DE STRIJD TEGEN

MILO











2014





Inhoudsopgave :





 

Hoofdstuk 1. De Strijd Tegen MILO

Hoofdstuk 2. Verborgen Schatten van het Sranan Tongo en Karaibs

Hoofdstuk 3. RA en OSIRIS in het Sranan Tongo en Karaibs

Hoofdstuk 4. De Strijd Tegen Genade

Hoofdstuk 5. De Val van MILO

Hoofdstuk 6. De Oorlogs-Mysterieen

Hoofdstuk 7. Het Grote SEKHMET Mysterie

Hoofdstuk 8. De Ontmaskering van Sophates

Hoofdstuk 9. De Sleutel Tot De Ark

Hoofdstuk 10. Het Teken Van Hardheid

Hoofdstuk 11. Het Arabisch Doorvertaald in de Surinaamse Talen

 

 

 

Hoofdstuk 1. De Strijd Tegen MILO

 

Genesis is in het Hebreeuws : Bereshiyth, be reshiyth, in de beginne. Reshiyth is de eerstelingen. Pinsteren is het feest van de eerstelingen, en in het Aramees is Petrus de eerstelingen. In het Grieks gaat dit verder als Petrus zijnde de rots, wat hem verbindt aan Mithras en de buffeljacht. Reshiyth komt van rosh wat net als reshiyth het beste deel betekent, en hoofddeel, als het hoofd van het zuiden. Ook betekent het de totale som. BERE betekent in het Sranan Tongos, de Amazone taal van het Suriname gebied, in het hoofd van het Zuiden, als het hoofd van het Amazone gebied, wat symbool staat voor de dieptes van het paradijs in het westen : moederschoot. Juist het Sranan Tongo is een som van verschillende talen, als een mengeling, waarvoor Suriname zelf ook staat. Het is een mengsel van Nederlands en Engels. Suriname en Nederland hebben een diepe geschiedenis met elkaar, en hoorden bij elkaar voor een lange tijd. Dit was niet zonder reden. De oorspronkelijke Moeder Bijbel, van de moeder van de amazone wildernis, bestaat uit Nederlandse en Engelse manuscripten. Suriname is dus onlosmakelijk aan Nederland verbonden, in allerlei opzichten. De bere is dus in het Sranan Tongos de moederschoot. Bere is een anagram van beer, wat ook weer terug komt in het EE. God wordt daar als een beer beschreven, als een heenwijzing naar de moederschoot in het Sranan Tongos. Rosh, het wortelwoord van reshiyth, betekent ook stad. In het EE gaat het over een berenstad.

 

De Nieuwe Openbaring IV

 

8.

De Beer van Narzia

1. De hitte zit me op de hielen, een beer zit mij achterna, één op grote wielen, komende vanuit Narzia. Dit zijn hoge golven, vanuit berenstad heeft hij een plaats verworven. Deze hittes zijn groot, deze zeeen van vuur, zijn zij hoger dan de karazuur ? 2. Metensia, redt mij. Alleen mijn penseel kan mij redden. In welke taal moeten wij spreken. Zij zullen alles breken. Er is hoog vuur in dit uur, de berenstem klinkt, vanuit het heiligdom Gods. De hitte zit me op de hielen, het vuur stijgt en komt als klotsende lava op me af. 3.Ik kan alleen schrijven, anders wordt het m'n graf. Nog nooit eerder is er zo'n hitte gekomen, ik moet nu snel mijn penseel laten stromen. Ja, mijn enige zwaard is zij, als de beer op me af zal komen. 4.Ik zal moeten strijden in het Pniel, worstelende met God, die Beer is.

 

Een synoniem van bere in het Sranan Tongos is muru, wat ook moederschoot betekent. In het Aramees is dat de mara, God, de bezitster, oftewel de Maria, de goddelijke moeder. Al deze woorden zijn aan elkaar verbonden. In het EE is de muru MURA.

 

Mati is in het Sranan Tongo de vrouwelijke scheppingskracht en de vrouwelijke contacten onderling, als de matriarchie, waarin ook het woord mati zit opgeborgen. Mati is in het Egyptisch de wet, ook wel Maat genoemd, de godin van oordeel. Zij draagt een struisvogelveer, en is zelf een struisvogelveer, wat wordt gebruikt op de weegschaal om de harten te wegen van de overledenen in de hal van Mati of Maat. De harten behoren zo licht als de veer te zijn, om door te kunnen gaan tot de onderwereld. De harten konden in hun leven zo licht worden door goede daden. Als de harten te zwaar zijn door slechte daden, dan zouden ze verslonden worden door het monster Ammoet, om zo te gaan tot de eeuwige rusteloosheid. Zo zien we dus dat de Egyptische wet een reflectie is van de Mati van het Sranan Tongo. In de Sranan Tongo gnosis, de Surinaamse gnosis, is Mati de scheppingskracht van de moeder, wat steeds meer door het christendom werd afgedekt. De Egyptische Mati is slechts een heenwijzer daarnaar.

 

De Afrikaanse Pygmeeen in Sumerie kenden de Egyptische Maat al als Matu, de moeder van God, de moederschoot en de onderwereld.

 

Santa Yeye is een woord gebruikt voor de Heilige Geest, maar dat is in diepte het heilige bovennatuurlijke, als Santa Winti. Marazanta, de god van de dood en de oorlog in het insectisme, 'de Heer der insecten', is in het Sranan Tongo de Muru Santa, oftewel de heilige moederschoot, de BERE Santa. In het insectische poetische geschrift 'Het Witte Konijn' wordt er gesproken over insectische berenharten, die zorgen voor totale onthechting van het zintuigelijke, om zo tot wedergeboorte te komen.

 

Ook in de orginele Aramese bijbel wordt God stelselmatig MR genoemd, MARA, als heenverwijzing naar het Sranan Tongose MURU, de moederschoot.

 

Sebek is in de Egyptologie een beruchte oorlogsgod, een krokodillengod. Over deze god is veel geschreven, en deze god staat ergens hoog aangeschreven in de Egyptische godenlijst. Hij is de god van het water, als een groot vruchtbaarheids-symbool. Door zijn zweet zou de Nijl zijn ontstaan. Ook in de esoterie heeft hij een grote plaats als de botten van Christus. Hij zou aan het einde der tijden Christus verslinden. In het Aramees is Sebek als Sebeq, SBQ, de scheiding of echtscheiding. Het is ook de verbanning. Dit is wat in het Aramees het vergeven is, wat helemaal verkeerd door het christendom wordt voorgesteld. Vergeving, genade, is als het bot van het christendom, maar oorspronkelijk was het een daad van afzonderen, van excorcisme. Vergeven kan juist dus ook heel negatief zijn, in het verwerpen, als een straf. Dit is een strategie in de oorlog. In het Aramees is SBQ bloedvergiet. In de Egyptologie wordt Sebek ook Sobki genoemd. In het Sranan Tongo is SABI het kennen en weten, als de Surinaamse gnosis. Dit is waar de Sebek of Sobki naartoe wijst. Het is slechts een reflectie. Wij moeten komen tot de diepte van SBQ, tot SABI, om zo los te komen van de valse christelijke genade-leer. Ook is SBQ in het Aramees een vuur aansteken, als het braden van de prooi, als een jachts-ritueel. Ook is SBQ een rivier, of een rivierengebied.

 

SA is in het Sranan Tongo zuster, wat maakt dat de SABI, de gnosis is verbonden aan de matriarchie.

 

SABANA is de eeuwige jachtvelden, als savannes.

 

SE betekent ook zee in het Sranan Tongo.

 

De SBQ wijst op de MAZONA, oftewel de jacht voortkomende vanuit de scheiding. Door de SABI, de gnosis, heeft men toegang tot de eeuwige jachtvelden, de SA-BANA. BANAH is in het Hebreeuws ook een woord voor de matriarchie, als het inzetten van hulpmoeders.

 

Ook Ismael werd hierin opgevoed.

 

De geest MILO, een skelet, een demoon van licht en de illusie van nummers, probeert deze gnosis verborgen te houden. Hij is de bewaker van de diepere Amazone gnosis. Na de geest van Etnus moet MILO verslagen worden.

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2. Verborgen Schatten van het Sranan Tongo en Karaibs

 

Een andere hooggeplaatste in de Egyptische godenwereld is Anubis, de zwarte hondenwachter van de dood. Hij is de wachter van de onderwereld, en bewaker van de schatten van de onderwereld. In het Sranan Tongo betekent ANU loon en betaling. In het Karaibs, een andere indiaanse taal in het Surinaamse gebied, betekent ANU tong, wat wijst op de heilige tongen. In de grondtalen van de bijbel hebben de heilige tongen te maken met overwinnings-gejoel, wat dus niets anders is dan loon in het gevecht, en wat nooit zomaar genade of een gave mag wezen. ANU beheerst dus de heilige economie, en is een overwinnings-teken. Ook NU is in het Karaibs verbonden aan ANU en betekent tong. NUTO betekent van een tong voorzien. Hiervan was de Egyptische godin NUT een schaduw. NUT is de godin van de leegte en van cyclussen. Zij belichaamde de cyclussen waardoor haar aanhangers moesten reizen om zo telkens tot wedergeboorte te komen. Zij is de godin die bekleed is met de sterren, naakt, en over de aarde buigt. Zij komt ook weer terug in de apocalypse :

 

12

De vrouw en de draak

1 En er werd een groot teken in de hemel gezien: een vrouw, met de zon bekleed, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd;

2 en zij was zwanger en schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren.

