RAH Schepenbank Lummen nr. 89

1720, 08.02 – 1726, 16.11

Gichten Loons recht buiten vrijheid

 

1720, 11.04. Folio 4

Jan Maris, man en momber van Barbara Beerten wiens laudatie hij hierover belooft in te brengen, draagt tot behoef van Matthijs Reijssen een vaet ackerlandt onder Veurten tot Courselt gelegen op. Het “Hanmels landt” paalt “het Bousselen” W., Paulus Noops O., Bernard Reijssen Z., de koper N. Verkocht voor 20 pattacons of 80 gulden BBL eens, die de verkoper verklaart ontvangen te hebben, godts gelt 5 oordt, licop 2 vaenen biers. Enkel belast met cijns en schattingen.

 

1721, 13.02. Folio 32

Philip Bileen (Billen), met toestemming van zijn echtgenote Anna Marie Schuermans, draagt op tot behoef van de Cellebroeders van Hasselt een stuk land onder Coursel gelegen, genaamd “den Panis Dreesch”. Het paalt Jan Dillen 1), mr. Jan Beckers 2) en de straat gaande naar de kerk aan de derde zijde. Verder “den Toebempt” daar in de buurt gelegen, palend de straat naar de schans, de Waterstraet en Elisabeth Beckers aan de andere 2 zijden. Hij zet deze goederen tot pand en onderpand voor een rente van 600 gulden kapitaal, maakt voor 4% de jaarlijkse rente van 24 gulden. Valdag jaarlijks op deze dag vanaf 1722. Terugbetaling in 2 keer, telkens 300 gulden kapitaal. Broeder Simon kwam in de naam van het klooster ter gichte.
Solvit den selven broeder gronten ende hoff rechten – 34- 19

Bijgeschreven: 30.04.1744 gekweten.

 

1721, 22.02. Folio 38

Hendrick Hermans en Claes Krekelsven dragen een perceel broek op tot behoef van Hendrick Beckers, volgens condities. (De documenten, waarvan de registratie in dit register gebeurde, zitten in dit boek tussen folios 37 en 38. De schrijfwijze van de namen tussen dit A3-blad en die van het register wijken af. De namen uit het register staan tussen haken.)

Condities en voorwaarden waarop Hendrick Kermans (Hermans) als man en momber van zijn huisvrouw Maria Diericx (Derix) een weide genaamd “den Hoeckbempt”, van Loonse natuur, zal verkopen. Ze paalt Lambrecht Lambrechts O., de erfgenamen van Hendrick Pudt W. Het perceel broek is los en vrij behalve van grondcijns en dorpsschattingen. Verkoop met palmslag, hogen en uitgang van de brandende kaars. De helft van de koopsom moet betaald worden op dag van gichten en het resterende geld 6 weken erna. Pontgelt, s’ heeren hoff rechten, schrijff loon deser conditie 4 schillingen, roep gelt 2 schillingen en godts gelt 5 stuijver voor de kerk van Coersel, staan tot last van de koper zonder korten aan de koopsom. Aan te slaan op dag van gichten. De huurder moet de schattingen erop betalen tot de dag van gichten.

14.02.1721 kreeg koper Hendricus Beckers de palmslag van Hendrick Kermans (Hermans) en Claes Van Krickelsven (Krekelsven), verkopers, voor 378 gulden in aanwezigheid van de getuigen Jan Munters en Thomas Minters. Hij zette terstond nog 22 hogen. Thomas Minters hoogde hem af met 2 hogen, in aanwezigheid van Jan Munters en Peeter Stevens. Hendrick Beckers zette nog 2 hogen in aanwezigheid van Jan Minters en Peeter Steevens. Ondertekend door notaris J. Beckers.

22.02.1721. Kaarsbranding. Koop verbleef aan Henricus Beckers als laatste hoger.

 

1721, 27.02. Folio 43

Matthijs Pinxten, die zich sterk maakt voor zijn broer Peeter en hun zuster Helena Pinxten, heeft ontvangen en daarna opgedragen, na voorgaand relief, een perceel bempt tot behoef van Peeter Reijnders. De koopsom en alle onkosten moeten op de eerstvolgende genachtendag betaald worden.

Uit de verkoopcondities blijkt dat het bovenstaand trio erfgenaam is van wijlen Gisbert Baens. De halve bampt paalt O. de erfgenamen Hendrick Lemmens, W. de erfgenamen Antoon Putt, Z. Gertruyd Thielens en die Maelbeeck N. Hetzelfde trio, samen met Mattheus Obbers cum suis, stelt eveneens een perceel land “den Halster”, achter het huis van Jan Munters liggend, te koop. Het paalt O. de erfgenamen Henrick Lemmens, W. Jan Munters en “die heijr baene” ten zuiden. Verder een perceel “het Bagijnen Velt”, palend Marie Tielen W., Melchior Severeijns en “die heir baene” ten N. Alles is gelegen in Stall onder Coorselt.

Het perceel “den Halster” is belast met 250 gulden BBL tot profijt van Leonard Convens. De rest is onbelast tenzij met cijns en schattingen. Land aanslaan half oogst, broek half maart. De originele koper krijgt zijn voorhogen. Daarna kan iedereen hogen tot de uitgang van de kaars. De koop zal geproclameerd worden van 14 tot 3 maal 14 dagen. De eerste genachtendag daarop zal de kaars ontstoken worden. Deze condities werden voorgelezen in het huis van Matthijs Ceijssens in Stall onder Coersel op 23.01.1721 in presentie van Corst Tilens en Arnoldus Ariaens, gerechtsdienaars. Attestor notaris Gaspar Rapers.

23.01.1721 mr. Joannes Munters biedt voor het perceel bempt de som van 172 gulden BBL. Hiervoor krijgt hij de palmslag. Hij verbetert zijn koop met 10 hogen. Getuigen Corst Tielens en Arnoldus Adriaens.
Peeter Reijnders stelt 10 hogen meer. Getuige: Matthijs Pinxten.

Kaarsbranding op 18.02.1721. Peeter Reijnders is de laatste hoger en optinent koper.

 

1721, 27.03. Folio 63

Jan Willems releveert voor zichzelf en voor Elisabeth Willems, zijn halfzuster, het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Dingen Meijen, hun nicht zaliger: een perceel land in Castel onder Coursel gelegen, palend Matthijs Bamps O., Claes Smeets erfgenamen W., Jan Slangen en Matthijs Witten N.

 

1721, 08.05. Folio 69

Jan Van Wijer kwijt de panden van de Alexianen van Hasselt, die afgekomen zijn van Marte Van Herck. Ze zijn gelegen onder Coursel opt Vliegen Eijnde. Hij kwijt ze van een rente van 8 gulden jaarlijks of 200 gulden kapitaal, met de verlopen en kosten. Broeder Simon Puls kwam voor het klooster ter gichte.

 

1721, 08.05. Folio 70

Broeder Simon Grouck legt een akte neer beschreven door notaris Rob. Vannes op 03.04.1720 en verzoekt realisatie. In de akte geeft Jan Kannaerts, wettige zoon van Quijrin Kannaerts en Anna Van Herck beiden zaliger, te kennen dat hij zinnens is het habijt onder de regel van de Cellebroeders of St. Alexius binnen Hasselt te aanvaarden. Ze hebben hierover reeds een akkoord gemaakt. Voor zijn dote en andere onkosten draagt hij tot behoef van het klooster van de “Allexianen”, present de E. pater broeder Hubertus Jacobs die accepteert in de naam van het klooster, de volgende goederen op: 1) een hof van omtrent 5 halsters land met een ophelding ervoor op het Vliegers Eijnde in Coursel gelegen, palend O. Jan Hermans, W. Peeter Eijghen, Z. meester Jan Beckers, N. s’ heeren heijde; 2) een stuk land en dries gelegen achter “het huijsbloeck achter aen gelegen”, omtrent 7 of 8 halsters land groot. Het paalt O. mr. Jan Beckers, W. de erfgenamen van Jan Cnaep, Z. Christeijn Convens weduwe Jan Reijnders, N. Geerdt de zoon van Jan Van Herck; 3) een broek bestaande in maaibroek en “edtweijde”, omtrent 8 of 9 daghmael groot gelegen “ontrent tegen over den stock ende bremse wijers”, palend O. Jacob Van de Voorst, W. Peeter Smeets van de Schrick Heij zaliger en Jan Van de Wijer, Z. de gemene heide en N. de Roode Beeck; 4) een broek genaamd “het Begijne Broeck”, dat een “et weijde” is, groot omtrent 3 daeghmael, palend O. de erfgenamen Jan Cnaep, W. Geert van Herck de zoon van Jan Van Herck, Z. de gemene heide, N. de erfgenamen Mattheus Smolders; 5) een rente van 210 gulden Brabants kapitaal geaffecteerd op panden van Hubricht Van Herck de zoon van Mattheus Van Herck zaliger: op huis, hof en bempden bij de andere gelegen op het Vliegers Eijnde. Deze panden zijn voor de rest enkel nog belast met 200 gulden kapitaal aan Jan Van de Wijer, de schoonzoon van Jaspar Tielens. Kannaerts stelt het klooster in zijn plaats en gerechtigheid van de bovenstaande goederen. Opgemaakt in Hasselt in het klooster van de Alexianen in aanwezigheid van sr. Arnoldus Vuskens en Joannes Godtgafs als getuigen. Testor Rob. Vannes, notaris. De akte concordeert met het origineel, bevestigt Tilmannus Georgus Alen, “pbler prothonotarius”.

