§4.5 Spelling opdracht 1.2

Vul in

Noteer van het werkwoord tussen haakjes het voltooid deelwoord en noteer van de zelfstandige naamwoorden tussen haakjes het verkleinwoord. Pak je boek er ook bij.
a Soms worden () wat onhandig .
b Een ‘’ wordt vaak niet zo belangrijk .
c Maar met een ‘’ wordt iets minder erg .
d Een ‘()’ wordt niet snel serieus ().
e Terwijl een ‘()’ en een ‘()’ als schattig worden
().
f En ‘()’ is niet altijd positief (bedoeld).
g Over een () moet dus goed worden ()!