Rond 1440 wijkt de middeleeuwse gouden ondergrond definitief voor een achtergrond met landschap, die getuigt van zijn gevoel voor ruimte en vlakte, dat in zijn latere fresco's steeds duidelijker merkbaar wordt.
Er spreekt een gevoel van kracht uit zijn werken, een gevoel van eigenwaarde. Men nam geen genoegen meer met alleen maar het hiernamaals, maar begon de aarde als belangrijk te zien.