 

1721, 20.06. Folio 76

Henricus Van Postel voor zijn 3 zusters; item voor de erfgenamen Simon 3 in getal; item Jan Beckers als erfgenaam van Maria Beckers, releveren het versterf dat hen na de dood van Maria Beckers voorschreven is aangekomen: een perceel bempt “den Bleux Bempt” onder Coursel. Hij paalt “die Raeijkers” N., Peeter Cops O., Thomas Mentens W.

De erfgenamen van Barbara Beckers, tot 6 in het getal zowel voor de kinderen als voor de nakinderen, voor Arnoldus Schuermans en Christiaen Winters, verder voor hun zusters en broers releveren eveneens dit versterf.

 

1721, 20.06. Folio 77

Peeter Ceijssens met zijn medeconsorte Sussanna Jans releveren na de dood van Barbara Hueveners zaliger: 1) een perceel land genaamd “ten Blinckmans”, palend O. Leonard Ceijssens, W. Jan Van de Bergh, Z. Thomas Mentens en Jan Slanghen, N. de heerbaen; 2) een perceel broek genaamd “de Waeterschepen”, palend O. Sussanna Jans, W. de erfgenamen Peeter Smeets, N. en Z. de beken.

 

1721, 17.07. Folio 83

Antoen Lenen manmomber Gertruijd Pollers releveert voor zichzelf en voor zijn zwager Jan Pollers, uitlandig, het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders zaliger Christiaen Pollers en Catharina Geerts: de helft oostwaarts in een stuk land in Genebosch gelegen, genaamd “den Groene Wegh”, palend Marten Daniels met de wederhelft W., Jan Gibels O. en N., Aerdt Matthijs Z.; de helft in een plek genaamd “het Kloixken”, palend Marten Daniels wederhelft N., Marten Brepoels Z., Reijner Thonis O.

 

1721, 25.09. Folio 84

Joris Maes manmomber Marie Rutten releveert voor zichzelf en voor zijn consorten het versterf dat hen na de dood van “Jan Rutten W: Reijnders” hun ouders zaliger is aangekomen: huis en hof in Laeren gelegen.

 

1721, 25.09. Folio 84

Claes Van Hamel releveert voor hem en voor zijn consorten het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders zaliger: huis en hof in Molem gelegen, palend Theus Van Herle Z., de straat W., Peeter Cox N.

 

1721, 20.11. Folio 93

Peeter Meijnen, als momber van het onmondig kind van Jan Jacobs en Margaretha Morren, releveert het versterf dat hun is aangekomen na de dood en de aflijvigheid van zijn ouders zaliger: een perceel land genaamd “de Hoeve” in Stal onder Coursel gelegen, palend Peeter Ceijssens O., de gemeijn heijde W. en N., Z. Peeter Meijnen. Schepen Matthijs Ceijssen is in de naam van Peeter Meijnen voorschreven ter gichte gekomen.

 

1721, 04.12. Folio 94

Hendrick Geerts releveert voor zichzelf en voor zijn consorten na de dood van hun moeder Maria Huveners en Claes Slegers hun vader zaliger een perceel land gelegen in Stal onder Coursel, palend Matthijs Ceijssen O., Aert Convents W., de heerbaan Z., Jan Munters N.

 

1721, 04.12. Folio 94

Hendrick Reijnders, als man en momber van zijn vrouw Elisabeth Reckers, Anna Reckers en Magriet Reckers, hun zusters, releveren na de dood van hun vader Peeter Reckers zaliger een perceel broek in Coursel gelegen, palend Reijnier Reignien O., Jan Beeckers W., de Roebeeck N.

 

1721, 15.12. Folio 97

Hendrick Gerits legt het testament voor van de weduwe van Nicolaus Slegers zaliger, beschreven door notaris J. Beckers op 28.10 en verzoekt approbatie, registratie en realisatie. Schepenen gaan akkoord en registreren.

28.10.1721 lag de weduwe van Nicolaus Slegers, Maria Huveneers genaamd, ziek in bed. Ze dicteerde haar testament als volgt:

n              Wil begraven worden in gewijde aarde met een tamelijke uitvaart

n              Maakt aan de kerk van Coursel 10 stuivers eens

n              Missen lezen voor 5 gulden tot lafenis van haar ziel.

n              Maakt aan het dochtertje van haar zoon Matthijs Slegers, namelijk Anna Slegers die bij haar woont, 6 ellen lijnen laken met het spinnewiel.

n              De goederen die ze in haar weduwlijke staat gekocht heeft, laat ze aan Hendrick Geerts en Maria Slegers, met de last die eraan staat en met de last van haar uitvaart te houden.

n              De stock goederen staan te verdelen in 3 tussen Maria Slegers, Nijs en Matthijs Slegers kinderen.

n              Hendrick Geerts en Maria Slegers stelt ze tot haar universele erfgenamen “pleno jure institutionis” met de last voorschreven.

Opgemaakt in het huis van de testatrice in aanwezigheid van Philip Tielens en Anthoen Zeuws, getuigen. Tielens kan zijn naam onder de akte schrijven, de anderen zijn het schrijven niet machtig.

 

04.12.1721 Gijsbrecht Colen als momber van Claes Slegers, present, zegt dat het testament goed is en dat hij het erkent. Hij doet dit schriftelijk in zijn eigen handschrift: “Ick ondergeschreven momboir van die kinderen van Matthijs Sleger houde het testament van de groodt moeder Maria Huveners voor goedt ende van weerden, zonder enige pretentie daer op te hebben”. Getekend door Nicolaus Slegers en door Francis Van der Beken en Gilis sr. Wouters als getuigen. Schepen Matthijs Ceijssens verklaart dat het zo in zijn presentie geschied is.

 

1721, 18.12. Folio 101

Boven aan de akte staat “18 8bris”, maar op het einde vinden we “18 xbris”. Jaartallen?)

Matthijs Seijssens q.q. draagt op tot behoef van Joris Van Obbel, via akte hieronder geregistreerd, en verklaart in mindering van de koopsom 78 gulden ontvangen te hebben waarvoor hij Joris kwijt.

Verkoopcondities. Lucia Bormans wed. Marten Grachtmans zal een perceel broek en land verkopen aan den Breedonck gelegen, palend N. de Breedonck, O. Jan Van Herck erfgenamen, W. Gerit Tielens, Z. Catlijn Caerts. Gegarandeerd op cijns, dorps schattingen in iedere brief van 800 gulden op 10 stuivers en op 100 gulden BBL. Hetgeen min bevonden wordt, zal de koper aan 100 gulden afkortend aan de verkopers moeten betalen. Verkoop met hogen van 2 gulden, half voor koper en half voor verkoper, en met kaarsbranding. Aanslaan nieuwjaar 1720. Betalen met schijven van 50 gulden, volgens de verkoper zal nodig hebben. Voor de overige som moet intrest betaald worden tegen 4%. Kosten moeten betaald worden door de koper op de dag van gichten: schrijfgeld 2 gulden, roepgeld 2 schillingen, lijcoop naar believen van partijen, godsgeld 5 stuivers aan de kerk van Koersel.

Op 14.12.1719 verklaarde Lucia Boschmans aan de notaris dat ze de palmslag gegeven heeft aan Joris Van Ubbel voor 170 guldens. Opgemaakt in Coursel in het huis van Hubricht Van Hamel, met Hubrecht Van Hamel en Joannes Didden als getuigen. De koper verbeterde zijn koop met 30 hogen. De notaris hoogde af met 5 hogen. Terstond zette de koper 1 hoge meer. Zelfde getuigen. Ondertekend door notaris P. Convents.

Nota: de koopster kan mits hare “debiliteijt” niet “vaceren naer Lummen” en vraagt iemand om in haar plaats de last van gichten te aanvaarden. Opgemaakt op 17.12.1721.

18.12.1718 (!): nadat de proclamaties volgens de verklaring van de gerechtsdienaars behoorlijk waren geschied, werd de kaars met believen van Matthijs Seijssens, die de last van constitutie accepteerde, en van Joris Van Obbel, laatste hoger, ontstoken. Goederen verbleven aan Joris Van Ubbel als laatste hoger.

 

1722, 12.02. Folio 109

Simon Convents als man en momber van zijn huisvrouw Maria Martens, Jaspar Martens en aanwezige medeconsorten releveren een stuk erf “den Diepen Camp” genaamd, gelegen in Coursel onder Stal. Het paalt Jan Van den Bergh O., sr. Svendelen secretaris in Solder W., de beek Z., Hendric Huveners N. Ze releveren na de dood van hun ouders zaliger Michael Mertens en Helena Reijnders al wat hier sorteert.

 

1722, 12.03. Folio 112

Willem Witters met zijn broer Peeter Witters releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun moije Gertruijd Tielens zaliger: een perceel land “den Coneijns Gracht” geheten, onder Coursel gelegen, palend Arnoldus Tielens O., Jan Van de Voorst W. en al wat hier sorteert.

 

1722, 25.06. Folio 130

Sr. Joannes Seijssens legt een akte voor beschreven door notaris D. Kijnen, residerend in Hasselt, op 16.06.1722.

