... Het mummificatieproces ...
De balsemers werkten buiten de dorpen aan de Nijl of aan een van de irrigatiekanalen die daarop uitkwamen. Voor het wassen van het lichaam was namelijk een grote hoeveelheid water nodig. Vondsten van plantenresten, die toevallig aan de mummies bleven hangen, tonen aan dat het balsemen in de open lucht geschiedde. Het lichaam werd op een houten of stenen tafel gelegd, die aan weerskanten was versierd met de gestalte van een leeuw. Voor een koninklijke balseming werden tafels van kostbaarder materiaal gebruikt.
De balsemers begonnen hun werk aan het hoofd van het lijk, door de schedel te ontdoen van de hersenen met behulp van haken. Deze haken zijn van brons en ze zijn ongeveer 40 cm lang. Het uiteinde van het instrument kon verschillend gevormd zijn: puntig, gekromd of opgerold. Vermoedelijk werkte een balsemer met een hele set van dergelijke haken. De hersenen werden echter niet altijd via de neus verwijderd, maar ook dikwijls door een gat in het achterhoofd van de schedel. Als de hersenpan leeg was werd er een harsachtige vloeistof in gegoten. Door verhitting werden de stoffen vloeibaar gemaakt. Hierna goot men ze in de schedel, waar ze vervolgens weer stolden. Na de behandeling van het hoofd was de romp aan de beurt en de balsemers openden de buikholte. De snede in de buikwand vond altijd links, boven het bekken plaats. De verwijderde ingewanden, de longen, de lever de maag en de darmen werden door de balsemers apart geconserveerd en in linnen doeken gewikkeld. Vervolgens deden zij de organen in een van de vier zogeheten canopen (zie foto), een speciaal soort kruiken die werden bijgezet in het graf, naast de mummie.
Voor de magische bescherming van de ingewanden waren vier speciale goden verantwoordelijk, de zogeheten Horus-zonen. Een van hen had een menselijke gedaante, een andere had de gedaante van een valk, nog een andere had de gedaante van een aap en de laatste werd voorgesteld als een jakhals.
In tegenstelling tot de andere organen lieten de balsemers het hart van de overledene in het lichaam zitten, of ze legden het er later weer in. Voor Egyptenaren was het hart het centrum van het verstand en de emoties. Het werd als bepalend beschouwd voor de individualiteit van ieder mens en moest in het lichaam blijven. Volgens de religieuze denkbeelden van die tijd kon het ook worden vervangen door een hartscarabee (zie foto), een magisch vervangend hart.
De volgende cruciale stap bij het balsemen van het lichaam was de behandeling met natriumzout. Natriumzout onttrekt het vocht aan het lichaamsweefsel en droogt het uit, waardoor het weefsel geconserveerd blijft. Deze behandeling met natriumzout duurde ongeveer 35 tot 40 dagen. Daarna was het weefsel uitgedroogd en teerde het niet verder weg. Om het lichaam er zo levensecht mogelijk uit te laten zien, dienden de van organen ontdane borst- en buikholte weer te worden opgevuld. Hiervoor werd meestal linnen of zaagsel gebruikt, incidenteel ook het slik van de Nijl of aromatisch geurende mossoorten. Vervolgens werd de snede in de buikwand van de dode na het opvullen weer dichtgenaaid. Dit werd echter slechts bij hoge uitzondering gedaan. Meestal sloten de balsemers de snede weer af met wat linnen of een plakkaat van was, bij koninklijke personen soms ook met een dun laagje bladgoud.