3 En er werd een ander teken in de hemel gezien, en zie, een grote rossige draak met zeven koppen en tien horens, en op zijn koppen zeven kronen.

4 En zijn staart sleepte een derde van de sterren des hemels mede en wierp die op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, om, zodra zij haar kind gebaard had, dit te verslinden.

5 En zij baarde een zoon, een mannelijk wezen, dat alle heidenen zal hoeden met een ijzeren staf; en haar kind werd plotseling weggevoerd naar God en zijn troon.

6 En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij daar twaalfhonderd zestig dagen onderhouden zou worden.

 

In het Sranan Tongo is zij NETI, de nacht. Ook betekent zij SOSO, de leegte.

 

Bastet, Baast, een Egyptische oorlogsgodin en wachter, in vroegere tijden vaak afgebeeld als een leeuw, en later meer als een kat. De TET-uitgang is verbonden aan Thoth, de god van het archief en de geschiedenis. Bas komt van Bes, de Egyptische dwergengod van plezier, dans en vruchtbaarheid, wat ook de attributen zijn van Bastet. THOTH is in de esoterie ook de god van bloedvergiet.

Bastet, Bes-Thoth is in het Sranan Tongo : BASI-TOTI. BASI is baas, dwingen, in toom houden. BASYA is een opziener van slaven. TOTI is heel klein, oftewel weinig, honger. De naam staat voor de heilige slavernij door de heilige honger, het heilige vasten, oftewel door de onthechting. Ook betekent het 'dronkenschap door het kleine', oftewel door het weinige, door de honger. BES is in het Romeins Bacchus, de god van dronkenschap. In het Grieks is dit Dionysus.

 

In het Karaibs is BASI-TOTI :

BASI-I'MEMPOPE, of UN-I'MEMPOPE

 

UN is baas, en

I'MEMPOPE is klein

 

Ook Anubis, de Egyptische gids en wachter van de onderwereld, de zwarte hond, heeft zijn wortels in BES, als ANU-BES. In het Sranan Tongo is ANU dus loon, wat dus komt door de BES, door de heilige dronkenschap. Het loon komt dus in de vorm van heilige dronkenschap, als een portaal tot visioenen. Daarom is ANUBIS ook een zwarte wachter, opdat niemand zomaar door genade tot de dronkenschap komt. Het moet verdient worden. ANU-BISI is dan in het Sranan Tongo : 'door loon tot leider worden'. En ook dit principe is tegelijkertijd een wachter, want niemand mag door genade een leider worden. Ook betekent dit : 'door loon tot overwinning komen'. Overwinning moet verdient worden, en mag nooit behaald worden zomaar vanuit genade.

 

De tong heeft te maken met het overwinnings-gejoel, als de heilige tongen. Dit is de betekenis van ANU in het Karaibs. Deze heilige tong wordt voorzien door NUTO, als de Karaibs versie van NUT, waar de reis naartoe gaat. NUTO schenkt dus ANU tot hen die dit verdient hebben. Een beeld hiervan in de grondteksten van het OT is de lelies, ook als een beeld van de schaamlippen, als de wachters van de moederschoot. In Suriname is Lelydorp één van de grootste steden. Lely komt van Cornelis Lely, een ingenieur van water-werken, oftewel van de werken van MAYIM, het zaad. In het Sranan Tongo is Lelydorp genaamd : Kofi Djompo. Kofi betekent : geboren op een vrijdag. Vrijdag komt van de Vikingse oorlogsgodin van de vruchtbaarheid : Freija. In het Sranan Tongo is dit FRIYARI, verjaardag, maar dit is in de esoterie niet verbonden aan tijd, maar aan loon. Een verjaardag komt in de esoterie niet door genade, niet door materiele groei, dus het is geen letterlijk jaar, maar is het meten van loon. Achter de naam Kofi Djompo schuilt een duister geheim. Er werd gezegd dat Kofi een slaaf zou zijn geweest die probeerde te ontsnappen, maar door de Nederlanders werd teruggepakt, en toen werd onthoofd als een waarschuwing voor andere slaven.

 

 

 

Hoofdstuk 3. RA en OSIRIS in het Sranan Tongo en Karaibs

 

 

 

Suriname bestaat grotendeels uit oerwoud waarin verschillende indiaanse stammen wonen, zoals de Arowakken, de Karaiben, de Wayana, de Trio, de Akuriyo en de Warau. Het Karaibs is één van de oerwoud-talen van Suriname. Hierin kunnen de Egyptische goden doorvertaald worden. Deze goden vormen de fundamenten van het christendom, die het christendom helemaal uit hun verband hadden gerukt. Daarom was Egypte altijd het eerste plan in de uittocht uit het christendom, de grote ontsnapping. Het is daarom belangrijk kennis te nemen van deze goden en hun dynamieken, als eerste zet tegen het christendom, om een grote muur op te richten, maar hier stopt het niet. Het moet doorvertaald worden tot het oerwoud, want daar kwam het oorspronkelijk allemaal vandaan. Egypte is slechts een schaduw daarvan. Ook zijn de schaduwen en reflecties ervan terug te vinden in de oorspronkelijke grondteksten van de bijbel.

 

Tevens zullen we het Sranan Tongo erbij houden, als parallel, een andere taal in Suriname. Eén van de meest bekende goden uit Egypte was altijd Ra, de zonnegod en schepper. Ook hij is een oorlogsgod. Hij duikt veel op in de Egyptische geschriften. In het Sranan Tongo is dit RAI, advies, raad, strategie. In het Karaibs is RA het fundament, de vloer, en de borstvlakte. RA'A, of RAPA is herhaling, weer, terug, als dynamieken die telkens weer terugkomen, als in een cyclus. Hierom is RA een belangrijke cycli-realiteit waardoor alles weer terugkeert in vernieuwde vorm. RA is zo de heilige borstplaat en de heilige tijdschijf. Dit houdt dus verband met de pater, de petrus, waarnaar de uittocht leidt. 'Van Jezus tot RA, RA'A, RAPA komen.' Dit staat in verbinding met de buffeljacht.

 

In het Hebreeuws is RA'AH zien, visioenen hebben, wat een kenmerk van de buffeljacht is, en waar het hele evangelie in de grondtekst om draait. RA is in het Hebreeuws het kwaad, 'evil'. Nu is het kwaad gedemoniseerd door het christendom, en ook zwarte magie, oftewel alles wat negatief is. Ook duisternis wordt al snel met demonen vergeleken. In de Egyptische 'Litanie van RA' zendt RA pijn naar zijn vijanden in 1:8. Hij jaagt op zijn vijanden en zend vuur op hen in 1:59. Hij hakt hoofden af in 1:65, en vernietigt zijn kinderen in 1:66. Hij woont in de duisternis, 1:1. Hij zendt die duisternis ook, maar verbergt wat het inhoudt, 1:9. Hij doet dit allemaal niet vanuit trots of vanuit hoogmoed of opgeblazenheid. Neen. Hij is timide en is genaamd 'Hij die weent', 1:29. Hij heeft het water geschapen, water wat uit hem voortkomt, 1:21. Dit zijn dus tranen. Ook is hij degene die diep neerdaalt in de mysterieen van ANU-bis, oftewel hij werkte vanuit LOON, niet genade, 1:12.

 

Osiris is de Egyptische god van de dood en het recht. Hij voert recht over de doden in de onderwereld, waar hij zijn vijanden onder zijn voeten heeft. Alle doden moesten tot zijn hal komen waar hun harten gewogen zouden worden. Hiertoe moesten ze door allerlei poorten gaan waar ze getest zouden worden. Hiervoor had Osiris een heleboel hulpgoden. Als hun harten werden gewogen en het hart was licht genoeg, dan kregen ze toegang tot de verdere onderwereld. In het Sranan Tongo is dit OSOYURU, wat huishuur betekent, oftewel toegangsbewijs. Alleen zij die loon zouden hebben ontvangen zouden toegang krijgen. Weer ging het hier dus om eerlijk verdienen en niet om genade. YURU is huur, maar ook tijd (uur). Je loon bepaalt dus voor hoelang je ergens mag blijven, of hoe lang je iets mag gebruiken. Als de tijd om is, dan moet je weer weg, en moet je het weer teruggeven. Dit is waar dit allemaal oorspronkelijk voor staat. In het Karaibs is dit OSU, wat polijsten betekent, kastijding. Dit is om je klaar te maken voor toegang ergens, en voor tijd ergens. Wij moeten dus loon verdienen voor plaats en tijd. Dit heeft niks met genade en gaven te maken. Dat is voor de luien en de dommen.

 

 

Hoofdstuk 4. De Strijd Tegen Genade

 

Zoals we zagen moet Anubis, de Egyptische gids van de onderwereld, doorvertaald worden tot het Sranan Tongo loonsysteem van het oerwoud, om los te komen van het genade systeem van de stad. Wij moeten strijden en jagen om te overleven. ANU is het loon in het oerwoud. Dit brengt een mind-altering state met zich mee, oftewel de heilige dronkenschap, BES, BIS, in de Egyptologie. Dit is verbonden aan BASI in het Sranan Tongo, de baas, de slavendrijver, BASYA, oftewel de overwinnaar. Dit betekent dat je al je problemen hebt doorvertaald en omgedraaid totdat het bruikbaar voor je werd, dienstbaar tot je werd, oftewel totdat het nut bracht. De slavendrijver, de BASYA, is dus symbolisch. In het Karaibs is de BASI vertaald als de UN. ANU-UN, het loon van de overwinning, of AN(U)-NUN. NUN is de Egyptische god van de wateren en de voortijdse of voor-paradijselijke afgrond. Toen waren de wateren nog zaad, wijn en bloed. Overwinning is verbonden met de mind-altering state. Wij moeten vechten en overwinnen. En de overwinning komt door tucht en discipline. NUN wordt ook NU genoemd. A-NU komt dus voort vanuit de diepte, de paradijselijke afgrond, de wateren van helige dronkenschap. Loon is een hele andere realiteit dan genade. De hele schepping komt voort vanuit de NUN. Deze schepping vindt plaats door chaos.