Jan Seijssens van Coursel draagt “bij maniere van creatie” op tot behoef van mevrouw de Liboutton, vrouwe van Cleijnen Stevoort een rente van 10 gulden BB binnen Hasselt te betalen. Hij affecteert deze rente op een land genaamd “het Heuffken”, 3 halsters zaaiens groot, palend O. s’ heeren aerd, W. Jacob Van de Voorst, N. s’ heeren straet, Z. de vijvers van Everboden; op een stuk land en broek genaamd “de Delle”; op “den Wissen” dat een stuk broek of dries is, palend O. de E.H. Petrus Franciscus Seijssens, W. Anna Beckers, N. de Maelenbeeck, Z. het erf van de opdrager. De goederen liggen in Coursel en zijn verder niet belast, tenzij met cijns en dorpsschattingen. Leent 200 gulden BBL, die hij vandaag ontvangen heeft. De geldlener betaalde alle kosten.

Opgemaakt in Hasselt in het huis van de geldschietster “den Scherpensteen”, in de kleine zaal. Getuigen: Willem Janssen en Anna Vreven. Jan Ceijssens ondertekent de akte zelf.

 

1722, 12.11. Folio 135

Nadien bijgeschreven.

Henric Smeedts releveert de goederen die op hem verstorven zijn vanwege de dood van de ouders van zijn vrouw.

 

1722, 08.10. Folio 135

Jan Smeets releveert het versterf na het overlijden van zijn moeder Aleu Keijskens zaliger: een perceel broek gelegen in den Overslagh onder Coursel, palend Jan Heeren W., Hendrick Moons O., de Maelbeeck N., s’ heeren aert Z.

 

1722, 19.11. Folio 137

Peeter Witters, die zich sterk maakt voor zijn broer Willem Witters en zijn zuster Gertruijd Witters, draagt tot behoef van Joris Geerits een perceel broek gelegen “int Eijcken Broeck” onder Coursel op. Het paalt Aert Tielens O., Paulus Noops W. “ofte regenoten van het landt Aert Tielens oost Jan van de Voorst weesten”. Voor 22 pattacons of 88 gulden BBL boven de lasten en schattingen en cijns. (Er ging iets fout bij het registreren van deze akte. De 3 eerste regels van p. 136 is de tekst die we vinden op folio 135).

Het goed is belast met 200 gulden aan N.N. De opdragers hebben hun koopsom ontvangen, volgens hun stipulatie hierover gedaan in handen van schepen Ceijssens.

 

1722, 19.11. Folio 138

Hendrick Smeets met zijn zwager Marten Lekens releveren na de dood van Jan Lekens en Maria Schepers zaliger een perceel land gelegen aan Asbergh, palend N. de Schrickheij, en alle andere Loonse bezittingen.

 

1722, 01.12. Folio 145

Hendrick Reijnders legt een handschrift voor betreffend een afstand, gepasseerd door Aert Bestens wegens een koop van een perceel “groosweijde oft bempt” volgens akte van 27.10.1722, beschreven door notaris E. Droghmans.

Akte. Condities waarop Jan Tielens, met goedkeuring van zijn echtgenote Gertruijd Reijnders, op 27.10.1722 aan de meestbiedende een bempt genaamd “den Vare Bemt” zal verkopen. Hij is omtrent 2 daghmael groot en paalt O. Jan Lemmens, W. Anthoen Sues, N. Jan Reijnders. Goed niet belast, tenzij cijns en schattingen. Aan te slaan door de koper op Sint Andries. Koopsom voldoen voor 01.01.1723. Kosten betalen op de eerste “dagh van recht”: pontgelt, gicht, schrijfgeld, godsgeld aan de kapel van Stall 5 stuivers, lijcop 4 vaenen, roepgeld aan de dienaar 1 gulden. Niet kortend.

Opgemaakt in het huis van Aert Bestens in de kamer in presentie van Corst Tielens en Gerard Verreijs, getuigen. Attestor notaris Egidius Droghmans.

 

27.10.1722 voor de notaris in Stall onder Coursel residerend biedt Aert Bestens 102 gulden BBL. Hiervoor krijgt Goort Bestens de palmslag. In het huis van Aert Bestens in Coursel in aanwezigheid van de getuigen Servaes Vaes en Thomas Tielens wordt de akte ondertekend door notaris Egidius Droghmans.

 

01.12.1722 Hendricus Reijnders heeft een akkoord gemaakt met Aert Bestens i.v.m. de koop van een perceel eetweide gelegen onder Coursel. Aert heeft Hendrick in zijn plaats en gerechtigheid gesteld. Getuigen: Jan Jacobs en Matthijs Heuveners. Attestor Reijmen, notaris.

 

1722, 17.12. Folio 149

Confreer Seijssens legt een akte voor geschreven door notaris E. Droghmans van 30.11.

Het gaat over condities waarop Nicolaus Slegers, die volle macht heeft van zijn consorten, goederen zal verkopen. Uit kracht dat hij als oudste zoon 50 gulden BBL mag genieten uit de leengoederen onder Meerhout gelegen. Om deze reden mag hij deze goederen verkopen. Gijsbrecht Coolen maakt zich als momber sterk voor Niclaes Slegers zoon van Dionijs Slegers zaliger. Verkopen een stuk erf onder Coursel gelegen, palend in 2 zijden Hendrick Geerts, Z. s’ heerenstraet en Adriaen Thijs aan de 4e zijde, met hogen en uitgang van de brandende kaars.

De koop zal zijn behoorlijke en gewone kerkgeboden hebben en zal op zondag over 8 dagen, 13.12.1722, geproclameerd worden. De eerste genachtendag erop zal de kaars erover ontstoken worden. De originele koper zal zijn voorhogen hebben en daarna mag iedereen hogen met hogen van 2 gulden BBL, te verdelen tussen verkoper en hoger half en half naar oude usantie.

Niet eerder aanslaan dan half oogst 1723. Betalen op dag van gichten, met de onkosten. Godsgeld aan de kapel van Stall, lijcoop een ton bier. Deze kosten korten niet. Opgemaakt in Stal onder Coursel ten huize Matthijs Ceijsen, in de kamer in aanwezigheid van Christiaen Tielens en Gerardt Verreijs, beiden gerechtsdienaars.

01.12.1722 verschenen voor de notaris in Coursel residerend: Nicolaus Slegers zoon van Matthijs Slegers kavelend voor zijn metgeringen, Gijsbrecht Coelen als momber zich sterk makend voor Nicolaes Slegers zoon van Dionijs Slegers, eerste comparant. Matthijs Ceijssens, tweede comparant, bood 310 gulden BBL eens en kreeg ervoor de palmslag. Opgemaakt in het huis van Matthijs Ceijssens in aanwezigheid van de getuigen Christiaen Tielens en Gerardt Verreijs. Hij verbeterde zijn koop met 15 hogen. Jan Munters verbeterde de koop daarop met 5 hogen. Antoen Sues hoogde Munters met 15 extra hogen af. Zelfde getuigen.

09.12.1722 Anthoen Sues (Zeeuws ?) als laatste hoger legt de bovenstaande akte voor. Het ging zowel om Loonse als om Brabantse goederen (?). Schepenen realiseren.

 

1723, 25.01. Folio 160

Servaes Vaes nomine uxoris Catharina Smeets en Peeter Smeets releveren het versterf dat hen na de dood van hun vader Aerdt Smeets is aangekomen: een perceel broek aan “den Hooghen Bosch” in Coursel, palend Jan Schepers O., Jan Hermans Z., N. en W. het “Kestels Brouck”.

 

1723, 28.01. Folio 161

Jaspar Smeets releveert het versterf na de dood van zijn moeder Catlijn Caiers: huis en hof onder Coursel gelegen, palend Thijs Gijbels O., s’ heeren straet Z. en W., Geerd Tielens N.

 

1723, 19.05. Folio 161

Huijbricht Van den Goedenhuijse, met wettelijke laudatie van zijn huisvrouw, draagt op tot behoef van Henricus Van Postel een bempt gelegen in Coursel omtrent de schans. Voor 430 gulden en 42 hogen en 20 gulden voor een paar handschoenen, lijcoop naar believen van de partijen 10 gulden 4 stuivers, godsgeld 5 stuivers. Niet belast tenzij met cijns en schattingen. Hendricus van Postel is ter gichte gekomen.

Akte van 22.02.1723: Huijbricht Van den Goedenhuijse bekent de palmslag gegeven te hebben over zijn schansbempt, palend O. Jan Didden, W. Jan Claes. Belast met cijns en schattingen. Hij zal de goedkeuring van zijn vrouw over 8 dagen inbrengen, als de koper die de koop verblijven zal 25 pattacons van de koopsom moet voldoen. De rest moet hij voor Pasen betalen. Henricus van Postel koopt voor 432 gulden BBL eens en verbetert zijn koop met 30 hogen. Hendricus Noops hoogde met 10 hogen af, de koper hoogde af met 2 hogen. Deze koop zal op heden en acht dagen, op 01.03.1723 ten huize Henricus Van Postel nog eens gehouden worden: de tweede en laatste zitdag.

De koper zal de eerste 2 jaar enkel de afgesproken pacht optrekken: 16 gulden boven schattingen en cijns tot huurmans last. Lycoop 4 gulden 4 stuivers, godsgeld 5 stuivers aan de kerk van Coursel. Opgemaakt in Koersel in het huis van Henricus Van Postel, in aanwezigheid van Jaspar Slegers en Corst Tielens, getuigen.

Op 1 maart kwamen Hubricht Van den Goedenhuijse en Henricus Van Postel overeen dat Van den Goedenhuijse binnen de 8 dagen de toestemming van zijn vrouw moet inbrengen, anders staan alle onkosten tot last van de verkoper. Opgemaakt in het huis van Henricus Van Postel in aanwezigheid van Poulus Pouls en Corst Tielens, getuigen. Op 1 maart werd als lijcoop tussen de partijen 3 gulden BBL verteerd.

