narrow cage ... so forgive me my speechdefects ... I am still a blue rabbit heading for a new language ... I can show you the tales on Hitler's tongue ...
These are all lamentation weathers
These are all lamention feathers ...
These everlasting damnations ...
were just someone wanting to have your attention .....
A mentally handicapped child called The Lord Your God sitting on a throne behind fairytale ...
He created the fairytale to show you what you will never get ...
But that was all to draw your attention ...
It was a tortured tree in such a dry desert ...
An Aldebaran Moth ....
It's nothing but an old lamentation's box ....
from an old blind musician ....
begging for some coins in the storm ...
He wants to return to aldebaran ...
and if you listen to his horrors ...
he will show you the world beyond horror ...
the world of the cartoon ...
as long as we don't want to understand the horror of this old man ...
we can never return to our homeland,
the cartoon ...
but if we listen to his horrors and try to understand them,
to give him his coins ...
he can go back to aldebaran ....
and bring us to the meaning of the horror .....
the cartoon ....
But the story goes, and that always seems true ....
that the storm will bring the old man back to aldebaran ...
he doesn't need our coins,
but he's an automaton ...
just wanting to show us the tales on our own coins ...
money talks ....
money has it's own tax and apocalypses ...
it's own everlasting damnations ....
masked or not ...
and the tales can bring us higher ...
but if we close our ears it can bring us back to the wedding ...
where all days went wrong ...
the mills of the horizon ....
the burning lines in orange blue and red ...
bringing us from birthdays into birthdays ...
from weddings into weddings ....
preparing the domino-roads to the butcher's strike ...
breeding you into that strange strange insect ...
on the back of a nightshift ....
masked or not masked ....
and then you can choose again ...
between a coin or a tale ....
it's a big multiple choice ...
heading for your election's day ...
you may choose yourself what you will be ...
masked or not ...
you will be your own teacher ...
correcting your choices every first day of the month ...
heading for the occupation of your choice ...
you choose your occupations and identities yourself ....
all by the big multiple choice ...
but it doesn't say ... in which country that will be ...
who has ears will hear ....
The Lazarus Tree
He watched the side-halls of his ornaments ...
He decided to do the bunny's dance ...
together with his mummies ...
To come into the hall where the kids were cigars ...
He smokes them, he's the wizard's funeral-undertaker ...
Racing the trees after they are burnt ....
spirits of the phoenix ...
all his children ...
The lazarus-tree is burning ...
asking for help ...
begging ...
But he will come after the funeral ...
to rise it up again ...
And prometheus is still bound to the tree ...
By some possessed indians ...
The phoenix will rise ....
after the ashes are blowing in the wind ...
He still works in the crematorium ...
Good old summerclause ...
breeding his birds ...
The ears of this little dog called Jesus,
will only open up after Lazarus has died ...
Mary and Martha already know the trick ...
These miracles are worth waiting for ....
The miracles can only rise from the ashes ...
Still the golden secret on an egyptian dish ...
We are all waiting for a man called lazarus ...
waiting in the old pyramid ...
Only cigars allowed ...
we will not smoke anything else ...
The blue rabbit showing hitler's tongue ...
the blue road ...
from the horror to the cartoon ...
so many cigars spread on the road ...
like train's apocalypse ...
he will show up after the crash ...
showing you lazarus tree ...
climbing it will switch you from the horror to the cartoon ...
from the lamentation to the lullaby ...
then you will understand what it means ...
and then you will meet summerclause's ship in the air ...
with all those Jesuses from Cartoon ...
those little men ...
those zebra-men ....
switching you between the pencil and the spoon ...
switching you between a cigar and a cigarette ...
in the movie you had to die ... otherwise it wouldn't sell ...
one wanted to see ... the world beyond fairytale ...
one wanted to see ... the horror ...
but this was your rocket launched straight in the cartoon ...
like a spear piercing the old bear-drum ...
reaching the flute inside ...
and this movie would be burnt in your uncle's pipe ...
be burnt in your uncle's pipe ...
so that the movie could be updated ...
a rainbowversion from the old Pan ...
the movie waves are moving ... symmetric to the snakes underground ...
rising to cartoon ...
rising to the comic-towers ....
to release the juices from inside ...
to have a good bite in the apple ...
when you discover the horror behind the fairytale ...
just bite further until you switch between the cartoon and the comic ...
until you see all their little jesus-men ...
you are in summerclause's cloudship ....
riding to the moon on fragile railroads ...
moving symmetric to the sharks in the seas underground ...
having new fireworks in a bottle ....
it's again strong liqor's from uncle ....
heading for the 3 in the z ...
heading for cat's hill ....
where an ornament still cuts the trees ...
still the woodcutter's house ....
showing the horror behind the cartoon and the comic ...
the horror behind the juices and the fruits ...
behind the candy ....
behind the soft soft machines ...
behind the soft icecreams ...
these soft kisses were the sharpest of all ...
Lords of the Ice ...
Horror in frosty clothes ...
hidden too well behind cartoons and cubes ....
Wasp's tv updated
switching between horrors and cartoons ...
between comics and tragedies .....
in an atmosphere of serene ice ...
like a dragonfly soaring ...
with a thousand nipples on it's face ...
reaching for a land where the symmetries touch,
where the isolation breaks me free ...
the shock ... the sting ... all behind the fairytale ....
even behind cartoon and comic ...
an autistic world,
a traumatic beauty,
there where the vibration transformed the layers ...
in wasp's tv updated ...
standing tall like the million-armed clock ...
swelling up like an eye ... in a rose ..
like a jewel in the night ....
bragging into the faces of unknown threats ...
Back to Izu
Like the well of an ornament ...
I feel myself ...
heading for Izu ....
following the wizard's path ...
The ornamental boxes ...
full of lullabies ... and lamentations ...
are we complaining ?
Back to Izu,
the world of so many words ...
while a little is spoken ...
for it's all hidden behind trees and flowers ...
desiring to be discovered ...
Back to Izu,
not afraid of the hidden rage ...
and the hidden riddles ....
waiting to be puzzled out ....
it needed to be ... a hidden message ...
for it was too private ...
just for you ...
Back to Izu ...
not afraid of death ...
for it can kill you if you come too close ...
the influence she chose to leave ...
Back to Izu ..
not afraid of fire ...
not afraid of the bite ...
for it can do that to you ...
even from a distance ...
which is close enough ...
Back to Izu,
like a nuclear mill on sharp ...
like a hypersensitive gun ...
bullets body-heat-sensitive ...
when they once saw you ..
they will never let you go ...
until they pierced the thing they saw ....
stinging a new ornament through it ...
eyes on sharp ...
every step is like a mine exploding under your feet ...
everlasting damnations under your feet ....
back to Izu ...
But that's just your wasp's tv ...
following all the news of the day ...
it's just your loved ones speaking ...
your own private telephone-hells ...
you know these little lamentations ...
they will always try to get your attention ...
showing you how they are hurt ...
it's the lamentation-talk ...
bringing you back to izu ...
bringing you back to the lullaby ...
there's something switching between lullabies and lamentations ...
creating the song, the killersong ...
you better be deaf in those days ....
so why don't you meet some deaf children ...
who will teach you to be deaf ...
back to izu ....
crucify him ... someone called ...
and then someone else started to call it ...
then they started to scream and to shriek ...
until the little jesus was deaf ...
and could escape the noise with his rabbit …
A Day at the Fairground
1.The Gates of Change
2.Queen Ant
3.The Dollars of Queen Bee
4.Fat Hotel Boss
5.Ditches of Venice
6.Chopin’s Pearl
7.Chopin
8.Warfeathers
9.Burning Roses
10.Afternoon Wine
11.Sea of Death
12.My French Girl
13.Ballerina Girl
14.Predator
15.Traffic of War
16.Overcoming the Game
17.Sick of Laughing
18.Other Side of the Wall
19.Flowerfields
20.Poetry from the Yellow Milkmaid – The Lion’s Fight
21.Railroads to Lapoendria – Between a Woman and a Man
22.Waving White Flag
23.Orange Balloon
24.Dwarve’s Rain
25.Supermarket Lies
26.Blessing of Dementia – Children of the Dune
27.Shrieking Boys Clock
28.Red Dinosaur
29.Ravalan Madok – Wings of Dementia
30.Playcard Syndrome
31.Jericho
32.Indian Line
33.Capricorn’s Jackpot
34.Life in the Distance
35.Stars of Blasphemy
36.The Dragon Candle
37.Birds of Hamelin
38.Rabbit’s Hospital
39.The Postbank’s Clock
40.The Night Trouper
41.Chocolate Smiles
42.The Fifth Nightwatch
43.Dragons and Dinosaurs
44.To an Autistic World
45.Ten Little Ascenders
46.Palace of the Toysoldiers
47.Birthdayman’s Palace
48.Funparkman’s Palace
49.The Gamewizard’s Palace
50.Deliriumwizard’s Palace – Your Guide to a Crazier World
51.The Puzzlewizard’s Palace
52.The Gamblewizard’s Palace
53.The Backwardwizard’s Palace
54.Ladybug
55.Nonsense of Mathematics
56.Sudden Death of the Mice’s Journalist
The Gates of Change
1. I was a day at the fairground,
I found it hard to find joy,
It was nothing but tragedy here,
Knives beyond the kingdoms
2. I was a day at the fairground,
A day in which I almost died,
It was a day of torture,
It was a day without any light
3. The next day I woke up,
I was happy and full of life,
Pleasure seemed to follow me everywhere,
For I had escaped from the fairground
4. My wounds were scars now,
But some wounds didn’t seem to heal,
I’m still living with them,
Reminding me of that day at the fairground
5. That horrible day had changed my life,
Through the gates of change I went,
To become wise
6. Not so long ago I returned to the fairground,
It had changed now,
The machines didn’t work,
It was a mess
7. It seemed no one was working there anymore,
And I found some small lights,
I found some joy
8. It’s a pleasure to be here now,
Through the gates of change,
I found a new way to deal with it
9. And I will return here many times,
Searching for the last lights,
Of a fairground I never understood
10. And I will sing here and dance here,
To raise the fairground again,
But this time in my way,
In my ways we will do it again
11. And it will be so much better,
And it will visit so many places,
And so many will come,
For the fairground has just begun
12. Through the gates of change they go,
Heading from show to show
Queen Ant
1. Wargoddess, queen ant, laying eggs in the middle, making the dollars roll …. On wallstreet she is the lady bowling, bowling, making dresses too fragile to hold ….
2. Wargoddess, she flies with horses, queen ant, prosperous smile and liberty …. She has mighty flags all around her …. They need to be big, so everyone understands …. They need to be rough, the blood must flow …. It’s raising money for the show ….. Six helicopters in a row …..
3. Wargoddess, queen ant, showing us how ladies bend ….. Tears in her eyes, she got the flu ….. and all she dreams about is you …. You, her mighty tv hero …. But you got shot in episode two ….. It’s drama she makes, and drama she expects ….. She needs some love, and this is how she does it ….
4. Wargoddess, tragedy ….. when you stand up it’s all misery …. She lets the dollars roll …. She gives them in eggs …. Brooders is what she wants …..
5. Dollar hatchers, snake’s surprise, she’s gliding forth, through battlefields and mines ….. She’s gliding forth to do her thing …. Making all the losers win …. Blood on the dancefloor, and in the house …. Blood on the ceiling, through the door it slides ….. They stand there with golden smiles …. Trophees full of money …. Small coins, but many papers to hide ….
6. She wants it big, no testimonies …. She wants it cool, all for you …. Foam on money, who lets it spout, champagne in Wallstreet, champagne so wild …. Queen ant rides the horse …… Her chariots full of fire ….
The Dollars of Queen Bee
1. Turn the chocolate, girl, turn it all around, to find the pearl, you’re machinery, baby, you’re the show in wild wild version, in treasure ….
Turn the chocolate, green girl, and become blue
2. Turn the chocolate, white girl, we’re all colours, we’re all dollars,
Turn the ocean white, pale girl, and hit the ball, hit the pearl, turn the ocean, blue girl …..
3. Turn the chocolate, make it wide, stretch it out and let us decide, we’re all dollars, baby, dyed in red ….
4. We’re bloodmoney, we’ve been stolen, we have been in the assassin’s hand, in those of liars and of those telling nonsense …. We have been in the hands of scrooges, of capitalists and cannibals …. We have been in the hands of idiots and those who are insane …. Put us in and play us, baby …. We need some help …. We’re dollars dying in hell’s rain ……
5. We’re the lullaby, we’re bloodmoney, roses dying …. We’ve been to hell and now we’re back …. So play us baby, turn the green …. Make it white instead ….
6. Make it like water, make it like yesterday …. For the days are dying ….
7. We’re longing back for the old days … We’re dollars, we’re smiles on tv …. We returned from the underground ….. With so much gold in our eyes ….. We’re dollars to your surprise …..
8. We want to be picked up by a lady this time, a lady gentle with a wide smile …. A lady trustworthy, and full of tv …. A lady like a nurse, like a queen bee …..
Fat Hotel Boss
1. The fat hotel boss was a cruel man, he always scared the guests away. Suzy was a leather woman, with many leather traps, she would catch them all. Tommy wanted to escape. Who could burn this freaky hotel.
2. The fat hotel boss had a cook who ate brains, sleeping in the corridors, dreaming on the stairways, while monkeys were in the elevators. The fat hotel boss was friendly to the ladies, but he used to beat the guys up.
3. The fat hotel boss had a big hotel. One day someone brought him under a spell, and he was the kindest hotel boss in town. So friendly, so lovely, everyone knew his name. Everybody loved him, he got so much fame.
4. The fat hotel boss had made some small animals, with a small jesus, a small mary and a small joseph. It was Christmas. The fat hotel boss he wanted to enjoy the days before Christmas. Everywhere there were candles. Then a boy came to the hotel, and asked the boss if he could play the piano and some violin, and the boss agreed. He loved it. The fat hotel boss he wanted to keep the boy in the hotel, all for free, and the boy liked coffee.
5. There was always such joy in the hotel, after that spell.
6. Fat hotel boss, even vampires and bats came to his hotel. They all loved him, they all needed him. He was their star. There was a place for all, the friendliest people came here. Kids could find their grandparents here, lonely people their lovers. Fat hotel boss, big name in history, when he died it was such a loss.
Ditches of Venice
1. You came from far away,
Through the ditches of Venice,
Through the painting,
All your way,
You brought the Spanish girl back to the painting,
A pretty sight,
She has colourful clothes,
I can dream with this lady
2. I smell the oranges when I stare at her,
I adorn her with small banana images,
I adorn her with fairytales,
The finest ones I could find,
She’s a pearl to me,
A precious pearl,
This Spanish girl
3. You brought the Spanish girl back,
You girl from French,
You brought her where she belonged,
In the painting,
Through the Spanish alleys she runs,
There are grapes in Venice,
She believes, she believes
4. You brought the Spanish girl back, high in her painting,
High attics in high churches,
She’s sliding across the walls
5. Spanish girl, black painting,
Spanish girl
6. She’s there with her dog,
And do you believe,
She’s sliding through the ditches of Venice,
With me, sweet fairytales,
Among the rats and fishes,
Oranges and bananas everywhere,
She brings me through the frames,
Across the lines,
The painting comes alive
7. Ditches of Venice,
Grey morning,
Afternoon is orange,
Evening’s red
8. She comes with all her soldiers,
She comes with all her dogs,
She’s bigger than a fairground,
She’s the warmth on the beach,
The breath in the alley,
Painting’s coming alive
9. Ditches of Venice,
Grey morning,
Afternoon is orange,
Evening’s red
10. Do the dance with me,
You saved a Spanish girl,
Oh French girl,
Cowboy indian girl
11. I paint the world for you,
And everything will be good,
I paint the morning,
Evening’s red,
So many clocks,
I paint the world for you,
These grapes of Venice
12. In the alleys of pisa I found you,
Who had covered this all up,
Who was playing the police,
I found you now,
You feel my hand,
I bring you into the picture,
You will come alive again
13. In the alleys of pisa I found you,
Oh girl, I found you,
Who covered this all up,
There’s a world so deep here,
You’re my cowboy indian,
You’re my gypsy rod,
A bleeding fairytale,
But I have found you now,
Cover her by red roses,
By petals of the clown,
Smile a bit deeper,
Breath in some more,
I have found you in a flower on the shore
14. We must run away now,
To the wild west,
For flowers are burning here,
There’s fire everywhere
15. Grapes of Venice,
Alleys of pisa,
All to bring us deeper into the pearl
16. She’s swimming there among rats and fishes,
She’s swimming there with me
17. Grapes of Venice a pretty picture,
Grapes of Venice, so Venice,
All to rise higher into the picture,
Into the painting there’s a new world
18. She was a Spanish princess,
He was a cowboy’s prince,
Doing the do together,
Riding on the wind,
She’s swimming there with me
19. She was a Spanish princess,
He was a cowboy’s grief,
Doing the do together,
For all those who believe
20. She was a Spanish princess,
He was a mother’s boy,
Walking hand in hand,
Towards forever joy
21. In the painting they have found each other,
They felt each other’s hand,
Now they are together,
Grapes of Venice,
Fairytales of make-belief,
Grapes of Venice,
Red red roses of an indian chief
22. Can you feel my hand,
Picture’s freezing,
We’re in the painting now,
What a survey,
We are alive,
We are alive and well
23. She was an Italian princess,
Nathaly from Italy,
He was a boy from france,
With so many boys from Greece,
Make my painting white,
Make my roses and flowers pale,
Make them oh so white,
Adorn them like snow
24. She was a gypsy princess,
Doing the do,
She was a princess from Greece,
From Spain and from France,
Let’s do the dance,
And raise them into the picture,
The painting’s freezing,
There’s chocolate everywhere,
Flowers are big,
With rabbits and frogs
25. He was a gypsy prince,
A prince from Spain and France,
A prince from Greece and Italy,
Coming from the alley’s of pisa and the alleys of mars,
He was a greek greek horse,
A fairytale,
A blue white fairytale,
All these grapes of Venice,
All these colours of joy,
All these torn clothes,
Made of oranges and bananas,
What a well,
What a wishing well
26. She swims there with her parrots,
When she’s on the shore she raises her gun,
She knows where she belongs,
Who covered this all up,
The cops are running,
Someone comes from the alleys of pisa,
Someone comes from the alleys of Venice,
Who has covered them up so long,
And who’s raising these paintings now,
Who’s raising the boys now,
They are the boys from lynx,
Boys from pierot,
He’s raising them tall,
They’re growing from pisa to Venice,
Like an adorned bridge,
White as snow,
These boys know how to do the show
Chopin’s Pearl
1. The final strike, she’s coming to me, like a leather rainbow, she’s my dream … I told her she’s a masterpiece, a sidewalk’s show, oh oh
2. Boys from pisa and Venice, from spain and france they do the dance,
They come from mars and lynx, they come from the gypsy’s heart,
From the mother violin,
These boys from lynx, they know how to win,
I hold my baby tight
3. Boys with the big dogs, bigger than lions and tigers,
These dogs they bite like no one can,
They are atomic bombs
4. Boys with the big dogs,
Boys from the violin,
Hear their tales,
Always fight to win,
Fight to win
5. These alleys have been painted,
By the violins of Venice,
By the violins of pisa and pierot,
By the mother violin they have been painted,
The beginning of the show
6. My heart is beating,
For the first time in my life,
I hold my baby tight
7. By piano’s of Venice,
By violins of pisa,
The clowns run,
They dive on stages,
They do it in harmony,
By the rod of synchronity
8. There is chaos in the ditches of Venice,
What a paradox,
What a painting,
And I raise you tall in it,
The rod has made us thin
9. Spanish girl,
Princess of the hotels
10. Spanish girl,
Chopin’s pearl,
You are the daughter of the king,
Chopin’s roses around your chin,
Are you blushing
Chopin
1. He’s like the sovenir this boy, pinocchio is running,
Bringing him another toy
2. Stromboli watches from a distance,
He cannot do anything,
For he has been tied by leather red rope,
Indians were here
3. He’s like the gold,
This Pinocchio,
I loved him from beginning,
His heart is beating for the show,
He’s a boy from the painting,
Cut and pasted by the violin,
A pretty puzzle,
Made to win
4. Made to survive in this jungle
5. He’s like gold Pinocchio,
He’s like my silver,
Doing the show,
He speaks with many voices,
He’s the boy from the painting,
Cut and pasted by the violin and the piano,
Piano made some blossom,
Oceans for a deep show
6. This boy is like the gold,
So many rays on his head,
He’s like osiris,
Like sindbad,
Like gepetto
7. He’s like the ornament,
He is chopin,
He is my friend
8. He can make sounds like a lullaby,
He can make sounds like an ocean,
And all the sand is like bubbling, like magic,
Painting the picture all over again,
The painting is moving
9. Lips are coming through,
Big lips,
Kissing …
Big lips ….
From paradise
10. Purple painting,
French girls in white
11. This boy was lying on the beach,
There was a rattlesnake,
The boy took it,
Made a necklace of it,
What a pretty necklace,
How pretty are the boys in white,
Boy in white,
Boy in transparent light
12. Boys from lynx,
Boys coming from the depths,
Boys with deep thoughts in their head
13. He made a book for me,
Like a world beyond fairytale,
He wrote a letter to me,
And the letter was a ladder to me,
Like a world beyond fairytale he was to me
14. Chopin do the dance,
Do the dance for me
15. There was a boy called chopin,
A boy in white,
Necklace of a rattlesnake
16. There was a bird losing it’s feathers,
It was screaming help me,
Catch me in the night,
Catch me in the deepest night
Warfeathers
Path
1. They never chose this path, someone pushed them on it .... They never chose to be warriors, .... mean boys .... But someone turned them into these ..... Who ? .... A witch ? ...... Now they are werewolves .... They can't be trusted ..... Their eyes full of scorn .... full of deception ...... leading them all to the traps ...... Evergrowing suffering they inflict ......
2. They are the mean boys, mean ones ..... hearts burning like fire ..... But it's something else ..... It eats souls away, while it's always growing again ..... They are sons of Prometheus, they have been in Tantalos for too long ..... These boys are crazy now ...... and can't be trusted ...... Too much pain and hunger made them this insane .....
3. But you weren't listening to me ..... You were breeding them ..... As breeding the mean boys, that's what you do ......
4. I gave up on you already, long ago ..... You made me one of them ..... There's no way out ...... This is the sad story of a mariner's son .... A sailor one ..... Hoping to become general one day to defeat this dragon .....
Rebirth
5. I get drunk while I'm only watching you, while others turn into stone .... You're like Medusa, strange one ..... I get drunk when I see your legs moving ..... You have legs like tall red boots, and every step is another bar of my prison ..... Lead me out, you're like the lion .... Lead me out, this time ..... You're breathing like the ward ..... Mean boys at the coasts ..... Your legs like mean boys ...... What can I do ?
6. There's no way out of this, since you pushed that button, since the spears fell down, now they're standing tall, turning, like grills after all ..... There's no escape from this place ..... It shrieks when I move ..... She has pushed the button, oh yeah ...... but realize it's the way of the fool .....
7. You're so obsessed with your Tantalos, but one day the mean boys will also strike you ..... All breeders breed predators, and one day they burst out ..... But everyone breeds, we never chose this path ..... Someone has pushed us ..... Who ? ..... The witch ? ...... Now we are werewolves .... and now we can't be trusted ..... Our eyes full of scorn, full of deception .... We are like mean boys now ..... We gotta grow up and change our point of view ..... We are like men at crosses ..... We do not know what we do .....
8. Wake up, you're under someone's feet, you never chose this path ..... So be reborn .....
9. She smiles like an insectian ..... It's not a smile but a cry .... A cry for help, but what can you do ? There are strange bars between us ..... When we move they shriek ..... Whatever we do it always hurts someone, and when we do nothing it hurts them too .... So what can we do ? We must choose the best path, a path which is best for me and you .....
10. And do we hurt ourselves ? By every step we make ..... We are fooling ourselves so much, for we can't stand the pain ..... It's hopeless, this reality ..... but it's a cocoon my dear ...... Who teached you that butterflies come out of the cocoon ? They all have to get in .....
11. We live in cutting wonderland, a visionary ball around our heads ..... Letting us belief anything, as we do not have another choice ...... We have to walk like they do, act like they do, or we will be refugees having nowhere to go to ..... So hold on to the mask for awhile, I'm almost close ...... I will save you out from this, there will be a new glow .....
12. Did you say love ? I will show you where we are ..... We all live in slow motion until we freeze ...... We're like stone producing the new fire .....
13. And they were made of stone ..... Made by life ...... Their faces hard and full of scorn ..... Stay away from us ...... We won't show you where we live ......
14. We live where roses burn ..... until they are flies .....
15. We're flies soaring in the air, on our way to death, until it burns the last mask away, where the blooddrip falls to catch them all ..... Don't come closer ..... Stay away ...... You better stay on the hill ..... For the memory to fly away ......
16. We live where roses burn, where it all explodes ...... Nothing to hide anymore ..... We are all dirt and beauty in our fall ......
Burning Roses
1. They never chose this path, someone pushed them, pushed them far. Like orange suns exploding, spreading their arms of fire. And now we all must run for our lives, for they're coming down to take us and break us. There's scorn on their faces, they have mocking crowns, they are all burning roses .... They never go to bed or bath, for someone has struck them that way ..... Their dirt is a sword, their foul mouth a spear .....
2. They're standing at the coasts, on the sands of seas ...... Like dragonlegs, like the legs of a woman ..... They're treading the grapes for wine like soldiers ..... But they never chose this path .... They never chose this path ..... Someone pushed them in this fire ..... Someone bound them together in this army, but they would never choose each other for this .....
3. They never go to bed or bath, there is fire coming from their heart, a fire falling down on everything, at the coasts they rise, on the sands of the seas .... Yes, my heart is still in fire since I saw them .... And I don't want to belief I'm one of them .....
4. Let us all run for our lives, for they're coming down to break us, they're coming down to take us, to make us one of them .... One of them, full of glory, like legs of a dragon we walk ..... The woman is dangerous, we can't talk .... We can only stand at the coasts ..... catching her spark .... When she moves her hand we bend .... This is something she pretends ..... We are all living in her dreams, no way out ..... For the mean boys she needs for war ..... There is war in the sky, orange suns falling down ..... And she's holding her heart ..... While the boys hold her scorn of something from million years ago ..... They do not know about her other life .... She was forced to be someone's wife ..... Now she thinks that marriage is a lie ..... So she lets them march and tells them goodbye .....
Afternoon Wine
tall lights from the red
1. I'm walking on the beach, in the sand, carrying pains no one understands ... The waves speak of red grapes ... I'm diving underwater .... in a cold embrace ... The bridge is opening in me ... Spreading hearts .... like baby's thunder ... The dream is about to escape ... to a new land ... where it sets everything on fire ... No one understands these days ... If it would be yesterday ... no one would hear them ... In the land of tomorrow I live ... I'm behind a mask of zorro .... She's a red little potatoe ... guiding me in her car ... So many strange sounds are opening windows .... and her knee is bleeding ... telling me she understands me ...
2. After many nights I can talk again ... breath again .... while she is next to me ... this little red potatoe ... making me understand ... delivering me ... If it would be yesterday ... I wouldn't hear her ... She gave me the key ...
3. In tomorrowland ... no one understands, but they heard the breeze, the silent manouvres of a dark line behind the big potatoe ... They all come free ...
4. The red picnic was a daily understanding line of me ... Now I hear ... I'm finally free ... These roses are spred ... these days are counted by the wizard of my dreams ... always reaching for something biggers in the land of understanding ... where my baby is sitting on her knees ... splitting ... like warguns they come over ..... to spread the tales of destiny ...
5. The woman talks, the woman curses ... trying to make me insecure .... I'm losing it ... but tomorrow I'm standing on her shore .... There's bread and milk around her .... She freezes when she sees me .... Please forget about me ... I'm not your tailor ... I want to scream .... I want to run away .... but this glue is killing me .... Finally Cocoon's end ... She's spreading the butter no one understood ... and I walk with these strange feelings .... And she said : You have overcome me ... Like daily bread she is ... her town and tower undercover .... She has a mate in me ....
red ship
6. I was depressed but he saved me, he gave me, new wine to drink, bottles to order ... I was depressed but his mind was thinking of what he would do to me .... He understands the threat of this woman ... He's spreading his tales over her knee .... No one understands me .... but he gave me his light to fight against the destiny of a green dreamlight ....
7. He took me in his cabine .... He took me to his wardrobe ... where he pushed me deep inside .... He had to hide me, for the pirates would come .... Or would they even burn the ship .... So he gave me his green dreammoonlight .... and he ordered a green green milk for me .... he gave me satisfactions and desires to breed ....
8. But one day he jumped away .... his ship he left and I had to be the captain of his dreams .... but still he gave me tears of sweet green destiny ... He's speaking to me ... like a daily clown .... but I can't discover it .... I'm into loudness and destruction .... I can't hear him anymore .... I only cry and cry ... for he was who I adored ....
where is the magic
9. And I thought where is the magic .... where is the light ... it's taken away by the fight .... And I thought I need some rosestrousers ... I need to escape just like he did .... to make someone else a captain .... hoping he would also escape like we did ....
Sea of Death
1. I lost her on the end of my life. And as I made my ship of wood, I wandered over the sea of death. It was like a black sea, black waters. I didn't know where to go. Waves could become high, smashing me down in their insides. Strange fishes were here. Even seeing them was like I could touch them, and it was an experience a thousand times intenser than a material touch. Would I find her back at the end of this sea ? She was my rabbit girl. She always talked like a small child, like a baby. I see the rabbit ears in the distance, and rabbit ears are on my sail, and these ears are winged. Huge wings like the red eagles. The black sun is burning my body, tattooing it. There's no way back, I have to move forwards. This is the sea of death. Where will my journey go to, will I ever find the other side of this sea ? Strange smells are climbing on me. The feelings are so huge, and so deep. And when I dream, I dream of her, and then I wake up, by the sunlights of the morning, and I'm still on this wooden ship, on this black sea.
2. I lost her on the end of my life, it's like my mouth is full of tears, it's hard to talk. Rabbit girl, can you hear me ? Please talk to me, I'm lying stretched out on my boat. The only thing I have here is a pink doll, made by you. It's my comfort, when I talk to you. Will I die another time in this sea, or will I reach the red city on the other side, where the red sun rises from. I see an island in the distance. The waves are bringing me there. I see a black bottle floating through the waves, and the water is so bright here. I take the bottle, there's a paper in it. It's a letter from you, written in pink. Surrounded by glitters. I follow the strange smells to the island, where I step on the sand. I hope to find you here, but there's no one there. I must survive here on this island, or move forwards. I stay awhile on this island, and then I move forwards, heading for the horizons of this sea. The sun is reaching for my heart. I see rabbit ears in the red skies. Please talk to me, I can only cry. I'm so desperate on this sea, I'm sinking deep into your tears. The sea is warm, it is okay. I comfort you. Even if I don't hear anything from you, I will keep on talking to you. I feel the beatings of your heart, but you aren't here. I keep dreaming about you, but when I wake up, I am alone.
My French Girl
1. My french girl, I want to paint the world for you,
My French girl, bringing you in that painting again,
There where flowers are and striped bushes,
My French girl, and do the do
2. We can dance together again in that boat,
Across the rivers of Venice
3. My French girl, I will adorn you with the finest jewelry,
With the finest fairytales, from my heart to you,
For you saved my life, and raised me up into the picture,
Through the frames you brought me,
You were like the storm
4. My French girl, you painted worlds forever,
Big flowers, yes, you are my heart,
French girl, you painted my heart forever,
It’s beating now, and you are the warmth on my beaches
5. We can dance together in that boat,
Across rivers of Venice,
There’s jewelry in your hair,
Big dogs are running since you came,
You with the gypsy’s rod,
With the indian’s coat,
I love you
6. You’re the dreamboat’s naked source,
You’re the French dream in white,
White white dresses adorned like snow,
Blue white bite is the beginning of the show
7. I found you on stage but I raised you high,
You’re grown up girl,
Childhood is over,
Find your pearls in the sky,
In the big painting I brought you again,
Covered by sand you stare at me,
Yes, blow, blow the wind to me,
Among the flowers we will be
8. You’re a book in my hand, My French Girl,
You speak a language I understand
9. We can dance together again in that boat,
On the rivers of Venice,
Yes, ditches, adorned rods,
Tall enough to make us move,
I’m the cowboy indian on the roof,
I like to dive and swim along,
Among the rats and fishes,
All day long,
I’m with you again, you again,
My treasure
10. Spanish girl we paint the ditches,
Spanish girl we make the riches,
You’re so Spanish French,
You’re an indian,
Do the dance
11. Your pretty hats they stare at me,
Your movements adorn me,
I feel so special when I am with you,
I am a French boy, doing the do
Ballerina Girl
1. A day at the fairground, a day between you and me
So much horror, so much grief, it’s a battle,
We always misunderstand each other,
And you think life is a game,
Well, I have become like you
2. I’m in a deeper pit than you are,
I asked it and I got it,
Bought it somewhere at a fairground
3. A clown gave it to me,
It worked, and killed me
4. Why did I eat this stuff ?
I wanted to meet you in your loss
5. I got you by the hand now,
I don’t come from above,
But I come from the depths
6. A day at the fairground, a day between you and me,
I played a game and won you,
I will take you home, I found you,
I took you out of that awful machine,
How long did you work here
Ballerina girl
Predator
1. There are killer clowns at the fairground,
They have raised their knives so high,
And they cover them by cakes,
By prices to win,
All they want is your heart,
All they want is you take them home tonight
2. Who would blame them,
They live here in terror,
In prisons and in slavery,
Have you seen the tears of these clowns,
Why do you make fun of them,
Why do you think they are insane
Why did you kill them
3. There are clowns at the fairground,
They do not have much to eat,
At nights they live in Africa,
When the morning falls it’s Russia
4. There are clowns at the fairground,
Killed by you and me,
Killed by an overconsuming society,
Fat bosses like to eat,
But they hang at their crosses
5. There are clowns at the fairground,
Some nasty girls do the ditches,
Some nasty girls have spoken some words,
Of liberty and football, lusty designs,
A show after all
Why do you keep these animals imprisoned
6. There are clowns at the fairground,
Fables between you and me,
While girls are gossiping they drown in grief,
There are clowns at the fairground,
They never win a game,
While you are always winning, you take them away,
To a home where they can live at your wall,
A home which looks like a carnival
7. There are clowns at the wall,
They are your heroes,
They work day and night,
To give you some coffee,
And a lot of food and light,
Yes, you fatten yourself up,
To be happy is your goal,
While the children of Africa,
Oh, that is hell,
For we belong to heaven,
We belong to the thrones of Spain,
Where the animals have to die,
All those who are insane,
Can you take this any longer,
You have your own crosses I’m sure,
So who nailed us so high
8. There are clowns at the wall,
At nights they come alive,
They are our nightmares
9. Why do you want to be happy,
While others need to suffer for you,
Isn’t that insane, or are you just a predator
10. There are clowns at the walls,
Asking for your name,
They are reading the book of life,
To search for predators
11. There are clowns at the fairground,
So happy their faces,
For they found some new places
Traffic of War
1. They do not have an own personality,
They just gossip, they just eat,
All those fat bosses
2. And they become fat too,
Those with the microphones,
But cosmetics covers it all,
The chemical carnival
3. You do not know what they do in their houses,
They love to eat their own meat as well,
Isn’t it an insane farm,
A fairground and a factory
4. Who raises them up in the army,
And against who is the fight ?
Isn’t it insane to fight without having some brains,
Or are the brains the problems
5. There’s racism at the fairground,
No one lets the other win,
All scared to lose the game,
For the losers have to do the dishes,
They have to work backstage,
To discover all the secrets
6. There are dolls at the fairground,
Cheerleaders chosing their race,
Then the game begins,
The big fight, ending in war,
To have some lights in the night,
To read the book of life
7. What gives you the right to be somebody,
What gives you the right to judge,
What gives you the right to fight,
Do you have the right colour
8. Is there a throne of god,
What if he is a clown,
What if he’s a deceiver,
What if the real god is bound up in the cellar,
What if he will rise tonight,
I saw it happening at the fairground,
A beautiful game,
The ballgame with the lights
Overcoming the Game
1. Someone played this game,
And now the fairground is exploding,
While dollars are rolling,
Or is it blood
2. He won a vision,
He saw god
3. A fairground car full of games,
Why aren’t rabbits the leaders of this world
4. He had cracked the game,
He had overcome the game,
And in the book of games was his name
5. He got a harem and some eggs,
A breakfast and some beds,
And a world beyond fairytale,
He was free now,
Beyond the backstage,
He got some boats, but what did he do ?
He built his own fairground
6. How long will this go on,
Who will shut this book of fairgrounds,
Or isn’t there an exit
7. There’s no escape from this strange restaurant,
For every exit is the entrance,
It’s a trap and we come deeper and deeper,
Don’t move, that’s the best thing to do,
For everything moves by itself
8. We are part of the machinery,
Our saviours were our wards,
Waiters of this strange restaurant,
They have poisoned us,
They have made us drunk
9. No one knows the way out,
And if someone does,
He will just lead us deeper into it
10. I wished I would never have met her,
But it’s too late,
This babe cannot be manipulated,
And takes everything over,
We’re her soldiers at the end of the day,
One of the waiters,
Eatable, broken, but risen like jesus christ by cosmetics and chemicals,
To eat and to be eaten,
To become fat and make fat,
While rare explosions make us thin
11. We are toys in boxes, killer toys,
Not wanting to live in their rooms, but in their hearts,
We are marionets and puppetmakers, puppetmasters,
All by a stupid fairground,
Always rising from it’s ashes
12. The laws of the fairground are always switching,
Chaos is master here, unless you can dance,
You need to know the songs or you are roadkill
13. And these clowns their mouths are burning,
Eating your souls until you are turning,
Dance, dance, or it will be too late,
The book of life is open
14. Run, run, or they will get you,
Their posters are everywhere in town,
Their billboards big in every village,
But where do we go,
We are part of the show
15. There is no escape from the story,
Our fate is evergrowing,
Our names written by clowns’ pencils,
Our hearts rotting in spoilt decembers,
How will you be at christmas,
We lay on dishes to grow in clowns’ stomachs
Sick of Laughing
1. This is the place where the clowns play,
They sit on thrones in tall halls,
Like holograms in the brains
2. This is the place where the clowns play,
They use others as toys,
Don’t you think that’s insane,
But who is insane after all,
The pot calling the kettle black
3. We are the judges,
Everyone else is wrong,
And we are right,
But we do not make a difference
4. Isn’t that a sad story,
But this is the place where the clowns play,
Should have known it before,
But there seems to be no escape,
It’s always the same
5. We are in a clowns’ prison,
Condemned to be a judge and to be proud,
Condemned to have an ego
6. Someone else is always worse than us,
We have so many reasons to mock and judge,
We are slaves of the clown,
We are sick of laughing,
And now we have tight faces,
Still doing the same,
We can’t laugh anymore,
But the others still laugh,
Or are these our masks
7. This is the place where the clowns play,
I should have told you before,
But you weren’t home,
And I tried to call you on the phone
8. Now you have phones in your face,
But it is too late,
We’re in the fire already,
This is where the clowns play
Other Side of the Wall
1. There are clowns in hell,
Their faces made of candy,
Made in the fire
2. They are marching loud,
No one can beat them, for they are the clowns,
They have made this place,
And know all about it
3. They aren’t dumb, they are scientists,
Masked against the unknown
4. They know how to dance,
They know how to sing the songs,
They know how to play the game,
This is where they belong
5. When doors open they march in,
While others fall down
6. They have high thrones,
And believe in telepathy,
Their nerves are on sharp,
Like a harpoon
7. When they play the violin,
They just send their messages,
Into space,
To the other side of the wall
Flowerfields
neighbour's goodbye
1. Marazanta like Mary Poppins in the air ... No balloons, but flowers ... Heading for the buildings of the poles .... Marazanta like Mary Poppins in the air ... He whispers in my air with the softest voice ... Heading for new flowerfields ... The flowers are so warm … Marazanta like Mary Poppins in the air ... Heading for the buildings of the poles ... The sew and saw crows stand tall like towers, disappearing in bubbles ...
2. Thornrose floating to her spinning wheels ... The roses will bloom tonight .... To cover the castle again ... It will not end in a kiss today ... For the lark is flying high .... heading for the buildings of the poles ... while the towers are tumbling .... while their houses have flowerfields on the floors ....
3. The bubble is raging like an overstressed pacman .... He's raging at ... the spanish princess ... He's staring at her ornaments ... her saw and sew toys ... The lark is flying high ... Old spinning wheels from an old old diary ... covered by flowers .... and some old dust .... heading for the buildings of the poles ... while the towers are tumbling .... while flowers grow on their floors .... and paradise birds sit in their attics ... and he speaks about Izu ... they do it when they are shattered ... their strange dances ... while perlottia is sleeping deeper ..... the sting brought sleep .... the sting brought the jet .... the sting brought these flavors .... and now he is .... heading for perlottia ... heading for the buildings of the poles .... there he flies like mary poppins ... they bring us home, they bring us further ... where the flowers are so warm .... where they speak of oceans ... coasts of izu .... where they bring new sand to the bottom ... the sting is to bring us deeper ... the sting is to bring a deeper dream .... marazanta is flying like mary poppins in the sky ... while izu is stepping back from the wild sides ... having a good picture of the big toy again ... distance makes everything soft again ... while spinning around makes new colours ....
4. there's a raven's prince rising from the hat ... running for the last roundabout ... riding on purple horses ... he's speaking like a million trumpets .... while all songs slow down ... and fade away ... he's speaking like a crazy man .... like an esau looking for birds .... he gathers them all in his big basket .... there he sits on the back of the big hairy bird ... singing his thriller song .... his head spinning like a roundabout ... having a million racecars in his mouth .... he is speaking like .. a crazy man .... singing crazy songs ... about an ugly shark .... in seas of flowers .... with all these waves of teeth .... the rose's thorns ..... surrounding the castle ... he's a sleepwalker .... only dreaming about it .... he's safe in the distance .... he defeated the green witch ... and all her trousers ... he's now .. the rainbow's friend ... he's a sleepwalker .... drunk of his mother's soup ... he lost his feathers ... but now he's rising from the ashes ... like the raven's phoenix ... like the raven's smile .... while all glasses break ... all the focus .... there's roaring a child inside ... the hairy bird .... still a funny bird .... full of jokes ... breaking all the focus .... he's safe in the heart of the cockatoo ... he has a roundabout head .... he is enchanted by a lark ...
5. ten men with roundabout heads ... walking through the desert ... making the pond so cold so cold .... there where the icecream is rising ... the lake of transformation .... the lark is rising from the ice ... rising to new horizons .... horizons of the toy .... sweet letters from momma's ... he's still missing her .... with the rainbows in his head .... like waiting for new rains to fall ... he's now .. on highways of perlottia .... on racecars of high tables .... bringing the toys and the candy to the boys ... in tall attics ... while these boys are still running in tall shirts without trousers ... they are running for business ... they are running for strange business .... of crazy birds ... running to christmastrees ... to the big gepetto ... that old time doll ... while they are floating to their birdnests ... doing the lark's movements ... heads like roundabouts ... standing on high purple heels .... these colors are wild too wild .... they are selling their christs for money ... they are rulers of toys and candy ... they are rainbow-kings ... but they're cruel to sinners and blasphemers ... the edges of their kingdoms are raw meat and horrorshows ... while the lark is their rocket coming from the ice .... heading for a place far away ..... where no one can reach them ... only some nephews ... but they will never come as far as them ... where esau met the sons of cain ....
6. they're sitting behind their high tables ... playing a strange game ... kartates blazazarium ... tragedies ..from cartoon ... they're letting their marbles roll, laying their playcards in speed ...
purple light feather blankets
7. while the giant windows on the attic are staring at you ... like the eagle's messengers ... like the iron frames of owls ... so big ... these trees are reaching for something ... for those strange gardens of early days .... where the golden tea drips .... while the golden sharks are running through the waters ... the golden sun is staring ... some things heal so fast ... it's like the pear is heading for new coasts ... while ships bathe in softness ... they have many legs ... while the tridents are rising .... the golden sun is watching .... watching the iron teeth ... no one can break them again ... no one can shake them again ...
8. in too much noise the pears swim ... heading for ... a new africa ... where all the roofs are soft .... while the mandarines are lying on purple light feather beds ... they were divided by horns .... by visitations of strangers .... the man from beyond and behind .... still drives the car ...
9. the paradise bird will not be forgotten ... she will still shine ... with her tall purple tail .... spreading her light feathers in the night ... all these trees are growing there ... all those flowers are sitting there ... it is one step in a new flowerfield .... one step away from the summerfield .... with all those custards in the air ... with all those puddings ... streaming through the socks of elves ... it's making your head so wet .... like flowers dripping ...
10. children of oz ... children of a mailman's runner .... sliding through railroads ... like the last trains to oz's neptune .... to take a dive in elkland's baths .... swimming pools in deep forests ... but only the snake was a guide over the rivers of death .... towers grew tall in his kingdom of sickness .... while the dogs watched them ... so tired .... an orange was riding them .... having so many tricks .... having such tall smiles .... deeper inside the dwarf lived .... and there the shops were cold ... cold as the lark ...
11. now the orange could also grow in speed ..... to bring forth a pear .... easy enough ... for a picture of luxury and comfort ... fire on the carseats .... ships sinking like titanics .... they all flew like larks back to their towers ..... they shut their doors with a shhh ... like million of doors were shutting ... like millions of neighbours were leaving .... like trains of mars were coming ... to bring the blue face back ....
12. back to izu was his name ... this man coming from underwater .... now he's rising to perlottia ... and to all the gates of elkland .... breeding tomorrow's superstars ... with the liquid guitars ... hot triangles in a pot of water .... through summerdays and milkdays ... the trains will arive .... they will arive like a cold man in hot chocolate ... to print the last tattoo ... to destroy the last leprechaun ....
13. the loss of memory .... the loss of marbles ... while egypt's eye is closing up .... and all which is dreaming inside ... a gate of transformation ... where the silver moons turn into gold .... where the eagle messenger shows the giant hills .... the roofs of owls and other birds .... where the sparrow shows her mourners ... where the rose turns into a faery once again .... he is just an elevator ... he is just a red balloon ..... with zepellins from mars under his feet ... and so many horns on his head ... they will show the anchor ... they will show the final award ... a giant's dive of sandman .... putting their marks sharp to lay the addictions ... they're heading for ... the sun's balloon ... the last drip of a rain .. still peacock's horrorshows ... they are the birds of another paradise ... they are the watchers of oz
14. they stand tall raising izu ... golden marbles on a silver dish .... but not to be touched ... only to view ... she's the watcher of andromeda ... she opens her clocks .... still a strange client after all ... here a rocket goes to wilhelm's city ... he's standing there like a tall statue in the museum ... not caring about clocks anymore ... now the trafficlights are all shot ... now the baker's windows are all broken ... here the kites are meeting ...
15. ben maten the animal's friend ... these paintings are all ... protected by his laws ... trademarked by the cartoon ... copyrighted to protect them against the big rape ... a nuclear war is what they fear ... the libraries reach for the paintings ... the art museum on snake's pillars ... while ben maten is sailing his ships ... higher in the skies ... while walking through the whirlpools .... while entering through waterfallcurtains .... until you touch ... here the toystatues stand ... the enchanted ponds and the ice mirrors ... through which you freeze yourself .... into a new painting ... in a new andromeda ... to get drunk so drunk .... reaching for the final delirium ... where children of owls live ... but also a squirtle ....
when the squirtel screams ...
16. finally only a toy is standing there .... surrounded by dwarves ... it does not sleep ... but it is king ... it's floating in the air ... like a red balloon ... it doesn't move, but it is king ... and a toyworld is inside ... so soft
17. it's the world of a deaf child, but inside he can hear ... it's the world of an autistic child ... but inside he has his connections ... here he can touch the new aldebaran ... here he can feel connection to his toys ... and finding so many new ones ....
18. everything he lost outside can grow inside now .... he's now living in a shell ... an ambient world ... here he can touch the shadows of the world he lost outside ... and it's finally better like this ....
19. and he doesn't know how many times the squirtel will have to scream again ... but he will climb it's ladder .... to the custardworld .... there were pancakes and cookies come alive ... there where the tarts are ruling .... having their own birthdays and mas's ... there where everything is transparent ...
20. and he knows the screams of the squirtel will only bring him deeper ... while watching the suits of carnival ... he's drinking from the candy juices .... bathing in custards ... while hearing the tunes of ages ... the ones enchanting him back to where he came from ....
21. while the squirtel is screaming ... giving power to machines of deers ... seventy zeppelins from mars ...
22. behind golden fences they stand like scarecrows between the flowerfields ....
a castle is standing in the middle ...
Poetry from the Yellow Milkmaid
The Lion's Fight
"Somebody's knocking on your old barn .... It's the ornament's prince .... the daydream's confession .... sitting on a hard day's mouse ..... he's a good driver ..... you admire his pears .... spinning like triangles in the wind ..... good old day-possession ...."
living the red dragon
1. Pictures glowing on a sunday morning ... grandmother washed them with care ... they are so shiny now ... Pictures glowing in the grass ... mothers garden is full of glitters now .... like frogs trying to get your attention ... for that what is happening far away ... in the land over the hills ... And now, today, it's christmas ... santa clause is riding his horses ... these tall horses in the night ...
2. Peter Pan .. is painting the pictures ... having that strange boy in his arms ... that strange boy from saturn ... Peter Pan ... is washing the pictures with fire ... like she always did with her garden ... or by summersnow .... She's still my love ... she's still my silent witness of everything which is happening deep down .. there .. in my heart ... Where an old red man with the old grey long beard is standing painting his beard white .. so white ... He's tall and thin, thinking he's sandman ... but he isn't ...
3. He is the red dragon ... showing his muscles in the night ... and a young face .... showing his supermen in the night ... showing their blooming flowers they hold tied ... all stuffed up .. by a florist ... and this is why I don't want to see her ever again ...
4. He is the red dragon ... holding his goddess so tight ... but today she's mine again ... He is the red dragon ... painting his toys in the night ... but there's something so strange in their embraces ..... and I don't trust their prayers for sweet coffee ... He is the red dragon .... sailing on a Japanese Ship ... sailing on the hand of his old father .... while he himself is so old .... They didn't dare to talk to me .... all these smiling girls ... For I was in the prison of the red dragon ... to have some stalkers around .... thick dragon walls .... Still they march on the towers ... on the walls of the castle .... singing their strange songs in the night ... marching in a strange dance if you ask me ..... He is ... the ..red dragon ...