 

De strijd tegen genade is de buffeljacht, de runderjacht. De overwinning over de runderen wordt symbolisch gerepresenteerd door de vikingen, de noormannen. Zij dragen de hoornen van de vijandelijke runderen op hun helmen. Hiervoor moeten de Vikingse goden doorvertaald worden. De Noorse runderslager is Thor, de dondergod. Dit is TERI in het Sranan Tongo, wat tellen betekent. TERI LUKU betekent berekenen. Hier gaat het dus om het berekenen van het loon. Die berekening gebeurt door de strijd en de jacht.

 

Thor ontving zijn macht en overwinning door de Mjolnir, zijn hamer. In het Karaibs is dit de MYNU, wat bloed betekent. Dit is hetzelfde als Jezus die overwint door zijn bloed. Nu gaat het erom : wat is dit bloed ? Is dit het bloed van de onschuldigen, of het bloed van de vijand ? Genade doet dit door het bloed van onschuldigen. Loon doet dit door het bloed van de vijand. MYNU is verbonden aan, MYNOTOTO, zwanger maken, vruchtbaar maken, zoals bloed een zaad is.

 

Thor is de zoon van Odin. Odin is de vader der goden in de Vikingse mythologie. Hij is de god van de jagers, en zijn naam komt van ODR, woede, opgewondenheid (excitatie) en poezie. In het Sranan is hij ONTI, jagen, jacht, en ATIBRON, woede. ATI is hart en BRON is branden, dus letterlijk betekent het het brandende hart, of 'the burning heart'. ODIN staat voor de poetische revolutie, wat we ook in de EDDA zien. De EDDA is de Vikingse bijbel wat uit de Prozaische EDDA bestaat, en de Poetische EDDA. Ook het EE heeft een Prozaisch deel en een Poetisch deel, als voortzetting van de Poetische revolutie.

 

In het proces om los te komen van genade en wedergeboren worden in loon moeten wij gebroken worden. Dit gebeurt in de leegte, in de afgrond. De Egyptische god die dit uitbeeldt is dus NUN. Dit is NEN in het Sranan Tongo, wat naam betekent. In het hebreeuws is 'naam' ook 'merkteken' en 'piercing'. Wij moeten gepierced worden voor het nieuwe loon, als bescherming tegen genade. Genade misleidt ons.

 

In het Karaibs is de NUN : NENTO, wat vrezen betekent.

 

In de NUN vindt dus verlamming plaats, in de paradijselijke afgrond. De NEN voert dus oorlog tegen ons om ons te breken, om ons te piercen. De Egyptische NUN doet dit door SEKMETH, de godin van de oorlog, de wraak en pestilentie, vaak afgebeeld als een vrouw met een leeuwenhoofd. Zij wordt ook wel het oog van Ra genoemd. In het Karaibs is zij SEKE-META. SEKE betekent verlamdheid, en META betekent een merkteken krijgen of hebben. SEKETU is mankheid, en SEKEME is verlamde. Wij worden hierdoor dus als Jakob geslagen om ons mank te maken, om SEKETU en SEKEME te ontvangen. Dit is dus een bepaalde gevoeligheid. Zo worden wij wedergeboren in loon, los van genade.

In het Sranan Tongo :

 

SEKANTI = strand (zand = sieraden in het Aramees, en sieraden = wapens in het boek Iyowb)

METI = beest

SEKI = schudden

 

Klaagliederen 3

 

Vers 48 gaat over de klaagrivier. Deze rivier komt ook terug in Iyowb 21 : 33 in de Vulgata, de Latijnse bijbel.

 

21 : 33 – De volgers van de duisternis (het 'kwaad', oftewel het tegengaan, degenen die vechten) gaan naar het zand van de Cocyti/ Cocytus, de rivier van klaagzang, een rivier in de lagere wereld, onderwereld, en waar ze hun volgelingen mee naartoe nemen. Vgl. De draak, de bewaker en bewaarder van de URIM, die op het zand der zee staat in Openbaring, oftewel : die bewapent is. Dit is de rivier van tranen. De draak is ook een slang of zeeslang, als beeld van een halsketen.

 

In het Sranan Tongo en het Karaibs tezamen betekent SEKHMET dus :

het merkteken van het beest, de piercing of halsketen die tot schudden leidt, tot de heilige vreze, om zo te bewapenen. Dit zijn de eigenschappen van de URIM, waar dit plaatje in het Aramees over gaat.

 

Hoofdstuk 5. De Val van MILO

 

In de Egyptische Mythologie klaagde RA dat de mensen steeds minder respect voor hem hadden, en hij werd zelfs door hen bedreigd. Sommigen wilden RA vernietigen. RA verloor steeds meer vertrouwen in de mens, en begon zich steeds meer terug te trekken. Hathor, zijn dochter, werd woest toen ze van hem hoorde dat sommige mensen hem wilden ombrengen. Hathor veranderde toen in Sekhmet, de leeuwinnengodin van de oorlog en de wraak, om de mensheid te vernietigen. Hathor in haar Sekhmet vorm was zo woest, en vernietigde zoveel en bracht zoveel chaos, dat RA haar moest stoppen met een meer van bloed-gekleurd bier.

 

Hathor wordt net als Sekhmet het oog van RA genoemd, als het alziende oog van kennis. Hathor is een grote moedergodin in de Egyptologie, en draagt een hoofddeksel met twee runderhoorns. Zij heeft dus de buffel of rund van genade overwonnen. In het Sranan Tongo is zij HATI, wat vurig en pijnigen betekent. In de esoterie staat zij voor de stam Isasschar van leegte en het piercen, wat haar dus aan Sekhmet verbindt. ATI is hart in het Sranan Tongo. HA, als HA-ATI, is de Egyptische god van de woestijnen van de onderwereld. Het paradijselijke hart van de onderwereld is in de grondteksten van de Bijbel de halsketen die de adem moet laten overgaan tot bloedgas. Dit is dus de manier waarop Hathor werkt. Oorspronkelijk was zij de oerslang, een slangengodin, als de wurgende. HATI, als het hart van de onderwereld, is de ANAQ, oftewel de halsketen, van het oerwoud. Zij is dus dat wat in de leegte leeft. Zij kan gevonden worden in de dieptes van de afgrond van de onderwereld. In de diepte gaat dit dus ook over de stam RUBEN, de ademloze, het zaad wat leeft door bloedgas, door bloedvergiet. In het Karaibs is de ANAQ de ANEKA, het halssnoer.

 

In het Egyptisch betekent HATHOR 'huis van Horus'. Horus is een belangrijke vruchtbaarheidsgod in de Egyptologie. Hij staat voor de opstanding en wedergeboorte van zijn vader Osiris, de god van de dood en het oordeel. Horus is een god van de oorlog en de jacht. Ook is hij de god van de wraak. Samen met zijn moeder zorgde hij ervoor dat zijn vermoorde vader weer tot leven kwam. Zijn vader was vermoord door Seth, de god van het kwaad. De moeder van Horus was ISIS, de godin van de troon en de magie, die ook hem opwekte. ISIS is SIRI in het Sranan Tongo, wat zaad betekent. SIRI is de MAYIM in het Sranan Tongo, als de levenskracht.

 

HORUS is HORI in het Sranan Tongo, wat tegenhouden en vasthouden betekent. HORI DORO is volharden en volhouden, en HORI NA ATI is een wrok koesteren. Dit is dus de beschrijving van het kwaad, wat dus neutraal is, en wat dus gebruikt kan worden aan beide kanten van de paradox. In de Egyptologie is HORUS degene die alle doden voor de troon van zijn vader, Osiris, brengt.

 

Osiris is in het Sranan Tongo OSOYURU, zoals we zagen, wat huishuur betekent, oftewel toegangsbewijs. Alleen zij die loon zouden hebben ontvangen zouden toegang krijgen. Weer ging het hier dus om eerlijk verdienen en niet om genade. YURU is huur, maar ook tijd (uur). Je loon bepaalt dus voor hoelang je ergens mag blijven, of hoe lang je iets mag gebruiken. Als de tijd om is, dan moet je weer weg, en moet je het weer teruggeven. Dit is waar dit allemaal oorspronkelijk voor staat. In het Karaibs is dit OSU, wat polijsten betekent, kastijding. Dit is om je klaar te maken voor toegang ergens, en voor tijd ergens. Wij moeten dus loon verdienen voor plaats en tijd.

 

HORI, tegenhouden, een belangrijk toets-principe, leidt tot OSU, de tucht en de vastgestelde prijs om binnen te gaan. ANU is dan het daadwerkelijke loon wat daarvoor nodig is. Ook ANU-bis is een gids van de doden. Hij is de zwarte hondenwachter, de wachter van de weegschaal. Hij weegt de harten van de doden tegen de veer van MAAT, om zo hun noodlot te bepalen, om te bepalen welk loon ze krijgen. In die zin werken deze principes : HORI, OSU en ANU met elkaar samen in het oerwoud. Dit alles binnen de RAI-tijdschijf, wat in Egypte door RA werd gereflecteerd, als de heilige klok.