19.05.1723 Dag van gichten, nog 3 gulden lijcoop verteerd. De koper(!) heeft voor een kermis van zijn vrouw 5 pattacons ontvangen buiten hetgeen afgesproken was. De echtgenote heeft haar toestemming tot de verkoop gegeven. Testor P. Convents, notaris.

 

1723, 25.02. Folio 172

Martinus Leijssens nomine uxoris releveert een stuk “erffve som landt som dries” gelegen in Vuerten onder Coorsel, palend de molen N., Geert Claes Z., Matthijs Boschmans W., na de dood van Hendrick Claes en Elisabeth Gijsens, de overleden ouders van zijn vrouw.

 

1723, 11.03. Folio 174

Lenaerd Van der Heijden, in de naam van Vincent Put voor wie hij kavelt, draagt in schepenhanden op een perceel broek gelegen in “den Overslagh” onder Coorsel, palend de Maelbeeck N., Hendrick Witters O., tot behoef van Gerard Eelen die het accepteert voor de som van 200 gulden. Koopsom ontvangen. Goed enkel belast met cijns en schattingen.

 

1723, 11.03. Folio 176

Sr. Guill. Petrus Neven releveert in de naam van Jacobus Franciscus Beckers alle goederen die hem onder deze bank zijn aangestorven na de dood van de E.H. Joannes Beckers, in zijn leven kapelaan in Geel.

 

1723, 22.04. Folio 180

Medeschepen Ceijssens releveert in de naam van Jaspaer Smets (of Smeets) en consorten huis en hof gelegen op de Schrick Heijde, die hen zijn aangestorven na de dood van hun ouders Peeter Smeets en Anna Hermans, beiden zaliger.

 

1723, 07.05. Folio 182

Jacobus Remen, Jan Remen, Vincent Remen en Elisabeth Remen, allen broers en zusters, releveren na de dood van hun zuster Marie Remen een stuk land en broek gelegen in “Veurtel” in de Langen Eijcken, palend Jan Reemen W.

 

1723, 04.06. Folio 185

Maria Engelberghs, huisvrouw van Peeter Claes, releveert de helft van de bempt en van de landen die na de dood van Joris Van der Maesen op haar verstorven zijn, onder Coorsel gelegen.

 

1723, 07.06. Folio 185

Nadat mevr. de Liboutton vrouw van Cleijn Stevort geklaagd had op panden van Jan Remen (Reijmen) in Coorsel, namelijk op het nu afgebrande huis, waarvan de schuur nog rechtstaat, en hof palend Peeter Stevens W., Jan Buijsen O., de straat Z.; op een perceel broek onder Veurten palend de straat N. en Jaspar Van Herck W.; en al zijn andere goederen, wegens niet-betaling van 15 gulden jaarlijkse rente vervallen voor verscheidene jaren, was de zaak zover geprocedeerd dat op 07.05 de schepenen de zaak hebben gewezen oud genoeg van genachten en de partijen te dagen tot den saisijn. Op deze geprefigeerde dag van geleijd, 07.06.1723, nadat schepen Ceijssen relateert dat de conde gedaan is door Vreijs, bode, aan Jan Reijmen, verscheen niemand om afbetaling te doen. Aan procureur Kijnen, in naam van de weduwe, werd het risch en reijsch geleverd door schepen Peeter Vaes als geconstitueerde van de meier Vanderlinden “impotent weesende” in teken van possessie.

 

1723, 01.07. Folio 187

Jaspaer Hubens releveert in de naam van zijn moeder de goederen die op haar verstorven zijn na de dood van Joris Vandermaesen zaliger. Het gaat om de helft van een perceel broek genaamd “den Gestelsen Bempt”, palend O. mr. Peeter Convents, W. Peeter Smeedts, N. de oude beek; om een ander perceel land en alle andere goederen.

 

1723, 01.07. Folio 188

Joris Geerts verzoekt te releveren na de dood van zijn ouders Aert Tielens en Catharina Mevens, beiden zaliger, een perceel broek gelegen in Coorsel genaamd “den Torf Bempt”, palend Peeter Ceijssens, W. Paulus Nors, N. de beek, Z. s’ heeren straet; een perceel land genaamd “het Jock Block”, palend O. Reijnier Vanderheijden, W. Vaes Baltus; een perceel land genaamd “den Conijns Gracht”.

 

1723, 27.07. Folio 189

Marie Engelberghs en Jaspar Hubens dragen op tot behoef van Hendrick Beckers een perceel broek gelegen in Coursel genaamd “den Hechtelsen Bempt” voor 40 pattacons, lijcoop 1 gulden, godsgeld 5 stuivers, 1 pattacon voor een kermis, via akte van 26.06.1723.

Akte. Maria Engelberghs weduwe van Peeter Claes zaliger en Jaspaer Hubens zoon van Pascavia Toelen weduwe van Gilis Hubens verklaren verkocht te hebben aan Henricus Joannes Beckers een perceel broek van Loonse natuur gelegen onder Coursel, palend O. Mr. Peeter Convents, W. Aert Smeedts zaliger of zijn erfgenamen, N. die Roodebeeck, voor 40 pattacons en 1 pattacon voor een kermis. Maria Engelberghs stelt tot onderpand een stuk land gelegen omtrent “den Blijck Pleijn” in Beringen tot verzekering van de koper indien zou blijken dat er aan het broek meerdere lasten zouden staan, boven dorpsschattingen. Lijcoop 2 pattacons, godsgeld 5 stuivers. De koper zal de huur profiteren van het broek. Opgemaakt in het huis van Henricus Van Postel, in diens presentie en van Anthoen Stiens. Ondertekend door notaris J. Beckers.

1723, 26.06.

Maria Engelberghs verklaart met haar consorten 20 pattacons op haar verkoop ontvangen te hebben uit handen van Henricus Joannes Beckers in presentie van Henricus Van Postel en Anthoen Stuers, getuigen. Ze geeft volle macht om de koper te gichten. Plaats en getuigen idem vorige. Handtekening notaris Beckers.

 

1724, 13.01. Folio 208

Claes Lemmens draagt op tot behoef van Jan Witters een perceel land gelegen op de “Paellemans Hoff”, volgens condities hier volgend. Voor 170 gulden, lijcoop een ton bier, godsgeld 5 stuivers. Goed enkel belast met een vat evie cijns. De koopsom werd betaald.

14.12.1723 Nicolaes Lemmens en Jan Witters verschenen voor de notaris. De eerste verklaart zijn land op “die Paelmans Hoeve” verkocht te hebben aan de tweede. Het paalt O. Christiaen Truijens, W. Hendrick Gijbels. Het is belast met een halster koren jaarlijks aan de H. Geest van Coorsel en om het ander jaar met 5 coppen. Verkocht voor 170 gulden BBL, gegarandeerd op 1 vat evie cijns en dorpslasten. Godsgeld 1 blamiser, lijcoop 1 ton bier, roepgeld 20 stuivers en schrijfloon 2 schillingen, pontgeld en s’ heren hofrechten tot last van de koper. Betalen op dag van gichten: donderdag na Drij Coningen, in het huis van de koper. De koper zal de korenpacht profiteren: 1 sack koren op half oogst eerstkomend. Ingeval van vernadering moet een intrest van 5% betaald worden door de naderling. Opgemaakt in het huis van Hendrick Tielemans in presentie van Jan Didden en Hendrick Tielemans, getuigen. Ondertekend door notaris J. Beckers.

 

1724, 13.01. Folio 210

Constitutie van de hand van notaris H. Vrancken, residerend in Schuelen. De weduwe van Gerardus Leonardus Hoelen verklaart door ouderdom en ziekte niet meer in staat te zijn om zelf voor het behartigen van haar zakelijke belangen in te staan. Daarom verleent ze aan haar dochter Marie Margriet Hoelen de macht om in haar plaats de zaak tegen Thuren Thurin op te volgen en af te ronden. Getuige: Sebastiaen Schevernels. Handtekening van Maria Margriet Stappers en van Maria Margriet Hoelen.

 

1724, 09.03. Folio 221

Joris Van Obbel van Coorsel legt een notariële akte neer beschreven door notaris P. Convents op 06.02.1724 en verzoekt realisatie.

Maria Stockmans, weduwe van Huijbrecht Hendrix, Hendrick Reijnders en Hendrick Vuegen als man en momber van Catharijn Reijnders die laudeert, met bijwezen van Aert Van der Heijden als man en momber van Gertruijd Stockmans, verklaren samen verkocht te hebben aan Joris Van Ubbel, voor de som van 300 gulden BBL, de helft van een bempt in de “Butsaerden” gelegen, palend O. Hubricht Hendricks erfgenamen, W. Hendrick Reijnders, N. Jan Jacobs, Z. Joris Geerts. Loonse cijns 2 oorden, dorpsschattingen in iederen gemeentebrief van 800 gulden in Coursel 5 stuivers eenen halven. Op dag van gichte moet boven de kosten de som van 125 gulden BBL betaald worden: 50 gulden aan Maria Stockmans, 75 gulden aan Hendrick Reijnders cum suis. Van de resterende som moet op de dag van bejaren het aandeel betaald worden aan Hendrick Reijnders cum suis en 100 gulden kapitaal aan Maria Stockmans zal mogen aan het goed blijven staan zolang ze het geld niet nodig heeft. Rente betalen tegen 4%. Opgemaakt in Coursel in het huis van Christijn Convents wed. Jan Reijnders, in aanwezigheid van de schepenen Henricus Noops en Jan Didden, als getuigen.