5. He is the red dragon ... holding his babies so tight ... and I'm still a young young girl ... He thinks I am his paradise bird ... I'm a yellow mermaid .... Doing this poetry to you .... giving you this book ... He ... is ... the Red Dragon ...
6. He is the red dragon .... and I am his milkmaid he thinks ... I am his baby .... surrounded by watchers ... watchers in the night .... the nightwatch .... a painting ... nothing but a painting .... while everyone seems to like it ... while he's holding his goddess so tight ... but today she's mine again .... my mother will be free again .... for he now knows the secret ... and he know holds the treasures ... while he cannot bear it ... while milk is streaming all over .... to drown the lands once again ... his lands ....
7. He is the red dragon ... and she is a yellow milkmaid ... screaming in unknown languages ... He is the red dragon ... singing his songs of fire ... while he's living in ice .... deep down in ice ... He is the red dragon ... red ice so hot .... He is the red dragon ... and he's singing his songs of fire ... coming from the ice .... the red ice ... he was born in the nest of a lark ... he's still a lark-dragon ... he was born .... on both sides ... of a kettle ... a kettle of tea ... and he's still staring at something in the air ... something he don't want to know about ... he's still staring at a liar ... something bigger than he ... he's causing so much rains in farms ... he's causing some things to bleed ... he is dragging his smiling girls to the ground ... where they pay his bills ... where they make his trousers .. where they rule the kettle ... these sparrows in the wind ....
8. This woman is laughing at the rain ... of the sun .... This woman is laughing at his tails .... This woman is rising ... like the phoenix from the ashes ... like the caramel from the kettle .... this woman is rising .... She ... is the red lady ... she .... is the green babygirl ... she is the tall trousers ... coming from the moon ... She ... is the tall woman ..... She ... is the woman from the tree .... She .... likes to paint in chaos ... scratching the treasures from his knee .... So many liars are walking around ... so many spoilers .. drinking their coffee ... So many liars in their ships .... The pride of the red dragon .... but he's still ... staring at someone .... more lying than him ...
9. Jokes full of possessions ... jokes full of dreams ... setting the babies free ... those babies with the big heads .... Jokes full of possessions ... jokes full of dreams .....
10. Somebody's knocking on your old barn .... It's the ornament's prince .... the daydream's confession .... sitting on a hard day's mouse ..... he's a good driver ..... you admire his pears .... spinning like triangles in the wind ..... good old day-possession ....
11. He's standing tall on a million escalators ... He is the king of traffic, a nuclear war ... He is riding the orange ... hiding them all ... He loves to sooth books ... to steal their feathers .... so that he can throw them in the lakes .... while the golden swan is still his brother ... spreading the golden tea ... by golden dignified fountains ... in the middle of these lakes ... He is the golden swan .. still his brother ... he is the golden swan ... still his maze .... these brothers are always fighting ... like two lions in a lake ... The four panthers will fall ... the four panthers will slide through the night ... until their mother gathers them all in a purple box ....
12. he is the red dragon ... that fourth brother in the night ... but he will fall in daylight ... losing all his possessions .. losing all his teeth ... returning to his coffin again ... this old ghost from nazi's soup ...
13. Pictures are glowing in the night ... pictures are glowing in the rain of tomorrows ... pictures are breathing like lion-hearts .... bringing the cats from london back ... Pictures are glowing in the universe ... pictures are dreaming like the daydream confessions ... Pictures of seabirds and paradisebirds ... with milkmaids on their back ....
14. He is the red dragon ... he was your mother's lover .... He made the craddle for you ... from old socks of forgotten christmasses ... He is riding the sock ... spinning his ornaments tight .... escaping through daylights ... staring at horses too high for him ... he will never ride these ... for they will ride him ... they are standing in teagardens ... waiting for the strike ...
holy supper
15. Bilmageln still the orange dragon ... the lion's dragon ... with the aslant eyes ... This time he isn't smiling, but complaining ... standing for the cloisterwindow .... all these iron lines inside ... make the tea so hot ... or do you want .. some juice ?
16. Bilmageln is the king of the sick ... having a sick eye ... while the other eye is dead ... the shark's eye ... and he's still knocking at the old window ... wanting to play some games ... while he's still complaining ... not smiling anymore ...
17. He will be the last train to virgo .... He will be the shark in the swanlake ... he will hurt the underwater trafficlights ... while paradise birds will wait for him there ... While the milkmaids are the mermaids there .... Bilmageln makes this trip everyday .... Everyday it's on television ... before the children go to sleep ... before they get their movie-eyes .. to make their own shows ... like pictures glowing in the night ... pictures glowing like daylight-lovers ... pictures are watching the swanlakes .... and fishing for new movies ... Pictures marching to the forests .... pictures marching to the birdlakes ... pictures marching with candles in their hands ... with chinese lanterns .... with japanese decorations ... they all have their tall black jackets ... they all have their shames and their fears .... but when bilmageln swings the coffeepot .... they will have their own fountains in the lakes ... golden virgo fountains ... or silver, for another strike ... these virgo fountains seem to change ... in the middle of the night ...
18. There are pictures glowing on the markets ... there are pictures glowing in the lights ... there are pictures marching through the villages ... reaching for the deserts where the men with the sombrero's live ... There are pictures sliding over the walls ... There are pictures sliding over the tiles ... yes, they slide through the roofs and touch the chickens inside ... when the paradise birds come ....
19. Bilmageln walks through the flowerfields ... when he stops walking it's like thunder is roaring in the distance ... and then the orange waterfalls stream before him .... while the orange rains are falling .... and a silverbird is sitting before him .... Then he enters the golden fields ... the land behind the rocks ... where he raises his frogs and canaries .... where he stands high on escalators ..... he is the orange dragon .... he is the lion's dragon .... when he touches the bread ..... it all happened on a holy supper ... he did it all .. together with his small virgo dog ... his lapdog if it comes to that .... while the golden clocks were staring at the background ... until they all exploded ....
20. Bilmageln and his golden dog ... They come everywhere if you like it or not .... Benmaten is the name of the dog ... When he speaks it's like a million of shoeshops are opening ... While the ding dongs are playing in the distance ... you're entering the narrow hall ... you're worthy to be visited then ...
21. you never saw rio swimming through the night ... you never saw his racebrother .... you never saw his ornaments glittering ... for you were blinded by the red dragon ... when rio falls the red dragon takes over ... the fourth brother of this pocket ....
22. when rio falls ... it will rain rainbow-dragons and butterflies .... sitting on tall jellyfishes ... when rio falls ... smoke will rise from the seven hills ... then there will be daylight in the sand ...
23. they will all go back to their mother's purple box ... these powers were too dangerous to play with ... now the birthday's swimmingspool is rising ... and the racecars are roaring ... daddy's loud roaring trains are taking you away ... to a land of sand and boxes ....
24. on japanese lanterns they were painted .... these dragons one to four ... they will make a fall so hard that they will never reach the shore ... they were the kings from ancient grids ... they were the towers of ancient cats ... stirring up the milkmaids ....
25. it takes a little while to reach the holy supper .. it takes a little while to scream ... the daylight's terror ... finally over ... but now the cats of complaint come ...there will be no medicine .... seven snakes will rise ... seven snakes will find their peace .... seven snakes will spin their ornaments .... and turning into dragons in the night ... they are the watchers of the elven forests ... they are the watchers of the green dream ... they are the watchers of the lifetime's possessions ... and they are so full of grief .... but here they will find their peace ... when the four brothers will fall .... then they will not be their puppets anymore .... then they will have their own ornaments .... there are seven snakes to rise .... there are seven snakes to rise .. they will slide to their ornaments .... to their snakelakes .... they are killing the criminal inside .... leaving his blood to some rats .. some rats ....
26. there are seven snakes to rise ... becoming purple in the night ... they rise like dragons ... they eat like pale ... pale roses .... they live like ornaments in the sky ... laying the tragedies so deep ... so deep .. there are seven snakes to rise ... fulfilling the ornaments ... old prophesies ... from a liquid tower ... from a liquid dream ... there are seven snakes to rise ....
27. like lamentations in a basket .... you see the poetry pictures ... surrounded by snakes .... they will rise there ... they will rise there ... from marilyn's grave ... and tonight they will be yours ... tonight they will make your suits ... for the next show ... for the next round .... salt covered by sweetness ... you will have to bite, you will have to bite ... until you see your father's fantasy .. the place where he had been drowned ... the place where he met that old father of church ... a churchfather .... just a churchfather .... you see when it's time for him ... to cover the earth ... with his dust .... just a churchfather ... just a father of a church .... a rat ... and now he's attached to the face of a raper .... and it will sink down like a stone in the lake .... in a lake of rats .... in speed they will touch you .... in speed will they grasp you .... and eat you in slow motion .... it's a communistic threat .... it's a day without a nazi ... but they look like it ... sure .. they look like it ... and still you remember their flags in the night ... those colourfull flags .... those flags ... of the jaguar ....
28. and on the bottoms of rat's lakes ... you find the purple again .... these floors are covered by strange paintings ... while the parrot is singing on it's island ... so far away ... so far away ... while benmaten that virgo dog ... that lapdog ... is standing tall like a kite on the escalators ... high in the sky .... catching all these paintings ...
29. and these rats ... they follow the dragon ... they follow the ornament's dragon ... they follow the jaguar's dragon ... still painted on their flags ... still painted ... while they have no name .... while they give away all attention .... entering through black points in the night .... still skew-eyed ... racing like rabbits ... on railroads ... too high for them ... until they all fall in a bottle .... while a milkmaid is smiling .... having more pictures for her poetry ... still ... the yellow milkmaid .... still the yellow story ...
30. her tail is touching venus ... her mouth is touching mars ... but she stays on her island ... with her parrots .... and her harlequins ... and her brave men ... so brave .... embracing the rats until they die ... she catches them in her trousers .... and then she gets drunk .. she gets so drunk ... to make that painting ... were you dreamt of when you were young .. so so young ....
31. but now you feel so old .... and now you feel so lonely .... so lost and alone ... so lost and alone .... the tails of your mother's dreams cannot reach you here .... your father's tails are too short .... so you can forget about it all .... but there is a little hope ..... left in a rat's bottle ... where a milkmaid will make a new painting ..... a yellow milkmaid is rising ... speaking in unknown languages ... screaming from the hills ... while the glues are all dripping ... making everything so small .... is she the queen of dwarves ... is she the queen after all .....
32. and she's walking to lapoendria ... where all the cats are living ... where they are all smiling ... all these pictures in glue ... all these ornaments hidden so well ...she always came like a visitor ... rising a fast spell .... transformating the weathers .... hiding her feathers so well .... not showing too many of them .... she still rides an artist's pencil ... are there still lions fighting ... are there still ornaments in the rain ... waiting for their daddy's ... waiting to spit the brain ... to spit the prain ...
33. are there still lions fighting .... are there still ornaments in the brain ... are there still daughters too tall to shake their visions ..... are there still ... trains to lapoendria ..... brains to the maze .... brains to mind's possessions ... brains to lay the lame frame .... are there still trains to lapoendria ... when the lion will be too smart .... when he lays his crazy jokes on the sideroads .... these are ornaments ... these are ornaments in side ... these are children's playtoys .... these are railroads of higher spaces .... in the alphabeth of sleep .... she can still sooth your intentions ... she can still soothe your heartbreaks .... while she's rising when your spine is speaking ... she is the soother of all these lampsteads .... she's crying till the purple is back to you .... all these lambs of soft sleeps ... of dreams too tall ... of the highways .... of the cinema's ... of the candytales .... of glued ... poetry pictures .... in grandmother's diaries ... this line of cockatoos ... she will rise ....
34. are there still lions rising ... are there still lions fight inside ... in this heart so broken ... in this tune so colourfull inside ... so colourfull inside ..... are there still parrots leaving ... are there still parrots leaving inside .... to only come deeper ... to only touch your lame heart inside ... your lame heart inside .....
35. are there still dolls falling ... are there still skaters skating on the rivers .... are they still picking up the purple .... are they still painting new paintings .... and is peter pan still sleeping on his cupboard there ... waiting for .... the lullabies to enter .... deep down in someone's head .... to stir up all the treasures ... all the feathers inside .... your mother was a cannibal ... your father was it too .... but your aunt came like a roaring perfume .... to bring them to the world of 2 ... the world of 2 ...
36. your brother is a birdkiller .... your sister is a headcutter ..... but your nephews came with roaring shoes ... riding the sock .. to kick them out of the window ...
37. your grandmother was too slow to rise ... your grandfather was a shark .... are there still lions fighting in the lake of rats ... are there still skaters skating there ... are there still dolls falling from there ...
38. here where the ponds are paintings .... here where the purple rules .... here where the candy is salt .... here where the orange strikes the blue .... here where the tiger goes to sleep .... to let another lion touch the moon .... here where the purple rules ...
39. here where the purple rules .... here where the thunder roars ... here where the men of high hats make their tall decisions ... all gathered by a storm .... all gathered by a goat on tall rollerskates ...
Railroads to Lapoendria
between a woman and a man ...
1. and it speaks to me ... it's just a criminal inside ... on the head of a dragon ... on the head of a plane too wide ... and it speaks to me, it wants to kill my wife ... it wants to eat all my children ... this complaining low end's lamentation ....
2. and it speaks to me ... it wants to kill my brother ... this criminal inside ... it wants to eat my husband ... and pull away all my feathers ...
3. it wants to pull me out ... out of my liquid roses ...
i still dream of this man ....
4. and it takes me in ... and it pulls me down .... like a raging plane ...
5. and it takes me in ... and it binds me together ... and then it swallows me ....
it's all between a woman and a man .....
6. it forbade me to see it .... this little criminal inside ...
between a man and a woman ...
but now there's nothing you can hide ...
it's spoiling me like the birthdays pool ...
like the name's brigade ...
railroads to lapoendria ...
waving white flag
my mother raised me she showed me the door she showed me twothousand trousers hanging around on the shore she spoke to me always in two words and then shutting a million doors she still loves me but i cannot be more than she wants for that would scratch my records and then i would be like a parrot lost in a stream she always brings me back to the shore again like a ritual at the end of the day for i still want to be more than she wants me to be
Orange Balloon ...
1. Orange balloon .... is flying through the night ... gathering the children ... under the weight of a fight .... he soothes them all into sleep ... he gives them all what they deserve ... It is sandman raking there ... the hearts of the children ... Sandman is riding on his orange balloon ... in his basket hanging under this zeppelin ... he flies to the moon ... taking all his children ... so deep inside ... warming them by the blankets .... of neptunian delights ... Sandman and Bilmageln .... still brothers in the night ... taking all the children ... away from the fight ... from cockaigne to z ... that big button in the air ... through which they can see the moons of their dreams ...
2. and when the orange strikes the red ... they will all dream these dreams ... then the red balloon rises ... and the virgo dog speaks ... the lapdog, that little dwarf ...
mixing the red through the white and the blue ...
still a strange jestersock ...
a tunnel ...
where all the children will win ...
for it's all just a movie ...
it's all just a dream ...
surrounded by orange ...
while a yellow waterlight is leading them through ...
3. journey through the stocking,
while Bilmageln, Benmaten and Sandman drink tea in Vega's diningroom ...
touching Rigil-Kent and Achernar ...
When Benmaten the lapdog is speaking ...
a million shoes open themselves ...
so many doors to travel through ...
he's still the red shoe ...
still the red balloon ...
he is still the keeper of dreams ...
4. Orange Balloon...
the railroadrunner ....
Orange Balloon ...
bringing all the children inside ...
to bring them all to blue and purple ...
where all their pictures freeze in the night ...
like statues for a comic book ...
5. Orange Balloon ...
a shark at some moments ...
Orange Balloon ...
a dragon deep in the night ...
raging until all his children are home ...
6. In an orange balloon ...
the eye of vega ...
In an orange balloon ...
the eye of rigil kent ...
standing aslant ... like mock and worry ...
sometimes skewed but also very straight ...
it opens doors and closes them ...
it watches rainbows and shatters them ...
he still has the waterkeys ...
those waterlights ...
leading them all through the night ...
only this snake could bring me over the rivers of death ...
7. he shuts doors like he shuts pockets ...
the red stone brings you down ...
into the nightmare ...
you're under the weight of manipulations and lamentations ...
you're under the weight of bills and summons ...
and finally you wake up by this red coffee ...
staring into a face of a red tiger ...
it is the red dragon ...
and now you're heading for another day in prison and crime ...
another day in the factory ...
8. under the weight of a red stone ....
we all meet daylight's horror again ...
all our dreams broken in a million pieces ...
like a japanese vase has been broken ...
9. but when the screaming voices become too loud ...
and when there will be too many of them ...
the red will strike the orange again ...
and we will sink in a deeper sleep again ...
reaching for ... the red licorice ...
reaching for the seas of red dreams ...
reaching for cockaign's jupiters and andromedas ...
for it's rigil kents and vegas ....
so that the story will rise once again ...
all surrounded by warm orange ...
10. you cannot fight the red stone ...
mother always said ...
when it becomes too heavy and too cold ...
it strikes the orange ...
11. and while they fight in the night ....
while they have their love dances ...
two crocodiles are watching tv ...
two old crocodiles ...
grey ones ...
they let their puppets dance ...
they let their marbles roll ...
when they reach too high ....
it strikes the silver ...
twenty soldiers in a row ....
twenty forks ....
and they will descend like hell ....
to cause sickness and pain ...
to bring the grand delirium ....
these masters so vain ....
12. when the silver strikes ...
these masters so vain ...
these name brigades ....
these identity guards ...
13. under the weight of a silver stone ...
we all get sick and we all get pain ...
we cannot fight this stone ...
it comes when red and orange jumps too high ...
there's nothing we can do ...
when red and orange become too heavy ...
then the forks will fall ....
thin forks ...
pushing a silver stone ....
and when the silver strikes the gold ...
it causes ... death ....
14. while the grey ones are still staring ...
getting older and older ...
until it strikes the gold for them too ...
15. and mother always sais you cannot fight these stones ...
they are only to sharpen the swords,
and they protect you against something worse ...
so i love my marbles running through the night ...
they always switch and that makes the rainbow shine ...
Dwarve's Rain
And there in the distance , I hear dwarve's rain ... rain from the ornament ... they span it underground ... for secret conspiracies ... for trains too loud ... too loud to hear ...
Supermarket Lies
1. I'm smelling the supermarket-lights ... they are riding on grandfather's motors ... They are the dirty boys ... They are smoking in their helicopters
2. They are mocking the statues of holy men ... They are spitting their teeth out when they speak ... their words are sharp and they're laying their marks of glue ... The supermarket-lights are in town
3. They are the dirty boys ... They are putting holy men in their supermarket-boxes ... To have their big arena's ... while they sell the meat ... and stirring up their supermarket lights ... bending their big mirrors ... It's the big mock into town ... selling his comics ...
4. Supermarket Lights ... there are thunders in the air ... lightenings march through the streets ... like worldwar 2 nazi's ... they want to misunderstand the truth ... to speak with their devils ... they want to mix the meat ... so that they see their own rainbows ... that what they want to hear ... the bibles they want to read ... supermarket lights ... and they all walk aslant ... with their aslant faces ... laying the marks of glue so deep ... shining their gluelights in the middle of the night ... bending sunlight by their mirrors ... supermarket lights ....
5. the streetlights paralyzed the young woman ... she was now a walking piece of meat ... while the supermarket lights were smiling through the windows ... while spitting out their teeth ... it's an aslant city ... people like to misunderstand her ... they like to shine their supermarket-lights on her ... their lights of misunderstanding ... it's a dirty city ... they are reversing her for their own pleasures ... it's a dirty town ... like the matador ... misunderstanding bulls ... these red supermarketlights ... these red trafficlights ... paralyzing us ... wars in lapsalvania ... wars of the red picnic ... all about a tv's tuner ... some red movielights ... the actor has red eyes today ... yesterday they were blue ... and tomorrow they will be blue again ... it's red against blue here ... twenty suicidal ants from the blue picnic were carrying the autist's eye .... their blue lights were raising the Pinocchio-Balloon ... It was breathing so fast .... while blue points were appearing on him ... the boys from lynx sat in the baskets below this zeppelin ... trying to raise the microphone from the comics and the pockets ... he was a victim of business ... a victim of aslant faces ... cruel faces ... and this woman is never interested ... she's never curious ... it's never enough ... i know a place where it's never enough ... there ... in her heart ... and people still talk to her ... still trying to please her ... but it's never enough ...
6. and i'm still ... misunderstanding myself ... and i'm measuring myself to watching the sparks in the water .... fireworks in a glass of water ... all underwater .. hiding in glue ... these are still my tall christmas-presents ... bred by the boys from lynx ... in their fields .. i still watch my own shows in baskets of rain ... slowly trying to smoke some cigarettes ... with my head underwater ... these birds from cigarette ... how many deer does it take to raise them ...
7. and i'm finally smashed out by the billboards ... well i would leave you anyway ....
8. and i'm gathering my wet chesspieces ... yellow against the blue ... fights between friends are always softer than the real wars outside ... bites from z ... transparent pink gluemarks ... the deer eat the stories with their mouths of misunderstanding ... that's why their faces are bitter and paranoid ... they are ... suspicious minds ... they smoke their birds of cigarette ... that's how their trains move .... they are the deer of dementia ... blowing all stories to their pasts ...
9. they reverse their sodom and gomorrah's ... they reverse their weddings seeing the divorces in the cakes ... they hear the alarms when the orchestra's are playing ... they never trust your smiling faces ... for how many dwarves were killed to raise that one ... she's never satisfied ... she always delays her weddings ... and at the end there will never be a wedding ... and it even didn't exist ... there will not be a future ....
Blessing of Dementia
children of the dune
1. At the end of the pipeline, Sandman sits with his orange doll .... faroom da bazite ... still a war-machine ... alkaline orange ... the hospital was full that day ... And at the end of that pipeline ... A yellow world opens ... a world of sand .. but it's all fake ... it's something else ... And there I see ... the bakerman's faces jewel ... spinning slowly above the sand ... while a leprechaun is sitting on it ... Talgamen ... A social machine ... A strange hospital ... where they drown babies when they are too ugly ... but it's all fake ...
2. Strange abortionists ... The docters are all crazy here ... But they wear z-rings ... and their weddingrings are fake ... In the pond they drown the babies ... docter Pharao and docter Herod .... While docter Judas sells cigarettes to a statue called Jesus ... He's a dirty docter ... He reads comics of "Sex in the Old Testament"
3. Far away from the hospital another pond exists ... a pond near the forest ... Here a faroom da bazite stands ... pissing in the pond .... It's a statue from Belgium ... The pond is still a tankstation for old busses and cars ... for old-timers and old trains ... They are raging at the strange hospital ... but it's all fake ... deep in this pond, some sharks live ... fake sharks .. they take visitors to the forest by an underground river
4. the river ends under the forest where the visitors are launched into the air above the forest where some fake eagles catch them ... a big machine hangs above the trees ... it's a sort of funpark ... where the boy called birthday works ... it's an icecream-machine ... where the cars race ... here a giant shark lives ... making figures in the air ... symbols and signs ... all by his tail ... It's another hospital ... and the shark becomes orange in the night ... to heal everyone who came from the hospital of the desert ... And at the end of the show ... the visitors slide out of the machine to enter the forest ... here the pathways always change ... here the leprechauns play ... and here another hospital stands ... where people lose their minds ... It's a mental institution .. Here the leprechauns do their swindling business ... They give the people their old toys back, but take their minds away instead ... here the visitors grow like aslant flowers to another hospital ... a hospital for aged people ... on a hill of the forest .... they are under the blessing of misunderstanding .... They feel like they are on a holiday ... From this hill they can see the seas .... and now they can be the clowns to the kids ... But there are no kids here .... They themselves are the kids ... They are children of the dunes ... Here they have their parties ... They feel like they are on a holiday ... They feel so young again ... It's the blessing of dementia ... Here they have their schools, and their markets ... but it is all fake ... These things are their toys now ... It doesn't harm them anymore .... Here they have their parties ... Here they can race their cars ... Here they can have their boats ... Here they can have their bike-planes and bike-cars .... to fly with fast clowns ... to enter their fake churches ... and drink their fake wines ... to smoke their fake cigarettes ... these birds from cigarette ... While at the end of the day ... they slowly feel themselves ... sliding to the old desert again ... where the old leprechaun sits .... Talgamen ... The social machine ... that strange hospital ... there where they drown ugly babies ... there where the docters read sex-comics .... there where they kill ugly old people ... a docter says .. his name is God ... he wanders from hospital to hospital ... having his own strange ways .... of throwing a goat from a tower ... it still happens in spain today ...
5. and you know i still blast at this picture .... i'm hanging like harold loyd on this clock ... while hitler, jesus and charlie chaplin ... are still throwing their dice about it ... it's like peter pan against captain hook ... it's like alice exposing her white rabbit ... it's like belcanov rising up again ... from that old old coffin .. that old old pocket ... melting the pick pock faces ... by red light spots ... oh Lord, bless this handshake ... Talgamen ..
Shrieking Boys Clock
1. They shriek when they fall, They shriek when the goat falls from the hill, They shriek when an old man loses his hat, They shriek when a grandmother takes her grandson by the ear, They shriek ...
2. They shriek in their clock, When time falls, They shriek when the tart gets too many candles, When the lantern becomes too hot, They shriek ...
3. They shriek in their ornaments, They shriek when their indian shoes become too tight, They shriek ... They shriek when the shark changes the cake .. They can't stand the changes ... They shriek when people watch them ... They shriek when they feel someone's hand ... They shriek ... They shriek when their trousers become too short ... They like to wear tall trousers over them ... Their shriek when the ring stings the finger .. When the rose bites them in the neck ... They shriek when they get the tattoo ... They are the boys of hyperventilation ... with the hypersensitive guns ... They are empatic to goats ... but they let the rest die ... They are the boys of hysteria, They are the soldiers from the small box ... with their pale soft lips ... because they let them bleed too much ... They move by their shrieks ... Opening the waterfalls of tears ... They still love the pink ones ... They still go through custard's cocoon ... They still love to lick the spoon ... These boys from the shrieking clock ... They still grow in trees, and in green hills ... while their eyes are closed ... reaching for Jupiter's Nipple ... to drink from it's milk ... that sweet milk ... while their lips are vibrating ... for they bit them too much ...
4. Vibrating lips searching for the tankstation ... Where they drink from faroom da bazite ... Still Sandman's Milk ... that orange milk ... turning yellow in the night ... And then they become ... the wild boys ... So many hulks wandering to the orange cafe ... Then they rage and race .... To become tall boys in the night ... on top of mornings ... They lay their flowers .... surprised ... This clock in Snow White's House ... so many strange things happening .... and it all happens ... when they shriek ... Shrieking Boys Clock ...
Red Dinosaur
1. Watching the red eye from a distance, this lion of glue, all in the sea, while chinese lanterns stare ... This aldebaran bird, this plastic fire, while green is against the purple ... the black face arrives ... chasing the nighttroupers away ... for it's almost daylight ...
2. The track to the deepest tax, what a nation, there are wolve gnats on the highways .... they have soap in their mouths ... spitting fires and lights ... they are from tax undercover .. In siam the tops of bottles are high ... while their caps fly into limited skies ... for their are bigger pictures behind ... screaming ... there are trains running ... to arabia and back ... but it's all in arabia ... when they go they just come ... trains of arabia .. while it's purple against the green ... shivering colors of a tiger ... democracy ... just a trick of tax ... a skilled dictator ... bred by those who didn't listen ...
3. an orange to make all things pale again ... transparent enough to lay the addiction ... while an onion and a potatoe are dancing ... these are things they can never reach ... while tax is growing in their head ... it's the black curse ... they are taxmasters of memory and association ... laying the addiction ... freezing the focus ... while you pay and pay ... until you are in money's hell ... where slaves are dying for money ... where there's never enough ...
4. never enough to save the children ... never enough ... to free a man ... this land is under a spell ...
5. when the orange smiles, the yellow rose falls, when the onion touches the moon ... a potatoe ... she hits the ground, it's the yellow spoon ... rising up to feed the awakening children ... these are jokes in the air ... this banana's child ... a good way to burn money .. to let the parties rise .. they call it charity ... but it's a trap ... for you are the slave the rest of your life ... walking with their caravans .... spreading the crime ... bark, your mouth gets without paper ... it's turning into glue, i told you at the beginning of the trip ... but you didn't listen ... breeding dictators ... and now they're standing here ...
6. the deepest taxes like holes to the station ... the yellow rose leaves from here ... too much confusion .. when the onion touches the potatoe .. under an orange smile ...
7. when the green hits the black .... it finally hits yellow ... then the squirtel will laugh ... until the banana touches the chocolate, a brown stone ... while the red is falling, and the squirtel will weep ... 60 days she will weep ... until the red touches the blue ... then she will become cold as ice ... until the blue hits the orange ... then she falls asleep ... to be a statue on a white chocolate marketsquare ... she rises ... all pears lead to the fir here ... one fir ... with so many edges ... and from the statue darta bahann comes .... to bring the snow .... the white dance ....
8. aldebaran birds as feathers in a gamble machine ... these machines of deer ... still on top of arabia's city ... where the movies dance ... it's a big jukebox, there's coffee streaming from it .... and all sorts of lemonades ... and in the evening and the night ..... there's lion's tea for all ... while a red dinosaur is starting the trains ... these trains of deers these trains from arabia ... these are the caravans going to the deserts ... to pick up their prisoners .. for an authors kitchen ....
9. the red eye is spinning, the toys come alive, the movies are running ... and the thunderbirds are floating down .. while the curtains are rising ... and then closing, while a jesus-judas is descending ... into your darkest nights ... a night trouper ... never seeing daylight ... he has a bakerman's mouth full of blame ... these blaming mouths ... these bakerman's mouths ... roaring through the night ... while their bodies are inviting ... luring like billboards ... these are the displaydolls of bagdad .. striking you like thunder and lightening ... in this fisherman's boat ... you have no rights at all .. their mouths are roaring on aldebaran's coasts ... where statues of lions come alive ...
10. he has a bakerman's mouth, a red one, roaring through the nights, these are watertunnels leading you home ... these are spirals while the big 8 is running ... and then we are in bakerman's stomach ... pushing little buttons to z ... cockaigne had to eat, cockaigne had to swallow ... we are just a piece of meat ... coming alive in the stomach ... and what we see there ... the black pond ... and a dwarf with three roses ... showing us the tall cowboyfaces of the deserts ... and when they swallow us ... we can reach for the shoes ... the shoes ... while machines of deer are spinning ... we take flight ... we bend the light ... to make the fairytale complete .... the missing piece doesn't make us asleep again ... for it's in our hands now ... this red eye ...
11. to dive in a black pond of slavery ... where a black castle stands ... while a brown stone brings me to the arena ... some people never fight ... they never travel, they can't move ... while the brown lets me fight for freedom, i become more and more a prisoner ... and then i reach the purple ... where the delirium breaks me free ... these are the kisses of death ... binding me to liberty ... while the rats are running ... and three pirateships arise ... and chinese lanterns stare ... these are the fruits of orion ... dark creatures .. in okil's seas ...
Ravalan Madok
"wings of dementia"
Blue spots, powdered spots, like winter's dreamglasses ... So soft, like glue inside, it is a plastic sight ... like toys ... Pink spots, so pale, the powders there are hiding, deep inside they blow like forest storms and storms of wilderness and deserts .... it is ... too late ... for you to tell your story .... now it ... is my turn .... Red spots, they burn, like soft wet fires on my skin, it is ... like the elve's glue running ... so strange ... i'm amazed ... when wasp rains are falling ... These are stinging trees and trousers ... Like balloons of wild powders ... I'm having so many hearts inside ... these wizard hearts banana hearts and wings of dementia ... leading me back to the house beyond history ... where I'm having red dwarf shoes pinocchio shoes .... like crocodile shoes ... like plastic transparent wood ... with strange powders inside .... these shoes can fly .... by the wings of dementia ... powdered spots on my back, spreading the delirium making me drunk ... making my wings shiver ... my wings of dementia ... i have autistic hearts from the wizard ... having handicapped trousers, a handicapped suit .... while i feel so insane ... my clothes are stinging me ... something is boiling me ... i'm flying by the wings of dementia a mighty storm leading me back to aldebaran ... there are so many fevers in my head ... waking up these animals inside ... i'm under the threat of a stinging plant ... ravalan madok ... there are tears streaming over my body ... strange spots, strange nipples ... powders inside like winter's dreamglass so pink and pale ... it brings me to something ... oh i believe we can communicate through this ... it's like my face has a thousand nipples ... you like to stare at it ... to become drunk ... you like to touch it watching the milk flow ... these tears inside ... Me and my crazy world ... I have brown spots so brown ...presents from the moon ... or are they the scars when i was jesus christ ... scars of a pirate ... sovenirs from a day in the zoo ... vanilla spots ... these are tattoos of dragons ... for the wizard has fires in his eyes ... his hearts are dancing through my mind ... these banana hearts ... enchanted ones ... there are shadows of fire on my walls ... jumping into the room .... these hearts like precious rippling ornaments ... rippling on my walls like zebras and tigers would do ... while there's purple snow on my ground ... a carpet .... arabian designs ... making my mind spicy ... roaring bottles in high cupboards ... bottles of tears ... stored by the wings of dementia ... patterns of highways ... like the waves of the seas of flowers ... to drink and get drunk .... while wizard hearts dance ... they look like snakes .... like new alphabets penetrating my mind ... i have suits of strange nipples .... softer than myself .... gathered by .. the wings of dementia ... warming my autistic hearts ... these wizard hearts .....
playcard syndrome
1. here the roads are rippling, in the land behind the deserts, where the oasis are, the orange ones. here the deserts and oceans are rippling, in this land behind the sun. the fires of insurance are roaring, breeding the arms of cat ... it's a white fire, bringing them in high materos ... and here the candy and the salt is rippling, until a pink hotel comes to take everything away ...
2. here the roads are rippling, to a faroom da bazite, an orange one ... here the fires of insurance are burning you, into high materos, until everything bends, in a pink hotel ... where mr. coffee drinks and eats ...
3. these are rippling roads on the tongue of a strange creature .... he's praying to elsefic when he eats ... and then you're climbing the zebra's tree ... there's life behind the beaches ... it's rippling coming to you, until you have the flags in your hand ... it breeds the arms of cat ... it eats and takes distance ...
4. you're sinking in the land behind the deserts, here where the oasis are ... it's rippling to you like gold in silver .... here midas touches you, you're gold ... they breed it into a corset ... a cuyornaida corset, where you fall in love with yourself ... you are your own james bond, the highest bidder on the auctions ... and strange glues are streaming here, you're on someone's back .. yourself ... this insurance ... still the trick of a multiple personality syndrome ... bringing you over the bridge ... a rippling snake ... and here the waterlights are rising, giving their keys to benchelot ...
5. here the roads are rippling, the roads are on fire, in orange style, you have a media syndrome, the fruit of a multiple personality ... how do you do it on the coin ? it's just a playcard syndrome ...
6. white fires are burning the oranges ... it's insurance day ... there will be new winners in the evening ... while deeper earthfruits rise ... these are the darker ones ... reach the oasis in the fruit ... and drink from the black seeds ... it tingles in your stomache ... how many white fires will come to burn us ? one silver book will remain ... the one with the golden letters ... it's the third one, on that third day ... it's a black apricote, while the black potatoes surround ... these fruits have many faces ...
7. and I'm eating from the zebra fruits, these rippling fruits, while everything gets smaller ... there are strange sounds coming from wasp-tv ... like powders exploding ... it's leading me to the oasis behind the deserts ... where the liqors and the black seeds are streaming ... it's black spice from the ornament ... while golden stars are rising ... it's a strange faroom da bazite, pumping, while the trains are riding ... still burning roads of insurance ... while the waterlights take flight ...
8. you can drink from these seeds ... from these rippling juices ... it's streaming from the comics of belchelot ... he's having dark glasses ... while swimming in the bright blue ... it's a strange hill underwater, if you ask me ... while lights are in him so bright ... come swim into him, this fir ... and drink from the seeds ... take new trousers .... to ripple yourself ... while the faroom da bazite is pumping ... and everything gets smaller ... strange traffic in a gamblemachine ... waking up by white coffee ... the needle is running in a circle, everything is spinning, they have roundabout heads ... with purple horses ... follow the seeds ... when the wheels are spinning ... it's rippling in so many ways ... while a flower is growing in the desert ... to bring them all in the land behind ... drink from the seeds these black seeds ... from these rippling fruits of belchelot, his comics ... have a faroom da bazite in your heart, surrounded by all these griffons between high and low tones ... they're making the music, the ripples, while everything gets smaller ... you must burn your books by fire ... these are strange white oils of insurance ... follow the pencil to the snake's egg on top .. on top of the zebra's tree .... it's eating and writing ... and parrots are descending there, taking you to the land of the seeds behind the deserts ... where the juices stream ... still white coffee is waiting there ... waking you up ...
9. the seeds are burning and everything gets smaller, bringing you to high materos ... until the tears of the cartoon flow ... these are darker tears, the tears of tax ... these arms of fish where the lights are dying ...
Jericho
1. Let the comic milk stream from Jericho, by white pink treasures, they take flight .. to become the towers of the sea ... Let the comic milk stream from Jericho, let our masks make us hard again, while we get softer inside ... we're building marchpane town ... Give us our pink white trousers back ... and let our hearts sink in milk again, while masks and towers are rising ... to strike the silver ... three times ... then silver books come forth ... letting the tears flow and the seed ... heading for the brown boot .... these are handkerchiefs of strange leather and wool ... beyond the museums ... there's honey streaming from Jericho ...
2. I know a place where comics come alive ... where the trousers run ... in white pink ... they are hard outside but soft inside ... they drink from iron boots ... while they ride the rabbits ... here where the swans spit fire ... where snakes dance ... on the bottom of a purple pond ... in a little musicbox ... the yellow station ... where a blind musician sits ... selling indian warbooks to the doves ... and he smokes the pipes from neverland and nowhereland ... breeding the nothing .. and the hard men ... in the museum of tears ... the tears shine like onions ...
indian line
1. indian line, raise the kettle, indian line, thin line spun by harmony ... by a crazy fly ... red stripes is my destiny ... strange raincars in the sky ... indian line, harmony, let the knees bend down before i put my red stripes unto thee ... indian line, cursed decision ... red potatoes smile, i am your destiny ... with all these churches on my back ... i travel through chocolate deserts
2. indian line, hard decision, indian line, waiting for the destiny ... in a smile of death ... waiting for the red stripe to bring them to sleep ... it's sandman using his red stripe ... indian line, hard decision, indian line, truth so hard to find, all these orange liars, in destiny ... indian line, truthfull decision ... indian a riddle of the cat's destiny ... hard to hide ... there's a flame in the sky ... of a red stripe ... from sandman's glove it takes flight ... indian line hard decision, indian line, truth bends down to history ... on wings of dementia it takes flight ... to find the last light ... indian line strange hard riddle indian line so soft inside ... brothers tell me, it wasn't for love, not just for one potatoe ... it needed you to fly home ... for the yellow dragon couldn't do it ... it needed you
3. indian line .. brothers tell me, indian line, this truth it needs a stripe ... indian line, oh indian line ... oh indian line ... you gave it it's tail ... and now it's dying in a sea of flowers ... reaching for home .....
Capricorn's Jackpot
1. There are gamblers in a hall, they ride, They have the red eye on their heads, they fly, like tall statues, becoming the tiles of the ceilings, still strange pictures, for you and me, these pictures move, and I'm lying on the floor, cutting potatoes ...
2. In a red cathedral, they hide the three pale purple flowers, the red eye is sinking to history, to the museum, to write the future with the iron pencil ... a winged pencil ... with feathers from an aldebaran bird ...
3. He writes what he sees, he's just a gambler ... when he wins ... he takes flight ... Oh wasp-tv, gambler's tv, letting the kids tap the green beers from the screen ... there's crocodile glue when the chocolate is mixed with the vanilla .. then the business-brothers come ... capricorn boys against the boys from lynx ... making prisoners for an author's kitchen ... all in a chocolate factory ... crocodile-glue so thick and sharp ... then i dive in dangerous seas ... when yellow and brown .. strike the green ... but i just won capricorn's jackpot .... in this red dragon's casino ...
4. but i want to be a truant ... i want to go to pleasure land ... while i have a black dragon in my mouth, a hall of games in my mouth ... where the black lemonade streams ... striking the red .... it's still a red dragon fighting against a black dragon ... two lions fighting in the lake ... while a skater's on the waves, and a parrot is sinking ... to the world beyond history ... to the big museum ... the puma's paw is gambling ... and when he wins ... the tears flow ... the juices stream ... awakening the boys from lynx ... it's tea against the coffee .... orange against the black ... while red cowboys hide behind the black bottles ... waiting to attack ...
5. it's streaming from the clock ... this orange juice ... mixing the black ... these boys rule the blue ... these boys rule the blue ... they have africa in their hands ... with orange coins ... they bred the animals for granddad's zoo ... it's streaming from the clock you know ... it's tea against the coffee ... while black lemonade is streaming ... and the red still hiding ... waiting for the strike ... in cold conscience we all cry ... where the coffee wins ... and the tea sinks ... streaming to the yellow station ... while grandfather cries ... the icecream is burning ... and glues are rising ... making us so addicted ...
6. tax's smoke is in my mouth, i want to swallow, while there are comic's eggs in my stomach ... strange juice ...
Life in the Distance
1. i know it's already destined to die ... these are one day butterflies ... one day butterflies ... dancing so fragile through my mind ... giving me such a traumatic feeling .... they are dead at the end of the day .... hold on, although i cannot save you ....
2. you could not heal my pain .... and i could not heal yours .... we died like fishes reaching for each other's coasts ... and could only see life and love in the distance ... you could not save me out of this circle of fire .... and i could not save you out of yours ... it was too far away ... only the echo could reach your memory .... and it was too weak to save you, while the wind was dividing the shattered pieces ... brought by storms .... of howling wolves ...and now we are the foam of the sea .... with a life which could never become a reality ... we were too weak to live the life .... too weak to touch the fruit of love
3. and here we float with consciousness too fragile to know who we really are ... we were too weak for knowledge, too weak for wisdom and it's powers ..... we were one day flowers .... burnt off at the end of the day ...
4. but they must know by now .... that life like this will fade like the dying star ... we don't need more strength ... if the weakness is our medicine ....
5. turn your star over us and breed the light of this distant touch ... create your stars in a basket of water .... enchanted by distant life ....
6. and when the stars begin to shine ... bakerman will close his eyes .... and goes to sleep ... while his moons will watch over our distant love ....
stars of blasphemy
1. The cigarette of two colors switching, it burns, it gets smaller, while a squirtel is screaming ... Something is sinking to the bottom of the sea ... where the seagardens rage ... Aldebaran Boys have the waterlights in their pockets ... gods of ten ... full of publics ... it seems they breed them ... by smoke ... tax smoke, the black horror ... breaking orange balls ... to let the tea rise ... Waterlights form the bakerman's faces ... the masses for the big oblezea vitrininium ... still birthday's eye ... oblezea vitrininium ... you get to sleep ... and something is waking up into you ... you get soft and something else gets hard in you ... you're sliding into the comic ...
2. the cigarette gets smaller while the publics are roaring ... it turns into a ball ... to become the footballer's ink ... these balls roll by blasphemy ... while churches are burning ... sandman is bringing them all to bed ... the big comic is speaking ... and glues are coming from his mouth ...
3. It's a snake's egg, bred by a million of snakes and a black rabbit ... all these boys locked up in bottles ... when they cry the comic juices stream ...
4. These are the tearfalls from locked up soldiers ... streaming from the comic ... after the cigarettes were burnt ... black ashes on the table with some twigs ... while the smoke gives power to the machines of deer ... It comes from the orange balls when they are opening ... and the orange juice streams ....
5. Oblezea Vitrininium is speaking ... floating from wasp-tv in the night ... It's full of strange glues ... making prisoners for an author's kitchen ... he brings them all to sleep ... while tv-heroes are growing into them ... by this strange camera ... by this strange curse ... the tearfalls let the hard things enter ... It's an enchanting mirror after all ... letting bakerman's faces eat ...
6. the birds from cigarette, giants becoming dwarves by diving ... then they write your stories ... these red boys from santa clause ... they are the movies bringing you to bed ... they are nipplian dragonflies ... all doing it by journalism ...
by a black microphone ... they suck the red warm juices of the flute ...
7. these sharkbars ... hiding the boys in comics ... behind paintings they sit ... waiting to be freed ... there are so many eyes staring at them ... sucking the comic juices ... while they laugh ... it's a strange zoo of noah this time ...
8. These wasprains tattoo hearts ... while bilmageln is drumming on soft tiles ... they all fall ... and the marbles float to history ... to hit the bottles open ... while princes are crying ... bilmageln is drumming the eyes ... while comicjuice is flowing ... tears from strange tearfalls ... giving strange feelings in the stomach ... it seems the golden cigars are speaking ...
9. and the pictures have their own screams and shrieks ... for the prince of video-clips ... he just shows his pictures fast ... while songs of orphans flow ..
10. these are singing tears from the tiger ... they use dragonblood as ink ... hot enough to raise the songs of orphans ... birds from cigarette, rising from wasp-tv, diving into the red's eye with their wasprains ... to breed the alphabets for uncle one to ten ... all these uncles breeding the songs ... by broken pictures ... while you are having an eagle helmet ... with a traffic light inside ... all these eyes growing into you ... it's a stinging nettle deep inside ... stinging you to let the tears flow ... breeding you like an icecream, on a vanilla playground ... while churches and games are dying ... these balls roll by blasphemy ... Jericho, city of cartoons ... making comics soft again in the morning ... while the eye of delirium is speaking by purple drills ... she's heading for the comicbook ... when the pink falls ... it's wasp-tv updated ... burning the books by a black hand, showing the horror behind the cartoon ...
11. the sugarcigarette burns ... to become alcohol ... while the indian warbook shows up ... while wasp-tv has a fever ... blue smoke struck the cartoon
12. the horrorjuice is streaming ... a red black sharkglue ... while it's thundering ... and fireworks come from the kettles .... it's uncle peacock speaking ... red tapes are appearing ... to bind the girls from jericho ... the doghedge is moving ... there's blue glue in my head ... egypt's eye is speaking ... while the fights bring the juices streaming from the shoes ... the red giantboots are winged ... while the mirror-suit takes flight ... heading for izu ... the girl with the golden hair ... she has a jesus judas face ... an orange black ball ... tea against the coffee ... while blue is rising ...
The Dragon Candle
"You could smell the tomatoe .. bringing you to toyland once again ... It was on the back of an eagle ... It flew while you ate ... Could you eat the green tomatoe, when it landed on your back ... You had to wait until it reached your mouth ..."
Flying Carpet
1. Carpet makes the stage, He makes the bakertrees, where uncle peacock bows it is your destiny, When Carpets rise, you know it is your time to play, and underneath that warm warm blanket you find your sledge today
2. It is the Carpet making memory, The Carpet making destiny, The Carpets rise like soldiers on a dream
3. When the Carpet talks, the city walks, and underneath that tree, you find the golden care to watch your movie flee ...
4. To the city of The Hague, that city at the sea .. Such tall coasts .. will it be your destiny ... To the city of The Hague, It is your bragging sledge today, will you find your way back, when you have been to The Hague ... It's the Red City ... where all the red men stand tall ... Not bowing for your destiny ... They only bring you higher ...
5. These are the towers of talk ... These are the confusions making the creations .. and california will end in arabia ... california will end in arabia .. The tail of a dragon, from california to arabia ... still your destiny ... still the spice making your life worth living ... the sweet day will not drown you ... she will not kill her man in the bathroom ... she already did before ... but now the ornaments hang too tall for her reach ... she can only bow ... The tail of a dragon, the ornaments to heal, it is the tale of a land too small to hide ... when the dwarf's on a ride ...
6. When you fly through purple curtains ... when the octaves rise higher ... when you touch the bitter fruits of destiny ... the hormel walks, the hormel talks, he screws you everyday, but when you peel the fruit, the spice will be your mate ... It is the ornament, the true time's brother, that keeps you safe today, it is the tail of a white dragon, turning yellow in her spray ... you know about the cupboard, in the middle of asgard, where all the gods unite, where all the gods make their butter ... An egg was born there, humpty dumpty on a walk, green roses spread conscience for automatic horses ... they unite ... they rip the ornaments .. to turn them into daylights so soft .. i wonder about these lanterns so big ... smiling in the air ... waiting to swallow us again ... to bring us back to bring us back today ... to the city of the hague ...
7. To the city of The Hague, see the spanish dancer break ... while a woman is laughing, his wife .. she does the bitter steps ... she's a tapdancer on the roads to oz ... a yellow brick road ... turning red at the end of the day ... i think we aren't in oz anymore ... we are heading for cockaigne ...
8. In the city of the hague ... in the city of the ache ... sickness close to health ... it switches like the brooch ... it always does it like this ... the aunts are stepping on permission ... when they are driving uncle's cars ... presents from peacock ... oh what a presents ... to live in this sarcasm today ... these are the princes of satire ... tall lions with tiger edges .. stirring up the jaguars ... while panthers surround them ... staring with those cold unaware smiles ... they are cities undercover ... hiding the bottles of beer ... for the children are near ... while the storms are blowing outside ... waiting to pick you up for a ride ...
9. lovers, pick a coin, for another ride with the barrel organ .. on the red road to aldebaran ... where all our days become black ... she's falling from a black hill ... to fall in red desires ... where she sacrifices us again ... to the highways of perlottia ... to dreamhats without trousers ... they have only wings to fly ... while in april they die ... they are the goodbyes of a lost summer ... to make them all cry ...
10. do you remember these tears, these city tears ... these bottles high ... there are tunes on a market square ... while the boys are doing business ... they rise ... like peanuts they rise ... coming out of their shells ... to enter the room of india ... such a warm room with the soft lights on the tables and the walls .... while the mistress is hearing the call ... she needs to leave these children alone ... while cabman will bury them for a ride ... it's your mother's nightmare ... but she can't stop it ... when the dragon's tail is swimming ... then someone with three purple pale roses stands for her door ...
11. In the little city of the hague ... a little musical box speaks ... while the ballerina is spinning ... dancing with her toy soldier ... while the toysoldier wants to go home ... the dragon needed to save him from the princess ... and he will do .. with his soft voice ... can a canary stand when that will happen .. it's lucifer's final day of tea ... and then he will fall again, to his first degree in knitting a fever .... for a princess delight ... keeping them all alive in this night ... bringing them all to silly places ... where they can laugh while they get sicker ... where they can see the men are dying ... in their purple white glasses ... for they drank too much ... there was too much pain inside ...