 

Door deze verbindingen valt de troon van MILO om. MILO is de demonische wachter van de schatten van de duisternis en het oerwoud, en heeft ervoor gezorgd dat alles in Egypte werd opgeknoopt, zodat men niet verder kon. De Egyptische poorten waren gesloten voor een lange tijd, hun mysteries verzegeld. MILO is de eerste van een ring van wachters. Na hem komt MULLE, en daarboven zit MEESJE, een valse moederdemoon die zelfmoord pleegde door uit een vliegtuig te springen, om zo anderen te beladen met schuld. Deze ring van wachters moet vernietigd worden.

 

Hoofdstuk 6. De Oorlogs-Mysterieen

 

In het hindoeisme is Shiva de god van de transformatie. Hij zit vaak op een rund. Hij is de vernietiger, maar ook de schepper, die tot wedergeboorte brengt.

 

In het hoog-Amazonische land, in de Surinaamse oerwouden leven ook de Arawakken, die Arawaks spreken. Ook het Arawaks is een belangrijke vertaal-sleutel om de religies door te vertalen, naast het Sranan Tongo en het Karaibs.

 

Esoterisch gezien heeft Shiva de buffel van genade overwonnen, door hem te temmen en te gebruiken ten goede. Shiva is een kosmische danser die alle energieen opneemt, mixt en gebruikt, harmonizerend. Dit is een strategie in de oorlog.

 

In het Arawaks is dit SIFEN, wat bitter betekent. In het boek Iyowb is de bitterheid het bloed van de vijand wat vergoten is. Ook is het in het Arawaks SIBA, wat rots betekent, wat het verbindt aan Petrus en de buffeljacht, als de heilige tijdschijf.

 

Krishna is in het hindoeisme God geincarneerd. Hij is het wonderkind wat de basis legde voor het hele Christus-verhaal. In het Karaibs is dit KURI, wat rode verf en klei betekent, ook als een beeld van bloed. Ook is het KURIKA, besmeuren, besmeren, en KURIPA, met rode klei besmeren, verven. In het Arawaks is dit KORI, wat wasplaats betekent, in deze context het wassen in het bloed van de vijand.

 

Iyowb is in het Karaibs : IJEPO'MA, wat zonder graat en zonder bot betekent, maar in deze context : degene die de botten verwijdert. Botten zijn de identiteit in het Hebreeuws. Iyowb, IJEPO'MA, is de demonenslager, die hun identiteit wegneemt. Dit is ook voornamelijk in de strijd tegen de valse identiteiten die demonen willen opleggen aan degenen waartegen zij strijd voeren. Dit kun je voorkomen door de botten van de demoon weg te nemen.

 

Ook is Iyowb IYOPOTO'MA in het karaibs wat 'zonder leider' betekende. Iyowb werd geheel afgezonderd. Met Iyowb ging het door waar het met Jezus was gestopt. Iyowb heeft veel meer verlatenheid gekend. Dit gaf hem de macht om te komen tot de identiteit van de demonen, en om dit af te rukken.

 

Het pinksterfeest is het feest van de voorbereiding op de buffeljacht, het feest van het zaad. De buffeljacht is het charismatische feest, wat verzegeld en verdraaid werd door het kerstfeest, het valse feest van de gaven. De buffeljacht is het feest van het loon, van voortgaande openbaring. Dit is ook wat de runderjacht inhoudt, dat de canon verbroken wordt.

 

Charis, jachtsloon, is in de wortels chairo, oorlogsgroet, oorlogs-oproep. Elk loon roept ook weer op tot een nieuwe strijd, terwijl genade laat inslapen. Kra verzamelen, waarvan de buffeljacht een beeld is. Kra is loon, en dit leidt hen tot de arena, tot een oorlogs-oproep. Kra, het charismatische, het loon, werd bedekt door het kerstfeest.

 

Kerstfeest moet dus een nieuwe betekenis krijgen, wat het oorspronkelijk inhield. BEDAKI betekent kerstfeest in het Karaibs. Dit is de oerwouds-vertaling voor Boeddha. BEDAKI is dus het loons-feest, het feest van de overwinning over de buffelgeest van genade, het feest van het evangelie, en van voortgaande openbaring.

 

Allah doorvertaald in het Karaibs is API, indopen, rode kleur, rode verf, wat weer een beeld is van bloedvergiet, hetzelfde wat Krishna inhoudt in de oerwouds-taal. Het zijn oorlogs-principes. Deze grote goden zijn oorlogs-mysteries die niet zomaar overboord geworpen kunnen worden.

 

Hoofdstuk 7. Het Grote SEKHMET Mysterie

 

 

Alles wat we om ons heenzien verbergt een diepere betekenis, die ons zal verzwelgen als we de betekenis niet vinden. Zoals de slang wijst op de halsketen van de heilige slavernij, en de spin wijst op de heilige tijdschijf. Zij die de gnosis der dingen afwijzen, en de dingen gewoon gebruiken als in materialisme en hedonisme (genotszucht), zullen hierdoor ten onder gaan. De slang en de spin wachten op dat moment, dat zij deze zielen mogen verslinden. Daartoe zijn zij uitgezonden. Wij moeten daarom klaarkomen met het mysterie van zowel de slang als van de spin.

 

De diepere vertalingen der dingen laat ons dieper doordringen in het oerwoud. Zij zijn de sleutels tot de diepere vibraties. Wij zagen hoe Gor de vibratie was van de patriarchie, en hoe Var de vibratie was van de matriarchie die daar tegenin kwam. Zo is Var een machtige sleutel tot een parallele wereld, een parallel realiteit, van het hoogste deel van het Amazone gebied, oftewel het brandpunt, wat Suriname is. Deze andere realiteit is KRAAL.

 

Wij moeten doorreizen tot de diepere paradijsen van de Moeder. Laten we even kijken naar een heel demonisch scenario waartegen we strijd moeten voeren om dieper in te gaan : De vrouw werd AFHANKELIJK gemaakt aan de man voor vruchtbaarheid. Zonder de man kon de vrouw geen nieuw leven voortbrengen buiten de hogere paradijsen en ook op de gevallen aarde.

 

De gevallen engelen zagen de dochters der mensen, en wilden hen gebruiken om zichzelf voort te planten. Deze 'dochters' zijn in het Aramees ook : steden. De gevallen engelen wilden deze steden, of stadse dochters der mensen, dus gebruiken om zichzelf groot te maken. In het Aramees zijn de dochters der mensen ook gewoon bessen en zaden, als plantengroei. Ook betekent het : eieren. In ieder geval zagen de gevallen engelen daar een handel in. In het Aramees gingen de gevallen engelen zulke vrouwen, als personificatie en symbolen van de steden, verzamelen. Een 'dochter der mensen' is daarom een stad op zichzelf, een buitenaards organisme, wat dus niet meer menselijk is.

 

Laten we afdalen in deze paradox. De gevallen engelen in Genesis 6 worden de nefilim genoemd, reuzen, mannen van naam. NEFI is mes in het Sranan Tongo, en LIM is varkenstong in het Orions. De nefilim vertegenwoordigen het zwaard van het varken. Het varken is een beeld van spijbelzucht. In het Aramees zijn de nefilim de ganbara, de Aramese vorm van de IYSH, oftewel een vechtslaaf. In het Hebreeuws zijn de dochters der mensen de dochters van Adam, de dochters van het rode volk, als een beeld van bloed, in de diepte van de grondtekst. Zo hadden de dochters van Adam dus vechtslaven, en brachten zo nog meer vechtslaven voort. Dit wekte de woede op van de valse god. In Genesis 6 in de diepte van het Hebreeuws gaat het om de mannen van naam, van SHEM, wat in de diepte piercingen betekent, merktekens. Het zijn de door de Amazones gepiercete, gebrandmerkte mannen, wat al een heel ander beeld geeft. GIBBOWR betekent dat zij jagers waren, dus ook jachtslaven.

 

Ook zijn zij eeuwig, als eeuwige slaven, eeuwige jagers en vechters, in het Hebreeuws is dit OWLAM, en in het Aramees LM, ALAM, ALMA. Dit is dus de LiM in NEFI-LiM, als het eeuwige mes, de eeuwige tongen.

 

Als we het Heilige der Heilige binnengaan en daar de ark zien, dan moeten we beseffen dat de ark komt uit het oude Egypte. Hier had Mozes zijn wijsheid vandaan, alhoewel hij het allemaal om begon te draaien voor de lichtgoden. We kijken naar de twee cherubs, de cherubim, op de ark, maar dit waren twee godinnen, twee vrouwen, op de Egyptische ark, namelijk ISIS en NEPHTYS, als een beeld van de dubbele vrouwelijke vruchtbaarheid. Dit is ook wat MATI in het Sranan Tongo betekent : de vruchtbaarheid tussen twee vrouwen.