 

1724, 23.03. Folio 225

Daniel Put, Anthoen Put en Hendrick Put releveren na de dood van hun broer Jaspar Put een perceel land in Stal gelegen, genaamd “den Huijs Hoff”. Het paalt O. de erfgenamen Claes Smeedts, W. Peeter Van Houdt, N. en Z. s’ heeren straet. Verder nog een perceel op den Eerdtwegh gelegen, genaamd “de Heije”, palend Jan Reijmen W., Quinten Van Loeije N.

 

1724, 30.03. Folio 228

Jan Munters ontvangt en draagt op een heijthoeve in Veurten onder Coursel gelegen, palend O. Peeter Wouters, Jan Reijmen W., N. Quinten van Lauw, Z. Corst Truijens, zoals hij onlangs via naderschap verkregen heeft van Nilen Put cum suis, tot nut en behoef van Jan Van de Vorst voor 55 gulden eens. Lijcoop 5 schillingen 5 stuivers, godsgeld 1 stuiver. Enkel belast cijns en dorpsschattingen.

 

1724, 27.04. Folio 230

Nijs Nijsen van Hechtel releveert na de dood van zijn ouders zaliger Jan Nijs en Cathalijn Vlasmeer een stuk broek genaamd “den Cavel” onder Coursel in de Oversel gelegen, omtrent een daghmael groot.

 

1724, 10.05. Folio 230

Vaes Vaesen en Corst Goesens, die zich sterk maken als mombers, dragen op tot behoef van Jan Witters de koop volgens onderstaande condities. Op dag van gichten 7 gulden licoop.

Verkoopcondities. Servaes Vaes en Christiaen Goesens als geëed door de schepenen gepraemde momboirs der kinderen Jan Meijen en Magriet Vaes zaliger, zijn wegens lasten genoodzaakt goederen te verkopen. De vader van de onmondige kinderen deed afstand van tocht van de goederen. Het gaat om:

1)     huis met de dries en de halster land in Christiaen Goesens erfgenamen hof gelegen. Huis en dries renen O. en Z. s’ heeren straet. Kopers mogen deze goederen pas aanslaan half maart 1725. De lasten hieraan bedragen: 18 pattacons kapitaal aan Jan Coemans, 240 gulden BBL kapitaal aan Mattijs Seeuckens erfgenamen van Beverloo; belast met 7 stuivers in iedere brief van 800 dorpslasten.

2)     2) de heijthoeve renende s’ heerenstraet Z., Jan Claes W., Hendrick Reijnders N., O. Corst Goessens. Belast met 180 gulden BBL kapitaal in Cleijnen Breugel. 3 halsters zaaiens groot. Geldt 6 stuivers in iedere brief van 800.

3)     Een stuk land in dezelfde hoeve oostwaarts gelegen, palend O. Jan Van den Eijnde erfgenamen, W. Hendrick Meijen. 3 halsters zaaiens groot. Belast met 100 gulden kapitaal te profiteren door de erfgenamen van Jaspar Tielens, met 10 oorden dorpslasten en schattingen in iedere brief van 800.

4)     Een bempt genaamd “den Meijgoir”, palend O. Mr. Jan Beckers, W. Peeter Smeedts erfgenamen, N. Jan Van de Weijer en Paulus Beckers erfgenamen, Z. Peeter Smeets van de Schrickheijde erfgenamen. Belast met 200 gulden aan mevr. Liboutton in Hasselt, dorpslasten 11 stuivers zoals voor en cijns.

Verkoop met hogen en kaarsbranding. Hogen van 2 gulden, half en half. Koopsom steeds boven de lasten. Betalen op dag van gichten: 2e genachtendag na Pasen. De mombers zullen alle vervallen lasten tot de dag van gichten moeten schoonmaken. Huis en dries kunnen aangeslagen worden half maart 1725, het land op half oogst of als de vruchten van het veld zijn in 1724, de bempt op dag van gichten.

Kosten van iedere koop zijn te dragen door de kopers. Iedere koop geldt 5 stuivers godsgeld aan de kerk van Coursel.

30.03.1724: Joannes Geerts bood voor “den Meijgois” 631 gulden en hij kreeg ervoor de palmslag. Hij zette 5 hogen. Henricus Noopte hoogde met 2 hogen af. De koper zette er dadelijk nog 3 hogen bovenop. Opgemaakt in het huis van Hubrecht Van Hamel in aanwezigheid van Jaspar Slegers en Joris Van Ubbel en P. Convents, notaris.

06.04.1724, tweede zitdag in het huis van Huijbrecht Van Haemel in aanwezigheid van Corst Tielens, Jan Meijen getuigen, bood niemand.

13.04.1724: derde en laatste zitdag. Enkel de Meijgoir wordt verkocht. De koper vraagt om duidelijk te vermelden dat in de koopsom de last van 200 gulden inbegrepen is. Opgemaakt in het huis van Huijbrecht Van Haemel in Coursel in aanwezigheid van schepen Jan Didden en gerechtsdienaar Geert Vreijs. Notaris P. Convents.

08.05.1724 Jan Witters bood voor de Meijgoir boven alle voorgaande hogen 5 hogen meer en als lijcoop zet hij 2 tonnen en een half bier. Huis notaris, getuigen schepen Jan Didden en Joannes Tielens.

10.05.1724: kaarsbranding. De koop verbleef aan Jan Witters als laatste hoger.

 

1724, 26.05. Folio 239

Jan Witters legt een notariële akte neer gepasseerd voor notaris Neven op 22.05.1724 en verzoekt realisatie en approbatie.

Akte van de notaris, residerend in Beringen. Jan Witters Jannessoen en Gertruijdt Smeets zijn wettige huisvrouw, inwoners van Coursel, verklaren uit handen van sr. Jean Guiliam Philippi, oud-borgemeester en koopman binnen de stad Beringen, de kapitale som van 100 pattacons of 400 gulden BBL eens ontvangen te hebben. Hij belooft ervoor de jaarlijkse intrest van 5% te betalen. Indien er meerdere jaren na elkaar tijdig betaald zou worden, volstaat een rente van 4% of 16 gulden BBL jaarlijks. Eerste valdag 22.05.1725. Afbetaling naar believen van de rentheffers. Pand: 1) huis en hof gelegen in Coursel, palend O. Mattheus Gijbels, W. en Z. de straat, N. Geerdt Tielens en Joris Van Ubbel; 2) een stuk broek van 1,5 daghmael groot, palend O. en Z. “die Breedonck”, W. Maria Smeets, N. Hubert Hendrix erfgenamen. 3) een stuk land dat ze in december via koop verkregen hebben tegen Nicolaus Lemmens, palend O. Corst Truijens, W. Hendrick Gijbels, Z. de “Schrick Heijde”. 4) een bempt van omtrent 4 daghmael gelegen bij de Courselsche Schans. Dit hebben ze ongeveer een maand geleden bij opdracht verkregen van de mombers van de kinderen van Jan Meijen. Voor de betaling van dit laatste goed lichten ze dit geld. De bempt paalt O. mr. Jan Beckers, Z. Poulus Peeters, W. de erfgenamen Peeter Smeets.

De geldheffers zullen de kosten betalen en laten gichten.

Opgemaakt in het notarishuis in Beringen in aanwezigheid van de getuigen sr. Hubert Moulant en Wouter Vrancken. De rentlichters ondertekenen de akte.

 

1724, 19.10. Folio 254

Gertruijd Reijnders draagt tot behoef van Bernard Ceijssens een perceel land gelegen in Coursel, genaamd de Oude Hoeff, op voor 450 gulden BBL, lijcoop 4 gulden, godsgeld 4 stuivers. Verder niet belast dan met schattingen en grondcijns. Het perceel paalt O. de erfgenamen van Peeter Ceijssens, W. Helena Reijnders, Z. en N. s’ heeren straet.

 

1724, 23.10. Folio 259

Christiaen Goossens als oom en momber van de kinderen van Jan Meijen, en in die kwaliteit, draagt op tot behoef van Jeuris Van Ubbel een stuk land gelegen in Corst Goosens hof, 1 halster zaaiens groot onder Coursel. Voor 80 gulden BBL, koopsom ontvangen. Goed belast met 50 gulden BBL kapitaal en met grondcijns.

 

1724, 26.10. Folio 260

Nicolaus Van Crieckens heeft in schepenhanden opgedragen het vierdendeel van het Crijnsvelt gelegen in Coursel, tot behoef van Paulus Peeters voor 36 gulden BBL eens. Het goed paalt het erf van de koper O., W. en Z. Enkel belast met cijns en gemeenteschattingen. Godsgeld 1 stuivers, lijcoop 2 gulden.

 

1725, 12.04. Folio 297

Hendrick Smeedts, inwoner van Coorsel, legt een notariële akte voor beschreven door notaris Joannes Loijens op 08.04.1725 en verzoekt realisatie en approbatie.

Akte. Hendrick Smeedts inwoner van het dorp Coorsel, met in te brengen goedkeuring van zijn echtgenote Marie Lekens, verklaart opgedragen te hebben aan de erentfesten heer Georgius Franciscus Van Hils J.V.L.:

1)     een bampt onder Coursel omtrent “die pastorije” gelegen, grenzend aan zijn hof en “dreusken”. Hij is 4 halsters zaaiens groot en paalt O. Jacobus Hendricks, W. Jan Reijnders, N. en Z. s’ heeren straet.