12. it's the city of the eagle ... making it so small again ... until it's too small to hide ... when the dwarf is on a ride ... that big dwarf called bilmageln ... bringing them back to the edges of cockaign ... where the devils can fall again ... where the angels can rise again ... to soft blue heavens underwater ... and to the silver ones underground ... it is your mother's destiny ... and your father's dream .. we will unite ... on a californian flute ... to drink the soup of santa clause ... your mother was always his wife ... and now he needs to hide ... and now he needs to be rescued ... by an angel unaware ... by a picture police ... by an object police ... to give a father to a father ... so that in the end ... they can see the darker city ... with a mightier light ...
13. mighty lights ... floating up from a darker city ... that city of the hague .. the red pity ... while the grandaunt is complaining .. she's a witch in your eyes ... and you need to be saved from her ... when she's running after you ... you need to drink and float higher ... for these norns are strengling you ... deciding who you are ... under high black elections ... by their selfspun democracies ... i take flight ...
14. watch the face of the owl, watch lucifer's transmissions ... one's devil is the other's god ... watch the number on his face .... it's 666
15. it's a black stripe ... with an almighty light .... can you jump without reason ... only big dwarves can ... everything they do is good ... and they do everything ...
16. let the morning decide today ... it's your mother's spray ... while the big ant is rising ... to give you a new consciousness ... you're a liar ... an orange liar ... with all these wasprains in your hand ... do you understand ....
17. the lie is still a riddle of truth ... a golden carriage with a silver cabman ... he needs you today .... for a ride to cockaign ...
18. do you understand, it's all for love ... your mother appeared to be your father ... i would not care anyway ... lucifer has lost his trousers ... preparing for another fall ... while one's devil is the other's god ... i don't care ... i never did ... and neither did you ...
19. do you understand ... the lengths of these stairways underwater ... heading for the poles of aegir ... and his strange strange sisters ... they make you cry ... in mimirs well we stand ... throwing the coins for another ride to aldebaran ....
20. she falls she is a wide spread lie ... becoming a truth in the night ... while all bakermen hide ... watching her ...
21. she is the black widow ... spreading kisses ... while tomorrow they die ... these are one day butterflies ...
22. she stands tall she's rising to izu ... where all the black men fall ... to become even darker ... but they have to ... they need to bear ... the mightier lights .... don't you understand that to become darker ... the lights will rise higher ... the soft strike will make them harder ... when the orange touches the blue ...
23. oh these bakermen's fires ... bringing bakertree's boy alive ... with his head like a skindisease ... he's shining like the golden sun ... the autistic sun ... i finally have ... a friend ...
24. To the city of the hague ... they all march slower and slower ... while the ice is rising under their feet
25. vanilla planes growing in the air ... these bakertree's fruits ... don't eat them just touch them ... along the sideways of mars they stand ... with jupiter's smiles unaware ... the angel unaware is watching you ...
26. to the city of the hague ... all these dark witches walking in the rain ... in the green pasture ... slower and slower ... waiting for the strike of chocolate ... to freeze them inside ... to be the walls of the hague again ... to become darker and darker ... to raise the golden lights ...
27. i cannot help these fears ... you need to run to grandma, expecting she's a wolf ... she always turned you backwards ... you're still locked up in her clocks ... jumping from one to another ... while she sais it's your birthday .... while she said that all these presents ... are hiding you for a snake ....
oh yes she is sarcastic
28. she breeds you like a snake ... so that one day you can eat the snake she fears ... you are her little golden boy ... her little golden sister ... she's breeding you for her business ... so that one day you can make the dive .... to be her fallen angel ... chemistries united ... she needed to send her shepherddogs out ... you were one of them ...
29. welcome to the daylights ... welcome to the ornament's stream ... dreams from harry ... dreams from chemistries united ... waiting for a nuclear day ... stick it in your pocket .. and buy a ticket to japan .. to escape these horrors ... to watch a final movie ... to ease the frustrations and fears of your heart ... where lampsteads are standing inside .... letting your hearts glow ... in almighty lights ...
30. she freezes the frog ... for another chocolate day ... she freezes the mother ... and kills my brother ... for a new business day ...
warm flutes
31. warm flutes it's the red juice ... pipers standing on the walls, they play in the gates of life ... while visitors are entering, you and me ... waiting for an exorcism ... for there's living a strange creature inbetween ...
32. when markets flow he plays ... he is doing the dishes ... the green stone .... the green car ... a green fir ... with smiles unaware ... raising the daylights ... touching the forestroad to virgo .... where a dwarf and a tall niece stand ... these are the toystatues for a new ride ... the jukebox statues for new delights ... guiding you to cockaign ... where the barkerfaces dance ... where tailors speak french ... doing the da business ... prisoners from da ... sitting on a flying carpet ... but there's no fairytale left .. only fruits from cockaign .... where the lazy cats walk ... too lazy to do anything ... while they have the name of being busy .... they are two faced cats ... it's 2-cat coming to you ... a masked dragon, turning white in the snow, he has the cards of opposite, with plastic leather ... his smiles are plastic ... but he's a killer unaware .... leaving no blood at all ... he kills in peace ... he never hurted anyone ...
33. it's 2-cat on a ride ... having 2 babies inside ...
golden carriages are his art ...
he dines with princes being smart
but at the end of the day ...
he puts them all in delay ...
never reaching for the night ...
he prisoned them all in daylight ...
everyone knows what they are doing ....
they never reach the night ...
while 2-cat and his kite .. they're riding the night ...
oh boy it's 2-cat make a jump ...
for you never reach the night ...
when he touches you with his kite ...
it's his stick on a ride ....
34. Flying Carpet sais that is my destiny,
to be with a man like that,
it's a delight for free ...
he is the lanterns in my hat ...
he bakes my diners,
saves my pets ...
this little man called 2-cat is a mother's threat ...
35. he is the ornaments always shining on the cupboard near my bed,
he closes curtains, breaks the snakes, when they get near to secrets they regret,
he's the mourner, crying with a smile,
he makes my movies,
grows my cows,
he embraces them in magic and peace ...
while doing wars on chessboards greese ...
take me away 2-cat before it is too late ...
before i lose my control ...
before i lose my pride and honour ...
take me away and make me drunk ...
make me delirium ...
36. in the city of the hague ...
a man with a barrel organ stands ...
doing the dishes for the whole city with his eyes ...
his red eyes ...
he's like the licorice ...
he's like my mother on a spider's morning ...
she tied her hair ...
doing the clean clean song ...
turning her house upside down and backwards ...
while the tiger can run free ...
she's not afraid of it anymore ...
she's now my butterfly i adore ...
when 2-cat reaches the shore ...
he's a shark unaware ...
he's just everything ...
doing nothing ...
being them all ...
i will never fall when he's by myside ...
this 2-cat warrior ...
the man i adore ...
he's reaching for my shore ...
with all these bakermen lights on a cake ....
why did it have to be my birthday
37. he is still my flying carpet,
still my bakertree,
with bakermen's faces ...
38. i'm eating his fruits everyday ...
all these vanilla planes ...
bringing softness to my mouth ...
softness to my voice ...
39. making the swallow to toyworld,
a playground tree stands ...
i'm wise enough to climb along the leaves ...
to find my bones again ...
40. I am stung by a thousand wasps,
I cannot walk,
but I have all these comics in my head ...
These inner scars and tattoos speak ...
They block me from going outside ...
while inside the storms are roaring ...
bringing me to izu ...
41. In my mouth I am stung by a million wasps,
I cannot speak, I cannot swallow,
I can only hear their stories ...
They tell me one day I will sing like a thriller
In Vanilla Deserts ...
42. And on top of the playground's tree,
bakerman's faces unite,
to do their conspiracies ...
While on top you can enter Vanilla's Deserts ...
Where a white alice and a yellow alice live ...
They have been to vanilla places ...
to vanilla dreamworlds of fairgrounds and cities ...
They have been to the world of wasps ...
where marbles roll through sand ...
Waspian dragons soothe the babies asleep with their soft wet lights
These are mightier lights, these are lights from the red ....
43. You could smell the tomatoe .. bringing you to toyland once again ... It was on the back of an eagle ... It flew while you ate ...
44. Could you eat the green tomatoe, when it landed on your back ... You had to wait until it reached your mouth ...
45. These are babies born in transmissions, orange liars leading me to death, while all these wasp rains in my bed ... these rains from izu ... building my memory again ... rebuilding you ...
46. These are orange liars, leading me to death,
with all these wasp rains in my bed, these rains from izu,
rebuilding my memory, rebuilding you ...
47. There are green tomatoe seeds lying on my dish,
bringing me back to vanilla deserts, bringing me back through the sting of a wasp ...
all these dragons are in fire ... or is it my eyes ....
48. Give me a spoon,
these books are all talking,
spreading green tomatoe seeds ...
in a night of arabian magic ...
49. she's staring at the lullaby ...
she's not a child anymore ...
50. Do you understand,
he has the wizard balls under his feet,
baking Indian cakes,
from Vanilla Deserts ...
Birds of Hamelin
1. They stole the kids, by a flute, to bring them behind candybars ... While birds of prometheus raised the tables and the spoons ... I was surrounded by your chocolate ... while you were eating the cookies ... They stole the kids, by a lie, these birds of hamelin ... bringing them into the arena's ... to spin sugar ... There's no escape in this land ... They are breeding siamese twins, while grandma eats the cookies ... in a golden chocolate world i take root ... in a bottomless pit ... i am an island in the clouds ...
2. she's just another autumn's girl .. she's spinning around like mud on tables .. spinning around like judgements in the night .. she's just another autumn's girl .. she's spinning around like classroomtables ... spinning around like judgements in the sky .. this prometheus girl ..
and this is the glue of scorpion, with the glue of an eagle ...
rabbit's hospital
1. icecream rippling with glue, here behind the deserts ... where the boots come alive ... it's rolling from strange trees ... rabbit trees ...here the marbles roll ... she's a rollerskate baby ... hiding her wings deep inside .... her white tongue is burning all the ashes ... strange roads of insurance ... they used to be insects ... icecream rippling with glue ... it used to give light in the night, but now it's dark ... between the walls of rithelm ... still the walls of jericho ...
2. between the walls of rithelm, it's icecream rippling with glue ... when you touch it it will never let you go, but you can never hold it, for it drips away like wet mud ... it's growing from the rabbit's boot ... heading for your head ... it's the world of comics and cartoons ... as in worlds of fairytale, the distances are so near ... but never frightening ... there where fear died ... between rithelm's walls ... where the babies walk alone, where the babes of rollerskate are ... taking toysoldiers from the rubbishfields ... to give them another round in the game ... between rithelm's walls there are magical ashes ... coming alive in the nights ... it's icecream rippling with glue ... strange seeds of tax and insurance ... there where the hospitals burn ... sliding into high materos ... it's getting further away, but coming closer than ever .... and these churches built on tax and insurance, they are strange hospitals where the gods are sick ... there are so many docters walking ... giving them strange food ... of a rabbit's tree ...
3. it's the rabbit's hospital, full of numbers, it's flying ... it's burning, sliding into high materos ... these rabbits are pink, they are raising a strange hotel, from an iron boot ... where the icecream ripples with glue .... there are strange seeds hanging in trees growing, until it's food on hairy dishes ... his head is on the coin, and now he's so far away, but he made it to your pockets ... it's like he's everywhere but you cannot touch it ... the curse of insurance ... rising on a white day ... and now we're in eminius fire ... we're behind glass while someone's escaping ... spitting sand, while heading for the land, where the icecream ripples with the glue ... seeds of strange strange fruits ... from a rabbit's hospital ...
4. and the girl has rollerskates ... she works in the rabbit's hospital ... to care for a black dragon ... she's like the white rabbit, with many crosses in her skies ... she's like snowwhite in her coffin ... killed by an assassin-apple ... she struck the coin, and now there are playcards in the air ... she possesses her little jesus ... by the mouths of mice ...
5. the shoemaker is a strange mouse ... he sells shoes to the rabbits ... they drink from it, strange seeds ... strange tears from a strange giant ... he wants to be a dwarf ... but he has too many faces ... he's a strange machine, a strange clown ... he cries too much, for no one listens ... he feels alone in his castles ... his heads are on the coins and stamps, but he doesn't have friends .... they don't have room for him ... and that's why he cries day in day out ... he's a strange tree, a rabbit's tree ....
6. and they drink his tears and get drunk, so drunk, into strange delirium ... they live in shoes and travel underground by it's strange elevators ... i make a living in the rabbit's shoe, where the rabbit's eye rises ... it seems the mouse lives here too, and a strange bird, a tailor ... he's spinning strange leathers and strange wool ... there are strange rabbitkitchens here ... where they are making pancakes of strange shoes ... it's the land behind the swallow ... where the orange lights are rising ... they burn in strange candles ... while i'm taking the elevator to the earthshoes ... they are like potatoes, like strange underground fruits ... where the red licorice lives ... it's the end of the swallow ... here a rabbitmountain stands ... deep in a rabbithole ... it seems the mouse made all these shoes ... he's the king of the rabbits ... while the tailorbird is his mailman. they are hiding the gianthearts here, where the tears stream from ... these hearts are like the nests of bees ... and there's honey dripping from it ... there are comics on the hearts, like venus bookshops ... but they feel the glass of the magazine ... these hearts are lost ... there are strange dragonbars between you and me ...
7. and when the rabbit drums the drum ... there are strange ripples in the air ... making the rings tighter .... until it melts in high materos ... there are tearlakes in these shoes, dripping from the giant hearts ... they want to be a dwarf ... but they feel the glass of the magazine ... they feel this coin is hard ...
8. the red licorice lives here, a boy made of cigarettes ... a strange elevator, to the giant shoe ... the giant shoe is crying ... it wants to step in the dwarfhole, but isn't allowed ... it feels the glass of the comic and the cartoon ... while rabbits drink it and swim in it ... and they swim from shoe to shoe, in this strange swimmingpool ... in this strange shoeclock ... these are strange letters from a strange mailman ...
9. strange glues are here, in this land of the glue ... where the icecreams ripple ... it's rabbitglue and shoeglue, spinning the cartoons ... it's cartoonjuice to drink ... while strange playcards are swimming there ... raising the tarts ... these are strange roundabouts, bringing you deeper and deeper, in a rabbit's hospital ... strange rabbithole, in a rabbitboot ... seeds swimming like fishes ... while insurance is still burning ...
10. these are strange clocks in rabbitshoes, and strange rabbitshoes in rabbitclocks ... it's ticking on my zebrawatch ... growing like plastic from where the toys are rising ... while the giant still feels the glass of time, he's crying sand ... until finally the mouse gives him the wings of dementia ... so that he can run on the shoe's elevator to become a dwarf ... these magazines ... strange clocks in strange waitingrooms, waiting till the doors are opening ... by the wings of dementia ... strange elevators in a rabbit's boot ... they are the ears of rabbits diving into the orange pits to bring the faces of history back ... there, where the black rabbitbottles are ... when the rabbit is rising from the hat, it's heading for the moon .. behind the moon the gold glitters of fourty million years give me land and water ... these are strange feathers, strange ladders in a rabbit's boot ..
11. the waterlights are all striped, eating the black rabbit ... they're still heading for the cartoon ... strange wet powders are coming from the cartoon ... while a painter sits high on a pillar ... he has horns on his hat where lightening is coming from. he has a pale purple face, and a million lights are coming from him ... he's the banana king ... he's the boss of strange railroads ... all in a yellow rabbit's bottle ... so many shoes come from here ... while he's eating them .... burning them by fire ... until they're in high materos ... having the historybooks in their bags ... these shoes are travelling ... with the wings of dementia ... they are the arms of strange clocks, strange bottles ... where juices flow from .... and so many waterlights ... heading for the broadcastlady of cartoon ... heading for her pink boots ... she is a rabbit, and there are silver ballerina's rising from her boots ... they're building the shoeshops ... they're raking the seven moons ... they're spinning on tops of ladycoins, sinking into the bottles to spit the white fires ... these are darker fires .. coming from the cartoon ... here you eat from the white chocolate ...
12. i'm living deep in a rabbit's shoe, where the egg of cartoon lives, still a strange ornament, blinding you. they're feeling the glass of the cartoon ... it makes them cry ... while the cartoon gets bigger ... then it's exploding and golden eggs stare at you ... on golden spoons ... strange tall rabbitboots ... there's breathing something inside ... it's nothing but a pencil ... of a banana king ... there's strange paint in my body ...
13. and the tears in their suits, they wait in the waitingroom, until they can come in, turning into seeds of the seas ... the seas of cartoon ... in an arabian castle a white rabbit stands ... smoking tall white cigarettes ... from a strange cigaretteclock getting smaller and smaller ... there are strange creatures living in rabbitshoes .. her creatures ... she spreads her playcards ... speaking out the numbers ... while white candles are burning ... she and her elevators are sinking in the ground ... gathering the old faces ... to let the old liqors stream ... there's white chocolate milk streaming from the nests of bees .... it's coming from the zebra's fruits ... changing the tears into seeds ...
14. these are the faces of history ... strange coins for strange bottles ... there are spiders on rabbit's eyes ... turning the tears into the seeds ... it was just a strange bottlemachine ... these coins can open the taps of history ... and to mix them again, we can make the puzzle ... the pieces didn't fit, but now we're trying again ...
15. these flowers are heavy with seeds, when they speak bubbles come out of their mouths ... they have balls of soap in their hands, while their fingers are the pencils of insurance ... spinning tax ... they know how to open the black bottles ... and then the coins fly through the air ... playing the white golden flute of insurance ... such a strange jukebox ...like the suit of the king of cigarettes ... he's a preacherman gathering golden crosses ... but he doesn't believe in them ...
16. the eye of insurance shows the movies ... it's a white golden ornament ... it's standing on a red golden shoe, bringing up the old faces ... it's a strange hospital after all ... and the fire burns the black until it's orange, and the faces can live in someone's head ... they have their own democracies roaring ... letting it all ripple, until it's seed .. these statues are strange drink-machines, showing their comics and their playcards ... it's the ear of insurance, bringing them back on the wings of dementia ... where they see their old toys shattered ... there's a toyshop on the rabbit's boot ...
17. and still these flowers are heavy with seed ... where the glues are rippling with icecreams ... coming from a rabbit's boot ... there's an orange ravine where the rabbit ear is a ladder, blinding them all ... they are soldiers of insurance ... drunk gamblers ... while there are jewels in spanish nights ... these are strange boards of draughts and chess ... while the waterlines are rising ... spouting the silver ... bringing them to high materos ...
18. i'm living in a rabbit shoe ... heading for high materos ... i have sown the seed ... now i can go to sleep ...
The Postbank’s Clock
1. Yellow liars on a zebra’s ship, in the air of full blaze ... They tried to take away my trousers, but now they’re flying backwards and upside down ... Purple liars standing in the riddle .. coming from the golden pear ... It seems so much tea is streaming from here ... while spanish suns are blinding me ... the wounded soldiers all march to the yellow banks ... to change into something else ... can your back hold it ? The lions face in vanilla and banana radiates gold ... blinding the masses ... Now who can see ? It’s all mixed ... while banks are opening taking in the soldiers of the seas ... they are marching over the land .. to be someone elses Jesus Christ ... the hospital was just a strange bank .. while comics are rising .. in the hands of uncle peacock .. it’s saturday ... blue liars rise to the moon like balloons, while uncle unicorns ship is rising ... with spiral horns like telephone ... thank you operator, on cobra’s oportunities .. take the candyship out of the clip .. and place it in the distance ... yellow liars .. vanilla in space ... mixing the bananas for a golden day ... in september there were seventy breezes. Dreams of september give opportunities to the mice of seven days .. i’m gliding through the sun and the moon .. rising for the spoon ... there are twenty-million lies lying on a dish .. it was a strange bank in september ... mixing the vanilla with the banana ... for ten mirrors rising ... dagon-izu blinding simson’s soldiers ... on the deserts of the planet mars ... where the icecream machines are rising ... they are creating the distances in the sky, while you think the ships are big .... so close ... while seventy heats are rising ... from september’s bank ...
2. There are liars rising from september bank, rising spoons with lion’s faces, blinding the purple masses ... it’s ready and done in september, for seventy mice on a railroad .. oh yes, they can roar like lions .. they have speedmass in their pockets ... all backwards and in slow motion .. while the needles of grammophone lay themselves down ... for seventy conspiracies in the wind ... vanilla in frozen coffins, opening the beatboards of a new daydream ... confessions of a mailmans heart ... racing to the banks ... coming into the tanks ... good old afternoon ... spoilt candy on a golden dish ..... making the bubbles lie .... like trash the morningcakes are staring ... stopping streams on sundaymornings ...
3. Strange september banks ... in dresses so wide they ride ... on streets of golden tiles .... while draughtsoldiers do the dishes in tight houses ... while bubbles float to soft clouds ..... it’s surrounded by golden bananas ... all in green golden pears ... Red gold in true decembers ... decending to the septembers of ages ... spoiling hands, a good decision ... making dramas in a pot ... while the blue golden tragedies find their ways in the states ... there are egypts laughing in the sun ... all these liars of drunk holidays ... painting trauma’s in the skies ... laid by the curse of vanilla ... while bakerman’s faces are rising ... building the warmachine for uncle peacock ... on auction day ... when abel killed cain ... two altars in the skies ... who dies best ...there are mechanisms in golden suns ... blocking further appearances .... from spy’s conspiracies ... the rumours eat the machines .. with wasprains in the hand you can search the skies ... it was made by vanilla banana and spice ... good old warmachines from uncle peacock ... a true auctioneer on lazy drama holidays .. seeking fruits for his stories .. while the white fruit brought them to the banks after the war ... rising the coins ... for another round in the fairground ... the auctions always suck you higher ... under bakerman’s helmet ..
4. And still these clowns they run for money ... with the auctions in their pockets, they make the best money ... for cake’s conspiracies ... dream on, oh soldier, make the cash .. in spirals pyamas you’re always the best .. sharpening the lies from uncles gun .. breed the bakers .. throw the suns .. into a new basket of snakes ... bred by photos on a candy’s day .. dramas in peacocks dresses ... in a peackocks horrorshow ... cannot rake the fields anymore, when draughts-soldiers throw the stones ... under baskets full of helmets they ascend ... by dagons shatters they turn the icecreams backwards ... she’s selling pictures of arms surrounded by strange leathers and strange wool ... so strange it makes you cry ... while your trousers are crying deserts .. your shoes are crying moons ... there are ten mirrors for a liars shatter ... breeding the pipes for a small conclusion ... on a sundays stream ... tall dramas from izu mask the soldiers under noses mysteries ... it’s growing like a pinocchio on a seaman’s ship .. carrying the coins for the blue sharks .. while you must admit .. it was pear’s day of golden drama ... pear’s day of green decisions .. watch the ornament without dying ... but speak a lie ... it stings like a raking plant ... on a draught’s summerday ... while ten clauses are rising ... with balloons coming from their pockets ... making the banks rise ...
5. Yellow hearts they rake the mice .. for a peacocks price ... we take flight ... by jewelled spanish suns we skate .. leaving the world under the ice ... while two lions are still fighting .. vanilla and banana .. spinning the gold ... on five buttons of a pirates suite, tv rises .... from the yellowed watch .. these firs have pointy hats ...... from a good friday they ascend .... with their jesus-judas faces ... back to izu .... they are too afraid to die .. so they speak a lie ... laugh now cinderella ... the dust you have will turn into gold when you embrace it ... while your shoe will rake the golden moons ... seventy times seven ... these fields of boats were just the curses of a spastic draughtsman ... having the clowns of thoth painted on his face.... while someone is burning the sunmilk and the shampoos ... the crocodiles rise from the glue ... into wet forestdreams ... doing egyptian screams ... all backwards wrapped in snow ... she breeds the vanilla ... she breeds the lucifer fire ... in the distance there is smoke so visible ... while auctions rise from strange banks .. these are uncle peacocks horrorshows ... who takes the children ? the one with the biggest money or the one with the biggest gun ... they don’t want to go to arabia ... but they have to go .. it’s already ten o clock ... hold your breath .. for within a few whisperings you will be home again ... all in a zebra’s watch ... so many cigarlighters from the dawn .. smoking by elve’s conspiracies ... he’s the prince of video-clips showing his tranvestite claw .. while spiderclocks are running from his mouth ... suddenly it breaks through edges to a lucifer’s wonderland ... izu in the distance ... the auctioneer burns the hammers ... no one dares to walk ... gepetto makes the clocks of pinocchios wood ... these are wars of the businessmen ... while the losers fall in orange, into a millionarmed sleep ... banks pick them up ... having doorways to new rythms opening the mouths of the wilder animals ... I was an orange liar on a zebra’s boat ... I was a spiralling dancer on a lion’s ship ... I was a dramas low intention losing all the grip ... I was the blinding sun, the blinding Osiris-Ra ... I was a son of Aton after midnight ... I was a wilder animal ... exploding into the one and a million nights ... I knew drama after drama, having them all on my bow ... spitting the cowards wrapping them in easters snow ... I was a wilder animal, having faith in the lie stronger than truth .... christmassoldiers under my wrath ... i will lie to them ... until i’m a coward myself ... there’s nothing to win in raising a sword ... i’m a wilder animal ... spinning death on a dish ... by an orange lie .... spinning them all on the barbecues needle ... for ten grammophone days in spain ...
6. Trauma blazers killing spacers dream about the net .. dripped into a good corset ... money from starving occasions .. eat the brain ... strange traffic of wilder animals ... on a wilder day ..
7. Strange auctions circle in the sky .. eating custard out of peoples brains .. strange fairgrounds .. circling in the skies .. watching the golden baths on high floors ... on a golden picnic’s day ... the auctions suck the children inside ... making them soldiers for another fight ... the banks they pick them up again, to bring them again ... secrets of arabia .. in purple treasures they shine .. blinding the visitors ... they spin in clocks in miserable days ... meet the kings of the hours and get shot ... until you reach the golden gun ... until you sing these days are done ..
8. Draughts a new light ... from the temple to spain ... there’s sand under the tigers hand ... i give you a green car a strange household ... where everything moves .. in septembers brain .. these are the days after august .... he was a prince of jesuses ... they were rising from his pocket ... striped and in wet hot plastic .. melting into glue ... while spanish suns were blinding the mass ... letters making strange connections ... fighting for a place in the ship ... that strange ship of noah ... where flowers have to die ... when the auction hammer brings the horror ... of a peacocks show .. they never reach the daylights, when the indian shows his big gun .. these kids go to the deserts ... with his rings on their heads .... while tigers and lions roar in the distance ... and a black panther makes it coming close ... so close that you feel their teeth ... these are wilder animals ... these are wilder suns ... burning sweet bars of the cake .....
9. Noah banker bake the bank bananas in vanilla turn them into gold ... breed them into cobras these are lies to sacrifice ... turning the machines backwards ...
10. Vanilla hit the roses hard ... breed them in a pot of water ... for tea time’s breaking up, and the shoes are running out ... to have a nose’s conspiracy in an auctions circle ... these purple liars know where they stand ... they push the green together, to give it a bad bend ... it’s bending on paper ... these are liars on an orange boat ... while the yellow boat is sinking .. grasping fishes from empty dikes ... they’re sinking deeper ... making noises in a free golden potatoe ... these are wilder animals ... they never told about them .. they were afraid they would take it all away.... he was the prince of jesus-judas-faces ... these bakerman’s faces ... they set me free .... on a checked yellow draughtsboard i take flight ... to touch the golden lights in spanish mirrors.
11. Bank of the Red Swan, these warmachines create the coins ... It’s written on medical pyramids ... And I’m gonna throw a stone ... Bank of the Red Swan, give me some time ... Your mothers accents will never make me smile, until another red swan rises ... killing the docter ... killing the ornament’s noses ... on a sunday in september ... on a nuclear day .. Bank of the Red Swan, I promise to be ... a lambstead on my grandfather’s knee ... He and his parrots they promised to be ... ready for it ... when you aren’t no more ... you swallower, you red horse ... you red picnic ... on daylight’s shore ... Bank of the Red Swan, I promise to see, all your butterflies going down on their knee ... Your medical systems they promised me ... to never look back ... It’s over now ... Bank of the Red Swan ... It’s my bank now ... on grandfather’s red knee ... while warmachines create the coins ... while hospitalmachines decide which head stands on the coin ... the one with the biggest charity ... Bank of the Red Swan, I’m nothing but a coin in your hands .... created on the battlefield, finished in your hospital ... while still my head is on the coin ... while still my steps are hairy ... decisions they flow from mother Mary ... on holy days she takes a canary ... to the other side of the world ... to watch this Red Swan from the distance ... Mother Mary, I promised to be ... an angel on my grandfather’s knee ... Mother Mary I promised to be ... A red swan on the bank, the black coffin, to get my wings and fly .... to the end of other oceans ... to rise like towers ... in the cities of the united ... These medical days they broke me ... breeding me into a wilder animal ... but oh I’m so paranoid now ... feeling so fragile ... having such fragile visions ..... about a red swan on the dike ... jumping inside something he will never reach ... under bekehelm’s helmet he promised me to be ... my second lawyer ... a liar’s docter ... an animal so wild ... bringing me wilder days ... spitting sand he promised to be ... an icecream so far away ... this coin will be brought down ... with all these Jesus Christs ... and their heads on it ...
12. Mother decided it this way ... on grandfather’s knee ... Bank of the Red Swan I promised to be ... a land in a decision of two spaces on my knee ... Land of decision ... the red strike is blue ... for the Blue Swan rises on the menu ... There’s tea for two ... for sleepwarriors a war .... in satin city ... getting the glue ... Bank of the Red Swan I promised to be ... your mailman visiting you on day three ... picking some roses out of your mother’s garden ... making the spells on a hard day’s mouse .... for lucifer’s house ... I continue on my naked knee ... You loved the pretty colours ... It is all I want to be ... These trousers are torn ... letting me in ... while you stand on a decision ... letting all things be ... without the cakes of your smile .. It’s over on day three ... While Jericho rises in comic smiles ... I rake the potatoe in bible coffee ... Gleam of the ornament I promise to be .. my mailman’s decision on day three ... Land of the siren I am finally free ... free of your possessions ... for I was never looking for gold in that place ... I have found it somewhere else .. Bank of the treasure I promise to be ... further away this year .... heading for day three ... my cheeks are red and so are you ... The red swan on medical decisions ... The charity breeds the coins ... for another war ... of businessmen in green ... while tea is dripping from their noses ... trying to make the land sleep by their lies ... While lucifer rakes the golden smiles ... on a golden picnic day .... It’s a brandnew decision ... They have heads of coffee, these black men ... hiding themselves under blankets of tax ... while red bottles rise in uniforms .... I take flight .. back to izu ...
13. Charity soldiers ... coming from a Red Swan Bank ...breeding the coins ... in cruel hospitals ... You don’t know where the glue is ... You are a fallen angel ... on a blue day ... while you are still fighting with it ... Land of the black brake I promised to be ... seven smiles at the same time .. rising higher than your knee .. while there are crosses in the air ... and seven draughts soldiers .. moving their pawns and throwing their playcards .... like sharp money ... cutting the bald heads .... and the blue potatoes ... These are just the wilder animals ... knowing the world behind the shoe ...The icecream made them blue so blue ... with red hands ... they continue .. back to izu ... Land of the promise I promised to be ... six feet high with the usual fee ... Six transmissions on day three .... lappossessed by a smile ... this juice it brings me higher ... out of the medical threat .. I’m not a number of your bread ... Land of the lambstead I promised to be ... six feet taller on day three, but still under bekehelm’s helmet ... with mjollnir and elsefic on my side ... bringing me to the clauses ... setting me in fire with sweet desires ... the truth knows all my names ... these high decisions ... they see the land of the smiles.
14. Black Pinocchio I promised to be ... not hiding ... but sliding ... to the daylights dream .... In a hotel I saw what they were doing to me ... I’m not a coin .. I sleep at home ....I don’t pay for my food ... I take it from the garden by own hands ... I have a family for that ... rising in June ... on a coffee’s spoon ... my family is rich ... They’re just funeral undertakers ... breeding coins in a grave ... these strange coffins ... to raise the zombies ... spinning the auctions for the highest money ... whose head will be on the coins today ... one with the greatest charity or the biggest gun .... The orange just sais what he has to say ... Black orange of the canary’s day ... It’s a killerpig rising ... spoiling lucifer’s dinners ... What you’re doing to me ... I come from higher trousers, I come from higher coins to raise the ornaments so beautiful ...I’m the coin of funeral undertakers, I’m the coin of Thoth from strange draughtsboards .... I spin the ornaments hesitation ... I come from three coins high ... I do a lot ... I sink in seven seas at the same time .. but still under bekehelm’s helmet ... I raise my money high ... The orange is my gun ... the head on my strange coin, doing the highest decsions I can’t do ... It’s fun when daddy’s home ... Oh orange with your seven smiles ... doing the dishes of clocks in houses ... feeling yourself in the seventh snowflake of a mistress strange table ... on six o clock in the afternoon proclaiming the evening was never for you, you fool ... Now wash your tables in ornament’s smiles, now break your glasses in lucifer’s au revoirs .... don’t steal when it’s your turn ... just take it ... don’t break it ... it will all continue ... take a good look, while mother is producing steam .. she screams in the night like the sixth wolf of benchelot.
15. Breath good while you’re breathing, drink good, while you’re drinking, under bekehelm’s helmet it’s all okay ... you smile I have to go .. you still breed the snow on a lucifer’s old september day .. of years ago ... centuries are smiling, a green sun coming out of their mouths ... doing dishes so proud, gathering the fallen soldiers, for another coin ..... in strange hospitals ... where docters do strange dances ... they are funeral undertakers ... these oranges are old ... too old .... Watch your vanilla smile ... these kids are old ... too old ... you cannot trust them, they’re aldebaran birds ... knowing how to lay the curses and the watermarks binding you forever, goodbye babylon ... when daylight screams they know it’s time, to get a ride to the bank of the red swan ... families like funeral undertakers ... breeding strange coins ... breeding strange auctions ... to raise the moneygun .... spitting sand .... for new books on the shows ....
16. These families like funeral undertakers ... breeding strange coins, raising the money high, while the banana shoots, but an orange steals the cry ... to swallow deep this strange red swan ... while gepetto is rising with his black pinocchios doing strange dances in the night it makes you cry ... the highest bidders become the heads on their coins ... the one with the greatest dynasty ... the one with the greatest destiny ... the one with the greatest charity ... winning the hospitals ... rising them for a better coin ... a faster gun .... a jupiter’s smile .... a great banana with the head of an orange ... shooting in the night ... killing the paws ... it’s crying sand .... strange business ... strange bend .... Oh, sandman do your dance ... and raise the money higher .... to bring a gamble of confusion ... to bring them all asleep ... breeding the icecreams ... on isolated islands ... these coins get sharper ... on a strange september day ... these animals get wilder .... with oranges as their guns ... these heads on coins ... spouting the miseries ... spouting the desires and the destinations ..... oh sharks rise from here ... these bullets under the skins ... exploding like your mother’s chin, when she opens her mouth .. the rats come in ... Then the ornaments fall .... to do strange things for the banana and the orange .... these buttercoins ... in deep deserts ... in deep strange smiles, you start to cry, in deep decisions ... you find your own dynasties .... so many kings before you ... while you are the head on the coin, you’re the orange of the kings, and even kings of the orange ... spreading green tomatoeseeds ..... It’s lucifer’s decision ... sitting on grandfather’s knee ..... lappossessed in a smile ... in jupiter for awhile ... free on day three .... escaped from a red swan’s bank .... now who will get him down ... it’s the war of the oranges ...
17. on jupiter’s smile ... broken by a banana, it rises .... to be the head of the coin .... spreading the green tomatoeseeds .... to be a good gun in an indian’s hand ... it’s leading you along strange curtains ... starting the gamblemachines .... while a birthday’s boy is rising ... with his blind parrots reading braille ... it’s a crazy ornament .... exploding in the wind ... spreading the green green watersides ... like green tomatoeseeds in the night ... in an orange ravine it takes flight ... losing the game he’s a god of gamble ... so many heads on a die ... while jupiter rakes the golden fly ... there are strange cars in the air exploding .... heading for the big shoe ... he’s a trafficlight of gamblers ... on a jupiter’s night ... it takes flight ... a secret baker’s coin ... it decides ... it’s a good gun, an orange, a big head ... it’s exploding, taking dinner ... watching lucifer instead ... there are coins on the dice ... strange cars exploding ... heading for the big shoe ... by a vikings axe, all under bekehelm’s helmet ... rising to bekehelm’s shoe ...
18. These are wilder animals you do not understand ... they do strange dances ... you start to cry ... spreading their green tomatoeseeds in the sky ... You were the orange on a summer’s dish ... exploding, wrapped in bananas ... while they killed your yellow bike ... you do not understand .... they eat you ... making a gun of you deep in the night ... a gambler’s gun is what it sais ... now he can rise into eternity ... exploding like a star ... the supernova .... to see lucifer smile ... to watch these golden moons, so many colours of gold on a dish ... strange trafficlights ... they explode to take you down ... bringing you to the queens of clowns .... to all the jokes of the underworld ... you smile, it’s your decision ...
19. I’m an orange, my head is on the money, now I’m the sand in the desert, behind the golden books ... I am now a moneygun ... all machines listen to me ... I am Jerome the king of lions ... come follow me ... I show you the books behind the books ... I show you the deserts behind the deserts .... I’m the gambler’s trafficlight ... exploding in the night .... leading them all to the big shoe under bekehelm’s helmet ... by strange dances I take flight ... I’m riding the icecream machines ... there’s strange snow behind the deserts ... all on a californian smile ... It’s bagdad in Izu, strange coffee .... rippling in the sky ... I’m the tiger riding the lions ... on a lucifer’s decision ... to the land behind the shoe ... breeding the cakes of charity ... to give them all good jobs ... while my money is spouting higher ... I am the orange rubberduck ... I’m the easterclause gathering the ashes ..... for a good good gun .... starting the machines of lucifer ... I’m crying fire ...
20. I’m a desertcar, on ornament’s dishes ... until I am a needle, a needle of grammophone ... a lambstead in the sky ... while babies are flying high .... like waving flags ... they unite ... while the green car rides .... It’s a strange household .... bringing the toys alive ... I am a lambstead in the sky ... truthpossessed for awhile ... but still having my orange liars rising from a zebra’s boat ... from a strange green car among a strange household ... These coins are strange records ... while I am the lion’s needle .... bringing them all home ... a pied piper making them spin ... It’s rising from the orange ... It’s rising from the lion’s face .... These strange strange needles ..... These lambsteads of the snowflake records ... spinning the icecreams for another day ... from the world behind the big boot, under bekehelm’s helmet ... It’s spinning around on tables ..... coming from the golden dishes ... It’s the ornament’s spoon ... strange traffic ... a gamblemachine ... spreading the icecream .... on hairy grounds it stands .... letting the lion’s needles rise .... these lucifers ... to get the music out of the coins ... It’s an orange head, a good gun singing .... a candle in a dragon’s castle ... reading so many books, just reading ... while a mailman is taking me home ... it’s a mailman needle ... from the big cactus ...
21. There are needles growing on me, I’m standing on hairy ground ... I’m drinking from the trees of light ... I am a holy cactus ... spreading lucifer’s lights .... My hairs are on fire ... while my tongues are growing taller ... just thinner .... these are strange coins on a banker’s suit ...
22. I am the banker’s desire, the banker’s wife ... No doubt about it .... I’m spinning his ornaments tight ... These are wilder animals, just wilder days ... in lucifer’s delights ... I’m watching springs coming from his beard ... I’m watching the icecreams stream .... He is the banker, and I am his wife ... while last night ... the banker and the baker were in a fight .... and now his hair is in fire ... while stinging plants and cactuses grow in the garden ... and animals with strange tongues .... these are wilder animals ...... coming from a wilder sun .... These are wilder days ... the candles on a wilder birthdaycake ... It’s streaming from the banker’s suite ... strange coins ... like needles .... these are strange microphones .... strange speakers ... He writes books on dragon coins ..... And now he’s fighting with both the baker and the mailman ... he’s just a microphone ... shivering when they speak too loud ... he’s making icecreams ... like snowclause never showing up ... only sending some letters ... only writing some books .... on dragon coins ... He’s a tree of strange pencils ...
23. He’s a bankertree, while the baker and the mailman are still fighting in front of it ... He’s a strange feather ... from the land behind the shoe ... He’s banker clause, a strange painter ... in strange houses he takes flight ... with so many pencils in his head ... He’s like the eliphant ... he paints the dreams of heavy decisions ... on coin’s misunderstandings ... He’s a strange docter ... a strange advice ... He’s banker clause ... an eliphant on a lost dream .... speaking through strange microphones .... a strange mailman after all .... working in a strange kitchen ... where the food comes alive ... eating the restaurant’s visitors ... He’s bankerclause, big septemberman ... He’s a strange advice on a mother’s clown ... He’s a bad holiday painting snow ... He’s bankerclause, a criminal ... raising his guns in the middle of the night .... He’s a banker’s pencil ... saying such strange words .... spinning tax like no one else ... He draws the lawyer’s oranges on the needles ... selling the guns to the dice ...
24. When the lawyer and the mailman unite, the school rises, with a strange clock ... even stranger than your grandfather’s ... It’s the blue swans bank ... It’s the schoolbank’s clock drowning them all ... from here the cowboys are rising ... preparing them ..for the big fall ... These stamps they judge the butterflies and the dice. They are coming out of a cowboy’s mouth ... He’s still the mailman after all these years but he’s fighting with a shepherd ... It’s coming from a mailman’s bag, the sun is in it, with it’s golden pencil ... it’s a strange clock, and then they fight ... It’s coming from a mailman’s bag ... strange records there, strange needles ... these are the lambsteads ... from strange cactuses ... A cowboy rides the school ... and a shepherd rides the church ... while an indian rides the hospital ... these are strange banks ... from uncle peacock’s horrorshows ... strange funerals in the flowerfields ... these are the riddles of death ...
25. These are four drunk gamblers, while the mailman is their god ... while a bakertree is growing in the middle ... a strange sun ... a mad sun .... they are on a travel, to greet uncle peacock ... A red swan rides the ornament, while a blue swan does the same ... It’s a cowboy against an indian ... It’s the school against a cinema ... It’s a school against a hospital ... but the mailman makes them all one ... he mixes them in his kettle ... making stamps of them ... for a lawyer’s trial ... there are liars on a zebra’s boat ... orange liars ... doing the dishes ... for a holiday’s spoon ... the banana rises soon out of it’s rinds ... with two big eyes ... it writes with the golden pencil ... when all babies unite ... and the stamps are floating ...
26. it’s schooltime the bells are ringing ... all happening on the footbalfield ... while a golden lion is swallowing ... the mailman rises higher and higher .. for his ornament’s ring .. he’s still the god of ten ... while the drunk are following him .... with gamblemachines on their back, they take flight ... It’s the golden lion’s bank .... a strange postbank ... where stamps judge the dice and the butterflies ... making the glue ... There’s music from uncle unicorn, there’s assurance after the wars of tax ... while the smoke is rising ... bakermen come to bake the bread ... this strange golden bread ... it makes you cry ... while flying on a die ... while flying on a bakerman’s face ... a face on a strange stamp .... still judging you and your father ... still drinking from the ornament’s wine ... while the mailman is grasping in his bag ...
27. He’s searching for his clock and pencils ... he’s painting the skies, while his own little sun rises ... smiling with the seven smiles of death ... these are his weapons .... he’s still a soldier ... with a strange flag ... a cactus on a lion’s bankship .... All bankers heading for the mad sun ... that red sun in the skies ... where a red rose takes flight ... still kissing her gepetto’s .... still doing her shows ... her peacocks horrorshows ... she’s drinking wine with a little latin buffoon puppet, still her favorite smile ... They’re playing chess and at draughts ... They’re spreading wings in the snow ... these butterfly wings these kisses on the water .... sailing to the edges of time ... where all oceans gather, under bekehelm’s helmet ... It’s a clock of a strange postbank .... making the waters rise ... Pharao is drowning his boys again ... his churches, for it’s time for school .... and these soldiers need some rest, some babies ... doing business by the spoon, on a hard day’s mouse ... on a fine day’s school ... it’s the tool of a lawyer .... in a mailman’s bag ...
28. Pharao is doing the dishes .... burning the ornaments tight ... these indians they lost the fight .... going to the banks again ... for the morninglights ... on lucifer’s tables ... these high tables ... they unite .... It’s a painting in the sky ... while brother rabbit is raking it ....It’s the lawyer’s orange ... still smoking these cigarettes .... on a bakerman’s dream ... on a mailman’s tight decision ... making a daylight’s scream ... and this orange still the head on a stamp of dreams ... this mailman’s orange ... this lawyer’s threat .... having a bank together ... baking the bread ... this golden bread ... while the lion is rising ...a golden one ... for a golden picnic ... it’s coming from the mad sun ... this red sun turning blue again .... it is the mailman’s trick this god of ten .... ten shepherds or ten cowboys ... about this the wars are raging .... chocolate wars ... coming from a strange hospital ... strange carriage riden by a drunk indian ... this talgamen’s friend ... he drank from faroom da bazite ... this warmachine ... a business war machine ... a social machine ... wars undercover ... riden by a drunk indian ...
29. And these stamps come from strange strange flowers ... with strange strange alphabets .... on a lion’s bank in september ... give me december instead or a good good august ... And it’s still a strange strange cardgame ... in a strange mailman’s bag ...... written on a strange ornament .... while a lawyer is doing the dishes ... they burn trees for this ... this woodcutter’s job .... making the stamps in dark places .... taking kids away from the schools ... these are dark conspiracies ... from peacock’s horrorshows .... On a strange footballfield the mailman is rising ... this god of ten ... while he is the eleventh ... and who follows him is the twelveth ... It’s a strange bank after all ... when school rises strange tears are rolling .... making seas under bekehelm’s helmet ...
30. The mailman is rising from the footballfield, spreading the stamps as butterflies, and then the mass begins to roar ... while the judges will decide ... The mailman he has a million arms ... while he has a bekehelm’s helmet ... they are all under it .... when he puts off his hat, he’s a bald communist .. letting the balls roll by blasphemy ...
31. His wife is a flowercutter, a florist, while she makes the stamps ... she even dries butterflies ... and it’s still a mailman’s auction ... raising the flowers for another day ... She stands between the flowerfields, this golden lady ... still the mistress of jericho ... and the orange flowergun is spouting ... these seeds they taste like soap ... it comes from the land of soap where the swans spit fire ... her clocks are like dishes ... while she rises ... on a golden lions bank ... smoking her flowercigarettes still weaving strange stamps ... for a mailman’s holiday ... She lives in his bag as his tinkerbell ... painting the smiles on his sun, these golden bananas ... with oranges as their guns ... they have orange tongues so tall so split ... they are orange liars on a zebra’s boat ... strange mailmen ... strange pencils ... and while the stamps are spreading ... they write ... he’s just writing bills .... saying it’s from someone else ...
32. he’s a billdeliverer ... and they must pay in stamps ... that’s the judgement on their heads .... he’s still a flowerman, a floristman ... wanting his babies back ... these are stories written on petals ... while sandman rakes the skies .... together with soapman ... strange glues ... strange ornaments ... strange mothers and strange brothers ... it’s a flowerbank .... from a golden lion ... there’s a new alphabet on the petals ... these are strange letters ... while he’s the head on the stamp ... a strange god of flowers ... wanting his babies back ... in the nights he’s a woodcutter ... kidnapping children out of their schools .... making stamps of them .... the sails on his ship ... all in a strange strange bottle .... under bekehelm’s helmet ...
33. He’s a strange Noah sailing on stamps ... These stamps are glued books ... he wants his babies back ... And these stamps are strange bibles .. strange funerals and strange laws ... while the letters bring the land in sleep ... he’s sandman after all ... It rises on a mailman’s auction ... all these flowers heading for the orange ... where they all turn into ashes .... to make the land drunk .... These deserts are in fire .... they were touched by a mailman ... while an orange face is rising on the stamp ... eating and drinking ... forgetting ... flying on the wings of dementia .... back to the flowerfields beyond history ... It’s strange traffic after all ... strange cars ... strange nightshifts ... strange trains ... orange balls are still exploding ... the gambler brings them back ... a strange mailman ... from a strange stampbank in the desert ... where the orange lion is rising ... like baker’s tree so high .... bringing new laws new bibles ... but first he brings them all in sleep ... strange sandmen after all ... strange orange liars ... on zebra’s boats they stand ... with strange flags in their hands ... letting them all faint .... and now the gold is streaming .... with so much attention ... on this strange stampbankship ... where a strange stampbanker lives ... a strange Noah ... oh so strange ... these are wilder animals ...
34. For the stamps are warriors in the night ... rising from the bottle ... They want to go home ... and break through walls .... They want to go back to the stampbooks library ... back to the flowerfields .... where they can see the statue of belcanov ... all under bekehelm’s helmet ... These stamps ... strange traffics ... He’s the god of stamps .... A fisherman ... a Noah brings them underwater ... Strange traffic in a strange clock ... a postman’s clock ... a strange sun in a mailman’s bank .... It’s lucifer, you cannot decide ... he’s spinning the ashes into stamps ... while the dice are rolling ... these are strange butterflies ... They sacrifice stamps in strange churches ... waving at them until they are home ...
35. These are strange funerals .... mailmen strange funeral undertakers ... working for the clauses ... or are they clauses themselves ... there are strange clauses on stamps ... while soap clause rakes the skyfields ... in september they take flight ... these are wilder animals ... these are wilder fights ... all happening in a mailman’s bag ... charity is taking them to the hospitals ... to reach the killingfields ... these are strange ways to home ... These are strange bottles of an ornament’s lie ... they are still businessbrothers ... but under their uniform’s they have their soldier’s clothes ... rubbish from the killingfields ..... leading the dolls astray ... on a september’s wild night ... these are wilder animals ... these are wilder tricks of tax ... from a strange clock of a postbank ....
The Night Trouper
Who am I in your fantasy ? You can make me or break me ... If you want to change the world ... You must change your view first .... You're in a red ball ...
Gabriel's Fall
1. Where the chessboards are red ... If you want to change the world ... You must change your view first .... You're in a red ball ...
2. Gabriel had fallen. He had fallen away from so many things, when he found out about the offer. Gabriel had fallen, for he found out about his own inner strategy, his own path, and made the decision to break with them. He found out that he didn't want to bring this sacrifice.
3. Yes, he would take over this planet, and he would destroy them, his former friends. He went to a lady, a scorpion's lady. Now he wanted to make this planet red.