 

Mati is in het Sranan Tongo de vrouwelijke scheppingskracht en de vrouwelijke contacten onderling, als de matriarchie, waarin ook het woord mati zit opgeborgen. Mati is in het Egyptisch de wet, ook wel Maat genoemd, de godin van oordeel. Zij draagt een struisvogelveer, en is zelf een struisvogelveer, wat wordt gebruikt op de weegschaal om de harten te wegen van de overledenen in de hal van Mati of Maat. De harten behoren zo licht als de veer te zijn, om door te kunnen gaan tot de onderwereld. De harten konden in hun leven zo licht worden door goede daden. Als de harten te zwaar zijn door slechte daden, dan zouden ze verslonden worden door het monster Ammoet, om zo te gaan tot de eeuwige rusteloosheid. Zo zien we dus dat de Egyptische wet een reflectie is van de Mati van het Sranan Tongo. In de Sranan Tongo gnosis, de Surinaamse gnosis, is Mati de scheppingskracht van de moeder, wat steeds meer door het christendom werd afgedekt. De Egyptische Mati is slechts een heenwijzer daarnaar.

 

De ark van Egypte had ook vaak de zwarte hond, Anubis, op zich liggen, als bewaker. Anubis is de Egyptische god van de dood en de duisternis, en ANU is in het Sranan Tongo 'loon', waarmee het eigenlijk wil zeggen : 'Je kunt alleen door 'loon' tot de ark komen, en niet door 'genade'. Genade is het toegangskaartje van de dwazen, waardoor alles overhoop gegooid wordt.

 

Anubis is een hooggeplaatste in de Egyptische godenwereld, de zwarte hondenwachter van de dood. Hij is de wachter van de onderwereld, en bewaker van de schatten van de onderwereld. In het Sranan Tongo betekent ANU loon en betaling. In het Karaibs, een andere indiaanse taal in het Surinaamse gebied, betekent ANU tong, wat wijst op de heilige tongen. In de grondtalen van de bijbel hebben de heilige tongen te maken met overwinnings-gejoel, wat dus niets anders is dan loon in het gevecht, en wat nooit zomaar genade of een gave mag wezen. ANU beheerst dus de heilige economie, en is een overwinnings-teken. Ook NU is in het Karaibs verbonden aan ANU en betekent tong.

 

ANU representeert dus de wetten van het loon, en is dus nauwverbonden aan MATI. Ook wordt de Egyptische ark wel afgebeeld door een leeuwin die de ark draagt. Sekhmet is de leeuwengodin van Egypte.

 

Ook Sekhmet komt voort van MATI, de wet, oftewel in het Sranan Tongo de dubbele vrouwelijke vruchtbaarheid :

SEKH-MATI.

 

In het Karaibs is zij SEKE-META. SEKE betekent verlamdheid, en META betekent een merkteken krijgen of hebben.

 

Oorspronkelijk was SEKE-MATI een dubbele moeder, als een Urim en Thummim. SEKE is de verlamdheid en MATI, META, is de wet en het merkteken. Zo worden wij in elke verlamdheid en leegte voorbereid voor het merkteken, een piercing, als een teken van de wet. Ook gaat dit door sieraden en voetringen. Dit is ook de diepere esoterische betekenis van Jakob, die in het toets-gevecht met de Grote Moeder verlamd werd geslagen, om zo voorbereid te worden voor de stammen, als beeld van de piercingen van de wet. Jakob vocht dus met Sekhmet, met SEKE-MATI, de dubbele moeder. Hierin moest hij Sekh-Met overwinnen om tot de diepere betekenis te komen. Zo droeg hij dan de naam Israel, als een teken dat hij RA en EL had overwonnen, de Egyptisch-Hebreeuwse goden die als poortwachters waren aangesteld van de gnosis.

 

Aker of AKAR is de Egyptische wachter van de onderwereld en de duisternis, de wachter van dag en nacht, die aan de poorten staat als een meervoudig wezen. Hij wordt vaak afgebeeld als twee leeuwen, en daarom ook een beeld van de dubbele moeder. AKER, AKR, is een anagram van de ARK, en van KRA, het Levitische loon van de gnosis. In de ark ligt de wet, de MATI, waar we alleen kunnen komen door SEKE, de goddelijke verlamming. Daarom is het mysterie van Sekhmet groot. Wij moeten deze Urim en Thummim verdienen, in de heilige oorlog, om er zo mee te leren werken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 8. De Ontmaskering van Sophates

 

 

Wanneer wij tot de ark komen, de oorspronkelijke ark van Egypte, dan zien we daar twee godinnen op in plaats van twee cherubs. Deze godinnen zijn ISIS en NEPTHYS. Zij beelden de dubbele moeder uit, oftewel de vruchtbaarheid tussen twee vrouwen. Dit was een paradijselijke situatie. Nu moet de vrouw voor haar vruchtbaarheid afhankelijk zijn aan de man. De valse geest SOPHATES heeft er namelijk voor gezorgd dat twee vrouwen geen kinderen meer konden krijgen, en ook zorgde deze geest ervoor dat er geen anale geboortes meer konden plaatsvinden. Anale geboortes zijn verbonden aan de CHECED, de eeuwige tucht.

 

ISIS is in het Sranan Tongo SIRI, wat zaad betekent. NEPHTYS of NEB-THET komt van THOTH, het bloedvergiet. Op de ark is dus de bron of straal van zaad en van het bloed van de vijand. Zonder het zaad en het bloed kunnen wij niet tot de ark komen. Zij zijn wachters van de ark.

 

In het Arawaks is THOTH : TATAN, hardheid, sterkte.

 

NEPH is in de Egyptische mythologie ook genaamd NU of NUN, als de afgrond, de oerleegte. In het Sranan Tongo is dit NEN, naam, wat in het Hebreeuws piercing en merkteken betekent. Het SEK-MET principe vindt hierin plaats van verlamming en gepiercet worden, verbonden aan de wet, aan de MATI. Dit is hetzelfde als het Issaschar-principe van het zevende zegel. In de NEPH, de afgrond van de onderwereld, wordt dit principe vereeuwigd, OWLAM in het Hebreeuws, LM in het Aramees, als ILIM. Dit is de diepere betekenis van de NEPH-ILIM aan de andere kant van de paradox, als de eeuwige verlamming-piercing. Zo worden we voor eeuwig gebonden aan de MATI, de wet. NEPH (NEB) gaat dus over in THET, THOTH, bloedvergiet en van daaruit hardheid wat de Arawakse betekenis is van THOTH, als TATAN. Zo zien we hier dus de weg en het proces tussen zacht en hard.Wij moeten hard worden door de diepere zachtheid.

 

zachtheid-verlamming-piercing-wet-hardheid

 

Dit is dus waar NEPH-TYS voor staat, NEB-THET, de godin van de dood, de slavernij, de geboorte, het klagen (klaagliederen) en de nacht. Juist in de nacht manifesteert zij zich door dit proces.

 

Ook is op sommige Egyptische arken de zwarte hond ANUBIS te zien, als een wachter.

 

In het proces van de godinnen onstaat er loon, ANU, wat dronkenschap veroorzaakt, BES, BIS. Ook dit is een Urim en Thummim, de ANU en de BIS, om te laten zien dat we alleen door eerlijkverdient loon tot heilige dronkenschap kunnen komen.

 

ANU is het loon in het oerwoud. Dit brengt een mind-altering state met zich mee, oftewel de heilige dronkenschap, BES, BIS, in de Egyptologie. Dit is verbonden aan BASI in het Sranan Tongo, de baas, de slavendrijver, BASYA, oftewel de overwinnaar.

 

Alleen door de ANU, het eerlijkverdiende loon, komen we tot de BASYA, de overwinning. ANU en BASYA zijn dus een levensbelangrijke Urim en Thummim. Alle overwinning buiten loon om, zoals overwinning door genade, is vals.

 

Wij moeten komen tot de sieraden van de hardheid, en van daaruit de zintuigen ontwikkelen die zachtheid en hardheid onderscheiden in hun vele vormen en graden, om zo een nachtzintuig te hebben. Het gaat dus niet zomaar om het ontvangen van visioenen, maar wij moeten diepere zintuigen ontwikkelen, om zo niet opnieuw in de gevangenis van licht opgesloten te worden.

Hoofdstuk 9. De Sleutel Tot De Ark

 

 

Hoe kan de nephilim overwonnen worden ?

 

Door tot de diepere betekenis van de nephilim te komen, de goede betekenis. In de diepte is de NEPH-ILIM een Urim en Thummim :

 

NEPH : verlamming-piercing

 

ILIM : eeuwigheid

 

Hierin is TOTH een brug :

 

 

 

NEPH-TET-ILIM

 

Wij kunnen dus niet zomaar tot de eeuwigheid komen, maar alleen door NEPHTET, NEPHTYS, de wachter van de ark, die ze bewaakt met haar zuster ISIS, oftewel SIRI, zaad, de MAYIM. Ook dit zaad is weer een beeld van bloedvergiet. In die zin zijn TOTH en ISIS nauw aan elkaar verbonden.

 

NEPHTYS, NEBTET, NEPH-TET, is ook de wachter over één van de zonen van Horus, namelijk over HAPI, die de longen representeert. De nieuwe longen zullen werken door bloedgas. De lucht zal worden tot bloed.

 

De Wet, de MATI is in de ark, bewaakt door de twee godinnen op de ark. De MATI is de TORAH. In het Arawaks is TORA het vrouwelijke, 'zij'. Dit is wat THOR eigenlijk is, en wat dus ook HORUS is, omdat dit dezelfde godheid is. In diepte is dit de wet en de dubbele vrouwelijke vruchtbaarheid. Wij moeten tot de diepere, positieve betekenis komen. In de diepte komen we weer uit op het vrouwelijke en de wet.