2)     Een stuk land genaamd “die Paelmans Hoeve” onder Coursel gelegen, omtrent 3 halsters zaaiens groot. Palend O. Catlijn Schepers, W. de weduwe van Andries Truijens, Z. “die Schrick Heijde”, N. Jeuris Geerts.

3)     Een bempt van 1,5 daghmael groot omtrent “den Hoogen Bosch” gelegen.

Hij zet deze goederen en al zijn andere in pand voor een rente van 200 gulden BB kapitaal, dat vandaag werd opgetrokken. Jaarlijks moet hiervoor in de woonplaats van de heer acceptant 5% intrest betaald worden, dus 10 gulden BBL jaarlijks. Indien de opdrager betaalt binnen 2 maanden na de valdag, zal een rente van 4 gulden en 10 stuivers per honderd volstaan.

Terzelfdertijd werd ook een rente gecreëerd op de Brabantse goederen van de acceptant, kapitaal 300 gulden. Er worden speciale regelingen getroffen voor de afbetaling en slechte betaling. Alle kosten zijn voor de opdrager. Opgemaakt in het huis van de acceptant binnen Beringen in aanwezigheid van sr. Egidius Wouters en Maria Anna Stiers. Getekend door Joannes Loijens, commissaris van Beringen en notaris.

Bijgeschreven: op 26.03.1734 werd deze rente geredimeerd door Jan Reijnders, zoals in het register op deze datum te zien is.

 

1725, 29.05. Folio 305

Jan Vaes en Wouter Vaes, broers, leggen een akte voor beschreven door notaris G.D. Neven op 30.04.1725 en verzoeken de realisatie en approbatie ervan. Jan Vaes den ouden, inwoner van Coursel, verscheen bij de notaris en stond zijn tocht af tot behoef van de broers Jan en Wouter Vaes, zijn kleinzonen. Ze zijn de kinderen van Peeter Vaes zaliger en van Gertruijd Elsen. Hij staat zijn tocht af van het gedeelte dat aan de twee broers voor de eigendom toekomt “pro parte nomine patris Petri Vaes”. Ze mogen hun deel verkopen, alieneren, belasten of gebruiken als hun eigen goederen. De broers aanvaarden. Opgemaakt in Coursel in het huis van Hubrecht van Hamel, met deze en Jan Didden als getuigen.

 

1725, 12.04. Folio 308

Jan Van de Wijer, geassisteerd door zijn echtgenote Anna Tielen, kwijten pand en persoon van Hendrick Smeedts van een kapitaal van 75 pattacons. Het geld werd in aanwezigheid van de schepenen afgelegd.

 

1725, 29.05. Folio 312

Jan Vaes Peeterens soone draagt op tot behoef van Servaes Vaes via condities opgemaakt door notaris P. Convents van 07.03.1725, voor zover de verkoop onder deze bank sorteert en verklaart zijn koopsom volledig ontvangen te hebben.

Akte. Jan Vaes Peeterszoon met goedkeuring van zijn echtgenote Catlijn Schroijen, verklaart na afstand van tocht door zijn grootvader Jan Vaes, zijn deel, het kindsgedeelte van zijn vaderzijde in Coursel gelegen, verkocht te hebben aan zijn oom Servaes Vaes voor 200 gulden BBL boven het paard met al het getuig en de “eerdt carre” met hetgeen de verkoper nog genoten heeft en dat op 100 gulden geschat wordt. Samen maakt dit de som van 300 gulden BBL. De 200 gulden moet de koper betalen in gedeelten volgens de nood van de verkoper tussen nu en half oogst. Kosten van verkoop, godsgeld 5 stuivers aan de kerk van Coursel, lijcoop naar believen van de partijen, gicht, schrijfgeld tot last van de koper. Opgemaakt in Coursel in het huis van Hubricht Van Haemel, met deze en Christiaen Goessens als getuigen.

 

1725, 29.05. Folio 315

Wouter Vaes Peeters soone draagt op tot behoef van Servaes Vaes de derde part van de goederen uit de onderstaande conditie, beschreven door notaris Neven. Vandaag heeft Servaes nog een ander deel van deze goederen bekomen via gicht van Jan Vaes. Wouter verklaart uit de koopsom de som van 200 gulden ontvangen te hebben.

29.05.1725, bij de notaris die in Beringen resideert, verschijnt Wouter Vaes Peeterszoon die na afstand van tocht door zijn grootvader Jan Vaes den ouden, voor deze notaris op 30.04.1725 gedaan en gerealiseerd voor Brabants recht op 11.05.1725, en uit kracht van octrooi verleend door dezelfde schepenen op 28.05.1725, verkoopt aan zijn oom Servaes Vaes. Hij verkoopt zijn kindsgedeelte, de derde part in de goederen afgekomen van zijn vader Peeter Vaes zaliger: 1/3 van de “Gilis Bempde”, palend O. Hubricht Van Hamel, W. Jan Carel Marcal erfgenamen, Z. Peeter Schuijermans, N. de oude beek; 1/3 van “den achtersten hoeve”, palend O. Hendrick Noops, W. Jan Vaes den alden, Z. Quinten Vaes en Peeter Eijgen, N. die Savelstraet; 1/3 in de opheldinge achter de schans, palend O. Peeter Smeets, W. en N. “die Breedonck”, Z. de Courselsche Schans; 1/3 in een stuk land genaamd “het Groot Velt”, palend O. en Z. Hend. Convents, W. Anthoen Sues en Hendrick Meijen, N. Hubricht Van Hamel. Al deze goederen zijn onder Coursel gelegen. Onbelast, tenzij met cijns en schattingen en met 2 gulden BBL jaarlijks in een grotere rente van 6 gulden jaarlijks aan de Armetafel van Beringen. Voor deze goederen zal de koper de som van 300 gulden BBL neertellen: 200 gulden op dag van gichten en de resterende 100 gulden zullen op de goederen blijven staan tot de afkwijting die zal mogen gebeuren als de verkoper meerderjarig zal zijn. Jaarlijks 4 gulden intrest. Opgemaakt in Stal onder Coursel in het huis van Joannes Munters, met Munters en Matthijs Ceijssens als geloofbare getuigen.

 

1725, 06.06. Folio 318

Willem Willems en zijn vrouw Eelen Metten draagt op tot behoef van Hendrick Gaermans een perceel broek genaamd “de Heijfvenne”, palend O. Hendrick Reynders, W. zijn eigen erf, Z. de Coorselsche Heijde. Verder een perceel bos, palend zijn eigen erf O., W. “den Molen Dijck”. Voor 200 gulden BBL. Goed enkel belast met cijns en schattingen.

 

1725, 08.06. Folio 319

Jan Vaes Peeterszoon, in eigen naam en in de naam van zijn metgeringen, verklaart goederen opgedragen te hebben die in de bovenstaande gichte gespecificeerd zijn en die gepasseerd is voor de Brabantse justitie op 26.05.1724 en zoals ze daar vermeld zijn. Draagt ze op tot behoef van Reijnier Daniels en verklaart van de totale koopsom voldaan te zijn. Reijnier Daniels wordt hiermee in de goederen gegicht. De opdrager verklaart boven de koopsom uit handen van de koper 2 pattacons ontvangen te hebben waarmee hij renuntieert van zijn recht van vernadering van zijn kinderen.

Volgen akten gepasseerd voor de schepenen van Lummen buijten vrijheijt ten Brabantschen recht. Gertruijd Elsen weduwe van Peeter Vaes, geassisteerd door Vaes Vaes en Martinus Elsen de naaste bloedverwanten van haar kinderen gewonnen met haar overleden man, en die zich hier gedragen als mombers van de kinderen, met toestemming van haar kinderen Jan Vaes, ongeveer 23 jaar oud, Wouter Vaes omtrent 22 jaar oud en Vaes Vaes omtrent 16 jaar oud, die hiertegen nooit zullen protesteren, verschenen voor de schepenen. De moeder verklaart een stuk broek te bezitten van omtrent een dagmael groot, palend O. de wederhelft toebehorend aan de exponenten, W. Agatha Huveners, N. Aerdt Swaelen erfgenamen; verder een bos palend O. de exponente, W. Jan Geerts, N. Christiaen Fredrix erfgenamen. Deze goederen zijn “van cleijn empoert ende met dese miserabele tijden niet veel en valideren” en ze is wegens armoede niet in staat om haar voorschreven kinderen behoorlijk groot te brengen en om haar passieve schulden te betalen. Ze heeft geen andere “trasick” dan haar blote handen en vraagt om in haar uiterste nood deze percelen te mogen verkopen. Schepenen staan toe in de “appostille” van 26.05.1724.

 

1725, 08.06. Folio 323

Gertruijd Elsen met Servaes Vaes en Martinus Elsen, mombers van haar kinderen Jan, Wouter en Servaes Vaes hebben na voorgaande permissie en octrooi van schepenen ontvangen en daarna opgedragen 1) een broek omtrent een daghmael groot, palend de wederhelft van de comparante, W. Agatha Heuveners en de erfgenamen Aert Swaelen; 2) een boske palend O. de comparante, W. Jan Geerts, N. de erfgenamen van Christiaen Fredrix. Tot behoef van Renier Daniels voor 145 gulden, die ze ontvangen hebben. Lijcoop naer landts coop, godts penninck 2 stuivers. Renier wordt in de goederen gegicht.

Op 2 juli relateert Jan Vannerum de kerkroepen gedaan te hebben.

