Het einde
Vreemd pizzicato van verre guitaren,
Hoorden we buiten reeds de vogels zingen -
De zon kwam door de kieren van de zware
Gordijnen in de stille kamer dringen.
Maar ons gezicht en alle dingen hingen
Nog in `t vermoeide licht der kandelaren -
En tusschen ons, als groote spoken, gingen
Waanzin van woorden, wanhoop van gebaren.
Dit was het einde van den laatsten nacht.
De zon viel strak door `t raam. Tegen het glas
Leunde ik mijn voorhoofd - jij, achter mij, rilde
Wat tusschen ons bestond, werd omgebracht.
Laten we niet meer denken aan wat was.
God heeft met ons gedaan wat hij doen wilde.
Martinus Nijhoff.
|
|