 

Wij moeten dus zicht krijgen op Genesis 6 in de diepere lagen. De ark verschijnt in de dagen van de nefilim. In het Aramees zien we :

 

De Heere, meesteres, bezitster, zag dat de BIS, BYS, het kwaad, oftewel BES, dronkenschap, in het Egyptisch, en BASYA, de overwinnaar, in het Sranan Tongo, groeide, sterker werd. Er was dus veel bloedvergiet, en veel bloeddronkenschap, veroorzaakt door de vechtslaven van de roodhuidige, indiaanse dochters van ADAM. Het bloed van de vijand is de weg tot de ark, dus daarom verscheen de ark ook op het hoogtepunt van de nefilim. De nefilim, ganbara, vechtslaaf, in het Aramees, is de sleutel tot de ark. Dit zijn bloedvergieters. Toen kwam dus het zaad, de MAYIM, oftewel de zondvloed, wat ook een sleutel is tot de ark. Regen is MITRA in het Aramees, oftewel de buffeljacht, als belangrijke sleutel tot de ark. Zonder de MITRA, de buffeljacht, kunnen wij niet tot de ark komen.

 

Alles werkte in de oorspronkelijke Levieten stam door trofeeen, door jachts-loon. In de Levitische taal komen wij dus van de MOWED, de zondepaal, de heilige tijdschijf, tot KRA, de loons-gnosis. Dit is dus een heel economisch en vruchtbaar principe. De MOWED riep op tot de jacht en de oorlog, als de heilige paal van de trekkende jagers-tent, de CUKKAH. PNEUMA is een Griekse vorm van KRA, de Levitische gnosis. PNEUMA komt van PNEU, wat een wapen of een strijd betekent in het Oude Grieks. Dit is waartoe wij gepierced moeten worden. PNEUMA is de jacht en de oorlog van de gnosis.

 

De ark is het bloed van de vijand (kra). Wij moeten ons laten inwijden door de buffeljacht, door van genade te komen tot loon, als het komen tot de ark, wat staat voor het 'geld' van de gnosis, ARK – KRA. De ark is een anagram van KRA, het jachtsloon, namelijk de omgekeerde vorm : KRA – ARK.

 

Wij moeten dus jacht maken op de ark, zoals de Filistijnen dat deden. Filistijnen zijn 'nomaden' in de worteltekst, als rondtrekkende jagers. De Filistijnen zijn een belangrijke sleutel tot de ark, als ark-jagers, want zij laten zien dat de gnosis teruggeroofd moet worden. KRA is jachtsloon, als jachtstrofeeen. Wij krijgen ons loon door de jacht, door valse geesten te verslaan. Openbaring vindt plaats in en door de jacht. Toen de Filistijnen de ark buitmaakten was dit tegelijkertijd de overwinning over de geest van Eli, de geest van tuchteloosheid, wat dus een hele grote overwinning was. De Eli-geest hoorde het nieuws dat de ark was buitgemaakt, waarna hij achterover viel van zijn stoel en zijn nek brak.

 

De buitgemaakte ark werd gebracht tot Ashdowd, een Filistijnse stad. Dit betekent sterkte en hardheid, onderdrukking, geweld en slacht, oftewel bloedvergiet. Dit is ook waar THOTH, het Arawakse TATAN, voor staat, de Neph-Ilim brug, als NEPH-TET-ILIM. De jacht en het jachtsloon, oftewel de jachtstrofeeen, brengen sterkte, hardheid en bloed. Daarna werd de ark tot GATH gebracht, een andere Filistijnse stad, wat wijnpers betekent, als een beeld van bloeddronkenschap, ook als beeld van de slacht.

 

Goliath kwam uit Gath. Goliath komt van GOLAH, wat openbaring betekent, ontzegeling, naaktmaken en in ballingschap voeren.

 

In Amowc 3 : 7 staat :

 

De Heere openbaart/ maakt naakt/ brengt in ballingschap/ maakt : GLY

 

Hij openbaart RAZ, mysterie, allegorische uitleg, typologische symbolen, sacramenten.

 

Openbaring staat dus gelijk aan naakt in ballingschap gaan, en dit is in Yechezqel de opslagplaats van MAYIM, het goddelijke zaad. Yechezqel kwam tot de naakte ballingen, GOWLAH, van TELABIB, wat de geprezen opslagplaats van de vloed, van MAYIM, betekent, aan de brandende oer-rivier KEBAR (CHEBAR) van vermenigvuldiging, van het vele, om groot te maken (Aram.: NHAR, NAHRA, rivier van vuur).

 

GLY is het geheim van creatie :

OPENBAREN – NAAKT MAKEN – IN BALLINGSCHAP NEMEN – MAKEN = OPSLAGPLAATS VAN MAYIM

 

Dit is waar Goliath voor staat in de diepte, en ook Gath. De bloeddronkenschap opent dus de zintuigen voor nieuwe openbaring. Dit zijn de jachts-openbaringen.

 

Goliath is de wachter van de opslagplaats van goddelijk zaad, MAYIM, in de grondteksten, zoals we zagen. MAYIM ontstaat daar waar de vijand wordt vernietigd.

 

Alleen door de Filistijnen, door het jachtsloon, komen wij tot de ark. De ark is onze jachts-trofee. Van Gath, bloeddronkenschap, moeten wij komen tot Goliath, Gowlah, GLY, jachts-openbaring.

 

De Filistijnen waren later de Palestijnen, wat overvloeide in de Islam. Zij spreken Arabisch. Islam betekent overgave, surrender en onderwerping aan de wil van het Allerhoogste.

 

In het boek, Al-Baqarah, het Rund, in de Koran staat :

 

  1. En Mozes kwam voorzeker tot u met duidelijke tekenen, maar gij hebt in zijn afwezigheid het (gouden) kalf genomen (om het te aanbidden) en gij waart onrechtvaardig.

  2. En toen Wij een verbond met U sloten en de berg (Sinaï) hoog boven u verhieven, zeggende: "Houdt stevig vast, hetgeen Wij u gegeven hebben en luistert," zeiden zij: "Wij horen, maar wij gehoorzamen niet"; hun hart was vervuld van het kalf, wegens hun ongeloof. Zeg: "Slecht is hetgeen uw geloof u oplegt, zo gij al enig geloof bezit".


 

Ongeloof is gebrek aan heilige slavernij in het Grieks. De valse kalfs-geest staat voor genade, als tegengesteld aan loon. Dit gouden kalf kreeg zijn hoogtepunt in de Jezus cultus.


 

  1. Zeg: "Al wie een vijand van Gabriël is" - want waarlijk, hij openbaarde het op Allah's bevel aan uw hart, vervullende datgene, wat voordien kwam, een leidraad zijnde en een blijde mare voor de gelovigen. –

  2. "Al wie een vijand is van Allah en Zijn engelen en Zijn boodschappers en Gabriël en Michaël, waarlijk, Allah is een vijand van zulke ongelovigen."


 

De blijde mare is het evangelie, wat in het Grieks de buffeljacht is, het buffelfeest, wat dus weggelegd is voor hen die in de heilige slavernij zijn. Gabriel is verbonden aan de Egyptische god van de aarde, GEB. In het Sranan Tongo is dit GRON. GRONMAMA is de godin van de aarde, of moeder aarde. In het Hebreeuws is de aarde ook de onderwereld, ERETS. In het Arabisch is dit l-arda.

Er is dus een leidraad voor hen die in de heilige slavernij zijn. In het Arabisch is dit HUDAN.

TAHTADUNA is geleid (worden). Dit is dus verbonden aan de DUNA, DN, wat in het Aramees oordeel, tucht en wet is (DYNA, DINA, DN). TAHTA verbindt aan THOTH, TATAN, oftewel hardheid en het bloed van de vijand. Dit is de enige manier om geleid te worden.

In het Arabisch is IH'TADA :

Door de kastijding wordt hij gedwongen te accepteren.

Zo komt hij tot gehoorzaamheid.


 

Het geleid worden is dus verbonden aan hardheid, door het bloed van de vijand, door het Arawakse TATAN.

In het Arabisch is gehard zijn : QASAT, wat verbindt aan de QESHET, het teken van Noach. Dit is de boog, en ook het erecte mannelijke geslachtsdeel, als een paradijselijk teken.

In de grondtekst was de zondvloed MAYIM een zaadlozing.

Nu de boog in het paradijs waaruit de vrouw werd geschapen een diepere betekenis heeft, heeft de boog na de zondvloed ook een diepere betekenis. Noach mocht dus het oorspronkelijke bouwmateriaal waaruit de mens bestond zien als een teken aan de hemel, als een verbondsteken. Dit was dus het goddelijke lichaamsdeel waaruit de vloed, het zaad, de mayim, was voortgekomen, omdat de mens daarover zijn controle had verloren. De mens had de goddelijke verlamdheid verloren, maar nu was er weer een weg terug. Het teken zou verschijnen, niet zomaar in de wolken, maar in de grondtekst betekent 'anan' ook de verschijning van de Allerhoogste, in dit geval met het paradijselijke teken. In de grondtekst kreeg Cham of Ham, de voorvader van de zuidelijke regionen van de aarde en van Kanaan, een visioen van de naaktheid van zijn vader, het paradijselijke teken. Noach vervloekt daarop Kanaan, zeggende dat hij een slaaf zal zijn. Het teken zelf was gemaakt om terug te wijzen op de oorspronkelijke man, maar ook de oorspronkelijke vrouw, die een leidraad was voor de man, de HUDAN in het Arabisch, om de man hard te maken. Kanaan werd het beloofde land.