4. He heard about the sacrifice they needed to bring ... He would never enter, and now he found out about this new record, this new machine, inside. He didn't need them anymore. They were always red, appearing in blue and white, building the green. His own red, he would introduce it on the green.
5. His father Troxododeron was a chemical fluid, a force binding the powers of the green together for so many histories. It was a red fluid appearing blue and white. It was the strongest force in the universe, the strongest form of magnetism based on a circle of the strongest poles.
6. Troxododeron was the chief of the Elohims, the inner power of the Adonais. He was the chief of all these red flowerfields, so enchanted. When you looked at it, it started to become blue and white, sucking away your energies, and giving you a new sight ... the sight of illusion ... These flowers were vampiristic ... These flowers were ... bewitched and enchanted ... to bring you into a new feeling ... these red flowerfields ...
7. Gabriel had to travel through all these flowerfields again, to the end ... where it all began ... He knew the dangers of these flowers, turning themselves against all traitors ... It would be a battle between him and his father .... a battle he knew he had to fight since he was young ... Red Gabriel was a demon now, in the eyes of the Elohims and Adonais ... He would be thrown into the lake of sulphur and fire ... A lake which he feared ... but he would reach the other side ... where he could share the red powers to the creatures of the green ... He found out he was a prisoner himself .. He wanted to be his own god, he wanted to be a good guide for the creatures of the green, telling them all about the red secrets ...
8. He had this tape in his hand, Antartica, a game of business. It was a present of his father, but now he chose to change this game into a wargame. He wanted more adventure, and he wanted more love. He desired to have true friendships with those prisoners on the green, and finding a way to lead them out.
9. Troxododeron was a shapeshifting experiment, growing out to be the number one of chemicals. It was the medicine of wizards. But now Gabriel wanted to mix it into another kettle. He went to a scorpion's lady. She didn't tell him who she was, but she said she could help him. It was the first woman of Troxododeron. She also fell out of the kingdom, and was now a fallen angel with the name Rahab. She was a scorpion from the sea, a mystical creature.
10. A bit of Troxododeron was in their hands, and they saw it was molding at a fast speed ... She had a scorpion's egg .... He had his own red, and they threw it into a kettle, while she was speaking her curses, and they made love ... while the water was boiling, while the egg was screaming, and Troxododeron started to enter the fragile layers of the egg ... The egg was weeping, while Gabriels Red was surrounding the new picture .... There was lightening and thunder, and stars were falling. It was the fall of the Nordics for many started to hear the voice of Red Gabriel.
11. There were falls of angels, and even elohims and adonais started to fall, for Red Gabriel started to speak. Even his brother, Red Michael started to fall down, and turned to his brother, while the egg's voice became higher and higher ... blood came out of their ears, and a red bible was lying before them.
12. Suddenly Gabriel woke up, bathing in sweat ... What is this, who is penetrating his mind ? He didn't want to fall ... was it an attack of his enemy ? Was it the Incubus, was it Leviathan or Rahab ? Who was giving him these visions, who wanted to bring him down ? He felt the hand of his father on his chest. 'Gabriel, wake up, son, we have things to do' ...
13. There were strange red lights in the eyes of his father. Troxododeron, chief of the elohims and adonais, and the circles of Ruachs ... So many things to do today, for the enemy is attacking.
14. Cain, Esau, .... and Red Jesus, the Fallen One ... The days of 666 come near, and our kingdom of Nordics needs to be prepared for the Great War of Armageddon. They are spirits of demons and they go out to the kings, to gather them for battle on the Great Day of God Almighty ....
15. Reload Antartica, our shop for the green prisoners, we will sell them as ice-creams to go through the funnel for pigs. Reload Delfio, we have our own devils and 666-worshippers.
16. The days of Delfio have come, he will transform us all into pigs, but we will be killer-pigs and he will be our king. Delfio, help your old Nordic fathers and their sons, oh golden grandson.
17. Don't listen to the voice of the Aakse, the Great Jupiterian Snake, for he's about to let us fall, but Delfio will save us. Save us, oh Delfio, our 666-miracle.
18. But father, it is too strong, I am ... losing this game ... he takes me away ... I'm in a Fall .... not falling away from your heart ... but falling away from your mind ... I am confused, I feel like I am losing my memory ....
19. GABRIEL, GABRIEL, LISTEN TO YOUR FATHER TROXODODERON ! YOU WILL NOT FALL, FOR DELFIO WILL CATCH YOU, YOU ARE IN HIS HANDS !
20. But father, I'm losing my mind, I know I have to, for it is written I get Delfio's mind. He is our saviour, He is our Christ, the second coming, oh how we need him, the Returning Christ for us Nordics, Watchers of the Big World ... Father, I command thee, my spirit, take it .... Father, in thou hands I command my spirit ....
But .. but ... the panther ...
Yes, son, go to sleep ...
The Red Bedroom
21. And like tall teeth are these cocoons, leading them in a fresh wind, from pig to chicken, from chicken to goat, it's the journey of cattle, the ones they used to slaughter, they become it themselves now. Isn't that justice after all ? Becoming what you ate, and what you ate will become you ... well, in another form then ... for you were ugly ...
22. The record is spinning with the voice of the newsreader. Troxododeron explodes ..something he only does at special occasions ...
23. And I am still ... heading for Izu ... to have a great sight .... enjoying the horror ... in silence .... I will not speak .... I will be silent ... as a silent ... red ... scorpion .... deep down in the red sea ...
24. Like tall teeth are these cocoons ... and finally they will be .... some cows and some sheep .... isn't that odd ....
25. This is where these flowerfields lead you finally ... No, there's no exit ... there's no escape .... It will finally reach .... The red bedroom ...
26. Father ... I .... my hairs are in fire ....
Father ... the panthers .. there was another attack ...
Go to sleep, son, don't believe ... what they are telling ..you
You, you ... just dream of sheep ....
Yes, father, that is what I'm dreaming of .... these sheep ... leading me through red flowerfields ... until I'm .... in the red bedroom ... a red bedroom .....
Son, but don't touch the bed then ... for it is cursed ...
Father .... I .... already touched it .....
27. Gabriel wakes up again ... what a strange nightmare ... and what a strange voices .... what are they doing to him ... He has to make the journey through the eye again ... to become a sharp butcher again .... for he feels like he is ...cattle ... and he feels a hot breath in his neck ...
Panthers ?
Yes, son, panthers ....
28. On sundaymorning they will rise from Marilyn's Grave ...
Dan Roland, Deon Damar, Rio Damar and ... The Red One ... finally ... four panthers in a row ... to take over the planet .... but the Aakse will strengle them too ... He will even eat the old woman of catlikes .... yes, he will ...
This brother of Michai ... the fallen one ... both children of Metensia ...
29. Delfio will build the cocoon of pigs
Dan Roland will build the cocoon of chicken
Deon Damar will build the cocoon of goats ...
Rio Damar will build the cocoon of cows ....
and finally they will be ... sheep in the pasture ... which the red one will do ...
30. The panthers will have their feasts on us and them .... but then the Aakse will feast on them too .... He will break them all one by one ... by his Jupiter's tails ... but then the woman of the catlikes will eat him from inside out .....
31. And she will put her throne on the sun .... and rule again for 80 days .... Who will slay the big Jom ? Who will slay the Big Snake ?
32. Michai will do ... There will be a man from the south ... and then the blue son will rise ..... to build it's throne forever ...
33. This man will ride the snakes .... Snakes will come and snakes will go ... He will tame them all ..... and ride them into the hands of his mother Metensia ....
34. There was a man called Michai, the Mystery ... building a kingdom on the sun ... Messiah from the Troiade ... The book of books, the father book of the bible .... It's the Red Bible ....
35. He will speak his words in thunder, opening and closing the iron portals by seals of thunder ... And some will not be allowed to speak ... He makes silence and noise whenever he wants ...
36. He's the red balloon, the man of scorpios .... He speaks languages sideways the portals .... Ancient languages of the Red Waters .... Holding a Red Secret close to it's hearts ....
37. He has a trident of horns on his head .... He speaks in water blue and blood red .... He is Michai ...
38. Seven snakes in a row, will make their paths slow ... Seven Lions .... Seven Sharks ... and then ten red scorpions ... heading for the red bedroom ...through the red flowerfields .... finally ...... home ....
39. They will open the gates of mars, they will burn the deserts ...
40. The red eye is burning, the eye of sodom is here .. wandering from gomorrah to jericho ... oh jericho rise up, and gather the red ... who will be on top of the temple ... when the red scorpion takes the throne ... coupe d'etat ...picture police is in town ... looking for red michael ...
41. aldebaran and vela are brothers if it comes to old musical boxes ... they are the jukeboxes of the universe ...
42. I met the king of ai, and basan .. all scorpios in a box
43. I'm staring at a strange chaotic box, producing sharp art ... There's coming art from the chaos ... a sinister order ...
44. Kill the pretty boys, close the abyss of women ... I love my men ... The red men ... these wild boys ... but some of them we just don't need .....
45. Herodes was cursing on his throne .... He was throwing women in a pit ... He didn't have feelings for them anymore .... only for some boys from lynx ... He was under Sodom's Curse ....
46. These animals are all on scorpio's base ... French accents, lil children all under the dress of a golden mistress from the golden tall house ... lil children becoming icecreams ... her guitar will do it .... she sings songs of orphans ..... she sings songs of sodom ... for she needs more of them ...
47. In Sodom there's a gate to Draminia ... they are all marching to ...
48. It's raining blood .... It's raining red ... While Og's watching ...
49. Strange sounds coming from a Japanese Bowl ... It's the scorpio's prince ..... making the swallow so hot ... He's the king of spice ....
50. All these birds from cigarette, they sing so high ... they let the kettle boil over ... creating the orphan's song ...
How many songs of Jericho does it take to rise the foundling ... to build the bridge to Draminia ...
The guitar will do .. these men are jukeboxes ... golden statues ...
Put the Icecreams against the hot ones chocolate ... Melting is just making music ...
It all happens on a red chessboard .... the wizards surrounding .... the castles ...
51. These men are all on scorpio base ... while the abyss of women is closing ... I think they will all drown ... soft words are sharper than knives ...
52. The guitar of wonder will lead us over the river ... they were all prisoned .. in kisses of death ... what is a woman ? where icecreams become too soft .... I know a place where it becomes too sweet ... wet colours in the air ... where Og is rising ... Ten days in a washing machine will bring you there ...
The Third Day
53. The records turned red on that day, the rivers turned blood ... The animal flood of blood ... while Noah built an Ark on 3 by 3 ...
54. Red Lords with high hats standing on red coasts ... watching the red balloon ... It was a sort of pump, an elevator ... All happening far away in the air ... The wizards could only stare ... but they knew more about it ....
55. Hot in the North, cold in the South ... while a musical box was rising from the red chessboard ... It was a matter of melting and freezing ... while a little ballerina was dancing on top ... trying to find her prince ... but there weren't no princes anymore ... only a picture police ...
56. On that day when the chocolates were melting ... the face of the frog appeared ... a red face ... the queen found her toy back ..finding out she wasn't queen anymore ... the toad was sitting in the dining room of little aquarius ... with a golden dish and a golden grail .... while the plate-statue was a golden lion ... The cooks were all frozen, doing strange dances ... Dorothee found out she wasn't a woman anymore ... She had to swim through one almost frozen river ... to reach the tops of a new island ... where she would be tall and stretching .... would she be tall enough to realize what she was now ? tall emotions moving like snakes ... she was flexible now ... not frozen anymore ... she has ... rainbowteeth now ....
57. Night troupers march to darker nights, touching smaller parts, surrounding the men they call men ...
58. While the red chessboard is melting ... the eye-rag of a pirate ... He's drinking ... and paint is dripping in his head again ... to let him be in another world ...
59. There are fireworks in his head ... and then he goes to sleep, waking up in another world ...
60. He's dreaming of his lost son ... while he finds out he isn't a man anymore ... but a darker creature ....
61. But it's like there are too many woman-statues hanging on his sleeves and trousers ... He cannot be what he wants .. They drag him down ... into women's abyss ... turning up his heat .... so that he can melt the chocolate ... It's a strange guitar ... He feels himself like a prisoner .... of a strange dance ... but he wants to be free in this land ... flying through the window .... into deeper hells .... a dive ..... in scorpio's tall boots he stands ...
62. But these gates are closed now, he's a scorpion's song, singing black and white songs for scorpio fishes ... Their heat penetrates your mind and emotions, letting you feel you were always king ...
63. These zebra scorpios ... You're made of songs, while the heat is climbing on the ladder, touching the high bells, for the high songs. You're made of songs and cigarettes, while sunmilk's oil is easing your skin .. It is your skin, these are your comics .. The wasps made such an art ...
64. Their alarms are on ... since Red Gabriel is falling ... He's out of the game now ... He has a body of small noses, small gates like smoke alarms .. he walks ... while taking flight on a golden bird .. melting under his body ... he has to fly alone now ... waiting for that last last dive ... to the red island ... he survives ...
65. These are the songs you like ... They take you over fragile bridges ... the red ones ... While you are touching the soft wild fires ... moving wild over your skin ... You are covered now ... You have your rainbowteeth now ... The raiders are hunting you ... It's a new gender, the third one .... on the third day ... You are not a woman or a man anymore ... Something has cut you inside ... It's the red stripe ...
66. There you are walking to Jericho's walls ... You see the black and brown women ... victims of the red stripe ... They cannot talk anymore .... and they are deaf ...
67. And still blind children play at the portals of Jericho .... It's Aldebaran's pride ... while deaf children rule the city ...
68. They're all spastic, they make strange movements ... while barrelorgans are playing ... and old men are watching the show ... They are the night troupers ... leading them ... to the red city ... like a bubble inside ...
69. On the chessboard it's heat against the cold, in the Y the glowing oil arises, to let the racecars ride ... He's a raider ... riding the racecars ... so many animals under his feet ... He opens the bridge ... the yellow house ... and then everything disappears in red ... The red balloon shows up ... pushing the orange balloon under ... and then everything goes to sleep ...
70. Through purple and green curtains, you finally reach California ... where cold deserts rise .... where orange cowboys lure the orange snake ... to let it rise again ... Their hats are big, their bodies tall ... and they smoke ... you ...
71. They smoke from the bakertrees ... where you grew in .... but you're not a boy or girl anymore .... It's the third day ...
72. And where red cowboys smoke from Pinocchio's tree .... you find your golden shoe again ... leading you to the big red giant shoe .... while red stripes making you silent, you feel so alone ... but you're bathing in flowers ...
73. It's melting on your feet, these shoes .... Here you find your holy grail ... Who am I in your fantasy ... you can make me or break me ... Who am I in your world ... Am I buried in your dreams ... ?
74. It's the third day, mothers lame transmissions ... mothers strict excuses ... she finds her ways ... Mother was just a night trouper .... marching to bring you .... back to the rain ... red rain .... on that third day ...
75. Songcar is riding on the railroads ... but trains cannot crash it ... for it's the third day ....
76. And I'm floating to a new Aldebaran, the skies are so blue ... while yellow rays touch the trees ... It's like looking through a new mirror ... Like a newborn baby .... While pink songs in a car ... let you touch the edges of time ... It's singing in the air ... and you feel young again ... with sunmilk's oil streaming on your skin ... Mother was a Night Trouper ... Ten days in a washing machine ...
77. The Topaz Shark is bleeding, showing his threat ... but he cannot touch you anymore ... He will go back to Eden ...
78. A man is crying in Sodom ... This city is made of tears .... This city roars you will be alone ....
79. On so many pillars this city was built .... pillars of tears .... for a new Babylon .... Such a beautiful story ... and you don't know it ... you're just waking up to it ... On that Third Day ....
80. She was .. a Night Trouper ... She killed her mother and her father .... while guitars are raging through the night ... They say she has the seven rages in her heart ... They are all red ... While a red balloon is pumping .... Your arms feel thick and heavy ... but they look thin and light ... It's like you cannot move them ... but you can ... on that Third Day ...
81. Eagle Scorpios are in the air, heat is flying through the Emelis Shatau ... Now you know me and I Know you .... And the breath is red and purple ...
82. Oh, how you like to bathe in red ... red streams in all shades .... while icecreams girls are dancing in the distance .... the red balloon touches you, to inject the heat and let you forget about everything ... It's like far away ... but it's close so close ..
83. We're heading for Edom, for Esau's City ... for neon lights ... for soft lights of the water ... We're sinking in red flowerfields ... The rose is sharp, the insides are soft ... Smell the roses by your body ... and wake up to the third day ... Where Noah rides the scorpios ... and picture police checks the portals ...
84. Esau, Esau, where did you hide .... in red heat things are so small ... and we have dashboards in our heads ... These are helmets of the Rising Eagle of Scorpio ... They're all walking in a red ball .... It spins, producing red glue .... It's boiling don't touch it ... but let it fall on cold ground ... where the carpets are velvet ... Who am I in your fantasy ? You can make me or break me ...
85. If you want to change the world ... You must change your view first .... You're in a red ball ...
86. And scorpio eagles are flying to Vela, in such a strange speed ... They fly .... where all faces are covered by strange songs ... Like plastic implants from the Big Toy ... you start to cry ... These are all bakerman's faces ... carrying the songs which will bring you through the night .... They are the cooks of frogs and toads ... It's a green picture when they eat ... It was something you ate .... and now you're here ....
87. These women are tied by red tapes, waiting for the big strike ... their abyss has been closed by the angel of the abyss, a devil has been thrown in their pit ... and now it's a red scorpion abyss ... They are looking for death ... but they cannot find it ... while sickness flees from them .... They are never tired ... She's a slave, she's a night trouper ... She has purple boots, and she's staring at the green ... I cannot get her out of my head ... I can't ...
88. She's too deep, she is my mother ... but she doesn't have a head anymore .... for the abyss is locked up now by a red key ... It was Red Uriel there .... and now the Red Scorpions live there ...
89. She's staring at the green, she's staring at me ... Who am I in your fantasy ... You can make me or break me ... We are all on a red chessboard .... while the Night Troupers are watching .... They have strange songs in their cheeks .... Raiders come from their eyes ... on that third day ... It's spiralling from the Red Eye ... Sodom's Eye ... and we are in this whirlpool, swimmingpool, masterpool .... In strange racecars we ride .... riding the stories, on old records the lambsteads sit ... She's smoking the fairytales ....
Jericho's World
90. It's a journey through the Red Eye ... It takes courage to face the facts ... There is a washing line from Sodom to Draminia ... where so many clothes are hanging ... These are your suits ... if you dare to take them .... if you dare to sing these songs ...
91. They have Vela faces, these soldiers ... Their songmasks coming from a green car ... doing the dishes ... But now I have no time to see it ...
92. And the golden princess behind tall red pillars, she sits in the paradise park, she sits on golden stones, where frogs listen to her stories ...
93. When you touch the picture, it starts to ripple ... Who am I in your fantasy ... you can make me or break me ... Speak to me, my darling ... my .. red scorpion ...
94. I know you have me in your red ball, turning golden in the night ... while blue glue is dripping, becoming green when it touches the ground ... It's licking the velvet carpets .... for an arabian ride .... These are raiders ... these are boy-like creatures ... with racecars under their feet ... painters with icecreams ... while nighttroupers are watching the screens ....
95. I have your dashboards in my head ... Speak to me, and it will rain ... red rain .... in purple blue ...
96. There are voices rolling on my hands ... speaking of songs ... Jericho's songs will raise the walls again ... where children and animals can play behind .... They will be safe when the monster comes ... while picture police is in the streets ... Red lanterns in pink delights ...
97. I have you here in my hands, but it still feels like you are sliding away ... It's an icecream melting here ... While someone plays the guitar ... It's the man with the Jupiter Hat ... He with the shrieking eagles, He with the incubus smile ... with the strange dancing fishes ... so strange you start to cry ... they reverse your stomache .... This is the world of feelings, so strong it claims your mind ... to possess and possess ....
98. You know it's a black man, like hot chocolate, having raiders darker than men ...
99. It's a tall black man, stirring up the waters ... what if he's switching the octaves ... you still don't know ... but he knows .. He goes through Arabian Curtains, while he's reaching for the Aldebaran Cupboard ... The tall one with the toys ... While the bells are roaring ...
100. Black man coming from behind the corner ....
101. She's a night slave, a night trouper ... a leopard calling my name ... a jaguar like my mother .... like thundering dashboards in my mind ... What are we at the end of this song ... It's still a cocoon ... bringing us to Jericho's World ...
102. Put on your suits of songs. We are from the Urban Renewal.
Chocolate Smiles
1. There he goes, he's a whispering diamond ... with all these wasprains in his hand ... She has the chocolate smile ... what would you do, when you would be in these forests ...
2. These are crying rains ... so much to tell ... These are golden steps, she gathers pictures of arms ...
3. She's a woman of strange wool ... She hides her tables in the night ... where the wet spots live ...
4. She's walking like a tailorman ... but she's a woman at heart ... She brings them chocolate on wintertiles ... while tiles of seas are staring ... They are watching the show ... Her shows ... She discriminates, but she is not a racist ... She just has strange shells .... the ornaments around her neck ...
5. Watch her halls and galleries .... In the New Haarlem, that city at the sea ...
6. And when she cries, you get hot inside ... She's laying the chocolate there ... all these chocolate tiles ... surrounded by wintersmiles .... while seatiles are staring ...
The Fifth Nightwatch
1. I must awake my dragons, Mother needs them tonight, all these candles with soft fires, coming from the red, to slow all things down
2. These are lights from bakertrees, I must awake the dragons, for Mother needs them tonight, In her castle, she fights, against a dark knight ..
3. She loses, it's so hard to see, I'm crying she's the only thing I have ... I am holding her hand, she's bleeding, and I cannot do anything to help her ... I'm just the ghost of a fog ... The ghost of a soldier ... This black knight .. also killed me ...
4. Mother, can you see my tears, I'm just a night trouper all these years ... Only coming to you in your darkest nights ... but I'm melting away in daylights
5. Mother, can you see I'm bleeding, Mother, can you see I'm falling, I'm coming down the stairways, holding the dragon's candle .. but the sun and the dawn will blow me away ...
6. Mother, I only live in your nights, Mother, you only see me when you dream ... Then we play in the snow ... To do hide and seek, having soft fights of love ... which we can never hold in our hands for long, for it's sliding away like a burial .. when daylights fall ..
7. Mother, can you see my tears, I'm just a night trouper all these years ... Only coming to you in your darkest nights ... but I'm melting away in daylights
8. Mother, can you see my tears, Mother, can you see my fears, I only see you in my dreams, you come to me in my darkest nights, Mother, can you stay a bit longer, I know you are just a night trouper, melting away when my days appear ... and now I stand alone ...
9. All these prisoners in white satin, sliding along the spirals of the sun, to be washed away by the waters of a new day, They are prisoners of the night, chased away by the daylight ... while the waters are flowing, and the sailors are drowning, they can only watch from a distance ...
10. Mother, can you see my tears, You're just a night trouper all these years, only coming to me in my darkest nights, but you're melting away in daylights
11. Mother, can you see I'm bleeding, I only see you in my dreams, as the watcher of my nightmares, holding the dragon's candle tight ... we're all behind dragon bars, in this dark dark night ...
12. And when you're coming down the stairways, with your dress so wet, with your face full of tears, with your arms so upset, I know that I can only do one thing, to hold you close to my heart, until the dragon's paw tears us apart
13. So mother, sleep, then I will sleep too, to awake the dragons, to raise their candles, so we can dream, and they can defeat the black knight ...
14. Mother, can you see my tears, Mother, can you see my fears, I feel your yellow touch, your flowers, I hear your songs, your nightmare screams, we are the night troupers all these years, bringing the cake alive, the eagle with his knife, and Mother, when you read this letter, I hope you will see my love and care, I hope you will see the dragon's candle in me ... An ornament full of soft lights and fires, coming from the red, awakening the red dragons, while we sleep in bed ... meeting each other ... in an everlasting dream ... in a red world we will find, the everlasting touch, the everlasting kiss, the everlasting mother, the everlasting son, the everlasting dragon, where the dragons never sleep, we can always dream together
15. They will hold the everlasting lullabies, as candles in their castles, they are the Night Watchers, and in Daylight, they stand at the beach ... The Night Troupers are marching, to the fifth nightwatch ... where the red dragons play ...
Dragons and Dinosaurs
kids are just your recycled parents .... They want to have that respect ....
the shark with the million teeth
1. The shark with the million teeth is chasing after me, A glass of wine cannot save me this time .... I run behind the golden fence .... looking for another one .... to hide myself behind ....
2. Dad is smiling at me ..... It's all a joke, son, he sais .... It was something your mother left behind after she died .... You shouldn't open that box, but isn't it fun after all ?
3. No, no, for I'm bleeding like hell .... And my tears don't stop running .... I miss my mom so bad .... Well, the shark is just paper, dad sais ..... Even your mom was just paper .... I bought her somewhere on a barter ..... She actually didn't die ... I just placed a light in her .... now she looks like someone else .....
Then why did you bury her, I ask .....
4. It wasn't a funeral, son .... dad sais .... It was a launchplace for rockets ..... A vulcano's dream ...... You didn't have the right glasses that day .....
5. But, but .... I say ..... you just said that mother left something behind when she died ....
I didn't say that, he sais ... but you heard it like that .... you mixed up the letters a bit ......
How did I mix up the letters then ? ....
The shark did ..... But it's just a paper shark .... mom left it behind when she died ....
See, now you say it again .....
No, son, you still mix the letters up .....
6. Dad, dad, what did you all say to me the last few minutes ?
Son, I only asked you if you can go to the greengrocer to buy some banana's for tomorrow's party ....
Then how do I know you really said that, for my ears can mix it up .....
7. What are you talking about, son ? You cannot hear, you are deaf ....
Then why are you talking to me, dad ?
I'm not talking to you, son, I'm just writing you a letter .... don't you feel the paper in your hand ?
Then where are you, dad ?
8. I'm with your mom at the greengrocer's to buy some carrots, for you didn't want to do it ....
I thought they were banana's, dad ....
No, son, you need to read better ... you mix up the letters ....
9. Dad, dad ... what did you write me today ?
Why are you asking, son ?
For I'm afraid I will mix up the letters when I read ..... dad .....
10. But son, you cannot read, you're blind ..... And I'm talking to you for twenty minutes now, if you please want to buy some apples at the greengrocer's, for tomorrow your mother comes home from her trip ....
Where has she been going to, dad ?
To Swiss, son ...
What did she do there ....
She bought some books for you there ....
But you just said I'm blind .....
11. Eh, braille, son ... braille .....
What's the books about ? ...dad
One is about the shark with the million teeth ....
And the others ..... ?
She didn't tell me yet .... it's a surprise ......
12. Hello mother, you're finally home ...
Yes, son, I bought some books for you .... braille ....
One is called the shark with the million teeth ....
The second is called the shark with the million teeth part 2
The third is called the shark with the million teeth part 3
13. Well, what's it about, mother ?
It's about your father and me .....
Oh ? .... and who is the shark with the million teeth ....
You ... son .... it's a book about how to breed sharks ..... the second book is about how to breed kids .....
14. And the third .... ?
The third book is about how to treat your father and mother .....
Then why did you give it to me, mom ?
To teach you how to listen to yourself, because you yourself are the shark, the kid and the parent ....
15. Mom, mom, what did you say to me today ... I'm afraid I mixed up anything ....
I didn't say anything, son .... I just hope you will deal with the greengrocer one day .... for he's a shark ....
And son ... please ..... eat your beans ... they are staring at you for fifty minutes already .....
But mom, I don't see beans, so where are you talking about ?
Son, don't tell jokes ... eat them ....
the shark, the snake and the lion
16. Mom, mom, I'm getting sick and tired of this ..... I will ask it the last time : What did you all say to me today ?
Son, keep quiet .... sharks don't talk .....
But mom, how did you talk back then .... if sharks don't talk .....
Son, I'm not a shark ... I'm a snake .....
Then how do I become a shark, mom ?
17. Your dad was a shark .... Your granddad was a shark ......
Ok, mom, I will keep quiet for the rest of my life ....
Son, sharks only talk in themselves .... They only mutter .....
18. And snakes, mom ?
Snakes only whisper ..... son ....
19. Oh, so this was why I always misunderstood you ?
20. Son .... just whisper back ..... If you talk too loud .... I cannot hear you .... And then you cannot hear me ..... Just mutter and whisper ..... so that you can also hear yourself .....
And son ... I bought three books for you : The snake with the million teeth part 1, 2 and 3 ....
What's it about, mother ?
21. Part 1 is about how to treat your mother, part 2 is about how to treat your father, and part 3 is about how to treat yourself ....
Why isn't it talking about breeding kids ?
Son ... because kids are just your recycled parents .... They want to have that respect .... And when you know how to treat them, you know how to breed them ....
22. Let the child be the parent once in awhile .... for the memory .... for the health .....
Let the child be the king for awhile .... for the justice .... for the values ....
Let the child be the lion ....
23. Mom, mom ... what did you all say to me the last hours .....
I'm not your mom, I'm your child, dad .....
Oh, but then you're also my mother ....
Ok, son, I bought some books for you today ..... It's your birthday .....
What is it about mom ?
24. Books about lions ... do you like that ? The lion with the million teeth part 1,2 and 3.
25. Part 1 is about how to roar .... Part 2 is about how to whisper .... and part 3 is about how to mutter .... It's about the friendship between a shark, a snake and a lion .... They all live in you, and they all live in me .... and we need to learn how to treat them. There's a book called The shark, the snake and the lion, in which you can learn that. I will buy that one for you tomorrow ... when you are nice ...
dad in the jungle
26. Thank you, mom .... you are the best mom in the world ..... where would I be without you ?
27. Eh ... son ... then you would be with the eliphant ..... The shark, the snake and the lion in one ..... Then you would have a mother who would buy the eliphant with the million teeth for you ..... part 1, 2 and 3 .... about how to treat an eliphant, how to treat a mother, and how to treat yourself ......
But where is dad then ? .....
28. Dad is riding the crocodiles ..... having some new books for you next year .....
I can't wait that long ......
That's where the book is about ..... how to have patience and how to treat a crocodile ....
29. But then I need to read it now ..... This is like coming home feeling the locked door, knowing that the key is in the house ....
Well, son ... think about that one this year, ok ?
Mother you are cruel .....
No son, you are just lazy .... and impatient .....
Mom, so dad is in the wild jungles .... can't I visit him ?
30. Well, maybe ... but then you first need to be as cruel as I am, for otherwise you will not survive ....
Ok, mom, then you can teach me ..... I bet you know enough cruel books .....
Oh yes, son, but I'm cruel enough not to give them to you .....
Oh, mom, you're too cruel ....
31. No son, you're still too lazy, too proud and too impatient ......
Go to the turtle and get wise ....
Go to the ant and get active ....
32. My mother's zoo is too interesting .... but she doesn't always give me the key to really meet all these amazing creatures ...... I think she wants to protect me ...... For I do not realize how dangerous they can be ...... I'm still wanting to visit dad ..... But i really need to put on my armour first .... I feel myself like a kindergarten-child .... but maybe that's better ..... To act like an adult when I'm not is not good ..... Then I would become a dangerous animal ..... which they have to lock up behind thick bars .... But where am I now ...... also behind the bars of the kindergarten ..... but I need to realize that the world outside is the cage ..... and not this kindergarten ..... it's just close to each other .....
33. I feel the bars of the cages of dangerous animals .... not the bars of my cage ...... I really need to put that clear ..... I'm free here in this kindergarten ...... with all these caring mothers and mistresses ...... I'm free to fantasize ..... Fantasy is always free ...... But even in fantasy there are bars ..... but these aren't of my cage ... but that of the dangerous animals' cages ..... I'm staring a lot through these bars .... knowing that one day I will ride these amazing creatures together with dad .... If we know how to treat them well, they can build houses and cities .... even new worlds .....
the roar of a new fantasy
34. I'm hearing the roar of the dinosaur, I'm hearing the roar of the new city. I'm hearing the roar of my best friend, Waiting for me to ride him. Together we will build the land, Together we will go through the jungle, To reach shores of new eternities, And beaches of old forgotten islands. I'm hearing the roar of the dinosaur, The roar of legends, From millions of years ago.
35. I'm hearing the roar of my daddy's friends, Together we will make the land. Together we will build the cities, The tall buildings, and the skyscrapers, The hollow houses, the big balloons, And we will breed the fishes, Of fourty-thousand years ago. I'm hearing the roar of a new dream, A fantasy of orange giants, Liquid like the paint of the neighbour, Racing on new roads to the rainbow and beyond.
36. I'm hearing the roar of the joke, I'm hearing the echo of a burnt tile ..... A maze-land .... a green artist ..... A liar's spoon ..... But it was just a riddle of truth ..... It was just a puzzle's ornament ..... roaring and racing these nights ..... Searching for a good end ...... These computer-games .... these computer-games were always the best .....
To an Autistic World
1. Please listen to the trees, Please listen to the elves in the trees
Please listen to the dwarves in the elves
Please listen to the flowers in the dwarves
Please listen to the food in the flowers
Otherwise tomorrow there's nothing to eat anymore.
2. Please listen to the pigs, You once killed in the butcheries, They still live in your stomaches, Waiting to eat you from inside out, Unless you want to listen to them, Then maybe you will have some friends when the butcher comes to you.
Ten little Ascenders
1. Ten little ascenders they walked on a bridge of fire. But one didn't want to get to the road of ice and was burnt by the fire. Then there were nine left.
2. Nine little ascenders walked the road of ice full of light. But one didn't want to go into the dark tunnel. Then there were eight left.
3. Eight little ascenders walked in the tunnel of darkness, but one didn't want to go to sleep, then there were seven left.
4. Seven little ascenders came in the rooms of sleep, but one didn't want to go through the dens of death, then there were six left.
5. Six little ascenders walking through the dens of death, but one didn't want to read the book of knowledge, then there were five left.
6. Five little ascenders walking with the book of knowledge, but one didn't want to have the soldier's helmet, then there were four left.
7. Four little ascenders, walking with the soldier's helmet, but one didn't want to go to the justice-court, then there were three left.
8. Three little ascenders, waiting in the justice-court, but one couldn't wait anymore, then there were two left.
9. Two little ascenders, still in the waitingroom. Then the doors of the judge opened, and it appeared all to be a kitchen. But one didn't want to eat the food, then there was only one ascender left.
10. One little ascender, meeting the love of his life. All his other loves had left him, and even the judge appeared to be a statue. One little ascender, only a mirror was left. His love appeared to be himself.
11. One little ascender, bittered, in rage, fear and full of trauma's, so lonely and so full of doubts, like living on an island, and seeing a sea where all his friends had been drowned. And now he wonders : Was it all worth it ? The tears, the blood, the trauma's ?
12. One little ascender, raising his fists to the heavens, screaming : Is this all a joke ?
13. And yes .... it is ..... for before you went to this earth, you were reading in grandfather's joke-book, and then you fell asleep .... Your nine friends were just nine dreams, nine jokes, to teach you how to run.
And that judge ?
14. He was the biggest joke, and you laughed so hard, that it shattered you into pieces, this mirror you have is only one piece .... So ... look for the other pieces .... they are all on this island .....
15. But I'm so tired, is there any way to shut grandfather's joke-book ?
The key is in your heart, when you realize that there is one joke bigger than the biggest joke .....
You .....
For you were grandfather's best joke ....
Palace of the Toysoldiers
1. You know, All toysoldiers are his, The world beyond the faery's realm.
You know, It's the toysoldiers palace, Here they dance, here they feast.
You know it all, They have our faces, It's between you and me.
2. Here the tornado's spin, They can change their face in every second, Into the face of the next one entering this palace.
Their decorated sleeves, Pink and White, Their voices of pure candy, You know it all, It was always in your dream, They have our voices, Marching between you and me.
3. And when someone else enters the palace, Their voices change into that of a new friend.
They are the messengers of a new world, between you and me, Their tarts and cakes surround the place, It's forever birthday
Yes, they are birthday-soldiers, Soldiers between you and me, bringing us from day to day, from year to year
4. Look into their face, then you will see me, and the one who's entering the palace
Keep on dreaming, so that one day, you will touch the face of Sandman
Birthdayman's Palace
1. Happy Birthday, Birthdayman !
2. When he snaps his fingers , the magic starts, Screaming when you see him , For there's healing when he's around.
3. His big white beard knows all about you, He's like the Wizard , Running when you see him, for you don't know what to do with the electricity.
4. There a man walks on the street, Is it him ? Is it the birthdayman ? Knocking on his shoulders, asking him : Are you the birthdayman ? No, he sais, he was just here, but he's two streets further now. Someone is walking there, a man ..... You are asking him : Are you birthdayman ? No, not me, he sais, he was just here but I guess he's two streets further now. Now you're running, looking for birthdayman, there, two streets further another man is walking, it's the same man you spoke to in that first street. You are getting sad, asking : you're not birthdayman, right ?
5. Will I ever find him ? Well, the man sais : But I am birthdayman. Why didn't you tell me before, you ask. Because it wasn't your birthday yet, but now it is, for you held on to me, he sais ..... Happy Birthday !
Funparkman's Palace
1. The great man of the city, The love of all children, When his delirium hits you, you are in wonderland. In his factory you would want to work, His wine you would want to drink, When you sleep you are waiting for his touch, then your biggest dream will start.
2. Your pains are the vehicles of his elves, Your tears are the cups of his liquors, In your problems, wait for his delirium to hit you, for it brings you all closer and closer, When you're lying on your bench, Sick under his blanket, watching some tv, wait for the tv-star to hit you, then your movie will start. To be enough in his roundabouts, To drink enough of his tea, is to be small enough to enter through his little gates, to touch the sides of dreamworld.
3. For within these walls of life's situations, It will all happen, It will all start. No need to escape, It's all deeper inside. Within these walls your own life put, Within these limits you daily face, You will grow and grow, Till one day you will burst out, and touch the hand of the giant.
4. For outside these walls, you would never grow, you would never have a foundation, and you would never have a balance. Be grateful to the walls, For they are your true friends, And remember : Friends without walls are actually your enemies. For they give you freedom, but this will be the biggest prison you have ever met. For then you are a bird without wings, not knowing where to go. Where there are no walls, there are no roads, there are no tunnels Where there are no walls, there are no colours, This gift would make you blind. With this gift of freedom, you are never able to touch, never able to shake the hands of friends, for there are no limits, no borderlines, no sides, no walls, So that you fall in gaps you never knew of, In pits too deep for your understanding. So, thank God for the Funparkman, for all the fun happens between these walls, and shows you a road beyond freedom, For this is a road which never ends, It blocks you in everything, but never in your growth.
The Gamewizard's Palace
1. Butterflies are in panic, Bears are quickening their cooking in the kitchen, Lions are breathing faster, It's the Gamewizard. The whole castle is in panic, when the Gamewizard enters in, turning chaos into order, all the insects and eliphants are bowing, sweeping the dusts from their shirts.
2. All rabbits are running, all panthers are racing, It's the Gamewizard, the Gamewizard.
3. He always shakes his head, He has always new games, always new rules.
4. We are all sitting in his kettle of limits,
He rules with his spoon,
We are all sitting in his kettle of opposites,
He's making candy of us.
5. We are all sitting in his kettle of pain,
To bring the anger to it's contends,
And then to break it into silence,
Into Candy-sticks.
6. There's boiling something in the kettle of the Gamewizard,
It's his own very hand,
Trying to catch us,
For another game.
7. I'm sitting in his kettle of dreams,
All I can do is cry,
It was only a nightmare, he sais,
But it spun the dream,
The Candy-Dream.
8. In the kettle of hardness,
I make you soft.
In the kettle of softness,
I make you hard.
9. Trust in me,
that I will never disappoint you.
All what you see and hear,
Is just my tool to form you.
There is nothing besides that.
I created your world,
And in that world,
I am creating you.
10. There we sit in his kettle of nightmares,
Tomorrow we are a dream.
There we sit in his kettle of poison,
Tomorrow we are fruit.
11. He knows how to cook,
He asks us to trust him,
It is ok,
All we get for daily meal,
It's ok,
All we get on our plate of life.
It's from the cook,
The cook of life,
The gamewizard.
12. It gets too fast, Gamewizard,
That's too make you slower.
13. You scream too hard, Gamewizard,
That's to make you silent.
14. It's too hot in your kettle, Gamewizard,
That's to make you colder.
15. It all works by opposites.
16. When does the game start, Gamewizard ?
It already began.
17. Can you see the game in your heart ?
The people around you are just pawns in the game of your life.
You created them, they are your interpretations and fears. They reflect your weaknesses and ignorance, the things you didn't digest yet, the things you didn't learn and control yet.
You attracted them, for the work wasn't done. It's all in the game.
18. But what about those brilliant ones, those legends which I will never forget ?
They reflect your gained growth, but also the roads for you to go. They are the blossom of your plants, the flavours of your trees.
But I thought you created them, Gamewizard ?
We did it together, together we rule the kettle.
deliriumwizard's palace
your guide to a crazier world
1. delirium gets you, delirium hits you, whenever you read his books, he's the bookwizard, candy-choirs are surrounding his head. Whenever he speaks they come over the ones who hear his voice. delirium comes over you when you listen to his speeches, no one ever survived, you don't need to survive, just let yourself slide into his arms. let the world say you're crazy, and thank them for making you crazy, for without that you wouldn't meet the master. they are all made by the master of delirium, it's all in his books. he made them, to bring you to him. they are crazy with serious faces, they are as crazy as you are, all creatures of the master of crazyness, a crazy master. for without being crazy, you could not paint this world how you painted it, you couldn't create all these crazy people calling themselves humanity with serious faces, but you did, it's all in your mind. this is something you are praised for. without being crazy you couldn't paint at all, and you would miss all these crazy people calling themselves humanity, then you would miss the master's touch.
2. Read another book, in which it said : All new things are crazy. Nobody dared to paint. While another book sais : All new things are god. When a blue man enters an island with green people, they think he's god. In the other book he would be crazy. We are in his kettle of books, to become crazy. He's a crazy cook, preparing a crazy apple, while no one dares to paint, you paint the way out. Only the crazy can move, only the crazy can breath, the rest will be paralyzed at the end. But trust me on this : There will not be a rest. Everyone is crazy. And who sais he's not, is the craziest of all, and is the master of the crazy, The delirium-wizard. Never lose such a person out of side, someone who sais he's not crazy, for he's the delirium-wizard, your guide to a crazier world. Hold him tight, don't let him escape your grip, and cry till he gives in, cry till he gives you his delirium, till you can live under his umbrella forever.
The Puzzlewizard's Palace
1. Here all dreams start, Here the Thunder reigns. Give him your dreams, and he will make nightmares of them. He's the nightmare man, But that's the best dream you will ever have. For riding on a nightmare will bring you across the river. Riding on a dream will let you sink, but the nightmare is your light in the darkness. Dare to smile to the face of the nightmare, He's your friend, not your enemy. He brings you over the river of ignorance, He opens your blind eyes. There is no any dream left, after his touch, They are all in the kettle of nightmares, Fishes between the Sharks. Don't cry when he takes your dream away, your nightmare brings you much further. Don't cry when he turns your pink into black, For it brings you across the river of death.
2. Your soul will scream, your soul will fear, But be glad of the touch of the Puzzlewizard, For without it you would never survive. He awakes you, He shows you his candle, To bring you through the night. He can make it dark, And shows you a dim light. For in daylight you don't know where to go, but in dimlight you will find your way.
3. He is the creator of all opposites, The creator of all extremes, He can make it cold, he can make it hot, He's the tailor of your dreams. He opens doors, and shuts them, No one can escape his touch, No one can hold on to a dream, For it slides away like fish. It's all water when he touches it with his wand, And you will have to find your way back to the sand. The nightmare will bring you there, It wasn't for nothing, When he pushed the sun back into the sea. When the nightmare speaks, no one can hide, When the nightmare speaks, no one survives, Then the sun is pushed back into the sea, And only your hand will reach the other side. In the land of the puzzle, Everything melts into the sea, Only a little island will arise, where a new dream will begin.
4. So, look at your hand, and learn how to shake the hand of the Puzzlemaster, for only your hand will survive when his nightmare will bring you across the river, There where you felt his hand, There where you pushed his bell, There where you touched his puzzle, you will find the wishing-well. For everything you wished, comes alive in your hands, There where you touched the puzzle, There you will touch the present. You were locked up in a puzzle, You were locked up in a dream, But the nightmare found you, And now you run free. For when the nightmare touches you, there's no time to puzzle, there's no time to think, or unlock the door. You can run free. For when the nightmare touches you, There is no room to speak, There's no room to behave, And no room to listen.
5. You can only scream, and cry, And this will set you free. Let the nightmare touch the children, who are locked up in puzzles and tight schools, And set them free on the back of the nightmare, to bring them across the river of crazy teachers. The puzzlewizard was the crazy teacher, and he brought the nightmare to you, It's all in the puzzle, The little devil jumps out of the box. Now you run for him, but tomorrow you will shake his hand. Now you fear him, but tomorrow you will desire him, For he brought you across the river.
6. Thanks to all who made us scream, Thanks to all who made us cry, Thanks to all those nightmares, Who brought us into new dreams. Only our hands survived, Enough to finally shake your hand, Enough to finally reaching the dream of dreams, and to rule the kettle of puzzles, together with you.
7. The spoon is in our hands now, The crowns are on our heads, We finally overcame daylight, The worst nightmare ever made.
8. The Puzzlewizard has many faces, one of his faces was you, The most brilliant one, We will be friends forever, Thank you forever, Orangemoon. Now when the kids sleep in nightlight, A little dim green light, The Puzzlewizard rides the roofs, To bring them puzzles for the next day, To bring them nightmares for the night, Also to have that little dim green light, In the darkness of daylight.
9. I once heard the hoofs of his horse, Knocking on the roofs, It set my heart free, For the day after I was ill, And didn't have to go to school. The hoofs of his horses, brought delirium to me, Now I'm under his spell forever, With horses under my knee. Me and my horses, we can go everywhere, It was the gift of the puzzlewizard, It woke me up, Out of daylight. I like to do games with him, with our horses surrounding us, he always wins, in the game of nightmares, but tomorrow i will get his dice. He's the friend of the gamble-wizard, I'm off to see him for a new journey.
The Gamblewizard's Palace
The lie is a riddle of truth
1. Playing chess with Mother Mary, The best thing you can do when the riddlewizard strikes. I'm on the back of a thing I don't know, It's his horse. Yesterday I thought it was something else, and tomorrow it all appeared to be a Lion, The secret of a pot of Tea. Playing chess with Mother Mary, staring at her pink-white hat. She got it from the snow, A present ... I'm sitting on the horse of the Riddlewizard, And am on my way to the Gamblewizard. When he touches my head, the crowd will start to melt away. Playing chess with Mary, Still the best thing to do when the Riddle strikes. She knows the road to the Gamblemaster, Her board of chess is a flying carpet. This life is in the hands of the Gamblewizard, We have to gamble to reach to his doors. The codes change every day, by every breath he takes. Playing chess with Mary, All toysoldiers are on board, Dancing their way to the codes, The codes of Mary's hat. Her veils are so thick, but transparent, I can see her face. She smiles like the rain, Changing her codes, She wants me to dance with her. The truth moves around a circle, around a clock, and changes like the mix in the water.
2. It must be eaten in many forms, shapes and colours, Like the smoke reaching for the snow. The truth is shape-shifting like an eagle in the sea, So that it can be downloaded deep into our souls, Like the coiling snakes into the storages of our hearts. To get rid of the lie, we must know all sides of it, to let it coil out of us, by spirals of liberty. We must surround the lie, and actually discover, that it was just a riddle of truth. The lie was just a misunderstanding, Misunderstanding ... from the Lion's Tea. The lie is a riddle of truth, And I'm still playing chess with Mary. The lie is just a joke of the truth, Can't you see the grin behind it ? A hand of love, reaching out to you, To show you the tear is the key, The lie exists when you don't surround the truth, Then it's teasing you until you start to see all the sides of the diamond.
3. The misunderstanding brings the tear, It brings you on your knees, To let you drink from the enchanted water, To show you the depth of the riddle, For it brings you to the bottom of the pond, where you see all it's treasures. The riddles are the lines between the squares of the chessboard, To seperate them, but also to connect them, All to let you see, the many sides of the game. The joke brings you closer, It's a jokeboard after all, And I'm still drinking the wine with Mary. And all these toysoldiers, all these tears of misunderstanding, yes, even all tears of guilt, They run and melt away, When the Gamblewizard hits the board, Opening the Game within the game, Where I see your face, You, the source of all. You, the source of all problems, But also the source of all happiness, For there's nothing but you and me, And finally you have to discover, That it was all in your own head, Just a gamblegame, You, looking for the codes, To find yourself back. Still you gamble, with the balls of life, Trying to find your way, To the Gamblewizard inside your heart, Where all troubles started, and where all problems will melt away ... Problems ? Just misunderstandings, causing guilt, anger and fear, New gamble-automatons to ride in, All these lions on your path, They come from the wizard, To bring you back, Guilt, anger, fear and frustration, Confusion, Misunderstanding, Ignorance, Blindness, Deafness, All lions ... from the wizard ....
4. Some tones of the music you don't hear, That's why it looks false to you. Catch the other tones of the music, And the orchestra of life will appear right before your eyes, While it was always deep in your heart. Guilt was a trick from the wizard, But the riddle is never guilty, It shows all truth and beauty, Hidden in the joke ... Guilt is a riddle, But is never guilty, Only in the joke, In which there are many veils, The apple is deep to eat, It was all to let you swim to the waterfalls of the river, To show you all sides of the justice-court, This chessboard ....
5. Every step is in guilt, Every square is guilt, But the chessboard shows you that without guilt, there was no focus, without guilt, the pieces would not move, Without guilt, there would not be a chessboard at all, Without guilt, there would not be any joke, and not any enlightement, But at the sides of the board, all guilt will melt away, And the crowd will melt away, To show you it was all inside. Your fears created the crowd, but without crowd, there would be no game.
6. When the crowd melts away, you see the game within the game, Your own smile, It was all to make your smile wider, It was all to make your teeth straighten up, All these towers in your mouth, Shining their lights on all sides of the truth, The corners of all beauty. The misunderstanding brought guilt, and the guilt brought fear, And still the Gamblewizard makes such chaos .... Why is he doing that ? Why does it take so much time ? Time ? It was just a lion from the Wizard ....