 

1725, 08.06. Folio 328

Relieff Jeuris Vintiens n.u. Maria Geelen, Geert Geelen voor zichzelf en voor Helena en Jan Geelen na de dood van Maria Geelen: de helft van een perceel broek gelegen op “die Dunge” onder Coursel, palend W. Jan Keunen, Z. de beek, N. Peeter Cops. De goederen zijn op hen verstorven na de dood van Maria Gielen en Paulus Gompers zaliger.

 

1725, 09.06. Folio 329

Poulus Peeters draagt op tot behoef van Jan Didden, schepen, voor de onmondige kinderen Lauwis en Franciscus Grouwls 1) een perceel broek genaamd “de Meijgoer”, palend O. de erfgenamen van Elisabeth Beckers, W. Anna Smeets, Jan Witters N., Hendrick Oeijen Z.; 2) huis en hof op den Schrick gelegen, palend Jan Ceijsen O., Jan Witters W., s’ heeren straet N., zijn eigen erf Z. en verder al zijn goederen. Hij verklaart ervoor ontvangen te hebben voor een jaarlijkse rente van de pater Simon Grouwls van de Cellebroeders en als momber van de onmondige kinderen voorschreven 102 gulden 4 stuivers BBL. Het geld komt van een gekweten rente van 400 gulden gekweten door Daems, secretaris in Diepenbeeck, en waarvan het deel voor hen op 22 gulden 4 stuivers kwam. Gekweten in het jaar 1722. Verder 80 gulden uit het sterfhuis van Elisabeth Beckers, begijn in Diest, in haar leven geteld door Philip Balet. Samen 102 gulden 4 stuivers. Jaarlijks zal Paulus hiervoor 9 schillingen intrest geven. Schepen Jan Didden werd in de naam van de onmondige kinderen op de panden van Poulus Peeters gegicht en gegoed met laudatie van zijn huisvrouw Catharina Smeets.

 

1725, 05.07. Folio 337

Opdracht met kwijting Matthijs Ceijssens, schepen Loons recht, in behoef van Joannes Munters schepen ten Brabants recht.

Matthijs Ceijssens draagt op tot behoef van Joannes Munters een bos gelegen in Coursel onder Stal, palend O. en N. de gemeijnte van Coursel, Lenardt Wellens W., Z. de Maelbeeck, voor de som van 350 gulden. Goed is enkel belast met s’ heeren cijns, lijcoop naer landtcoop en 2 pattacons voor een kermis. De acceptant koper neemt een kapitale som van 200 gulden, tot last van de opdrager aan Hendrick Goris van Beverloe, op zich die geaffecteerd staat op hetzelfde pand en tot zijn last een restant uit een koop die de opdrager gedaan heeft tegen Hendrick Cnaep ten belope van 100 gulden eens. Na het kwijten en opdragen van Matthijs Ceijssens voorschreven is Jan Munters onder condities als voor ter gichte gekomen.

 

1725, 20.09. Folio 342

Willem Reijskens, met laudatie van zijn vrouw Alegond Boelaerts, draagt op tot behoef van Jan Boelaerts een bempt gelegen in Coorsel in den Euverslagh, palend die Roede Beeck 1), O. Jan Smeets, W. Jan Beckers, N. Antonius Laugen(?), voor de som van 700 gulden BBL en anderhalf pistoel drinkgeld, lijcoop een half ton bier, godsgeld 2 stuivers. Conditie: de koper zal de weg hebben door Jan Smeedts bempt en door Wouter Uten, door Peeter Roosen met consorten.

De koper daarentegen draagt bij manier van mangeling een klein wijerken genoemd “den Waterplas” op, palend “den Hoeven Wijer” etc. gelegen onder Weijghmael. De laatste garandeert dat het goed niet meer belast is dan met cijns en dorpsschattingen. De koper heeft op de koop 300 gulden geteld en de andere 400 blijven staan op de bempt. De koper zal ervoor jaarlijks 5% intrest betalen. Valdag Sint Apolonia dagh. Na het opdragen van Willem Reijskens is Jan Boelaerts ter gichten komen. Op 23.03.1730 zijn de 400 gulden geteld door Jan Bogaerts(!) en door Willem Reijskens opgetrokken, present Adriaen Hannegrijs en Hendrick Reijskens, momber van de kinderen van Willem Reijskens en is Jan Boelaerts (!) in hoeden gekeerd en bekent Willem Reijskens van de intrest en het kapitaal ten volle voldaan te zijn.

 

1725, 24.09. Folio 344

Jan Beckers met zijn consorten releveert na de dood van hun ouders beiden zaliger Mattheus Beckers en Gertruijd Merten een perceel land genaamd “het Neerbloeck”, palend Vincent Ceijssens W., Peeter Ceijssens N., Peeter Geerts Z., de broeck straet.

 

1725, 27.09. Folio 344

Geert Jacobs legt een notariële akte voor van 24 juli 1725 opgemaakt door notaris P. Convents en een handschrift van Marie Briers van 29.07.1725 en verzoekt realisatie en approbatie.

Akte. Bij de notaris, die in Coursel resideert, verscheen Jan Jacobs Jannes soon weduwnaar, die zijn tocht afstaat. Hierna draagt de comparant alles op met laudatie en aggregatie van zoon Jan Jacobs, present, tot behoef van Geert Jacobs de zoon van de eerste comparant, die accepteert: 2 bempden van Loonse natuur, de ene genaamd “het Hemelrijck”, palend O. Jacob Hendricks, W. sr. Hendricks, Jan Gerven N., de beek Z., Z. Jan Hendricks; de andere heet “den Gielis Bempt”, een “erffbroeck”, palend O. en N. Hubricht Van Hamel, Jan Vaes W., Geert Tielens Z. Deze bempden zijn samen 4 daghmael en een half groot en onbelast, behalve met grondcijns, dorpslasten en schattingen. Deze bempden worden door goede lieden op 1100 gulden geschat. Met deze som stemmen Jan Jacobs en zijn kinderen in voor de realisatie voor competente rechters “als pandt voor de geene die den voorschreven Jan Jacobs om redenen hen comparanten bekent sullen gelieven te hanthaven twee drij ofte vier hondert” gulden BBL, waarvoor de bempden steeds “suffisant genoch sijn”, zodat de rendanten nooit “pericul connen lijden”. Comparanten ondertekenen deze akte in het huis van de notaris, in aanwezigheid van Hendrick Witters en mr. Jan Cox als getuigen. Handtekeningen van Jan Jacobs, handmerk van de zoon Jan Jacobs, Peeter Zeuws, Hendrick Witters en Jan Cox.

Handschrift. “Den 29 julij 1725 heb ick hier op gegeven aen Gerardus Jacobs drij hondert gulden versoeck de realisatie met den eersten te passeeren”. Was ondertekend door Marie Briers.

De vader gaat zijn tocht uit en de zoon Geert belast de goederen.

 

1725, 21.11. Folio 354

Mr. Willem Schroijen legt een akte neer beschreven door notaris J. Beckers op 31.05.1719 en verzoekt realisatie en approbatie. Op deze datum verscheen Jan Van de Weijer bij de notaris, evenals mr. Willem Schrejen(!) “radtmaecker”. Jan Van de Weijer verklaart “het Bren Velt”, van Brabantse en Loonse natuur, verkocht te hebben met toestemming van zijn vrouw Anna Tielens. Het goed paalt de erfgenamen Hendrick Convens N., s’ heeren straet Z., Aert Tielens O., Matthijs en Jan Heuveners W. Verkocht aan mr. Willem Scroijen voor 2 gulden BBL, die Van de Weijer op het “Bremvelt” laat staan, mits de som van 4% of 8 gulden jaarlijks altijd vallend op S. Eloeij Dagh en voor het eerst in 1719. Opgemaakt in Coorsel in het huis van de notaris in presentie van Jan Tielens en Merten Leijsen, getuigen.

 

1725, 21.11. Folio 356

Marten Leekens draagt op, volgens toestemming van Anna Leijssens gedaan in handen van schepen Ceijssens, een rente van 26 gulden BB jaarlijks via akte van 28.11.1725 beschreven door notaris D. Kijnen en verzoekt realisatie.

Akte van 28.11.1725. Marten Lekens belooft de laudatie van zijn echtgenote Anna Leijssens in te brengen i.v.m. de volgende rentecreatie. Ze lenen van jofr. Ida Marie Briers weduwe van wijlen de heer borgemeester Egidius Otto(?) Jacomijns voor een jaarlijkse rente van 27 gulden jaarlijks betaalbaar in Hasselt.

Ze stellen tot pand: 1) huis en aanhang gelegen in Coursel omtrent de Witters Wenninge, omtrent 7 halsters zaaiens groot volgens “taxaet der thiende”. Grenzend Matthijs Ceijssens O., Jacob Hendrix W. en Z., N. ’s heeren straet. Verder op 2) een stuk land “het Hoeffken”, groot 4 halsters zaaiens, palend W. Catlijn Schepers, s’ heeren straet N. 3) Op het “Bomers Landt” 5 halsteren saijens groot, palend Jan Schepers W., s’heeren straet aan de andere 3 zijden. 4) op een bampt genaamd “den Peersen Bampt”, meer dan 3 daeghmael groot, palend Elisabeth Hendricks O., Andries Wouters W., de Roebeck N. en sheeren straet Z. Enkel belast met 50 gulden kapitaal en cijns aan de graaf. 5) op het “Heusdens Brouck” 1,5 dagmaal groot, palend O. Michiel Grietens erfgenamen, Jan Hermans erfgenamen en Frans Leijssens erven W., Peeter Smeets representanten N., Arnold Dirix Z. Deze goederen zijn reeds met 8 gulden jaarlijks belast aan de acceptante. 6) op een stuk broek gelegen onder Heusden, anderhalf daghmaels groot, palend Catlijn Schepers O., de erfgenamen Jan Claes W., de heide N. Er wordt een som van 650 gulden BBL kapitaal geleend. Valdag op deze datum. Opgemaakt in Hasselt in het huis van de acceptante genaamd “de Duijle”, in aanwezigheid van Joannes Munters schepen van Coorsel en Peeter Eijgen, getuigen.