 

KANAAN betekent de doorstekingen, de piercings. Ook AMOWC, Amos, had deze betekenis, en het merkteken van het beest, 666, oftewel SEKH-MET, als een belangrijke URIM en THUMMIM.

 

APHAR, de paradijselijke grond, zal worden tot KEN, wat in diepte KANAN is, Kanaan. KEN, KANAN, betekent vastbinden, piercers, piercings. De Israelieten moesten door de APHAR komen tot KANAAN, de piercings. KANAAN bezat de piercings, en daarom moesten de Israelieten KANAAN veroveren. KANAAN is het beloofde land.

 

KANAAN betekent ondergronds, laag, onder, en bevindt zich diep in de APHAR. ARREN opende deze poort. KANAAN is ondergrondse stammen.

 

Psalm 105


 

31 Hij sprak, en er kwamen steekvliegen (Aramees : ziekte-brengende vogels), muggen, KEN, KANAN, KANAAN, over hun ganse gebied, GEBUWL.


 

GEBUWL is duisternis, de rand van het altaar waarop offervee geslacht werd. Hier staat het in nauw verband met KANAAN. GEBUWL is een afgebakende plaats van restricties. Daar moeten de piercings ergens zijn. In de grondtekst is het een land waar alles verdraaid, omgedraaid is.


 

Genesis 3


 

19 Stof, APHAR, zijt gij en tot stof, APHAR, zult gij wederkeren.


 

KANAAN is een dieper laag in de APHAR, zodat er ook staat :


 

APHAR zijt gij en tot KANAAN zult gij wederkeren.


 

En :


 

KANAAN zijt gij en tot KANAAN zult gij wederkeren.


 

Genesis 13


 

16 En Ik zal uw nageslacht, zaad, maken als het stof, APHAR = KANAAN der aarde, ERETS, onderwereld, van L-ARDA in het Arabisch.


 

De Hettieten waren een bergvolk in het Noorden van Kanaan. In de grondtekst betekende het 'scheiding' en 'angst'. Zij vertegenwoordigden de piercings van de MAZONA, de heilige scheiding, en van de Vreze van de Gnosis. Daarom moesten de Israelieten de Hettieten veroveren. De Israelieten moesten namelijk 'de berg opgaan', oftewel 'de rund overwinnen.' Zij moesten komen tot de berg van de grote moeder in het paradijs, in de dieptes van Kanaan, in de dieptes van de APHAR, het paradijselijke stof en vuil, in het gebied van de Hettieten.


 

De Hettieten, als beeld van Taurus, moesten overwonnen worden om de MOWED, de Levitische Zodiak, te herstellen, zodat KRA zou stromen, de Levitische gnosis, het jachtsloon.


 

In Iyowb 28 wordt in het Aramees de DUKKA beschreven, de rituele slachtplaats. Hier ligt de SAPPIL, de steen van profetie. SUKKAL is de plaats van kennis door ervaring/ zintuigelijkheid (EPISTEMES, Grieks, Septuagint). Wij moeten tot de DUKKA komen voor de DUKKA-piercings, de SAPPIL-piercings en de SUKKAL-piercings.

 

De DUKKA-piercings is een hoog oordeel. De DUKKA piercings hebben een hoge eeuwigheids-factor.

 

Zij die tot de DUKKA komen, krijgen de esoterische sleutels van de TOWRAH, de wet, oftewel zij hebben THOR, HORUS, overwonnen, het mysterie ontraveld.

 

De Levieten moesten afrekenen met boze geesten, de baqra in het Aramees, runderen, zwijnen, vee. Zij moesten afrekenen met het gouden kalf.

 

KANAAN is ook verbonden aan KANA, waar water in wijn, als een beeld van bloed, werd veranderd.

 

CHAM zag het paradijselijke teken, de erectie van zijn vader, Noach, maar in de grondtekst heeft het veel meer betekenissen :

 

 

Dit duidt er dus op dat CHAM de zaadlozing van Noach zag, en ook zag hij hoe Noach, als vervulling van de opdracht die de Grote Moeder hem gaf, om onderscheid te maken tussen de beesten, om zo de valse beesten te slachten, de veren van een kip plukte en de kip slachtte.

 

Dit was dus het paradijselijke teken. Toen de ark door de Filistijnen was buitgemaakt, werd de ark eerst tot Ashdowd gebracht, toen tot Gath, en toen tot EKRON, wat 'het plukken en slachten van een kip' betekent.

 

In Arabisch is dit dus het teken van hardheid, QASAT. L-IJ-ARATI is 'de stenen', wat dus verbonden is aan ARETA.

 

De tenten van de Grote Moeder zijn duister, zoals we in Hooglied lezen. Wij komen door vele voorhangsels, door vele tenten, tot haar. Het woord 'yareta, areta,' wordt hiervoor gebruikt in het Aramees. Dit betekent in het Hebreeuws in de wortel tekst 'vrees, trillen van angst.' Alleen de uitgehongerden, de verzwakten, kunnen tot haar komen, zij die geen tekenen van mannelijke suprematie meer vertonen. In de Vreze van de Gnosis komen zij tot haar, door haar tenten en voorhangsels. Nu, is dit een makkelijke weg ? Nee, totaal niet. Het tegenovergestelde. Het kost alles. Yareta, areta, wat in het Syrisch-Aramees zowel de tenten als de voorhangsels betekenen, zijn in de wortel tekst niet alleen angst, maar ook woede, jaloersheid en verdriet. De tenten en voorhangsels van de moeder zijn de opwekkers hiervan. Ook wekt dit lawaai op, de verbale protestering naar deze dingen. Het is een gevecht met de grote moeder, waarin zij ons breekt, totdat zij ons heeft overwonnen en geen gevaar meer voor haar zijn. Er zal afgerekend worden met elk illuminati-implantaat in ons, wat gemaakt was om haar uit te doven en te onderwerpen. Zij is een wild beest.

 

Wij moeten niet raar opkijken wanneer 'Areta' tot ons komt. Wij naderen tot de grote moeder door 'Areta', haar tenten en voorhangsels, door de huiden van de beesten die zij heeft verslagen, en die daar hangen om ons te testen, uit te dagen en te breken. 'Areta' is haar wachters, die niet zullen rusten totdat zij ons hebben gebroken. De uithongering wekt hun oorlogsgejoel op, en zij zullen niet rusten totdat zij hebben overwonnen, en ons hebben onderworpen.

 

ARETA maakt ons dus uiteindelijk hard, L-IJ-ARATI, als de stenen, wat verbonden is aan de rots. MITRA kwam voort uit de Rots, en is de Rots. MITRA staat voor de buffeljacht. Dit is waar Petrus, de Rots, voor staat. De grote, machtige buffeljacht wordt verborgen gehouden door het christendom.

 

Het teken van Noach wil ons hard maken voor de buffeljacht. Er is een grote voorbereiding voor de buffeljacht, wat wordt uitgebeeld door het pinksterfeest, het offerfeest van kleiner vee, zoals het plukken en slachten van de kip.

 

In het Arabisch is ook openbaring verbonden aan tucht en oordeel (DINA, DN) – YUB-DINA, openbaren. WAHI is openbaring. ALIMUN is de alwetende, ook alwetend over de wetteloze, 2 : 95). Kennis is ILMA, wat in het Aramees gelijk staat aan eeuwigheid : ALMA, LM.

 

L-DIMAA is het Arabische woord voor bloed.

 

Een 'praeter' is iemand die niet bekend is met het Arabisch, en daardoor zwak is, kwetsbaar en makkelijk beinvloedbaar. Praeters zijn in de gnosis 'boeren die niet hebben leren jagen.' In het latijns betekent 'praeter' – behalve – er overheen – los van.

 

 

 


 


 


 


 

 


 


 


 


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 10. Het Teken Van Hardheid

 

 

Boek 2. Het Rund (Al-BAQARa)

 

183. Oh, jullie die geloven, het vasten is jullie verplicht, zoals het ook verplicht was voor hen vóór jullie, zodat jullie rechtvaardig zullen zijn, vol van heilige vrees.

 

Rechtvaardig is TATTA-QUNA in het Arabisch, wat ook vrezen betekent en bewustzijn. TATTA-QUNA maakt duidelijk dat er alleen bewustzijn is in heilige vrees. De rest zal afsterven. De heilige vrees is de sleutel tot het leven en tot de kennis.

 

Weer zien we hier de THOTH-wortel, het Arawakse TATAN, hardheid, sterkte. Ook zien we de KANAAN-wortel, van de piercing en van het 'water, zaad, dat tot bloed wordt'.

 

TATAN-KANA gaat over 'hard worden door de piercings'.

 

Het verharde hard is gedemoniseerd door het christendom, maar in de gnosis is dit een belangrijk pad. Het christendom wil de harten zacht houden, zodat ze makkelijk te manipuleren zijn. Genade leidt tot zachtheid. Loon leidt tot hardheid. Het teken na de zondvloed is de QASAT in het Arabisch, de hardheid. Cham zag dit teken in Noach. Cham was de vader van KANAAN, dus hij is belangrijk. Dit ging in de grondtekst om het slachten van een kip en om een zaadlozing. In de grondtekst zag Cham niet alleen de naaktheid van Noach, maar ook van God zelf, van de Grote Moeder, en van de matriarchie. In de Aramese grondtekst zijn dit ook beesten die hij zag, die een kip verslonden. Ook zag hij het zaad van de beesten. Dit gaat dus in de grondtekst erg diep. De kip-geest van overmoed wordt overwonnen. Dit komt ook weer terug in het boek Iyowb, als een overwinning over de Leviathan, een beeld van de Jezus-geest.