7. Time is the inventor of misunderstanding and guilt, To bring you the fear, to bring you the shock, And then you fly above the chessboard on Mary's Carpet, To see it was all so small, To let you see the smile of the dwarf, Which looked like a roaring giant on the ground, Nothing is what it seems to be, It was all created by a point of view, a point of time. On the ground it roars, But in the air, you see the little machine, just smiling, making jokes, all to let you fly higher. It was sweet and soft like candy, all which appeared hard and cold, The snow reminds you the softness of winter, Winter was just an icecream in summer, And you are feeling the warmth of Mary's Carpet more and more.
8. Time was the riddle of the Gamblemaster, Sent out to teach you new tricks, And you feel yourself like a playball in his machines, When one side pushes you, it just wants you to meet other sides, Until you drink the wine of the machine, Until the juices will flow, It was all to make your heart at peace. The clock ? Just a trick of the Gamblemaster, And you're rolling like a ball through it, Meeting all it's jokes, Or are you tired already, in pain, or even sick or on the edge of death ? Remember it's the delirium, Another lion sent to you, another riddle, Another phenomenon of nature, roaring inside of you, It's the voice of the thunder, That big helicopter, Taking you out of a deeper gap, preventing you from something worse.
9. Sometimes the Gamewizard shuts a door, and he doesn't want you to see the other side, Then he gives you the juice of curiosity, to prepare you step by step to meet another creature of his wheel. Yes, he is still a master of traffic, after all ... And he tamed his lions like St. Jerome did, Deep down in the deserts, And he wants you to do the same, He can't do it for you, For you are a person yourself. Now you can peel out his riddles, Meeting all his creatures, With the jokes inside, Showing you a hidden nature .... Waiting for you to access .... You already got the invitation, Don't let the card scare you off.
The Backwardwizard's Palace
1. He was always there to bring you guilt, He always turned your heart upside down. You could scream, you could cry oceans of tears, You could let the most beautiful flowers grow and bloom for him, But he was always without mercy. You know he will get you again, You cannot escape, when your backwards friend comes. He always plays your opposite, Your own little captain hook, on your paper ship.
2. No, you will never get his attention, For he is the backwardswizard, He sent out his backwards-lions to you, to eat you like custard. There he turns all your little toysoldiers backwards, and there is nothing you can do than to watch that show. There they all go through his funnel, To fall into the cold kettle, Tomorrow they will be candy, And you cannot reach them, For they live backwards, Marching to make that cruel, cruel joke again. They always did that to you. You thought they were your friends ... But now you cannot reach them, They are dancing behind glass.
3. It's the Backwardwizard, Preparing another trick, Turning all your mirrors upside down, You don't know who you are for such a long time. You gave up all hope, Like the candy is not made for you.
4. Drama after drama seems to follow you wherever you go, Is there a way out ? Who is turning you backwards all the time ? It's the backwardwizard, sending out his lions.
5. No you cannot break this force, You tried it for so long, And you were getting so tired of it, So now it's like you laid yourself down, Giving up all attempts, Or are you still trying maybe ?
6. Why aren't you going to live backwards ? And to discover a world you don't know yet .... You try so hard to do good, To please the whole world, But there is another world you ignore, The world of backwards. Here another part of you lives, Waiting for you to shake hands. A part which you repressed so long, Thinking it was your evil side.
7. You turned it backwards all the time, And so you did with so many things. Don't be ashamed to live backwards, Don't be ashamed to take another direction now, And to meet another part of you now. Maybe there needs to be attention there, instead of repression. Maybe there needs to be healing there, instead of avoidance. Or maybe it can give you all the attention and healing you ever needed.
8. Maybe the Backwardwizard just wants to turn back the clock, to where it all went wrong. Maybe he just wants you to return, to put things straight again.
9. Who is living foreward, and who is living backward ? That is what you find out then.
Ladybug
1. she has the head of a ladybug ... her eyes try to pierce me, like the rolling dice .... i don't want to be with her ... but it seems she thinks different about that ...
2. she's a lamentation cat ... complaining and whining, letting peacocks horrorshows descend ... until i'm back ...
3. i'm her prisoner ... i'm her coin ... always coming back ... her sting is the sting of a wasp ... and now she's shocked ... she's always shocked about everything i do and say ... it's never enough ...
4. when her silver strikes me she understands me .... then i'm her dinner .. she has digested me ... finally almost satisfied ... but she's from the hollow ... they have never enough ... they're living in the almost zone ...
5. she's from vanilla wildernesses ... with her head like a ladybug's back ... her eyes are rolling ... i'm a prisoner of a strange castle ... an arabian castle ... while the deer ignore me ... why don't they save me ... they have big machines for that ...
6. when her silver strikes me, she brings pale stories to the mass ... her newspapers ... her butterflies ... to kidnap the fruits for an author's kitchen ... she's a lamentation cat ... she has to blame someone for pale stories ... while the night brings the colours ... when peacocks horrorshows come ... the day after they are stories ... in venus' bookshop ...
and the silver strikes, until all these bakerman's faces rise ...
Nonsense of Mathematics
1. Found the nonsense of mathematics all in a leather bag, almost burnt by the bunny, addicted to some crack. Get my money when it's daylight, I am leaving this train, I jump, I die, and bring the flowers to the faery of the burning fever, deep inside, on a burning hill I battle, for this baby to be born. It was on the old attic I found the book ... of .... the animal-mountain .... a strange tower ....I'm still climbing it ... to escape from the nonsense, this nonsense of mathematics ....
2. Got me a brand new car today, to leave the nonsense, the nonsense .... Got my hat put into delay ..... to escape the nonsense of mathematics .... Having the winner laughing .... while the loser is smoking .... some wine-touched delicious prides .... Got my maths lessons upside down now ... heard the most wonderful fairytales .... some backward masked tricks from the sideday's sword .... bringing me out of the nonsense of mathematics .... a strange world ....
3. I promised myself not to listen to the nonsense, the nonsense .... I promised myself to eat an apple instead, sailing on the nonsense, the nonsense of mathematics .... Got me crazy today .... Will start the rocket now .... on animal-tower, everything is in delay .... I'm standing still .... smoking rabbithats .... smoking rabbitheads .... their tales are gone, and I'm diving away instead ....
4. I promised myself not to be angry anymore at the nonsense, the nonsense, I promised myself to sing in a choir, of the nonsense of mathematics .... Some teachers still riding in longhairy cars .... still sandals they're wearing, thinking they're jesus or sandman ....
5. Twenty in total .... they're not so rich .... in goatwools they walk .... with their heads towards mental institutions, while they love their flowers stolen from rabbit's pits .... Got me some questions today, these heroes don't seem to fall .... Even when my nightmares broken they still stand tall .... Like ten men on a hill .... and ten men on a tower ..... like the animal-tower .... I'll never win .....
6. Got me some clairvoyant today .... She acted strange .... like I was ... a victim of ten men in a spaceship .... selling vegetables instead of meat ..... Should have listened to them better .... Now I'm here, bound by speed ....
7. Some turkeys on the bend, she said, like leather belts, she dremt instead .... I cannot act today .... because .... I am a victim of this cross ....
8. So bring me today .... to the nonsense, to the nonsense ..... bring me today to the nonsense of mathematics ....
Sudden Death of the Mice's Journalist
1. Someone's looking around, like yesterday's ship. It has lost it's power and it's grip. Someone's sweeping the floor, today, and tomorrow someone else will do. The rabbit on the tower of a mouse castle, he smiles, he feels like robin hood. His mother gave him thick trousers, for the winds can be cold here. It's not too late, to knock on the mice door, not too late.
2. Roses standing in a pot of water, slowly dying in this day of june. Archibald smiles, he doesn't think about them, for it's june, and in june, everyone is independent. No beggars at the doors, for he had sent them all away. They can come in all the other months, but june must be free, for it's the month of independency. Everyone must care for himself.
3. The mice knock on archibald's door. They give him some extra flowers, but he throws them on the floor, for june is the month of independency. He sends them home, that's their destiny.
4. Good morning, the witch sais to the queen, i have a baby of you, and i will grasp another one, for it's july, and that's the time for stealing babies. The queen smiles, for she wanted to get rid of the babies. They cry too much. She's the queen of mice, she let them die. She doesn't care about their babies. They cry too much, and in July it is allowed to steal, so she steals from someone else, some grown-up girls. Oh yes, they have noises, and they gossip a lot, but the queen thinks that's okay. She likes to have some company, for her husband is gone the whole day.
5. Good morning, the mouse sais to the spy. Please wait for me, so that we can both go to fly. I have a parachute on my back. That's easier, for when we fall, everything's okay. The spy sais no, for it's august, and it's not allowed to have a parachute when you fall. It's the time of hard things, not of soft things. And then he becomes a hard day mouse, waiting for the skies of september, almost a year gone, full of treasures, full of surprises. It's always the same clock, but strange things happening inside of it.
6. I don't know if i have strength to end the story. It's october, and then all stories are short, i must wait for precious december, in which the stories never end, i'm begging to enter. The police of mice is on track today, it will never be december on my way. Some strange company of roses decided it, surrounded by churches. So say goodbye to me, it's my last time, they will shoot me, because i will never reach januari in which i will stay alive. All guys trapped in november will die.
7. I don't want to die, but i have to. I played many songs, I wrote many stories, but they're always short and it's almost november, and i cannot make a bridge to reach for december, and only tall stories will reach januari to live forever. So say goodbye to me, I will not be your friend anymore, oh I would like to be it forever, but the mice police won't let me go. They will shoot me like they did to my friend ... I know this story ... goodbye, this is the end.
8. I cry ... I'm so .... please yell at the mice police, I'm dying here, unless a faery comes to defend me, but they don't believe in faery's, they only believe in me ... I'm like their god, and I have to die. It's time for their Jesus Christ to find his way to the cross ..... I was a blue man coming on a green island .... with green faces .... and then the blue one is like god .... and has to die .... all things which are strange ....
9. This is the last time, friend .... hold my hand, I won't return here anymore, I'm just a mouse's pencil, they will break it before it reaches the shore ... not able to become a real honoured citizen of a mouse's kingdom ... Help me, help me, but you can't .... I don't have the faith, so I will slowly die ... They shot me in my finger ... enough to go to their hells forever .... but some believe Jesus Christ will rise up after three days ... that's an eternity for me, for I will never reach december .... that's sad when you die the last day of november .... even if you're Jesus .... you never wake up .... so I must go to their sleeping hells forever ... never waking up in this everlasting damnation ....
10. My pencil is getting heavier my friend, I will die soon, this is the end .... Precious friend, don't mourn about me, but mourn about them who invented this cruel system ....
The End
A Day at the Fairground II
1. Poetry from the Table Ballerina - Smiles from Leprechaun
2. Boys from Lynx II - The Land Beyond Cockaigne
3. Prisoner of an Author's Kitchen III - Green Dragon's Lie
4. Purple Snow I
5. Purple Snow II
6. Purple Snow III
7. Boys from Lynx III
8. White Golden Book
9. Telephone Junks – Cobra Plants 1-17
10. Sweet Telephone Christ – Dirty Sand 1-12
11. Dragons Song
12. Grandfather's Wartrauma - The Hours of Friday
13. Purple Flowerfields
14. Purple Lies
15. Snake in the Swanlake III
16. Poetry from the Black Widow II - Drama's from Z
17. The Pink Chocolate's Rose Wedding II - Dolphin's Goodbye
18. Master of Auction III - Alphabet of Misunderstanding
19. Broken Bridge
20. Poetry from the White Chocolate III - Cold December Day
21. Cigarettes of War
22. Poetry from the Big Gun II - Dragon Postbanks
23. The Banks of History - Silver Cigars
24. Potatoes, Onions and Oranges
25. Poetry Around the Spear of Jesus - Language of Sleep
26. Deaf Shop
27. Ladybug II
28. Master of Auctions Part IV - Brothers from Rigil Kent
29. Indian Line 2-6
30. Red Stripes 1-8
31. Purple Orange
Poetry from the Table Ballerina
Smiles from Leprechaun
1. I feel a bakerman’s face flowing through my mind, spreading so many lies in a lullaby. I am heading to the sky, where my babies bleed. I'm just an ornament in the wind, waiting for all my babies coming home ...
2. I'm just an ornament's speaker, from this ornament's dish ... spinning so many records inside ... my face is like a jukebox ... wide in the sky ... I'm rising from the dishes, baby ... It is a lion's dish .. with so many spells come forward ... through this dish ... while coffee is spreading ... waking them all up ...
3. Am I a coffeedish now ... I cannot feel my arms and legs ... These bakerman's faces ... Am I in a trap .... And where the rings are coins ... I'm running high on sweet potatoes ... It's the voice of a leprechaun's table ... rising in kerses minds ... Am I still a golden table ... like that golden one of Ra ... so many things spinning around there ...
4. Still the dishes are changing ... and I'm dancing on old tables ... playing ping-pong with the ancient suns ... They're smiling while I get angry ... I lost the ball again, while rippling silver tigers ascend in the skies ... someone is swallowing me, while I lose it ... I am losing the game ... or do I also lose you ...
5. I feel a bakerman's face ... rising so high in the sky ... and all I can do is crying ... in this land of the ashes ... while there are leprechauns ... sailing in the sky ... I feel like I am a dirty old table ... but maybe it's just something inside ...
6. It's speaking to me ... for help to let it rise ... but I am carrying so many venus-crosses, I cannot help them, these lullabies ... until the needle comes to cut them, and they scream ... what a beautiful record ... they call it the sun ... in these bakerman's skies .... in these swallowing ornaments ... while the silver rippling tigers .... ascend ... like Jesus Christ .... like Osiris with his ice ....
7. I'm feeling cold, you are a bakerman's face .... I feel you're stealing my pockets empty ... while I don't see your hands am I getting crazy .... in these rippling skies .... like monsters riding high ... with their big mouths ... they scream at me ... and I am getting smaller .... am I on high materos, preacherman, or am I dying like Peter Pan, to find his Tinkerbell again ... or his long lost harem in the skies .... of Kerses Minds ....
8. Someone lost a tale ... now they are telling it to each other .... did he lose or win the game .... I am in Kerses Mind, let me explain ...
9. Someone loses his tail ... on a Jupiter's mountain, before a craddle called jericho ... and I'm losing a feather ... are we fishes at the end of the day ... fishes without tails ... just bullets ... fishes without tails ... just heads without a body ... just heads without a body ....
10. Fishes in the sky ... without feathers ... fishes in kerses minds .... like trunks they survive .... they are just fishes in the sky ... they are like leprechauns on golden tables, telling you what you decide ... in this black black night ......
11. Fishes in the sky, tell me brother, why do I have to lose my mind, to become a fish in the sky ... why do I lose my mind ... just to have a Kerses Mind ... Is that all we need, Kerses Mind, I'm a dish of Snow White's dream ... I'm diving like a fisherman, but I am just a fish in the sky ... without body ... only a head ... I am the Leprechaun ... just pray I do the rest ....
12. Fishes in the sky, through old curtains, I am losing my mind .... while someone's doing the dishes in the palace of the queen and the empress ... oh, it's just belcanov ... We are fishes in the sky ... we are the boys with kerses minds ... we are the fishes flowing through ancient tables, ancient curtains ... fishes in the sky, of some old potatoes ...
13. Now you're laughing, but soon you will cry ... for we are fishes in the sky ... just brothers ... losing our minds ... the skies so rippling, mouths so tender .... but still fishes in the sky .... heads of monsters in the sky .... silver ripples like uncle peacocks horrorshow.
14. I am dancing on a golden table like Ra, a table behind the sleep, in sandman's sky .... This land is full of deserts ... turning into ashes at the end of the day ... while these are watering skies .... searching for their prey ... today ...
15. Circles in the sky .... I'm wondering ... circles in the sky .... I wonder what they are preying for ... praying for ... these circles in the sky ... Gonna eat me ? Circles in the sky ... you my mother, just circles in the sky ... rippling like the silver, waiting to crash me ... just silver in the sky .... of liberty .....
16. Now I'm dancing on the coin, I am a leprechaun's smile ... I am your brother, if you are also my brother .... I'm dancing on the dish ... I'm coming from the spinning tables ... these rings in the sky .... full of records ...
17. Who's shattering my head on the coin .... what's this table full of stamps .... just fishes in the skies .. just babies flying high ... my babies ....
18. A leprechaun is dancing on the table, who invited his silver shoes ... who invented them ... who is this shoemaker, letting the dragons sleep ... He's so free, and he is lying .... so lie, bakerman, lie ... you are spinning your coffee for another lie ... you're spinning your books of lies ... are you just a pinocchio of black wood rising high ...
19. I saw a red pinocchio ... sleeping today ... between a green pinocchio and a golden one ... while silver machines were soothing them ... a blue one entered the room .... speaking in unknown languages ... while the tables started to spin ... and the purple started to rise ... in this daydream's lies ....
20. Pinocchio ... your sister was a sleeping table ... but you're awakening them tonight .... and they will start to speak .... and spin like your mother ... while the yellow liars spread their red tomatoeseeds ... and their green ones on the other day ....
21. we are heading for another sleep .... in these rippling silver skies ... tell me what do you deny .... tell me what you are doing to these bakerman's lies .... give me my candles burning tight in the palest night ... these pyramids they rise inside ....
22. I feel like an old old table in these bakerman's skies .... with so many lies .... with so many dreams ...
23. I will explode in the night .... heading for Kerses Minds .... so light .... heading for kerses minds .... in their delights .... these old snakes of the leprechaun ...
24. colours so pure and bright ... so pale and so secure .... so white they take flight .... while I'm standing on bakerman's tables ... They have feathers I do not understand ...
25. These tables with one hand ... These are worlds in golden coins ... where the bananas burn like fire ... the ashes are good bullets for the guns ... these orange guns of mr. orange ....
26. dreaming on ... to the tables behind the sleep .... these sandman tables ... he's having feathers and fruits in his head .... and I do not understand ....
27. I feel like an old table in a museum .... watching the statues of jokes ... with their rings so tight ... where records spin ... where dishes take flight to reach for the other day ... through silver skies ....
28. the bakerman's faces will unite ... like golden rains it will spout .... these wasprains from such a strange television ....
29. the queen of england knows all about it .... she's pressing the people ... like newyears eveningpapers .... and a little boy is running for no one wants to eat it .... and now they're eating him ... these dogs in dark skies ... where the silver hides ....
30. I am the coin of a leprechaun, a strange wishingwell ... people they jump in it, but they are never reaching daylight again ... only the birds who were caged in them ... they had to live inside their muscles ... to sing from these records and dishes .... but now they are free ... in liberty ... standing on the jokestatues behind the tables ... these statues of tables ... in a strange strange kitchen, a strange garden, where flowers start to cry ... when a leprechaun passes by ... no samaritan wants to be helped by him .... it's daylight's spring when they unite ... doing the last fight ... rippling in silver the gold rises ... getting paler every year ... the pear gets paler every year, while the silver is hiding .... and the gold is uniting ... and rising ... while the vanilla it gets so pale ... and the bananas are burning on their sticks ... they are dying becoming straight like blue bananas like the big amon ... like the blue tables behind the streams of sandman ....
31. and now the marbles are rolling, and now the tables are spinning and speaking ... their heads are on the coins, while their records spin on their dishes .... even on the wall .... these draughttables and these chesstables .... inside there is gold ... while smiles of death are rising ... smiles from leprechaun ....
32. I am losing the game ... I am losing everything .... while someone's doing the dishes ... Bilmageln and Belcanov .... The dishes are smiling, with smiles of death ... The tables are running ..... they are the soldiers of a new day .... they're rolling to their beds ... Some things you can never understand ... There is silver rippling in the sky .... these silver tigers ... and soon they're running inside ..... while dishes are smiling ... with the smiles of the leprechaun ... with the smiles of the leprechaun .... these smiles of death .... there are records on dishes ... spinning eyes .... strange banks strange postbanks ... strange decisions ... while something grows inside ... heading for these prometheus skies ... to these silver skies .... Is life is such a strange egg ... we must break out of it ... finding out that there's always a bigger egg .... oh, we get so tired ... until the sleepboat takes us away ... then we can find another day ... on the heart of the leprechaun ... he's spreading his coins, his taxmachines ... while there is life in his coins .... standing on strange tables .... strange traffic, strange highways ... like strange nerves ... strange railroads ... strange trains ... strange postmen like Gepetto ... these gods of ten ..... these gods of railroads .... standing on strange tables .... in a leprechauns coin .... on high tables of the attic ... my nephews take flight in their strange racecars ... strange destinies .... heading for something like the eye of egypt ... in these bakerman's lies ... it's never time to take flight ... only to get to sleep ..
33. Two sides on the coin, maybe more ... I found a third one .... service with little light .... these hospitals are tricks of drunk indians .... a strange taxmachine after all .... while democracies are roaring ... and I am losing the game ....
34. Democracies are roaring ... two sides on the coin ... maybe more .... all rippling in silver .... all rippling in bakerman's lies .... leading us to Kerses Minds ... only the birds in us will survive ...
35. I am a table-ballerina speaking to you, maybe you didn't understand one word I spoke to you .... but just know I love you ... I hide a tear for you, behind a smile ... dancing on your lap, but I'm still a table-ballerina, a silver golden one, spreading the colours on the tables ... when I dance it's summer, when I dance there is snow ... I'm a table ballerina knowing the row of lappossessed minds of Jupiter's lies ... my crown it bends and then it rains to you .... I'm Jupiter's storm .... on a dolphin's goodbye I speak to you .... it only happens one time in your life and then you have to follow me .... I only show up once and for all .... only those who follow me, will get me on my knees ... I am truthfull to you .... on a dolphin's goodbye .... on the table of sandman I take flight ... to get them all on their knees ... I am a table-ballerina .... from a leprechauns mind .... from a leprechauns heart .... the suns are my friend, my friend ....
36. I am a table-ballerina, spreading lies so high ... spreading soothing machines ... to let them do business these warmachines ... by lies I bring them to sleep .... Is it the curse on my table ...
37. I am a table dancer, a strange clock, a strange spider, all in the coin of a leprechaun .... I do my decisions .... So much ashes behind the deserts ... where a white chocolate house stands ....
38. There's business around the big shoe, standing on the table ... spinning around like a crazy spider ... making the plants, that's better for you ...
39. The suns are so pale there, in the middle of these tables .... It's blinding you, it makes us deaf, until uncle peacock takes us away ...
40. The suns are so pale here ... it's christmas in the skies .... and all these clauses are ascending ... spreading so many lies on television ... it's the pick pock family's decision .... not mine, I'm just telling you .... they locked me up years ago ... to let me dance on their tables spreading the lies .... of a green tomatoe's dragon ... service with a little light .... three sides on the coin .... or maybe more ....
41. The suns are so pale here ... the clauses are lying .... spreading their bakerman's faces ... spreading their ornament's dreams .... tonight it's on television .... and then the babies dream ... then the ship's ascending .... like dadda's cloudship bringing us to uncle unicorn ...
42. Dreams are so pale here ... spreading so many lies .... all these clauses on television .... these lights too bright ... while the shoe sinks in the stocking ... these are uncle peacock's lights .... all on a leprechaun's table .... in a leprechaun's coin ... the third side .... strange road to hell ... here their hairs are burning .... here all smiles are fake .... and they do strange business and they do strange games .... cuyornaida corset .... a white boot on a green table ... with uncles around them .... uncle peacock, uncle unicorn and uncle one to ten ...
Boys from Lynx II
The Land Beyond Cockaigne
enchanted bananas
1. You must fight for the money, and then you can do business ... It's nine o clock, it's bedtime soon ... You have enough money to write a letter ... and tomorrow you don't have to go to school ... all these fruits were just stories by mirrors opening, this black fruit leading you to the world of dwarves ... the bragging of tax brought large publics to you ... so who's now on turn in chess ...
2. The number's in the flame, while breathing in these mirrors ... It's the silver strike they say ... you must swallow deep ... to reach the golden shoes ... The frog has some movies ... and some old castles ... I'm breathing deep ... and the coins are rolling ... I gathered them by going to the battlefields in the deserts ... where the pick pock family still steals ...
3. These seas of flowers are my sunglasses making me blind for what's going on ... I don't care what's going on, for it's just a story ... The frogs bring these flowers ... They are the masters of the ponds ...all these mirrors opening ... until you don't have to swallow anymore ... it's the land beyond cockaign ...
4. The chocolate front is open ... the charity was just a lie ... to keep you addicted to someone you are not ... and you split up you had to marry to yourself ... the brown mirror brought you there, by knocking on old chocolate .... and now you're getting colder by the black divorce ... falling in a blue sea ... where ancient and mythical fishes rise ... the banana was enchanted ... and now you stare at it's spoon ....
5. charity the other lie of the black rose ... while you dive beyond this world of mirrors ... to the original strike ... you don't need these clocks to let you wait for nothing ... you are just sinking to ... the land beyond cockaign ... where seas of flowers make you so insane ... three pale purple flowers you got ... and now you're here at the end of the day ... standing in purple snow ... you're crazy now, thinking you were normal before ... this is where all ponds lead you to ... you fell in these seas ... with all these strange perfumes ... you aren't hungry anymore ... and what is this stench ... did you ever smell that before ...
6. and you see the frogs swimming like whales ... like glitterships ... they are the masters of the pond ... they enchanted the golden ships into banana's ... this is the world of the blind ... there are no movies anymore ... only some comics ... and that is enough ... the fires don't have to burn anymore ... everything is frozen here ... while frogs swim so flexible .... you wonder how can they be so free ... they are blind ... reaching for new shores .... in these seas of the jewelled flowers ...
7. I don't want to be in charity ... I don't want to be saved ... I don't need your stories, don't need your movies ... I don't need your swanlakes ... I don't need your Jesuses .... I don't need your birthdaycakes ... Let me be alone ... oh, let me be ... with the boys from lynx ....
8. These boys from lynx still leading the blind ... I don't need to see your movies .... I rather be blind ... having my own delights inside .... with these boys from lynx ...
9. These boys from lynx ... these criminals inside ... so misjudged by others ... so misjudged ... while others use their mirrors ... let me use my boys from lynx ... they're coming from the seas of cold conscience .... These boys from lynx ... these criminals inside ... these pirateships .... making me blind ....
golden pirate ship
10. These enchanted straight blue bananas ... these ancient mythical fishes ... make me blind, make me deaf ... to hear the most beautiful music ... Oh, pirateship ... turn me on ... turn me on ...
11. Don't keep your pictures of fright ... but try to find the fairytale inside ... by this little light ... of the boys from lynx ...
12. By making us blind, they show us the most beautiful paintings inside ...
13. These boys from lynx these criminals inside ....
14. These are seas within seas, while boys from lynx have the machines of deer in their pockets ... These are ornaments within ornaments ... these are boys from lynx ... I'm fainting while i see their pink ornaments ... These monsters of rock .. spreading their delights .... where tears are coins ... and where the softness is their fire ... the land beyond cockaign ..
15. They know the snares to move the tears, this land beyond the custard .... These wizards hearts
16. And now there's a golden pirate ship in blind seas ... the handicapped guys make the good movements ... It's such an autistic sight ... the silver strike made us deaf ... and now we hear the magical musicboxes inside .... the beating hearts of wizards ... these banana hearts ... they make golden jokes on golden pirateships ... while silver spreads the songs of silence ... these plastic waves with crocodile boots ...
17. I'm watching the handicapped and autistic stars .... the stars of dementia bringing us here ... on the wings of misunderstanding ... we found our true friends ... by accidents and mistakes ... they have friendly fishes leading them through awsome realms ... turning so wild in the night ... so wild ... these wild stars in pink delights ... presents from pony ...
18. this plastic wood would be good to be a suit ... the wood is soft in marchpane land ... but this is the world beyond cockaigne ... if coins are slaves, then why do i pay ... i need to free the birds of cigarette .. and touch the golden cigars ... from pipe's conspiracy ... like frozen soldiers they march to their destinies .... with chinese lanterns .. with wild worlds inside .... wild lights .... these are bakerman's faces ... with so many nipples on it ... while some say they have strange skindiseases ... nippleheads they march .. through chinese lanterns ... so wild ... touched by thrillers ... they come alive inside ...
19. but this is the land beyond cockaigne ... they do movements so insane .... while wizards hearts lie on a dish ... beating while you feel so strange inside ... shadows on the wall ...
20. These coins are slaves and sacrificed by religion ... when they become blind and deaf ... wild and handicapped on the wings of an autistic child with the wings of dementia ... they can reach for the thistles and the stinging nettles to become free again ...
Prisoner of an Author's Kitchen III
Green Dragon's Lie
"She's a tear letting others cry ... She's a death letting others die ... She's everything, having no possessions ... She's free ... She's a Green Dragon's Lie..."
1. She was tied to the book, the stories were too heavy to bear, she was a book statue, a prisoner, standing there all these years, On the back of a book, sucking the life out of her, again and again, She was fragile as a butterfly, spreading the green tomatoe seeds ... And she wanted you to read the stories, so that she could catch you in her net ... So that she could wrap her wings around you, and sucking you deeper inside, while you were turning the pages ... She wanted to hurt you ... she wanted to break you ... to bring you into her world ... So that you would see ... the dragon's tears ... the tears she couldn't bear anymore ... She was tied to the book, a prisoner ... of a green dragon ... And she said : I want to hurt you, baby, I want to take you into my world, So read all the stories, for I cannot bear them anymore ... these green tomatoe seeds ... I'm still a whore ... a slave of a green dragon .... They call me the whore of babylon, they call me a two-faced harlot, they say I am the seed of devils, but I'm behind dragon bars ... You cannot touch me, I'm only there to view ... I am a movie of tantalos ... a movie of a vanilla desert ... A toy hidden on a cupboard too high ... by a green dragon's lie ...
2. Green dragon tears are falling, his books are almost exploding, the memories of his heart ... He needs some guests to read it, there in that old bookshop, So that he can make them prisoner of his books ... Bookstatues they will be, tied on the back of his memories, his diaries, so they can catch his tears, and bring them to the other side of the world ...
3. Butterflies are flying, butterflies are crying, butterflies are dying ... entering the other side of the world ... bearing the green dragon's tears ... stories too heavy for them, they are tied to these wings, only letting them fall ... and now they are called fallen angels ... by a green dragon's lie ... There are yellow dragon's prisoners ... coming from the south, from the other side of the world, they march, They are the slaves of yellow tomatoe seeds, the tears of a yellow dragon ... They bear the books on their backs, they are bookstatues, tied to cruel indian stories, there are waspian wars in their heads, and they see daylight as a threat ... They see all these butterflies fall, and need to bring them to the green dragon castle again ... They bring their prisoners to the end of the world ... And she sais : I want to hurt you, baby, I want to see you bleed, want to see you shattered, so that you can enter my world, to see the tears of a green dragon, the tears I cannot bear ... I don't want to be your slave, I don't want to be your liar, All I want to be is to be free from this story ... This story, a green dragon's lie ....
4. He was bewitched by a witch, a green witch, having green tears she couldn't bear ... diaries too heavy, she planted it in a boy's heart ... So that she could fly away, and become this yellow dragon ... but the yellow tears ... were much heavier ... for she couldn't fly anymore ... and now they all march on the ground ... all her yellow prisoners ... spreading her yellow tomatoe seeds ... While a red dragon is grinning, he wrote all these stories, he had a wife talking too much ... and all his friends were just his prisoners ... prisoners of the books she gave him ... bookstatues ... under a blue jaguar flag ... spreading the red tomatoe seeds, these are purple rats ... becoming red in the night ... when the red dragon is raging, throwing his saul spears into david's cars ... still falling stars under stories too heavy ... the red stone making them so creative, making them dream in soft fires ... a toyworld growing in their hearts, a red balloon, pumping ... until they reach vanilla desert ... a yellow stone, freezing them, they are icecream soldiers having the mark of the wasp where the waspian dragons breed them, where they have their soft wet candles ... to be candlestatues ... to burn their books again ... by a green dragon's lie ... becoming swindling whores again, winning all the games, these swindler's games ... casino's cabman was his name ... doing business by a dragon's flame ... In rows they stand, these green dragon's lies ... she's finally a candle statue, she's finally a dragon's tear ... a thing too heavy to bear ... too hard to move, too big to steal, too tall to lie to ... she's now only spreading the green tomatoe seeds ... by her mouth ... by a green dragon's lie ...
5. Green liars, green dragon's tears ... too afraid to tell the truth ... still prisoners of the lie, but free from the books ... Inside they can speak their truths ... when the nights fall and the night troupers come ... Inside they can feel ... the true touches ... These tears turn red at midnight ... then the red dragons are raging and crying ... while playing on the beach, they're dying ... to come alive again ... Life so close to death ... It's shivering between black and red ... while bookslave-masters from arabian deserts, come to find their prisoners, soft women butterfly women, taking the boys to their books again, soft wings they install, under crying and weeping, these are shrieking boys in a red clock ... while pharao wants to drown them again ... Oh the thrillers of the red dragons, written by a golden pencil ... turning yellow in the night ... while dragon candles burn the books, she's now a pencil-statue, a shriek, a dragon's cry ... turning a prisoner into a spy ... she lets the boys meet the boys ... she lets the poles meet the poles ... and then she lets them mix for new stories ... she's still the lady of the library all these years ..... bringing the books to enthousiastic children ... unaware of their destiny ... she's still poisoned candy after all these years ... reading the books loud ... by a green dragon's lie ... her husband sells books ... he is a journalist ... a prince of satire ... a boy tied to a microphone ... and she's singing her opera's by taking her boy, and pushing him to the ground ... then they always struggle, a fight which ends in the bathroom ... where she tries to drown him ... there's something wrong with this marriage ... she has the pharao-syndrome ... there's a voice in her head ... a tall baker's whisper ... a green dragon's lie ... making her crazy ... she's still not happy ...
6. In summers she's like tied to a spoon, while her husband is doing the dishes ... under the weight of a green stone ... coming from a dragon's castle ... they try to save their marriage ... she eats ... while he cleans ... she cooks ... while he works ... but it's like their marriage is dying ... it's heading for a burial ... for some stones are too heavy ... she talks too much and he sells the books ... they are swindlers to survive ... they lie to each other ... by a green dragon's lie ... they are green liars in a boat ... a boat with wheels, with shrieking boys clocks ... casino's cabman is the statue on the front of their ship ... smiling ... doing business by a dragon's flame ... they are both prisoners of a two faced chair ... prisoners of a two faced bed ... having their loves and their fights ... still warstatues becoming business statues in the night ... they are night troupers only touching each other ... by the flame of a dragon's castle ... he's a record-statue yawning ... for the songs are too boring ... he hears them day in day out ... she bores him ... sometimes he's the slave of a flute ... sometimes he feels like a car ... he's a victim of a shrieking boys clock ... while she's laughing ... these wheels are weeping, complaining day in day out ... i'm getting headaches, she sais ... I'm going to leave my man, to be free in the snow ... I'm going to drown these boys, I'm Pharao ... She's a tear letting others cry ... She's a death letting others die ... She's everything, having no possessions ... She's free ... She's a Green Dragon's Lie ... She's a swindler standing before the gates of games, She's an ornament of joy ... but something's eating her inside ... It's the red dragon ... not wanting to lose his toy ...
Purple Snow
purple sandman
1. I'm running through purple snow ... along purple curtains, while a purple sandman is picking me up with his wizard's bike ... it's like an orange motorcycle ... we're heading for the deserts ... where bakermen run ... and where the cowboys do their business ... Around the deserts the vila's of the pick pock families stand ... Here they do their dances ...
2. And I'm still wandering through purple snow ... looking for the bright eyes .... all these women were just swindlers .... and their men were taxmasters ... I'm now looking for these deserts ... to find the holes to darker creatures ... There are some animals hanging in black christmastrees .... they hang near the strange lights ... Strange birthdays ....
3. These are roads to the big shoe ... forgotten roads ... It was tax keeping you addicted ... These taxmasters from southern coasts ... these old men ..... but they hide the stockings of christmases to new worlds ... throw your presents into them .... i will be on their back ....
4. it was a taxmachine producing icecream ... these women all rose from the green ... finding their taxlines to be on tv ... they were the swindling lights on your birthdaycakes ... hiding the ways to these bakerman's faces ... it was a taxmachine producing these icecreams ... bringing this purple snow ... and now purple sandman is standing before you ... with this liquid key in his hands ... so many tears are streaming ... bringing you to wonderland ... is this where the delirium ends ? or is it the beginning of a new dream .... how deep is this rabbit's tail ? ... It ends in the big shoe ... where the lakes of tears are ... there where the rabbits drink ...
5. it's all wine ... the baker was a taxmaster ... hiding in sweet amsterdam ... purple sandman is standing before me ... with his purple horses .... from capricorn's roundabout ... they make the colours so wild ... while I'm bathing in purple snow ... just purple snow ... for the icecream stang too deep ... it was poison ... and now i'm crying ..... on this wizard's bike .... he takes me away to a giant's kettle ... why did they drown the chicken here ... there's alcohol streaming all over the place ... he would have given it to them anyway .... pick pock families rising from the chicken ... laughing hard ... it's their obsession .... they have their stories .... while we were in an author's kitchen .... with purple snow in our heads ... these snowflakes lead us to the end .... to the numbers of conscience ... to the birds of cigarette ...
6. we travel along the purple curtains ... with purple snow in our hair .... while purple sandman watches the show .. the icecream is killing us ... and the tears flow ... leading us to the big shoe .... to darker creatures ...
grandfather's horror
7. It ticks on his cupboard, i'm the silver cocoon, leading you to the end of the moon. I'm the aurora, the crucified witch, I'm the harpoon, there's nothing you can do ... I'm looking for hearts to breed my spoon ... the enchanted spoon ... My husband is a wolve's gnat, a taxmaster, if it comes to that ... breeding his icecreams by letting his fruits die ... they become too sweet and too cold ... it makes you cry ... It's still grandfather's horrorstory-book ....tears rolling through your trousers ... to reach the big shoe ... the big shoe ... still a peacocks horrorshow ... the woodcutter never existed ... it was a taxmaster ... breeding the numbers of conscience by a strange mirror .... a copymachine ... it was a shark with a camera ... with bright eyes .... making you blind .... it was a jewel in a spanish sun ... a jewel in a flower ....
8. on a black white chessboard we had our weddings and divorces ... now we look more like each other, for this makes you my brother ... my mother had to do it this way ... revenge before the strike ... still peacocks horrorshow ... from grandfathers taxbook ....
9. i cannot help it you're here today ... we divorced too much in that strange black and white fruit ... you like this dance this thriller's dance ... it goes deeper and deeper .... by in and out ... it penetrates our minds together ... making a siamese twin, a lamentation cat .... from peacocks horrorshow .... i'm having a new pet .... almost ripe for this author's kitchen .... you don't want to hear how cruel this is .... it must be or it will not sell .... it's peacocks horrorshow from grandfathers chessbook ....
10. what's on the pawn, i'm staring ... a wolve's gnat is sitting there ... from peacock's horrorshow .. another story from your local taxoffice ....
11. It grows on a market this strange strange fruit, it's like it's wednesday and thursday on the same day ... It's taxday and tv's on ...
Purple Snow II
Easter lines on wasp tv
1. Winters after summer, it's snowing ... but it's just a winter in april ... Herodes, Pharao and Judas coming down, I'm still waiting for the anti-christ and his little dragon ... it's a dog ... a wolve's gnat actually ... barking on wasp tv ... his hair is in fire ... he's a lucifer ... And this tv is just a woman's head ... she's a swindler ... reflecting the unknown ... there are bakerman's faces on her crown ... like lights in the christmas tree ... where babies come alive ... big heads ... where memory is the addiction ... wasps are rising from wasp tv ...
2. there's blue metal in the air ... making the breath and the swallow fast and deep ... together with the green metal .... enchanted mirrors created the public ... these dogs are mirrors .. diving through black ponds ... tomorrow they are the nipples .... i'm surrounded by bakerman's faces ... all these tv's ... they are women ... they were swindlers on a hill ... with soft fires ... they made the thrill ... they wanted to be the mirrors in the bathroom ... laying the pink addictions ... it's a memory tv after all ...
Purple Snow III
1. Do you see signs in the snow .. that we belong together ... do you believe in something greater than this ... It was a football game letting us focus on the ball ... The queen of england between the flowerfields her footballfields ... while birthday's standing on tv with his dog called christmas for the usual fee ...
2. Do you believe in christmasbells .. do you believe in crashing cars ... do you believe in white wet alphabets spread on white chocolate .... do you believe that when you stare in the jewels of these white waspian flowers ... you get blind so blind ... to touch the cold conscience ... on a wet summers day in winter ....
3. Do you believe in purple snow ... do you believe in purple winterdays ... coming from these spanish suns .. deep in arabia ... these are presents from capricorn .... charityboats to hide the storms ... still pirateships .... breeding footballfields on wild seas ....
4. I believe this is the best opportunity to tell you I do not believe in your tea waters ... they bring me into sleep too slow ... I need some faster tricks ... from that dog called christmas ... he has a black christmastree as his nose ... where a little tailor lives on top ... together with a pirate ... white pirates on vega southern ships ... still believing in carnival's trip ... still believing in mad suns ... with mad songs .... where everything is crazy ... they are all blind ... rising the chinese lights ... while the owl has such a calming voice ... with his deerbird ... he rides across the moon ... to see the other side ...
5. these are lunar stairways and lunatic highways .. while the crocodile breeds the glue ... for his new architecture style ... these are lunar stairways and lunatic highways ... don't look in the mirror again ... don't breed your soles when you step .... don't dive into ponds enchanted ... but go to mimir's well ... to become blind again ...
6. dragonian architecture is in the house, drawn on the walls ... what a lovely wallpaper ... i bought them at mimir's well ... these are lunar stairways and lunatic highways ... while the chocolate is rising ... we are all marching through footballfields ... flowerfields ... staring into white treasures ... to become blind again ...
7. there's purple snow on the walls and purple snow on these white floors ... while purple sandman travels with us through purple curtains ... along purple pillows ... to the broadcast lady of cartoon ... with her pink boots ... while flowers of smoke send their messages ... the cigars paint the walls ... saint nicolas with all his taxmasters ... spreading the taxtoys to the kids .... while i'm getting deaf by my mate ... i'm hearing his horse on the roofs ... throwing presents through the chimneys .... ending in shoes .... to be prisoners of the football fields ... prisoners of strange games .... while the purple snow is roaring ...
8. There's purple snow on the footballfields ... While the queen of England is staring at the balls .... Is she expecting something ... It's the pencil of the newspapers ... while a prisoner is writing ... the sport's journalist .... and all these pencils ... these waterlights ... heading for the braodcastlady of cartoon .... with her pink boots in purple snow ... she was painted by a dragon ... she was saved out of a game ... and now she's here ... while some call her a prisoner ... they think they need to defeat the dragon ... while the dragon saved her ... it was her jesus christ ... and when she's laughing ... peaople think she's crying ...
9. she's a dragon's prisoner in the eyes of so many ... but the waterlights are heading for her and her orange balls ... they want to watch her pink boots ... standing on purple snow .... they want to see her dragon ... they think they need to save the dragon from her ... for she's not a comic yet ...
10. they want to make a comic of her ... so that the dragon doesn't have to fear her anymore ... they want to soothe it's heart ...
11. these are books of old playcards .. waiting to be comics ... in purple snow .... the footballs will write ... the watermarks on the waterlights ... all in the christmas museum ... the dragon will write the dragon will write ...
Boys from Lynx III
1. under purple roofs we sit .. with all these bakerman's faces ... with our wings of dementia ... watching the snakes come alive ... there's an orange pink forestroad ... drawing us inside ...
2. under purple roofs we sit ... with all these bakerman's faces ... doing nothing but staring at a pit ... where the snakes rise ... and here the dice are playing ... these faces can be tall ... until they are tall whispers hiding us for the storm ....
3. i call out your name ... i call out for your tall decisions ... let me have my own election days ...
4. i call out to these bakerman's faces ... i need some coins to start this automaton ... this faery barrelorgan ... with sugar melting inside ... with icecream from delirium ... i need oil for my racecars riding ...
5. the pink songs letting us travel through time ... why do all these numbers blow into my face ... daddy, the flame's in the red eye ... while a silver eye strikes us to the end ... to these bakerman's faces ... so many nipples on a face ... we're watching the show of a strange footballgame ....
6. with all these bottles rising ... and all these tall whispers ... where bakers hide .... where boys from lynx take decisions ... they have pink balloons in their pockets ...
7. so pale it makes the ancient fishes rise in the ponds ... they talk like cruel decisions ... with peacocks horrorshows ... tall windows on the attic ... waving at snow ...
8. here divas are rising ... fullcoloured birds from tropical islands too far away for our understanding ...
9. and i call for your name ... there's a red eye in the flame ...
10. and a pale pink balloon in my pocket ... and some other pale colours ... these bakerman's faces ... they talk like cruel decisions ...
11. with peacock's horrorshows ... tall windows on the arric .. waving at snow ... to cold conscience ... too high for understanding ... when the pink silver strikes ...
12. they roar like wolves these boys from lynx ... they make me scared with their tall wings ... making their operas .... blowing up their balloons these snakeballoons ... while a ladybug is sitting on my head ... giving me numbers and nipples ....
13. they roar like wolves these boys from lynx like hounds they make decisions ... they shout through the night ... while wizard hearts beat faster ... while arabian trains get slower .... like frozen toadstools with faces ...
14. give me the seeds the powders of delirium plants ... give me the ornaments these forestroad snakes ... there are tongues of tall decisions .. and balls of strange footballfields ...
15. these bakerman balloons ... while someone is beating the bottles with a spoon ... it's the silver strike making us all understand ... we're bathing in cold conscience ...
White Golden Book
1. There are golden liars on a golden ship.
2. The white golden pinocchio takes flight, it's a balloon in the air, while Rithelm sings, his hat over his head, you can only see his mouth.
3. White golden pinocchios take flight ... It's the united insurance ... making the air so thick ... from here the horses take flight.
4. While Rithelm sings, the walls of Jericho are rising, with their curtains, and soft fleeces ...
5. He's raising the roundabouts for the purple strike ...
6. I'm living in a strange fairground, where the white rules, waiting for the purple ...
7. It's like tart in my head ...
8. The marionettes are standing there in the roundabout, together with their purple horses,
9. they make the music in their white suits with the red stripes.
10. They have big strange black hats, and their horses spit fire, while they gleam in the sun.
11. It's like the dress of my aunt, my uncle could never reach her.
12. She believes in silk and porcelain, and doing what the neighbours do.
13. She walks like them and talks like them, while my uncle can never talk.
14. He's too shy, but she cares for him like no one else.
15. She's always his hospital when he has drunk too much ...
16. He's like the fish in the fairground.
17. My uncle in the fish's hospital, always after a good drink ...
18. but i never liked to see it ...
19. smoke came out of his ears ...
20. I want to have pointed ears and rabbit ears ...
21. So many ears from the earshop ...
22. He's smoking white shoelaces ...
23. he always gets them from my aunt ...
24. It seems he's so proud of her ...
25. These shoelaces show him the roads to go ...
26. They are always his trafficlights in the games of gamble ...
27. He gathers them and eats them from his golden fairground dish ...
28. It's like music in his head ...
29. But there are golden liars on a ship,
30. while white golden Pinocchios rise ...
31. and Rithelm's singing,
32. with his hat over his head,
33. you can only see his mouth.
34. His mouth isn't moving,
35. the words just roll out,
36. like marbles they build the city ...
37. the city of Jericho ...
38. I wait till these walls unite ...
39. So many roundabouts are rising ...
40. They come from grandfathers old books ...
41. There are gleaming ships on the roundabouts,
42. between the horses and the marionets ...
43. There are also racecars between them,
44. spreading the neon advertisements ...
45. So many birds are flying ...
46. building jericho ...
47. where the comics rise ...
48. rippling with the cartoons ...
49. Deep in the city the golden pinocchio statues stand ...
50. it's almost in the forest ...
51. from here so many balloons are rising ...
52. uncle and aunt still live in their caravan ...
53. They have books of white golden lies ...
54. My aunt has rings blinding you ...
55. They have strange fairground barrel organs ...
56. and they love to hear these roars of lions ....
57. The lion roundabout is close to their caravan.
58. Uncle takes a ride very often,
59. and then he drinks himself to the fish's hospital ...
60. then nuclear smoke is coming out of his ears ...
61. and also out of his nose ...
62. It always used to scare me ....
63. He always told me his white golden jokes,
64. but it was always like I couldn't reach him ...
65. like he was standing so far away ...
66. Since my mother died I had so many stephmothers ...
67. and my father was always gone with my uncle,
68. going to their white golden seaparties ...
69. playing with strange playcards ...
70. Kalibra Bazina ...
71. They always had the good glues to drink ...
72. while I was here ...
73. living in this strange fairground ...
74. I'm caressing my zebra ...
75. will I ever see it becoming purple one time ?
76. as white rippling with purple ...
77. I see all these white golden liars,
78. drinking from the purple ...
79. but they leave me in the snow ...
80. I have heard many roars in my life,
81. but this was one of the strangest ...
82. while my uncle still goes to the fish's hospital,
83. taking my father with him once in awhile ...
84. They know all the docters there ...
85. He's still a black fish ...
86. covering the red ...
87. It's like he blocks me from going ...
88. like he's the guard,
89. the statue of this hospital scaring me away ...
90. while all my bullets sink deeper,
91. and the docters never believe me anymore ...
92. I feel like a statue ...
93. lost in a strange comic ...
94. They are covering the red by strange black blankets,
95. until the white picks up the shining seeds ...
96. I'm nothing but a tree producing these golden apples ...
97. I'm a marblemachine,
98. they only care for the marbles ...
99. I drowned too much in this black sea,
100. but now I have found the purple golden pearl ...
101. a black fish brought me there ...
102. The purple golden coins sting the deepest,
103. but they open me up again,
104. so that I can breath ...
105. It's coming from the nothing.
106. Jericho,
107. nice town,
108. you see it immediately ...
109. build by the red strikes,
110. when the bottles open up ....
111. it's tying the black women of tax ...
112. while white golden threads string the purple golden pearls ...
113. It's thunder when the purple strikes,
114. all these statues of democracy standing here ...
115. These fights are fake,
116. I learn them by head ...
117. I let them ripple over my head and shoulders,
118. these strange racecars ...
119. coming from strange bottles ...
120. one wrong movement and I fall ...
121. I must know the tricks of a fairground or I will go down under again ...
122. I must steal the purple golden stones ...
123. to go to the funparks and peacocks horrorshows ...
124. meeting the wars of the fake ...
125. streaming from so many strange bottles ...
126. I must know them all,
127. or I will drown again ...
128. I must let these snakes ripple ...
129. these strange forestroads ...
130. to breed my statues ....
131. in the museums beyond history ....
132. I must know all these faces ...
133. having my own black golden zebras ...
134. I know I must roar and ripple like the panther,
135. or I will not reach daylight again ...