 

 

1725, 20.12. Folio 367

Jan Gielen, inwoner van Beverloo, legt een akte neer beschreven door notaris Gerardus Put op 01.12.1725. Hij verzoekt realisatie en approbatie.

Akte voor de notaris residerend in Beringen. Jan Gilen van Beverloo verkoopt tot behoef van jouffr. Gertruijd Huijskens weduwe van Adriaen Vandera een stuk broek gelegen in Vurten onder Coursel, palend O. de weduwe Hendrick Jans, W. Poulus Gompers erfgenamen, N. de oude beek, Z. Peeter Cops. Voor de som van 180 gulden BBL. Dit goed is reeds belast met een aflegbare rente van 100 gulden kapitaal aan de kerk van Beringen, met cijns en schattingen. Betalen en aanslaan op dag van gichten, godsgeld 5 stuivers aan de kapel van de Beukenboom. In geval van vernadering zal de koopster voor haar kloek bod de som van 15 gulden BBL krijgen, naast de intrest van het geld ten penninck twintich. Opgemaakt in het huis van de koopster in Beringen, voor de stadspoort. Getuigen: Joannes Simon Beckers, oud-borgemeester van Beringen en gerechtsdienaar Geert Gielen.

 

1726, 08.02. Folio 378

Mr. Lambrecht Witters legt een akte neer beschreven door notaris P. Convents op 20.08 en verzoekt realisatie en approbatie ervan.

Akte. 20.08.1725 voor de notaris residerend in Coursel compareerde Laurentius Tielens, die verklaart een perceel broek verkocht te hebben. Het broek is onder Coursel gelegen in “de Hytvenne”, palend O. Joost Witters, Matthijs Ceijssens W., Z. s’ heeren straet, N. de beek. Verkocht aan mr. Lambrecht Witters voor de som van 120 gulden BBL. Vandaag werd hiervan de som van 50 gulden betaald en de verkoper had reeds 10 pattacons voor deze verkoop genoten. In totaal komt de betaalde som nu op 90 gulden BBL. De resterende som moet in 4x betaald worden, elk jaar op St.-Andriessemisse. De eerstvolgende St-Andries moet de koper 8 pattacons en een halve betalen en bij de 3 volgende afbetalingen telkens 8 pattacons. Zij vernietigen hierbij het schrijven dat voorheen voor sr. Arnoldus Schuijtens of elders voor deze datum mocht gemaakt zijn. Kosten staan tot last van de koper. Gedaan in Coorsel onder Stal ten huize van schepen Munters, in aanwezigheid van dezelfde Munters en van Didden. De approximant zal gehouden zijn de stukken terug te geven zoals de koper ze ontvangen heeft, namelijk op deze datum een “dobbel ducaet met 2 coppen”, een half Franse pistoel met 7 schillingen en de rest in Franse pattacons en half pattacons.

Op 11.05.1736 bekent Laureijs Tielens ten volle van Lambrecht Witters voldaan te zijn.

 

1726, 21.02. Folio 385

Jeuris Vrints heeft verzocht te releveren in naam van de voorkinderen van Hendrick Meijen zaliger, namelijk in naam van Michiel, Marie en Clara Meijen, na de dood van hun ouders beiden zaliger. De ouders waren Hendrick Meijen en Marie Erikens. Het gaat om volgende goederen: een perceel broek palend O. die nakinderen van Hendrick Meijen, W. de koster van Coorsel, N. en Z. de beek; een perceel land palend Jeroen Pelenders Z., O. de kinderen van Jan Meijen.

 

1726, 03.04. Folio 400

Hendrick Noops verzoekt te releveren in naam van de prelaat van Averboede een perceel land met een perceel broek in Coorsel gelegen.

 

1726, 03.04. Folio 401

Jan Witters draagt op tot behoef van Matthijs Witters: een perceel land en broek voor de som van 40 gulden BBL. Het goed is enkel belast met cijns en schattingen.

 

1726, 16.05. Folio 413

Wouter Bleux legt een akte voor beschreven door notaris P. Convents op 06.03.1726 en verzoekt realisatie en approbatie.

Voor de notaris verscheen Matthijs Ceijssens, man en momber van zijn vrouw Marie Bleux, die in notarishanden opdraagt en transporteert zijn kindsgedeelte dat hem volgens afstand van tocht van zijn “behoude moeder” Elisabeth Witters zou aankomen, gelegen in Stall onder Coursel. Deze afstand van tocht werd beschreven in een akte van notaris Droghmans d.d. 07.05.1723. Matthijs Ceijssens draagt deze goederen op tot behoef van Wouter Bleux voor de som van 725 gulden BBL en 4 gulden voor een kermisse voor zijn huisvrouw of haar erfgenamen. Dit kindsgedeelte is belast “aen Jan Munters met twee hondert guldens capitael aen Elisabeth Witters den eersten comparant sijn schoonmoeder” en verder de 4de part van alle lasten aan het geheel goed dat onder de tocht valt. De lasten met de verlopen ervan tot datum van heden zullen aan de kooppenningen moeten korten.

De opdrager verklaart de som van 28 gulden ontvangen te hebben. De helft van de som moet betaald zijn morgen over 14 dagen, de resterende som moet ten laatste op de eerstvolgende kermis betaald worden. Opgemaakt in Stall onder Coursel in het huis van Jan Munters. Getuigen: Peeter Geerts en Joost Beckers. Notaris Gilis Droghmans is één van de ondertekenaars van de akte.

 

1726, 16.05. Folio 417

Christina Reijnders en Jan Connarts met hun consorten hebben verzocht te releveren na de dood van hun grootvader Peeter Reijnders zaliger een perceel land genaamd “het Stall Bloex”, palend O. de straat, W. Bartholomeus Hemelers.

 

1726, 16.05. Folio 418

Jan Van den Berghe, als man en momber van de kinderen van Peeter Munters zaliger, releveert een perceel land genaamd “het Neerclock”, palend O. de erfgenamen Bartholomeus, Z. de erfgenamen Mattheus Reijnders, N. Peeter Geerts, W. Servaes Ceijssens.

 

1726, 16.05. Folio 418

Marcelis Schoefft releveert na de dood van Catharina Eelen een perceel land genaamd “het Stallbloeck”, palend O. s’ heeren straet, W. de erfgenamen Bartholomeus Hemeleers N. (!) en alle Loonse goederen die hier sorteren.

 

1726, 11.07. Folio 422

Peeter Eijghen als borgemeester van Coorsel verzoekt te releveren wegens het beneficie van ons Lieve Vrauwe altaer tot Coorsel de renten en erven hier sorterend. De nieuwe sterfelijke gichtdrager is de voorschreven borgemeester geworden.

 

1726, 11.07. Folio 423

Hendrick Slegers releveert de goederen die hem zijn toegevallen via testament gemaakt door Magriet Reekens, zuster in het klooster van Mariendal in Diest.

 

1726, 11.07. Folio 423

Jouffr. Carharina Driessens, voor zichzelf en voor haar zwager N. Hubens, releveert de goederen onder deze jurisdictie op hen verstorven na de dood van de heer Adrianus Driessens in zijn leven pastoor in Beringen.

 

1726, 29.07. Folio 424

Jan Golben en Guilliam Golben releveren de goederen die op hen zijn gedevolveerd na de dood van Jan Puttceijs en Marie Hermans beiden zaliger.

 

1726, 29.07. Folio 425

Christiaen Reijnders en Jan Commers met hun medeconsorten releveren na de dood van hun grootvader Peeter Reijnders zaliger een perceel land genaamd “het Stall Block”, palend O. de straat, W. Bartholomeus Huveners.

 

1726, 21.09. Folio 426

Renier Daniels en consorten releveren na de dood van Jan Hueveneers en Marie (Vanden) Eerdewegh, hun ouders beiden zaliger, de Loonse goederen die op hen verstorven zijn.

 

1726, 21.09. Folio 426

Aert Stessens releveert de Loonse goederen vanwege zijn beide overleden ouders verstorven.

 

1726, 24.10. Folio 432

Antoen Suers draagt tot behoef van Magriet Capts een perceel land op dat gelegen is in Stall. Het paalt O. Hendrick Geerts en W. en N. de heerbaan, Z. Jan Thijs. Verkocht voor 435 gulden BBL, lijcoop een half ton bier, 15 gulden tot een kermisse. Goed enkel belast met cijns en dorpslasten. Magriet Carts is ter gichte gekomen.

 

1726, 24.10. Folio 433

Anna Maria Weijen releveert na de dood van Appolonia Motte en Hendrick Weijen, beide haar ouders zaliger, een perceel bloeck genaamd “den Meijgoer”, palend O. de erfgenamen Peeter Smets, W. de Coorselse schans, Z. s’ heeren straet, N. Peeter Smets erfgenamen.