Water in verschillende vormen.
Je hebt misschien al gemerkt dat water niet altijd zomaar water is.
Water bestaat uit kleine waterdeeltjes.
Die waterdeeltjes kunnen meestal goed bewegen.
Water kan vloeien en is dus vloeibaar.
Je kan het water uitgieten, drinken, je ermee wassen, afwassen, erin zwemmen, ...
Andere voorbeelden van water in een vloeibare vorm zijn water uit de kraan, een rivier, een zee, regen, ...
Als het kouder wordt, gaan de deeltjes elkaar stevig vasthouden.
Als je water bijvoorbeeld in de diepvries stopt, dan bevriest het.
Zo ontstaat vast water, zoals ijs, sneeuw, hagel, waterijsjes, ...
Het water heeft dus een vaste vorm.
Als water verwarmd wordt, gaan de deeltjes elkaar loslaten en ze vliegen weg.
Zet je water bijvoorbeeld op een kookplaat dan wordt het natuurlijk warm.
Het wordt zelfs zo warm dat het kookt en verdampt.
Het water verandert in een gas en zo ontstaat waterdamp.
Die damp is gasvormig.
Voorbeelden van water in een gasvormige toestand zijn damp bij een tas thee, koffie of soep, damp in de badkamer, damp uit een kookpot, ...
Water kan dus verschillende vormen aannemen.
Deze vormen worden de drie toestanden van water genoemd (vast, vloeibaar en gasvormig).