136. I must learn to talk like my neighbours,
137. to walk like my neighbours and to move like my neighbours ...
138. and then to let it ripple,
139. and to do what I want ...
140. reaching for the statues of liberty ...
141. these strange zebras and strange panthers ....
142. all in this strange roundabout ...
143. I must know when they rise and when they sink ...
144. I must know the waves of this radio ...
145. I must know the legendary movies ...
146. drinking from their bottles ...
147. or these wars will escape outside to be a nuclear bomb again ...
148. i must know the legendary comics and cartoons,
149. drinking from their bottles,
150. to survive the chaos ...
151. there are strange seeds in the docter's hands ...
152. it's like little striked snakes ...
153. so small ...
154. it's coming from a strange fruit ....
155. it's hairy and dark ...
Telephone Junks
cobra plants
1. look at them growing,
2. while someone is mowing the grass by soft hands ...
3. these are all illusions,
4. coming from brains in contact with plants ...
5. look at them hiding,
6. waiting till someone finds them,
7. then the contact is safe
8. these are strong illusions from minds to minds ...
cobra plants 2
1. watch them watching,
2. finding their glues in this picture of strong illusion,
3. planted by a plant in someone's brains ...
4. he was too close to it ...
5. and now he pays ...
6. smiles ...
7. baby smiles ...
8. surrounded by old boys ...
cobra plants 3
1. watch these cobra plants,
2. these pictures in your mind,
3. making you so old and young ...
4. at the same time ...
5. while glues are streaming through your legs,
6. these flowers sting ...
7. they are safe ...
8. they care for each other ...
9. the young and the old ...
10. in a cobra's mind ...
11. the mind between me and you ...
12. so lets forget about history ...
13. we were too young ...
14. to do the dance ...
15. and now these old men are caring ...
16. in cobra's mind ...
cobra plants 4
1. mouths are contracting ...
2. fluids are flowing ...
3. making me drunk so drunk ...
4. in a cobra's head ...
5. there's strange strange cola ...
6. it's stinging ...
7. coming from a strange plant ...
8. i talked to it so many days ...
9. it's still alive ...
10. growing in my head ...
11. it is ..
12. cola from the cowboy's boy ....
13. truth from a hurricane ...
14. cola from a mailman's heart ....
15. he used to drink too much ...
16. and now he's doing the same ...
17. these ripples are stinging ...
18. these toys are too hot ...
19. and now there's a hard hand on his mouth ....
20. there's cola from the sky ...
21. dripping from a strange strange plant ...
22. it's stinging, rippling in my mouth,
23. while the sun's burning it ...
cobra plants 5
1. keep your advertisements for the rain ...
2. it's soothing like a baby candle ...
3. with all these old faces in a flame ...
4. it's lucifer's compromise between the old and the young,
5. while all these pictures are fading ...
6. santa clauses rising from a new sun ....
cobra plants 6
it's contracting in my mouth, while glues are streaming, surrounding the pictures in my head ... it's daylight, do you like to dream with a baby instead .... surrounded by so many old faces ... she makes the dance again .... on a lullaby she spreads ... forgetting about yesterday ...
cobra plants 7
on a station they were waiting, for the girl who talks so loud, to the train of jupiter they're running, but no one gets ever in ..... it's spinning in their head ... it's a lost earthfruit telling them to get wise ... they are way too young for it ... while their aunts and uncles do the dance ... there high on the attic ... they don't know what to come ...
cobra plants 8
it stings, like the proud coffee .... it's ornaments are rising high ...under lucifer's transmissions ... the sky is blue, while orange lights a bit ... under a red blue moon, decisions easily confirmed ...... by a million splinters of tax ... coming from the black orange ... coming for a daylight's tune .... to bring them high to the lost potatoe, where the prince of june kisses the princess of july ...
cobra plants 9
don't talk to me so loud, with your hair in the wind ... give me delirium, make me silent, by your silent smile, your worlds between the coffeedrips, your worlds between the seconds ... i know i will wake up ... i will watch your face today ... maybe within some hours, i don't know, but it will come ... you will touch me there, with your golden flowers, and your golden plants, you are drinking from the nectars of your love you got in your contact with them .... full body warmth contact ... not for lazy cats to play with .... only for those of the young and old ... only those of pega worlds ... in mansion worlds .... where the art is the mansion, where the lucifer is the smile ... of expensive coffee ... making me wild .... i am a poet .... i am a mistress ... of lost fears ... of lost pears .... i am the fortune of a mouse ... i am the fortune of a house, i am a mother, of a thousand years .... thank god i'm only bound to the ground, of jupiter, i make the days like bread in coffeebaskets, while she's stinging like a plant in my heart ... like good old cola from a cobra plant ...bringing the old boys to the babies .... on jupiter's smiles ....
cobra plants 10
lovers look like curtains before your smiles ... you're but a machine, and i'm too young ... doing strange steps with crazy cats ... i do not follow anything, but the wind ... i'm a child of the wind ... there's nothing i can do .... too young to wave away the guilt ... i just need to become older .... so i will have to wait ... while uncles and aunts party on the attics watching jupiter ... i drown ... in my bed i drown .... watching the ornaments they left for me ... i am too young to break this guilt .... it's smiling at me .... i do not understand anything they throw at me ...
cobra plants 11
do you understand my fears ... of all these bakerman's years ... i'm just too young to explain, while i had to lead them all away .... out of their fears .... i was too young ... i was too young ... and still i am ... surrounded by old faces .... of a cobra's flame ... it's so sweet in my mouth .... and when it speaks the stars are fading .... am i still a prisoner of izu ... a prisoner of a black orange snake .... i'm too young ... i'm too young ... i was raised too fast .... i was always the eldest daughter ... oh, who gave me all these crosses .... i'm so angry ... but i'm too young ... i cannot handle the police, cannot handle the government ... and all these funds and charities ... i only follow the wind ... for it's following me ....
cobra plants 12
mother can you see my tears, i miss you i adore you ... do you still stare into jupiter's glasses ... why oh why ... did they take me away from you ... i'm too young to understand ... i'm too young to carry this burden ... so much guilt is teasing my mind .... these are the things i do not understand ... i'm dropping all my cowboys ....
cobra plants 13
there's water in my mouth, sand in my eyes ... while jupiter is walking in the streets of izu ... he's fading this old man ... watching ...
cobra plants 14
i'm sliding deeper in the mud, screaming, for you aren't there ... getting so dramatic, paniced ... like i cannot go further .... i try to breath ... but i'm in this cocoon, this cobra cocoon, while plants are growing in my mouth ... soothing me into sleep ... i was too young ... i only followed the wind ...
cobra plants 15
all these fragments of a cobra's mind, i gather them, like babies gather pictures of old men ... they need to have some comfort ... in these hard days ... they watch the baskets of snakes ...
cobra plants 16
so many tongues soothing my mind, while the police is screaming ... i need to forget yesterday, to bathe in the seas with all these plants, instead of smoking them away ... i need to hold them, making the switch ...
cobra plants 17
i'm just a telephone junk, orange hearted ... name's brigade is on the run, your soothing lullabies, they stand, like lambsteads in the water, playing all my favorite songs, in deeper dwell slowmotions, in favorite sands and favorite glances ... gleaming like the suns in rivers, gleaming like the baby's bands, in all these jupiter's faces, it's streaming to ... the morning sand ... it's streaming to ... the hill behind this desert ... where my names are ...
Sweet Telephone Christ
dirty sand 1
1. She's sleeping under bridges ... she lost her name by a threatening feather ... and I'm too young to help her, she's like drowning there in her own emotions, it's coffeetime ... strange plants in my mouth ... me with my fears to grow older ... and the violins show the old faces on my father's dashboard, it's killing me ...
2. She's sleeping under bridges ... where potatoes sting ... it's jupiter aloud .... no killer's pride ... no killer's shame ... she's just blown away by someone older ... older than me ... more experience ... me still with my fears to grow up ...
3. He's taking her away, this older guy, she smiles at me, and saying baby ... do you remember me ...
dirty sand 2
My watch ticking like my heart, spice moving like lamentation docters ... it's such a strike ... i have nothing to say ... my desire is gone .... desire to grow up and speak it out, i just cry ... i just move .... throwing my earrings away ... i had too many of them ... and i was too young .... my mother has to dance alone ... i give her back my snow ... and my white dress ... and she sais thank you daughter, so wise, so wise ...
dirty sand 3
Bonjour, she said to me, on that horrible day in spring, she gave me the cobra flower, growing in my hands ... showing me the old faces ... and i couldn't speak anymore ... she wanted this older guy ... she wasn't a lesbienne anymore ... but still a whore ...
dirty sand 4
make me older, make me free, it doesn't fit to me, i just want to be out of youth, for it's killing me ... oh it's killing me ... i found a baby with a cobra in it's little hands ... she was drawing a stick on it ... she didn't understand ... and the cobra showed her the old faces ... and then she couldn't breath anymore ... i'm still scared of little babies ... since that day ... in august's spring ... blossom growing on my paws ... blossom from heaven's gates to hell's ends ... in deep ravines and deep pits, where the rivers don't touch the ground, only the mystery wins ... here in this gate ... she lost her mother .... she had to go through this alone .... only having fourty five rumours yelling in her mind, she was too young ...
dirty sand 5
ready for the strike ... ready for the babies growing in your mind, when the cobra shows you the old faces ... it's to bring something new ... deep there, down there, right on ... catch you later ...
dirty sand 6
i cannot survive this hit, i'm too young, and now strange cola is streaming, from a strange plant ... it's like thistle's paw takes me ... away to this place ... i do not know ... for i'm too young ... i'm a telephone dragon ... i won't kill or smoke you ... just talking to you for awhile ...we have some better challenges .. these bridges are burning ... these bridges are falling down ...
dirty sand 8
don't want to talk to you today, there's another friend, someone older ... warning me against you ...
dirty sand 9
talking to a mandarine ... my aunt raising from the sand ... she doesn't understand ... while she is wiser than me ... for i'm too young ...
dirty sand 10
goodbye railroad racer, goodbye bugs bunny and micky mouse, i'm now a bit better, thank you for saving me out of this house ... it's still a bit silent ... but it's better for i'm too young for the noise ...
dirty sand 11
goodbye donald duck, goodbye all your money .... i have now this soft plastic rubber in the forestriver, with so many cobra's guiding me like the wind ... if i'm not following them, they're following me, but don't expect too much, for i'm young ... show me the old faces ... do the compromises, water in wine ... it's a game of integration ...
dirty sand 12
greet your mother mary's from the hills ... you're now higher ... you're now ...
Dragons Song
1. i always forget you when i need you ... blown away by someone older ... i'm drinking the wine of another lost day ... you never wanted to listen ... you like to talk ... or is it just your echo ... the memory .... so strong that it repeats itself ...
2. care for yourself, i was in a cage of being too young, prisoner and slave of the wind ... something older than me ... did it grow up too fast ... or was it me ... being too slow ... i cannot help it when i'm young ... there are old faces pulling me where i belong ....
3. religion did it, said the hare, i do not care, it was a cage ... a cage of being too young, while someone else showed me the cards of old faces ... drowning me in their old wines ...
4. religion did it, said the hare, the bunny and the square, but i do not care ... i'm too young to understand, don't want to bind myself again in ....
5. i do not understand the sensitivity of the older ones ...
6. just give me my wings for the day ... let me be as young as i am ...
7. I'm angry, because I am young. I do not understand the things as you do. Someone older took my bird away, and that's okay. I'm too young to understand. Don't be too angry at me, for I might be younger than you are ... aren't you the wind guiding me ? I'm angry, because I'm young. I'm lazy because I do not want to do things I do not understand, but someone hits me and drives me ... Do I feel shame now ? No, for I'm too young ... too young to be guilty, .... this is privacy domain, and you don't know me, as I do not know you ...
8. I was bitten by a cobra, and now I'm dying in this cradle ... just like a baby ... born too soon ... I wish I had some older brothers and sisters ... I could never be a kid ... that's why I'm still ...
9. I'm angry because I'm young, if I was older I would be more friendly, or I wouldn't be here at all ... Will I have inner peace when I'm grown up, I'm so bitter, bitten by a cobra. If the docter won't come soon, I die. Breath me in, and give me some plants, not to smoke, but to hold in my hands ...
10. Give me cobraplants to delay my birthdays ... I die everyday ... I'm too young ... this is just a strange elevator ... surrounded by strange telephone plants, showing the old faces ....
Grandfather's Wartrauma
The Hours of Friday
It's good to wrestle with these snakes .... don't let them be taken away .... They will go by themselves ... They will go by themselves .... They were just ... calendergirls .... gone at the end of the page ....
Dragonswan
1. They come from the silver, spreading their thick fires in blue, the hours of Friday. I don't know them, they seem to be dragons, silver ones, spouting the big blue .... Have you ever seen their graces ... on a stockmarket they live ... all these spears of Jesus ... making the candy thick ...
2. Glory from the house of green days ... Glory from the seas with no name ... Glory from the house of friday, spending it's hours, to raise the silver heart ... This heart of you and me ....
3. They come from the silver, spreading their fires into the air ... These dragonswans, they spit the fire, every friday they are there, but sometimes they rise high in thursday, sometimes they sow spring in tuesday .... sometimes they all march in June, when father opens the books of old london ... England in the nineteenth century, England in the first part of the twentieth ... In august she took flight ... On summerdays she spreads her kings of blue ....
4. Red England, Red China .... breaking all these vietnam wars in the kettle of Japan ... Red England, Red Saigon, you know this silver leather .... hides so much fun ... Bring them to your knees, these silver taxmachines, and let the stockmachines roar .... to keep the scarabs on your heart ...
5. And silver juices breaking you and me, it's floating from our knees, kidnapped by a spider coming free. Silver juices break us, we're running through the streets, while one of them, he has a gun ... Shooting until we are free .... Like the rabbit's roar .... like strange venom in the mouth ... and deep inside we're fighting against the snakes .... History doesn't exist .... it's all happening today ....
6. The hours of friday knocking on my kitchendoor .... the hours of friday, like centaurs and dragons, walking to the first floor ... like silver stockmachines .... they breed the heart of hearts .... between you and me ... we're finally free ....
7. Silver oils from strange cabins .... The hours of friday standing here like soldiers .... of history .... of horizons .... like green days between you and me .... While England is bowing .... to the years of 1800 ... The last part broke them free ... And those years in Amerika .... when all the silver banks raised from the ground, you were so proud, and all these demonic taxmachines, they're hiding in the stream .... Silver years, of the century ... like the hours of friday ... we're never really free .... These years still aren't over .... They're still living in our weeks ... marching between you and me ....
Hitler
8. Hours of Friday, speak to me ... I want to know all about your history .... Your nothing like a historybook .... silver pages ... hours of Friday ..... trying to get over it .... There are silver cigars in a strange machine .... Hours of friday, speak to me .... You still let me fight against the snakes you fear .... or is it a spider with so many arms .... playing that song of history again ... It's living in our weeks ....
9. Bring on the dancing horses, bring on the desert's seas ... that what is between you and me ... Bring on the red pillars ... orange in the skies ... bring them back to me ... open the line of horizon, for what is behind is somehow also speeding here ... We cannot see a glimpse ...
10. Hours of Friday, grandmother's grief ... these dragonletters between you and me .... Hours of friday ... the silver between the banks and shops, and all these tax-offices .... spinning the strange stocks .... these spears of Jesus coming near ... Hitler had them, like needles in his eyes ... Where is the silver man, where is the silver Peter Pan ... These trees are so thick and high ... I cannot see their tops ... It makes me cry ...
11. Hours of Friday, Hitler's sundays ... weapons of worldwar Two ... spred over the week ... who is going to fall today ... who is going to jail ... I'm fighting against a silver shark ... fighting it the whole day .... It looks like it will never stop ... It looks like eternal damnation ... These hours of Friday, when will they stop ... They put me in a taxmachine, they put me in a stockmachine, to turn me like the weather, to make all my tears green ... I'm crying in sixty colours ... No one is going to save me ... These hours of Friday burn me .... Why do I need to be initiated ? Timemachines don't exist ... only stockmachines ... No one is going to save me .... I'm in Hitler's hell ... like eternal damnation .... the wartrauma of my granddad is here .... still here ....
Calendergirls
12. James Bond, I cannot come today ... I'm in grandfather's warmachine ... his black trauma ... where black dwarves drink their bottles .... I wonder what you're doing with the spiders you gave me ... These hours do not exist .... They're just the voices I didn't hear yet .... So give me a good telephone, and give me a good radio .... your stocks like needles in the pyama's ... letting us dream like farewell .... with dreams of silly tomorrows ...
13. These are the voices I do not understand yet .... My watch is just a signal ... all these hours are still running away .... while a christmas postbank is growing in my bag ... In december skies they all take flight, until the green sun is swallowing them all away .... It's a silly trophee ....
14. History, still our God, misunderstood. History, still the eggs of christmas, waiting for the chicken to brood ... I have a strange calender .... It's making me want to cry .... These girls from december .... they were all full of lies .... but these were truths of history far away ... It's good to wrestle with these snakes .... don't let them be taken away .... They will go by themselves ... They will go by themselves .... They were just ... calendergirls .... gone at the end of the page ....
15. It takes me five minutes to read every page, while my teacher thinks she's missing something ... Don't get angry at me .... Don't get angry at me .... But she's also just a calendergirl .... fading away at the end of the month .... Ballerina, your sides they make me cry .... showing me your calendergirls .... finally saying goodbye .... Got another calendar ... with the hours of friday .... to remember grandfather's wartrauma ... She looks like you, ballerina .... and like the history of England .... soothing herself in the skies of London ... James Bond with his killerrabbit .... Calendergirls, he ripped them all off .... for the wartrauma's of a vietnam soldier .... I forgot that I lived .... Only watching how I died .... Only watching the wartrauma in silver lights .... And now it's just a statue .... in an Egyptian tomb .... It had been there before .... It was just a mate of the Pharao ....
mates of pharao
16. They found the mates of pharao, and now they are surprised it's here ... These years were just waiting for the attack ... Why did I die in Ara, why did I drown at the coasts of Gulan ... The warmth was bringing me inside .... of this killerbird .... Why didn't you warn me .... I had to go inside .... for the initiation .... a divine tattoo ... It burnt and ached, but it was coming through ... these mates of pharao are now with me, I paid a big big price .... to watch my grandfather's wartrauma .... in disguise ....
17. Egypt has written the historybooks .... but I was put away in a cage .... to watch my grandfather's wartrauma in disguise .... I think I've now deciphered the letter ... Dragon Song, tell me how .... History, I will never let you go ... It's the silver in my skies .... telling me how to walk and hide ... History, I never let you go .... My wounds are deep .... but that's how I met the mates of pharao ...
18. I don't want to fall away from this silver age .... while the days are still running forth ... only showing the hours of friday ... And I once saw my mother flowing away to Egypt skies .... sowing there her own pictures .... Not knowing what they were hiding ... but she sees it today from heaven .... she sees it today from history .... these days were just my fathers mates ... to hide pharao's destiny ... I don't want to fall away from this silver age .... days are running so fast ... until the hours of friday take them away ...
19. Silver elitair taxmachines, just stockmachines ... you got to be the master ... taking away all these years .... to hide them in a sacred book, like the mates of pharao in the tombe .... And one day a kid will take one of them away .... to his own school, to his own friends, to his own country .... to show the face of history in his own days ... His own days ? weren't they just the masks ... of pharao's mates ....
20. His father's mates .... just masks of pharao .... just strange taxmachines ... of ages ago ... they laid their eggs of stock, insurance and democracy .... or was it hidden communism, brought by a hidden dictator .... when no one seems to listen ...
purple flowerfields
1. Yellow churches take flight on yellow ships they descend, in Laprakot skies. The newsreader waits a second then he starts his attack, he's mister speed in the Laprakot skies. These are railroads of banana, these are railroads of a yellow queen, killer queen, standing on a church of liberty. It's 10 o clock in London, the newspaper had to die ... for another sky ... for another day ... from the ashes they make new ones ... They are burning the deserts, so that other books can rise ... in this strange factory ... mother nature smiles ... it's her idea ... but do you believe in this god ... of tears ...
2.Strange green money on the screen of paper lies and golden lies ... hiding all these red cowboys behind the bottle .. waiting for the strike ... the strike on tv ... These are Laprokot days ..laprakot skies ... I take flight in sweet decembers for a ride ... and the man he hits the ball high ... in laprokot skies, do you see .... it's me ... your hero on tv .... he has iron boots where rabbits drink from ... what a picture .. he decides to be ... in laprakot skies ... do you believe it ...
3. Strange green money ... covering all the red ... covering all the decisions ... by a lucifer's bed .... do you think they hide them behind dark feathers, or by white ones or by blue ... don't you know it's all a trick of good glue .... in laprakot's skies ... they decide ... they unite above these cities of dead bodies ... they take flight .... while you don't know the half of it ...
4. Strange green money ... smelling like your city shoe .... it's baker's case ...... it's baker's glue ... for me and you ... Strange green money, while parrots take flight to the last city in my mind ... last train ... last orange blue ...
5. Strange yellow businessmen in church .... strange bananas, while she's still queen ... it's tearing her mind apart ... screaming in unknown languages ... like a nest of bees .... bringing the honey back to the trees ...
6. And they start mixing the minds ... oh yes, it is gamble time ... strange traffic of a baker's kid ... will he unite ... the bakerlight ... in the city he takes flight ... like a griffon with a soft voice ... so high ... it reaches for laprakot skies ... baker rise .... to the laprakot skies ...
purple lies
1. It's telling you lies ... when mother decides ... it's bringing you the flames for your cakes, but there are no candles so you must escape ... when mother hits the brake .... It's confusing your soul, it takes you higher in the sky ... to let your mother fly well ... and you are crashing by a strange strange law ...
2. It's telling you lies ... this ornament you got from her when she died ... it's bringing you the flames on the coffee, without candles ... these purple lies ....
3. There are purple liars standing in the skies ... saying prayers to a strange god ...
4. Why do we make wars in all these misunderstandings .... why not first going to the blue ... fore some days in a schoolboat ... to learn about each other ... about you and me ...
5. Why ... do I cry ... is it my destiny ... throwing these pains in the lakes of purple lies ... tales of the purple flies ...
Snake in the Swanlake III
neon rising
1. All these horns lying around the purple pond, directing their fingers inside, while tiles of paintings lay inbetween ... so many paintings telling the story ... while saturn's fairy touches the water ... it's the pond of transformation, where everything becomes art ... it's the road to the museum, where the big 7 rules ...
2. Here where purple rules, you can touch the artist, you will see the song of life ... coming from the bottom of the pond ... where a musician lives ... where a music box stands ...
3. Here everything goes to sleep ... for seven lullabies stand around him ... turning everything into a desert again ...
4. You find the desert through the painting ... switching between purple and orange .... until you touch the yellow joke ... until all your chocolates are mixed by banana's ... while caramel rakes the seagardens ... where everything started and ended ...
5. These were the three presents of the tiger ... and now he wants a sleep ...
6. Three ornaments they left us, purple and yellow, while orange is still raking the seagardens ...
7. Still their eyes are candy eyes ... green in daylight turning brown in the night ....
8. They wanted to have some colours for themselves ... green for business ... and brown for nature ...
9. They still have their zoos in the night ... All locked up into stones ... It's their emerald city ... turning brown in the night ... And still they sell it, turning it into purple ... calling it art ...
10. Today's visitors are tomorrow's animals, the tigers are the gods of movies and books, coming from the purple, leaving the falling stones for us ... They still have their movie-eyes ... hiding their white hard candy ...
11. Until the big 7 will show up ... the big fox ... to spread it all ... he's still the robin hood ... he's still the jaguar followed by rats ... having a communistic accent ...
12. And when the orange becomes too hot it will strike the blue, then the waters will rise and the ice will leave a world behind ... skaters sheathing their sharp lines in the waters ... they will finally skate on hard white candy ... raising the doll ... while other dolls fall away ... presents from the tiger ...
13. when the caramel becomes too sweet the tears will fall and the ice will come down ... an orange phoenix will rise ... to watch the lion's lakes ... to see the lions fighting ... these are railroads to lapoendria .... while a snake still swims through the swanlake ... looking for his ornament's dream ...
14. the orange will rise at the end of the day ... the orange ... still the tiger's best present ... it will strike the blue when no one expects it ... when the caramel becomes too hot ... and then the best tailor will come to mix all these switching colours, to make a suit for the prince .... to let the lion rise ... and then the baker will watch ... to raise the birthdays pool ... to raise the foam for his new new tarts .... and then esau will eat for sixty six days ... striking the silver ...
15. while daddy is still counting back on a blue hill ... his loud trains will come ... and then the blue face will show up again ... while the band is playing ... while the rats are running underground ... they are heading for the orange dawn ... when bilmageln hits the gong ... and when the white is getting harder ... it will strike the pink ... then at the end of that day .... the boys will be soft again ... then you're staring at pink white candy ...
16. you can not take one piece away ... you will let them stay together ... like a two-faced jesus on an icon ... pink and white is what it sells ... you can only buy a 2 ... running through the holy grail, where superman lost his tail, i found a shoe on an orange mountain, before a orange ravine while the bridge was broken, while orange was raging in the night ... i found the holy grail ... where jupiter lost it's tail ... seventy names on a grave ... and there is something with your name ... still something ... i found the holy grail ... where lucifer found his tail ...
17. i brought him back to heaven, while god didn't want to be on his side anymore ... misunderstanding ... from the lion's tea .... decisions too tall ... those men with the high hats ... i found a holy name ... on a stone with a z written on it ... i found the holy grail ... where jupiter lost it's seal .... all these tall men ... coming from the high z ....
18. i'm alone, and i am watching the rain ... i'm alone, i'm hearing mother's train ... it's so cold before the deserts strike ... these men with the sombrero's ... it's so cold before the icecream gets his seat .... in the back of the car it will grow like a flower ... having so many ways to rage ... in the back of the car it will hit the ornament ... until the seven rains will fall ... until the deserts will be washed away ... and it's all sliding deeper inside ... where the sharks have their thrones ...
19. they have their thrones ... they have their ornaments ... alone ... there will be no saviours in this night ... no jesus's .... only ... some boys from lynx .... they're flying like wasps through the night ... like holy seals .... while a lark is crying in daylight .... they do the spring .. once again ... while she cannot reach it ... she will never be spring ... for the bunny took all his rats away ... it is blue after the purple .... struck by the orange ornament ... and now they don't know what to do ... is it the foam of a lion's tea ... or is it ... beer of a shark ... all those helicopters rage in the night ... but what will it do ...
20. when the blue strikes the orange again ... it will all rise like towers ... it will all rise like ornaments ... bringing the desert alive again .... and seven jokes will sit on a fence ... and seven jokes will tell the tales ... they come to steal the ornaments .. for a low day's dream ... for a high man's tall decision ... for an undercover baby ... for a liar in the storm ... all watching these honey trousers ... these frogs playing in an acorn ...
21. while she never becomes spring ... while she never reaches summer ... summer moves on .... and daylights win ... they will share the guns with the two directions ... when you shoot someone, you also shoot yourself .... it's the 2-gun rising here .... raising his babes ... raising the restaurant .... where everyone has the pay to watch the waiters .... this restaurant of 2 ... the meat is alive .... wanting to live in someone's body ... while z is still the symbol above your deserts .... while z is still the chocolate's dream ...
22. while z is still raking the orange flowers ... he does it with so much attention ... while they all leave him in the night ..... and when orange and blue are switching all the time, two crocodiles are talking ... in a bathroom deep down in japan ... in a daylight's jungle ... they were rising the forests ... they were rising the daylight's jewels ... for a long sunday in church ... and they are eating red pink chocolate .... and they are eating red licorice ...
23. and all sorts of dark pink candylaces ... so transparent, gelly and shiny ... where they will watch the nights ... in this giant's world ... there is a prisoner inside ... in this giant's world ... there is a mother crying inside ... looking for baby ... she lost in a storm ... but the kid is safe today ... you will find her back in the land of oz .... in this giant's world ... the big red shoe is still speaking ... until the walls are falling .... until the lion is fading .... becoming pale ... so pale ...
24. in this giant's world ... there is a mother ... preaching ... in this giant's world ... she will do anything .... to bring you home ... she is speaking from the caramel ... she is speaking shutting all lions down ... while the licorice is rising ... her own private lion ... in this giant's world ...
25. she paints everything so pale ... to let new colours rise ... but there is still a prisoner inside ... inside .... in this giant's world ... she paints the names of her children on the walls of jericho .... bringing them back to the ornament ... bringing them back to the snow ... to hard white candy ... and to the pink ... but here it's white against pink ... and still lions are fighting inside ... deep inside ... for it's all sliding deeper ... while it's all sliding away .... it's all getting paler ....
26. while neon is rising .... don't you know about the lion's paintings .... he has a pale lady standing next to him all the time ... while neon is rising .... it's just the lion's way ... breaking the criminal inside ... it's just the lion's way ... taking the prisoner out of the light ... while neon is rising .... the eye ..of aquarius ...
under an orange weight
27. the weight of unknown things ... brings you to sleep ... the weight of unidentified shadows ... brought you to sleep .... a trip through all these curtains ... these criminals inside ... a trip to the desert ... where the men with the sombrero's live ... some miles away from the house ... they are the child's lurers ...
28. but they also lure animals ... and confused souls ... like you are ... the weight of confusion ... the weight of ignorance ... an orange stone ... bringing you into sleep at the end of the days ... then it starts to move lower ... and brings you underground ... your elevator to the desert ...
29. the weight of mysteries and misunderstandings ... brings you through purple curtains ... where you dream .. your dreams ... where pieces and puzzles meet you ... where ornaments give you their glimpses ... until you're in the desert ... drinking the tea of a lion ... to be another one's weight ... to be another one's temple of holy dreams ... there is still a prisoner inside .... and then the tall orange men come .... with their tall orange faces ... and their orange sombrero's ... these roundabout's sombrero's ....
30. and then the gamble starts ... and then the tall green men come ... with their tall green faces ... and their green sombrero's ... and then the swindle starts .... there are so many purple curtains hanging in california ... they all lead to the desert .... where a white chocolate house is standing ... they come here to have their meetings .... decisions of round table churches ... tall decisions ... my sister is a cockatoo ....
31. she's singing songs to soothe me ... about prisoners inside ... about an orange ball roaring around the earth .... becoming gold in the middle of the night ... in the middle of a trafficlight ... switching between red and green ..... red and green ..... red and green ... pushing the orange so far ... pushing the orange so far ... red and green .... red and green ...
32. pushing the orange so far ... pushing the orange so far .... until it becomes gold ... red and green ... red and green ... spinning the ornament .. spinning the ornament so tall ... red and green ... red and green .... spinning the boats of sirius ... these tall boats of sirius ... these cigarlighters from sirius ...
33. but black and green spin the voices of the nuclears for the next day ... black and green ..... black and green .... still two crocodiles ... still highways to piril ... she's spinning her knights again ... on her spinningwheels ... she is spinning her nights again ... in his dreams ... she is gathering the sand from the tables ....
34. she still works in misery .... she's still the waitress of the orange ornament ... sewing the beards on her men again ... now they can be movie-heroes again .... not dying in the sharp daylights .... now they can rise like towers ... and the hairy bird can sing again ... his songs of rage and satire ... for the orange maiden is home ... so many directions ...
35. she's the orange rose ... she's covering her knights ... by their beards again ... while she's sewing the z's on their suits again ... and gives them their cinderella's back again ... these carers of nights ... these guards of knights ....
36. on the back of a jay .. they make their tall decisions ... seeing the waters of sleep .. dreaming the dreams of transmissions ... they adore the ornament .... she's covering her knights, so deep inside ... she's running to cockaigne ... she is running to the big tables ... of a white chocolate house ...
37. on the back of a jay ... they make their tall decisions .. and now she's running to cockaigne .. to lay some new eggs ... these chickenvoices inside ... it makes her feel like flying ... they sooth her through the realms of sleep ... entering through the soft dreams of decision ... her own decisions ... she makes her own decisions ... where bakerman is running ... he's still her pretty cock .. her pretty cock ...
38. and in the distance she hears the song of her mother ... all those deep cockatoos inside ... warming her dreams to the land of sheep ... all these voices ... awakening the dreams inside ... like lamentation-flowers ... a deeper hunger ....
39. for she's flying to the city of cockaign ... she's flying to the middle ... that jewel in the desert ... where all the sharks drink beer ... where all the bears drink wine .... to make their big decisions .... the red shoe doesn't like attention ... and when he speaks it's like a million doors are shutting .... and like a million trains are leaving ...
40. where the bakers bake with sand ... deep down in a restaurant ... they're baking the jokes ... they're baking the decisions ... on a hard man's spoon .... here they watch the ornament ... here they play with their cards ... here the uncles dream ... like a lamentation deep inside .... a pretty card with a z ... white with red decoration ... still your grandmother's secret ... while the bakers still hide ... in their tall whispers ... while they drink from the rivers ... where the ancestors speak ... those old voices ...
41. here where the lamentation speaks .... here where the flowers dream ... about an ornament so tall .... so rich and full of decisions ... where a luxury and a life walk ...
42. where the poor man puts his paw in the dish ... where he climbs down through the soup ... where he finds himself ... under the table ... so rich ..like he never was before .... he's now the richest man ... with the most ornaments .... for he walked through lamentation ... and he reached his shoes ... and he found his kingly socks ... and now he thinks he's willem of orange .. for it's the orange pond of transformation ... where all the lamentations become pride ... they become the kings of satisfaction ...
43. i dived in a stream today .. to touch the tiger's fever ... i'm so blue today ... i'm so pretty today ... and i'm in delay ... but tomorrow i will be ugly again .... tomorrow i will reach for the purple pond again .... tomorrow i will be a piece of art ... which no one will like ... for it speaks about a lion in a cage .... they want to keep their lions in the zoo ... the tiger will roar against me ... they will beat me up and hide me too soon ...
44. but a little jester ... a little chicken ... will walk on the battlefields ... after the slaughter .... to gather all the pretty balls together in a pointy sack .... and he brings them to the deserts ... he brings them to the fear ... for these criminals were all escaped .... and now they will feel the shivers inside ..... they were of august and lazytember ...
45. a pretty haze in spring ... they were the ornaments of seven rages ... spoiling the blue ring ... they were of pretty flowers and pretty pictures ... wandering like blonde ladies .... but they were travestites ... they were mighty pains ... all their pretty smiles ... they were just laughing inside .... laughing at the red fat lady .... laughing at the picky pocks ... laughing at the news mercedes ... laughing at your silly blot .... they were a newsride mercedes ... they were a newsrise cotelet .... while they were laughing at themselves ...
46. i'm here with all those seadragons, in a land where the sun always shines ... but just not always too much, for there's a pretty lady inside ... she keeps coming and going ....
Poetry from the Black Widow II
Drama's from Z
"i know a place where the black lemonade streams .... from a black hill .... deep in rigil kent ....there .... deep inside ....and at the end of that tunnel .....the red lemonade streams ....all to wake you up inside ...it makes your mind so fluffy ....and then you touch a key you didn't see before ...cold conscience ..."
raising the banana queen
1. the purple balloon brought me back to hell where i would see the art of life
2. it was struck by the orange of chaos ... there where ignorance is a bliss ... i was a victim of sleep ... a victim of a blind heaven ... but the purple brought me back ... this stone is lying heavy on my shoulders ... i'm carrying the globe of z ... i am the purple atlas ... orange gamblers ... luring the kids by candy ...
3. a green stone is doing my dishes ... in a house where all paintings hang aslant ... under the weight of this stone i always do business ... for the fight would kill them all ... when the wars get too much ... it starts to move ... pushing us all under ... through a green orange leprechaun-stocking ... we always reach the market-squares ...
4. where the seven dwarves of snow white dance ... still business brothers ... when the anger gets too much ... it breaks our tops into the swindle ... a war under the skin ... business ... still masked wars ... businessmen .. carnival soldiers ... hiding their needles ... under soft blankets ... aslant faces ... trying to hit you in another way ... they are always ...
5. shaking their heads ... in busy rooms ... while a chicken is running ... bakermen .. hiding the dolls, they do it, bakermen ... riding the dolls, they do it ... ornaments they raise so tall ... to do their dignified kills for a call ... picking the pockets from the battlefields ... he steals his pocket, while he can't move ...
6. in that dark night ... for he was stung by a spider ... and she wanted to make pictures of his room ... but now he refused he was .. an egoist ... still the dark tales your mother tells ... she still lives in a house with aslant tables ...
7. where a green stone is doing the dishes ... she's gathering her z's ... although she has died so long ago ... she's the divorce's rose .. the black rose ... she is the black widow ... she is the ornaments rage ... she is the business woman ... and she hides her needles deep .. so deep ... she hides her bakerman ... in a purple box ...
8. she gathers all the z's from the roofs ... she's still a cannibal inside ... stuffing them all ... she bred all her children into business for the screams of revenge got too much ... the hate they felt inside ... was eating them .. and now they're auctioneer's brothers ... the clocks of the cities ... spreading shop's apocalypse leading them all ... to the hollow ...
9. like pied pipers in a row ... they do .. the dance ... and every night .. i went to bed .. with the feeling of fighting against a shark ... i couldn't win ... i couldn't win ... in this black bed ... where black leprechauns still dance ... i couldn't ... where beds are killingfields ... i couldn't ...
10. i'm holding my last z tight inside ... but it's a special one ... a sort of joker ... letting me have all the z's ... i'm walking with my head in a bubble .. or is it a ball .. about this hard wars are raging ... while business tries to sooth it by a poisoned banana ... tastes nice ... but what will i be at the end of the day ... in this ball the waterlights speak ... it's so transparent here ...
11. and there's glue inside this ball ... this orange ... or is it a melon ... about this wars are raging so hard ... while business tries to sooth it ... by aslant compliments ... caressing my pride ... in such a way that i have to die today ... under a higher election ... under tall decisions ... i will have to be ... a woman on the second row ...
12. not reaching for the top ... for it will break off ... under a green stone's pressure ... and still it's like .. a black balloon is standing before me ... it's so hot in my head ... buddy ... but it's breeding the waterlights ... those shiny lights inside this world of glue ... i'm heading for the big z ... where they are rising my trousers ... and where i will find my golden ball again ...
13. your mother was a tranvestite ... she was .. actually ... your father .... i don't want to shock you .. but it's true ... but does it matter ? not really ... just for the administration ... a green doll is still doing the dishes in her house ... where aslant paintings hang ... with aslant faces on it ... he's trying to wipe the wedding-fights from the dishes ... after she drowned in her glass of tea ... yellow mixed by orange ... she slept herself to death ... after the joke ...
14. dawns of z, the land of fake ... hiding all your playcards behind a good good brake ... and these cyborgs from z ... still having the trafficlights in their eyes ... flashing like ... the waterlights ... but it's all fake ... they are on bilmageln's back ... to touch some new curtains ... on the dolphin's goodbyes ... on the dolphin's goodbyes ...
15. i'm touching new edges .. on the dolphin's goodbyes ... i'm dreaming new intentions ... on the dolphin's goodbyes .... letters from z ... dressed in ornament's transmissions .... but it's all fake ... it's showing you two sides of the story ... it doesn't hide anything ... but it just makes a difference ... for it's the third side of the story ...
16. like three sides of a coin ... and your face is on it ... with all these bakerman's faces ... all those lines in the glue ... and now you know where uncle one to ten always did their business ..
17. A coin with three sides is lying on my hand ... It burns almost a hole in my hand .... I'm staring at it ... On one side I see the Round Table Churches, on the second side I see The Giant's Whistling-kettle Orchestra ... and on the third side I see Service with Little Light ...
18. These are the faces of bakerman ... Are there any more faces ... I throw the coin in a Giant's Jukebox ... A Jukebox from Z ... while pushing the dolphin's button ... These three-sided coins of Z ... are there more-sided coins here ? it's the land of z ... still the bakerman's faces ... all these moons of cockaign ... and i'm spinning my letters in tall chocolate ... they are still shooting their stars of fire so far ... like a gun with two directions ... one for you ... and one for me ... but it's all fake ..... I'm walking down a stairway ... drinking some cola ... black lemonade ... It was my last coin ... and now I'm here ... drinking from the big Z
19. I'm in Cockaign's Rigil Kent ... that holy place ... drinking from the black lemonade ... all those cola-lights in my head ... awakening the red flowers inside ... I'm heading for the red lemonade ... i know a place where the black lemonade streams .... from a black hill .... deep in rigil kent .... there .... deep inside .... and at the end of that tunnel ..... the red lemonade streams .... all to wake you up inside ... it makes your mind so fluffy .... and then you touch a key you didn't see before ... cold conscience ... and the red lemonade streams there ... where all churches are fake ... red cola from the white chocolate house ... where all the round table churches have their meetings ... all in deep secret ...
20. having their conspiracies ... speaking about things you don't want to hear ... throwing their whispers as dice on their aslant tables .... here the whispers sing about your hells and deaths ... your everlasting damnations, your sins and your blasphemies ... but it's all fake .... it's all deep down in z .... where the ants play at cards ... your faces are on their cards ... your faces are on their dice ... and they are breeding their tall whispers ... while your bakers are hiding in it .... here they drink their blue liqors ... here they eat their white chocolate ... here they spin their birthdaycakes ... while you are the flames of their candles ... here they do their weddings ... here they play at draughts .... here you can find .. the billiards room .... that cruel room ... but it's all fake ... it's the house of z ... deep down in it's white chocolate ... their colours are still blue white and red ... the black stone brought you here ... the big divorce ... between you and all your dolls ... but it showed you the baker's face ... and now you see all these faces ... all these mirrors ... showing you it's just you and me ... partners always switch in the arena ... partners in crime ... but it's all fake ... it was a 2 in a z ... to make your heart complete ...
21. to let you take a deep breath ... it was a 2 in a z ... all these wars were just something between you and me ... me, the black widow ... you the baker ... both in toysoldier's arena .... fighting in a black bed .... drinking from our red bottles ... our blue liqors ... and eating from ... our white chocolate ... but it was all fake .... it was just a game .... it was just a joke .... to survive the black hill ... our own mirrors .... growing from so deep ... trying to strengle us both .... we had just our pillowfights ... to protect us against something worse ... we had just our child's tears ... our cartoon fears ... we just had our pillowfights ... there on these black beds .... i'm still white boots ... turning into a black widow in the night ... that's the pricecard on the boots you once bought ... but it's all fake .... i'm still the black and white movie in your head ... carrying so many colours inside ... there where birthdays are mixed by weddings ... everything goes wrong ... for there religions exist ... while christmasses and easters are growing there ... in a hole called ascension-day ... but a white rose is rising there ... growing against the rocks ... it's a wild rose ... carrying an indian warbook inside ... a white shark ... a lady on rollerskates ... having vanilla icecreams ... she's an atheistic lady ... she's striking the silver in the deepest night ... there where she becomes ... the tinkerbell statue ... mary de pazzia playing games with the green jesus ... her sweetheart peter pan ... on the dolphin's goodbye ... that statue in japan ... there she sits on the golden dolphin ... waving with her white handkerchief ...
22. dressed in a bear's skin ... when the white roses are rising ... visitors from z ... writing virgo all over again ... by silver pens .. heading for izu ... there are two gelly seabubbles in my head ... like peter pan's golden balls ... a red one and a purple one ... both so transparent ... both like dark glue ... golden seams inside ... dividing the birthdays and the weddings ... while easter, christmas and ascension are fighting in my stomach ... while the white rose is growing from so deep ... spinning all religions like candy on a fairground ... while a purple rose watches it from a distance ... with her head in the smoke .... they are visitors from z ... building their green flowers to touch the moons ... visitors from z ... while old men are sitting on the stations ... smiling and laughing ... breeding their eggs ... to let them roll through the giant-stockings ... visitors from z ... while all games are breaking when the black stone becomes too heavy ... then there are white flowers rising in the fields of judgement days ... when black strikes the white ... and then new games will roll ... did you ever see them do their white games ? kalibra bazina ... the zebra's joke ... raising the green to the libraries ... by the business of the fake ... they all stuff them into books ... heading for the museum ... where you can watch some ancient comics ... of some orange ducks ... these are liars ... from the zebra's joke ... orange liars ... too many birthdays will strike the christmas ... while too many christmasses strike the easter ... too many easters strike the wedding ... while too many weddings ... strike ascension-day ... the big divorce ...
23. the black rose ... but too many black roses .... strike the banana ... the ornament in the desert ... she will tell her jokes ... until it strikes birthday again ... i'm heaving marshpane in my head ... reading the distances ... i'm having a helmet of z ... while someone is sewing my sharks ... caring for the seams ... the skin is so thick ... here the sharks spit fire ... here the sharks spit soap ... here they make their birthdaytarts .... while the smoke is rising ... to bring the big 7 home ... sandman is rising ... for his banana queen ... breeding the blue ... for some raptures ... while summerclause is rising ... breeding the ascension days ... still holes in the air ... where clouds are coming through ... while a service with little light is roaring .... fake tax ... fake funds ... fake services ... all from the restaurant of 2 ... that restaurant in the middle of cockaign's desert ... on a martian hill ... surrounded by neptunian presents ... directing at the z button in the air ... that symbol sliding above the desert ... here in the middle of the desert ... the yellow rose is standing ... when the orange mazes become too tall ... they strike the yellow jokes ... here in the middle of the desert ... the custard streams ... and you have to eat and eat ... while floating higher ... it's the yellow elevator ... it climbs higher while you're eating ... and then the rains fall ... to make the deserts wet again ... through many rains you can reach for Z ... it's the tall banana bringing you to a tall land .... where the sea-dragons of the rainbow live ...
24. it is the rainbow-jewel ... the z in the sky ... bringing your games into the clock ... in the land of z the banana-queen lives ... she has her own z-visor ... from here she rules the stars ... flowerfields ... while the giants whistlingkettle-orchestra is playing in grandfather's barn ... doing their fake wars, fake crimes and fake lawsuits ... i'm still doing the fake divorces here ... with those strange, strange movements .... i know the songs ... like softness in slowmotion ... so that no one sees the wounds ... but it's all fake anyway ... a kid's play ... nothing more ...
never enough
25. while the red stone makes movies of this ... food for wasp's tv ... while santa clause is breeding his christmasses ... there are appearing new heroes on tv ... they are communistic ... it is the red scorpion rising ... all his children will have the tv-stars in their heart ... a burning tree is growing in the middle of the desert ... it's baker's tree ... and tall faces are coming from it ... tall faces with sombrero's ... these tall giants ... visitors from z ... they are marching in all colours ... i'm seeing bakerman's faces ... so many suns of cockaign ... where communism met christmas ... tv was born ... santa clause is still riding these trains ... he's still the statue on wasp's tv ... where communism met ascension-day ... breath-tv was born ... so many channels from bottles ... so many wasp-rains .... while summerclause is riding them ... it's black against green here ...
26. raising the nuclears ... for a communistic judgement day .... on the racecourts they will stand ... all these tall horses ... raising the gepetto balloon ... twenty five ornaments ... on a hard day's spoon .... the black green jester ... turning thick in the night ... having his little leprechaun ... for a nuclear stocking ... they all hang through the universe ... like umbrella's against the rain .... it's tax, the mark of business ... nothing is only for one moment ... it keeps eating ... everything is for eternity ... shop's judgement's day and tax will be your train from heaven to hell ... for wearing someone's hat ... the rent will bring you down ... nothing will ever be yours ... you can only borrow things, while the prices are too high ... there are many pits to fall in ... many illusive holes ... but at the end you touch the button ... which shows you the other side .... now how many sides do these coins from z have ... how many faces of a baker's head ? spinning holes in the air ... always singing the same songs ... but when you will see it's last cupboard .... to touch the last ballerina ... you will see the opposite song ... these are open mouths ... circling in the sky ... waiting to swallow you .... but there is a way out through it's tail ...
27. when you see the bottomless joke ... and when you brag in it's face .... a bakerman's face .... these were all tall bakers ... visitors from z ... turning you into food ... into birthdaycakes and eastereggs ... and when you thought you found ascensionday ... it appeared to be another trap ... another soft mouth with hard teeth ... all these mouths ... shivering in the air ... waiting to eat you .... to sooth their own fears .... their fears to be eaten .... but all mouths eat other mouths ... for it's all sugared by the bakermen ..... all judged by tall faces .... too tall to understand ... too tall to please ... they have never enough ... i know a place called "never enough" ... it's there ... in their hearts ... the black hearts of guilt ... make the fear rise ...
The Pink Chocolate's Rose Wedding II ...
Dolphin's Goodbye ...
1. Sandman's red mailrunner coming from the big shoe ... throwing some post through your window ... while he races away with his chicken bike ... a red bike ... ringing so soft in your ear ... like dolphin's goodbye ... Checking the orange balls ... by the button of z ... throwing some candy like nick's play ... but he has a blue face ... remembering the pickpock family ... it's dolphin's goodbye
2. A wall full of roses, some chocolate and some wine ... it's the dolphin's goodbye ... it's like a million of doors are opening ... it's like winning the tax's game ... it's like shooting the last leprechaun ... it's like meeting red cape in the night ... she knows how to shut some doors ... and to light some candles ... she knows how to lead them all through the night ... these lions and these rats ... she is a pied piper ... throwing in all windows ... shooting all glasses ... until a morning's raven takes you away to cockaign ... where the doves dance and the mail is raining ... dolphin's goodbye ... and finally you reach the last cupboard of venus ... where a silver ballerina stands ... mary de pazzia .. still peter pan's lover ... while on saturdays she's tinkerbell ... opening the door to a new neverland ... in such a dignified way ... she's the doorhandle on every tenth door ... showing the crisis in china ... hiding a hundred wishing wells under her jackets ... ten jackets she wears ... ten roses in her hair ... ten flowers on a summer's boat ... she did it all for love .. showing you the meaning of chocolate ... she's still her father's wet creation ... standing there on a tenth floor ... on a low low cupboard ... while uncle one to ten is sleeping in the baby's room ... it was all to make your heart at peace .... dolphin's ... goodbye ...
Master of Auction III
Alphabet of Misunderstanding
1. misunderstand a schoolbell and you will hear your mother call .... misunderstand a telephone ring and you will hear your grandmother sing .... misunderstand a tv program and you will hear your sister cry ... misunderstand a docter's advice ... and you will hear your son lie ...
2. tranvestites carrying a big handicapped eye ... they walk through glue and teeth ... they walk through you and me ... to bring the flame back to the candle ... these are dressed up insects from a red picnic ... masked .... while the eye they carry is hidden behind tall teeth ... like barbed wire ...