 

Slacht van de kippengeest :


 


 

Wij moeten dus in de paradijselijke afgrond komen tot de hardheid. Dit gaat door het buitmaken en plukken van de veren, het symbool van zachtheid. Wij moeten de valse zachtheid overwinnen.


 

MOHAMMED is MOW-CHAM-ED, oftewel de CHAM in de MOWED, de heilige tijdschijf. Dit is de weg tot de moeder, de ALAHA in het Aramees, wat godin betekent, moedergod, en dus vrouwelijk is, LH, LHH, wat zich uit in Leah en in Elia. Elia betekent in de grondtekst 'God is hard en sterk,' als zijnde 'Zij die offert,' 'Zij die bloed vergiet', en oorlogsverf en jachtsverf. ALAHA is dus de harde. Zij is het teken.


 

CHAM of HAM, de vader van Kanaan, betekent dronkenschap in de grondtekst.

MOSLIM komt van MUSLIMINA in het Arabisch wat de onderworpene betekent, de submissive, degene die tot overgave is gekomen.


 

MUS is de MSY-wortel, oftewel de zuigeling, het kind, dat wat leidt tot de Moeder voeten. LIM, LM is eeuwig in het Aramees. De MSY-LIM zijn de eeuwige kinderen, de bron van het eeuwige kindschap. Het is onmogelijk om zonder dit tot de Grote Moeder te komen. Zij die de Islam verwerpen zonder tot de gnostische diepte ervan te komen, dus het kind met het badwater weggooien, kunnen niet tot de Grote Moeder komen, en maken hen dus een onvruchtbare vadergod in wat voor vorm dan ook. Wij moeten MSY-LIM worden, eeuwig kind, om verder te kunnen komen. Wij moeten tot de MOW-CHAM-ED komen om het teken van hardheid geopenbaard te zien. Dit is een goddelijk teken. Dit teken is de sleutel tot de Grote Moeder, Alaha, in het Aramees.


 

Hoofdstuk 11. Het Arabisch Doorvertaald in de Surinaamse Talen

 

 

Als wij de Wet willen weten, dan zullen wij daarvoor beesten moeten vangen in de jacht. Zo is de Thorah in het Arabisch de Tawrata, de Taurat, wat het verbindt aan de Taurus, het rund. Alleen door de voortgaande jacht kunnen wij verbonden zijn aan de wet, en tot de diepte komen.

 

Wij kunnen dus niet zomaar de verzen verwerpen. Wij moeten jacht op hen voeren, hen vangen, en tot hun diepte komen.

 

  1. Al-Imraan, de Tent van Imraan, de vader van Mozes, Maryam en Huran

    3. Hij heeft u het Boek met de waarheid nedergezonden, vervullende, hetgeen er aan voorafgaat en Hij zond voordien de Torah en het Evangelie als leiding voor het volk en Hij heeft het Verschil geopenbaard.

    4. Voorzeker, zij, die de tekenen, verzen, biayati, van Allah verwerpen, zullen een strenge straf ontvangen; Allah is machtig, de Heer der Vergelding.

 

 

Alaha leert dus het evangelie, de runderjacht, zodat de Taurat, de Taurus, gevangen kan worden. De Taurat mag dus niet verworpen worden, want hierin is de Wet. Zij die deze jacht dus afwijzen, zoals stijfnekkige atheisten en christenen, komen onder een strenge straf. Wij moeten jacht voeren op de biayati, hen gevangen nemen en onderwerpen aan de gehoorzaamheid.

 

 

2 : 257. Allah is de Wachter van hen die geloven; Hij brengt hen in de duisternis tot de NURI.

 

NURI, licht, komt van de Aramese NURA, vuur, de URIM, een steen. Duisternis is zulumati in het Arabisch, van MATI, verbonden aan de wet, de vrouwelijke vruchtbaarheid, als de dubbele moeder. In de duisternis moeten we op zoek gaan naar de heilige stenen, naar de urim en de thummim, dus op zoek naar de hardheid. Het belangrijkste is altijd om tot de diepere duisternis te komen, maar hierin moeten wij tot de hardheid komen. Wij mogen die hardheid niet zelf opwekken. Het is een worsteling, want er is ook valse hardheid.

 

Een beeld van valse hardheid in de bijbel is Simson, Shimshown, wat als de zon betekent. Dit komt van shemesh, zonne-aanbidding. Dit was ook een god in het oude Kanaan en in Babylon, die aanbeden werd als een gouden rund, als het gouden kalf, ook genaamd Shamash. Het was de zonnegod en de god van recht, waar Shimshown op was gebaseerd. De kracht van Simson was eigenlijk de kracht van Shamash.

 

Simson kwam in Gaza onder de macht van een Filistijnse vrouw genaamd Delilah. Zoals we zagen zijn de Filistijnen de sleutel tot de ark. Delilah moest tot de kern van Simson's kracht komen. Als je de Westerse vertalingen hierover leest, dan denk je : 'Wat is die Simson toch dom. Hoe kan hij nu zomaar zijn geheim prijsgeven ?' Maar de grondtekst legt dit heel duidelijk uit. In de grondtekst wordt Simson gechanteerd. Hij is in de ban van Delilah, en zij houdt hem bij haar weg, ontzegt hem de sexuele gemeenschap. Zij heeft hem ingenomen als een belegering en hij kan geen kant meer op. Zij maakt hem zwak en moe, totdat hij het verlangen naar haar niet meer kan inhouden, en verkoopt zijn geheim voor sexuele gemeenschap met haar. Delilah betekent ook : zwak maken, uithongeren, dun maken en ongelijkheid, en aantrekken tegelijkertijd, als verleiden, in de macht hebben (DALAL – DALAH). In het Arawaks is Delilah DALHIDAN, jagen, opjagen, stalken.

 

Delilah levert dan Simson, het gouden kalf, over aan de Filistijnen. Dit is allemaal beeldspraak. In het Aramees DLH is problemen maken, terreur en verwarring. DWLL, Dullala is de scheiding.

 

In het Arabisch, in de Koran, 2:165, staat dat zij die geloven, gehoorzamen (Grieks) zijn sterker voor Allah. Sterker voor Allah = ashad-DU LILLAHI (Delilah).

 

Ushdud is hardmaken in het Arabisch. Fashuddu is 'dan sterk vastbinden'. Dit is verbonden aan (ashad) DU-LILLAHI, oftewel Delilah. Delilah was sterker en harder dan Simson, de valse hardheid. Ushdud is ook verbonden aan Ashdod, een van de drie Filistijnse steden waar de ark was, met dezelfde betekenis.

 

Allah doorvertaald in het Karaibs is API, indopen, rode kleur, rode verf, wat weer een beeld is van bloedvergiet, hetzelfde wat Krishna inhoudt in de oerwouds-taal. Het zijn oorlogs-principes. Krishna is in het hindoeisme God geincarneerd. In het Karaibs is dit KURI, wat rode verf en klei betekent, ook als een beeld van bloed. Ook is het KURIKA, besmeuren, besmeren, en KURIPA, met rode klei besmeren, verven. In het Arawaks is dit KORI, wat wasplaats betekent, in deze context het wassen in het bloed van de vijand.

Mohammed is een combinatie van MOWED, tijdschijf, en CHAM, dronkenschap. De dronkenschap is de weg tot de heilige tijdschijf.

 

Genesis 9

 

20 En Noach werd een landman en plantte een wijngaard. 21 Toen hij van de wijn gedronken had, werd hij dronken en hij ontblootte zich in zijn tent. 22 Toen zag, RA'AH, Cham, de vader van Kanaän, zijns vaders naaktheid en hij vertelde het aan zijn beide broeders buiten.

 

In het Hebreeuws is RA'AH zien, visioenen hebben, wat een kenmerk van de buffeljacht is, en waar het hele evangelie in de grondtekst om draait. Eén van de meest bekende goden uit Egypte was altijd Ra, de zonnegod en schepper. Ook hij is een oorlogsgod. Hij duikt veel op in de Egyptische geschriften. In het Sranan Tongo is dit RAI, advies, raad, strategie. In het Karaibs is RA het fundament, de vloer, en de borstvlakte. RA'A, of RAPA is herhaling, weer, terug, als dynamieken die telkens weer terugkomen, als in een cyclus. Hierom is RA een belangrijke cycli-realiteit waardoor alles weer terugkeert in vernieuwde vorm. RA is zo de heilige borstplaat en de heilige tijdschijf. Dit houdt dus verband met de pater, de petrus, waarnaar de uittocht leidt. 'Van Jezus tot RA, RA'A, RAPA komen.' Dit staat in verbinding met de buffeljacht.

 

In het Arawaks is zien DYKHYN. Dit is waar de dronkenschap, Cham, naartoe leidt. Bes is de Egyptische dwergengod van dronkenschap. In het Sranan Tongo : BASI. BASI is baas, dwingen, in toom houden. BASYA is een opziener van slaven. DYKHYN-BASI is tot de heilige tijdschijf komen door overwinning. Dit is waar Mohammed voor staat in de hogere Amazon-talen.

 

De KORAN is in de Surinaamse talen : KORI-ANU, oftewel bloedsloon.