Windsurfen

De geschiedenis van windsurfen

Windsurfen werd 'uitgevonden' in 1969 door twee Amerikanen, Jim Drake en Hoyle Schweitzer. Hun bedoeling was om een zeil op een surfplank te plaatsen zodat het zeil wind zou vangen en vooruit zou gaan. Het was eenvoudiger dan de zeilsport, omdat de plank en het tuig veel makkelijker te vervoeren waren. In de jaren 70 kwam het in de VS tot bloei. En in de jaren 80 werd deze sport verspreid over de hele wereld. Hoewel het materiaal in de beginperiodes heel zwaar en onhandig was, werd het vanaf die tijd snel een zeer populaire watersport. 

De surfplank

Je hebt verschillende typen windsurfplanken, voor ieder onderdeel is een aparte shape nodig. Een van de belangrijkste dingen aan de plank is het volume of drijfvermogen. Meer drijfvermogen is stabieler en zorgt ervoor dat de plank eerder planeert, nadeel is dat de plank bij hardere wind 'te groot' wordt en vaak letterlijk gaat opstijgen. Kleiner volume is geschikt voor de hardere dagen en gevorderde surfers en kinderen. 150L drijfvermogen betekent dat de plank 150 kilogram kan dragen, om het benodigde volume te bepalen om te blijven drijven tel je je eigen gewicht op bij dat van je tuigage (grofweg 10-15KG) plus 15-20L maar dit verschilt ook door je niveau en het type plank. Voor freestyle en formula heb je altijd al een groter formaat van plank nodig dan voor wave en slalom. Beginners varen meestal met planken van meer dan 150 liter en brede planken. Behalve het volume is ook de breedte van de plank belangrijk. Hoe breder de plank, hoe meer stabiliteit. De kern van de plank bestaat uit schuim, de huid bestaat uit in een vorm geblazen polyetheen of een samenstelling van materialen. Elke plank heeft een vin (ook wel een skeg genoemd). Zonder de vin zou de plank geen koers houden en zou de tail (de achterkant van de plank) slippen. Vinnen kunnen vervaardigd worden van koolstofvezel, van verstevigd fiberglas of een combinatie hiervan. In de loop van de jaren zijn er verschillende vinbox-types verschenen, de meest gebruikte types zijn: Powerbox (1 bout, niet verstelbaar), US-Box (1 bout, verstelbaar) en Tuttlebox (2 bouten, niet verstelbaar). Vinnen zijn er in vele soorten en maten.

Het zeil

Surfzeilen zijn opgebouwd uit banen zeildoek die aan elkaar worden geplakt en genaaid. Ze worden gemaakt van een combinatie van monofilm (dunne laag doorzichtig pvc) en gekleurd dacron (geweven polyester). Tegenwoordig wordt er ook al x-ply gebruikt voor extra stevigheid. Het zeil wordt ondersteund door roeden van fiberglas, zeillatten genoemd, die worden bevestigd in nauwsluitende lattenzakjes. De zeillatten zorgen voor het profiel van het zeil. Vaak worden kevlar en/of dynema draden gebruikt om het zeil te verstevigen (bepantseren). Dit gebeurt vooral bij zeilen die veel te verduren krijgen (zoals zeilen die gebruikt worden om op zee te gebruiken). Bij deze zeilen komt het ook voor dat er andere monofilmachtige (maar veel stevigere) materialen gebruikt worden, zoals X-ply etc. De zeilkeuze wordt bepaald door het lichaamsgewicht, de vaardigheid van de surfer, windomstandigheden en bovenal door de discipline (wavers en freestylers gebruiken veel kleinere zeilen dan bijvoorbeeld slalommers of Formula-riders). Hoe zwaarder de surfer is, hoe meer zeil hij nodig heeft om gebruik te maken van de wind, en hoe groter de windsnelheid, hoe kleiner het benodigde zeil. Met de windsnelheid zal namelijk ook de kracht op het zeil toenemen, waardoor meer inspanning en techniek nodig is om het onder controle te houden.

De mast en de giek

Tegenwoordig bestaan de meeste masten uit twee gedeelten, zodat ze makkelijk kunnen worden opgeborgen. In de meeste gevallen zijn ze gemaakt van epoxyfiberglas met een variƫrend koolstofgehalte. Hoe hoger het koolstofgehalte van de mast, des te hoger de reactiesnelheid en des te sneller het profiel van het zeil hersteld is na een windvlaag. Daarnaast is een mast met een hoger koolstofgehalte vaak lichter dan een mast met enkel epoxyfiberglas. Om deze redenen geven de meeste surfers de voorkeur aan een mast met een hoger koolstofgehalte, maar helaas wordt de mast dan ook duurder. Daarnaast zijn masten met veel koolstof vaak kwetsbaarder. Om dit probleem tegen te gaan heeft men een aantal jaren geleden de RDM (Reduced Diameter Mast) ontwikkeld. De mast heeft een kleinere (reduced) diameter, waardoor de mastdikte groter kan zijn bij hetzelfde gewicht (en dus stijver).