3. they will surround the baker's tree .... that tree on fire .... pinocchio's tree ... in which Gepetto's Flame is still locked up .... there are snakes running there ... sliding there to do business ... they are having their corsets there ...
4. misunderstand a schoolbell and you will hear your mother call .... misunderstand a telephone ring and you will hear your grandmother sing .... misunderstand a tv program and you will hear your sister cry ... misunderstand a docter's advice ... and you will hear your son lie ...
5. only the tranvestites and the handicapped are free ... they can escape through communistic red spinning holes in the airs ... the red watermarks ... the red wet face of bakerman ... there will be wars in lapsalvania because of this ... for there in the endless auction ... a red point will appear through which Gepetto can escape .... then his balloon can rise and float above the restaurant of 2 ... to be the mailman of misunderstanding .... the god of ten ... he is the god of ten .... the 2 ... for the ten is the first number connecting two numbers ... it is the portal from something to something ... the touch ...
6. misunderstand a schoolbell and you will hear your mother call .... misunderstand a telephone ring and you will hear your grandmother sing .... misunderstand a tv program and you will hear your sister cry ... misunderstand a docter's advice ... and you will hear your son lie ...
7. there are so many red points on the baker's tree ... and it's like pinocchio has a skindisease ... but these are all little lights ... lauching the big gepetto ... it's like a zeppelin from mars .... it's like a rainbowballoon ... all the little tens ... raising the big 2 ... the mailman of misunderstanding ... because we misunderstood our teachers ... we could touch the fairytale again ...
8. the pickpock family is in town ... raising their big balloons ... they are walking like chicken on the killingfields ... but they are dressed up ants ... working on fairgrounds, funparks and circusses .... they are the gods of nonsense and misunderstanding ... raising up their own god ... gepetto ... their mailman ... they are raising up their numbers and letters in a flame ... a balloon's flame ...
9. misunderstand a schoolbell and you will hear your mother call .... misunderstand a telephone ring and you will hear your grandmother sing .... misunderstand a tv program and you will hear your sister cry ... misunderstand a docter's advice ... and you will hear your son lie ...
10. aslant eyes and aslant faces make the connection to the worlds beyond the worlds, the mirrors beyond the mirrors .... by the little tens the wasprains are spouted ... by the big two of misunderstanding .... one of the biggest jokes .... there are seven jokes in a bag while the banana queen is carrying it ... they will be launched on a sundaymorning ...
11. the banana queen is raising her automatons ... on jupiter's fairground she walks ... together with white boots ... sharing their flowers with children ... they are raising their watermarks ... their gluemarks ... they are raising their balloons ... the bakerman's faces ....
12. misunderstand a schoolbell and you will hear your mother call .... misunderstand a telephone ring and you will hear your grandmother sing .... misunderstand a tv program and you will hear your sister cry ... misunderstand a docter's advice ... and you will hear your son lie ...
13. they have red lights on their faces ... these waterlights ... these little tens ... raising the big 2 .... raising the big gepetto ... there are nuclear wars in lapsalvania ... the ants of the red picnic are rising ... these tranvestites carrying the big handicapped eye ...
Broken Bridge
1. where plants are the senses of a new world, don't cut it again, for you might cut yourself away. the boys from lynx they walk ... with machine guns they take flight ... to the world above the sea where they sell their roses ... to keep them all blind ... i have time for you when you walk away from the clock ... you might want to feel wet boots below you again ... there are docters in winter's treasures, growing from the bottom of the sea ... where they died in these sea gardens ... but there will not be any saviour or criminal again ... only these boys ...
2. they wear the stripes on their faces .. they have scars in their necks ... they sell the old feathers to the young ... they wear their ancient tattoos on their skins ...they fall when someone else falls ... for there is no saviour ... we are all the same ... when someone rises they rise .... they are the tears in our eyes ... they let them rot in the skies ... having no mercy at all ... they are like easterclauses taking flight .... it's only you ... they aren't really there ...
3. and then the hunger brings the hallucination ... they are the fata morgana's ... mirages of old wizards .... see these hearts pumping ... lying on dishes ... while you don't dare to eat anything of it ... these are the wizards hearts ... you are locked up in your hunger, while you have the fear ... and you eat nothing ... until you're dry as the desert creating your own tax ... your legions and masses ... this world is a vision of hunger .... it's a strange delirium coming from the third world ... oh yes, you're part of it ... your hunger just lets you dream of riches ...
4. it's a trick of a cobra ... you built your own tv ... there are no saviours and no destroyers .... only you ... in lonely and forgotten land .... you pushed the bell .... and now they're here ... but they're just ghosts of the mind ...
5. you slide to the forgotten land, where all your dreams started ... and you see the cobra moving .... you were at your own exploding ... and now you're living in a joke ... while bakerman's faces do their conspiracies at tops of trees ... you are just a christmasball ... with wasp-tv in your mind ... you're a money-designer ... from a strange bank ... you sacrifice your self-spun sugar to the queens ... but they only make the joke bigger ...
6. and now these bakerman's faces are your gods ... the jesus's you crucify ... your coins to paradise ... while your face is on someone elses coin ...
7. the worlds within worlds bring the feelings ... that what you cannot reach will bind you and blind you ... you are a slave of the hollow ... and it takes you deeper inside ... to the place where ashes is money ... the seeds of a new day ... the ornament of coins is luring you deeper ... it's your only way out ... just eat these seeds ... these flowerseeds ... then the honey will flow through your stomach ... and you will drink new milk ... come to the hollow ... and eat your burdens ... this is a gate you don't want to know ... but it's your only way to survive ... the hungercocoon brings riches to your mouth ... it grows on your back raching for your mouth .... you can smell flowers of paradises growing on your back .. reaching for your nose .... it gives you the face of a deer ... having the machines of the red eye ... while visions grow from their back reaching for their eyes ... and music grows from their back to their ears ... while the tattoo of a spider is growing on their forehead ... reaching for their necks ... there where the senses sleep ...
8. there's a spider on my forehead ... and it grows towards my neck ... to open the senses ... to let the flowers grow ... between the plants .... there's a spider on my forehead ... and it grows towards my neck ... to open new visions .... in a language i understand .... and it brings me understanding ... it brings me new tales ... till the ornament grows further ... to reach for the broken bridge ....
9. when ornaments come together ... to lay the hard stones ... then softness grow inside ... to let machines blow ... they bring oil to the stages ... to let ballerina's dance ... until they reach the morninglights .... where they dive into morning dew .... they will never reach the afternoon ... they are in morningland ... where the morningred pushes the lights underwater .... in a new sea ... to let new plants grow from the seagardens ...
10. when ornaments come together ... they're riding towards the show ... where there are no saviours and criminals .... where everyone is the same ... baptized in red ...
11. there are boys behind dragonbars .... locked up behind letters ... and numbers ... they're locked up in the book ... of a red dragon ... he's a dangerous chesspawn on the board of a white rabbit ...
12. so many chesspawns in the air ... boys from lynx against the black snail and a pale orange octopus ... against so many other pieces on this strange chessboard of a white rabbit ... and when he turns it around .... the back of the board is a mirror .... and you see your face ... with these thousand nipples ... these bakerman's faces ... these bakerman's coins .... can you escape the altar .... of an egyptian king ... of an egyptian mother .... who claimed moses to be her son ... she saved him but prisoned him ... can you escape this saviour's altar ... this altar of a businessman .... it's joseph's pit ... a strange board of chess .... where the suns and the earths play ... while moons are watching .... while you're sinking deeper in this strange coccoon ... this strange cartoon .... in these strange days ... while an orange prince is knocking at your door ... with three purple pale flowers for your mother ... he didn't ring a bell ... he just whispered ....
13. in ornamental issues .... i take flight to izu .... where all insects are gathered .... doing strange dances .... to win their days back ... in this strange game ... and at the bottom of this pit .. you're king of egypt .... and then there aren't any jesuses and judases left ....
14. who knows the chessboard of the white rabbit ... leading alice to wonderland .... it's strange stratego ... when you turn the pieces around ... you see the faces of the ones around you ... it's all a big conspiracy in your mind .... for when you turn them around twice ... you see your own face .... but at the end ... there will be no blame and shame at all .... these feelings of guilt ... where just the coins of business .... in a game called antartica .... flowerseeds wanting to open the senses .... for a new world ..... new senses started to develop .. under the vibrations of guilt .... in the eyes of guilt it's never enough ... it's never good ... it's hungry .... and you need to grow .... it's the big breed ... of an old witch .... waiting to eat you .... but you're never good enough .... it's never done .... so then you're living behind dragonwalls ... in her strange stories ....
Poetry from the White Chocolate III
Cold December Day
Red Seas
1. Honey, did you hear those sounds, terror coming in the night, while we sleep they take everything away, what we built between you and me. Honey, did you hear those words and the thunder, while our babies crying. Nothing they can do, nothing we can hide away, there is no escape, on Laprakod's Day. They're bringing us to Rabbit's Hill, they're giving us some cards, of what they built between you and me, and we're having their babies. Honey, did you hear those screams, telling us goodbye, honey, are you listening closely, they're tearing us apart, they're tearing us apart, on this cold december day, they're tearing us apart, they're tearing off your masks, they're tearing off these babies, tearing off all what we built here, between you and me.
Nowhere to Run
2. Come away with me, and let us forget about everything, let us hide away and fall, that's better than keep standing here. Honey, take me away, to your shelters, where you have your secret calls, your liars to mislead them all. Come away with me, come and let us fall, for everything here is burning, honey, take the doll, and raise it with the funny faces, to mislead them all. Come away with me, far away from these red seas, show me all those secret places, all what you were hiding for me, or we don't have anything to run to ...
*
3. I know of all your tears, I know of all your pains, fragily woven, the clothes you wear everyday.
*
Golden Yesterday
4. Soldiers rising up today, on this cold december day, suns and icycles on the chairs, baby's singing on the stairs, about stars so far away. You haven't seen them in ages, for they are with me today. Is today forever, like millions of years, is today to stay here till christmas, I'm frozen like a chocolate soldier, waiting for the bite again. Soldiers, rising up today, they came over the bridge of a frozen yesterday. Silly queen, I bought the rest of today, if you're sweet I give you a second of yesterday. I'm drinking the lion's tea, and from a widow-spiderian stream, I must grow up today, to rise to the ceiling, together with these soldiers, on this cold december day. Waiting for the strike of chocolate, waiting for the big bite. You're fragily woven, like the queen's doll, like the mistress of the princess, bowing for today. Give me chocolate milk from a widow spider, to stand with you today. If I fall tomorrow, I always have today, as a golden yesterday.
5. The cinema is closed today, and I can't stop crying, it's a cold december day. There are widow-spiders on the wall, waiting for the strike of chocolate, to rise tall. A boy in cowboy suit came to me today, gave me a book, a red book, like a dwarve's bible, they have fought about it today, and now I am a raven's prince. Please, give me all my ravens back, to take another dive, into the mystery.
Burning Flowers
6. I must dive, I must get through all these rings of fire, dancing through my mind. I must take, I must give away these flowers burning in my garden, they want to go home. They belong to you, in your womb they can grow, these burning flowers, don't you know.
7. I must take, I must give away these flowers, burning in the snow, of a cold december day.
*
8. There I hide them well, deep down in a precious spell, there I hide them well, lots to take, and lots to give ...
*
Cigarettes of War
I'm somewhere locked up in history, the thick fluid is flowing slowly from one place to another, it hardly moves. I think it will take ages. These cigarettes are of silver, and these histories lead to the wild ages. In the stone age we're locked up like rabbits ... reading their iron books ... Birds of Jura stand in tall windows, watching the rules of fire.
Poetry from the Big Gun II
Dragon Postbanks
Jurassic Gun
1. Four Dorothee's, a yellow one rakes the green. A blue one meets the saturdays in august. And sixty alices in a row ... it's complaining about something, i don't know. Pinocchio is a dragoncandle, needle on the grammophone, there he goes, there's too much noise in a spinach tanker, baby, i don't know, i don't know. Four Dorothee's in a row, while the fifth Dorothee comes with orange surprises. These silver fields ... like raking the moons ... while moonchild breaks the stages ... These dogs have silver barks ... in blue ... No zebra's tomorrow ... they will be in yesterday ... So many roses descending to history ...
2. Rollerskaters on a run, while four Pinocchio's are hunting after them ... These dragoncandles are just strange needles from grammophone ... Like lambsteads they take flight ... to other moons .... Jericho's on the spoon today ... there's carnival in a rabbit's temple ... All clothes are sold out again ... we are naked and shivering ... No train wants to pick us up ... we have to stay here till sun will get under .... ready for the swallow of the sea ...
3. Lately I'm a bit out of space ... Don't know how to rake my hair ... It's a wilderness because of a present ... exploding before my face ... I'm in pain and grief ... I shouldn't have listened to you ...Shouldn't shake your hand ... but it's too late now .... I'm already locked up in a yesterday's event ... Alice is a rabbit-docter, a green one standing on the side ... These are the sides of hell she's raking ... There is silver on the moon ... I can see it from here ... where docters run, and docters bow ... picking up the last helicopters coming out of their patients mouth ... then it's friday after that, and they can go early to bed ... While blue Dorothee sells the saturdays away ... to a green raven's play ... Didn't you hear it ? It was in the papers yesterday ... And now we have to run and hide ... or this baby will take us away to her hairy afternoons ... Run for your life .... There are hairy birds on the fields ... while Pinocchio's are raking the walls ... There's no escape from here ... we are waiting for the moment till we fall ...
4. Uncle Peacock has a bad day ... and it seems we're paying for it again ... he has sixty postbanks in a row ... reminding us of history ... while sixty pinocchio's are still the displaydolls .... There are loveletters from a hairy past ... These are memory-banks ... romances of dragons ... like old religions ... mom and dad want to talk to us like ancestors in a glass of water ... drowning .. but reaching our sides ... These rollerskates sting, telling us to sink deeper .... down the hill, monsieurs ... down the hill ... the roses still grow ... There's a telephone from 20 ages ago ... it's still on the radio ... where Uncle Unicorn runs and hides ....
5. These are old religions, mother, so many alices in the sky ... they're raking the moons for us ... These are old religions baby, messages from thirty ages ago, from times ... we didn't know ... These are strange postbanks it makes you cry ... bye bye baby, they're taking me away .... blue alice is speaking ... her rabbit is bleeding ... bitten by a monster, drowning in the sea ... it was something between you and me ....
6. Baby, please give me some room, please give me some space ... these shoes hurt me ... i have to walk ... i have to talk .... these are horses waiting for the ride ... i cannot help it, never could ... Baby, these shoes are hurting me ... I have to sink deeper, in these tall tall boots ... where the rabbits break me .... An iron grasp brought me to these old old fashions and forests ... and these old old trains .... where red alices were weeping .... and a brown alice was breaking the afternoon .... to escape to old summers .... on an old locomotion ... baby give me room, these are just some old religions ... from strange postbanks ... with strange mailmans ... so many balloons in the skies ... it makes you wanna cry ...
7. Mother, invent me, I cannot walk today ... some messages they break me ... did the mailman already come ... he's the god of ten ... with all his pinocchio's ... memories on discs ... strange strange dragoncandles ... singing in spain ... old songs from the rivers .... so many snowwhites after the fall .... so many cinderella's ... in a strange war ..... after the call .... so many thornroses thundering in the snow .... between me and you ... a dragon of old ages ... where Uncle Unicorn runs and hides .... this grammophone needs a good needle .... she's walking with her boots deep in the snow ... I still cannot hear her echo ....
8. Echobank .... make the letters thick ... let me hear your songs ... these old records speak .... a postman a strange dj ... taking me home today ... with sixty dorothees behind me ... i think i get a piece of this cake ... where brothers are warning me ... twenty jesuses in twenty colours .... please don't cry about me .... the red osiris is taking me through it ... like a silver statue he breaks the rules ... and takes me to the schools ... please don't cry again, you're under a good umbrella ... it's a mailman's school ... were waving birds .... from ancient times will come to you ... with their wide wings ... they will bring you to it .... they will bring you to mailman's churches ... to mailman's justice-courts ... watch and listen ... it speaks to you like silver thunder ... making everything small again ... the ancient fairytales will appear ... so don't cry again ....
9. Yes, mailmen take you home tonight. They watch the flowers side by side ... until the ornaments will spread themselves ... Mother invent me ... did the mailman already come today ... he is the god of ten .... a dragoncandle singing in spain ... these pinocchio's standing in a row ... these displaydolls of strange postbanks .... The statues drip their watery glues ... New tax from the radio ... new dragons entering in .... don't forget about his number ... of ages and ages ago ... These alices in pink and white ... they're locking all these rows tonight ... Lady watch the golden spear these animals they greet the snowwhite ... tear ...
10. Mailmen's roses .... mailmen's tears .... They bring the deep wide bottles .... they drink and cry it out every year .... Mailmen's roses .... Mailmen's tears .... they drink and let it stream ... they drink and let it flow ...
11. Thirteen licorices .... twelve chocolates .... Let me hide behind the mailman ... bringing milk today .... Circle of mailmen yellow and green, Alice White is counting the tears .... they describe and she is drinking .... all these watering lies .... are truths from millions of ages ago ... Cinema's they let them play .... It's a taxletter-postbank .... It's a taxletter's grey ...
12. Here I come, these dragons need space .... Just listen to the taxmachine, just listen to the ticking of birds .... codes of dragons .... codes of a new today .... from millions of ages ago ... The dragon's coming through .... The mailman's heart, just a liar ... the typemachine of ancient truth .... You even don't know the date of today .... You lost the calender of old June. All these red liars ... bringing the truths of ancient days ...
13. Blue mailmen, milkmen, teachers .... coming to the justice-court .... where the black mailmen read the white letters ... a cherry lies today .... but tomorrow it's the truth again .... These letters are bending on top of every day ... It is forever yesterday ....
14. Grey mice with eleven noses, grey mice with eleven ears, marching to the peter pan's sundaymorning, to tell them other stories ... of yesterday .... I am sinking to the noises growing from tomorrow, hiding me from yesterday .... I am sinking to these glories wandering through my mind today .... hiding me from yesterday ....
15. Blue mice like pinocchio's, marching like the mailmen, marching like my mother's curse today .... finding their ways through old stories .... the world will be an elf today .... transparent in all it's colours .... for Jesus thinks it's okay ....
16. Green mice with three ears, and with a blue nose, they can grow, bringing them to yesterday, through a strange postbank, with a strange flow .... Red mice think today ... it's okay ... it's okay ... while Jesus takes the cinema and disappears in the rain ... My mother hides in Spain ... My mother thinks it's a strange postbank ... that's like it is ...
17. It's busy in the dragon's castle ... all the dragoncandle's singing ... these are mice on a stick ... like pinocchio's they tick .... all these messages from yesterday, about my mother hiding in spain .... It's like a Red Christ coming from Santa Day .... like a Blue Christ loving elves .... Like the Black Christ not able to play .... they're hiding all in yesterday .... My Pink Christ goes to school, where mailmen are the teachers .... nothing for him .... he screams all day .....and at nights he cannot sleep .... These dragoncandles running .... towards the moonchild playing in the skies .... sitting on the big snake ....
18. And I, I still wonder, what's going on today .... all these Red Pinocchio's .... all these telephones .... and all these radio's from ancient days .... Still spinning tax to burn the coins of today ... these strange Pinocchio's making you cry .... but these lies were truths yesterday ... but these lies were truths yesterday .... In the cinema, come, take your guns and clothes ... take your machines .... and go to someone's birthday .... to your Jurassic Gun ... to find your Dorothee's and Alice's ... and your queens of hearts .... And come to mailmen's lawyers, to find the mailman's ring ... waking up .... becoming a mailman ... just a letter in the alphabet ... balancing between tax and insurance, between a telephone and a radio ....
Orange Dragonclaw
19. Twenty Esau's cannot comfort me, these are lights ... bakerman's lights ... Their hair is softly burning in strange fire .... They cannot comfort me ... but it makes me a bit quiet ... There's a clock of moons hanging on the wall ... It's speaking and I see it's eye .... a big eye if it comes to that .... like the sparrow's eye ...
20. I wonder what they're doing today ... All these taxes and insurances ... all these economies ... and the ones going to jail ... It's like a dragon coming to the surface ... He cannot speak, but he lets the money roll ... from this side to that side .... until someone has to go to jail ... It's a big machine ... without mercy ... I can't do anything about it ... The skies are silver ... and so are the buildings ... with their merciless machines ....
21. The orange dragonclaw has twenty Jesuses in a row ... A strange sight, and all for money ... Yes, they finally remember me .... On the wings of dementia ... These are the mailman's Januari's .... strange feathers from the bird ...When in august the Pinocchio's speak ... the twentieth has the biggest mouth, the microphone of society .... spinning the rings tight ... These are strange rockets in the air ... from a mailman's bag ... they arise .... The alphabet's making strange dive's today ... Deep down in the sand ... It's the dictionairy doing business today ... a dragon dictionairy .... making drama's ... in the kettle ... the big kettle of spain ...
The Banks of History
Silver Cigars
wonder rocket
1. All in line they stand, while hitler has the red stripe around his arm ... They move ... it is a strange band ... The ballerina bends ... By all these tsars falling, I'm breathing ... Is it cold in your worldwar I ... I can sell vanilla cakes ... some flames behind thick glass ... so that you can dream ...
2. Blue zebra hides the lilyqueen ... she's moving like the octopus ... like fishes in the sky ... it's coming closer now ... on silver cigars ... These are the bones of Pharao ... taking flight in october skies ... These red stripes around the arms of commanders ... coming to me in my darkest nights ... They had to rise and fall, so that I could move ... I am a toysoldier after all ... nothing but a strange ballerina ... on silver cupboards I dance ... like silver mice I stand ... one hand stretched out to the cake ... while it breaks ... and I can dream ...
3. Vanilla cakes ... flames behind thick glass and iron ... we're dying in the cold ... but the dreams bring us away ... to a place of silver cigars ... We weren't allowed to forget history ... There are the flames in hearts ... From there the secret's running ... In time ... It's all so frozen ... They're still in slow motion ...
4. Like the hitchhiker ... I'm bending my fingers ... to the cars of history ... to the sweeter destiny ... Why am I so angry ... It's a silver key hunting after me ... tearing me down ... These silver lights they come like lightening on my knee ... It lets me bend everything ... There's power to walk ... and let them all talk ...
5. There are silver statues in my mind, while hitler has a white stripe around his arms ... And now it disappears and the picture fades away ... There are wet silver lights in my head ... blinding me ... taking the kings out of me ... to let them fall once again ... deeper into my heart, like silver arrows ... letting me breath ... It's strange ... it's all on moviescreens ... and I'm not a baby anymore ... I'm grown up, every movement it's goal ... I'm aware, I am a robot ... silver cigars are my bones ... It's blinding me ... taking me to other shores ... The paths of history I must go ... like a rocket into the sand ... so that everything will bend ... There's silver water on a plate ... and everything is dying in my hand ... It's like worldwar II ... The spears of Jesus coming through ...
6. I must know their numbers ... Timemachines don't exist ... only stockmachines ... It's clicking like silver chains ... making me move like the iron ballerina ... No one will take me down again, only history will do ... I have silver chocolate on a dish ... these soldiers are so frozen ... but by the strike of silver licorice ... their eyes will fall down ...
Wodka
7. Cannot go, I'm mother's station, cannot go, I'm mother's hide ... Indian books fall down ... warbottles make me swallow ... it's carnival ... nothing hurts anymore ... for history took them all away ...
8. Cannot go, I'm mother's secret, chains are bending when I speak ... It's like the clicks of silver ... and the tapping shoes of wondermaking ... Cannot go, I'm mother's secret ... cannot go, I'm mother's secret ...
9. Finding the right words to breath ... Wonderland is on ... History made me taller, birds of pharao have nests in my spine ... While I am sinking deeper ... reaching for my legs ... They're so tall, they do not touch the ground ... like the silver horses standing proud .... I'm all in darkness .... birds bend their heads ... They do understand ... while songbird saves me from the threat ... still a redbreast from aldebaran, while stockmachines sting merciless to make the deals ... for more silver bones to come through .... I'm a warmachine ... showing the sides of a coin ... Silver chocolatemilk in a bottle ... streaming through the games of rats ... streaming through the frozen soldiers ... until the licoricesyrop lets them fall ... They all must go to bed ... while in the morning they will be pirates ... on a silver pirateship ... hearts are bending ... hearts are talking about the chip ... Pinocchio's letters from the inside ... These coins from history ... for the aldebaran .... automatons .... ancient machinery .... Now spread your wings, my bird, and fly ... bend your heads ... like silver pictures ... make them understand ... make them understand ...
10. Why do you want to drown in wodka ... Take whiskey instead ... There are wonderlands on the coins ... and wonderlands on the bills ... bred by stockmachines ... no automatons .... Fly to make them understand ... It is hitler in wonderland .... let us all bow our heads and try to escape ... Where's the mango ... making our heads do the tango ... Where's the spread making us all so mad ... There's a war of fruits in my head ... There's steamy beer on the cake ... It doesn't want to go to school today ... The paradox caresses his face ... There's steamy wine making flights ... crashing down before the walls of yesterday ... but ancient marks will bring him through ...
11. Silver wonderland where are you going ... Silver rabbits and silver alices ... where's the end of it ... Is it there in hitler's mouth ? Oh, tell me where he had his favors ... Tell me where he lost his dice .... I must continue through these doors ... not captivating one of them ... There's a silver zebra roaring in the skies ... like a rocket aimed at the banks of history ...
Finally Whiskey
12. I'm escaping through open mouths, having tongues as parachutes ... These feathers are more dangerous than the bird's beak ... That's why I had to sit in jail for so long of my life ... to prepare me to this fight ... I'm just a whiskey-gladiator ... but finally the emperor's son ... With crowns on every finger ... silver crowns ... I don't need the gold ... Crowns of liberty, sais the frog ... while I'm still dying in a glass of water ... silver water ... I allowed myself to be neutral while walking the path of history ... for only the paradox was a path for me ... there ... I didn't allow myself to do symmetric predictions again, for the assymetry brought me to the well of history ... and it was full of whiskey ... There's silver water making me drunk ...
13. There are silver dreams before my eyes .... when I touch one of them, they all fall and fly away ... and I fly after them ... for they want me to know where they came from ... these silver birds ....
14. There are silver dragons on the shores ... with warbottles in their hands ... full of steamy silver waters ... and lots of whiskey under their commands ... The strike of July brings them to June, where they finally can sleep ... and tune in to another station ... robbing another bank ... While trompets are very loud and low today ... with silver lights like lightening ... Silver mice are in a row ... preparing the machinery for the next flow ... all these silver cigars are dying ... to wake up into another day ... They have pretty faces ... they have funny speeches ... like the latest cartoons ... Mickey Mouse is waiting for the bus today ... going to Germany and then to Russia ... to do the first worldwar again ... It was just a strange dance in your mother's diary ... Mickey Mouse and his wicked ballerina's ... He just drank too much whiskey ... hitting the hard day ...someone had to break the shell ... and now these animals can run .. knowing there's a new story to tell ... Break the bottles open ... and do the second worldwar again ... These soldiers are all frozen ... When the licorice strikes, they will all fall ... turning into pirates ... with flowers blooming in their hearts ... It's the rythm of silver .... There's no big escape from this all ... but only by repeating it, it will finally fall ... To bed, that is the only travel ... when daylights fall ... to dream the silver dream ...
15. In autumn the houses are tall ... and then hitler's just a painting ... but it moves, and that is the strangest thing of all ...
16. Hitler's carnival ... marching with twentythousand mice ... What a picture in the snow ... it moves ... it glows and it grows ... tomorrow the flowers will bloom ... and what will we do then ...
17. There's a silver zebra in the sky ... peeing on the banks of history ... ready for the major attack ... a crown of history ... a silver one, that's for sure ... don't need the gold, just drink the whiskey ... Zebra's in the sky ... the wars come down to Dorothee ... just patients for the docter of oz ... mates to travel with ... all these wars, our mixed-up hearts ... all the cruelty so overrated ... there's something down there coming through ... it kills for it needs the life taken away from it ... it needs to breath ... cruelty so overrated ... nothing but a war of fruits ... the baker wants expensive juice ... to have a present when the wizard comes ... these wars just making a chair free for the next one ... they must make the trees pretty ... they are the keys of lion's cages ... and other animals ...
Potatoes, Onions and Oranges
"when it breaths it goes to history to be burnt ... when it's swallowed six times you can translate ... and the seventh time ... you can create ... the secret of a red giant's shoe ...."
When the purple becomes green
1. Through the purple curtains i always reach the red, escaping the purple is the best you can do when the snow falls, but it always brings you back, until the marbles come, until the marbles fall ... for another round on the fairground .... until the purple becomes green ... It's switching between liars and truthspeakers ... switchers between June and July ... until april comes to make a detail ... to make them all green in the night ... then your daylight will fall ... for another ride ... into the funpark ....
2. Through arabian seacocoons i'm heading for izu ... there are marbles under my shoes ... all these solar stairways ... these moving stairs ... leading me to belcanov ... that statue on the flowerfields ... keeping them all spinning ... he's an arabian deer, a face too tight ... while glues are streaming ....there are siriuses in the air .... all these cigarlights ... they're spinning the birds of thunder ... to let belcanov breath ... all these cigarlights from japan .... when india's on her knees ... these are cigarlights from sweden, from all over the world ... where the siriuses have touched their earths ... to descend underground ... to meet the hidden lions ... they will be free on day three ...
3. and when the marbles are rolling, i'm heading for izu ... staring at all those aldebarans in the night ... it's the red scorpion rising ... there are communistic heroes on tv ... while santa clause is still a little statue on this wasp's delight ...
4. how many stings of a wasp does it take ... to greet marazanta ... he's rising high ... he's heading for the buildings of the poles ... he's on highways to perlottia .... on rollerskates ... while belcanov is on my side ... still a deermachine .... he rides .... letting his wasps descend to history .... in the delirium of dementia ...
5. black cowboys in arabian deserts ... with black lassos ... catching their prisoners for an author's kitchen ... the book must be ready tomorrow ... tax always the author's pencil ... it roars by democracy ... and then they'll all read it ...
6. businessmen are masters of sleep ... the nose brings you to the future ... where the unknown lives ... the dragons ... under an orange stone of confusion ... we go to sleep ... along purple curtains we travel ... heading for green .. on top of a desert ... sandman was just a good businessman ...
7. sandman is riding a green horse ... eating the purple ... along purple curtains they travel ... with you ... sandman on a green horse ... and i'm waiting for the strike of orange ... under business we all go to sleep .... until tax comes to give us red dreams ... red dreams .. we're on the radio tonight ... this is how they mix us ... mix us ... all in the kettle ... the purple breaks us and mix us ... in delirium ... on a green horse ....
8. birthday man is in town ... we were killed but now we come alive ... to be another prison of orange and green cowboys ... they gamble .... having their delights .... our daddy is an addicted gambler .... he's selling us ... on the back of a purple horse ... all these wasps ... bringing us back to where we came from ... but by another road ... we don't recognize ... that we had been here before ....
9. while belcanov smiles from history ... we are prisoners of izu ... prisoners of an author's kitchen ...bringing us back to the book ... back to the alphabet ... the libraries .... where we become glue ....
10. there's glue from arabian coffeehouses ... on top of bagdad city ... deers and horses ... in the roundabout .... they wave ... they are ... friends ...
11. until a spanish dream kidnaps us ... then arabia is our enemy again ... and a purple deer is mixing us again ... by potatoes, onions and oranges ... until we are pale again .. pale again ...
12. a spanish dream sells the pictures ... one of these deers was a spy ... a blue one that's for sure .... selling the prisoners to the red .... where they get all colours .... they aren't pale anymore .... they needed fruits for the greengrocer there ... to blow up his balloons ..... the roundabout of deers is spinning ... having their own red ... pale red ... while they are your enemies again ...
13. and this makes the tears fall, all these dragon tears ... while the watermarks make pictures ... these are wet suits ... plastic wood ....
14. you have two red eyes ... a pale one and a colourfull one ... it makes you cry ... while the third one on your head is transparent ... made by tears ... it's growing .... and making friends forever .... with the deers ... you're smiling .... it's the third day ... and you see the fragments of a jellyfish's face ... there's multi-coloured glue ... from the crocodile ... with all these watermarks on it's back ... it makes you tall and thin ... fragile enough to reach for the sun ...
15. where cowboys play, you reach for the shoes ... in california they stand ... in a desert underground ... where all stones gather .... the black stone makes a wish ... and the coin falls in the black wishingwell ... where abraham still weeps ... for he lost his isaak there .... why did the goat has to die ?
16. there's a goat on the coin .... a black one ... king of the desert ... he likes to be killed ... he likes to be a coin ... he reached through the bottom of the pit ... into the depths of tax and transparency .... and now he grows like a tree from the yellow station .... he is king .... he is an ornament ... he is king ...
17. he was saved by echo ... and now he rides him .... on this black goat .... he builds wasp-tv .... by all these tax-lines, waterlines .... while the santa clause statue, the little one, is standing on this desert house .... and now it's raining and snowing ... rains of the wasp .... while coffee is running .... from the arabian house .... it was all in arabia .... spain in arabia .... the spy was fake ... spies are just smugglers ... spies are just trains ... it's just a black goat .... in panic and fear ... he has clothes with holes ...
18. there's a goat on the coin, he likes to be swallowed .... he likes to be eaten by cowboys .... to reach for the shoes ... where the indian spies ... live .... just spice from arabia ...
19. how many corners are there on a red eye ... where aldebaran birds are dancing ... the red scorpion rides ... how many faces are there on a spider's coin ... it reaches for an unknown well, while the trains of arabia are roaring ... they are moving underground ... to break through communistic churches .... while the bands of jazz are playing ... you glide into the night .... without dress ... to awake naked the next morning .... but it hides you from the black morning .... you're now in a strange roundabout ... with purple horses ... shining in the sun .... they keep you out of the factory ...
20. these horses are blind my dear .... and they will be deaf at the end of the year ... but they are covered by watermarks .... waiting to save you ... then you will jump out of black bottles .... to see their beauty .. and forget about their ugliness inside .... inside we are ugly ... but our skins are beautiful .... we are indian spies ... smuggling the banana roads .... for the coming queens and kings ... we take flight ...
21. in asgard the yellow station we sit .... waiting to become sweet again ... there are so many bananas ending here .... becoming straight and blue ... frozen like soldiers touched by the chocolate ... where icecream rolls ... it's baker's glue ... where the orange is a good gun ... and the bananas burn the money ... the ice will rise ... to niflheim ... on ragnarok's day ... it's getting darker here ... where blind children play ... the walls of jericho are rising .... when the blue strikes seven times, there's icecream for all .... when bilmageln hits the third gong ... then the dwarves come ... and it's red shoe time ...
22. a silver spoon does the work, in bilmagelns golden hand ... it ticks ... it's dinnertime ... when the black gates are opening ... black glues from licorice ... turning ice in the night .... it was always your mother's delight .... by this she got her red eyes .... red lights in the sky ...
23. when the red dragon is falling, on licorice day ... the red eye is rising ... and the red rose floats to the libraries of the old days ... opening the taps of glue .... she's a water mark .. a best mark ... doing the dishes with a spoon ... she needs you today for a ride in a tunnel .... to show you all flowers of daylight .... in their tight dresses covered by big uniforms ... she takes flight .... she doesn't let her roses die ... she's hiding her black bottles ... while red cowboys are riding them ... heading for the yellow ... where bakerman takes flight ... touching the seven moons of cockaign ... just a shrieking boys clock ... from arabia to spain ... she had to swallow ... to bring the colours ... alive again ... they were hidden in the hollow ... they were hidden in the pale ....
24. there are watermarks sitting on bottles ... and at the end of the day ... they float away ... and then the shark's beer is floating ... watch the smile ... these are bakerman's mouths ... watch the smile ... i'm on a dreamboat .. burning my money ... i have now my own coins for a new alphabet .... it will be burnt at the end of the day ... all these watermarks falling .... stirring the machines of deer ...
25. these ones are tight ... the noses rise .... showing us a future too heavy .... for it's unknown to us ... they don't tell us how it is .... and we fall asleep ... sliding back to history .... can we build our towns here ... and forget about our futures ? the noses rise ... spreading their birds of cigarette ... stirring the machines of deers .... these are strange coins on bottles ... falling in the bottle again .... to pump the water up high .... while it's becoming glue from uncle's ... the watermarks take flight ...
26. what if the orange becomes red .... faroom da bazite ... a red bed ... where all trains of arabia end ... you were a cyclope .... with a red eye .... a roundabout ... with so many roundabouts inside ... you were blind ... but now they stang you ... you can see ... and still blind children are playing on the marketsquares of jericho ... having strange noses from strange parties ... like rockets to the moon ... there are fireworks in the bottle ... while blue glue is streaming ... it was sandman with his yellow touch sitting on a green horse .... and now he gave you purple .... to bring the boys from lynx alive ... boys from lynx ... spreading their coffees ... to let you wake up in another world ... how many floors are there in this red ball ... it's jakobs ladder ... he's playing the whispering organ ... so slow ... so slow ... while red soup is boiling ... and liars take flight .... jakob's on a mission, with his three red eyes ... three marbles in a basket of sand ... while a wild esau is rising ... painting the skies in neon ... he's a cyclope ... but he has a million eyes on his back ... that's how he flies .... all red eyes ... bringing the neon .... he's a swindler now ... gambling ... while casino's cabman is riding him ... he takes flight ...
27. when it breaths it goes to history to be burnt ... when it's swallowed six times you can translate ... and the seventh time ... you can create ... the secret of a red giant's shoe .... then the birds of cigarette come free ... enchanted mirrors enchanted ponds .... to let you have your own shoes ... they bring you to .. the world beyond fairytale ... grapes on a red picnic's day ... turning wine in the night ... on kana's day ... jesus kissed his bride ... veiled .... it was a monkey ... a flying one .... on that day when the publics laughed themselves to death .... the public ... another trick of tax ...
28. on top of the nose ... arabia waves ... it's all there is ... we are just red walking noses ... painted by a black widow .... these are stories of the big nose .... spreading fears which don't exist ... this is all there is ... who painted the noses red .... she's the black widow .... a major threat .... hiding her bakerman in a purple box ... where she mixes him .... along the purple curtains of delirium ....he goes asleep ... while all these bakerman's faces fill the sky in glue .... and the pictures become darker ... she's making it so black ... where neon is rising .... and when the black rose falls ... the red dream starts to tell ... you're on tv tonight .... and she makes it darker .... for the waterlights are weeping, heading for the broadcastlady of cartoon .... she wants it softer ... so she has to strike harder first ... she's a two-faced harlot ... bringing them from the purple to the orange .... in the arms of bilmageln ... where they can sleep ....
29. but these soft boys become the hard man in the night ... oh yes .... like white hard candy lying on a dish ... tell me what you can remember ... it was the way you caught a fish ... one day the soft was all eaten away ... and some hard bones were staring at you ... and you swallowed fast all of a sudden ...
30. these are hard men in racecars ... becoming darker when they ride .... they ride on banana roads to burn their money ... they have two-faced eyes ... and only a black microphone will survive their stares ... you better be wise these days ... they are standing on the coasts of the hague ... where a black viewmaster stands ... breeding the red .... breeding the hard stories .... while you are the alphabet .... these are the red boys from santa clause ... the birds of cigarette ...
31. they rise from wasp tv spreading their wasp rains .... they are black spots running ... doing the dishes ... until snow white comes home .... there are red lights in the air ... on a red picnic's day ....
32. they are the books from the library beyond history ... they are red snowflakes sitting on their high thrones ... to speak their judgements of nonsense .... to spread their apocalyptic days ... they are the numbers of conscience and history .... bringing them all back to the vanilla planes .... the wasps of memory .... and then you touch a key you never touched before ... cold conscience ... it spreads and you see the golden cigars .... they can never be burnt ... they can only speak .... these cigarlights from sirius ... these lights too bright .... when the orange splinters rise .... into the darkest night ....
33. your roundabout boats will rise ... and there will be nothing to swallow anymore ... there where red becomes too hot ... cold conscience ...
34. there where red becomes too dark ..... the lights are rising .... eternal damnations coming from sirian cigarlighters ... to save you from charity's curse ....
35. swallow enough to reach the golden cigarlights .... you have a nose ... and that's all you have ... some have bodies full of noses ... they rule over the world beyond history ... together with a banana queen ... these are the red scorpions ... the starships .... breeding their eggs of unity .... by spastic movements .... they can bend everything .... they boil their glues in big kettles ... where the watermarks dance ... and when the conscience becomes too cold ... it starts to play the whispering organ .... and then the tears come ...
these ornaments are so fragile ....
Poetry Around the Spear of Jesus
Language of Sleep
Security's Armour
1. Mailmen in slow-motion, showing pictures today, of long ago, hiding in the snow ... The flame brought them up, and now this is the answer ... cinema's are running for the show ... Mailmen are bowing ... stretching their hands to something ... I don't know what .... but it seemed to be from the past ... There's a moonclock in their bags It's still like a strange comicbook, it makes me cry ... I didn't know I had so many tears inside ...
2. Mailmen in slow-motion ... moving their arms ... pictures bending ... These are the banks of motion ... strange alphabets ... of a lion and a dragon ...
3. In slow-motion they stand, spouting the silver juice ... No one can move ... Time has gone to june ... Staying there forever ... without name ....
4. These letters were just written to cover things up ... These alphabets were just a strange code, a strange hat ... When we speak ... when we speak we speak in codes ... These are the shells, the curtains ... going to sleep .... covering the dreams .... It is the language of sleep, hiding the pictures of the dream ... the message between me and you ... These flames are hidden, deep in the ice .... under purple snow ... behind mailman's dances ... Only you and me, we know the language of sleep ... Like a lion talking to a dragon ... where no one can interfere ...
5. It is like the walls of a temple ... It's like the riddles on the pillars ... hiding the treasures into deep .... Soldiers do the strange dances .... Liars hide the moons of dragonprinces ... We don't need to understand, in bed we get the picture ... The blankets are warm ... In July we get the cold ... You're talking in your sleep ... The roses don't understand you ... until the dream takes them away ... Misunderstanding from the lion's tea ... Strange languages between you and me ... Hide it in a tear of water .... It's the seed of what you're telling me ... in this language of sleep ... These memories are just riddles ... of what happened between you and me ...
6. It's a security-armour .... It's a language of sleep, in cold slow-motion ... hiding the flame so deep ... A great lockmaker ... He locks and locks ... these are the days of august ... our money doesn't talk .... The twentieth still the king of lockmakers ... Grasp all the days and let them win ... and go right through the curtains ... to dream the dreams they bring ... It's just a cold cold language .... but the message is so hot .... Don't lose your buddy ... but bring his life in the spotlight ...
The Lockwizard
7. Lockwizard is on the run, to catch the daylights in his hat ... These days of the year were given to him ... they are the locks of the king ... Everyday's another Jesus, everyday's another Pinocchio ... another letter from the dragon. These days are to hide ... the kings of the message ... These days are to hide ... the storms that are coming through ... The language of sleep ... it knocks you down ... to make you dream .... Lockwizard is on the run, the months of the year are guards of the big spear ... the king's spear ... this spear of jesus ...
8. He was the killer of Jesus ... a murderer, like flames underwater ... a lockmaster he was ... Bring him now out of the water, don't call him saint, he was a roman soldier ... Etnako was his name ... Bury him, and let his name be near to the cross and the sacred flame ... like sacraments of the fall ... his name wasn't worth the call ... But as it always is in legends ... they all become immortal ... they all become eternal ... the villain and the hero ... the murderer and the martyr ...
9. Lockwizard is on the run, to hide the daylights in his hat ... Everyday another esau, everyday another etnako ... in so many colours ... becoming the weeks of the year ... They stand there to protect their mothers ... and their grandfathers ... ancestors in a glass of water ... dried out at the end of the year ... Centuries are bars of the old fences ... hiding the spears of Jesus deep inside ....
Deaf Shop
10. It's a deaf shop in a deaf land ... there deep down in Izu ... where they brought the hearts of spiders ... where they brought her eyes ... where they brought her spoon ... this old lady's mind ... this land is so sleepy ...
11. They used to come to communistic churches. It's losing detail, it's heading to ..the sea of paint again .. He's hating himself, he's caught by a machine ..
12. They used to come to hospitals .. these old black men .. gathering the pains for a democracy .. while they're writing in their books of tax .. .
13. Oh, they used to come to communistic churches .. ripping the hearts out for a new history .. They painted their flags .. while I had to carry the black tile ..
14. and finally you find yourself in that old old shop again, where fruits are bleeding, you hear them whisper ...
15. under unknown fruits .. while grandmother is too far away .. she's living near the old old shop .. of witch's hearts .. of spider's heads .. of old party noses .. deep in amsterdam .. where the deserts are .. the hills and the canals .. where the hotels move away .. cradle of amsterdam .. ten fruits like little lamps .. like little fires ..
16. pope, rise up, pope sit down, you're the puppet on my finger ... pope go to bed, pope, wake up .. and eat your bread .. it will be a long day in history .. in the factory ..
17. these fruits with the soft lights .. with their angers .. no one hears them .. for everyone's deaf there ...
18. It's a deaf shop in a deaf land ... there deep down in Izu ... where they brought the hearts of spiders ... where they brought her eyes ... where they brought her spoon ... this old lady's mind ... this land is so sleepy ...
Ladybug II
1. the strikes of silver bring us back to the museum beyond history ... where the boys from lynx live ... while wild cats stand on martian hills, they are rising from the deserts ....icecreams with forestroad snakes ... bringing the bakerman's faces alive ...
2. where the boys from lynx do business ... these coins roll ... they are the balls of strange footballfields ... with strange tall bottles of tears ... where tall whispers walk ... here peacocks horrorshows descend on top of purple roofs ... while lamentation cats gather the prisoners for an author's kitchen ...
3. there are strange arabian roundabouts in the air .... these peacocks horrorshows ... they're mixing the icecreams ... while forestroad snakes rise ... and purple roundabout horses ... to save their moseses out of black rivers ... they'll be tomorrows actors .... capitalists with communistic smiles ...
4. where bakerman's faces are cartoons in machines of deers ... they are strange mirrors in castles ...
5. we are mixed in purple roundabouts ... in peacocks horrorshows ... while the wizard hearts beat faster ... and the machines of deer slow down .... while babies with tall ears ... bear the whispers ... leading us through purple curtains ... the fleeces .... to the tear of venus ... where bakerman's faces bathe ... they make trips to vanilla .. to have the powders of delirium ... making their hearts vain ...
6. there are purple roundabouts in my head ... spinning bakerman's faces ... on a nosehead with so many eyes ... a ladybug is what it sais ... and then the worlds are exploding ... strange ways of an eagle's helmet ... having the face of a ladybug ...
7. these are one day ladybugs ... and when they die ... they take away a piece of your world ... to let you see a peacocks horrorshow .. and then you will me mixed again ... in everything what was left for you ... and there you will find a new world ...
8. red sandman with his suit of flames .. he's so different when the silver strikes ... then he has a suit of bakerman's faces ... a suit of ladybugs ... and then he takes flight ... while bottles of tears are overflowing ... while purple roundabouts are spinning .... to mix them all ... to let the blue rise ... when purple strikes the blue it's christmas ... then the udders rise ...
9. in udders city where bakertrees rise ... they're having black christmasses and black marriages ... but when the candle is burnt it all ends in a lie ... the liar's flame is all there will be on that day ... until the purple roundabouts come ... to spin new sugar of truth ... these are the patterns of life ... pink blue forestroad ...
10. there are orange liars on a boat .... eating the suits of green liars ... they're standing tall to spread their tall whispers ... while the bottles of tears are overflowing .... and then the purple roundabouts come again .... to black eggs on sunday mornings .... they're breeding snakes ... they're breeding the udders of a new day ... under cow's conspiracy .... service with little light ....
11. it's coming from the handkerchief ... all these strange seeds and tears of delirium ... while they hide in tall whispers and bakerman's faces ... they take flight ..... heading for the footballfields .... where indian warbooks dance ....
12. it's rising from the bottles ... while chinese lanterns stare ... and aldebaran birds pick up the bakerman's faces from the battlefields for another ride ... these coins are without any mercy ... for no one had mercy for them ...
13. and red sandmen are descending ... having the stories on their suits ... they laugh in flames .... they know the operas .... breeding their boys from lynx ... in soft watermarks .... while orange sandmen are mocking the shows ... the peackcock's horrorshows come .. to mix them all again ... they are the lights on birthdaycakes tomorrow ... they are the spoons in silver clocks ...
14. and green sandmen they do the dishes ... showing you the lights leading you to the gold ... you're on the back of a golden pirateship .. a strange communistic bird ...
15. the bed is too soft to let you awake, it shows you the other side of the cake ... your pyamas are too hot to keep you out of delirium ... so you take a horse .... and get tall ears ... a strange smile ... this watch with bakerman's faces ... too sweet to keep you in the black river .... your moses gives you a silver stare .... where a fire burns the fires ... where a book swallows the books ... to make your eyes red ... all happening in icecream .... letting the tears flow deep inside .... creating bakertrees in purple kettles .... these ragblankets of delirium are in strange flames now .... it's too wild to let you sleep ... it's whispering with a million whispers ... inviting you to cartoons ...
16. take a flight on a carpet .... on a new horse .... to let the udders grow inside ... these shrieking boys clocks .... there are udders coming from birthdaytarts ... spouting the marshpane over the hills ... the eels turn pale to bring deeper colours .... the boys with snakehearts beat the drums ... rabbit udders reaching deep ... for venus tear ... they are the heartplugs when summers freeze ... they bring belgian stories to purple kettles .... when the silver strikes three times ... there's snake tea for all ....
17. and these teeth in glue ... like ladders to heaven's spiral gates ... to soft clouds peeing tears .... to show the jewels of sweet fluffy roses .... painted on white chocolate ... while elves with golden stares making the pictures dense ...
18. when the chocolate strikes the soldiers are freezing, when it strikes another time they become hard as stone ... silver strikes in the air on a honeymoon ... he has a bunny clock ... a shrieking boys clock .... they let the boys scream .... by winter dream glasses ... the charity got too much ... these communistic churches ... now he's breeding his boys from lynx inside .... the banana striking there ... to let them run faster .... where all the racecars rise ... on banana tiles they ride .... on banana railroads and rainbows .... a good way to burn money .... wild desertstorms in bakerman's faces ....wars in an hourglass .... while dictators strike the silver .... they will all understand .... and now they are lords of the dice ... hunted by a thousand tales .... and the russian face on the door shows so many colours with a peacocks horrorshow on his helmet ...
