De meloen
Daar komt Janneke aan.
Ze draagt een ding.
Een groot rond ding.
Wat is dat? zegt Jip.
Een meloen, zegt Janneke. Voor jou.
Ik lust geen meloen, zegt Jip. Neem het
maar weer mee.
Janneke zet de meloen neer en ze kijkt sip.
Maar moeder zegt: Hee Jip, dat is niet aardig.
Alsje een meloen krijgt, moet je zeggen:
0, wat lekker, dankje wel.
Maar ik vind het niet lekker, zegt Jip.
Je hebt het nog nooit gegeten, zegt moeder.
Je weet er niks van.
En moeder snijdt de meloen open.
Jip en Janneke krijgen ieder een partje.
Met veel suiker erop.
En met een lepeltje.
Jip proeft.
Ik vind het toch lekker, zegt hij.
Ik vind het ook lekker, zegt Janneke.
Zie je wel, zegt moeder.
Heb je 't op? Dan maken we van de
schillen bootjes.
Kijk, met een mast en een zeil.
En die pitjes doen we erin.
Dat zijn mannetjes.
Het zijn mooie bootjes. Maar ze kunnen
niet in het bad varen.
Dan zinken ze.
Ms ik een pit plant, komt er dan een
meloenboom? vraagt Jip.
Probeer het maar, zegt moeder.
Jip plant de pit.
En hij gaat iedere dag kijken of er een boom komt.