Iets over de techniek van het materiaal.
  Vragen die je vaak als springer van niet-springers te horen krijgt zijn:
"Wat doe je nou als je aan het touwtje trekt en hij gaat niet open?"
"Heb je weleens gehad dat hij niet goed open ging?"
"Is zeker slecht voor je rug al die harde landingen he?"
"En kun je dan wel een beetje sturen onder die parachute?"


Parachutespringen is een elitaire sport die daardoor onbekend is bij het grote publiek. Elitair doordat weinig mensen het doen, het veel geld kost en je er grote angsten voor moet overwinnen. Door gebrekkige communicatie tussen de sport en de media en het hebben van weinig prioriteit in de media doordat het slechts weinigen echt interesseerd, hebben veel mensen nog ideëen die terug gaan tot WOII voor wat betreft parachutespringen. Sinds die tijd is er een ware vlucht geweest in de ontwikkeling van materiaal. (Zie ook de geschiedenis van het parachutespringen)

De huidige parachutes zijn zeer goed bestuurbare en wendbare rechthoekige parachutes waarmee je bijna overal kunt landen waar je wilt. De parachutes zijn van hoogwaardige kunststoffen gemaakt en het spontaan kapotscheuren van een parachute is zeldzaam.
Deze parachutes gaan over het algemeen rustig en goed open, gemiddeld eens op de 500 sprongen gaat een parachute niet goed open. Wie dus lang springt komt vanzelf aan de beurt. (lees ook: is parachutespringen gevaarlijk?) Dan is er een tweede (en laatste) exemplaar die nagenoeg identiek is. Deze wordt echter op een speciale manier gevouwen die extra zekerheid biedt. Beide parachutes zitten in een soort rugzak met geintegreerd harnassysteem (harnascontainersysteem) op de rug van de springer. Parachutesystemen variëren in gewicht van 7 kg (hele kleintjes) tot 24 kg (tandemparachutes). De gebruikte grootte van de parachute wordt vooral bepaald door het gewicht van de springer en de ervaring.

Het veelgevraagde "touwtje" waar je aan moet trekken bestaat nauwelijks nog en is alleen nog op verouderd leerlingen materiaal te vinden. Tegenwoordig hebben de meeste systemen een klein parachuutje, een zogenoemde pilotchute die in een pocket onder op het systeem zit (BOC Bottom Of Container). De springer trekt de pilotchute uit de pocket en laat deze los in de luchtstroom. De wind zal de pilotchute wegtrekken en deze trekt op zijn beurt de echte parachute eruit waar hij aan vastzit.

Als een parachute niet goed open gaat kan deze snel worden verwisseld voor een andere. Dit gebeurt door aan twee makkelijk toegangkelijke handles te trekken, een om de "foute" parachute los te koppelen, een om de reserve parachute te openen.
Als beide parachutes niet of te laat geopend worden door de springer zijn er tegenwoordig een aantal back-up systemen die ervoor zorgen dat er toch een parachute open gaat, een AAD (Atomatic Activation Device) geheten. Het komt tegenwoordig nagenoeg niet meer voor dat een springen zonder enige parachute te hebben gebruikt neerstort (lees hierover: risico's en foutmarges).

Met de huidige parachutes kun je bij juist gebruik "op eieren" landen. Het is dus niet langer een sport voor geharde kerels, maar mensen van alle typen lichaamsbouw. Met diezelfde parachutes is het echter ook mogelijk om dodelijk hard te landen bij foutief gebruik. Dit is de laatste jaren een toenemend probleem en de verantwoordelijke instanties waaronder de KnvvL proberen dit door middel van regelgeving en training onder controle te houden.

 


2 parachutes in 1 container op de rug.


Het balletje is het hedendaagse "touwtje", waarmee de pilotchute uit de pocket wordt getrokken.
Hij zit op de "BOC"


De Cypres is een betrouwbare en electronische AAD die sinds begin jaren '90 in gebruik is en vele levens heeft gered.