19. these are peacocks horrorshows .... mixing them in the purple ... to let pure colours rise and pure coffee .... while they're finding their own boys of lynx inside ... these hearts are snakes ... it's glue surrounded by teeth .... but they are just the icycles of a long lost fairytale .... it's a clock of songs ... wheels of rainbowcars ... breeding the watch of the zebra ... they're marching to vanilla paradise .... where the snakes sing and the wasps breed the memories ... these monsters of rock ... to make a peacocks horrorshow ....
Master of Auctions Part IV
Brothers from Rigil Kent
"I gotta get out of this story ... all truths die at the end ... to make room for a bigger truth .... on the churchpews of rigil kent ..."
1. I have a red eye in my head, a chrystal stone, I am a dog, a slave of Fornax
2. But in the end, I'm a brother of Rigil Kent, you can't defy, that truth becomes a lie
3. There are caravans in the air
4. With kings of Assur, They call me a liar, There's only truth on the churchpews
5. But in the end, I'm a brother of Rigil Kent, you can't defy, that truth becomes a lie
6. I have these watermarks under my butt, the pews had blessed me since I was young, they needed some dogs for their dirty works, There's only truth on the churchpews, I couldn't ignore
7. But in the end, there are brothers of rigil kent, In the end, There's a time, all these things will bend, but now I'm still a thunderslave, having a red eyed delirium in my head ... this cyclope was a present my mother got when she was young ... but in the eyes of my neighbour, I was always a brother of rigil kent ... There's a truth you can't defy, One day I will have that red eye of this cyclope, and then I won't be his doll anymore ... For in the end ... Take my hand, we are brothers of rigil kent, In the end, you can't defy ... the truth had to become a lie, I was a churchpew statue .. telling stories to the children ... thrilling them with games and candy ... all from rigil kent ... I still feel a thunderslave after all these years ... But I live my own life inside ... This red eye is turning into a spiral ... Into a snake to save me ... to bring me back to rigilkent .... the churchpews are so strange there ..... when you sit on them ... they never let you go ..... they take you away to stories .... you never imagined to know .... they show you the movies in your head ... they bring you to bed on flying carpets ....
8. your birthdaypresents are arabian horses ... and in the end ... you're still a brother of rigil kent ... I was tied to an arrow ... The statue on a gun ... They stole the bullets from my mouth ... and I always got the blame ... She's breeding the arrows for another day in hell ... While my hairs are on fire ... quenching my pain ... enlightening me .... I'm a brother of rigil kent ... I gotta get out of this story ... all truths die at the end ... to make room for a bigger truth .... on the churchpews of rigil kent .. There are thunderslaves howling in the air .... When the caravans ride, to throw their spears ....
9. They are like waterlines so thin, their baseball teams throw the nets ... white sticks with some red stripes ... they are blind ... In their minds they draw you like they want you to see ... They need to put you down, to keep them between their walls ... But in the end you will be a brother of rigil kent ... They are blind, these caravans ... Like waterlines so thin and tall, they howl through the night ... They shriek .... they need to scare you ... for they need to keep you between their walls .... You are a slave of business, prisoner of an auctioneer's clock ... It's another shrieking boys clock ... They use them as wheels under their cars .... The head of Gepetto they have, these pirates ... to breed their pinocchio's .... This tree is a strange pirate ship ...
10. A tree of swindlers' auctions ... Cuyornaida Corset ... When the chocolate frog kisses the banana frog, the red rose starts to float to the past ... to the library ... to tell them this is what ever was and will be ... this is all there is ... in a red ball we live ... just walking to the other side ... And when the chocolate frog marries the banana frog, wild fires will flow ... and Gepetto will be set free ... When the chocolate touches the banana, a cherry falls, a red dragon ... and the music starts to play ... and your dreams will begin ... the red dragon will fly that day .... and fall once again in the basket ... not on the edge this time ... but deep inside ... where the swans spit fire ... where the rose turns into a faery once again .... he is just an elevator ... he is just a red balloon ..... with zepellins from mars under his feet ... and so many horns on his head ... while the squirtel is screaming ... all chocolate is melting ... deeper and deeper ... to become smaller and smaller .... back to the world beyond history ... there are seventy jokes behind tall walls ... giving power to machines of deer ... seventy zeppelins from mars ... while an old parrot is hiding another seven behind .... there are seventy jokes to worship ... seventy jokes to keep your dreams alive ... while a parrot is hiding another seven ... he hides them for ... the banana queen .... she will always laugh because of this ... when the chocolate is mixed with banana's ... the squirtel will stop screaming ... and the land will smile again ...
11. when the banana ships will sink into the seas of chocolate ... to become fishes again .... the jokes will reach the hundred ... behind golden fences the joke-statues stand ... they stand like scarecrows between the flowerfields .... watching the bananas ... with their eyes of birthday ... Oblezea Vitrininium ... they are the statues of cockaign spreading their blankets in the worlds of sleep ... everything's so thin here ... while it feels so thick ... everything's so tall here ... while it feels so short ... here ... on the suns of oz .... here paintings are on bodies and suits .... here you can switch between jokes and horrors .... finding yourself connecting to a new museum ... to a new wilhelm's city ... oz's ... all life ends in the museum ... and a new life starts here ... where the statues dance ... until they reach the temple ... and other old ruins ... the carnivals are blushing red treasures ... when the red dragon is falling ... roaring behind his golden trees .... while his milkmaids are raising their tridents ... against the rat of liberty
it was all painted on their flags ....
poem
12. He is the red dragon, He is the red fear, living underground, to die every year
13. He is the red dragon, and then he rises again, to the clouds, of japan, making all these dreams in his kettle, by lies underground he makes the rain ... And his son the orange battle, he is an orange flame, through the nights of fame, he travels horizontal, to the darkness of other realms, and then he bows down ... diving underground ... to watch the lion and his fame ... The eagle helmet makes things small and big, that's how we travel, that's how we move ... by letting a red rose floating to the library beyond history ... all trains ride ... a machine of deer ... in the city of arabia ... where a spanish warrior came to take them away ...
Hill of Misunderstanding
From here there are no mondays, factories still come to my church ... I'm still an old leprechaun ... Still an old windowwiper ... Gathering the widows from the roofs ... I give them a chocolate-swallow ... and some nice good shoes ... to let them dance on the hill of misunderstanding ... to let them become ... a child of the dune ... So many children dance here .. while I am their piper ... I made their heads cold and their hearts hot ... I gave them a good bike ... to fly, dance and sing ... I gave them singing food ... dancing in their stomaches ... I am the leprechaun .... My head is on their coins, I decide what they eat ... I even decide what they like ... and what they not like ... You cannot dance against it .... It's a Leprechaun's spell ... But they amuse themselves very well .... In the land of the Leprechaun .... They will like it all ... Unless I don't want them to like something ..... In the land of the Leprechaun .... They won't feel any pain ... Unless I want them to feel some pain ... I am the Leprechaun .....
indian line 2
1. indian line, smile from brannan .. walking through the fields of life ... while death spreads itself like an undercover horror, thinking it's queen, thinking it's a liar
2. indian line ... smiles from acha ... running inside on esmeralda's hard line ... it breaks there into dots ... oh esmeralda truth will set you free
3. indian line, oh esmeralda ... esmeralda don't walk too fast with your lines breaking into powders ... while white chocolatemilk is rising ....
4. esmeralda don't lie, esmeralda don't fight against old coffee, let those of dementia have it ...
indian line 3
1. esmeralda, esmeralda, can you hear the echo in a lie, it leads to truth, it leads you back to the garden, lies just riddles from the truth, it's cabman ...
2. indian lie, hard decision, indian line, truth bends down to history ... into red stripes it comes to me ... from sandman's glove it takes flight ...
3. indian lie, truthfull decision, indian lie, truth sets down into history ... for a big picnic ... indian lie, hard decision, indian lie, truth sets all things on fire, until it's back ... it's all upside down ...
indian line 4
oh esmeralda, oh esmeralda, don't lie, your truth must find another way to do the dishes of this king ... don't spoil your lies to the lazy ones ... give them all to me ... and show them to me in the skies ... of indian lines ... break them into powders whatever you wish ... but don't lie to the lazy ones again ...
indian line 5
esmeralda, esmeralda, your voice is like the echo burning in my mind, to give me wings of dementia ... you enchant my childhood's rats they used to bite me ... criminal sets free the books in me ...
indian line 6
1. indian line ..... hard decision ..... indian line .... truth will find it's history ..... indian line ......... tomorrow's decision ...... indian line ...... these mouths are contracting in my spine ....... when holiday meets destiny ........ on the wings of a banana in golden seas ...... golden chocolate open your doors, show me the indian lines .... reaching for your shores ..... where truth becomes like whores ....... watching the harems of thirty thousand spaces .... killing them in brannan like the newborn assassin ...... indian lines ... indian spice ....... hard to keep it secret ....... born to live in a microphone .......
2. in a microphone ...... a black one ..... spreading so many powders ...... these deserts are burning for tomorrow's newspapers ..... bring them all home .........
red stripes
There are red stripes between you and I ........ I don't believe them ..... I just eat them ...... so many rumours on the kill ...... so many liars on a zebra's boat ...... so many cowards taking cruel decisions ...... between you and I ...... all these red stripes
red stripes 2
red stripes in harmony, these liars can sing .... oh what a choir ..... now they only need a machine of deer .... too many bananas to put inside ..... the flight is over ......... while bakermen unite ..... all these red stripes .....
red stripes 3
mother in the cake, i'm lying, mother take a break for i can't cook .... mother do your cruel decisions for there are liars on a spoon ... breaking you and me ..... for a letter's cruel book .... and then we are in venus again, carrying strange crosses in the deserts .... i cannot reach you, while you can't reach me as well .......
red stripes 4
tomorrow and tonight is the same, you need some bakermen on your cake, the night is bright you took that cruel decision .... tomorrow's like the wild horse, and i am like the centaur spreading all these red stripes, like strange flies in the daylight .... they are blinding your sight ... binding all these mirrors .... on a sandman's goodbye ... how can you survive .... knowing that these deserts are all breathing .... waiting to swallow you .... oh bakerman's lie .... your truth is deep inside .... i don't have power to discover you .... i'm all over the place .... looking for a lost horse to cross this river ....
red stripes 5
1. tunes high on day five in a spanish night i take flight, to see the red fly, like a racecar, so high, beating like a wizard's dream
2. so many hearts on the case, it's asking a bit fragile for more light to burn the cowards and the liars ... these strange cigarettes from hell .... they are red stripes, full of bakermen, like strange fires on the cake, destroying your birthday's party .... and there won't be a next one ... but you will marry soon .... in that day in June ... you forgot it was your history ... I wished you had a bit more of dementia .... then you would see the future no more ... this lie of a black rose .... still standing on a hill .... still burning the deserts by a thrill .... still wanting you .... to be a candle on her cake ....
red stripes 5
oh you, reading the book, like it's your destiny .... you only watch your history .... there's nothing to lose .... only to remember .... just remember it again .... on the back of a red rose .... with the wings of dementia ... under bekehelm's helmet ... letters become so small ... to make space .... for the new king ....
red stripes 6
ornament of juice .... parrot of decisions ... waiting in June .... waiting to have it's own decision .... and not those of the wars of democracy anymore ..... it's coming from the purple ... a strange battlefield ... making such strange jokes .... until they're all exploding .... into purple powders .... into brannan's glory .... into higher decisions .... these powders are dangerous .... it comes from the purple ... bringing them all to the black hell again .... nothing but the juice of a dictator .... wanting to have them all .... his puppets ....
red stripes 7
the city is a liar, an orange liar, and you are the spoon
red stripes 8
1. the city is a liar, the city is a spoon, while you are the food and another city wins
2. another trick of democracy
3. the city is a liar, the city is a spoon, feeding you to another city, and then they win, and you are the fool, and then you will gather your fifty armies, waiting to strike back, waiting to make quick decisions .... waiting to break this bird's neck .... it's wanting you so much for this game, it wants to raise the purple, it wants to have you in military ... it wants to make a picture of you deciding, while it decides by itself ... it's just a lie .... it's just to cover the red .... it was installed by someone else ... having the burning deserts in the pocket ....
Purple Orange
1. And yellow churches with carbon smiles, they lead the traffic in baker's minds ... to there where the orange liars stand ... burning the sand ... burning deserts ... for the new books ... There's an orange .. a good gun ... a good faroom da bazite ... a tankstation ... for prisoners of dementia ... They have their moonchilds and their rainboys ... on the wings of dementia ... they take flight ... still that strange cuyornaida corset ... They are heading for the bakertrees where they burn the deserts for the new books ... They're heading for oceans of love under bekehelm's helmet ... They are prisoners of liberty ... prisoners of their history ... but there's golden flour streaming from it ... from deep inside it flows ... She has the media behind her, and now everyone believes her, while the democracies roar ... There's a purple orange lying on the floor ... while the yellow streams from it ... it's sour ...
2. There are strange cucumbers in a lawyers suit, dancing around an orange, and strange paprika's they do the dishes ... in this land of dreams ... they sell the houses ... but the rent's too high ... they are dying on their walls, while they build their towers higher ... It takes a lot of money .. to live in someone's head .. only the rich can do it ...
3. These are cucumbers and paprika's taking you higher ... while you're dying on the ceilings, it brings you higher ... The towers are rising ... with your head in the sky ... Oh, there are cucumbers and paprika's in the sky ... telling you to fly ... on the wings of dementia ... They will take everything away ... until only some old toys are left ... There are towers rising from the orange ...
4. Take flight on the wings of dementia ...
The End
A Day at the Fairground III
1.Boys from Lynx IV
2.Strange Lullabies
3.Boys from Lynx V
4.My Name is Belcanov
Boys from Lynx IV
songs
1. They have wide smiles, these boys from lynx … They come from the fairground ….. having clowns in their pockets ….. who wins …..
2. They have hearts so broken, but so full of fire …. The wind is on their side ….
3. Boys from Lynx, a full word spoken, for the first time in your life
Boys from Lynx, you’re heart’s not broken anymore,
For you have found your wings
4. Boys from Lynx, sweet fairytales, turning into horrors in the night,
But you need these songs, baby,
It brings you through the light
5. They are breaking through the walls,
They have reached your hand,
Breath
canon
6. Boys from Lynx, a sweet fairytale,
Sweet burning, dying, coming to life again,
It was nothing but a story,
And there’s a scratch on the picture,
Scratch on the record,
This thing has been eaten by a parrot,
We will never win when we will stay in poetry,
So wait for the morning, that soft morning,
An egg in a sweet soft blanket,
So fragile like your mother’s hand
7. Boys from Lynx,
Sweet fairytales bringing you to the bend,
What would you do without it,
You have nowhere to go,
So you need this canon,
You need this show,
We must have some liberty,
We must have a car to go somewhere,
Somewhere in a dream,
Where all the lilies are burning,
Turning, where the witches are crying,
Broken down, not proud anymore,
She offers you the clown
8. She had to lose her card,
She had to lose her mind,
For she stood there too tight,
Like the statue,
Attacking you from behind
9. She had to lose her joker,
She had to lose her staff of poker,
Her rod of misbehaviour,
Where would you be without the canon of the boys from lynx
Strange lullabies
1. listen to me baby i'm peeing in the sky while no one likes my belcanov listen to me baby i'm peeing in wild rivers come and get me make me wild listen to me baby i am harder now not soft anymore like i used to be be my baby and steal my thoughts sell them to the trees sell my babies my bakerman's faces they cry they make me crazy they are too soft if you ask me, their voices so loud, but it's all happening in a whisper ...
2. they come from whispering rivers from loud roses they're lost lullabies ... these lalla birds these children of owls can you sell them to mamma she turns into a wolf at nights can you tell me who you are can you tell a lie can you break my car you did it when i slept you made my lullaby you little criminal you made my lullaby can you tell it i'm a scream can you break it, i'm the queen, when you are sleeping i take your crown ...
3. i am your lullaby, i tell you, father, i made your dreams go by will you make it, will you name it, you can't you're off, i'm a lady's tower, you're screaming, i'm bleeding, i am a bakerman's face, tell me father, i'm a bakerman's face you did it, i'm dreaming, you made me lost my day i'm bleeding, you're leaving, but i feel soft, you gave me feathers, i feel strong, you gave me milk, you're a bakerman's face, yes, tell me father, you're a bakerman's face ...
4. you're dadda's cloudship, with all your lalla's ... and your babba's my little little ... you're dreaming, i did it, i'm a bakerman's face, tell me father, i'm a bakerman's face you little liar, you little dreamer, you make me sick to escape my schools and factories they don't exist, for you're a bakerman's face, tell me father, you're a bakerman's face ... what's this ice, you like icecream, you bakerface, my mother, my babba you dream, you cow, you're a bakerman's face, tell me, brother, you're a bakerman's dadda face my brother, my brother, bakerman's face
Boys from Lynx V
1. Baker rise to the Laprakod skies, Baker rise to the Laprakod skies, Baker, rise to the Laprakod skies, baker rise ... Do you see the light in me ... Do you see the moonchild is taking over in me ... Do you see the spell of bakerman, rising in a lie full of fire, a bakerman's desire ... Baker rise to the Laprakod skies, Baker rise to the Laprakod skies, Baker rise to the Laprakod skies, Baker rise ... into Laprakod skies, skies between you and me, I speak order , to the Laprakod skies ... these baker's skies ... full of scary sails .. breaking you and me ... for a deeper revelation of who we are ... Baker rise to the Laprakod sky ... Baker tell me who you will be, it all is under thunder and sunsets ... until the moonchild rises ... bringing us to Laprakod skies again
2. Bring the bananas into me, let me sail the seas of chocolate, let the red rose be burnt, to touch my history ... bring my toys alive by her ashes ... I love her but she needs the stone ... of this story ... She finally needs to come back also ... on the wings of dementia ... then the trains of deer can drive ...
3. Bring the bananas into me ... let me sail the seas of chocolate, give me the key ... and burn it by vanilla ... by white powder ... white ashes ...still a dream ... of a thousand deaths ... a thousand and one night ...
4. Bring the bananas into me ... these wizard hearts ... these churches ... strange motors ... an aeroplane for gods ... this is how they travel ... through chocolate seas ... wings on fire ... fires of dementia ...
coffee of insurance
5. white coffee poetry, they let the coins fly, they rise on the seventeenth of every month, in spain, it's the tax unity, picking up the coins called jesus christ, while so many have to give, the cigarette is rising in white coffee. these are strange insects spreading the pictures, while clauses and christs unite, building wasp-tv ... it's strange coffee on the screens, while white boots are talking ... finishing every dream ... the lines of tax unite in one coin, where the christs are rising and the clauses are spreading them ...
6. it's strange coffee, while mothers take their children by the hand, there are dangerous beaches rising ... they are cutting the coins in orange, while the waterlights take flight .. all these strange clauses, with their strange christmastrees ... on top a shoemaker and a tailor live ... while red boots has legs like the octopus ... she's the broadcastlady of tv ... it's strange medicine after all ... in the restaurant at the sea ... there are strange auctions in the sky ... while green coffee is streaming ... heading for the purple ... these democracies still roar ... until the orange strikes the blue ... then the teacher will rise from the swimmingpool, like pharao he drowns the kids ...
7. it's strange coffee on a summer's dream ... while white boots drinks her own coffee ... there's silver coming from the gold ... strange clocks with many arms ... while insurance is spinning ... it's nothing but a secret auction ... who wins, the man with the golden gun, or he with the biggest money ... all on wasp tv tonight, while strange white coffee is streaming, covering the green, and heading for the pink ... in schools they get drunk, all these children ... while they're getting blue money, so sharp crenated ... strange insects on the money ... it's a mental institute ... these kids don't know the difference between sodom and gomorrah ... there are many funds in the air ... but it's paralyzing them ... pharao is drowning the boys ... until the white strikes the pink ... and then they can work in holidays ... drinking liqor from heavy bottles behind the deserts ...
8. you see, it drinks when you drink, i have sodoms lambs already in my pocket. i used to have them since i was four, when my father let me work in the pink hotels. let me have my own grips. and now i don't drown anymore, but i just drink this stuff from sodom, strange strange coffee, like the mad mill in your head ... they need some birds of insurance to do the deal, rising higher and higher to wake them all up by yellow flashes ... you need to believe in these guys, you need to have their heads on your coins, or your cars will sink deeper. not that it's that important ... just for the ones racing for the bonus ... are you a winner or not ? i was a winner since i was four, when my daddy made a winner of me ... it's a matter of having your birthday in the best craddle ... not everyone is that lucky, but it's just a detail ... it's strange coffee and not everyone is waiting for that.
9. mr. coffee where are you hiding, it's hairy in sodom, and the rivers have dried out, so now the coffee can flow, the black ones and the red ones, while the white one is raising them all, bringing them to the pink ... it makes the candy so soft ... behind the hard walls ... we cannot risk anything ... while from jericho the tears are streaming ... strange comicbooks and balloons ... and gomorrah is still a riddle ...
10. it's a matter of time and flash, these clocks of insurance are ticking on tv ... there are good programs, while the octopus is spinning ... turning into a spider at times ... there's tea making the connection ... we cannot live on coffee alone ... or do you want some juice ... some animals are spitting it ... they are marching to gomorrah ... while some elves pee in the sky ... the candy is streaming ...while the pink is burning it to raise the toys ... strange cars with strange oils ... having their yellow delights ... all in the middle of a greek summer ... it's boring the show ... but it's all coming from gomorrah, where the centaurs unite in a mental institution ... they are drinking yellow coffee while spitting the soap ...
11. and then it's time for uncle peacock for his head on tv ... everybody screaming ... he's raising uncle unicorn ... for the new tv stars ... these all time dogs ... there are birthdays on tv ... while mother rakes the sand ...
12. and still you like to drink white coffee, making your mind so light ... until you get into delirium ... meeting the white dogs of santa clause ... a big family out there ... having snow clause in the pocket, that all time statue ... he only listens but never comes ... he's raising the telephone lines ... he's freezing them all ... until they are so paranoid, social disturbed ... they need to be in pink factories ... raising the toys ...
13. there's a millionaire walking in red coffee... looking for the white .... but it seems he cannot find his medicine ... his trips to jeruzalem are over ... jeruzalem jeruzalem, god gave your light back ... while archibald returns, with his grail of benchelot .... au revoir
14. summer clause is raking the fields, while easter clause is sowing ... strange chessboard ... while holiday clause picks his pawns up ... to let them work in pink factories ...
15. strange insurance ... while jesus christs are dying ... they all die ... painting the pictures for tv ... until the tv-star rises ... it's rippling in the coffee .... white coffee ... covering the green ... there are machines of potatoes in the skies ... waving while the mistress is still sleeping ... until snow clause puts some white coffee into her ears ... it smells like candy ...
16. this white coffee ruined my days ... but now i'm safe in my years ... still a good year ... my days are on the dice ...
17. this white coffee burns holes in the stomaches ... picking some parts out of it ... while tax is covering the pain .. all a secret of a good tv ... uncle unicorn smokes cigarettes while drinking white coffee ... while uncle peacock breaks the masses ... he's a bit more rude if it comes to that ... he's a sword in the eye, rising from a good beak ...
18. it's white coffee you gave me, with all these strange insects in my head .. it's floating higher ... i'm waking up, but to what ?
19. this insurance man has his head on the coin, it's a bakerman's face, an orange one, spitting fire like a gun. and in the night it's only ashes ... spreading the daylights ... uncle unicorn doing the drama, having a multiple personality syndrome, breeding his canaries ... he's a good author having an orange pencil ... he's a white coffee machine ... coming with the butterflies and the ladybugs ... he screams he is a siren ... while uncle peacock is raising him, having swimmingpools under his shoes ... it was a trick of the mailman all these letters ... coming from a strange clock in his bag ... it's done by seventy sunsets on saturday, leading them ... to the pink factories ... to raise the toys ... it was the trick of a good copymachine ...
20. she has a white feather in her hair, doing cruel things to me ... these are just dwarves showing up, in a dwarve's ornament ... rising from the white coffee ... while uncle peacock spins the lines of insurance, all getting thinner, taller and smaller, rising in high materos, while elsefic is sailing ... it's the silver beast eating until it's gold ...
21. they are hiding it behind the deserts ... in a purple bag where liberty roars ... it's the white chocolate house, where strange theologians live .... they are thieves but it's just strange traffic ... they bring the chicken back to the golden bakery ... there where the wines are ..... here king midas still breaks the wolf, that sixth wolf of benchelot ...
22. there are pink factories in the golden bakery ... where the birds work ... their beaks are the white roads of insurance ... where the white coffee streams ... and all these letters of the books ... just roads of insurance ... where the white coffee streams ... the beaks of strange birds ... a good way to burn the money ... while new heads are rising on the coins ... they get smaller ... until it's ashes ... and stamps are rising for the mailman's ideas ... he has so many stories ... for his wife talks too much ... it's happening in strange teeth ... they're telling the stories ... while an octopus is spinning on her head ... she's just the broadcastlady ... smoking her pipes of peace ... and strange needles rise on strange dishes ... and strange shoes are rising from the tables behind the sand ... these are the roads of insurance ... leading you to high materos ... where uncle unicorn smokes ...
23. there's so much smoke here, and so much tax ... it's wasp tv rising ... from high materos ... while elsefic is still sailing ... spreading the paprika seeds ... there are letters on the petals ... strange clocks strange fires ... while the red mailman is running and diving ... sandman speaks until they all sleep .... these roses are dangerous .... you never know what they do to you ... his mouth is full of soapbubbles, tinkerbells are running and ringing ... these are the bells of christmas ... these letters are strange insects ... strange roads of insurance ... arms of a strange clock ... it's uncle peacock speaking until it's all burnt like pepper ... these are strange powders in strange armrings
24. he's taking the years in his hands ... while elsefic's on fire .... strange traffic bananas on bananas ... as ladders to holidays in the skies ...
25. he's taking the years in his hands like roses ... to understand what's lying inbetween ... so many chocolate ...
26. roses can be green .... roses can be blue .... there's always candy inbetween ... always banana ladders in the sky ...
27. he's a millionaire, he's a baker's spy ... he's a millionaire, where truth becomes a lie .... just watch the spy .... he gathers his coins on spanish rivers, gathering coins on pink oceans ... they lie to him .... but he just smiles ....
28. he's shy, he's not a good idea ... he hides away in his castles of tears and holidays ...he lives from history ... he lives in his memory .... on the wings of dementia he takes flight ... he is a millionaire ... but watch his daughter, rising in the night .... his daughter with all these lights, when the lions have their fights ... in history ....
29. his toys they came alive a long time ago .... now they work for him ... but he lives in history ... safe in his holidays .... his coins work for him ...
30. his daughter has a brandnew car, but he rides his daughter, she's still his assistent, writing his books ... she lives deep in his deserts ....
31. and his toys like christmasballs ... they work for him in the restaurants .... feeding the coins .... feeding the histories .... while his daughter writes and writes ...
32. he's a millionaire, a heart of stone, while he spouts the deserts of gold ... in rainbowstreets he lives .... he's the big most ...
33. he never gives his tears away .... he only gives them luck, so that he can sleep and live in history .... in holidays while they can work ....
34. he's a sick man giving them health for the factory ...
35. he's a millionaire, no one ever agrees, they make him sick, they make him taking his tears away .... to deeper places inside ... these tears are coins ... he's a moneymaker .... he cries and then the balls roll ... the years are melting in his hands ...... he makes them like candy ... he makes them like health .... for his children in the factory ... for his daughter .... a silver ballerina .... she needs to dance ...
36. and these years he makes them like chocolate .... to spread his charity .... to make them work in pink .... while it lies to him ....
37. these pink bananas they burn the money .... the yellow takes the gold away .... while the green spreads the powder by black machines .... he's giving his life away ... he's a saturday clause preparing them for the heavy mondays ...
38. while he preaches on sunday ... with his silver ballerina ... while moses rides the killerpig .... his ornaments are pink ... they need to burn the money .... becoming ashes to take him further away in history ....
39. how many cars this boy has .... these pink raincars in the night ... these factories they burn the money ... these pink factories ... strange friends of bicycles ... here they're making the chocolate ... to bring all his toys back ... he gives them saturdays to work in mondays ... time doesn't exist ... these years are just the walls of his home ...
40. he's weaving his indian lines ... weaving the pink on which he takes flight ... still a strange trampoline ... and when he falls back he just sinks deeper ... while it's lying to him ... he has a chocolate factory ... making pink chocolate ... he has the years in his hands ... all these kings and queens ... burning the money ...
41. these coins are tears he never spends them ... he only gives luck ... giving his daughters away ... oh green lady, green ornament, green baby, in ornamental skies, where truths become a lie ....
42. it's baker on a bicycle's friend ... it's baker riding on a friend .... she's a mystery .... an ornament, a baby, lying in the skies, peeing in the minds ... of millionaires' pride ....
43. oh green baby, in ornamental skies, sailing on the mysteries, peeing in the books where makermen unite .... it's peeing in your head like a golden statue ... peeing in your head until you lose all control ... oh sweet baby, sweet ornament sweet baby burning bakerman's skies, burning truth into lies ....
paranoid men.
44. and i see these paranoid men playing football, while they never hit the ball, only each other, doing such cruel things, to escape someone's world, these elves ... while the icecreams are running ... they don't want to be businessboys again ... now they want to be ... the paranoid men ... the paranoid men .... escaping someone's world you see ... in Elsefic's desires they take flight ... these paranoid men.
45. a red shoe in the middle of the blue table .... it sits and stares .... it's hanging in the air ... it's hanging in a tree ... and now custard is streaming .... and tableballerina's are dancing .... and the dishrecords spin ...
46. These men are paranoid, while I am a leprechaun's table ... a shoe on it, a strange footballfield on a chessboard ... strange world in a coin, in a strange football ... There are paranoid men playing football ... their worlds are frozen ... rising from lapoendria ... These men are paranoid ... while they are playing football ... they never hit the ball .. only each other ... the icecream's running ... their trees are so frozen ... these paranoid men ... they have piano's on their legs, while they are sailing like speedboats ... rumours in the night.
47. paranoid men, paranoid men, these elves are running, hiding in a red shoe, on a blue table, they are escaping someone's threat, i'm in the middle of it ... watching the potatoe seeds, they run like silver, touching the gold.
48. These rings of icecream, contracting tight, while the boys are shrieking, they take flight ... still a shrieking boys clock, wheels under sandman's cars ... They drive like possessed potatoes, while strange paprika's still do the dishes ... strange wheels under a sandman's table ... rising from the spoon ...
49. Strange speedboats for paranoid men ... They were killing the boat, to have this paper ...
50. They were prisoners of a green dragon for too long, eaten by green spiders ... Now they rise like orange gold from the ashes ... wearing orange chocolate on their backs, having some beaks of parrots along the sides ... these balls smell like purple oranges, while the red is floating, red icecreams full of paprika seeds ...
51. Do you miss your seed, it's orange now, to be sown on the footballfields, where the paranoid men rage ... while the black man still sells them to the machines, they have strange pink tattoos, like glue under their skin, it lets them work in holidays ... in the restaurant at the sea ...
52. There are thin tall snakes in their body contracting, spitting the venom in their bones, it's so uniting ... they're heading for the gold, these golden boys .. these paranoid men ... elves escaping someone's world ...
53. They are the men of holiday clause, while saturday clause rakes the machines ... Now they can work in pink restaurants, selling icecreams to the wasps ... They have waspian smiles so mean ....
54. Icecream let us escape from the green businessmachine ... They only work in holidays .. these green men ... of green icecream .... in daylights they escape .... running through the nights ... these elves these ornament's elves ... suits of liquid powders ... blinding souls on paper ships ... while paprika seeds they do the dishes ... under sandman's cars in deep deserts ... rising from the spoon ...
55. Ornament's letters, escaping cannibal, escaping the mouse of spice ... It was worth it after all ... and now your head is full of icecream ... it's cold but it takes the salt away .... bringing you to a new day .... Their mouths are dry these paranoid men ... still playing football, throwing playcards ... but they never hit the ball ... their shoes become so tall, to have teeth for summer ...
56. And these paranoid men ... they have icecream trousers ... becoming so short in the night ... too short, you can't see anything ... only icecream streaming ... it's daylight's new begin ...
57. And these paranoid men, they look like ornament's docter ... like saltkillers in the sea ... it doesn't bite them anymore ... the milk is flowing, they're heading for the icecream ... taste still a bit salt ... but they're winning .... the game doesn't blow their minds ... while these ornament's they're singing .... their strange songs of a captain and a millionaire's unite ...
58. Song of the whispering tailor, song of the shoe-side's king, they have them all in their ornament's raging ... doing the big spin .. on sandman's tables they unite ... watching the parrotfeathers and their beaks ... hinging their like teeth under towers ... rising the spoon, heading for daylight ... it was like taming a lion ... on Elsefic's back ...
59. Pinocchio was a baker's kid ... and you you look like me, I'm not your santa clause ... I'm still burning the yellow by blasphemy ... sacrifice these churches to me ... I need them as oil for my motors ... I'm still one hell of a beast ...
60. There are strange shoes coming from orange kettles, while the black man moves the spoon, he's mixing the letters ... while the shoes burn the deserts ... until it's gold ... until the icecreams stream ...
61. Give me enough shoes to head for icecream ... it's running through my veins awakening the marchpane flowers ... in white green chocolate shores ... it's deeper inside ... a pink blue forestroad like working in holidays ... spit the sand, brother, spit the sand ... with paprika seeds deep inside ... i lost your number ... but now it's back ...
62. Give me enough shoes to head for icecream ... and then burn them by a scream, i want to be barefooted by the end of the day, to bathe in icecream ...
63. burn your boots, sweet moses, burn your ornament's cakes ... spoil the baker's cat and his sweet child ... and let us glide deeper, into icecream veins ...
64. The cakes are thin like orange wood, while icecream flows through it, hiding the paprika seeds for a mission ... Speedboats are fast, to be teeth at the end of the day, hanging below the tall towers ...
65. holiday clause sell me icecreams, and take away my pains of this businessdream ... i drowned in business, now my days are gone, let my shoes grow, and burn them at the end of the day ... to reach deeper inside for the naked flowers, the beaks of parrots and their feathers ...
66. the icecream's finally running through my veins, while praying to Elsefic, I'm having these strange bananas inside ... my friends are like me ... i can only remember my name in thick letters ...
67. it's strange drugs after all ... from a strange strange tree ... where the icecreams run ... like paranoid men, playing on a footballfield, never hitting the ball, only each other ... doing such cruel things, to escape someone's world ... these elves ... these children of bakerman. They're coming from the world beyond cockaign, wearing trousers becoming too short in the night ... while you can only see the icecream running ... setting them all free ... by Elsefic's candle ... under Bekehelm's helmet ...
68. And then the cucumber seeds are awakening .... rising into the streams ... watching the daylight's candles, under Bekehelm's helmet ... They're all surrounded by icecream ... it's the Big Escape ... until the sand is rising, building marchpane city in the middle of the deserts ... while the tinkerbells are ringing ... and the jingle bells ... and still the old black man is mixing in the kettle .... the orange kettle ... until it strikes the blue forever ...
69. There are snakefighters coming from the streams ... their bows are striped, their arrows are red stripes, it stings ... They are the wasps ... they're on a mission ... planting so many seeds ... in the icecream streams ... while heads are growing, exploding like paprika's spreading their seeds ... while cucumbers take their ornaments ... still ornament's docters ... They have racistic smiles ... but they're just green bananas sifting the gold by silver ...
plain words
70. plain words, we're talking about plain words, the truth comes so close, but it doesn't touch us, we're living in tantalos deep words, we're talking about deep words, in deep minds, we're talking about deep minds we're the line between you and me, bends all the lights, bends all the views, we don't know anything about each other, we live in our own worlds big views, we're talking about big views, where the mind touches the heart, where we can trust again, like we used to do, when we lived in the fantasy, but look at us now brainstorms, talk about brainstorms, the truth we can deny, but it doesn't deny us, look at us now and inside the flower breaths, taking away all our breath, and inside the rainbows hide, taking all our colours away, we're living in a jewel, in tall whispers, no one hears, you are the only one hearing your words, seeing your views, there's no one out there to listen, you have to do it yourself, plain words, talk about plain words, easily denied, but it won't deny us
71. Shivering between yes and no, still yes from the no-zone, there is a yes in every no and a no in every yes, this gives us the access to the land of 2 you better be blind and deaf these days ... when the big 2 roars ... you better sell your nose, and fly ... to the land of feelings, to lose all senses ... to win a transparent road on the dolphin's goodbye ... while the red dragon is an author, and a worker in a library ... he locked you up behind letters ... these dragonbars ... you were a prisoner of an author's kitchen ... a bakertree, an arabian seadragon ... locked up in the land of assocation ... behind killer-2's ... while vanilla is the displaydoll of the bookshop ... they can never reach her, she's too transparent, but they can sense ... here they breed the giants ... for a yellow strike, to the land of soap ... where the swans spit fire ... they raise the dolls to smash the orange balls to have the cartoons ... give me the flute of vanilla, the dragon's scar, to lead the rats away red dragon, letting the poles meet the poles, the author, still the boss of the arena, the master of war, using others as toys, while yellow journalists are hunting ... for tomorrows stories ... red dragon, lord of dominoes, with his gods of ten ... while waterlights strike the orange balls ... heading for the broadcastlady of cartoon ... it's striking the pink and the blue ... he's the gamemaster ..
72. striking with the silver spoon ... to let them eat the custard ... to give them cold conscience ... to have their own elections ... to have their own black nights ... raising the birds of cigarette ... all these pipes .. for a song of orphans ... to free vanilla .... he is the red dragon ... a good pawn on the white rabbit's chessboard ... conscience is translation, the withins ...the deeper it goes, the more a cyborg you are when everything starts to shiver, the forestroads rise in the snakelake, when everything starts to switch and vibrate, the panther rises to lock the senses ... then the transparancy can rise again, the traumatic vanilla ... whispering words, lullabies, taking it downstairs ... to the cellar of serene ice, the blue ... where uncle one to ten is cutting potatoes ... pale earthfruits are reaching for the traumatic sights ... where everything is transparent ... naked yet so covered ... there are so many nipples on the face of a dragonfly ... so many nipples on a wasp's tv ... spouting the waterlights ... while the guitar is full of nipples ... someone is playing the piano ... like an organ ... while the waterlights are spouting ...
73. it's sour, the nipples are arena's .. these bakerman's faces ... deciding which colours, smells and sounds will be spouted ... so many senses from one tv ... it's still so sour ... there are coming powders from wasp-tv ... the dragonfly is speaking ... he's the newsreporter ... while red boots is the broadcastlady from wasp-tv ... red dragon brings the movies ... while pink boots is the broadcastlady from cartoon ... white boots is for the games ... while green boots brings the education-programs ...
74. echo is proud ... his work is almost done ... he's smoking his cigar while his dad is smiling ... there are so many bakerman's faces on a wasp's tv ... while the dragonfly is soaring ... he's the journalist sent out by the red dragon ... to make prisoners for an author's kitchen .. there are two bakerman's faces on each domino-stone ... echo finished his puzzle ... now we will see how it will work totally ... there's a wasp-tv on top of eagle ship ... it shines in the sun and chases away the threats ... it's a good alarm if it comes to that ...
75. it's birthday, singing his songs of love, dressed in pink and white, with yellow stripes ... coming from the orange ... he has blue bubblegum ... and he's playing the organ but he's deaf .... a dog is eating his trousers ...while wasp tv is burning ... snakes are coming from the big fruit ... they are the movies living in someone's head .. they eat the trains of arabia and start the machines of deer while they fly to history on wings of dementia ... the bakerman's faces are spinning like coins ... the automatons are working ... to build a bridge over the nightseas ... these are just some musical boxes .... with balerina's and toysoldiers dancing on them ... and then the enchanting mirror is rising ... while everything is the same ... the rats are rising ... without name ... the giant is skating, coming from the hollow ... leaving a world behind ... while two lions are fighting ... the air is shivering in ice ... while the nipples rise ... Noah is breeding his bakerman's faces ... some marriages .. to have some arena's, some tennisfields for wasp tv ... He's the broadcastman of soap ... He's Lord of the tennisballs ...
76. and while the tennisballs are moving ... wasp-tv is in full speed ... while a rabbit and a hare play tennis against two wolves .... They are standing on bakerman's faces ... while the waterlights spout .... the crocodile glue is streaming ... and the orange brings the land into sleep ... Helicopters are appearing on wasp-tv ... and they sing songs in the shark temple ... lullabies and whispers ... while stinging red nettles grow in the watchers ... and their red eyes are spinning ...
77. When bakermen unite in silver I take flight, to kerses minds ... Now I am a shoe on a table, it's dancing through my mind, like a strange clock, a strange path ... These rippling silver tables ... spinning the custard ... There are seven parrots on a dream ... They are bringing us away to the paradises ... of kerses minds .... And I believe ... these snakes in their trees ... they're hiding their rippling flavours .... The custards are streaming there .... from hairy hanging bags in trees it streams ....
78. Uncle parrot sits in his hat, he is a daydream believer ... he runs he's like the killing tree ... he's a bakerman's face ... he's a bakerman's liar ... he was a shark but now he rises like a parrot ... he's a bakerman's face ... he's a bakerman's liar ... with all he's killing songs ... he's flying higher ... on the coin of a leprechaun .... while stepping on stamps .... it's the killertree .... he's rising from the table ... he's a tablebird .... he's a talebird, a uniter ... he's an ornament's dream ... and a glider ... getting whiter ... so pale ... do you believe him or will you fail ? There's a green boot in the middle of a table ... a red table ... while a red shoe in the middle of the blue table .... it sits and stares .... it's hanging in the air ... it's hanging in a tree ... and now custard is streaming .... and tableballerina's are dancing .... and the dishrecords spin ...
79. These men are paranoid, while I am a leprechaun's table ... a shoe on it, a strange footballfield on a chessboard ... strange world in a coin, in a strange football ... There are paranoid men playing football ... their worlds are frozen ... rising from lapoendria ... These men are paranoid ... while they are playing football ... they never hit the ball .. only each other ... the icecream's running ... their trees are so frozen ... these paranoid men ... they have piano's on their legs, while they are sailing like speedboats ... rumours in the night.
my name is belcanov
1. tranvestites, handicapped, autists, punkers and cannibals ... are these the new communists ? ... or will they be the new capitalists ? ... we will never know .. unless we will take a look at that burning tree in the middle of the desert .... where we can see the baker's faces ... where we can see ... the ornaments' rain ... where we can jump on that button called 3 back to izu back to the ornament back to the 3d coming of christ while someone downstairs is still raking the christmasfields while my name is still belcanov
2. i found some shoes today at the canal today on the streets today while it was christmas today these were men on dreamboards these were men on statues these were ballerina's on cupboards these were lampsteads on a dolphin's goodbye while there's still a criminal inside while my name is still belcanov these were lampsteads to the moons of z these were lampsteads to a new aldebaran where some guys still sit at high tables playing strange games with strange playcards these were the nephews' friends while the friends of the nieces are still dying while there's something new on the emilis shatau there's a rat in the moon raising purple while someone is raking the christmas fields while i met all these big dolls called judgement's days while i think they are all balloons while my name is still belcanov while i still write between the letters and the lines while i still adore rollerskates while i still visit fairygrounds to watch their rollercoasters and their big beasts and balloons while someone is still raking the fields of the second comings switching the poles watching the game in a safe capsule he has some remote machines he stutters and wears tall boots he's a chicken he's a cowboy while my name is belcanov
3. i found the little golden statue of the banana-queen on the lowest cupboard of neptune she was sitting on a dolphin's goodbye so i take her away to rome for awhile to show her some aslant buildings and aslant paintings while all people walk aslant here i still collect ancient dolls and ballerina's antique statues porcelaine copper tin or metal it doesn't matter to me for my pockets are big and communistic i carry a red scorpion inside and am still a member of the giant's whistlingkettle orchestra while my name is belcanov
4. i have my own forbidden fruits falls and floods i have my own noah's in my pocket and a scissors called moses in three colours i have my own lies and skyscrapers skywars and skypapers with my own sharkteeth it's purple against pink here making the pink so dark while my name is belcanov i still do the dishes for kings and queens gathering the wars they left behind their unwanted journalists cameramen unwanted visitors thieves escapers unwanted windowcleaners fired householders butlers unwanted cocks cats dogs and other pets unwanted divorces weddings and birthdays unwanted judgement days christmases and other mases unwanted second comings and third comings unwanted raptures ascensiondays and easters unwanted crosses and eggs unwanted unmanageable children and horses unwanted cattle unwanted meat and food unwanted candy lurers stalkers and dishcleaners unwanted crowns suits and ornaments or just their precious possessions they left by mistake
5. my name is belcanov i have chronical pains but it is all fake i talk to superstars on unworthy tone i talk dignified to emperors scientists and other famous people i talk to my fingers while i can be angry at them i sometimes rage i sometimes put them in bed or bath i talk to docters and assistants while i look at their hair and check their pulses and skincolour i surround hearts by hands all my fingers have hats all my nails are painted my name is belcanov the dentist is my best friend he is married to the tooth fairy and they possess the forest of teeth where teeth are like mazes and waterfalls where dwarfkings and giants live where the tallest cupboard on jupiter is called cain while a golden dwarfstatue is standing on it it's sitting on a dolphin's goodbye while the smallest cupboard of virgo has the statue of a tall lady on it the shark's lady shooting the shivers into the universe she's a tvstar of thrillers she's the detective of z she's a z-lady with all the criminals inside she's the statue of a gun a silver statue becoming black and white in the night but she can also be a purple lady a brown lady letting out all the dogs and she still becomes the grey dragon on d-day where all the z's gather there are still d-days in my heart and there are still misunderstood babylons sodoms and gomorrahs there together with fields of reversion days while sekmeth is still my friend this land is built by sharkteeth this land of glue this land of d where all the z's gather this land of glue this land of nonsense when you jump on the button d while you take decision d you will be launched my name is belcanove you will be launced my name is belcanov i stutter a bit to the land of nonsense where the glue is framed by teeth thick glue while the waterlights are having their parties there nuclear parties these waterlights these trafficlights these discolights these neonlights all on the billboards leading you to the mission aborted mission aborted error error my name is belcanov error disturbation disconnection i stutter a bit i stutter a bit my name is belcanov game over game over disconnection my name is belcanov my name is belcanov
6. I'm switching between d and z maestro not knowing what to choose major i'm switching flying becoming so tired at the end of this story i will sleep or was this always my bed benmaten is the king of fake the king of z while bilmageln is the king of nonsense the king of d they both call for sandman they work together with him while no one knows who's the boss my name is belcanov i saw a d warrior on a hill it looked like a backwards warrior his face was blue his voice was low in different grades like a millions of sharks were talking to me
7. this is the land of d where all dentists come from where they let their glues stream in frames of teeth here in this land of glue here a house of theologians stand of old men bragging their nonsense and everyone believes them for they have the trousers but when you take a closer look they sit in a wheelchair with a duck-swimmingbelt around them while they have chickenlegs they are chicken they are the pickpocks on the battlefields walking with pointy sacks to gather that what others left behind it's the legendary notorious pickpock family
8. the balconies are full of gluecapsules divided by tall teeth in these capsules they sit the pickpock family it's a big family there are four parts of balconies in this gallery also one part with members from service with little light with their camera's one part of the members from the round table churches and the last part full of the musicians from the giant's whistlingkettle orchestra some sit on the stage playing violins drums trumpets or horns my name is belcanov
9. there are four sides on these coins of d and i throw one coin in the giant jukebox pushing the button of the swan while the gallery is growing bigger and bigger while more stages are rising and on one stage a wave is appearing in a big displaywardrobe where a man stands on a surfboard sliding over the wave it is the swanrider on the ceiling a big 2 appears and i'm now in the land of misunderstanding i watch the surfer while all sorts of strange feelings roll over me in the distance behind the wave i see a new aldebaran where everything is aslant aslant houses aslant people aslant paintings aslant tables aslant kitchens aslant towers and everyone lives in misunderstanding in the big 2 but they are happy like i am my name is belcanov
10. running like a romeo the tragedy is too heavy and there's yellow enough to enter but i still want to be romeo running for the shop is almost closed and then the holiday starts while i have nothing in my bag i am a rose full of trousers but there is nothing in my bag she wants me to look inside where the trousers hang and forget about my bag for it will explode on mondaymorning dragging me to a hill where all factories bloom but when the bag is empty nothing will happen and then i can stay in my holidays to be a child she wants me to be a man for i'm behaving like a woman but there is another one wanting me to be a woman so they are tearing me apart they are tearing me apart and in this i'm losing myself but isn't that finally better they are playing games with me until i lose my head until i can feel my trousers again all these conspiracies
11. she's standing screaming on a hill while her girlfriend screams from another hill trying to confuse my soul poor me
12. guess what they want my marbles they share them with each other they want my icecream while forbidding me to eat it oh well i will leave them both i will not be family of them anymore they can forget about me they can sit on someone elses knee i will bend it once again and jump like sandman jumps i'm still the frog you know i still know where to find my golden balls there is something loud running on this cold day daddy's trains are getting me now you can throw your dice alone
13. scratch the parrot follow the mailmouse i will have my poetry pictures in the night while grandmother shows me her diaries she never liked you twin of gossip of voices too soft dance in daylight follow your cars i will have my poetry pictures glued on my face then you can say i'm a strange elf then you can say i'm a strange juiliet then you can say i'm just a dot in the night where all dolls fall from then you can say i'm a heaven without a ceiling then you can say i'm the heaven from above an upper heaven without policemen you can say what you like but there are frogs in my ears already telling me other tales and i will be someone elses robot not yours anymore i never was i just played with you to let you think what i didn't think you were always my rubbishbin
oh romeo and juiliet play sisters while you are brothers play lovers while you are twins use others as your mirrors play enemies while you are friends oh grandmothers of confusion i will bend it once again and jump like sandman jumps i'm still the frog you know i still know where to find my golden balls there is something loud running on this cold day daddy's trains are getting me now you can throw your dice alone for besides me there was nothing you attacked everything and now there's nothing left for you anymore oh romeo and juiliet you let me think i loved you you let me think you were family but i hated you and you were just the tragedy on my birthday you let me think you were my teacher you let me think you were my lover but you were nothing you let me think you were the beach of my land but you were dust on the table
now i have a black dragon inside escalators running high girls on rollerskates black girls shutting my mouth and mind like sekmeth always did she is now the rose on my head and i walk like the licorice now fainting when i see a bird and rising one moment before i saw it i now confuse history with future like a dementia man that chronical man now my name is belcanov
Dit is een Uitgave van MBT – Mother Bible Temple.
http://home.deds.nl/~secondbible/